7 VAO Arbeidsmarktbeleid (AO d.d. 07/10)

Aan de orde is het VAO VAO Arbeidsmarktbeleid (AO d.d. 07/10). 

De voorzitter:

De aanvrager van dit VAO is mevrouw Vermeij van de Partij van de Arbeid. Ik geef haar als eerste het woord. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties, maar we hebben heel veel onderwerpen in het AO Arbeidsmarkt besproken. Het was natuurlijk een belangrijk AO, want het ging over werkgelegenheid. We hebben bijvoorbeeld gesproken over de pakketbezorgers van de post, die de Partij van de Arbeid graag allemaal in vaste dienst zou zien. Een ander onderwerp was het reilen en zeilen van het UWV. Het ging niet zozeer over de grote achterstanden bij het UWV, waarover gisteren een debat werd aangevraagd. Wij hebben gesproken over de problemen die mensen ondervinden als zij met het UWV te maken krijgen en over de moeite die het kost om contact met het UWV te krijgen, zelfs als mensen zelf behoorlijk wat initiatieven hebben ondernomen. Omdat dit haast heeft, dien ik hierover de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de arbeidsbemiddeling door het UWV grotendeels digitaal wordt afgedaan; 

constaterende dat het UWV momenteel na drie maanden van werkloosheid persoonlijk contact heeft met een werkzoekende; 

overwegende dat werkzoekenden juist behoefte hebben aan persoonlijke aandacht gedurende de periode van werkloosheid en vaak met specifieke vragen zitten; 

overwegende dat contact op maat tussen een werkzoekende en het UWV kan leiden tot een snellere toetreding op de arbeidsmarkt, zeker omdat werkzoekenden vaak ook zelf ideeën hebben en initiatieven ontplooien; 

verzoekt de regering voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken met een plan te komen waarin staat hoe het UWV meer op menselijke maat geschoeid en op een effectieve wijze werkzoekenden kan begeleiden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 656 (29544). 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dan de tweede motie. Ik moet zeggen dat dit een onderwerp betreft dat ons allen aangaat. We gaan er in de Kamer nog uitgebreid over spreken en ik denk dat wij er Kamerbreed de schouders onder willen zetten. Het betreft de langdurige werkloosheid van mensen die ouder zijn dan 50 jaar. Dat is een groot probleem in Nederland en bij werkgevers bestaan er schijnbaar grote vooroordelen over deze groep werknemers. Wij zouden daar allemaal graag een verandering in zien. De motie dien ik in met de heer Krol die hier al vrij lang mee bezig is geweest en die mij overtuigd heeft van zijn standpunt. Ik zeg het maar eerlijk. Ik hoop dat wij de rest van de Kamer ook kunnen overtuigen. De motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de kans op langdurige werkloosheid bij oudere werknemers bijna twee keer zo groot is als gemiddeld; 

constaterende dat de langdurige werkloosheid onder werknemers ouder dan 50 jaar geen conjunctureel, maar een structureel probleem is; 

overwegende dat het sociaal onaanvaardbaar en economisch onverantwoord is om oudere werkzoekenden langdurig langs de zijlijn van de arbeidsmarkt te laten staan; 

overwegende dat de arbeidsmarktcultuur ten opzichte van werkzoekende 50-plussers slecht is en er bij veel werkgevers veel negatieve oordelen en percepties bestaan tegenover het aannemen van werknemers die ouder zijn dan 50 jaar; 

overwegende dat een extern boegbeeld tegen ouderenwerkloosheid een verbindende rol kan spelen tussen bijvoorbeeld werkzoekenden, werkgevers en overheid en ook negatieve percepties met feiten kan weerleggen, en bijvoorbeeld goede voorbeelden van kleine en grote werkgevers die 50-plussers hebben aangenomen voor het voetlicht brengt; 

verzoekt de regering, spoedig over te gaan tot het zoeken en instellen van een boegbeeld, een ambassadeur ten behoeve van dit vraagstuk, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 657 (29544). 

