2 Vragenuur: Vragen Verhoeven

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Verhoeven aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over het bericht "Rutte: uitslag Oekraïne-referendum desastreus". 

De voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune van harte welkom. 

Ik geef het woord aan de heer Verhoeven namens D66. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Gisteren sprak onze minister-president op een conferentie met volksvertegenwoordigers uit heel Europa. De premier heeft daar een aantal opzienbarende uitspraken gedaan. Allereerst noemde hij de uitslag van het referendum op 6 april desastreus. Voor mij was dit kabinetsstandpunt nieuw en vooral nogal raar. Ik begrijp de frustratie van de premier, die erg in zijn maag zit met de uitslag van het referendum, maar wie gaat in hemelsnaam eerst op zijn handen zitten, wie gaat stilletjes in een hoekje zitten wachten, wie voert vol tegenzin een levertraancampagne als er iets desastreus dreigt te gebeuren? 

Mijn vragen aan de premier zijn daarom de volgende. Waarom komt de premier hier nu opeens mee? Waarom achteraf en na zo veel waarschuwingen pas dit inzicht? Waarom heeft het kabinet niet veel meer gedaan — toen dat nog kon, toen dat nog mogelijk was, toen de campagne nog bezig was — om deze desastreuze uitslag af te wenden? Is de premier van mening dat het kabinet strategisch heeft geblunderd net als bij het referendum over de Europese grondwet in 2005? Welke les trekt de premier hieruit? Daarbij komt de vraag wat alle mensen die op 6 april tegenstemden, nu moeten denken. Kunnen zij ervan uitgaan dat de premier recht zal doen aan de uitslag die er ligt? 

Minister Rutte:

Voorzitter. Het kabinet is net als de heer Verhoeven volop betrokken geweest bij de campagne voorafgaande aan 6 april, de datum van het referendum. Het is duidelijk dat de uitslag ervan mij en het kabinet niet bevalt, namelijk dat een meerderheid van de opgekomen mensen heeft gezegd dat zij adviseren het associatieverdrag met Oekraïne niet te ratificeren, maar die uitslag ligt er wel. Feit is dat het kabinet nu zoekt naar een oplossing; dat doet het met zijn partners in Europa. Wij praten er natuurlijk ook in Nederland over. 

Waarom is dit complex? Dit is complex, omdat het niet geïsoleerd plaatsvindt. Het is complex, omdat het een referendum is over een multilateraal verdrag. Dat maakt het sowieso erg ingewikkeld. Je kunt immers niet als één land andere landen verbieden om ermee door te gaan. Zij zullen als wij nee zeggen, iets verzinnen om er geheel of grotendeels toch mee te kunnen doorgaan. Het is ook complex, omdat je toch wilt proberen uitdrukking te geven aan het ongenoegen dat in de campagne op allerlei punten naar voren kwam. Het is ook complex, omdat er op dit moment heel veel speelt in Europa. Ik noem het referendum in het Verenigd Koninkrijk, het grote vraagstuk van de migratie, de relatie met Rusland en de terreurdreiging in Europa. Er speelt op dit moment dus heel veel en wij moeten midden op dat ingewikkelde complexe speelveld proberen op een verstandige manier om te gaan met de uitslag van het referendum. Wij werken hier hard aan. 

Tot slot, als dat lukt, komen wij met een voorstel om wel te ratificeren. Als het niet lukt, komen wij met een voorstel om niet te ratificeren. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat laatste is in ieder geval iets, namelijk dat de premier die mogelijkheid niet uitsluit. Maar is het geloofwaardig als de premier dat nu zegt terwijl hij gisteren ook nog iets anders heeft gezegd? Hij heeft gisteren ook nog gezegd dat hij volledig tegen referenda is. Sterker nog, alsof dat niet erg genoeg is, zei hij: I am totally, totally, totally tegen referenda over internationale verdragen. Dat tweede stukje zei hij overigens ook in het Engels, maar ik vertaal het maar even voor de mensen thuis. Toen ik dat hoorde, viel mijn mond echt open van verbazing, want een minister-president — dat weet hij beter dan wie dan ook — die natuurlijk namens de regering spreekt en doodleuk verklaart tegen de wet te zijn, is nogal een rare figuur, een heel vreemde situatie. Het is nota bene een wet die tijdens zijn eigen premierschap is ingevoerd en die het contraseign van zijn kabinet heeft gekregen. Dus gisteren stond de minister-president die Nederland vertegenwoordigt voor een publiek van internationale parlementariërs. Daar stond dus niet Mark Rutte met een of andere persoonlijke mening en ook niet de VVD-voorman Rutte die een VVD-verhaal staat te verkondigen in de aanloop naar een campagne in 2017, die hij wel serieus neemt. Waarom deed de premier deze rare uitspraak, zeker in het licht van wat hij hiervoor allemaal zei over het referendum en het serieus nemen van de uitslag? Waarom spreekt hij zich uit tegen zijn eigen wetgeving, tegen de wet die het kabinet mede heeft ondertekend? Of is dit dan het nieuwe kabinetsbeleid? Wat vindt bijvoorbeeld de minister van Binnenlandse Zaken, die hierover gaat, minister Plasterk van de PvdA, ervan? 

