10 Opwarming in de steden

Aan de orde is het dertigledendebat over de opwarming in steden. 

De voorzitter:

Dit debat is aangevraagd door mevrouw Van Veldhoven van D66 en ik geef haar daarom als eerste het woord. Terwijl zij naar het spreekgestoelte loopt, heet ik de staatssecretaris van I en M van harte welkom. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Volgens mij ging een van de laatste debatten voor het reces over het klimaat en het eerste debat in deze nieuwe periode na het reces gaat weer over het klimaat. Dit debat komt wel op een wrang moment. Ik noem de overstromingen in Bangladesh, India en Nepal door hevige regenval. De miljoenenstad Houston is getroffen door de orkaan Harvey en we weten ook allemaal datIrma onze eigen Bovenwindse Eilanden nadert. Extreme weersomstandigheden kunnen dorpen, steden en zelfs complete landen verrassen, met alle gevolgen van dien. Ook in Nederland hebben we daar natuurlijk ooit een dure prijs voor betaald én maatregelen genomen. Een deltaplan gericht op het voorkomen en managen van risico's en beide zijn cruciaal, ook in de context van de klimaatverandering. We spreken heel erg veel met elkaar in deze Kamer over hoe we voorkomen dat die klimaatverandering plaatsvindt, maar het is ook belangrijk dat we met elkaar kijken naar de effecten die we nu al zien en dat we ervoor zorgen dat we er goed mee omgaan. 

Hitte heeft een effect op dichtbevolkte steden. Ik noem de gezondheid van ouderen en andere kwetsbare groepen, hogere luchtverontreiniging, afnemende arbeidsprestaties en uitval door ziekten. Dat zijn geen geringe effecten. We zijn dan ook blij met de brief van de staatssecretaris, want die laat zien dat de problemen serieus genomen worden. Er gebeurt al een hoop en het is heel goed dat de staatssecretaris in haar brief een aantal van die punten bijeen heeft gebracht. Ik heb een aantal aanvullende vragen voor haar. Ik besef heel erg goed dat het vooral vragen zijn die wellicht de komende maanden tot verdere uitwerking zullen leiden in plaats van tot nieuwe concrete beslissingen in de laatste dagen van dit demissionaire kabinet. 

Samenwerken. Er ligt een mooi programma, de City Deal Klimaatadaptatie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wat de voortgang is en hoe we dit breder kunnen trekken in Nederland. 

Dan de bouwregelgeving. Wat is er nodig in de bouwregelgeving om klimaatadaptatie structureel onderdeel te kunnen maken van het nationale bouwbeleid en welke ruimte hebben gemeenten om maatregelen te nemen? Met een steeds meer verdichtende stad — ik geloof dat er de komende tien jaar een miljoen mensen meer naar de steden trekken — is dat een extra grote uitdaging. Hebben onze gemeenten daarvoor de instrumenten? 

Dan de Omgevingswet. Tijdens de behandeling daarvan heeft D66 er altijd voor gepleit dat die wet echt klimaatproof moet zijn. Zitten daar voldoende instrumenten in om ook de steden te helpen bij hun eigen afwegingen om die stad klimaatneutraal of klimaatready te maken in hun ruimtelijkeordeningsbeleid? 

En dan kennisontwikkeling. Wordt klimaatadaptatie in Nederland ook een onderwerp van het expertisecentrum klimaatadaptatie dat zich in Nederland gaat vestigen? Hoe kunnen we de kennis die we nu opdoen ook uitwisselen met andere landen die met vergelijkbare opgaven worstelen en hoe kunnen wij ook van hen leren? 

Ten slotte. Een aantal oud-collega's van de Partij van de Arbeid heeft een aantal interessante suggesties gedaan voor groen in en rondom de stad. We hebben de notitie Groen en Water. Ik zou van de staatssecretaris willen weten of daar nog punten in staan die zij nog verder gaat uitwerken. 

En dan helemaal ten slotte. Hitte, koelen en benutten is natuurlijk ook iets waar Economische Zaken heel erg mee bezig is in het kader van de energietransitie. Worden ook daar de juiste links gelegd? 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Veldhoven. Dan is nu het woord aan de tweede spreker en dat is de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren. 

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. Dank aan de staatsecretaris voor de brief van 25 augustus jongstleden over hittestress, waaruit blijkt dat zij goed op de hoogte is van de brede variëteit aan problemen die ontstaan nu de hitte in de steden steeds meer toeneemt. Deze problemen raken in een stroomversnelling wanneer een stedelijke omgeving haar groen verliest. Je zou dus verwachten dat gezien alle voordelen van groen, dat groen in de steden ook toeneemt, maar dat lijkt niet het geval te zijn als je de luchtfoto's bestudeert. Het is dus opmerkelijk dat er relatief weinig wordt gedaan om groen in de stad te behouden en verder te bevorderen. Volgens het Wereldrampenrapport van het Rode Kruis was de hittegolf in Frankrijk in 2015 met meer dan 3.000 doden de op een na dodelijkste natuurramp van dat jaar. Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat "hittestress een effect is dat al op korte termijn zeer grote gevolgen heeft voor de mens". De noodzaak tot handelen is dus groot. In de Nationale klimaatadaptatiestrategie van 2016 lezen we echter dat op alle bestuursniveaus weinig aandacht wordt besteed aan hittestress. Dat is vrij bijzonder. Ook in de Tussentijdse Evaluatie Ruimtelijke Adaptatie van januari 2017 valt op pagina 3 te lezen dat de breed gedragen mening is dat er een tandje bij moet. Dit leidt tot mijn eerste vragen. Deelt de staatssecretaris de mening dat er meer moet gebeuren? En kan de staatssecretaris toezeggen dat hittestress een prominentere plek krijgt in het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie? 

In de Nationale klimaatadaptiestrategie 2016 valt ook te lezen dat een maatregel als vergroening als lastige zaak wordt gezien, vanwege — en nu komt het — andere doelen. Groen is dus belangrijk, maar vanwege andere doelen is het lastig. Daarmee kom ik op de volgende vraag. Kan de staatssecretaris een korte reflectie geven op wat die andere doelen dan zijn en hoe zij de prioritering van die andere doelen ziet? In mijn tweede termijn kom ik daar dan eventueel op terug met een motie. 

Tot slot is het nogal een conclusie die valt te lezen op pagina 4 van hetzelfde tussentijdse rapport. Die conclusie is namelijk dat de vergroening die nu wordt gerealiseerd tot stand komt ondanks de institutionele kaders in plaats van dankzij de institutionele kaders. Je hoopt natuurlijk dat die kaders helpen, maar de conclusie is dat ze niet helpen. Ik krijg van de staatssecretaris dus graag een reactie daarop en een korte reflectie op de negen aanbevelingen die hier staan. Is zij voornemens deze over te nemen? 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Dijkstra van de VVD een vraag voor u heeft, dus blijf nog even staan. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik hoor de heer Van Raan over kaders praten. Dat is natuurlijk altijd handig, zeker als je beleid maakt. Maar wil hij het echt vastleggen in regelgeving, in bepaalde percentages groen of iets dergelijks? Of zegt hij: het moet toch maatwerk zijn, waarbij de steden en dorpen zelf hun verantwoordelijkheid kunnen nemen? 

De heer Van Raan (PvdD):

Dank voor de vraag. Wij zijn niet een partij die zegt dat je vanuit de overheid dwingend moet voorschrijven wat het percentage groen in de stad Groningen of in Heerlen moet zijn. Maar je zou wel kunnen zeggen: als de conclusie is dat de kaders ontbreken, knellend zijn of niet werken, dan kun je op nationaal niveau natuurlijk wel eens kijken wat we kunnen doen om de lagere overheden in het algemeen te helpen. En daar kunnen best wel dwingende dingen in staan. Zorg nu bijvoorbeeld dat de andere doelen die genoemd worden helder zijn in een afwegingskader. Dat kun je natuurlijk verplichtend opleggen, zodat de lagere overheden of de regio's een doelenboom moeten afleggen en een prioritering moeten aangeven. Dat kun je dwingend opleggen zonder dat jij zegt wat de prioritering moet zijn. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat is een vrij ingewikkeld antwoord, maar dan is het toch meer een kwestie van bewustwording en informatieverstrekking? Dan is het toch meer een soort checklist waar de heer Van Raan op doelt, in plaats van dat je vanuit Den Haag gaat zeggen wat goed is in Heerlen of in die andere stad die hij noemde? 

De heer Van Raan (PvdD):

Ik denk dat de vraagsteller de rapporten misschien toch niet helemaal goed gelezen heeft. Die staan namelijk vol met aanbevelingen dat checklists, aanbevelingen en vrijblijvendheid voldoende zouden moeten zijn. Dat is niet zo. Om vanuit Den Haag dan weer te komen met een vrijblijvend "maak eens een checklistje'', lijkt ons niet zo handig, en de vragensteller waarschijnlijk ook niet. 

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Het is een beetje een vreemd debat. Het kabinet is demissionair. Behalve de ChristenUnie doen alle partijen die nu praten over de vorming van een nieuw kabinet, mee aan dit debat. Mevrouw Van Veldhoven, aanvrager van dit debat en ook lid van onderhandelende partij D66, wil spreken over de hitte in de stad. Door te spreken over de hitte in de stad bestaat het risico dat net ook werd aangehaald, het risico dat we daarbij treden in de autonomie van gemeenten. De gemeenteraden en de colleges weten beter dan wij hier in Den Haag wat voor maatregelen in hun stad genomen moeten worden. Naar mijn mening zitten zij niet te wachten op zaken die worden opgelegd vanuit het grote Den Haag. Net zo goed zouden burgers meer invloed moeten krijgen dan ze nu hebben op besluiten die zij in het kader van de overgang naar hernieuwbare energie over zich heen gestort krijgen. 

De opwarming van de aarde moeten we samen oppakken, want er is iets aan de hand in de wereld. Of we het er nou wel of niet mee eens zijn, wij zijn het begin van de oplossing. Dan gaat het over de bijdrage aan het oplossen van het klimaatprobleem. Zomaar een aantal berichten: overstromingen in India, Bangladesh en Nepal, de orkaan Harvey in Houston. Mevrouw Van Veldhoven noemde die ook al. De ijskappen op Groenland en Antarctica smelten sneller dan ooit. Ik word daar een beetje stil van. Ons kleine land met een inwoneraantal van meer dan 17 miljoen en nog veel meer dieren heeft in alle opzichten veel te verliezen. Een groot deel van ons land leeft immers onder zeeniveau. 

Volgens de SP kunnen we niet langer tijd verspillen. Het is tijd om besluiten te nemen en werkelijk dingen te gaan doen. Natuurlijk is er de afgelopen jaren ingezet op een Deltaprogramma en krijgt dat op Prinsjesdag een vervolg met het onderdeel Ruimtelijke adaptatie. Maar we moeten voorkomen dat het papier geduldig is en dat het alleen op papier allemaal klopt. We zullen alles op alles moeten zetten. We moeten bijvoorbeeld niet alleen praten over het sluiten van kolencentrales. Maakt een wet tot het sluiten van alle kolencentrales deel uit van de coalitiebesprekingen? Stoppen we met het uitverkopen van onze bedrijven, zodat Eneco, die het goed doet op het gebied van duurzaamheid, niet wordt verkocht aan de hoogste bieder? Nemen we onze verantwoordelijkheid wanneer het aankomt op maatregelen die de uitstoot van CO2 verminderen? Durven we het aan om veengebieden te vernatten, waarmee we alleen al 3% tot 4% van de Nederlandse uitstoot van CO2 per jaar gaan pakken? Laten we niet alleen waterbergingen als in Rotterdam als oplossing zien voor heel veel water bergen binnen korte tijd, maar laten we bijvoorbeeld ook de verhitting van steden aanpakken met oplossingen uit het verleden, zoals smalle straten met weelderige plantengroei. De koele schaduw van een plantendek laat de luchttemperatuur meteen al een aantal graden dalen. Maar ook: tegels eruit en planten erin. Ik hoop dat we gaan stoppen met de puur economische benadering van de wereld om ons heen. Het is tijd om door te pakken met waar nodig onorthodoxe maatregelen. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Klimaatverandering is een wereldwijd probleem. Wij hebben daar ook mee te maken. We zien rampen ver van huis, maar we krijgen zelf ook steeds vaker te maken met zware regenval of oplopende temperaturen in onze eigen leefomgeving. Dit debat gaat over hittestress, het feit dat steden sneller opwarmen dan het platteland, met soms wel temperatuurverschillen van 10°C. Dat heeft gevolgen zoals extra kosten en extra energieverbruik. Denk aan de airconditioning die moet draaien. Een ander gevolg is verminderde arbeidsproductiviteit, want je gaat liever wat anders doen en je bent minder productief. Er zijn meer ziekten en zelfs sterfgevallen. We moeten onze steden dus ook leefbaar houden. Iedereen wil immers prettig wonen en leven, met zo min mogelijk risico's. 

Zoals aangegeven is klimaatverandering mondiaal een groot probleem. Aanpassing daaraan zal dus ook een inspanning vergen, maar dan moeten we niet met maatregelen komen zoals een stoeptegeltaks, die voorgesteld wordt door een wethouder in het Brabantse Aalburg. Met dat soort voorstellen ontneem je juist het draagvlak voor klimaatadaptatie, wat veel breder is dan dat. Juist dat draagvlak houden is onmisbaar om deze opgave aan te pakken. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. 

We hebben een uitdaging om de negatieve effecten van hitte en overlast op onze samenleving te voorkomen. Dit kabinet heeft bepaald niet stilgezeten. Met het Deltaprogramma wordt jaarlijks 1 miljard geïnvesteerd. Met nieuwe waterveiligheidsnormen zorgen we ervoor dat we op langere termijn droge voeten houden. Dat is uniek in de wereld. Onze kennis en creativiteit zijn enorm en de halve wereld kijkt naar ons, van de VS tot aan Bangladesh. We doen het ook met het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, dat met Prinsjesdag komt, met de Nationale klimaatadaptatiestrategie en met uitvoeringsplannen. De brief van het kabinet is helder en toont hoe we klimaatadaptatie integraal en breed kunnen oppakken. 

Naast deze grote projecten is het ook verstandig dat de steden zichzelf lokaal wapenen tegen hitte en hevige buien, beginnend met het vergroten van bewustwording. Steden en bewoners zijn daarbij primair zelf aan zet. Soms zijn relatief simpele oplossingen mogelijk met een beetje gezond verstand, zodat de ruimtelijke ordening kan worden aangepast. Denk aan een speeltuin met waterdoorlatende tegels, groene daken voor berging, pleinen die groener zijn, koelte, waterpleinen zoals in Rotterdam waar overtollig water tijdelijk wordt opgeslagen, wadi's, het gebruik van lichte stenen zoals ze in Zuid-Europa al eeuwenlang doen, smalle steegjes waar de tocht doorheen kan met schaduw, een frisse bries en heel veel groen vooral. Dus slimmer ... 

De voorzitter:

Mijnheer Dijkstra, de heer Van Raan heeft een vraag of een interruptie. 

De heer Van Raan (PvdD):

Ik ben blij de heer Dijkstra te horen zeggen "veel groen vooral". Het was weliswaar in een soort bijzin, maar hij zei toch "veel groen". Maar dat is mijn vraag niet. Hij zet in op dingen die er allemaal al zijn en hij pleit voor bewustwording. Dat kan ik met hem delen. Deelt hij de conclusie in de rapportage Tussentijdse Evaluatie dat er een breed gedragen mening is dat er een tandje bij moet, dus dat er meer moet gebeuren dan er nu al gebeurt? Deelt hij die conclusie uit dat rapport? 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Over welk rapport hebben we het nu? 

De heer Van Raan (PvdD):

Dat is het rapport Tussentijdse Evaluatie Ruimtelijke Adaptie van januari 2017. Men heeft de NAS 2016 geëvalueerd, met veel partijen gesproken en gezegd: allemaal hartstikke goed, maar er moet veel meer gebeuren. Deelt de heer Dijkstra die conclusie? 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het is handig dat de bewustwording groeit. Daarom hebben we dit debat ook. Als je iets doet in je stad, geef je de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn dan de mogelijkheid om slimme dingen te doen. Ik heb een aantal voorbeelden van slimme dingen gegeven. Hoe meer mensen weten van dit soort oplossingen, hoe beter. Het gaat daarbij om een win-winsituatie: er is groen in je buurt, je kunt gewoon lekker wonen en leven en tegelijkertijd voorkom je al dit soort excessen. Ik denk dat dat een goede zaak is. Is dat een tandje erbij? Ja, qua bewustwording zeker. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Raan, u bent nog niet overtuigd. 

