27 Personeel Defensie

Aan de orde is het VAO Personeel Defensie (AO d.d. 21/04).

De voorzitter:

Mag ik de leden verzoeken om hun plaats in te nemen, want we zijn eigenlijk al een kwartiertje uitgelopen vandaag. Daarvan kan ik niemand anders de schuld geven dan mijzelf.

De eerste spreker is mevrouw Belhaj van D66.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. We hebben enige tijd geleden een goed algemeen overleg gevoerd over personeel. Naar aanleiding van die commissievergadering en de discussie kwam ik er ook door de brief achter dat deze minister en de ministers Koenders en Ploumen zich actief zorg maken over het genderbeleid en actief de bereidheid hebben getoond om zich daarvoor in te zetten. Toch voel ik me een beetje genoodzaakt om hierover aanvullend een motie in te dienen. Wellicht kan de minister het zien als een steuntje in de rug.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment binnen Defensie geen fulltime genderadviseur zit, dat degenen die gendertaken toebedeeld krijgen dat bovenop hun reguliere taken moeten uitvoeren en dat zij bovendien niet aanwezig zijn in alle verschillende directies en eenheden van Defensie;

constaterende dat het ministerie van Defensie ondanks inspanningen nog steeds de laagste score heeft van alle ministeries op het aantal vrouwen in topfuncties en daarmee de eigen streefcijfers niet haalt;

overwegende dat het ministerie van Defensie op 8 maart 2016 het Nationaal Actieplan 1325 heeft ondertekend;

verzoekt de regering, fulltime genderexpertise te beleggen binnen de verschillende directies en eenheden conform de NAVO-standaard voor operationele procedures, specifiek bij predeployment en tijdens militaire missies, evenals een actieve inzet op het realiseren van participatie van vrouwen in alle onderdelen van de organisatie;

verzoekt de regering tevens, deze maatregelen specifiek te monitoren en erover te rapporteren naar de Kamer via de personeelsrapportage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (34300-X).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Onze militairen mogen van de minister al anderhalf jaar niet meer in uniform over straat. De PVV vindt dat belachelijk. Zoals een militair het zelf treffend verwoordde: als een militair zich moet verstoppen voor geweld, dan is het tijd dat het Nederlandse volk zich zorgen begint te maken. In Engeland en Frankrijk mogen militairen wel in uniform over straat en in Duitsland zijn ze daartoe zelfs verplicht. Waarom geldt er dan in Nederland een verbod?

Ook de vakbonden en de militairen zelf willen dat zij hun uniform weer op straat kunnen dragen. Wanneer gaat de minister naar deze mensen luisteren? Mijn boodschap is in ieder geval: stop met zwichten voor terreur en maak de militairen weer zichtbaar en trots op hun uniform. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat militairen hun uniform weer op straat willen dragen tijdens woon-werkverkeer;

overwegende dat militairen juist zichtbaar moeten zijn in tijden van een verhoogde terreurdreiging en dat de krijgsmacht nooit en te nimmer mag zwichten voor terreur;

verzoekt de regering, het uniformverbod voor militairen op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (34300-X).

De heer De Roon (PVV):

Ik heb nog een tweede motie, waarvan de inhoud voor zich spreekt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO) is ontstaan door een landelijke reorganisatie waarbij meerdere beveiligingsdiensten binnen het ministerie van Defensie zijn samengevoegd;

constaterende dat aan personeel van DBBO afkomstig uit verschillende krijgsmachtonderdelen niet op dezelfde wijze functioneel leeftijdsontslag wordt verleend;

overwegende dat dit leidt tot gevoelens van ongelijke behandeling en rechtsongelijkheid;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat aan die ongelijke behandeling een einde komt en voor die medewerkers eenzelfde regeling omtrent het functioneel leeftijdsontslag zal gelden en/of op dezelfde wijze op die medewerkers zal worden toegepast,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107 (34300-X).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. De band tussen de krijgsmacht en de samenleving is essentieel, zoals we ook tijdens het AO zeiden. Maar deze band is eigenlijk sinds de opschorting van de dienstplicht steeds verder verwaterd. Defensie draagt hier zelf ook aan bij door onbegrijpelijke maatregelen op te leggen, zoals het uniformverbod voor militairen in het openbaar. Net als de militairen zelf wil mijn fractie hier zo snel mogelijk een eind aan maken. Ik had een motie, maar die heeft dezelfde strekking als die van de heer De Roon, dus ik zal die niet indienen. Ik zal de motie van de gewaardeerde collega ondersteunen.

De voorzitter:

De heer Houwers geeft aan dat hij geen gebruik wenst te maken van zijn spreektijd. Kan de minister al beginnen aan haar beantwoording? Ik begrijp dat zij nog een motie mist. We wachten een ogenblik totdat zij alle moties heeft ontvangen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 105 van mevrouw Belhaj over vrouw, vrede en veiligheid. In die motie wordt terecht verwezen naar het Nationaal Actieplan 1325. In de Kamerbrief over vrouw, vrede en veiligheid wordt een nieuw Defensie-actieplan 1325 aangekondigd. Dat wordt op dit moment uitgewerkt. Ik vraag mevrouw Belhaj daarom om ons daar de tijd voor te geven en om de motie heel even aan te houden. Ik vind de motie op zijn minst voorbarig en eigenlijk overbodig. Misschien kan mevrouw Belhaj straks even met mij kijken naar wat er precies in het Defensie-actieplan komt te staan. Zij zal dan zien dat veel van haar zorgen waarschijnlijk al geadresseerd en daarmee ook opgepakt zijn.