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vervang mijn collega Voortman en zal mij volledig beperken tot het voorlezen van twee, naar het schijnt, briljante moties. Ik begrijp dat de heer Van Weyenberg twijfelt aan deze kwalificatie, maar daarom zei ik "naar het schijnt". 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende, dat verschillende partijen in de Tweede Kamer zich hebben uitgesproken voor een kortere werkweek en zoeken naar mogelijkheden om dit te stimuleren; 

overwegende dat het kabinet de Sociaal-Economische Raad (SER) heeft gevraagd onderzoek te doen naar "Werken en leven in de toekomst", waarin hij onderzoek doet naar de wijze waarop mensen de maximale mogelijkheden krijgen om werk en (mantel)zorgtaken goed te kunnen combineren; 

overwegende dat de SER zal adviseren over allerlei aspecten op het snijvlak van het combineren van arbeid en zorg en dat korter werken daar een belangrijke rol in kan spelen; 

verzoekt de regering, de SER te vragen om ook een kortere werkweek en manieren om die te stimuleren onderdeel te maken van het advies "Werken en leven in de toekomst", 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaver en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 658 (29544). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de rijksoverheid het beleid voert om alle werknemers van de rijksoverheid minimaal het wettelijk minimumloon te betalen; 

constaterende dat de minister van SZW niet kan aangeven of bij de inkoop van goederen of diensten, zoals via uitzend- of payroll- of detacheringsconstructies, ook niet wordt gewerkt met jeugdlonen; 

overwegende dat het dus toch kan voorkomen dat in opdracht van de rijksoverheid — tegen het eigen beleid in — jongeren minder dan het wettelijk minimumloon verdienen; 

overwegende dat hierdoor ook de onwenselijke situatie zou kunnen ontstaan dat jongeren via een flexcontract voor een lager salaris lager dan het wettelijk minimumloon voor de overheid werken; 

overwegende dat hier dus sprake kan zijn van de onwenselijke situatie dat flexwerkers veel goedkoper zijn dan werknemers voor de overheid en dit mogelijk leidt tot schijnconstructies; 

verzoekt de regering, zorg te dragen dat bij inkoop van dienstverlening door de rijksoverheid de werkenden altijd minimaal het wettelijk minimumloon verdienen en in de aanbestedingsvoorwaarden van de rijksoverheid op te nemen dat de opdrachtnemer alle werknemers boven de 18 jaar minimaal het wettelijk minimumloon betaalt, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling van SZW te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 659 (29544). 

Volgens de sprekerslijst moet ik nu het woord aan de heer De Graaf geven, maar hij heeft mij eerder gemeld dat hij daar geen gebruik van wenst te maken. Ik geef daarom het woord aan de heer Ulenbelt. 

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Terecht wil de minister een groot punt maken van het bestrijden van de schijnzelfstandigheid in Nederland. Tijdens het algemeen overleg hebben vrijwel alle partijen gesproken over "handhaven, handhaven, handhaven". Op dat punt wil ik de minister een handje helpen. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Arbeidsinspectie op basis van de Arbeidsomstandighedenwet toetst of de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de arbeidsomstandigheden van de opdrachtnemer; 

overwegende dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de arbeidsomstandigheden wanneer de opdrachtnemer onder direct gezag werkt; 

overwegende dat bestrijding van schijnzelfstandigheid door de regering van groot belang wordt geacht; 

verzoekt de regering om bij vaststelling van een gezagsverhouding door de Arbeidsinspectie dit onverwijld door de Arbeidsinspectie te laten melden bij de Belastingdienst, zodat deze de arbeidsrelatie kan vaststellen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 660 (29544). 

De heer Ulenbelt (SP):

Bij het voorbereiden van deze motie ontdekte ik dat er een convenant was tussen de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie over samenwerking rond het minimumloon en nog wat dingetjes. Het convenant liep in 2012 af. Dat staat zowel in het convenant zelf als ook op de website van de Belastingdienst. Als dat convenant zou moeten herleven voor de uitvoering van deze motie, lijkt mij dat een goede uitvoering ervan. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik heb een motie en een vraag. In het debat heb ik de minister meermalen gevraagd voor hoeveel geld er aanvragen ingediend zijn voor de laatste transsectorplannen. Ik vraag de minister dus niet hoeveel daarvan worden goedgekeurd, want dat proces loopt nog. Maar voor hoeveel geld is er nu aangevraagd? Als dat namelijk minder is dan het beschikbare budget, weten we dat er geld over is dat we kunnen gebruiken voor andere dingen. De minister heeft deze vraag in het AO niet kunnen beantwoorden en misschien ook niet willen beantwoorden. Hij zei op zoek te moeten gaan in de kelder van het ministerie. We zijn inmiddels een paar weken verder. Kan de minister dus vandaag wel zeggen hoeveel het is? Als hij dat niet kan, kan hij de Kamer daar dan over informeren? Ik heb overwogen om op dit punt een motie in te dienen, maar een motie om informatie te vragen zou ik een dieptepunt vinden. Ik vraag het de minister dus gewoon en hoop op een welwillende antwoord. 