Minister Rutte:

Het was geen wet van het kabinet. Het was een initiatief van de Kamer waar het kabinet iets van vond. Wij hebben gezegd dat het kabinet het niet kan blokkeren als er een meerderheid is, maar ik heb steeds duidelijk gemaakt — mijn partij en ikzelf — dat ik tegen referenda ben. Ik ga niet met meel in de mond praten. Ik was tegen referenda en ik ben tegen referenda. Ik geloof nooit zo in die petten-en-hoedendiscussie van D66. Als ik iets vind dan zeg ik dat. 

De heer Verhoeven (D66):

Nu herhaalt de minister-president, terwijl hij hier staat en gewoon kan aangeven dat het heel vreemd is dat een premier die namens zijn land spreekt tegenover een publiek van internationale vertegenwoordigers, nog maar even dat hij tegen referenda is in plaats van dat hij van de mogelijkheid gebruikmaakt om te zeggen dat het gewoon een onhandige of zelfs foute uitspraak is en dat je dit als premier namens het land niet kunt maken. Het gaat erom of dit kabinetsbeleid is. Is dit nu het standpunt van het kabinet? Is het kabinet tegen de wet die een jaar geleden is ingevoerd die referenda mogelijk maakt? Dus mijn vraag aan de premier is eigenlijk heel simpel. Hij kan hier zeggen dat hij niet gelooft in de petten en hoeden van D66. Dat heet staatsrecht; dat is toch vrij belangrijk. Neemt hij de uitspraak die hij gisteren gedaan heeft terug? Neemt hij het referendum volgens de wet die hij niet steunt serieus? En nog belangrijker: neemt hij de uitslag serieus? Gaat hij in de komende negen maanden wat beter op z'n woorden passen? Anders staan we hier elke week te discussiëren over een persoonlijke mening van Mark Rutte en daar is geen kiezer in dit land in geïnteresseerd. 

Minister Rutte:

Je ziet wel dat D66 inmiddels ook 50 is; wat een oude politiek! Ik heb ook in de campagne in de aanloop naar het referendum steeds gezegd dat ik zo'n referendum helemaal niks vind, dat er een initiatief van de Kamer was dat een meerderheid heeft gekregen dat we daarmee hebben te werken. Dat doen we ook. Om die reden vond die campagne plaats en proberen we nu de uitslag op een fatsoenlijke manier een plek te geven. 

De heer Beertema (PVV):

Dat de premier tegen referenda is, is inmiddels wel duidelijk na al dat misbaar van gisteren, maar hij heeft zich ook nog eens een heel zure verliezer getoond door de uitslag van 61% te negeren en niet eens met een inhoudelijke reactie te komen. Hij kwam gisteren ten aanzien van de EU-parlementariërs wel met een reactie. Ik vind dat wat arrogant. Ik vraag de minister-president om daarop te reageren. 

Ik hoor steeds ook het verhaal dat brexit zo belangrijk is. Natuurlijk is dat belangrijk, maar kan de premier ook openheid geven over welke kant hij uitgaat na brexit? Wat gaat de minister-president in zijn wijsheid doen met de uitslag van 61% als brexit op 23 juni een feit is? 