Ik adviseer mevrouw Belhaj dus om de motie even aan te houden en om hier opnieuw naar te kijken op het moment dat het Defensie-actieplan het licht ziet. Ik kan nu helaas niet zeggen wanneer dit zal zijn, maar de Kamer ontvangt binnenkort een nieuwe P-rapportage van mij. Ik zal ervoor zorgen dat daarin duidelijk wordt wanneer het actieplan naar verwachting aan de Kamer zal worden gestuurd, zodat de Kamer weet wanneer een en ander staat te gebeuren.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Belhaj knikken, maar helaas kunnen knikjes niet worden opgenomen in de Handelingen. Ik verzoek mevrouw Belhaj dus toch om verbaal aan te geven of zij de motie wenst aan te houden of niet.

Mevrouw Belhaj (D66):

Dat lijkt mij een goede oplossing.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Belhaj stel ik voor, haar motie (34300-X, nr. 105) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik dank mevrouw Belhaj daarvoor.

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 106 van de heer De Roon. We willen allemaal trots zijn op het militair uniform. Dat is niet slechts aan een paar mensen voorbehouden. Let wel: dat de bonden iets vinden, dat ik iets vind en dat de Kamer iets vindt, is allemaal heel erg mooi, maar uiteindelijk heb ik als politiek bestuurder wel degelijk rekening te houden met adviezen van een beveiligingsautoriteit. Het zal mij niet licht worden vergeven als er iets gebeurt op het moment dat ik die adviezen in de wind sla. Met andere woorden: ik vind deze maatregel ook niet prettig. De maatregel wordt iedere keer gemonitord en geëvalueerd en als het moment daar is dat die kan worden ingetrokken, dan zal die ook worden ingetrokken. As we speak wordt daarnaar gekeken. Maar nogmaals, ik acht het van belang om het advies van de Beveiligingsautoriteit in dezen wel degelijk ter harte te nemen.

De heer De Roon (PVV):

Dat kan ik mij voorstellen, maar als ik de veiligheid of onveiligheid in Nederland op dit moment vergelijk met Frankrijk of Engeland of Duitsland, dan zie ik niet waarom het in Nederland onveiliger is dan in die andere landen, waar ze het wel toestaan dat militairen zelf kunnen beslissen of zij wel of niet in uniform gaan. In Duitsland zijn ze zelfs verplicht om dat te doen. Wat is het verschil tussen Nederland en die andere landen?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ook in de andere landen zijn er nadere regels. Ik heb die nu niet paraat, maar ik meen dat ook in het VK nadere voorschriften zijn afgekondigd. Dat geldt voor veel meer landen. Nederland is niet bepaald uniek in dit opzicht. Ik ben graag bereid om daar bij een volgende gelegenheid op terug te komen, want ik heb die lijst met maatregelen nu niet paraat. Wij zijn echter niet uniek. Ik ben zeer verheugd dat de heer De Roon het met mij eens is dat een advies van de Beveiligingsautoriteit serieus moet worden genomen.

De voorzitter:

De heer De Roon laat het daarbij. Er is nog een motie ingediend.

Minister Hennis-Plasschaert:

De motie op stuk nr. 107 gaat over de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie. Ik meen — ik zeg erbij dat ik even naar de achterste bankjes moet kijken — dat we hierop terugkomen in de eerstvolgende P-rapportage. Dat betekent dat ik de heer De Roon wil vragen om deze motie nog even aan te houden, omdat ik eerder tijdens het AO Personeel al heb toegezegd om hierop terug te komen, met een nadere toelichting over wat er nu precies aan de hand is. Ook deze motie is dus ietwat voorbarig. Ik vraag de heer De Roon om haar nog even aan te houden.

De heer De Roon (PVV):

Het klopt dat de minister dat in het AO heeft toegezegd. Ik heb de motie toch ingediend omdat ik wel druk op de ketel wil houden, maar ik kan me voorstellen dat de minister vraagt om haar schriftelijke reactie even af te wachten. Als ik me niet vergis heeft de heer Teeven op dit punt schriftelijke vragen gesteld; hij knikt van ja. Misschien is het goed dat die vragen dan ook meteen meegenomen worden, zodat we een totaaloverzicht hebben van de vraagpunten die in het AO dan wel in de schriftelijke vragen van de heer Teeven zijn opgeworpen. Wanneer de minister daar volledig en compleet op heeft gereageerd, kan ik misschien ook beter bekijken of ik deze motie uiteindelijk moet intrekken of dat ik haar ga doorzetten.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Roon stel ik voor, zijn motie (34300, nr. 107) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat is fijn. Ik dank de heer De Roon daarvoor. Ik zeg uiteraard graag toe dat ik de vragen alsmede hetgeen is gezegd tijdens het AO Personeel, meeneem in de rapportage. Ik laat dan het oordeel aan de Kamer of de motie al dan niet in stemming moet worden gebracht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat alleen over de motie op stuk nr. 106 zal worden gestemd. Dit zal aanstaande dinsdag het geval zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven