3 Vragenuur: Vragen Ypma

Vragen van het lid Ypma aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Na jeugdzorg wacht vaak uitkering". 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Iedere maandag en vrijdag bezoek ik jeugdzorginstellingen en spreek ik een hele hoop jongeren. Zo ook Patrick. Hij vertelde dat op zijn 3de jaar "ons mam" niet zo goed voor hem en zijn broertje kon zorgen. Hij heeft een moeilijke start gemaakt. Hij is opgegroeid in jeugdzorginstellingen en is daar goed opgevangen maar op zijn 18de stond hij weer op straat. Patrick miste toen de hulp voor huisvesting, voor school en voor werk. Hij kreeg van thuis ook niet de steun die hij nodig had als jongvolwassene om een goede toekomst tegemoet te gaan. Hij kwam in een uitkeringssituatie terecht. Helaas is hij niet de enige. Gisteren kopte het AD "Na jeugdzorg wacht vaak uitkering". De kop gaf de conclusie weer: 80% van de Wajongers heeft jeugdzorg ontvangen en 40% van de bijstandsgerechtigden en 90% van de AWBZ-gebruikers krijgen jeugdzorg. Kortom, gebruikers van sociale of zorgvoorzieningen hebben zeer vaak een jeugdzorgachtergrond. Het onderzoek maakt goed zichtbaar hoe belangrijk de verschuiving van de jeugdzorg naar de gemeente is voor deze kwetsbare groep mensen die we zorg, toekomst en perspectief willen bieden en de mogelijkheid om op eigen benen te staan, de kans op een zelfstandig en een fijn leven, dichtbij georganiseerd, ondanks hun moeilijke start. Deze kop in het AD roept bij mij de volgende vragen op aan het kabinet. 

Kan de staatssecretaris aangeven wat het kabinet gaat doen om gemeenten te stimuleren om op een zo vroeg mogelijk tijdstip breed te kijken naar de toekomst van jongeren in de jeugdzorg? Juist die jongeren hebben een extra steuntje in de rug hard nodig zijn. Er zijn enorme kansen op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt, want de gemeente gaat ook over de Wmo, de Participatiewet en de jeugdzorg. Welke kansen ziet de staatssecretaris hiervoor? 

Dan mijn tweede vraag: hoe kunnen we leren van het praktijkonderwijs dat leerlingen actief bemiddelt richting stage en werk en daarna nog vijf jaar volgt in het vervolgproces? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Inderdaad, het Centraal Planbureau heeft een rapport uitgebracht waaruit alles wat mevrouw Ypma zo-even naar voren heeft gebracht, blijkt. Het Centraal Planbureau noemt de decentralisatie van de regelgeving, die mevrouw Ypma zo-even noemde, een zegen omdat gemeenten nu veel beter dan vroeger zaken aan elkaar kunnen sleutelen. Mevrouw Ypma zegt dat het goed zou zijn als er een warme overdracht zou plaatsvinden tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het kabinet onderstreept dat ook. Dus zowel mijn collega van zorg als ikzelf kijkt daar nauwgezet naar. Binnen de arbeidsmarktregio's zien we ook al geweldig mooie voorbeelden van die warme overdracht. Vanuit het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs zie je nu al dat kinderen een-op-een vanuit hun stageplek de vleugels kunnen gaan uitslaan op die arbeidsmarkt. Er moet daarnaast echter nog veel gebeuren. Dat onderstreep ik graag. Morgen heb ik weer een bijeenkomst met de 35 wethouders uit de 35 arbeidsmarktregio's. Dan zal ik niet onder stoelen of banken steken dat die warme overdracht in sommige regio's al heel goed gaat maar dat er in andere regio's wat dat betreft nog wel een tandje bij mag en dat men ook echt van elkaar moet willen leren. Dan is het zaak dat men vanuit het praktijkonderwijs, net zoals vanuit het speciaal onderwijs, ervoor zorgt dat kinderen in het doelgroepregister terechtkomen zodat ze met een garantiebaan uit de voeten kunnen als ze op de arbeidsmarkt aan de slag gaan. Ik weet dat ook vanuit de PvdA een pleidooi wordt gehouden om net als het speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs linea recta dat register te laten hanteren. Ik moet zeggen dat ik er daar ook wel voor in ben. Daar zullen we dus een follow-up aan geven, stel ik mij zo voor. 

Dan nog één ding. Ik was gisteren in de regio Rotterdam. Daar heb ik een prachtig voorbeeld gezien van kinderen die in het praktijkonderwijs zitten en op 16-jarige leeftijd reeds bij een werkgever hun onderwijs krijgen, dus onderwijs op de werkvloer. Als ze op 18-jarige leeftijd van school gaan, kunnen ze bij die werkgever blijven. Als we dit soort voorbeelden breed kunnen uitdragen, is dat een groot goed. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ik ben erg tevreden met het antwoord dat ik van de staatssecretaris krijg. Ik denk dat deze groep jongeren dat echt verdient. Zij hebben al een moeilijke start gemaakt en willen graag perspectief hebben op een mooie toekomst. Als je dat extra steuntje in de rug niet van huis uit kunt krijgen, is er echt iemand anders nodig die je dat kan bieden. De gemeenten hebben nu een enorme kans, want ze hoeven de leeftijd van 18 jaar nu niet als deadline te zien. Ze gaan immers ook over de Wmo en de Participatiewet en hebben deze doelgroep dus langer in huis. Ik hoop oprecht dat alle inspanningen van onze staatssecretaris ertoe leiden dat juist deze kinderen een betere toekomst tegemoetgaan. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Er zat geen vraag meer in het betoog van mevrouw Ypma, voorzitter. Ik denk dus dat het antwoord helder is. 

De voorzitter:

Maar mevrouw Karabulut heeft wel een vraag. 

Mevrouw Karabulut (SP):

De studie van het Centraal Planbureau zegt eigenlijk niets over hoe het er op dit moment met onze jongeren aan toe gaat. De transitie, zoals dat heet, dus het feit dat gemeenten meer moeten doen, biedt zeker kansen. Er zijn echter ook problemen, bijvoorbeeld dat een heel grote groep jongeren die nu recht heeft op een uitkering, die niet meer krijgt. Ook verliezen heel veel jongeren na hun 18de het recht op zorg. Heel concreet: is de staatssecretaris bereid om iedere jongere het recht te geven op een jobcoach? Dat is een coach die jongeren al vanaf de stage begeleidt naar de latere baan. Is de staatssecretaris ook bereid om de jeugdzorg, die nu na de 18de verjaardag stopt, door te laten lopen, zodat we jongeren echt kunnen helpen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Vanuit mijn eigen portefeuille kan ik de eerste vraag prima beantwoorden. Wat de jeugdzorg betreft moet ik verwijzen naar de collega voor zorg. Bij 18 jaar wordt de jeugdzorg inderdaad afgebouwd. Dat is nu het geval. We hadden het er net al over dat gemeenten, doordat het voortouw door de decentralisaties bij hen ligt, ook goed maatwerk kunnen bieden rond een jongere. Dat is meteen ook het antwoord op de eerste vraag, namelijk of iedereen een jobcoach kan krijgen. Het is natuurlijk zaak dat gemeenten bij de warme overdracht heel nauwgezet bekijken wat er allemaal nodig is. Dat is niet alleen begeleiding, dus een jobcoach, maar kan van alles zijn. Wezenlijk is dat de gemeente iedere keer het maatwerk biedt waarop een jongere staat moet kunnen maken. 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut had volgens mij nog een vraag, over de leeftijd. Klopt dat? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, daar heb ik op geantwoord. Dat is nu inderdaad het geval. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Waarbij ik wil opmerken dat jongeren natuurlijk geen broodjes zijn. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mag ik daar nog op reageren, voorzitter? Uiteraard zijn jongeren geen broodjes en zo bejegent niemand hen, zeker niet de gemeenten. De gemeente zijn echt druk doende om de jongeren perspectief te bieden, zowel vanuit het onderwijs als vanuit de zorg als vanuit de arbeidsmarkt. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dit ging over een onderzoek onder jongeren die in 2011 18 werden. Toont dit onderzoek niet aan hoe nodig de decentralisaties waren op al die terreinen, dus passend onderwijs, jeugdhulp, AWBZ en Participatiewet? Toont het niet aan hoeveel beter het kan worden? We moeten een beetje vertrouwen hebben en de gemeenten ook het vertrouwen geven om het beter te gaan doen dan wij het deden toen het nog rijksbeleid was. Ik hoor daar graag een reactie op van de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb net niet voor niets gezegd dat het Centraal Planbureau in deze rapportage heeft onderstreept dat de decentralisaties een zegen zijn, omdat je al die onderwerpen inderdaad met elkaar kunt verknopen rond één kind, rond één jong mens. Je ziet in de praktijk dat dit ook meer en meer gebeurt. Natuurlijk zijn er altijd aanlooppunten van aandacht, maar het is inderdaad heel erg plezierig dat de decentralisaties nu aan de orde zijn. Mevrouw Van der Burg heeft een punt. Dit was echt gestoeld op 2011 en we leven nu in 2016. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer. 

Naar boven