Ik heb nog wel een andere motie. Deze sluit een beetje aan bij de inbreng van mevrouw Vermeij rondom de werkloosheid en arbeidsmarktpositie van oudere werkzoekenden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat werkloze ouderen lastig weer een baan vinden; 

overwegende dat ingezet beleid van overheid en sociale partners nog onvoldoende resultaat heeft; 

verzoekt de regering om voor de begrotingsbehandeling van SZW een voorstel naar de Kamer te sturen met aanvullende acties om de arbeidsmarktkansen van oudere werkzoekenden te verbeteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 661 (29544). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dit kunnen vele acties zijn, zowel acties bij de sociale partners als acties in het kader van bemiddeling bij het UWV, of het beter mogelijk maken van omscholing in de WW, waar mijn fractie ook al langer voor pleit. 

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. De urgentie van krachtige bestrijding van de ouderenwerkloosheid en begeleiding van werkzoekenden blijft onverminderd groot. Collega Vermeij heeft zojuist mede namens mij een motie ingediend om een ambassadeur aan te stellen die vooral de negatieve beeldvorming over de oudere werkzoekende en werknemers moet gaan aanpakken. De motie van collega Van Weyenberg, gericht op het vergroten van de arbeidskansen van de oudere werkzoekende, heb ik ook van harte meegetekend. 

Ik wil deze initiatieven zelf aanvullen met de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat oudere werkzoekenden relatief moeilijk werk vinden door negatieve beeldvorming; 

overwegende dat onderzoek uitwijst dat dit vaak veroorzaakt wordt door gebrek aan scholing, en dat scholing bijdraagt aan motivatie van ouderen; 

verzoekt de regering, zélf het goede voorbeeld geven en in een "voorbeeldpilot" het rijks-HR-beleid méér te richten op het opleiden en aannemen van ouderen, alsmede het door scholing duurzaam inzetbaar houden van oudere werknemers; 

verzoekt de regering voorts, de resultaten van deze pilot gericht kenbaar te maken aan bedrijven en instellingen, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 662 (29544). 

De heer Krol (50PLUS):

Tot slot heb ik een motie als steuntje in de rug van de minister om werk te maken van het terugbrengen van de menselijke maat bij het UWV, een wens die breed leeft blij cliënten van het UWV en bij het UWV zelf. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het UWV door menigeen ervaren wordt als een ondoordringbaar digitaal bastion; 

overwegende dat ook het UWV zelf het als frustrerend ervaart dat méér persoonlijk contact met cliënten niet mogelijk is; 

overwegende dat mede hierdoor kansen op spoedige werkhervatting van werkzoekenden verkleind worden; 

verzoekt de regering, nog vóór de begrotingsbehandeling SZW met een concreet voorstel te komen, waardoor het persoonlijk contact en de persoonlijke begeleiding bij het vinden van werk substantieel geïntensiveerd kunnen worden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 663 (29544). 

De heer Anne Mulder (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste is bedoeld om het voor werknemers en flexwerkers makkelijker te maken om zich om te scholen naar een andere sector. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat: 

  • -werknemers en flexwerkers die zich willen bijscholen vaak gebruik kunnen maken van middelen uit het O&O-fonds van hun sector; 

  • -werknemers en flexwerkers die geen beroep kunnen doen op O&O-fondsen nu te weinig gefinancierde scholingsmogelijkheden hebben; 

overwegende dat: 

  • -in het sociaal akkoord is afgesproken dat O&O-fondsen meer sectoroverstijgend gaan samenwerken om intersectorale scholing mogelijk te maken; 

  • -dit tijd kost, waardoor er vooralsnog groepen werknemers en flexwerkers zijn die geen beroep kunnen doen op scholing; 

  • -juist deze groepen dat nodig hebben; 

verzoekt de regering, te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om scholingsvouchers beschikbaar te stellen aan werknemers en flexwerkers die van de ene naar de andere sector willen overstappen om hen zo in staat te stellen scholing te volgen om in die andere sector aan de slag te gaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Anne Mulder en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 664 (29544). 

De heer Ulenbelt (SP):

Vouchers zijn niet gratis. Wie moeten deze vouchers betalen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik heb daarvoor een suggestie gedaan tijdens het algemeen overleg: als mocht blijken dat er geld over is uit de zogeheten sectorplannen, gebruik dat dan! Ik heb nog geen beeld of dat geld er is. Daarom dien ik deze motie in om dat alvast te onderzoeken. Als het geld er wel mocht blijken te zijn en als wij dit zouden willen, kunnen wij daardoor een vliegende start maken. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dus als dat geld er niet is, die 182 miljoen, is dit een luchtballon die voor het oplaten al is doorgeprikt? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Nee, dat zijn de woorden van de heer Ulenbelt. Ik heb er vertrouwen in dat dat geld er is. Daarom willen wij een vliegende start. Vandaar deze motie. Mocht dat geld er niet zijn, dan is er weer een nieuwe situatie. Dan moeten wij kijken of wij dit zo belangrijk vinden dat wij er extra geld voor willen zoeken. 

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Mulder. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dan de Wet aanpak schijnconstructies. De Kamer heeft de afgelopen tijd een aantal brieven gekregen van lokale bestuurders, zoals wethouder Versluijs uit Vlaardingen, en ik heb gesproken met burgemeester Van der Tak en met het gemeentebestuur van Den Haag over de inhoudingen op het minimumloon. Al deze mensen vrezen dat je als je die afschaft, zoals is gebeurd in de Wet aanpak schijnconstructies, het risico loopt op misstanden, huismelkerij en schijnconstructies. Daarom heb ik een motie opgesteld. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat: 

  • -de Wet aanpak schijnconstructies een verbod kent op inhoudingen op het wettelijk minimumloon; 

  • -diverse lokale bestuurders en maatschappelijke organisaties als de VNG pleiten voor een uitzondering voor dit verbod om misstanden, huisjesmelkerij, schijnconstructies en uitbuiting tegen te gaan; 

  • -Cedris, de landelijke vereniging voor sociale werkgelegenheid en re-integratie, voor een uitzondering voor de doelgroep van de banenafspraak, beschut werken, Wajong en werknemers van de Wsw pleit om te voorkomen dat deze werknemers betalingsachterstanden oplopen met alle gevolgen van dien, zoals kostbare incassoprocedures, schuldsanering en uithuiszetting; 

  • -de Wet aanpak schijnconstructies de mogelijkheid biedt om bij Algemene Maatregel van Bestuur uitzonderingen toe te staan op dit verbod; 

verzoekt de regering, zo snel mogelijk een uitzondering op het inhoudingenverbod op het wettelijk minimumloon bij Algemene Maatregel van Bestuur mogelijk te maken voor bonafide werkgevers en sociale werkbedrijven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Anne Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 665 (29544). 

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij heeft de minister toegezegd om hiernaar te kijken en ons voor de begroting te informeren. De heer Mulder dient toch een motie in, op een punt dat ik overigens ook belangrijk vind. Ik heb echter vertrouwen in deze minister en ik wacht even af. Mag ik uit de motie opmaken dat de heer Mulder dat vertrouwen niet heeft? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Het wordt bijna een motie van wantrouwen, als het zo wordt geformuleerd. Het gaat erom dat deze wet al op 1 januari ingaat. Als bedrijven hierop willen anticiperen, moeten zij snel zekerheid hebben. De minister heeft al eerder gezegd dat hij er voor de zomer mee zou komen. Dat is uitgesteld en nu komt hij er voor de begroting mee. Er is echter haast geboden. In het dictum staat dus "zo snel mogelijk" om zekerheid te geven. Er komt een begroting. Voordat je het weet ben je bij kerst en dan ben je te laat. Daarom vraag ik om er zo snel mogelijk mee te komen, om zekerheid te geven aan bedrijven zodat zij maatregelen kunnen nemen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vind het belangrijk, maar nu begrijp ik het even niet meer. De minister komt voor de begroting met een voorstel. Ik dacht: dan vraagt de heer Mulder om het binnen drie weken te ontvangen. Anders snap ik namelijk niet waarom je een motie indient. Dan is het dus ook niet zo snel mogelijk. Nu snap ik echt niet meer wat deze motie nu extra van de minister vraagt dan wat hij al heeft toegezegd. Nogmaals, dat is niet omdat ik het er niet mee eens ben. De minister heeft een toezegging gedaan waar wij als Kamer bij knikten. Ik probeer even te begrijpen waar dan deze motie vandaan komt. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Voor de begroting, dat is over vier weken. Dat is dus vier weken en wij weten ook niet precies wat hij gaat doen. Deze motie roept hem op om te komen met een Algemene Maatregel van Bestuur, om dat — dat is belangrijk — voor bonafide bedrijven — dus niet voor malafide bedrijven, want die moeten wij juist aanpakken — te doen. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik ben toch ook geïntrigeerd. Dit is een discussie die al langer loopt. Die is volgens mij begonnen bij een amendement van de SGP bij deze wetsbehandeling. De "ja, mits" of "nee, tenzij" is toen opgelost door de toezegging van de minister om ernaar te kijken. Wij hebben er na de zomer nog met elkaar over gesproken dat het te lang duurde. Toen is toegezegd dat het voor de begroting zou komen. Dat is na deze Kamerweek nog drie weken. Wil de VVD-fractie nu meer dan er al is toegezegd of is dit een motie die ondersteunt wat eigenlijk al is toegezegd? Welke van de twee is het nu? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Er is niet toegezegd dat deze Algemene Maatregel van Bestuur er komt. Er is alleen toegezegd dat er een reactie komt op dat voorstel. Ik wil dat deze AMvB er wel komt en ook snel, want bedrijven verkeren in onzekerheid en die moet je zekerheid bieden. Als wij een motie aannemen in december, zijn wij al te laat en dat zou jammer zijn. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Ook dit was toch al onderdeel van de toezegging die bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies gedaan is? Toen is toch gezegd dat het op deze manier ingevuld zou gaan worden, zodat het niet via een amendement in de wet hoefde? Het is toch altijd al de insteek geweest om het via een AMvB te doen? 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dat is mijn beleving niet. Wij hebben de Wet aanpak schijnconstructies nog ruim voor de zomer behandeld. Toen zou er voor de zomer een reactie komen op de vraag of wij dit zouden gaan doen. Die is uitgesteld. Wij lopen nu richting december. Wij denken dat het te laat is als je ook echt wat wilt doen. Vandaar dat er z.s.m., zo snel mogelijk, in de motie staat. 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat hij zich heel even, één minuutje, wil beraden, dus ga niet te ver weg. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Asscher:

Voorzitter. In haar motie op stuk nr. 656 verzoekt mevrouw Vermeij de regering met een plan te komen waarin staat hoe het UWV meer op menselijke maat geschoeid en op een effectieve wijze werkzoekenden kan begeleiden. Ik sta positief tegenover die gedachte. Het is belangrijk om de dienstverlening verder te verbeteren. Tijdens het algemeen overleg op 7 oktober heb ik toegezegd om daarop terug te komen. De motie is daarmee in lijn. Die motie lijkt als twee druppels water op de motie-Krol waarvan de voorzitter weet onder welk nummer die is ingediend. Daarbij zou ik ook "oordeel Kamer" willen adviseren. Misschien kunnen de indieners overwegen om die moties te bundelen of om er één van te maken. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dat lijkt mij een uitstekende suggestie van de minister. Dat gaan wij doen, dus dat zal op de stemmingslijst terugkomen. 

De voorzitter:

Oké. Dat ga ik dan horen. 

Minister Asscher:

Dank. De motie-Vermeij/Krol op stuk nr. 657 gaat over het instellen van een boegbeeld. Dan gaat het met name over het bestrijden van de vooroordelen over ouderen op de werkplek. Ik heb in het algemeen overleg en ook al eerder aangegeven dat ik dit doel zeer sympathiek vind maar dat je ontzettend moet oppassen dat je het niet zo invult dat het tegengesteld werkt. Nou heb ik de indruk dat de indieners dat ook niet beogen. Die willen juist proberen om taak van de aanpak van de werkloosheid onder de aandacht van zoekende werkgevers en werknemers te brengen en een en ander te bevorderen zodat de betrokken partijen daar actief aan meewerken. Als ik die motie op die manier mag uitleggen, dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Dan is het ook een compliment waard aan de heer Krol voor zijn volharding. Ik wil niks afdoen aan de andere indiener, maar ik denk dat iedereen in deze zaal moet erkennen dat dit een stokpaardje van de heer Krol is. Dat wordt dus "oordeel Kamer" met de uitleg die ik daarbij heb gegeven. 

In de motie-Klaver/Vermeij op stuk nr. 658 wordt de regering verzocht om de SER te vragen om ook een kortere werkweek en manieren om die te stimuleren onderdeel te maken van het advies "Werken en leven in de toekomst". De heer Klaver sluit daarmee aan bij het debat van 7 oktober naar aanleiding van een interview van Martijn van Dam. Ik heb toen al aangegeven dat ik vind dat de SER alle ruimte moet krijgen en nemen om in dit belangrijke advies ook dit aspect mee te nemen. Ik denk niet dat de motie beoogt — maar ik kijk nu even naar de gelaatsuitdrukking van de heer Klaver — om nu een apart advies te maken of om dat advies op de lange baan te schuiven, want wij willen daar nog wat mee doen. Ik heb de heer Heerma plechtig beloofd dat wij met het advies nog in Q1, het eerste kwartaal, de gezinstop II dan wel arbeid- en zorgtop II gaan organiseren. Als de motie zou worden aangenomen, zou ik dat in de handen van de SER leggen en hem vragen om ook op dit aspect in te gaan. Ik zag aan de gelaatsuitdrukking van de heer Klaver dat ik hem niet kwijt ben geraakt. Dan laat ik het oordeel over de motie dus aan de Kamer. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik vind het heel knap hoe goed de minister dit kan aflezen. Precies dat is ook het geval. Nog niet zo lang geleden is voor het Zweedse model voor het vaderschapsverlof eenzelfde soort verzoek gedaan. In die lijn mag ook deze motie worden gezien. 

De voorzitter:

Het is dus oordeel Kamer. 

Minister Asscher:

De heer Klaver heeft een gezicht als een open boek, dus het is helemaal geen kunst om het aan zijn gezicht af te lezen. 

In de motie op stuk nr. 659 wordt gevraagd om er zorg voor te dragen dat bij inkoop en dienstverlening door de Rijksoverheid werkenden altijd minimaal het wettelijk minimumloon verdienen. Het minimumjeugdloon is natuurlijk een grote kwestie. Daar heb ik al verschillende keren met de Kamer over gesproken. Er is een maatschappelijke campagne aan de gang. Op dit punt is ook een motie van D66 aangenomen. Tevens heb ik toegezegd voor mijn begroting te komen met een notitie over alle aspecten betreffende het minimumloon. Dat betekent dat ik deze motie ontraad. Het lijkt mij er nu niet het moment voor. Als je zegt dat je het onwenselijk vindt dat mensen onder het minimumloon verdienen, zou dat weer leiden tot een pleidooi voor verhoging van het huidige minimumloon. 

De motie op stuk nr. 660 vraagt om bij de vaststelling van gezagsverhoudingen door de Arbeidsinspectie dit te laten melden bij de Belastingdienst, zodat deze de arbeidsrelatie kan vaststellen. Ik vind deze motie sympathiek, dus ik wil kijken of ik daar wat mee kan doen. Ik wil voor nu vragen of de heer Ulenbelt genoegen wil nemen met een brief van mijn hand hierover, want ik wil hierover kunnen overleggen met staatssecretaris Wiebes. Ik heb me daar in de korte schorsing van zojuist niet inhoudelijk op kunnen prepareren. Ik zeg toe daarover een brief te sturen. Ik vraag de heer Ulenbelt om de motie aan te houden totdat hij die brief heeft. Ik zal die brief voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer sturen. Dat klinkt toch als een "offer he can't refuse". 

De heer Ulenbelt (SP):

Omdat het zo veelbelovend klinkt, zal ik deze motie aanhouden. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Ulenbelt stel ik voor, zijn motie (29544, nr. 660) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

De minister heeft ook een brief toegezegd voor de begrotingsbehandeling. 

Minister Asscher:

In de motie op stuk nr. 661 wordt verzocht om te komen met aanvullende acties om de arbeidsmarktkansen van oudere werkzoekenden te verbeteren. Dat is natuurlijk een groot thema geweest op 7 oktober, maar het is vooral een groot thema in de samenleving. Ik hoor dat ook terug bij mevrouw Vermeij, toen zij sprak over de mogelijkheid van een boegbeeld. Ik zal opbiechten dat ik al bezig was met een brief aan de Kamer over het onderwerp langdurige werkloosheid onder ouderen. Mijn voornemen is om de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling te informeren. Dat zal dan geen concreet actieplan zijn. Het zal wel de richting aangeven waarin ik denk dat aanvullend beleid zou kunnen helpen. Als dat tegemoetkomt aan de wens die in de motie tot uitdrukking wordt gebracht, laat ik de motie oordeel Kamer. Het is namelijk een thema — ik geloof dat mevrouw Vermeij dat zei — waar de hele Kamer en het kabinet zich om bekommeren. Ik heb al eerder gezegd dat suggesties welkom zijn, maar ik heb nog een paar ideeën wat we de komende tijd zouden kunnen gaan doen. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Weyenberg, ik zag u instemmend knikken. U bent het ermee eens dat er niet een actieplan komt? Dat staat namelijk nadrukkelijk in het verzoek. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Er staat: voorstellen voor acties. Als dat richtingen zijn waarin het kabinet denkt acties te gaan ondernemen, dan zij dat zo. Ik verwacht geen tot op de millimeter uitgewerkt actieplan. Ik kan mij dus goed vinden in de woorden van de minister. 

De voorzitter:

Dan blijft het dus oordeel Kamer. 

Minister Asscher:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 662 van de heer Krol, waarin wordt verzocht om in een pilot het hr-beleid van het Rijk meer te richten op het opleiden en aannemen van ouderen. Die motie zou moeten berusten bij de minister voor Wonen en Rijksdienst. Wel kan ik de heer Krol meegeven dat de verschillende departementen, rijksbreed, hebben besloten om zich aan te sluiten bij het diversiteitscharter. Diversiteit ziet op zwart en wit, op hetero en homo, maar ook op oud en jong. De organisaties die zich daarbij aanmelden doen een belofte en maken zich afrekenbaar op hoe zij de diversiteit in hun organisatie gaan verbeteren. Dat geldt dus ook voor alle departementen. In feite is dat dus deels al conform de gedachte die in deze motie wordt neergelegd. De vorm van deze motie moet ik ontraden, maar misschien dat ik met deze toelichting duidelijk kan maken dat we wat dit betreft aan dezelfde kant staan. 

