6 Hongersnood in Afrika

Aan de orde is het VAO Hongersnood in Afrika (AO d.d. 30/03). 

De voorzitter:

Ik zie dat de woordvoerders er bijna allemaal zijn. Aanvankelijk had zich één spreker ingeschreven, maar ik zie nu dat bijna alle woordvoerders zich hebben ingeschreven voor twee minuten. Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Het woord is aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Gezien mijn beperkte spreektijd lees ik snel mijn twee moties voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat op dit moment wereldwijd meer dan 70 miljoen mensen voedselhulp nodig hebben, waarvan 20 miljoen mensen hongersnood lijden en dat dit dreigt tot een acute noodramp te worden waar de VN per direct 4,4 miljard dollar nodig heeft; 

constaterende dat door een combinatie van droogte en conflict in Zuid-Sudan, Jemen, Somalië en Nigeria hongersnood is of dreigt en dat ook in omliggende landen zoals Kenia en Ethiopië miljoenen mensen dringend humanitaire hulp nodig hebben; 

constaterende dat bij de najaarsnota 2016 45 miljoen euro beschikbaar is gemaakt voor de Dutch Relief Alliance voor 2017, terwijl de gemiddelde bestedingen in 2015 en 2016 op ruim 60 miljoen euro per jaar lagen; 

verzoekt de regering, per direct het budget voor de Dutch Relief Alliance aan te vullen tot het gemiddelde bestedingsniveau van 2015 en 2016 en dekking te vinden binnen de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zodat de beschikbare noodhulpcapaciteit in onder andere Zuid-Sudan, Kenia, Somalië, Nigeria, Ethiopië en Jemen optimaal ingezet kan worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ouwehand, Kuzu en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 197 (32605). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mijn tweede en laatste motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de humanitaire noden wereldwijd ongekend zijn en dat op dit moment meer dan 125 miljoen mensen afhankelijk zijn van noodhulp; 

constaterende dat het noodhulpfonds en het reguliere noodhulpbudget voor 2017 al vrijwel uitgeput zijn; 

van mening dat het wenselijk is de inzet van Nederland op zowel noodhulp als structurele oplossingen voor de onderliggende oorzaken van voedselonzekerheid en conflict te vergroten; 

verzoekt de regering, bij de Voorjaarsnota 2017 het noodhulpfonds aan te vullen tot het gemiddelde jaarlijkse bestedingsniveau van 2015/2016 en de inzet op structurele programma's voor voedselzekerheid, rampenpreventie en conflictpreventie te vergroten; 

verzoekt de regering tevens, over de besteding van de extra middelen ook met Nederlandse maatschappelijke organisaties in gesprek te gaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ouwehand, Kuzu en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 198 (32605). 

De heer Bouali (D66):

Voorzitter. Uit het debat met de minister werd duidelijk dat zij zich inzet voor de vier landen met hongersnood. Maar in hoeverre is er aandacht voor buurlanden zoals Kenia en Uganda, die momenteel heel veel vluchtelingen opvangen? De minister zei dat de 4,4 miljard van de VN ook de ondersteuning van deze landen was. Haar brief van vandaag suggereert echter anders. In Libanon en Jordanië hebben wij momenteel kleinschalige projecten ter ondersteuning, bijvoorbeeld VNG International, die van grote waarde zijn gebleken voor de regionale opvang. Ik zie dus graag dat de minister verder gaat onderzoeken hoe Nederland landen die grenzen aan gebieden waar hongersnood heerst beter kan bijstaan. Daarvoor dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat als gevolg van de hongersnood in Noord-Nigeria, Somalië en Zuid-Sudan veel voedselvluchtelingen zich naar buurlanden als Kenia en Uganda begeven; 

overwegende dat deze buurlanden hiermee voor een grote opgave gesteld worden en dat voorkomen moet worden dat daar ook schaarstes ontstaan of dat deze landen zelf ook instabiel worden; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden er binnen het Nederlandse en internationale hulp- en handelsbeleid zijn om deze landen daarin zo goed mogelijk bij te staan, en de Kamer daarover spoedig te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bouali. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 199 (32605). 

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben in het AO vorige week uitgebreid gesproken over dit onderwerp. Het is helder dat ook de fractie van GroenLinks grote zorgen heeft over de situatie die zich in deze verschillende landen afspeelt: over de hongersnood, maar vooral ook over de manier waarop machthebbers in die landen honger gebruiken als wapen. We zijn daarom wel geïnteresseerd in de motie die de heer Voordewind namens de ChristenUnie heeft ingediend en we zijn daar ook wel positief over, maar ik ben wel benieuwd naar een aantal zaken. 

Ik heb daarom een aantal vragen aan de minister. Kunt u misschien duiden hoe het met de budgetten zit? Hoe zit het met de 15 miljoen die extra wordt gevraagd als aanvulling op de Dutch Relief Alliance-gelden? Kunt u daar een en ander over zeggen? Het lijkt namelijk alsof daarover in deze Kamer enige verwarring ontstaan is. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. In Afrika heerst een schrijnende situatie. Er heerst een hongersnood die miljoenen mensen bedreigt. Gelukkig heeft de Nederlandse regering beloofd dat zij inzet op bijdragen aan de humanitaire hulp. Nederlandse burgers hebben ook veel geld gedoneerd. Dat is allemaal hartverwarmend. Schrijnend is wel dat deze crisis al is voorspeld door hulporganisaties, omdat grote delen van Afrika zijn getroffen door extreme droogte als gevolg van klimaatverandering. Het is dus van groot belang dat we niet alleen nu de hulp bieden die nodig is, maar dat we ook zo veel mogelijk voorkomen dat de klimaatverandering en andere situaties de mensen in ontwikkelingslanden in nog grotere problemen brengen dan ze al zijn. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Verenigde Naties herhaaldelijk benadrukken dat hedendaagse hongersnoden het gevolg zijn van menselijk handelen, waarbij de klimaatverandering een belangrijke factor is; 

overwegende dat onderinvestering in ontwikkelingssamenwerking de kans op conflicten en daarmee op honger vergroot; 

spreekt uit dat een ambitieuze klimaat- en ontwikkelingsagenda noodzakelijk is om hongersnoden in de toekomst zo veel mogelijk te kunnen voorkomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Karabulut en Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 200 (32605). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

En ja, de partijen die nu in gesprek zijn over de formatie, mogen deze Kameruitspraak zeker opvatten als een leidraad voor wat er in het regeerakkoord terecht zou moeten komen. 

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Er is een acute hongersnood gaande in Afrika en Jemen. Dan hebben we het over Nigeria, Somalië en Zuid-Sudan. Daarom is de bijdrage van 42 miljoen die Nederland levert, ook acuut nodig. Zoals de minister in haar brief aangeeft, maakt dit Nederland tot een voorspelbaar en betrouwbaar land in het bieden van hulp. Geld is onmisbaar en nodig, maar ook onze hulpverleners zijn nodig en onmisbaar. Net zoals in het AO vragen wij de minister dan ook om te staan voor onze hulpverleners, zodat ze het werk goed kunnen doen en het geld goed kunnen benutten, en om in samenwerking binnen Europees verband de veiligheid van onze hulpverleners te garanderen. 

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Wij zijn blij dat afgelopen week een motie van mijn collega-woordvoerder buitenlandse zaken is aangenomen, waarmee de regering de duidelijke opdracht heeft gekregen om zich in internationaal verband in te zetten om manieren te vinden om voedsel en hulpgoederen door de zeeblokkade bij Jemen heen te krijgen. De effectiviteit van hulp staat wat ons betreft voorop. Komt het echt daar terecht waar het bedoeld is? Het zo efficiënt mogelijk besteden van de middelen die wij hebben, blijft voor ons prioriteit. Moties van collega Voordewind van de ChristenUnie die oproepen tot het vergroten van het budget, zijn wij dan ook niet voornemens te steunen. Daarbij wil ik opmerken dat deze moties ook ongedekt blijven. 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Wij hebben te maken met een ramp die door de VN wordt omschreven als de grootste humanitaire crisis sinds haar oprichting in 1945. Er is daarom ook meer inzet nodig om de hongersnood te bestrijden. Daarom zal DENK steun verlenen aan de motie van collega Voordewind; we staan er zelfs onder. Naast het geven van meer geld om hulp te verlenen, is het ook van belang om structurele oorzaken te bestrijden. Daarover gaat de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de grondoorzaken van crises zoals die in de Hoorn van Afrika met urgentie en grote inzet dienen te worden geadresseerd; 

constaterende dat ontwikkelingsorganisatie Oxfam stelt dat ontwikkelingslanden jaarlijks 90 miljard euro aan overheidsinkomsten mislopen door belastingontwijking; 

verzoekt de regering, in haar beleid met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en belastingontwijking blijvend aandacht te besteden aan de invloed van belastingontwijking op ontwikkelingslanden; 

verzoekt de regering tevens om de invloed van belastingontwijking op ontwikkelingslanden blijvend internationaal te agenderen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Van den Hul, Ouwehand, Voordewind, Krol en Dijkgraaf. 

Zij krijgt nr. 201 (32605). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. 20 miljoen mensen hebben te weinig voedsel. 1,4 miljoen kinderen zijn ernstig ondervoed. Hulp is nodig, jazeker, en meer hulp ook. Vandaar onze steun aan de motie van collega Voordewind. Anderen memoreerden er ook al aan: we moeten echter ook iets doen aan de oorzaken. Die liggen vaak bij bedrijven, ook Nederlandse, die in arme landen zakendoen. Vandaar de volgende twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat noodhulp dweilen met de kraan open is zolang de grondoorzaken niet worden aangepakt; 

constaterende dat toenemende waterschaarste in Afrika maakt dat lokale voedselproductie bemoeilijkt wordt; 

van mening dat Nederlandse bedrijven die bijdragen aan waterschaarste in Afrika geen steun van de Nederlandse overheid zouden moeten krijgen; 

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke Nederlandse bedrijven in Afrika activiteiten ontplooien die bijdragen aan waterschaarste aldaar en via welke wegen deze bedrijven steun krijgen van de Nederlandse overheid; 

verzoekt de regering vervolgens, te onderzoeken hoe voortaan bij het toekennen van alle soorten subsidies en kredieten de water- en milieueffecten meegewogen zullen worden, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 202 (32605). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat noodhulp dweilen met de kraan open is zolang de grondoorzaken niet worden aangepakt en dat een van de oorzaken de klimaatverandering is; 

verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat Atradius DSB, de exportkredietverzekeraar, de watereffecten van de activiteiten die bedrijven ontplooien en een exportkredietverzekering aanvragen voortaan in kaart brengt en meeweegt in het al dan niet toekennen van een verzekering, en de Kamer hierover te informeren 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 203 (32605). 

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA-fractie. Wij wenst niet het woord. Ik kijk even of de minister inmiddels alle moties heeft ontvangen. Dat is niet het geval. Dan wachten we nog heel even. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef, wijs ik erop dat het ongebruikelijk is om voorafgaand aan de stemmingen een VAO te houden. Het is dus ook niet de bedoeling dat er straks een inhoudelijk debat wordt gevoerd. U mag alleen interrumperen als u uw motie even wilt aanpassen, intrekken of aanhouden, maar we gaan geen discussie voeren. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Er zijn in totaal zeven moties ingediend en twee vragen gesteld. Ik zal die in de goede volgorde behandelen. Ik begin met de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 197. Mijn voorstel is dat de heer Voordewind die motie aanhoudt. Wij hebben vorig jaar 45 miljoen toegevoegd aan het budget voor de Dutch Relief Alliance. Dat is een uitstekend uitvoeringskanaal, maar ook niet het enige. Ik wil er dan ook niet per definitie van uitgaan dat het via die organisatie moet. Ik wil de heer Voordewind vragen om de motie aan te houden totdat de Voorjaarsnota afgerond is. 

Datzelfde stel ik voor met betrekking tot de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 198. Ik hoop dat de indiener daarmee kan instemmen. 

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, wat is uw antwoord? 

Minister Ploumen:

Voor niet minder dan een jaar, hoop ik. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat heb ik 29 jaar geleden gegeven, maar ik zal nu een ander antwoord geven. Bij wat de minister over de motie op stuk nr. 198 zegt, kan ik mij wat voorstellen. Ik ben dus bereid om die motie aan te houden, maar ik zie het wel als een steuntje in de rug voor de minister dat zij de wensen van in ieder geval een deel van de Kamer scherp heeft wanneer zij onderhandelt. 

Mijn motie op stuk nr. 197 gaat natuurlijk om acute noodhulp op dit moment. 

De voorzitter:

Die motie houdt u niet aan? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Die houd ik niet aan. Die motie wil ik wel in stemming laten brengen. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (32605, nr. 198) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Ploumen:

Ik kom op de motie-Bouali op stuk nr. 199. 

De voorzitter:

Kunt u voordat u verdergaat uw oordeel over de motie-Voordewind op stuk nr. 197 geven? 

Minister Ploumen:

Dan wil ik deze motie toch ontraden. De Dutch Relief Alliance heeft nog middelen. Dat zijn er niet heel veel, maar er zijn nog wel middelen. Ik ontraad de motie daarom, met een beetje pijn in het hart. 

Het oordeel over de motie-Bouali op stuk nr. 199 laat ik aan de Kamer. Ik zie die als ondersteuning van het beleid. We zijn actief op zoek naar mogelijkheden. Het gaat dan niet alleen om financiële steun, maar ook om politieke steun voor de buurlanden zoals Uganda, waarover ik sprak in het AO. 

Mevrouw Diks van GroenLinks vroeg: hoe zit het nu eigenlijk met de Dutch Relief Alliance en die financiering? In 2016 is er 45 miljoen extra toegevoegd. 7 miljoen daarvan is nog beschikbaar om dit jaar in te zetten bij acute noden. Dat is de huidige stand van zaken. 

In antwoord op de vraag van het CDA kan ik zeggen dat wij ons blijven inzetten voor de veiligheid van hulpverleners. Dat gebeurt op politiek niveau, in overleg met machthebbers, maar we verzorgen ook een training in samenwerking met Instituut Clingendael om hen beter voor te bereiden op dat soort zeer ongewenste situaties, die helaas wel voorkomen. 

Het oordeel over de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 200 laat ik ook graag aan de Kamer. Ik zie die als ondersteuning van het beleid. Nederland houdt zich aan de financiële verplichtingen die zijn afgesproken. Dat betekent dat we in 2020 1,2 miljard klimaatfinanciering ter beschikking stellen. Dat willen we half privaat, half publiek doen. We lopen daarmee op schema. Ik laat het oordeel over deze motie daarom aan de Kamer. Ik zie haar als ondersteuning van het beleid. 

Ik dank de heer Kuzu van DENK voor de motie op stuk nr. 201. Ik voel die als een steun in de rug voor het werk dat wij doen. Ik zie die motie dan ook als ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. Wij blijven ons inzetten 1) om belastingontwijking en -ontduiking tegen te gaan en 2) om ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden een sterke stem in dat debat hebben zodat zij zich kunnen verweren, mocht dat toch aan de orde zijn. Ik beschouw deze motie daarom als ondersteuning van het beleid. 

Ik kom op de motie-Karabulut op stuk nr. 202. Het is een goede start met deze nieuwe commissie, want ook daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid. 

Dat geldt overigens ook voor de motie-Karabulut op stuk nr. 203. We hebben juist in de afgelopen periode de eisen zeer aangescherpt. Zij zijn niet alleen inhoudelijk maar zijn ook veel meer voorwaardelijk gesteld dan in vorige regeerperiodes aan de orde was, dus voor Rutte II. Het oordeel over deze motie laat ik dus over aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we over vijf minuten stemmen. 

De vergadering wordt van 15.31 uur tot 15.36 uur geschorst. 

Naar boven