De heer Van Raan (PvdD):

Nee, want de heer Dijkstra herhaalt wat hij eerder al zei. Ik hoor hem wel zeggen dat er een tandje bij moet. Dat is misschien niet zozeer de bewustwording van de burgers die hij bepleit als de bewustwording van de heer Dijkstra zelf. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Bewustwording van iedereen. We hebben dit debat op een wat later tijdstip, dus de aandacht ervoor zal wat minder zijn. Bewustwording betekent dat je in je omgeving rekening houdt met excessief water, dat je bij de bouw van woningen of van een nieuwbouwwijk als bestuurder rekening houdt met: hoe zit het met de zon, de waterberging, de doorstroming, de luchtkwaliteit en dergelijke. Verzamel en bundel alle mooie voorbeelden die we op lokaal niveau al hebben en leg ze met Prinsjesdag neer in de nieuwe adaptatiestrategie, zodat iedereen er kennis van kan nemen. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Als dat een tandje erbij is, dan is dat een tandje erbij. 

De voorzitter:

Oké, u kunt uw betoog vervolgen, mijnheer Dijkstra. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dus slimmer en zo veel mogelijk integraal. Ik heb een aantal voorbeelden gegeven. 

Kennisinstituten zoals het KNMI, wereldwijd vermaard, kunnen samen met het bedrijfsleven bekijken wat die oplossingen zijn. Zij hebben data en kunnen samen bekijken waar de risico's zitten en wat de oplossingen zijn. Ook nu is mijn vraag of er meer samenwerking mogelijk is, waarbij bijvoorbeeld deze weerkennis voor early warning wordt ingezet en beter kan worden benut. Onze opdracht is om met onze kennisinstituten, met bedrijven en met overheden samen te werken aan die adaptatie en schade te voorkomen. 

Ik heb nog twee vragen. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris daarvoor? Is zij het met de VVD eens dat juist bedrijven hierin een goede adviserende of uitvoerende rol kunnen spelen en wat kan zij doen om dat te bevorderen? 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Dijkstra. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger en zij voert het woord namens GroenLinks. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. In de afgelopen week hebben we kunnen zien hoe klimaatverandering eruitziet. De Verenigde Staten, Bangladesh en het Caribisch gebied worden geteisterd door stormen waarvan wetenschappers zeggen dat de hevigheid veroorzaakt wordt door klimaatverandering. Het is geen verre toekomst meer. Het is hier en nu. Daarom hoog tijd dat we naast een discussie over hoe klimaatverandering tegen te gaan, ook met urgentie spreken over de gevolgen van klimaatverandering. Vanavond spreken we hier over hittestress in steden, volgens onderzoek van de VU een groot probleem. 

Uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat er nog weinig voorbereidingen getroffen zijn, vooral wat betreft de ruimtelijke maatregelen om hittestress tegen te gaan. Veel van het beleid met betrekking tot klimaatadaptie is gericht op water, wat heel logisch is in ons land. Wat GroenLinks betreft komt daarnaast ook meer aandacht voor de rol van groen. Dat geldt mondiaal, met het tegengaan van ontbossing en het herstellen van natuur, maar zeker ook lokaal. Het meest effectief voor het voorkomen van hitte in de stad zijn maatregelen voor meer groen, bijvoorbeeld door het planten van bomen, het ontstraten, maar ook door middel van groene daken en groene gevels. Hier moet de rijksoverheid meer richting aan geven. De uitvoering ligt uiteraard bij steden, maar vanuit de rijksoverheid kunnen er richtlijnen komen voor groen in de stad. Een voorbeeld is schoolpleinen. Kan er een landelijke richtlijn komen voor groen op schoolpleinen? Maar ook andere openbare plekken, zoals parkeerterreinen en sportvelden, kunnen vergroend. Vandaag kregen wij als commissie een onderzoek aangeboden waaruit bijvoorbeeld bleek dat natuurgras op sportvelden een sterker verkoelende werking heeft dan kunstgras. 

Ook is belangrijk om zo veel mogelijk groene daken en gevels te realiseren. Al in 2011 riep het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu op om groene daken op te nemen in het Bouwbesluit. Klopt het dat dit nog steeds niet gebeurd is? Waarom is dat niet gebeurd? Kunnen er belastingvoordelen komen voor groene daken en meer groen in de stad, bijvoorbeeld door een uitbreiding van de milieu-investeringsaftrek? Kunnen er landelijke normen hiervoor worden opgesteld? In bijvoorbeeld Frankrijk is het voor nieuwe kantoorgebouwen al verplicht om groene daken te hebben. Kunnen wij dat voorbeeld volgen? 

De overheid zelf moet natuurlijk ook het goede voorbeeld geven. Wat zijn de doelen met betrekking tot groene daken op gebouwen van de rijksoverheid? Waarom heeft niet elk gebouw van de overheid een groen dak of een groene gevel? 

Afsluitend. Groen in de stad heeft vele voordelen. Goed voor de gezondheid, goed voor de leefbaarheid, goed voor de natuur en de biodiversiteit, en goed voor het klimaat. Ik ben benieuwd welke maatregelen de staatssecretaris voor ogen heeft om groen in de stad te stimuleren. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik hoor GroenLinks vaak over dit soort mooie groene daken. Ik ben ook voor groene daken, maar je moet wel kijken of het kan of niet. Volgens mij heeft GroenLinks haar hoofdkantoor in Utrecht. Hoe duurzaam is dat gebouw? Ligt er al sedum op het dak? 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik moet u heel eerlijk het antwoord schuldig blijven, maar ik kom er op terug. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Graag, want idealisme is goed, maar verplichtingen ondermijnen misschien weer dat draagvlak waar ik het over had. Dan krijg je dus dit soort excessen van verplichtingen op kantoren, terwijl dat natuurlijk niet overal kan. Ik denk dat je heel erg moet kijken naar maatwerk en lokaal die bevoegdheid daar moet houden waar die hoort. Is mevrouw Kröger dat met mij eens? 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik denk dat het belangrijk is dat we daken gaan zien als een openbare ruimte die benut kan worden voor energieopwekking, voor meer groen in de stad en voor wateropvang. Die functionaliteiten worden op dit moment te weinig in ogenschouw genomen. Er is natuurlijk ook een correlatie tussen zonnepanelen en groen op het dak. Zonnepanelen hebben meer rendement op een groen dak. Het is dus eigenlijk een win-winsituatie. De kans om daken te benutten wordt nu nog te weinig gepakt. Gezien de urgentie van klimaatverandering en -adaptatie moet je als overheid echt kijken hoe je daar meer sturend in op kunt treden. 

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Op 1 juni vroeg collega Van Veldhoven tijdens de regeling van werkzaamheden een debat aan over de opwarming van de steden. De regering noemt in haar brief van 25 augustus jongstleden verschillende aspecten. Aan de hand daarvan wil ik er een aantal langslopen. 

Over twee weken, op Prinsjesdag, ontvangen wij het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, als onderdeel van het Deltaprogramma 2018. De staatssecretaris belooft ons dat in dat Deltaplan de maatregelen staan die moeten zorgen voor het verminderen van de schade door wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen als gevolg van klimaatverandering. Dat moeten we maar even afwachten. Dat hittestress een serieus probleem is, is al langer bekend. Het zorgt voor meer ziekenhuisopnames en sterfgevallen. Het is slecht voor mens en dier. Nieuw is dat het voor steden een extra probleem is, door de zogenaamde hitte-eilandeffecten. Op bepaalde plekken kan het daardoor 5°C tot 10°C warmer worden dan op het platteland. Omdat dit relatief nieuw is, staat de aanpak van hittestress nog in de bestuurlijke en politieke kinderschoenen. We zijn benieuwd naar de resultaten van de impactprojecten die financieel worden ondersteund door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ik vraag daarom aan de staatssecretaris: is daar al iets over bekend? 

Het project Hitte koelen en benutten lijkt ons zeer interessant, want het gaat over het halen van energie uit oppervlaktewater, waarmee gebouwen kunnen worden verwarmd of gekoeld. Het project ontwikkeling instrument hittestress voor steden en dorpen in het landelijk gebied is ook interessant, want daarin wordt een regiospecifieke aanpak voorgestaan. De aanpak om via citydeals steden te vergroenen en daardoor te verkoelen lijkt ons ook prima. We vragen in het verlengde daarvan aandacht voor meer ruimte voor fietsers in de stad, conform de initiatiefnota van mijn voorganger Sander de Rouwe, en voor het feit dat de energietransitie ook impact heeft op de inrichting van de infrastructuur, met name ondergronds. Dat soort aspecten moet integraal en samenhangend bekeken worden. Belangrijk voor het CDA is de vraag wat de rol van het Rijk is. Dit is immers vooral een zaak van gemeenten en waterschappen. In onze visie is de rol van het Rijk vooral gelegen in het scheppen van kaders, waardoor gemeenten en waterschappen hun rol kunnen oppakken. Het Rijk heeft een rol ten aanzien van de bewustwording. Onze vraag aan de minister en de staatssecretaris is daarom of zij signalen hebben dat de gemeenten en waterschappen onvoldoende instrumenten hebben om dit aan te pakken. Hebben zij signalen dat gemeenten en waterschappen dit onvoldoende op het netvlies hebben? 

Ik heb tot slot nog één opmerking ten aanzien van het Rijksvastgoedbedrijf. De regering heeft daarbij wel een directe rol, zo denken wij. Met name ten aanzien van nieuwbouw van rijksvastgoed, maar ook renovatie daarvan, zou het Rijksvastgoedbedrijf met zijn Rijksbouwmeester toch een voorbeeldfunctie kunnen vervullen in de steden. Deelt de minister die gedachte en, zo ja, hoe kan aan die voorbeeldfunctie extra gestalte worden gegeven? 

Tot zover mijn inbreng in eerste termijn, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Ronnes, maar u mag nog even blijven staan, want de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren heeft een interruptie voor u. 

De heer Van Raan (PvdD):

Grappig genoeg sluiten we in dit verband best goed aan bij elkaar als het gaat om de kaders. Ik ben benieuwd of de spreker de kaders ziet als vrijblijvend, voorlichtend of dwingend. Kan hij kwalificeren wat die kaders zijn? 

De heer Ronnes (CDA):

We zullen moeten opletten dat we met het stellen van kaders niet weer regels over de muur gooien richting gemeenten, waardoor ze beknot worden in hun vrijheid om innovatief om te gaan met ontwikkelingen in de stad. Ik denk dat het beter is om die bewustwording aan te jagen en te zorgen dat gemeenten en waterschappen, maar ook de inwoners en projectontwikkelaars in steden de mindset krijgen om niet alleen integraal te kijken naar de voetafdruk van het gebouw, maar ook zeker om die omgeving mee te nemen. 

De heer Van Raan (PvdD):

Daar ben ik het mee eens, maar ik ben benieuwd wat het woord "kader" in dit verband betekent. Dat begrijp ik niet goed. Wat is dat dan, "een kader"? 

De heer Ronnes (CDA):

Dat betekent in ieder geval niet dat we de lokale overheden weer opzadelen met extra verplichtingen en regelgeving. Zojuist werd dit voorbeeld genoemd: gaan we verplichten om schoolpleinen op een bepaalde manier in te richten? Ik denk juist dat we de bewustwording bij de lokale overheden moeten neerleggen, maar dat zij zelf gaan over de inrichting van de schoolpleinen. We moeten die dialoog en die beweging in Nederland zover op orde hebben dat ook de lokale overheden echt inzien hoe belangrijk het is om bijvoorbeeld de zojuist genoemde groenelementen mee te nemen. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb een vraag over het rijksvastgoed. U geeft aan dat de overheid op dat punt echt een rol zou kunnen hebben ... 

De heer Ronnes (CDA):

Zeker! 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

... om ervoor te zorgen dat gebouwen die in opdracht van het Rijk worden gebouwd, klimaatbestendig zijn. U vraagt de staatssecretaris om ideeën daarover. Hebt u daar zelf ook ideeën over? 

De heer Ronnes (CDA):

Ik denk dat de attitude van het Rijk zou moeten zijn om bij forse investeringen in het onderhoud van gebouwen te kijken naar de omgeving van die gebouwen en te bekijken hoe het Rijk ervoor kan zorgen dat hittestress, waar we het vandaag over hebben, geminimaliseerd wordt. Je zult dat als Rijk niet weg kunnen nemen, maar je kunt wel je steentje bijdragen. Dat zal op sommige plekken beter gaan dan op andere, maar ik denk zeker dat je daar meer kunt doen dan tot op heden. Vandaar mijn vraag aan de staatssecretaris. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ziet u dan voor u dat we voor de Rijksgebouwendienst wel richtlijnen en duidelijke kaders hebben voor het aantal gebouwen die bijvoorbeeld met groene daken of met een andere wijze van klimaatadaptatie worden geleverd? 

De heer Ronnes (CDA):

Ik denk dat we op die manier al heel gedetailleerd zouden gaan benoemen hoe dit naar onze verwachting technisch wordt opgelost. Je kunt je ook voorstellen dat sommige gebouwen zich uitermate goed lenen voor bijvoorbeeld zonnepanelen. De vraag is of je in dakconstructies zomaar de combinatie kunt maken met groene daken. Dat laat ik dus graag over aan de technici die daar verstand van hebben. Ik denk dat het te dwingend is om hier al te definiëren hoe dat eruit moet zien. Ik zou graag van de secretaris horen hoe zij het Rijksvastgoedbedrijf ertoe denkt te bewegen om, misschien nog meer dan nu, die integrale gedachte van klimaatadaptatie mee te nemen. 

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Kröger. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Zonder specifiek een techniek voor te schrijven zou de heer Ronnes dus wel voorstander zijn van een richtlijn om rijksvastgoed klimaatadaptief te bouwen. 

De heer Ronnes (CDA):

Zover ben ik nog niet. Ik heb de staatssecretaris zojuist gevraagd hoe zij op dat punt een beweging denkt te kunnen maken met het Rijksvastgoedbedrijf. Ik wil in eerste instantie graag het antwoord daarop afwachten. 

De heer Van Aalst (PVV):

Voorzitter. In de binnenstad van Amsterdam kan het zomaar 5˚C warmer zijn dan in het buitengebied. Ik weet niet hoeveel jaren deze onderzoeker van Wageningen bezig is geweest om tot deze conclusie te komen, maar bij dezen wil ik hem graag voordragen voor de Nobelprijs. Laten we wel wezen: deze man heeft in één klap de problematiek van onze overvolle binnensteden opgelost. Nu biedt men nog de meest absurde prijzen voor een woning in de binnenstad van Amsterdam, maar met deze wetenschappelijke doorbraak is dat natuurlijk verleden tijd. We zullen massaal onze binnensteden moeten ontvluchten om die 250 uur per jaar aan onaangename hitte en bijkomende hittestress te ontlopen, zeker omdat dit door die apocalyptische klimaatopwarming kan oplopen tot 500 uur per jaar, tot ondragelijke hitte in 2050; 500 uur is meer dan 2 weken. 

Het is volstrekt logisch dat we hier een debat over voeren, want hier moet natuurlijk zo snel mogelijk actie op worden ondernomen. De PVV stelt voor dat een crisisteam in het leven wordt geroepen om ervoor te zorgen dat de mensen het hoofd koel houden, want anders gaat het helemaal mis. Misschien kan dat crisisteam beginnen met zich te laten informeren over hoe mensen in Madrid, New York, Tokio en zo'n beetje alle grote economische centra ter wereld hiermee omgaan, want daar is het nog vaker onaangenaam warm. Nog beter, wellicht kan dat crisisteam bij de mensen in Dubai of Las Vegas te rade gaan: hoe kunnen zij in hemelsnaam overleven bij 365 dagen onaangename hitte per jaar? 

Afrondend: laten we in ieder geval beginnen met het inbouwen van een fatsoenlijke airconditioning in alle gebouwen in onze binnensteden, te beginnen met het gebouw van de Tweede Kamer. Voor je het weet wordt al die hittestress de volksvertegenwoordigers namelijk te veel, kunnen ze niet meer helder nadenken en gaan ze heel rare debatten aanvragen. 

De voorzitter:

We zijn hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris vijf minuten nodig heeft om haar reactie te kunnen voorbereiden. 

De vergadering wordt van 19.18 uur tot 19.22 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Het is fijn om meteen al kort na het reces weer in uw midden te mogen zijn. Volgens mij was het de heer Laçin die zei: we hebben een vreemd debat. Dat ben ik wel een klein beetje met hem eens. Ik zal ook uitleggen waarom. Dit onderwerp, dit probleem dat de Kamer geagendeerd heeft, is ontzettend belangrijk, zonder meer. We zetten in ons beleid in op het voorkomen van klimaatverandering, maar daarnaast zullen we er ook heel veel aan moeten doen om te leren omgaan met de gevolgen van klimaatverandering. Nederland is van oudsher een land dat adaptatie in de genen heeft. Maar in al uw wijsheid hebt u, de Kamer, vlak na de verkiezingen besloten om de Nationale klimaatadaptatiestrategie controversieel te verklaren. Dus feitelijk hebt u nu een onderwerp te pakken ten aanzien waarvan u mij eigenlijk hebt geboden om er het zwijgen toe te doen. Dat zou natuurlijk flauw zijn. Dat ga ik ook niet doen. Maar ik wil toch wel aanstippen dat dit misschien een klein punt van heroverweging zou kunnen zijn als u morgen een procedurevergadering hebt. Op dit onderwerp moeten we namelijk wel gewoon verder. U hebt met elkaar vastgesteld — u was het vandaag over veel eens — dat het noodzakelijk is om concrete actie te ondernemen. 

Hoe groot is het probleem? Een aantal Kamerleden heeft aangegeven dat hittestress bij kwetsbare groepen — denk aan ouderen, kinderen, mensen uit risicogroepen, zoals mensen met hart- en vaatziekten en astma — kan leiden tot meer arbeidsuitval, een toename van ziektes en zelfs vervroegde sterfte. Tijdens de hittegolven die in 2003 en 2006 Europa teisterden, overleden in Nederland 1.400 respectievelijk 1.000 mensen meer dan normaal. De meest recente hittegolf in Nederland, in 2015, had ongeveer 300 extra doden tot gevolg. Dat is nogal wat. De geschatte schade voor Nederland van hittestress, gecumuleerd over de periode 2013-2050, is in 2012 door Deltares begroot op ongeveer 8 miljard euro. Dat is echt gigantisch. En ja, ik ben het met de heer Van Aalst eens dat het heel belangrijk is dat we in de Kamer in een goed klimaat werken, maar sommige woordvoerders hebben weleens wat extra koelte voor hun heethoofdigheid nodig. Ik noem daarbij uiteraard geen personen in het bijzonder. 

Daarmee wil ik maar aangeven dat dit debat wel degelijk heel serieus is en om een heel serieuze aanpak vraagt. Zoals de Kamer weet, raakt dit onderwerp meerdere beleidsterreinen. Er is het terrein van Infrastructuur en Milieu. Het gaat niet alleen over het dossier klimaat of over de Nationale klimaatadaptatiestrategie. Het gaat ook over het Deltaprogramma. We kijken natuurlijk naar BZK als het gaat om wonen, en voor gezondheid naar VWS. Ook is er de natuur. Het groen, het dierenwelzijn en de landbouw werden al genoemd. Er zijn vele partijen betrokken en de coördinatie is belangrijk. Die wordt gevoerd vanuit de controversieel verklaarde NAS (Nationale klimaatadaptatiestrategie). Elk van de departementen heeft de verantwoordelijkheid om het eigen beleidsterrein op orde te hebben. Ook in de toekomst zullen wij als I en M graag een coördinerende rol blijven spelen. Als ons dat gegeven is, moet ik erbij zeggen. Tegen het einde van dit jaar is het uitvoeringsprogramma van de Adaptatiestrategie gereed. We wachten uiteraard op de behandeling daarvan door de Kamer. 

Bij grote hitte zijn de grote steden en de stedelijke gebieden het meest kwetsbaar. Dat is ook uit het onderzoek gebleken. Dat heeft te maken met het zogenaamde hitte-eilandeffect, wat optreedt in zones in steden die extra opwarmen vanwege de ligging en de specifieke bebouwing. De sprekers hebben dat allemaal beeldend uitgelegd. Er ligt met name een rol voor de lokale overheden om zelf voorbereidingen te treffen en de negatieve gevolgen van hittestress zo veel mogelijk te beperken. Een aantal woordvoerders hebben gesproken over de positie van de lokale overheden. Zij verschillen daarbij van aanpak. De heer Laçin en de heer Dijkstra zeiden dat dit de autonomie van het lokale bestuur betreft. Ik vertaal het maar even in mijn eigen termen: we moeten niet vanuit Den Haag de steden overrulen, of maatregelen over de steden uitrollen om daarmee het heft in eigen handen te nemen. Andersom vond mevrouw Kröger juist dat we dit op een aantal terreinen wel moeten doen. Wij kiezen met de Adaptatiestrategie echt voor een model van samenwerking en voor het faciliteren en delen van kennis. We gaan dus niet vanuit Den Haag aan de steden vertellen: je moet het zo doen. We gaan niet op schoolpleinenniveau vertellen dat die er zus of zo uit moeten zien. Dat is gewoon niet de aanpak van dit kabinet. Ik geloof daar ook niet in. Je ziet grote verschillen tussen steden. Sommige steden zullen ook beter voorbereid zijn dan andere. Dat is volstrekt waar, maar ook dat is iets wat in het lokale debat door de raad opgepakt moet worden. Wel kunnen we aandacht en bewustwording vergroten. Ik kom nog terug op het KNMI, maar we kunnen ook kennis en expertise delen, niet alleen in Nederland maar ook elders in de wereld. Ook kunnen we ervoor zorgen dat we in elk geval ons eigen huis letterlijk en figuurlijk op orde hebben. 

Daarmee kom ik op de vraag: wat doen we nou zelf? Ik denk dat het daarmee begint. Voordat je naar de ander kijkt, moet je altijd beginnen met jezelf. Zoals gezegd, hebben we een coördinerende rol. We faciliteren partijen, die we bij elkaar brengen door bijvoorbeeld zogenaamde adaptatiedialogen te organiseren op het terrein van hitte en gezondheid. Dan brengen we alle spelers op dat terrein bij elkaar. Er komen dan ook acties op tafel, soms gebundeld, waarvan we zeggen: ja, dit moeten we een plek geven in de Nationale Adaptatiestrategie; dit moet daar onderdeel van worden. We delen kennis; ik heb dat zonet al genoemd. We bieden instrumenten aan om bijvoorbeeld hittestress in kaart te brengen, zoals hittekaarten, stresstesten en de Klimaateffectatlas. 

Ook is er nieuw te ontwikkelen beleid. Ik mag uiteraard niet vooruitlopen op het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. De heer Ronnes heeft nog wel een verwoede poging gedaan om mij daartoe te verleiden, maar dat zit nog in de geheime stukken voor Prinsjesdag. Hij moet daarbij bijvoorbeeld denken aan specifieke maatregelen die gebiedsgericht worden getroffen in relatie met bijvoorbeeld maatregelen tegen wateroverlast en droogte. Dat is in onze ogen maatwerk. Meer groen in de stad en minder stenen, wat zorgt voor verkoeling, meer schaduwwerking en meer opvang van regenwater zijn allemaal voorbeelden die daarin een plek krijgen. Die voorbeelden zijn zojuist ook omstandig genoemd. I en M moet natuurlijk ook zijn eigen huis op orde hebben. Denk bijvoorbeeld aan de infrastructuur, waarbij we ook rekening moeten houden met potentiële gevaren van extreme hitte. Ik zal zo nog iets zeggen over de rijksgebouwen. Daar doen we ook het een en ander. We zijn bezig met toekomstvoorspellingen en scenario's, die verder verfijnd worden. Daar heeft het wereldwijd vermaarde KNMI een rol in. Kortom, we doen veel. 

De heer Ronnes en mevrouw Kröger brachten het Rijksvastgoedbedrijf naar voren. We doen op dit moment vanuit I en M in samenwerking met BZK en het Rijksvastgoedbedrijf onderzoek naar de mate van klimaatbestendigheid van onze eigen rijksgebouwen. De eerste pilots worden binnenkort opgestart. Het gaat echt om een heel grote hoeveelheid gebouwen; vergist u zich niet. We hanteren voor onze eigen gebouwen dezelfde beleidsdoelstellingen op het gebied van klimaatbestendigheid als voor andere partijen. Groene daken zullen als een van de mogelijkheden in beeld worden gebracht in het onderzoekstraject. Dat betekent echter niet dat je per definitie elk gebouw altijd onder alle omstandigheden daarvan kunt voorzien. Dat heeft soms met monumentale eisen te maken. Er zijn dus wel beperkingen, maar er wordt naar gekeken. 

Een aantal leden heeft gevraagd naar de acties en het instrumentarium. Een vrij algemene vraag was of we bijvoorbeeld de regelgeving moeten aanpassen. We werken zoals gezegd aan het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. Als uit dat plan volgt dat aanpassing van regelgeving noodzakelijk is, zullen we dat doorvoeren ofwel in huidige regelgeving ofwel in het stelsel van de Omgevingswet. Dat is allemaal levend recht. Dat is ingesteld op een wijze waarop je ruimte kunt vinden om dingen te veranderen. De Omgevingswet en de bijbehorende regelgeving bieden op zich voldoende instrumenten om de steden in staat te stellen om te werken aan klimaatadaptatie en het tegengaan van hittestress, zeg ik tegen mevrouw Van Veldhoven. Men kan dat bijvoorbeeld doen via de omgevingsvisie. Dan kan men in de planvorming al aandacht besteden aan het thema. Ook is het nieuwe omgevingsplan veel breder dan het huidige bestemmingsplan. Klimaatadaptatie en hittebestendigheid maken daar ook gewoon deel van uit, dus dat kan. 

De heer Ronnes vroeg of de waterschappen nu voldoende instrumenten hebben. Ja, en ze zijn ook zeer actief. De drie koepels, namelijk de Unie van Waterschappen, de VNG en de mensen vanuit de provincies, hebben gezamenlijk een investeringsagenda opgesteld. Klimaatadaptatie is een van de drie grote transities waaraan zij echt aandacht willen besteden. Ik ben daar heel positief en optimistisch over. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De staatssecretaris zegt dat steden in de Omgevingswet en de omgevingsvisie al heel veel kunnen meenemen. Nu is het aantal steden in Nederland dat echt te maken kan krijgen met hittestress op zich overzichtelijk. Heeft de staatssecretaris dan ook een bijzondere dialoog met die steden om ze op deze mogelijkheid te wijzen? Nu worden namelijk al die omgevingsvisies voorbereid. Het zou heel mooi zijn als het niet alleen kan maar ook echt wordt meegenomen. De staatssecretaris kan op een vroegtijdig moment een rol spelen in de bewustwording. 

Staatssecretaris Dijksma:

Wij hebben natuurlijk heel goed contact met de VNG, zoals ik net al zei. We hebben ook impactprojecten, waarbinnen we met allerlei betrokkenen aan de slag zijn om ervoor te zorgen dat de bewustwording echt steviger wordt. Die ruimte is er dus, maar de verantwoordelijkheid blijft wel lokaal. Je kunt een paard wel naar het water brengen, maar niet dwingen om te drinken. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben het van harte met de staatssecretaris eens dat het natuurlijk aan de steden zelf is om die vertaling te maken. Maar het is wel goed dat zij heel nadrukkelijk weten dat zij dit instrument daarbij kunnen inzetten. Wellicht kan daar in de dialoog met de steden nog een keer aandacht voor gevraagd worden. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, ik verwacht ook dat als wij in het najaar, op weg naar de behandeling van de Nationale Adaptatiestrategie, het publieke debat krijgen, die bewustwording, ook lokaal, vanzelf meer naar boven komt. Je ziet dat er steden zijn die heel ver vooroplopen. Andere zijn misschien nog niet zo ver, maar de mogelijkheden zijn er. Onze rol is om te coördineren en te faciliteren, zoals ik al zei. Daar past ook bij dat wij mensen bewust maken. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik had een vraag over het rijksvastgoed. De staatssecretaris zegt dat het wellicht niet op elk gebouw mogelijk is, als het gaat om historische panden. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om bij nieuw vastgoed, nieuwe gebouwen waar het Rijk opdracht toe geeft, groene gevels, groene daken of klimaatadaptief bouwen als norm te stellen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet de chef bouwbesluit ben, dus dat heb ik niet zomaar in mijn achterzak. Dat wij die exercitie ondernemen met de organisatie voor rijksvastgoed, is omdat wij heel graag die verbetering willen doorvoeren, niet alleen voor nieuwe, maar ook voor bestaande gebouwen. Natuurlijk is het heel belangrijk dat wij hier bij nieuwbouw op letten. Misschien mag ik even ons voorbeeld noemen aan de Rijnstraat. Wij zijn daar met z'n allen in een nieuw gebouw terechtgekomen en bij mijn weten hebben wij ook heel goed opgelet hoe circulair het allemaal is en hoe het zit met de energielabels. Wat dat betreft zie je dat het wel degelijk hoog op de agenda staat. Dat is voor een nieuw gebouw makkelijker dan bijvoorbeeld voor deze prachtige omgeving, want de oude gebouwen die hieraan vastzitten, vragen misschien net wat andere maatregelen. Er is geen "one size fits all"-benadering. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben blij te horen dat het voor nieuwe gebouwen duidelijk op de agenda staat. Ik hoor als voorbeelden circulair bouwen en een klimaatlabel, maar het gaat nu specifiek om hittestress in de stad en dat wetenschappers aangeven dat groene daken of gevels enorm kunnen schelen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wat de mogelijkheden zijn om voor nieuwbouw bij rijksvastgoed wel degelijk een norm op te leggen rond groene daken of groene gevels. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik voel mij niet vrij om dit op deze manier toe te zeggen, echt niet. Het is voor een deel de verantwoordelijkheid van BZK op het terrein van bouwwetgeving en rijksvastgoed. Dan zou ik uit sympathie voor u en uw voorstel die verantwoordelijkheid overrulen. Dat vind ik niet verstandig. Het heeft de aandacht. Ik geloof ook dat men daarmee aan de slag wil, waar dat kan, maar om nu in het debat van vanavond ineens een norm uit mijn binnenzak te toveren lijkt mij eerlijk gezegd onverstandig. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. De heer Ronnes heeft gevraagd naar de impactprojecten. Er zijn er vijftien door I en M ondersteund. Tien daarvan zijn klaar. De andere komen binnen een jaar tot resultaat. Twee daarvan gaan over het thema hitte, zoals ook in de Kamerbrief staat. We zullen deze uiteraard ook gaan evalueren. 

Dan de voortgang van de City Deal Klimaatadaptatie, waarnaar mevrouw Van Veldhoven vroeg. Die loopt goed. Steeds meer gemeenten willen zich daarbij aansluiten, kennis delen over klimaatadaptatie, opleidingen verzorgen et cetera. Daar zijn wij heel erg blij mee en tevreden over. 

Dan kom ik vanzelf bij het onderwerp kennis. De heer Dijkstra heeft daar uitgebreid over gesproken. Mevrouw Van Veldhoven vroeg ook naar het expertisecentrum. Dat gaat natuurlijk specifiek aandacht besteden aan klimaatadaptatie. Dat is echt een hoofdzaak voor dat centrum. Wij delen ook kennis met andere landen; bijvoorbeeld Japan is een van de landen die daaraan een bijdrage levert. Wij werken dus internationaal op dit onderwerp samen. Er is, dat ben ik met de heer Dijkstra eens, meer samenwerking nodig met kennisinstituten en overheden. Hij noemde het KNMI. Zowel in het kader van het Deltaprogramma als bij de uitvoering van de adaptatiestrategie is die intensieve samenwerking er. Denk aan het KNMI en het RIVM, die steeds meer gedetailleerde instrumenten ontwikkelen om hittestress beter in beeld te krijgen. Bedrijven spelen inderdaad ook een belangrijke rol, want daar komt vaak de innovatie vandaan. Die kunnen we ontzettend goed gebruiken. Het KNMI is op dit moment bezig om meer inzicht en aandacht te geven, om zo de kennis over extreem weer goed te signaleren en om risico's in beeld te brengen. Daarmee kun je die voorzien en kun je ze mede beperken. Men is bezig om daarvoor een zogenaamd early warning centre in te richten. 

Ten slotte had ik nog de vraag van mevrouw Van Veldhoven, die door meerderen vanuit de Kamer werd gesteund, namelijk: wordt er aandacht besteed aan hitte en koelen via water in het kader van de energietransitie? Ja, water kan een nuttige bijdrage leveren aan het koelen, maar ook aan het verwarmen van gebouwen. Dat heeft onze aandacht. Er is een green deal met de waterschappen. Daarbij hebben we gekeken naar de kansen voor koelen en verwarmen via water. Ook in de regionale energiestrategieën, die nu door een aantal lokale overheden worden uitgewerkt, wordt naar deze mogelijkheden gekeken. Dit onderwerp is dus zeker van groot belang. 

Voorzitter, daarmee hoop ik de vragen van de leden zo veel mogelijk te hebben beantwoord. 

De voorzitter:

Ik kijk even rond en ik zie geen mensen die nog een interruptie willen plegen. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Veldhoven. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Tegen de heer Van Aalst zou ik bijna willen zeggen: some like it hot. Dat geldt echter niet voor iedereen. Tijdens de hitte zag ik af en toe met name oudere mensen die echt last hadden van de hitte. We weten ook dat er nog heel veel mensen bij komen in de steden. Dan moeten we er toch over nadenken hoe we ervoor kunnen zorgen dat die steden goed leefbaar blijven? Natuurlijk ligt de primaire verantwoordelijkheid daarvoor bij de steden. Ik merkte dat dit ook breed in de Kamer gedeeld wordt. We verschillen misschien nog wel een beetje van mening over wat we vanuit Den Haag kunnen doen, maar wat we in ieder geval kunnen doen, is zorgen voor bewustwording over dit onderwerp, over welke instrumenten er zijn en hoe die ingezet kunnen worden. 

Ik ben blij met de antwoorden van de staatssecretaris over bewustwording, de omgevingsvisie en de city deals. Dat klinkt allemaal heel goed. We kijken uit naar de behandeling van de Nationale Adaptatiestrategie. Ik ben ook blij met de rol die het KNMI hierin speelt. Dat is echt een kenniscentrum dat op heel veel terreinen, aardbevingen, gaswinning en op dit soort terreinen, zijn rol duidelijk speelt. Daar mogen we trots op zijn, denk ik. 

Ik heb nog een kleine vraag aan de staatssecretaris over warmte uit water. Is er voldoende een link met het EZ-instrumentarium? Wordt ook daarin dit belang goed meegenomen waar dat nodig is? 

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb één minuut, 52 seconden nu, maar toch even het volgende. Stel dat we bestemmingsplannen of bouwbesluiten met dezelfde vrijblijvendheid zouden benaderen als de VVD en het CDA doen met klimaatadaptatieplannen? Dat zou echt niemand willen. Maar omgekeerd, bij belangrijke zaken als klimaatadaptatieplannen zie je dat wel. Dat is vreemd. 

Ik zie ook dat de staatssecretaris volledig meeloopt in de ideologische marsmuziek van de idealisten van dezelfde VVD en CDA. Zij zien het allemaal goedkomen met de vrijblijvende kaders van voorlichting en beschouwen de huidige plannen als een tandje erbij, terwijl het evaluatierapport iets heel anders aangeeft. 

Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Nationale Klimaatadaptatiestrategie 2016 vermeldt dat de vergroening in de stad belemmerd wordt door andere doelen; 

constaterende dat de urgentie voor meer groen in de stad hoog is; 

verzoekt de regering te komen met een belangenkader met de nagestreefde vergroening en andere doelen om het identificeren en slechten van barrières op regionaal besluitvormingsniveau te faciliteren, en dit belangenkader verplicht op te nemen in de lokale plannen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 151 (32813). 

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik wil nog een kleine opmerking maken. De staatssecretaris impliceerde dat wij samen met onder andere de VVD alles bij de gemeenten willen leggen. We vinden dat de gemeenten en de colleges daar een verantwoordelijkheid in hebben, maar die hebben wij ook. Het is een mondiaal probleem. Wij zijn er dus ook zeker een voorstander van om in nationaal verband samen met de gemeenten te kijken wat we hieraan kunnen doen. We hoeven niet per se dwingend te zijn, maar we moeten wel onze verantwoordelijkheid daarin nemen. Dat was het. 

De voorzitter:

Dank voor die verheldering. De heer Dijkstra ziet af van een tweede termijn. Mevrouw Kröger wil wel gebruikmaken van de mogelijkheid om in tweede termijn te spreken. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de heldere beantwoording. Gezien de urgentie van klimaatverandering zien wij toch een actieve rol van de rijksoverheid, ook om burgers te beschermen. Daarom hebben wij een aantal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het RIVM al in 2011 heeft geadviseerd dat de overheid meer sturend zou moeten zijn bij de aanleg van groene daken door het aanpassen van het Bouwbesluit; 

verzoekt de regering het Bouwbesluit zodanig aan te passen dat de aanleg van groene daken en groene gevels bij nieuwe gebouwen wordt gestimuleerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 152 (32813). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat groene daken en gevels een grote bijdrage kunnen leveren aan de leefbaarheid van de stad en een positief effect hebben op bijvoorbeeld luchtkwaliteit en wateroverlast; 

verzoekt de regering onderzoek te doen naar een verplichting voor benutting van de daken van nieuwe kantoorgebouwen en nieuwbouwwijken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 153 (32813). 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En ten slotte ... 

De voorzitter:

Is het een korte motie? 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Een heel korte. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om waar mogelijk op gebouwen van de rijksoverheid groene daken en gevels aan te leggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 154 (32813). 

De voorzitter:

De heer Dijkstra heeft nog een vraag. Mevrouw Kröger, wilt u nog even teruglopen naar het spreekgestoelte? 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik krijg nog een antwoord op de vraag die ik in eerste termijn heb gesteld. Ik heb gevraagd hoe energiezuinig het gebouw van GroenLinks is. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijnheer Dijkstra, u bent een ongeduldig man. Ik zou willen dat u bij alle zaken rond klimaatverandering zo veel ongeduld had. Dat zou schelen! Ik kom bij u terug, mijnheer Dijkstra. Ik heb een belofte gedaan. 

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De staatssecretaris zei het heel goed. Voordat je naar een ander kijkt, kijk wat je zelf doet. Ik heb het opgezocht: Oudegracht 312. Op google maps kun je het heel goed zien. Het is een monumentaal pand. Maar geen groen op het dak, geen zonnepanelen op het dak en, als ik de berichten goed begrijp, ook nog enkel glas. Dus GroenLinks: kijk alsjeblieft ook eens naar jezelf. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Mijnheer Dijkstra, mijn motie is overduidelijk. Die gaat over nieuwbouw. De staatssecretaris heeft aangegeven wat de mogelijkheden zijn voor een combinatie van groene daken en zonnepanelen bij nieuwbouw. Dank u wel. 

De voorzitter:

Ik weet overigens toevallig dat er een heleboel zonnepanelen op het dak van het GroenLinkskantoor staan. Maar dat terzijde! 

De volgende spreker is de heer Ronnes. 

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Kort. Met belangstelling zullen we kijken naar de inhoud van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie dat we over niet al te lange tijd kunnen verwachten. Ik ben erg content met de reactie van de staatssecretaris op de aanpak van de Rijksgebouwendienst om te kijken naar de huidige situatie bij de klimaatadaptie en wat er nog kan gebeuren. Ik wel benieuwd hoe wij als Kamer over de voortgang worden geïnformeerd en hoe wij bij dit soort zaken de burgers laten zien, als een soort voorbeeldfunctie, hoe de gebouwde omgeving aangepakt kan worden om bij te dragen aan onder andere het tegengaan van hittestress. 

De staatssecretaris heeft aangegeven dat de waterschapen erg actief zijn. Ik hoor weleens van mopperende waterschapsbestuurders dat sommige gemeenten niet zo hard meegaan. Kan de staatssecretaris nog iets zeggen over de samenwerking tussen die waterschappen en gemeenten? Zit daar voldoende voortgang in en hebben zij voldoende gereedschappen om hun werk te kunnen doen? 

Tot zover, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Ronnes. Dan kijk ik naar de heer Van Aalst. Die ziet af van zijn tweede termijn. Dan kijk ik naar de staatssecretaris. Zij heeft twee minuten nodig. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik hervat de vergadering. De staatssecretaris staat klaar om te beginnen aan haar tweede termijn en te reageren op de moties. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik heb een tweetal vragen en een viertal moties om op in te gaan. De eerste vraag is van mevrouw Van Veldhoven of er bij het instrumentarium een link is met Economische Zaken en alle mogelijkheden daar — ik vermoed ook subsidiemogelijkheden — rondom koelen en het benutten van warmte. Het antwoord is dat er inderdaad intensieve samenwerking is met Economische Zaken. Het is ook belangrijk om een verbinding te leggen tussen klimaatadaptatie en energietransitie. De logica vereist ook dat dit allemaal zo is. 

De heer Ronnes heeft gevraagd naar de samenwerking tussen de waterschappen en de gemeenten. Onze ervaring is dat het daarmee steeds beter gaat maar inderdaad nog niet overal goed genoeg. Dat klopt. 

De heer Ronnes heeft verder gevraagd naar de uitkomst van het Rijksvastgoedbedrijf en alles wat er gebeurt rondom het klimaatbestendig maken van gebouwen. Daar gaan ook voor een belangrijk deel de ingediende moties over. Dus ik zal daar bij de beantwoording van de moties van mevrouw Kröger nog nader op terugkomen. 

De motie van de heer Van Raan op stuk nr. 151 verzoekt de regering om te komen met een belangenkader met de nagestreefde vergroening en de andere doelen om het identificeren en slechten van barrières op regionaal besluitvormingsniveau te faciliteren. Hij zegt dat ik op een bepaalde muziek loop. Ik voel mij overigens zeer thuis bij de wijze waarop de heer Laçin zo-even verhelderde wat hij wel en niet richting steden verwacht: ruimte voor lokaal initiatief maar waarbij ook wel vanuit het landsbestuur verantwoordelijkheid wordt genomen. Zo kijk ik er ook naar. Als het gaat over het op een bepaalde muziek lopen, moet ik zeggen dat de heer Van Raan er juist een beetje op vooruitloopt. Uiteindelijk is het zo — dan kom ik ook op de moties van mevrouw Kröger — dat u mij allemaal vraagt iets te doen maar wij zo ver nog niet zijn. Als u morgen nou eerst eens met elkaar beslist om de Nationale klimaatadaptatiestrategie niet langer controversieel te verklaren en om die gewoon te gaan behandelen, dan zou dat echt al een slok op een borrel schelen. Dan kunnen we namelijk met het uitwerkingsprogramma aan de slag en dan krijgt u dat aan het eind van dit jaar. Daarin krijgt u dan ook helderheid over datgene wat we bijvoorbeeld met het Rijksvastgoedbedrijf doen rondom de analyse van de klimaatbestendigheid van alle rijksgebouwen. Vervolgens moet uit die hele impactanalyse blijken of de wens om veel meer te doen aan groene daken en gevels verder gestimuleerd moet worden, waar dat precies kan, wat de financiële gevolgen ervan zijn en of je misschien in regelgeving iets moet doen. Zowel de heer Van Raan als mevrouw Kröger met haar drie moties zijn nu eigenlijk bezig om nu iets ''af te dwingen" waarvan de Kamer zelf heeft gezegd "put it on ice", dus om nu even niets te doen. Ik wil dus wel verder maar dan moet u ook het geduld hebben om die analyse van het Rijksvastgoedbedrijf te ontvangen en op basis daarvan ordentelijk te besluiten wat ons te doen staat. Ik weet dat als het om klimaat gaat iedereen altijd vooral tempo wil. Dat bleek net weer in het overigens wel geestige onderlinge debatje tussen de leden Kröger en Dijkstra. Ik ben ook van de afdeling tempo, maar ik kan niet sneller dan snel. Ik heb gewoon die gegevens wel nodig om zo'n besluit te nemen. Om die reden wil ik dan ook alle ingediende moties ontraden. Het alternatief is dat u ze allemaal aanhoudt. 

De voorzitter:

Dat is een heel korte route. Ik ben benieuwd naar de reactie van mevrouw Kröger hierop. 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De staatssecretaris geeft aan dat er eerst nog een hele analyse moet komen en dat er nog impactassessments en dergelijke moeten plaatsvinden, terwijl het RIVM al in 2011 heeft aangegeven dat het een goed idee zou zijn en er ook toe heeft opgeroepen om groene daken op te nemen in het Bouwbesluit. Dus los van de Nationale klimaatadaptatiestrategie is het opnemen van groene daken om een heleboel redenen, zoals fijnstof, gezondheid en leefbaarheid, in het Bouwbesluit een voorstel van het RIVM. Welke analyse is er dan dus nog nodig om dit gewoon uit te voeren? 

De voorzitter:

Dit is eigenlijk bedoeld om verhelderende vragen te stellen over het advies dat bij de moties is gegeven, maar ik wil ... 

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Excuus. 

De voorzitter:

Maar omdat de staatssecretaris al klaarstond om te antwoorden, geef ik haar daar nu de gelegenheid voor. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, voorzitter, u vraagt, wij draaien. 

De voorzitter:

Dat blijkt. 

Staatssecretaris Dijksma:

Het antwoord is heel simpel: omdat het misschien wel een heel goed idee is. Ik kan mij daar persoonlijk ook heel veel bij voorstellen, maar je moet wel weten wat je dan doet, waar dat precies effect heeft en hoe je dat eventueel wil doen. Het gaat bij het klimaatbestendig maken van gebouwen natuurlijk niet alleen maar over de groene daken en de gevels. Dat is echt een veel breder verhaal. Daar zullen we absoluut stappen in moeten zetten, maar wel in de goede volgorde. Juist omdat dat toen geadviseerd is, zijn er natuurlijk ook bewegingen gekomen, ook bij de rijksdienst. Men heeft gedacht: hé, we moeten iets, want die gebouwen moeten klimaatbestendig worden en daar zijn stappen voor nodig. Maar dan is het echt wel logisch om eerst te inventariseren waar we het dan over hebben en wat het betekent als je dat gaat doen, voordat je eerst een regel instelt en vervolgens gaat bekijken wat de consequenties zijn. Dat heet besturen. 

De voorzitter:

De heer Van Raan heeft ook een vraag over de motie die hij heeft ingediend. 

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, ik heb een verduidelijkende vraag. De staatssecretaris zegt eigenlijk dat ik te ver voor de muziek uit loop. Ik wil de staatssecretaris er ook niet toe verleiden om al te zeggen wat er in dat nieuwe plan staat. Maar ik ben best bereid om het een en ander aan te houden of terug te trekken als de staatssecretaris de toezegging kan doen dat klimaatadaptieve maatregelen en antihittestressmaatregelen vanuit de overheid op de een of andere manier toch een soort verplichtend kader moeten gaan krijgen. Als ze dat met ons eens kan zijn, wil ik dat wel overwegen. Dat is de verduidelijkende vraag. 

Staatssecretaris Dijksma:

Maar ik kan nu niet op voorhand zeggen dat ik iets ga verplichten als ik niet precies weet wat ik dan ga verplichten en waarom ik dat ga doen. Wat hier echt nodig is, is bijna een soort foto van wat het klimaatbestendig maken van alle gebouwen vanuit het Rijk betekent en wat dan de opgave is. Wat moeten we bijvoorbeeld daarin investeren? Waar kan het niet? Waar kan het wel? Is er bijvoorbeeld aanpassing van regelgeving nodig? Ik leg daar ook niet op voorhand een taboe op. Het is voor mij op dit moment geen ideologisch debat, maar heel pragmatisch. Als je namelijk eventueel zo'n vervolgstap wilt zetten, begint het er toch mee dat je moet weten waar je het over hebt? 

De voorzitter:

De heer Van Raan wil volgens mij nog een laatste poging doen tot toenadering. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat stel ik uiteraard zeer op prijs. 

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, heel graag. Zou de staatssecretaris het dan met ons eens kunnen zijn dat het net zo is als bij bestemmingsplannen? Wat betreft de inhoud wordt niks afgedwongen, maar de afwegingen en de stappen die je moet zetten om een bestemmingsplan te maken en uiteindelijk goed te keuren, het hele proces, is wel dwingend. Dat is niet vrijblijvend. Het is niet een kwestie van: we doen wat aan voorlichting en dan is er een bestemmingsplan. Ik bedoel dus dat de klimaatadaptieve plannen dezelfde status en hetzelfde voorschrijvende karakter krijgen als bestemmingsplannen. Ziet de staatssecretaris die parallel? Ziet zij dat dat eigenlijk hetzelfde is, dat dat hetzelfde zou moeten worden? 

Staatssecretaris Dijksma:

Maar dan vraagt de heer Van Raan mij via een andere, overigens intelligente omweg toch opnieuw of ik nu al iets zou willen verplichten. Dat kan ik nu niet doen. Ik vind wel dat de Omgevingswet nu bij uitstek de ruimte biedt aan lokale overheden voor een veel bredere benadering van bijvoorbeeld hun bestemmingsplan dan sec die vanuit de afweging van ruimtelijke ordening. Sterker nog, de bedoeling is nou juist dat je ook klimaatadaptatie en de effecten daarvan meeneemt in je omgevingsvisie. Maar we hebben ook in de wetgeving vastgelegd dat wij niet vanuit het Rijk gaan opleggen hoe steden tot die visie komen. Daar is lokale democratie ook voor, om dat te corrigeren als het niet goed gaat. Maar dat doen we niet vanuit Den Haag. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal volgende week gestemd worden. Ik dank de staatssecretaris voor haar komst. Ik dank ook de mensen die dit debat gevolgd hebben. 

Naar boven