Minister Rutte:

Daar hebben wij een heel debat over gevoerd, een week na het referendum. Ik heb toen gezegd dat duidelijk is dat een grote meerderheid van de opgekomen kiezers, ook als het gaat om het behalen van de in de wet genoemde kiesdrempel, tegen is. Dat betekent dat de kans zeer reëel is dat Nederland niet ratificeert. Tegelijkertijd heb ik in dat debat ook betoogd dat het hier gaat om een multilateraal verdrag en dat het nog maar de vraag is wat er dan in de rest van Europa gebeurt. Je kunt niet als Nederland in een referendum ja of nee zeggen tegen een multilateraal verdrag. Het land kan wel zeggen "we ratificeren niet" maar dan kunnen andere landen nog vormen vinden om door te gaan. Dus we weten niet hoe dat afloopt. Ik heb toen gezegd: laten we kijken of er een intelligente manier is om de grieven die naar voren zijn gekomen in de discussies in de opmaat naar het referendum op een andere manier een plek te geven. Daar zijn we op dit moment mee bezig. Als dat lukt, zal het kabinet met een voorstel komen om te ratificeren en als dat niet lukt, zullen we met het voorstel komen om niet te ratificeren. Dat kost enige tijd, want dan moet je praten met alle collega's in Europa en met de Commissie. Uiteraard houden we ook contact met Oekraïne. Je kijkt ook naar de politieke verhoudingen in eigen land en naar de maatschappelijke verhoudingen. Dat is een ingewikkeld proces en dat is des te ingewikkelder — en dat is de reden waarom ik gisteren die krachtterm gebruikte — omdat we dat doen tegen de achtergrond van grote geopolitieke vraagstukken die in Europa spelen rondom migratie, terreur en het referendum in het Verenigd Koninkrijk. En daarnaast is er het hele vraagstuk van de relatie met Rusland. 

De heer Beertema (PVV):

Dat hele verhaal hebben we al heel vaak gehoord, maar het woord "intelligent" is wel een interessante toevoeging. Wat de PVV betreft is er maar één intelligente oplossing en dat is om de intelligente wet die we hebben, uit te voeren en met name het intelligente artikel 11. Nu begrijp ik van de minister-president dat dit niet intelligent genoeg is naar zijn smaak. Hij heeft kennelijk een nog intelligentere oplossing dan de wet. Is dat wat de minister-president bedoelt? Hij stelt zich hier dus boven de wet, want hij weet het eigenlijk beter. 

Minister Rutte:

Laat ik vertellen over het interview dat ik met Jan Roos had na afloop van het debat hier. Hij zei: nee is toch nee? Dat was een interview hier buiten het deurtje. Ik zei: ja, Jan, dat klopt, nee is nee, zo kun je ernaar kijken, maar het enige punt is dat het niet gaat om de keuze tussen de oude vlag en de nieuwe vlag, zoals in Nieuw-Zeeland, waar je een nationaal besluit over kunt nemen. Het betreft hier een complex vraagstuk, waarbij de andere 27 lidstaten er ook iets van zullen vinden als wij niet ratificeren en mogelijk met elkaar besluiten om in enigerlei vorm door te gaan. Is dat het gewenste antwoord op het nee dat uit het referendum is gekomen? Ik vind dat we moeten kijken naar de vele grieven. Dat het niet om toetreding gaat, heb ik genoemd, net als het hele vraagstuk van collectieve verdediging. Er zijn allerlei zaken in de weken voorafgaand aan 6 april opgekomen. Kunnen we die op een andere manier adresseren? Als dat lukt, denk ik dat je veel meer inhoudelijk iets doet met de kritiek die naar voren kwam in de aanloop naar het referendum. Als dat niet lukt, dan zal de terugvalpositie vanzelfsprekend zijn om niet te ratificeren. Nogmaals, dan is het niet simpelweg zo dat de zaak niet doorgaat, zeg ik tegen de heer Beertema. Dan ratificeert Nederland niet, maar dan loop je nog steeds een grote kans dat de andere landen in enigerlei vorm met elkaar verdergaan. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik begin me wel af te vragen hoeveel fouten deze minister-president en dit kabinet nog moeten opstapelen inzake het referendum en in het bijzonder het Oekraïnereferendum. Vooraf werd een halfhartige houding ingenomen. Dat heeft in Nederland tot de uitspraak geleid dat de campagne-Ten Broeke het nog wel deed, maar dat de campagne-Rutte niets voorstelde. De minister-president heeft door zijn halfslachtige opstelling bij dit referendum niet eens zijn eigen kiezers in meerderheid kunnen overtuigen om voor te zijn. Hij zet zich nu publiekelijk in zijn hemd in Europa. Wat doet dit met de onderhandelingspositie van de minister-president in Europa? Is het signaal dat hij nu afgeeft niet: ja, ik sta hier wel, maar het was eigenlijk een rotreferendum en een slechte uitslag en ik wil dit helemaal niet, dus het is misschien wel goed als ik in Europees verband een pak rammel krijg? Is dat eigenlijk niet het signaal dat de minister-president hier heeft gegeven? 

Minister Rutte:

Het is een klassieke journalistieke truc, zoals ik in de jaren tachtig weleens meemaakte, namelijk om tien onzinpunten op elkaar te stapelen en er vervolgens een vraag aan te verbinden. Ik heb nu een uur nodig om alle beweringen van de heer Grashoff te ontkrachten, want zij kloppen geen van alle. Laat ik het heel kort houden. Feit is dat er een uitslag is, dat het aantal kiezers voldoende was om de drempel te halen en dat een overtuigende meerderheid van de opgekomen kiezers zegt: dit willen we zo niet. Nu staan we voor een simpele vraag. Gaan wij die uitslag rechtstreeks overnemen, dan is mijn stelling dat degenen die tegen waren, zeer teleurgesteld zouden kunnen raken, als blijkt dat andere landen in enigerlei vorm met elkaar doorgaan. Is dat wat zij wilden? In het debat, een week na het referendum, heb ik ook betoogd dat de vraag is: of zullen wij proberen om de vele grieven die de tegenstanders hebben genoemd, op een andere manier te adresseren? Ik weet niet of dat lukt. Daar werken we hard aan. Als dat lukt, denk ik dat we meer doen met die tegenstelling dan alleen maar simpelweg niet ratificeren. Dat is mijn argument. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Op de essentie van mijn vraag gaat de minister-president niet in. Dat is: wat doet deze uitspraak van de minister-president nu met de onderhandelingspositie van Nederland? Laat ik duidelijk zijn: naar mijn indruk verslechtert de minister-president op deze manier de onderhandelingspositie van Nederland in Europa aanzienlijk, omdat hij duidelijk aangeeft dat hij eigenlijk om een boodschap is gestuurd waar hij zelf niet achter staat. Dat helpt in de regel niet om op een overtuigende manier de zaak van Nederland te bepleiten, hoe die ook zij. Daar zou de minister-president voor moeten staan en dat doet hij niet op deze manier. 

Minister Rutte:

In Brussel spreken sommige mensen Nederlands en er zijn goede vertaalafdelingen. Volgens mij is daar algemeen bekend dat het Nederlandse kabinet voorstander was van het associatieakkoord met Oekraïne. Wij zijn natuurlijk niet blij met de uitslag, maar die uitslag is wel een feit. Dat accepteren wij en wij zoeken naar een verstandige omgang met die uitslag. 

De heer Van Bommel (SP):

De minister-president heeft met zijn uitspraak getracht om de mogelijkheid om een referendum te houden, te ondermijnen. In die zin was zijn uitspraak desastreus, ook voor de democratie, die wij hier vormgeven met wetten over de wijze waarop wij de mening van burgers tot uitdrukking kunnen laten komen. De vraag is of de minister-president met zijn opmerking over multilaterale verdragen, internationale verdragen waarbij meer landen betrokken zijn, bedoeld heeft te zeggen dat de referendumwet eigenlijk moet worden aangepast, zodat multilaterale verdragen niet meer referendabel zijn en in de toekomst een referendum over bijvoorbeeld het vrijhandelsverdrag TTIP met Amerika niet gehouden kan worden. Was dat de opzet van de minister-president? 

Minister Rutte:

Met de krachttermen die ik gebruikt heb, heb ik de complexiteit willen aantonen. We hebben te maken met een referendum over een multilateraal verdrag. Zo'n referendum is in zijn aard uiteraard veel complexer dan bijvoorbeeld het Nieuw-Zeelandse referendum over de vlag. Je kunt kiezen uit twee en dan komt er een duidelijke uitslag. Daar gaat Nieuw-Zeeland over. Dit is veel ingewikkelder. Als we het advies dat uit het raadplegend referendum is gekomen, namelijk niet ratificeren, rechtstreeks volgen — daar ging mijn discussie met Jan Roos na afloop van het debat hier over — is de kans nog steeds heel groot dat de andere Europese landen in enigerlei vorm met elkaar doorgaan. Dan is mijn grote vraag aan de tegenstanders van het associatieakkoord of dat is wat zij beoogden met hun nee-stem. 

Een andere optie is om te bekijken welke kritiekpunten naar voren zijn gekomen in het referendum. Kunnen wij die adresseren? Is het mogelijk om het in Europa eens te worden, waardoor we die nee-stem inhoudelijk veel meer recht doen dan we — en dat is de paradox — zouden doen door simpelweg ja of nee te zeggen? 

De heer Omtzigt (CDA):

Gisteren was de premier eindelijk helder over het referendum. Na maanden wachten op datgene wat hij eigenlijk bedoelde, na maanden praten met alle Europese landen en met Oekraïne, koos hij het publiek van Europese volksvertegenwoordigers, waar ik overigens ook in zat en waar hij ook vragen beantwoordde, om een helder statement te maken. Wanneer gaat de premier een helder statement maken naar de Nederlandse bevolking over datgene wat hij met de uitslag van het referendum zal doen? In de wet staat namelijk dat de Nederlandse regering spoedig na de uitslag van het referendum een besluit moet nemen. Wil hij daarbij alstublieft in de gaten houden dat hij al voor het referendum zei dat dit associatieverdrag geen toetredingsverdrag is? Dat herhalen kan dus nauwelijks als een concessie gezien worden richting de Nederlandse bevolking. Wat gaat de regering doen? 

Minister Rutte:

Gisteren heb ik in het gezelschap waarin ik mij onder anderen ook gestreeld wist door de aanwezigheid van de heer Omtzigt, herhaald wat ik ook gezegd heb in het Kamerdebat na de uitslag van het referendum, namelijk dat het kabinet nu voor de taak staat om een zo verstandig mogelijk antwoord te formuleren op de nee-stem. Niet ratificeren is nog steeds een zeer reële optie. We willen echter ook bekijken of we inhoudelijk een antwoord kunnen formuleren op de onvrede over dit associatieverdrag die naar voren kwam tijdens de weken van discussie en debat in de samenleving in aanloop naar het referendum. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president heeft in diverse debatten gezegd dat hij zich sterk maakt voor het herwinnen van het vertrouwen van de burger in de politiek en dat hij zich zorgen maakt over de steeds grotere kloof tussen de burger en de politiek. Hoe verhoudt zich dat tot de opmerking van de minister-president gisteren dat de uitslag van het referendum belachelijk en desastreus is en dat we er in feite niks mee kunnen? Dat is toch niets anders dan het schofferen van de Nederlanders? 

Minister Rutte:

Zo is het gisteren ook niet gegaan. Ik heb gezegd dat we nu te maken hebben met een uitermate complexe situatie, omdat het referendum niet ging over een nationale aangelegenheid maar in zijn aard heel complex is, omdat deze zaak ook heel veel andere landen betreft. Je kunt daar dus niet simpelweg ja of nee op zeggen. Je kunt dat wel doen, maar dan loop je het risico — deze paradox wil ik mevrouw Thieme voorhouden — dat de kiezer veel ontevredener is dan wanneer we proberen een verstandige uitweg te vinden. De opgekomen stemmer denkt dan namelijk "hé, er wordt niet geratificeerd", terwijl vervolgens blijkt dat andere landen in enigerlei vorm gewoon doorgaan met elkaar. Dat kunnen wij niet blokkeren. Ik heb in het Kamerdebat na de uitslag van het referendum mevrouw Thieme en anderen voorgehouden dat dit volgens mij het cynisme van de kiezer juist voedt. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als het de minister-president ernst is dat de situatie en de materie complex zijn, dan past het hem niet om gisteren in populaire bewoordingen als "desastreus" en "belachelijk" een ingewikkeld probleem aan te pakken. Dan hoort hij als minister-president terughoudend te zijn en eerst het parlement te informeren met een uitgebreide kabinetsreactie over hoe wordt omgegaan met dit referendum. Hij had dan gisteren niet moeten proberen om via allerlei VVD-retoriek zijn gelijk te halen. 

Minister Rutte:

Ik heb gisteren ten aanzien van hoe wij inhoudelijk omgaan met de uitkomst van het referendum herhaald wat ik ook in het Kamerdebat heb gezegd en wat minister Koenders heeft geschreven in de brief voorafgaand aan het Kamerdebat, namelijk dat wij nu voor de vraag staan hoe we met die uitslag omgaan, maar dat dit wel uitermate complex is. Dit vindt namelijk niet in isolatie plaats maar tegen de achtergrond van een groot aantal ingrijpende geopolitieke ontwikkelingen. Bovendien betreft het een referendum over een zaak die niet alleen nationaal speelt maar juist in zijn aard multilateraal is, dus meerdere landen betreft. Dat maakt het uiterst ingewikkeld. 

De heer Klein (Klein):

Los van de toestand rond en de uitslag van het referendum van 6 april wil ik ingaan op iets zeer interessants wat de minister-president heeft gezegd over de referendumwet die op dit moment geldt, namelijk dat die voor multilaterale verdragen "totaal, totaal, totaal" — ik doe het maar meteen in het Nederlands — ongeschikt is. Zijn dat loze woorden, of betekent dit dat het kabinet daadwerkelijk een wetsvoorstel zal doen om inhoud te geven aan een aanpassing van de referendumwet? 

Minister Rutte:

Wij hebben steeds gezegd dat wij ons nu eerst willen inzetten om een zo goed mogelijk antwoord te formuleren op de uitkomst van het referendum. Dat kan niet ratificeren zijn. Wij bekijken op dit moment of er een route denkbaar is waarin we inhoudelijk een plek kunnen geven aan de grieven die in de campagne naar voren kwamen. Hoe wij verder omgaan met de referendumwet en of er aanpassingen moeten zijn, is allemaal voorzien in de wet zelf. Er is een evaluatie voorzien van dit referendum. Voor het einde van de zomer zal het kabinet met een reactie komen op wat de Kiesraad over dit specifieke referendum gezegd heeft. In de wet is voorzien in een evaluatie van de referendumwet, uit mijn hoofd in 2018. 

De heer Klein (Klein):

Ik moet dus concluderen dat de minister-president geen voorstellen zal doen om de referendumwet te wijzigen op het punt van multilaterale verdragen. Hij heeft dus volledig voor zijn beurt gesproken omdat hij nog wacht op de evaluatie die we hebben afgesproken. Wijzigen van de referendumwet is nu dus eigenlijk niet aan de orde en ook multilaterale verdragen kunnen dus onderwerp zijn van een referendum. Begrijp ik dat goed? 

Minister Rutte:

Nee, mijn uitspraak over de multilaterale verdragen had niet te maken met een mogelijk voorstel om de wet te veranderen. Het had ermee te maken dat het gaat over een referendum over een multilateraal verdrag. Dat maakt het extra complex om een verstandig antwoord te formuleren op de uitkomst van het referendum. Simpelweg een ja of nee volstaat naar mijn overtuiging namelijk niet. Misschien moeten we er uiteindelijk aan, maar we willen proberen om inhoudelijk een plek te geven aan de grieven die in de weken voorafgaand aan het referendum naar voren zijn gekomen. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb even naar de antwoorden van de premier op de vragen van alle andere collega's geluisterd. Hij doet heel gewichtig: het is allemaal geopolitiek heel complex, er zijn internationale verdragen en daarom is het desastreus voor de toekomst van Europa. De premier staat hier dus heel gewichtig uit te leggen aan Kamerleden hoe het allemaal zit, maar gisteren was het verhaal natuurlijk heel anders. Ik heb dus alleen deze vraag: stond Mark Rutte gisteren op die bijeenkomst met wat holle retoriek te spreken als VVD-voorman die een aanloopje neemt naar de VVD-campagne, of deed hij zijn uitspraak als minister-president van heel Nederland? 

Minister Rutte:

Ik heb de vraag al beantwoord. Ik ben altijd dezelfde persoon. Als ik ook in de aanloop naar zo'n referendum mij meerdere malen heb uitgelaten over wat ik vind van het concept referenda dan loop ik daar niet voor weg. Dan ga ik daar niet voor duiken. 

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn komst naar de Kamer. 

Naar boven