De heer Krol (50PLUS):

Ik begrijp heel goed wat de minister zegt en wil dat ook heel graag verder afwachten. Daarom houd ik de motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn motie (29544, nr. 662) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Asscher:

De motie-Vermeij op stuk nr. 656 en de motie-Krol op stuk nr. 663 worden samengevoegd, zo hebben de indieners net gezegd. Voor de motie-Krol op stuk nr. 663, die gaat over het UWV, geldt op zichzelf dat ik het oordeel aan de Kamer zou hebben gelaten. 

De motie-Anne Mulder/Vermeij op stuk nr. 664 gaat over scholingsvouchers voor werknemers en flexwerkers die intersectoraal mobiel willen worden. Volgens mij hebben we het al over dit doel gehad bij de Wet werk en zekerheid en het sociaal akkoord. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer omdat zij geheel in lijn is met wat het kabinet graag ziet: mensen die meer van werk naar werk gaan in plaats van in een uitkering terechtkomen. Soms zullen zij daarvoor scholing nodig hebben. We hebben de brug-WW daarvoor ontworpen, maar dit is ook een belangrijk element. 

De heer Van Weyenberg vroeg hoe het zit met de sectorplannen. Ik heb de cijfers niet paraat, maar inderdaad is er voor minder aangevraagd dan er beschikbaar is. Ik snap heel goed dat hij zo langzamerhand weleens cijfers wil hebben. Ik had gezegd dat die er voor de begrotingsbehandeling zouden zijn, maar we moeten die nu gewoon wel binnen een week aan de Kamer kunnen sturen. Ik zie dat hierdoor niemand in paniek raakt in de ambtenarenloge. De vraag is dus terecht. Het had misschien zelfs al eerder gekund. We gaan dat dus doen. 

De motie-Anne Mulder op stuk nr. 665 gaat over het inhoudingenverbod. Deze kwestie hebben we eerder besproken. Er zitten twee elementen in de belangenafweging: enerzijds voorkomen dat malafide organisaties dit benutten en anderzijds mogelijk maken dat bonafide organisaties daarvan gebruikmaken. De heer Mulder heeft een aantal lokale bestuurders gesproken die op dat tweede belang wijzen. Het eerste belang is er echter ook. Daarnaast is er de juridische vraag of in het licht van recente uitspraken van het Hof van Justitie zo'n inhoudingsverbod überhaupt gerechtvaardigd is en ingesteld kan worden. Ik vind het volstrekt begrijpelijk dat er gewezen wordt op de spoed. Ik kan het pleidooi van de heer Mulder voor spoed heel goed volgen, maar ik heb al toegezegd om de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te berichten. Het is ook waar dat ik niet heb toegezegd dat dit altijd in de vorm van een AMvB zou zijn. In die zin zie ik dat de heer Mulder eigenlijk zijn mind al heeft opgemaakt, nog niet wetende of het juridisch mag, en zijn belangenafweging blijkbaar op die manier aan de Kamer voorlegt. Ik verzoek de heer Mulder om zijn motie aan te houden. Over de belangenafweging kan natuurlijk altijd een oordeel aan de Kamer gevraagd worden. Als hij zijn motie niet wil aanhouden, moet ik haar op dit moment ontraden, hoezeer mij dat ook spijt, aangezien ik zijn gedachte en het pleidooi voor spoed op zichzelf begrijp. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Dit roept een als-danvraag op. Stel dat het juridisch kan. Wil de minister dit dan doen? 

Minister Asscher:

Ook dan volgt die belangenafweging. Als ik die al had gemaakt, had ik de Kamer daar al eerder over bericht. Ik zal die voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer doen toekomen. Maar het is waar dat er een voorwaardelijkheid in zit. Als het niet kan, hoef je je niet af te vragen of je het wilt. Als het wel kan, komt die vraag aan de orde. Ik snap alle argumenten daarvoor. Ik kan de heer Mulder geruststellen: als we ervoor zouden kiezen om het te doen, is intussen het huiswerk wel gemaakt op het departement. We hoeven ons dan niet meer af te vragen hoe we dat zouden moeten aanpakken. Het is niet bedoeld om hier te chicaneren jegens de heer Mulder of de betrokken partijen. Integendeel. Maar het houdt ook wel weer verband met het hele systeem van het Nederlandse minimumloon. Daardoor speelt de vraag of er niet een wettelijk minimumuurloon moet komen. Met de heer Van Weyenberg heb ik van de week nog gedebatteerd in een WGO over het loonkostenvoordeel voor lage inkomens. Er zit de vraag in hoe we omgaan met stukloon in het licht van een aantal pijnlijke affaires waarbij onderbetaling via stukloon plaatsvindt. Verder is er de vraag hoe we omgaan met het minimumjeugdloon. In de Kamer zal daar misschien verschillend over gedacht worden, maar die vraag ligt op mijn bord. Bovendien is er nog de vraag hoe we het minimumloon als zodanig handhaafbaar maken. In die laatste categorie valt ook de vraag of je een uitzondering zou willen op het inhoudingsverbod. 

De heer Anne Mulder (VVD):

Ik begrijp wat de minister zegt over de belangenafweging. Bij de brieven die we hebben gekregen, zat ook een brief waarin stond: stel deze wetsbepaling met een halfjaar uit, want als nu nog wordt besloten tot die AMvB, is het bijna te laat. Ik kan ook nog vragen of de minister de invoeringsdatum van dit deel van die wet wil uitstellen. Ik denk het niet. Althans, ik weet het niet; ik praat een beetje voor hem. Als dat niet het geval is, dan hebben we toch spoed nodig? Het tij is aan het verlopen. Als we te lang wachten, heeft het helemaal geen zin meer, wat we ook vinden. Dat zou jammer zijn. Daarom wil ik toch deze motie indienen. 

Minister Asscher:

Ik ben veel optimistischer dan de heer Mulder. Ik denk dat het wel zin heeft wat we vinden. Dit is tenslotte de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Ik had toegezegd: voor de begroting. De begroting wordt meestal behandeld ongeveer aan de vooravond van sinterklaas. Dat is over een kleine maand. Ik zal er niet mee wachten als ik mijn stukken eerder heb. Ik heb de heer Mulder duidelijk gehoord. Ik denk dat we kunnen vaststellen dat ik het op dit punt niet met hem eens ben. Dat heb je soms. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb een vraag om verheldering. Het gaat even niet over de wil. Hoor ik de minister zeggen dat een AMvB voor bonafide bedrijven volgens hem in deze vorm ook niet kán? Of heb ik hem dan verkeerd begrepen? Ik bedoelde: juridisch. 

Minister Asscher:

Qua vormgeving kan het, denk ik. Ik probeerde de heer Mulder gerust te stellen door te zeggen dat het huiswerk over de wijze waarop je het zou moeten doen, gedaan is. Ik snap namelijk heel goed de spoedeisendheid. Een andere vraag is hoe je uiteindelijk de uitspraak van het Hof gaat wegen. Welk risico neem je ermee? Ik doel op het risico dat een rechter op Europees niveau of een Nederlandse rechter die aan het Europese recht toetst, vaststelt dat zo'n inhouding op het minimumloon helemaal niet mag. Die vraag is na de behandeling van de WAS opgekomen. Wij hebben die vraag niet verzonnen. Die is later opgekomen. Dit laat onverlet dat zelfs als die belemmering er helemaal niet is, je nog zit met de belangenafweging. Die is volstrekt transparant. We hebben die in de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies ook met elkaar gedeeld. De heer Mulder geeft heel duidelijk aan dat voor hem de belangenafweging dient uit te vallen in het voordeel van een uitzondering op het inhoudingsverbod. Dat begrijp ik. Alleen, mijn verzoek is: wacht even totdat het kabinet daarvoor zijn voorstellen heeft gedaan. Ik heb hem echter duidelijk gehoord: hij brengt de motie in stemming. Dat wacht ik even af. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Kan de minister aangeven wanneer hij verwacht dat die brief zal komen? Verwacht hij dat dat is in de week voor de begrotingsbehandeling? Of verwacht hij dat dat al volgende week is? Mijn fractie heeft bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies ongeveer gepleit voor de inhoud van deze motie. Alleen, in de eerdere discussie hebben we de minister de ruimte gegeven om zo snel mogelijk daarmee te komen. Voor de afweging van de motie is het voor mijn fractie relevant om te weten wanneer we die brief krijgen waarin alles uiteen wordt gezet, dus ook de juridische mogelijkheid. 

Minister Asscher:

Dat zal, zoals het er nu naar uitziet, in de week voor de begrotingsbehandeling zijn. Als het eerder kan, doe ik dat, maar er wordt nog volop aan gewerkt. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. 

Hiermee is ook een einde gekomen aan de vergadering van vandaag. Ik wens u allen een prettige avond. 

Naar boven