16 Huisvesting vergunninghouders

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders ( 34454 ).

De voorzitter:

Voordat we dit debat beginnen met de heer De Vries als eerste spreker, heet ik de minister voor Wonen en Rijksdienst van harte welkom, alsmede de mensen die dit debat volgen, thuis of hier op de publieke tribune. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid vindt dit wetsvoorstel vooral symboolpolitiek. Er blijft een plicht tot huisvesting van statushouders en uiteraard blijft voor de PvdA artikel 1 van onze Grondwet uitgangspunt. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dus hebben vergunninghouders recht op huisvesting. Eigenlijk is het schandalig en ook oliedom dat zo veel statushouders nog steeds in een asielzoekerscentrum wonen. Schandalig, omdat deze mensen recht hebben op een fatsoenlijk huis, en oliedom, omdat deze mensen plekken bezet houden waaraan er met de verhoogde instroom van vluchtelingen dringend behoefte is en waarmee we de noodopvang hadden kunnen beperken, en alle opwinding over de bouw van nieuwe azc's hadden kunnen voorkomen. Maar een discussie over de rechten van mensen die een vergunning hebben, is naar onze mening onzinnig. De PVV voert die discussie wel stelselmatig, en dat roept bij ons de vraag op of de PVV, de Partij van de Vrijheid, artikel 1 van onze Grondwet nog wel wil blijven respecteren. 

De heer De Graaf (PVV):

Het lijkt een beetje op een omgekeerde situatie, alsof ik voor het spreekgestoelte sta en de heer De Vries een vraag stelt. Ik heb een vraag aan de heer De Vries. Zei de heer De Vries net letterlijk dat Nederlanders plekken voor asieleisers of asielzoekers, hoe je ze noemen wilt, bezet houden en dat daarom de doorstroming niet goed is? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Nee hoor, ik zei dat het onverstandig is dat we er niet voor hebben gezorgd dat er meer huizen gebouwd werden. Dan hadden de statushouders kunnen uitstromen, hadden we geen wachttijden gehad, hadden we geen noodopvang nodig gehad en hadden we ook niet al die moeilijke discussies over nieuwe azc's hoeven voeren. 

De heer De Graaf (PVV):

Dan vraag ik mij af hoeveel mensen de heer De Vries in Nederland kwijt wil, ook gezien de groei van de bevolking in Afrika de komende twintig, dertig jaar. Er komen daar 1 miljard mensen bij, waarvan er volgens de VN waarschijnlijk 200 miljoen op drift zullen raken. Die willen de Sahara oversteken en daarna de Middellandse Zee. Als je heel Nederland volbouwt, kun je net de bevolking van Pakistan kwijt. Ik geef dat even mee. Als de heer De Vries nog een beetje een grens ziet aan wat er te bebouwen valt, dan heeft hij hieraan misschien een nadenkertje. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik denk niet dat ik daarop moet ingaan, voorzitter. De discussie moet, wat de Partij van de Arbeid betreft, namelijk over heel andere dingen gaan. Er is door allerlei oorzaken een groot tekort aan betaalbare huurwoningen in grote delen van Nederland. Dat geldt voor iedereen die op zo'n woning is aangewezen. Zelfs in de krimpgebieden zijn er nu wachttijden. De vraag is groter dan het aanbod. Door de huurverhogingen zijn vele woningen over de grens van €586 gegaan, de grens waaronder een woning "goedkoop" wordt genoemd. Door de maatregel van passend toewijzen is er een veel grotere groep huishoudens aangewezen op zo'n betaalbare woning. Er is dus veel meer vraag en te weinig aanbod. Door schaarste neemt de kans op verdringing toe. Naast matiging en selectieve verlaging van huren dringt de PvdA al heel lang aan op nieuwbouw van betaalbare sociale huurwoningen in het hele land. In sommige delen van het land gaat het dan wellicht om tijdelijke woningen, omdat de vraag daar op langere termijn weer zal dalen. In andere delen van het land gaat het om permanente woningen, omdat daar de doelgroep nog fors zal toenemen. 

De Partij van de Arbeid kwam bij de begrotingsbehandeling vorig jaar met een plan voor de snelle bouw van 100.000 prefabwoningen. Geen containers, zoals VVD en PVV er denigrerend van maakten, maar gewoon goedkope tijdelijke woningen, die snel gebouwd kunnen worden en die voldoen aan alle prestatie-eisen van het Bouwbesluit, dus ook aan de energieprestatie-eisen, waardoor de woonlasten relatief laag kunnen blijven. Ik heb de collega's meerdere keren aanbevolen om dat eens te googelen. Als ze dat hebben gedaan, dan hebben ze gezien dat er een enorm aanbod is van vaak zeer fraai vormgegeven prefabwoningen tegen betaalbare prijzen. Als er op grote schaal vraag naar dit soort woningen komt, zo verzekert het Nederlands Verbond Toelevering Bouw, zullen de prijzen natuurlijk aanmerkelijk kunnen dalen. Ons 100.000-woningenplan ging niet alleen over vergunninghouders, maar over alle mensen die al heel lang wachten op een betaalbaar huis, of die er vanwege omstandigheden op korte termijn een nodig hebben. Onze pleidooien gaan daar nog steeds over. Iedereen met een smalle beurs heeft recht op een fatsoenlijk huis. Dat moet wat ons betreft de discussie zijn. 

Onze motie om gemeenten een indicatieve taakstelling te geven voor de bouw van al dan niet tijdelijke betaalbare woningen kreeg ruime steun. De uitvoering van die motie heeft helaas veel tijd gevraagd. Uiteindelijk is er gekozen voor een stimuleringsregeling in plaats van voor een indicatieve taakstelling. Bij de evaluatie van de verhuurderheffing is besloten voor elke nieuwe sociale huurwoning met een huur tot €586 een aftrek mogelijk te maken van €10.000 in het hele land en van €20.000 in de schaarstegebieden. Voor Rotterdam-Zuid en de krimpgebieden zijn er aanvullende aftrekmogelijkheden. De wetswijziging die dit regelt, komt zeer binnenkort naar de Kamer. De PvdA is er trots op dat zij dit heeft kunnen bereiken in een discussie die zij als symboolpolitiek bestempelt. Eindelijk komt er zicht op een betaalbare woning voor iedereen die daarop is aangewezen: vergunninghouders maar ook alle anderen. 

Bij een tekort aan woningen is er sprake van verdringing en worden er allerlei voorrangsregels bedacht. De voorrang voor vergunninghouders leidde lang niet overal tot grote verdringing. Lange tijd ging slechts 6% van de vrijkomende huurwoningen naar statushouders. Wij moeten echter onder ogen zien dat dit percentage toeneemt en dat er in Nederland gebieden zijn waar dit percentage veel hoger ligt. Daarom heeft de PvdA niet zo veel problemen met het schrappen van de voorrangsregel in de Huisvestingswet nu zij binnen de coalitie overeenstemming heeft kunnen bereiken over een forse stimulering van de uitbreiding van de voorraad betaalbare huurwoningen. Gemeenten houden gewoon hun taakstelling. De verplichte voorrangsregeling geldt alleen in de 178 gemeenten die een huisvestingsverordening hebben. Als die verplichting vervalt, moet de gemeenteraad nog een besluit nemen over het daadwerkelijk schrappen van de voorrangsregeling uit hun verordening. Wij verwachten dat lang niet alle 178 gemeenten dat zullen doen. Als zij dat wel doen, komt er een forse druk om betaalbare sociale huurwoningen toe te voegen. 

Gemeenten die hun verplichtingen ontduiken, kunnen rekenen op ingrijpen van de provincie en op een reprimande van de minister. In de brief over de evaluatie van de verhuurderheffing schreef de minister tot ons genoegen dat hij bijvoorbeeld ook de randgemeenten van grote steden gaat aanspreken op het nemen van verantwoordelijkheid voor het bouwen van een evenredig aantal betaalbare sociale huurwoningen. De PvdA vindt dat wij samen verantwoordelijkheid moeten nemen, niet alleen voor de huisvesting van vergunninghouders maar voor alle mensen die al heel lang wachten op een huis en voor alle mensen die door welke omstandigheid dan ook op korte termijn een betaalbare huurwoning nodig hebben. In deze context zal de PvdA voor het wetsvoorstel stemmen. 

Voorzitter. Als het mag, maak ik nog een opmerking in de richting van de PVV. Mijnheer De Graaf, wij gaan straks allebei voor dit wetvoorstel stemmen. U op grond van verontwaardiging en het opzetten van groepen tegen elkaar. U hebt meer mensen boos gemaakt en anderen met zo veel woorden in de kou laten staan … 

De voorzitter:

Mijnheer De Vries, het lijkt mij dat u uw spreektijd moet gebruiken voor het inbrengen van de standpunten van uw eigen partij. U kunt straks een vraag stellen aan de vertegenwoordiger van de PVV. Op deze manier lokt u een interruptie van de PVV uit. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik was klaar. Ik heb verklaard dat de PvdA voor dit wetsvoorstel stemt omdat er dan daadwerkelijk meer woningen gebouwd worden. Zo kunnen wij concreet iets voor de mensen betekenen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De allereerste zin van de inbreng van de PvdA was: dit is een pure symboolwet. Daarna begon de heer De Vries af te geven op de PVV. Inhoudelijk was ik het overigens wel met hem eens. Vervolgens kwam er in zijn bijdrage een heel rare draai naar de conclusie dat de PvdA toch voor gaat stemmen. Als dit een symboolwet is, waarom stemt de PvdA dan toch voor? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

De PvdA stemt voor deze wet omdat zij tijdens de besprekingen in de coalitie voor elkaar heeft kunnen krijgen dat er iets aan de werkelijke problematiek wordt gedaan, namelijk aan het gebrek aan betaalbare huizen. Dat is onze afweging. Wij krijgen echt een incentive voor de bouw van grote aantallen goedkope woningen. Daarmee lossen wij het probleem op. Daarmee nemen wij voor lief dat wij deze wet, die wat ons betreft symboolpolitiek is, voor onze rekening nemen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Deze wet wekt de indruk dat alleen al het niet meer voorrang geven aan statushouders meteen tot meer woningen leidt. Dat is een heel vervelende symboolwerking. Dat is de symboliek die de PVV gebruikt. Door voor te stemmen gaat de PvdA daarin mee. Echt een gemiste kans. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Ik heb in mijn betoog ook al gezegd dat het afschaffen van deze voorrangsregeling eigenlijk helemaal geen effect heeft. Het heeft pas effect als die 178 gemeenten die een verordening hebben, daadwerkelijk die voorrang uit hun verordening schrappen. Daar komt bij dat al die gemeenten nog steeds de taakstelling houden om die mensen met een vergunning te huisvesten. Wat dat betreft ziet mijn fractie deze wetswijziging dus helemaal niet zo veel gevolgen hebben. Daar staat tegenover dat we kunnen bereiken dat er een echt goede incentive komt voor het bouwen van goedkope huizen, iets wat corporaties nu nalaten. Volgens mijn fractie is dat winst. 

De heer Koolmees (D66):

Helder, de heer De Vries van de Partij van de Arbeid vindt dit symboolwetgeving. Dat ben ik met hem eens. Vorig jaar, bij de behandeling van de begroting, heeft de heer De Vries een motie ingediend die ging over de bouw van 100.000 tijdelijke woningen. Dat zei hij zojuist ook al in zijn betoog. In die motie stond ook de voorwaarde dat als die woningen er zouden zijn, de PvdA zou instemmen met het voorliggende wetsvoorstel. Ik ken geen cijfers waaruit blijkt dat er 100.000 woningen zijn gebouwd. Dat is bij lange na niet gebeurd. Dus waarom stemt de Partij van de Arbeid toch in met dit wetsvoorstel, ondanks dat die doelstelling ruimschoots niet is gehaald? 

De heer Albert de Vries (PvdA):

De minister heeft geen kans gezien om de motie die we daarover hebben ingediend letterlijk uit te voeren. Wel is een flink aantal gemeenten aan de slag gegaan. In Limburg en in het midden van het land zijn er gemeenten die echt wel op redelijke schaal huizen hebben gebouwd. Nu komt er bij de verhuurderheffing een aftrekmogelijkheid van €10.000 en €20.000. Volgens mijn fractie geeft dat echt een behoorlijke boost aan het bouwen van betaalbare nieuwe huurwoningen. Dan moet je belangen tegen elkaar afwegen. Het is ook D66 nog zelden gelukt om honderd procent zijn zin te krijgen. Wij hebben dit afgewogen. Wij hebben gezegd: tegenover dit meegaan met dit wetsvoorstel staat dan toch dat er aanmerkelijk meer betaalbare huizen komen voor vergunninghouders en voor al die andere mensen die al heel lang wachten op een huis. 

De heer Koolmees (D66):

Daar zit toch een beetje mijn probleem met dit wetsvoorstel. Een brede Kamermeerderheid is voor meer bouwen, voor het wegwerken van de wachtlijsten en voor het beter laten werken van de woningmarkt. Er zijn inderdaad goede initiatieven gestart om te gaan bouwen. De minister heeft bijvoorbeeld een goed initiatief gestart. Door de koppeling van deze symboolwet daaraan, komt een en ander wel in een wat mij betreft naar daglicht te staan. Ik vind het teleurstellend dat de Partij van de Arbeid meegaat in deze gedachtegang door deze symboolwetgeving van de VVD te steunen, terwijl het doel is: bouwen! Waarom gaat de PvdA dus toch mee in deze symboolwetgeving, waar zij in de kern zo tegen is? Dit is immers tegen integratie en tegen eerlijke kansen op werk. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Wij hebben een inschatting gemaakt. In welke mate is wat de heer Koolmees zegt, nu daadwerkelijk het geval? Materieel betekent dit bijna niets. 178 gemeenten hebben een verordening. Wij zeggen nu dat de volgende gemeente die zo'n verordening maakt, daar niet in mag zetten dat er voorrang is voor statushouders. In al die 178 gemeenten blijft dit er gewoon in staan, tenzij de gemeenteraad besluit om het te schrappen. En als dat gebeurt, blijft nog steeds de taakstelling overeind. Dus ja, volgens ons wordt er hier een zodanig gering belang gediend dat wij het grotere belang hebben laten prevaleren, namelijk dat er een behoorlijke boost gegeven kan worden aan het bouwen van nieuwe huizen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Voordat we gaan luisteren naar de heer Bashir, zeg ik de woordvoerders dat ik tot nu toe geen limiet heb gesteld aan het aantal interrupties. Toch wil ik met u proberen om dit debat om een uur of zeven af te ronden. Er wordt namelijk na de dinerpauze nog een debat gehouden. Dat moet na de dinerpauze dus nog starten. Ik hoop dat de woordvoerders met mij willen proberen om dat te halen. Het debat moet uiteraard echter wel de plek krijgen die het nodig heeft. Interrupties doen we in tweeën. 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Aan de orde is de symboolwetgeving van de minister voor Wonen. Voor wie zich afvraagt hoe symboolwetgeving eruitziet, laat ik hier een papiertje zien waar het op staat. Het is één A4'tje. Als je alle spaties weglaat, is het nog korter en dunner dan het verkiezingsprogramma van de PVV. Uit artikel 12 van de Huisvestingswet wordt een zinnetje geschrapt en er wordt een zinnetje toegevoegd. En hier en daar worden wat komma's en punten gecorrigeerd die verkeerd stonden. En dat terwijl er lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn. Deze woningnood komt ook niet uit de lucht vallen. Onder de kabinetten-Rutte is er actief ingezet op het verkleinen van de voorraad sociale huurwoningen. Zo is de liberalisatiegrens bevroren zodat woningen sneller geen sociale huurwoning meer kunnen zijn. Bewust is ervoor gekozen om duizenden huurhuizen te verkopen. Bewust is ervoor gekozen om woningen te slopen: alleen vorig jaar al ruim 11.000. Bewust is de bouw van betaalbare huurhuizen gefrustreerd door de verhuurderheffing. Om de pijn nog te verder verergeren zijn de huurprijzen ook nog eens gigantisch verhoogd de afgelopen jaren. 

Wat doet de minister aan deze woningnood? Hij zit in vak-K symboolwetgeving te verdedigen. De motie van de VVD die hiertoe opriep en die werd gesteund door de fracties van de PvdA en de PVV, is op 15 oktober ingediend. De minister heeft er elf maanden over gedaan om deze symboolwetgeving van één A4'tje te schrijven; het hele ministerie heeft hij hiertoe aan het werk gezet. De minister had ook samen met gemeenten en woningcorporaties huizen kunnen bouwen. Waarom kiest hij voor symboolwetgeving? Vorig jaar was er een statistisch tekort van 133.000 woningen. Daar komen nog de 16.000 vergunninghouders bij die wachten in de opvang. Verder zijn er 10.000 huurwoningen nodig voor mensen uit de maatschappelijke opvang, zoals daklozen en psychiatrische patiënten. 

Al deze mensen hebben recht op een woning. De minister voor Wonen is uiteraard verantwoordelijk voor voldoende betaalbare huurwoningen. Waarom zorgt de minister er niet voor dat iedereen die recht heeft op een betaalbare woning, die ook kan krijgen? Waarom kiest hij niet voor echte oplossingen? Waarom verschuilt hij zich achter schijnoplossingen en symboolpolitiek? Dat doet hij namelijk met het voorliggende wetsvoorstel. Door deze wet komt er geen enkele woning extra bij. 

Als er voldoende huurwoningen zijn, hoeft er ook geen strijd om voorrang te zijn. Neem de verhuurderheffing. Die leidt ertoe dat woningcorporaties niet meer kunnen investeren. Zorg ervoor dat woningcorporaties weer kapitaal hebben om te kunnen investeren. Waarom zet de minister de verhuurderheffing niet in om de wachtlijsten aan te pakken? De minister kan er ook voor zorgen dat de vergunninghouders die een woning nodig hebben, daar worden geplaatst waar woningen vrij zijn. Waarom worden de meeste vergunninghouders nog steeds geplaatst in steden met de langste wachtlijsten? 

Als mensen een verblijfsvergunning krijgen, hebben ze net als alle andere Nederlanders recht op huisvesting, het liefst in gemengde wijken, zodat meteen de integratie kan worden bevorderd. In plaats van het stimuleren van woningbouw, geeft de minister in feite de vluchtelingen met een verblijfsvergunning de schuld van de tekorten in de sociale huursector. Daarmee wordt gemaskeerd dat het kabinet doelbewust heeft ingezet op het verkleinen van de voorraad sociale huurwoningen. Stop met het strooien van zand in de ogen van woningzoekenden en stimuleer bouwen, bouwen en bouwen. 

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Het is toch wel bijzonder dat al drie partijen zeker zo'n vijftien keer de naam "PVV" in de mond hebben genomen. We waren nog niet eens aan het woord in dit debat! Wie zegt dat de PVV geen invloed heeft? 

Vandaag mag ik het overnemen van collega Madlener, die een andere afspraak heeft. Ik doe dit met liefde. Het is goed om allereerst duidelijk te maken om welke cijfers het gaat. Natuurlijk, het gaat om mensen, maar het gaat ook om cijfers. In de eerste helft van 2016 moesten de gemeenten nog 20.000 mensen met een verblijfsstatus huisvesten. Dat zijn mensen met een verblijfsvergunning, zeg ik tegen de mensen die thuis naar dit debat kijken. In de tweede helft van 2016 moeten de gemeenten nog eens 23.000 statushouders — dat is een ander woord voor deze mensen — huisvesten. Daarbovenop hadden de gemeenten een achterstand uit 2015 weg te werken van 3.400 mensen. Om daar allemaal aan te voldoen is de totale taakstelling voor 2016 46.400 mensen met een verblijfsvergunning. 

Deze cijfers komen van het ministerie, dus die zullen we maar als kloppend beschouwen. 46.400; dat is een stad zo groot als Middelburg of, voor de mensen in het oosten van het land, Zutphen, of, voor de mensen in het zuiden van het land, Weert, of, voor de mensen in het noorden van het land, Heereveen. Niet alle vier, maar één van de vier; dat is het ongeveer. Dat is op een paar duizend na de Arena van 020 helemaal vol. Zo veel asieleisers met een verblijfsvergunning krijgen in Nederland een huisje. Dat is in één jaar tijd, want dat is die taakstelling. 

Zij krijgen natuurlijk niet alleen een huisje. We hebben het er al vaker over gehad, maar voor de inbedding van dit debat en gelet op de problematiek is het wel handig om dit te noemen: de inrichting van dat huis krijgen zij vanuit de bijzondere bijstand. Ook krijgen zij onderwijs voor de kinderen, inburgeringscursussen, toeslagen, een uitkering en een zorgverzekering. Het kan allemaal niet op, voor de asieleiser dan. Nederlanders kunnen stikken van dit kabinet. Ze betalen de achteruitgang van hun eigen buurt. Of deze wet hen gaat helpen om hun langere verblijf op de wachtlijst, waar ze soms al acht of negen jaar op staan, voor een sociale huurwoning te verkorten, valt te bezien. Maar daar heb ik het later nog over. 

Alleen al in de afgelopen maand — we hebben het dan over augustus 2016 — kwamen er 2.400 asielzoekers Nederland binnen. 20% daarvan was een nareiziger en die kan rekenen op gezinshereniging. Met andere woorden: het gaat maar door en het gaat maar door. Totdat de regering inziet dat de grenzen dicht moeten. Totdat de regering, of óók deze regering zegt: genoeg is genoeg. Maar tot die tijd ziet alleen de PVV in dat deze stroom een nieuwe bres slaat in de Nederlandse eigenheid en cultuur, want dat is uiteindelijk het gevolg. Deze toestroom maakt het weer moeilijker voor al die miljoenen Nederlanders die al zo veel moeite hebben om hun identiteit te bewaren. Tot die tijd ziet slechts de PVV in welke verdringing zich hierdoor op de woningmarkt voordoet. 

De voorliggende wetswijziging is aardig. Statushouders verliezen de urgentiestatus bij het toewijzen van een sociale huurwoning. Dat principe steunt de PVV. Ik denk dat de heer Koolmees — volgens mij stond hij net al even bij de interruptiemicrofoon tijdens de inbreng van de heer Bashir of de heer De Vries — zich de afgelopen begrotingshandeling voor Wonen en Rijksdienst nog goed kan herinneren. Door druk van mijn collega Madlener diende de VVD de motie in waar dit wetsvoorstel uit voortvloeit. Dan zeg ik nog maar eens: wie durft te beweren dat de PVV geen invloed heeft? 

De motie hebben wij uiteraard gesteund. De uitwerking daarvan ligt vandaag voor ons. Dat wil niet zeggen dat wij helemaal tevreden zijn met het eindresultaat. De VNG en de Raad van State hebben aangegeven dat er in de praktijk weinig zal veranderen; dat zien wij ook zo. Daarom hebben wij een amendement ingediend. De eisen van het bestuursakkoord van afgelopen december zullen van tafel moeten; dat is de voorwaarde. Maar klopt het dat de afspraken over de huisvesting van statushouders uit het bestuursakkoord worden verankerd in deze wet? Ziet de minister dat ook zo? 

Ik kom op het amendement. Zoals gezegd is het principe om verdringing op de woningmarkt te voorkomen een belangrijk punt voor de PVV. De PVV heeft het afgelopen jaar al een amendement ingediend om dit sneller te regelen. Toen vond de minister echter dat er geen sprake was van spoed en daarom ontraadde hij dat amendement. De PVV blijft van mening dat de verdringing op de woningmarkt door deze wet geen halt wordt toegeroepen. Daarom heb ik dat amendement met mijn collega Madlener ingediend. 

De verdringing moet werkelijk worden gestopt. Het amendement zorgt ervoor dat statushouders gelijk worden behandeld — een gelijke behandeling; dat is mooi, hè? — en dat gemeenten geen discriminatoir beleid kunnen uitvoeren. Door dit amendement komen statushouders gewoon net als Nederlanders op de wachtlijst te staan. En kom je als laatste, dan ga je achteraan staan. Dat hebben al die Nederlanders ook gedaan; die zijn ook ooit als laatste op die wachtlijst gekomen en toen kwamen ze achteraan. Heerlijk! Grondwetsartikel 1 wordt op die manier fantastisch uitgevoerd, zo zeg ik maar tegen de heer De Vries van de Partij van de Arbeid. 

Als ons amendement niet wordt aangenomen, ligt er volgens ons nog steeds te veel macht bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en bij de gemeenten met die taakstelling. Het COA gedraagt zich eigenlijk als een staat binnen een staat. Voor mensen die asiel zoeken en een vergunning krijgen in Nederland hoort te gelden: gewoon achter aansluiten in de rij. Nogmaals, er moet maar eens gestopt worden met het discrimineren van Nederlanders. 

Tot slot. Wij willen dat de huidige asielstroom stopt. Het beleid dat tot nu toe gevoerd is, zorgt alleen maar voor een aanzuigende werking. 

Ik zei het in een interruptie al: je kunt in Nederland, als je het land helemaal volbouwt, misschien 80, 90 miljoen mensen kwijt, maar dan is het wel vol. De vraag is of het dan nog leefbaar is. Kun je de hele wereld helpen, kun je de hele wereld opvangen? Nee. Je kunt wel ervoor zorgen dat je eigen straatje een beetje schoon blijft, want dan houd je heel veel ruimte en energie over om de mensen in de regio te helpen. Wat zou de wereld daar mooi van worden. Wij willen de grenzen dicht. Stop de aanzuigende werking. Neem ons amendement aan, zou ik zeggen. Tot slot merk ik op — daarmee ben ik lekker ruim binnen de tijd gebleven, voorzitter; dat schiet al op, zeg ik naar aanleiding van uw aanwijzing zojuist — dat de jaren negentig ons hebben geleerd welke sociale problemen de invasies met zich kunnen brengen. 

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. Stel je voor, je bent verpleegkundige in Haarlem, in Alphen aan den Rijn of in Spijkenisse. Je bent rond de 30 jaar. Je hebt plezier in je werk en je werkt hard voor je salaris. Omdat je ook nachtdiensten hebt, wil je dicht bij je werk wonen. Daarom sta je op de wachtlijst voor een leuke flat. Maar die wachtlijst is om allerlei redenen zeven jaar lang. Er staan mensen op die zo'n flat helemaal niet nodig hebben, althans niet voor hun werk. Als je dan na zeven jaar denkt dat je aan de beurt bent, krijg je te horen dat je nog twee jaar moet wachten omdat een bijzondere doelgroep, statushouders, voorrang heeft. Dit houdt mensen in Nederland bezig. De huisvesting van vergunninghouders ligt op het bordje van de gewone man. 

Dit jaar moeten er 45.000 mensen met een status worden gehuisvest. Dat zijn 45.000 mensen die volgens de huidige regels met voorrang een sociale huurwoning hebben gekregen of die nog krijgen. Dit betekent dus ook dat 45.000 andere mensen in de wacht staan. Daar maken mensen zich zorgen over. Dat leidt vervolgens weer tot extreme opvattingen. Sommige mensen roepen dat alle statushouders terug moeten, zelfs naar oorlogsgebied. Dat gaat natuurlijk niet lukken, dus dan zouden er straks duizenden mensen, ook kinderen, liggen te slapen in portieken. Andere mensen roepen het tegenovergestelde: we gaan de wereld verbeteren en nemen een vluchteling in huis. Dat is heel nobel, maar helemaal niet realistisch. De rest van Nederland — daarmee bedoel ik 80%, 90% — wil gewoon dat we het goed regelen. Het zijn aardige, hardwerkende Nederlanders die ook vinden dat we oorlogsvluchtelingen goed onderdak moeten geven. Maar diezelfde mensen begrijpen niet dat we de mensen meteen het luxepakket aanbieden: een rijtjeshuis, sociale zekerheid, volledige toegang tot gezondheidszorg. Dat voelt gewoon niet eerlijk voor mensen die jarenlang 40 uur per week moeten werken voor diezelfde voorzieningen. 

Lokale bestuurders hebben vorig jaar kei- en keihard gewerkt om vluchtelingen onderdak te bieden. Het ging om noodopvang en opvang in azc's. Voor een kleinere groep ging het uiteindelijk om een gewoon huis. In die laatste stap zit de pijn. We willen dat mensen met een vergunning zo snel mogelijk kunnen meedoen in de maatschappij, dus in een azc moeten zij niet blijven. Ik krijg echter niet uitgelegd dat we al die mensen met voorrang in de sociale woningbouw onderbrengen. Het mag best wat soberder. We moeten dus nadenken over alternatieven, zoals leegstaande ziekenhuizen, oude kloosters, containerwoningen. Het mag sober en het mag niet ten koste gaan van de voorraad sociale huisvesting. Het is ook niet nodig om iedereen meteen een eigen woning te geven. Een student woont ook vier of vijf jaar in een studentenhuis, totdat hij gaat werken. Dit soort afwegingen vragen wel lokaal maatwerk. De discussie daarover moet worden gevoerd in de gemeenteraad. De gemeenteraad komt er niet aan toe zolang wij landelijk hebben bepaald dat deze groep voorrang heeft. Daarom heb ik oktober vorig jaar voorgesteld om de voorrangsregeling te schrappen. 

De heer Bashir (SP):

15 oktober vorig jaar heeft de VVD-fractie de minister verzocht om dit wetsvoorstel. De minister heeft er elf maanden over gedaan. Nu ligt het er. De vraag is alleen wat die verpleegkundige ermee opschiet. Diegene staat al zeven jaar op de wachtlijst, maar dat zal straks ook zeven jaar zijn. Hadden we die tijd niet beter kunnen gebruiken om ervoor te zorgen dat er gewoon huizen gebouwd worden, zodat de 130.000 mensen die wachten op een sociale huurwoning, allemaal Nederlanders, snel een huis kunnen krijgen? 

De heer Van der Linde (VVD):

Er zijn niet zo heel veel dingen waar collega Bashir en ik het over eens zijn, maar dit is er een van. Er zijn te weinig huizen in Nederland. Er moet bijgebouwd worden. Ja, dat moet. Laat ik die vraag dan ook terugleggen. Voor de zomer hebben wij een debat gehad over cijfers van Ortec. Er kan 37 miljard meteen door corporaties geïnvesteerd worden. De corporaties kunnen 250.000 woningen bouwen. Daar kunnen ze nu mee beginnen maar ze doen het niet. Dan moet u mij eens vragen wat er in Den Haag niet goed zit, zodat ze dat niet doen. 

De voorzitter:

Een interruptie wordt meestal niet afgesloten met een wedervraag, maar ik geef de heer Bashir de mogelijkheid om een vervolgvraag te stellen. 

De heer Bashir (SP):

Het mooie is dat de VVD en de PvdA aan de knoppen zitten. Zij kunnen daaraan draaien om ervoor te zorgen dat er weer gebouwd gaat worden. Ik heb hier de cijfers voor me. Ik pak een willekeurige gemeente, in dit geval de gemeente Den Haag. In 2011 werden daar 815 woningen gebouwd. Vervolgens kwam Rutte II aan de macht en werden er 713 woningen gebouwd in 2012 en slechts 34 in 2014. We zijn van meer dan 800 gezakt naar 34 nieuwe woningen in 2014. Waarschijnlijk zal dat in 2015 nog minder zijn, maar die cijfers heb ik nu niet. Die krijgen we later. De VVD en de PvdA hadden ervoor kunnen zorgen dat er woningen gebouwd konden worden, maar zij hebben zich beziggehouden met symboolwetgeving, met een A4-tje, waar de minister elf maanden over heeft gedaan en waar die verpleegkundige nog steeds niets aan heeft. Had u die tijd niet beter kunnen gebruiken? 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik kan dit van verschillende kanten aansnijden. Wij hebben de gemeenten alle instrumenten gegeven om op lokaal niveau de beslissingen te nemen. We zijn bezig geweest met woonvisies. We hebben, ook met uw steun, meer ruimte gemaakt voor lokale prestatieafspraken. In de grootste steden in Nederland hebben we SP-wethouders op wonen gezet. Volgens mij hebben we alle voorwaarden vervuld om nu aan de slag te gaan. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Van der Linde vroeg aan de heer Bashir wat er niet goed gaat in Den Haag, zodat er nu te weinig woningen zijn. Toen dacht ik bij mezelf: heeft de heer Van der Linde even? Er zijn genoeg andere zaken die meespelen of die eraan bijdragen dat er zo'n enorme wachtlijst is. Nu is het al zo dat mensen in Amsterdam elfenhalf jaar op de wachtlijst staan en in Utrecht 8 jaar. Zelfs als we geen enkele statushouder meer zouden huisvesten in een sociale huurwoning, dan nog staan deze mensen heel lang op de wachtlijst. Het zou veel beter zijn als de heer Van der Linde bekijkt of het niet beter is om te werken aan de oorzaken, om kritisch te kijken naar de verhuurderheffing of naar de inkomensgrens, waardoor die verpleegkundige, als die met iemand samenwoont, niet eens in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Is hij daartoe bereid? 

De heer Van der Linde (VVD):

Het Parool had van de zomer een prachtig artikel over een leegstaand appartement in Bos en Lommer, in Amsterdam, dat aan de straatstenen niet kwijt te raken is. Natuurlijk is er een wachtlijst van elf jaar, maar iedereen wil in Amsterdam-Centrum wonen. Dat zou ik ook wel willen, maar dat kan ik niet betalen. Dat is wel de werkelijkheid. In Amsterdam kun je een prima woning krijgen. We hebben vlak voor de zomer gepraat over de wachtlijsten. De minister heeft die op ons uitdrukkelijk verzoek eindelijk eens goed geanalyseerd en gekeken hoe die eruitzien. Van die wachtlijsten bestaat maar 7% uit mensen die urgent en noodzakelijk op zoek zijn naar een woning. We moeten de systematiek van de wachtlijsten aanpakken. Je moet de wachtlijst af als je een woning hebt geweigerd. Dat zijn de stappen die we moeten nemen, zodat de vervuiling uit die wachtlijsten gaat. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Zou het dan niet beter zijn als de heer Van der Linde voorstellen in deze richting indient in plaats van de schuld te leggen bij statushouders? Ik neem aan dat het bij dat voorbeeld over Bos en Lommer gaat om een sociale huurwoning. Wat zou erop tegen zijn als daar een statushouder in gehuisvest wordt? Wat heeft de heer Van der Linde daarop tegen? 

De heer Van der Linde (VVD):

Daar heb ik helemaal niets op tegen. De bedoeling van deze wet is nu juist om deze bevoegdheid bij de gemeente neer te leggen en om het denken over alternatieve huisvesting niet af te snijden. Het is heel simpel. Als een statushouder met voorrang een sociale huurwoning kan krijgen, dan gaat hij natuurlijk niet in een containerwoning wonen, en misschien ook niet in een noodwoning van de heer De Vries. Dan kiest hij ook voor dat rijtjeshuis. 

De heer Koolmees (D66):

Deze redenering hoor ik al een tijdje, nu bijna een jaar, en daar gaat zij volgens mij ook helemaal mank. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van de statushouders. Dat is een taakstelling die van het Rijk komt. Als wij hier in Den Haag besluiten dat de 46.400 mensen van vorig jaar die de heer De Graaf noemde, gehuisvest moeten worden in gemeente X, dan moet die gemeente aan de slag. Zij heeft instrumenten nodig om dat voor elkaar te krijgen. Dat zeggen ook de VNG en de G32. Dat kan inderdaad worden gerealiseerd door sobere huisvesting of door te huisvesten in kantoren die zijn omgebouwd. Dat is prima, maar daar heeft deze wet helemaal niks mee te maken. Deze wet is pure symboolpolitiek om het straatje richting de PVV een beetje schoon te vegen. Maar die taakstelling ligt er, dus de gemeenten moeten aan de slag. 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

De heer Koolmees (D66):

Klopt dit? 

De heer Van der Linde (VVD):

Dit heb ik natuurlijk eerder gehoord van D66. Wat mij betreft, regelen wij twee dingen. 1. Wij kunnen een voorrangsregel simpelweg niet meer uitleggen aan de mensen om wie het gaat. Ik zie dat de heer Koolmees weer wil interrumperen: dat is de symboolpolitiek; het zal best. 2. Deze voorrangsregel belemmert ons om na te denken over alternatieve huisvesting, en dat wil ik uit de weg geruimd hebben. Als een gemeente er om wat voor reden dan ook voor kiest om wel voorrang te geven, dan hebben wij ons daarbij neer te leggen, maar dat is een ander punt. 

De heer Koolmees (D66):

Nee, het derde punt is dat wij nationaal besluiten dat het een taakstelling is. Die verantwoordelijkheid geven wij aan de gemeenten door tegen hen te zeggen: los het op. De symboolwetgeving zorgt ervoor dat er geen ruimte is voor creatieve oplossingen. Dat is onzin. Natuurlijk zijn die gemeenten verantwoordelijk voor het huisvesten van die mensen, want niemand wil mensen op straat zien slapen. Deze wetgeving is echt pure symboolwetgeving, om een leuk stukje in de krant te scoren, om een beetje PVV-light te zijn. Deze wetgeving lost helemaal niks op. Zelfs de heer De Vries van de PvdA, de coalitiepartner van de VVD, zegt dat dit volslagen symboolwetgeving is. Waarom gaat de VVD mee met dit symbool? 

De heer Van der Linde (VVD):

Dan gaan we even naar de harde uitruil die ik met de heer De Vries had. Ook de heer De Vries en zijn achterban hadden natuurlijk een gezonde scepsis bij dit wetsvoorstel, maar hij heeft wel wat bereikt. Eigenlijk kan ik naadloos verdergaan met de rest van mijn tekst. In een bestuursakkoord tussen Rijk, VNG en IPO regelen wij een subsidieregeling voor 14.000 onzelfstandige wooneenheden, inzet van rijksvastgoed en gebruik van kennis en diensten van woningcorporaties. Wij hebben het allemaal voor mekaar. Dat is de combinatie. Je moet ervoor zorgen dat de gemeenten alle instrumenten krijgen, maar je moet er ook voor zorgen dat zij niet gehinderd worden door een voorrangregel. 

De heer Koolmees (D66):

Daar hebben zij deze wet helemaal niet voor nodig. Dat kunnen gemeenten gewoon doen. Deze wet draagt daar helemaal niks aan bij. 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik blijf het zeggen: je komt niet eens toe aan alternatieve huisvesting als je een voorrangsregel in stand houdt. 

Ik ga verder, voorzitter. Ik heb het over de heer De Vries gehad. Wij weten allemaal dat de doorlooptijd van alle projecten die wij nu gestart zijn, behoorlijk is. Daar hebben wij het ook eerder met de minister over gehad. Wij zien echter dat volop gebruikgemaakt wordt van de regelingen uit het bestuursakkoord. Op werkbezoeken zie ik ook dat ondernemers die ideeën oppakken en klaarstaan om tijdelijke woonruimte te bouwen. Ik hoop dat de minister ons straks in dezen de laatste stand van zaken wil geven. 

En ja, ik hoor dat collega's zich afvragen of dit wetsvoorstel nog wel nodig is. De regering heeft tijdens het Europees voorzitterschap een huzarenstukje uitgehaald waardoor de vluchtelingenstroom sterk is afgenomen. Wellicht blijft dat de komende jaren zo. Ik hoop echt dat mijn collega's daarin gelijk krijgen, maar de veiligheidssituatie in Noord-Afrika is kwetsbaar. De stroom vluchtelingen kan plotseling toenemen. Als het fout gaat, dan wil ik wel kunnen zeggen dat wij over alles hebben nagedacht en dat wij er alles aan hebben gedaan. 

Wij zijn met deze wetswijziging niet klaar. Wij gaan nu artikel 12 van de Huisvestingswet schrappen, en dat is heel overzichtelijk. De heer Bashir zei dat al. Omdat artikel 12 gemeenten opdraagt de voorrang te verankeren in de plaatselijke huisvestingsverordening, moeten wij inderdaad ook daarmee aan de slag. De VVD zal haar lokale politici oproepen om werk te maken van die discussie. Mijn advies zal helder zijn: of je hebt genoeg huizen in een gemeente en dan heb je geen voorrangsregel nodig, of je hebt niet voldoende huizen en dan moet je de voorrangsregel schrappen en over alternatieve huisvesting gaan nadenken. Maar uiteindelijk is dit een zaak van gemeenten en hebben zij daarin beleidsvrijheid nodig. Zij worden onverkort gehouden aan hun taakstelling. 

Hiermee kom ik bij het punt dat de heer Koolmees maakte. Wie die taakstelling niet kan of wil uitvoeren, kan ook een andere gemeente benaderen en betaalt daarvoor. Andersom gezien heeft een bestuurder in een dunbevolkt gebied wellicht belangstelling om wat extra mensen op te nemen om zo huizen te vullen of scholen open te houden. Hoe dan ook, ik vraag de minister of hij bereid is om de Kamer over een jaar, dus eind 2017, te informeren over de voortgang en om aan te geven in welke gemeenten die voorrang al dan niet is geschrapt. 

We regelen dit punt om twee redenen. In de eerste plaats kunnen wij "voorrang" simpelweg niet meer uitleggen en in de tweede plaats belemmert deze regel ons om na te denken over alternatieven. Laten we zo snel mogelijk doorpakken. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. De laatste woorden van de heer Van der Linde waren dat we het niet meer kunnen uitleggen. Dat komt goed uit, want ik begin met een citaat. "De voorrangsregeling, die al heel lang in de Huisvestingswet is opgenomen, is ingegeven door de afweging dat als mensen langdurig in een opvangcentrum van het COA zitten, de kosten drukken op de begroting van Justitie en daarmee op alle belastingbetalers. Bovendien is het zeer lastig om werk te vinden als je in een grootschalig opvangcentrum bent gehuisvest. Dit geldt ook voor het leren van de taal. Dat wordt gemakkelijker als er sprake is van huisvesting in een gemeente. Zou je het voorrangsartikel uit de Huisvestingswet halen, dan kom je voor vragen te staan wat je doet met het vollopen van de asielzoekerscentra en de kosten daarvan en hoe je ervoor zorgt dat de mensen wel werk kunnen vinden, waardoor zij niet langer ten laste van de gemeenschap komen." 

Dit is inderdaad de uitleg die deze minister — minister Blok van de VVD — tien maanden geleden gaf bij het voorstel van de heer Van der Linde. Het zijn wat mij betreft heel pragmatische en ook verstandige woorden, maar toch besloot de heer Van der Linde, een beetje na kietelen van mijn kant, een motie in te dienen om de voorrangsstatus te schrappen. Eigenlijk is mijn fractie het 100% eens met de wijze woorden die de minister toen sprak, want het schrappen van de urgentiestatus is een onverstandige maatregel. Het is slecht voor de integratie, het is slecht voor de taal, slecht voor het vinden van werk en de kosten zijn ook nog eens veel hoger. Je ontneemt mensen zelfstandigheid en kansen en je concentreert vluchtelingen op één plek. Dat is ook heel slecht voor het draagvlak in de samenleving. Kortom, de fractie van D66 vraagt zich af wat er sinds het indienen van de motie is veranderd. 

De heer Van der Linde (VVD):

Nu word ik weer gekieteld om een kleine interruptie te plegen. 

De voorzitter:

Daar kan ik me zomaar iets bij voorstellen! 

De heer Van der Linde (VVD):

We hebben die voorrangsregel, maar er zijn nu 15.000 mensen die in een azc zitten te wachten. Die regel werkt dus blijkbaar ook niet. Of zie ik dat verkeerd? 

De heer Koolmees (D66):

Sorry, deze redenering moet u even uitleggen, want ik begrijp het niet. 

De heer Van der Linde (VVD):

U zegt dat we die voorrangsregel nodig hebben om de mensen te plaatsen, zodat zij snel de taal leren en snel integreren, maar op dit moment wachten er 15.000 mensen in een azc. Blijkbaar voldoet de alternatieve of de sociale huisvesting dus niet. Wat is het probleem daar dan? 

De heer Koolmees (D66):

Ik begon met een heel lang citaat van deze minister vorig jaar bij de begrotingsbehandeling. Hij zegt dat de asielzoekerscentra vol zitten. Dat kost heel veel geld. Bovendien is het heel slecht voor de integratie als we die voorrangsstatus weghalen. Ja, we hebben een grote opgave: 15.000 mensen. Als we niets doen, blijven die mensen in het asielzoekerscentrum zitten. Dat is slecht voor de integratie en slecht voor de taal en zorgt voor heel hoge kosten, zelfs voor veel meer kosten dan die sociale huurwoning. We hebben een uitdaging. Ja, dat klopt en die moeten we oplossen. Daarom zeg ik ook dat we moeten bouwen. 

De heer Van der Linde (VVD):

Dat weten we met z'n allen. We weten ook dat er geld is om te bouwen en dat het niet gebeurt. Wat wil D66 nu concreet vanuit Den Haag gaan doen om het probleem op te lossen? 

De heer Koolmees (D66):

We hebben ingestemd met deze subsidieregeling voor de 14.000. Wij hebben laatst bij de evaluatie van de verhuurderheffing opgeroepen om in de krimpgebieden, bijvoorbeeld in Rotterdam-Zuid, te gaan bouwen met een extra subsidie voor het nieuw stichten van woningen. In ons verkiezingsprogramma staan nu 100.000 woningen die wij in de komende vier tot vijf jaar willen bouwen, juist ook om iets aan die wachtlijsten te doen en om iets structureels te doen aan het probleem op de woningmarkt. Zoals ik echter zojuist al bij interruptie aan het adres van de heer Van er Linde opmerkte, heeft deze wet daar niets mee te maken. Deze wet zorgt ervoor dat mensen een eerlijke kans krijgen en dat deze mensen niet onder de brug hoeven te slapen. Deze wet zorgt ervoor dat het COA en het asielzoekerscentrum niet overbelast worden. Dat zijn dus niet mijn woorden, maar de woorden van VVD-minister Blok. Wat is er sinds het indienen van de motie veranderd? Waarom komt de minister, ondanks zijn heldere woorden van vorig jaar, nu alsnog met dit wetsvoorstel? Is dit niet langer slecht voor de integratie? Is het zo niet langer lastiger voor statushouders om werk te vinden? Is het niet langer moeilijker om de taal te leren? Is het niet langer duurder dan in een asielzoekerscentrum? Wij horen graag de reactie van de minister op deze vragen. 

Bij de huisvesting van statushouders zijn veel partijen betrokken: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de provincies, de corporaties en de G32, de grootste gemeenten van Nederland. Al deze partijen bekritiseren deze wijziging. Bijna alle grote gemeenten geven aan dat zij, gezien de taakstelling die zij hebben, de urgentiestatus zullen handhaven. Dat is ook logisch, want die taakstelling wordt hun door het Rijk opgelegd, dus door ons. Door deze wet neemt het aantal statushouders namelijk helemaal niet af. Dan komt de vraag op: wat gaat er in de praktijk veranderen? De heer De Vries zei het net al: in de praktijk levert deze wet helemaal niks op. De statushouders blijven hier, de taakstellingen blijven overeind en de wachtlijsten worden niet korter. Deze wet lost dus helemaal niks op. Er helpt maar één maatregel tegen de verdringing op de woningmarkt: bouwen. 

Zo komen we bij de kern van dit debat. Deze wet is er namelijk maar om één reden. Die reden is dat de VVD, uit pure electorale angst voor de PVV, dit soort proefballonnetjes in de krant nodig heeft om een beetje PVV-light te kunnen zijn. En de Partij van de Arbeid doet gewoon gezellig mee met dit spelletje. Die legitimeert als het ware deze uitruil. Die gooit haar principes — namelijk dat er gebouwd moet worden, iets wat we hier allemaal vinden — in zo'n deal met de VVD overboord en gaat akkoord met dit soort — in de eigen woorden van de heer De Vries — symboolwetgeving. Ik begrijp daar helemaal niets van. 

En het schrijnende is: het is nooit genoeg. Instemmen met dit soort onzin helpt helemaal niets. We hebben bijvoorbeeld net gehoord dat de heer De Graaf een amendement heeft ingediend, om weer een stapje verder te kunnen gaan. Voor de PVV is het nooit genoeg, er is altijd wel weer een reden om meer te willen. Zo zijn we weer een stapje verder in het doorvoeren van onzinnig beleid. En dat alleen maar omdat de heer Van der Linde, de woordvoerder van de VVD, niet heeft geluisterd naar de verstandige en wijze woorden van VVD-minister Blok. Als hij dat wel had gedaan, dan hadden we hier nu niet gestaan, omdat we deze symboolwetgeving dan niet nodig hadden gehad. 

Voorzitter, het zal u en de Kamer niet verbazen dat de fractie van D66 grote bezwaren heeft tegen dit wetsvoorstel. 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik ben dan altijd erg benieuwd naar de eigen ideeën van D66. Laten we die 100.000 woningen er even uit pakken. In het verkiezingsprogramma van D66 waren die voor mij wel de grootste verbazing. D66 gaat over tot centrale planning van de woningvoorraad. Het gaat om 100.000 woningen. In mijn ogen wordt het daarmee een, om het zo maar te zeggen, PvdA-light. Mijn vraag aan de heer Koolmees: waar komen die 100.000 woningen vandaan, waar moeten ze terechtkomen, hoe is dat aantal opgebouwd? Hoe ziet de heer Koolmees dit allemaal? 

De heer Koolmees (D66):

De heer Van der Linde zei net in zijn eigen inbreng dat we allerlei cijfers van de woningcorporaties over investeringen hebben. Hij zei zelf dat er ruimte is voor investeringen voor 250.000 woningen. Ook weten we dat er in de komende jaren 100.000 woningen bij moeten worden gebouwd om de doelgroep, mensen met een laag inkomen, te kunnen huisvesten. U weet dat ook allemaal; al die cijfers komen van minister Blok. En die woningen kunnen niet in Amsterdam komen, en ook niet in Rotterdam, want daar zijn er te veel, maar in de rest van het land zullen er woningen bij moeten worden gebouwd. Dat is een lokale verantwoordelijkheid. Ook D66 heeft met die wet ingestemd, want ook wij vinden dit een lokale verantwoordelijkheid. Die woningen zullen er hoe dan ook moeten komen, om die mensen, die van deze woningen afhankelijk zijn, te kunnen huisvesten. Daar komen die 100.000 woningen vandaan. Volgens mij was dit wel een helder antwoord. 

De heer Van der Linde (VVD):

Heb ik het goed gehoord? 100.000 woningen, maar niet in Amsterdam en ook niet in Rotterdam, of andersom? 

De heer Koolmees (D66):

Nee. In de afgelopen jaren hebben de heer Van der Linde en wij met de minister het woonakkoord gesloten, omdat het aandeel sociale huurwoningen in sommige delen van Nederland te hoog is. Het aantal mensen dat recht heeft op een sociale huurwoning is in die gemeenten kleiner dan het aantal sociale huurwoningen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Amsterdam, waar 60% van de woningvoorraad sociale huurwoningen betreft en 45% van de mensen daarvoor in aanmerking komt. Die woningmarkt is dus scheef. Daar moeten we iets aan doen. We moeten daar gemiddeld dure huurwoningen gaan bouwen. Ik ben het ermee eens dat daar extra zal moeten worden gebouwd. Ik ben het er ook onmiddellijk mee eens dat dat een lokale verantwoordelijkheid is. Tegelijkertijd constateer ik dat er door gezinsveranderingen, door demografische ontwikkelingen, maar ook door migratie, in de komende jaren 100.000 sociale huurwoningen nodig zullen zijn om die doelgroep te kunnen huisvesten. Ja, dit is dus ons plan. Het lijkt mij een heel verstandig plan. Het zou verstandig zijn als de VVD zich bij ons plan zou aansluiten. 

De heer Van der Linde (VVD):

We plannen het dus centraal, hè? Dat hebben we hierbij dan afgesproken. 

De heer Koolmees (D66):

Nee, ik zei net dat het een lokale verantwoordelijkheid is. Dat betekent echter niet dat we daarvoor in Den Haag geen verantwoordelijkheid hebben, want we moeten ervoor zorgen dat het gebeurt. Zo hebben we in Den Haag ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van de gemeenten. Als we een taakstelling opleggen aan gemeenten om statushouders te huisvesten — die taakstelling leggen wij hier op aan de gemeenten — moeten we hun ook de instrumenten geven om die goed en zorgvuldig uit te voeren. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Bijna 15.000 statushouders wonen momenteel in asielzoekerscentra en wachten op een woning. Zij willen wat iedereen wil: een eigen plek om hun leven op te kunnen bouwen. Vaak is er voor hen echter geen woning. Nederlandse woningzoekenden kunnen daarover meepraten. In 2011, voor het begin van de verhoogde vluchtelingeninstroom, waren de gemiddelde wachttijden voor een sociale huurwoning al 11,5 jaar in Amsterdam en 8,2 jaar in Utrecht. Het is dan ook niet gek dat niemand, behalve dan misschien de PVV, echt enthousiast is over dit wetsvoorstel. De Raad van State, de VNG, het IPO, het College voor de Rechten van de Mens: alle delen zij de kritiek dat dit wetsvoorstel eigenlijk niets oplost. Sterker nog, het probleem van het huisvestingstekort wordt hiermee bij de gemeenten over de schutting gegooid. Gemeenten mogen met hun gemeenteraad gaan uitvechten of er op gemeentelijk niveau een urgentiestatus voor vluchtelingen blijft. De taakstelling voor de huisvesting van vluchtelingen per gemeente blijft immers bestaan. Hoe moeten gemeenten deze mensen op tijd huisvesten zonder een urgentiestatus overeind te houden? Gemeenten moeten dit jaar 46.400 statushouders huisvesten, maar lopen nu al achter. In het eerste halfjaar van 2016 zijn in totaal 18.089 statushouders gehuisvest; dat is dus ruim minder dan de helft. 

De minister lijkt in antwoord op deze vraag te zeggen: bouw er maar speciale woningen voor vluchtelingen bij. Dat zijn ongetwijfeld de containerwoningen waar het kabinet eerder mee kwam. Hoe zit dit echter juridisch? Mag je een vluchteling dwingen een containerwoning of gedeelde woning te accepteren? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Als gemeenten op grote schaal wijken gaan vullen met containerwoningen, is dat dan niet schadelijk voor de integratie, die het kabinet juist zo verlangt voor vluchtelingen? Is integratie er niet bij gebaat dat vluchtelingen in normale, gemengde wijken komen te wonen? 

Ik zei het al: dit wetsvoorstel lost niets op en zeker niet het woningtekort. Er zijn 150.000 nieuwe sociale huurwoningen nodig in de volgende kabinetsperiode. Het kabinet biedt weinig plannen om de bouw daarvan te realiseren. Het is goed dat de minister plannen heeft voor een korting op de verhuurderheffing, maar die moet dan wel meer zijn dan die €20.000 per woning. Bovendien wil de minister de heffingsvermindering voor nieuwbouw budgetneutraal vormgeven, wat wil zeggen dat het de schatkist niet minder mag opleveren. Netto wordt er straks dus nog steeds jaarlijks 2 miljard uit de sector gehaald voor de schatkist. Dat is 2 miljard per jaar minder om nieuwe sociale huurwoningen te bouwen. Waarom mag het oplossen van het enorme tekort aan sociale huurwoningen geen cent kosten? De zorg voor voldoende huisvesting is immers een kerntaak van de overheid. Dat is vastgelegd in de Grondwet. 

De minister heeft het tekort aan sociale huurwoningen onder zijn bewind enorm laten oplopen. Met dit wetsvoorstel wordt gesuggereerd dat dit zou komen door het grote aantal vluchtelingen dat gehuisvest moet worden. De minister creëert echter zelf een probleem en geeft vervolgens de vluchtelingen impliciet de schuld. Het spreekt voor zich dat GroenLinks niet zal meewerken aan dit stukje symboolwetgeving. In plaats daarvan wil zij zich richten op de echte oorzaak van het tekort aan sociale huurwoningen; die ligt bij de minister en zijn VVD. Ik vraag de minister om dit beleid stop te zetten en met een ambitieuze investeringsagenda te komen. Daar moet nu een begin mee worden gemaakt, zodat het volgende kabinet het gat tussen hetgeen nodig is en de huidige woningmarkt echt kan sluiten. Ik hoor graag van de minister of hij bereid is om de rest van zijn ambtstermijn nuttig in te vullen en om de tafel te gaan met woningcorporaties en gemeenten om zo'n ambitieuze agenda op te stellen. Dat lijkt mijn fractie beter dan symboolwetten indienen. 

De voorzitter:

We gaan ten slotte luisteren naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer, de heer Ronnes. 

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. In oktober 2015 gaf het CDA al aan dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat het toewijzingssysteem van woningen blijft werken voor de huidige woningzoekenden in de sociale huursector die al heel lang op de wachtlijst staan. Het CDA vreest verdere verdringing op de woningmarkt als er niet snel een oplossing wordt gevonden voor de huisvestingsproblemen van statushouders. 

Het afschaffen van de automatische urgentiestatus voor statushouders is dus een stap in de goede richting. Maar wij denken niet dat deze eerste stap voldoende zal zijn. Als er niet voldoende alternatieve huisvesting voor vergunninghouders wordt gerealiseerd, zal verdringing blijven bestaan. De taakstelling voor gemeenten om statushouders te huisvesten, blijft immers bestaan. Waarop baseert de minister de stelling dat de aanvullende maatregelen om de problematiek van verdringing tegen te gaan, voldoende zijn? Het CDA is van mening dat er juist te weinig wordt gedaan om de verdringing tegen te gaan. Dat is voor de mensen die al jaren op een wachtlijst staan het meest pijnlijk. 

De CDA-fractie vindt dat inspanningen om alternatieve huisvesting voor vergunninghouders te realiseren parallel moeten lopen aan de effectuering van dit wetsvoorstel. Dat zien we te weinig. Kan de minister opheldering geven? Het gaat dan niet alleen om de huidige vergunninghouders, maar ook om de nieuwe vergunninghouders, inclusief de nareizigers. 

De daadwerkelijke effectuering van het wetsvoorstel vindt plaats op lokaal niveau, als er een besluit in de gemeenteraad wordt genomen met betrekking tot het al dan niet handhaven van de voorrang voor vergunninghouders. Het staat de gemeenteraad vrij dit te doen op een moment dat hem uitkomt. Kan de minister de situatie schetsen die zich zal voordoen als gemeenten geen voorrangsregeling voor vergunningshouders opnemen, maar de minister wel de opdracht om een x-aantal vergunninghouders te huisvesten bij de gemeenten neerlegt? De gemeenten moeten immers gewoon aan de huisvestingstaak voldoen. Denkt de minister ook dat hier een probleem zit? Wij vragen ons af of dit geen schijnoplossing is. De maatregelen uit het bestuursakkoord zijn immers niet permanent. 

De Raad van State stelt kritische vragen met betrekking tot het grondrecht van de gelijke behandeling. Wij delen de argumentatie van de minister. Het wetsvoorstel schaft juist een wettelijk verplicht onderscheid tussen groepen woningzoekenden af. Het voorstel heeft tot gevolg dat gemeenten zelf kunnen bepalen welke positie vergunninghouders ten opzichte van andere woningzoekenden innemen. Gemeenten zijn heel goed in staat om zelf de keuze te maken of vergunninghouders of andere doelgroepen in de gemeentelijke verordening voor een urgente status worden aangewezen. 

Juist om draagvlak voor het beleid te behouden en voor de acceptatie van de voorrangsstatus is het goed om te voorkomen dat reguliere woningzoekenden niet of slechts na een zeer lange tijd een sociale huurwoning kunnen vinden. Het CDA heeft een amendement ingediend om te waarborgen dat zodanig in de behoefte aan woonruimte van woningzoekenden die niet zijn aangewezen als urgent wordt voorzien, dat de nadelige gevolgen van de toepassing van de urgentiestatus voor hen zo veel mogelijk worden beperkt. Het instellen van een urgentiestatus is bedoeld om mensen met voorrang en snel te kunnen helpen. Als de instroom echter zo groot wordt dat er een overmatige stroom ontstaat, werkt het systeem niet meer. Dat is het probleem. 

We zijn positief over het nieuwe lid van artikel 12 van de Huisvestingswet. Het nieuwe lid heeft als strekking dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepaalt op welke wijze invulling wordt gegeven aan de taakstelling. Dit geldt echter alleen voor gemeenten waar de gemeenteraad een huisvestingsverordening heeft vastgesteld waarin een voorrangsregeling is opgenomen. De vraag is wat de positie is van gemeenten die geen huisvestingsverordening hebben. 

Kortom, het CDA is positief over de wetswijziging, maar is er nog onvoldoende van overtuigd dat gemeenten daadwerkelijk in staat zijn om alternatieve huisvesting voor vergunninghouders, inclusief de nareizigers, te kunnen realiseren. Als daar geen zekerheid over geboden wordt, blijft het effect van verdringing bestaan. 

De voorzitter:

We zijn aan het einde van de inbreng van de Kamer in de eerste termijn gekomen. De minister heeft aangegeven dat hij in staat is om meteen te beantwoorden. We gaan nu naar die beantwoording luisteren. Ik geef de minister graag het woord. 

Minister Blok:

Voorzitter. Voordat ik zal ingaan op de vragen die diverse woordvoerders hebben gesteld, geef ik eerst een bespiegeling over het waarom van deze wet. Dat was een vraag die ik bij iedere woordvoerder hoorde. Eigenlijk is iedere wet een vastlegging van die regels die een samenleving rechtvaardig vindt. Men vindt het ook noodzakelijk om die regels in een wet vast te leggen. Die vastlegging doen we in Nederland op een democratische wijze. Het was in dit geval een uitnodiging van de Kamer in de vorm van een motie. De wet zelf moet echter ook nog voorzien worden van een meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer. We doen dat dus op democratische wijze en we doen dat binnen de kantlijnen die door onze Grondwet en door internationale verdragen geplaatst worden. 

Als ik kijk naar het rechtvaardigheidsgevoel over de opvang van vluchtelingen in Nederland, kan ik constateren dat er gelukkig een breed draagvlak is voor de opvang van diegenen die echt voor hun lijfsbehoud op zoek zijn naar een veilig land. Het overgrote deel van de Nederlanders en ook de Nederlandse regering zeggen volmondig dat zij deze mensen een plaats willen bieden. Daarvoor hebben wij ook verdragen ondertekend. Dat rechtvaardigheidsgevoel in Nederland houdt ook in dat mensen bij voorrangsregelingen, van welk karakter dan ook, wantrouwen hebben en dan heel scherp de vraag stellen: is er echt een reden voor voorrang? Het is niet voor niets dat het eerste artikel van onze Grondwet eigenlijk zegt: voorrang niet, tenzij er over heel bijzondere, dus ongelijke, gevallen wordt gesproken. 

Dat rechtvaardigheidsgevoel speelt in de huidige vaak zeer emotionele discussie over de opvang van vluchtelingen een prominente rol. Die emotie was vanmiddag ook weer te merken. Dat rechtvaardigheidsgevoel geeft voor heel inwoners van Nederland, en voor de Kamermeerderheid die de motie steunde, aan dat voorrang niet noodzakelijk is om op een nette, menswaardige manier vluchtelingen op te vangen. Dat is de hoofdtaak die we wel willen uitvoeren. De Grondwet en de relevante verdragen — dat zijn het Vluchtelingenverdrag en de kwalificatierichtlijn — spreken ook allemaal over gelijke behandeling. Die spreken niet over een recht op voorrang. 

De vervolgvraag is dan: waarom nu? Ik ben de heer Koolmees er zeer erkentelijk voor dat hij mijn woorden daarover wijs noemde. Ik ga dat niet tegenspreken. Hij vroeg: wat is er dan nu veranderd? Er is toch wel heel veel veranderd. Er is inmiddels inderdaad een bestuursakkoord gesloten. Er is een groot aantal maatregelen uitgewerkt. De subsidieregeling die we ingesteld hebben, werkt. Ik zal later in mijn beantwoording nog op de cijfers ingaan. In diezelfde begrotingsbehandeling heeft de PvdA-fractie mij gevraagd te zorgen voor een stimulans voor het bijbouwen van goedkope sociale huurwoningen. De heer De Vries heeft daar terecht op gewezen. Ik was in dat debat terughoudend over beide moties. Ik heb gezegd: ik moet echt kunnen beoordelen wat de gevolgen zijn voor de begroting en de uitvoerbaarheid. Ook dat heb ik kunnen doen. Ik heb kunnen overleggen met de VNG en met andere instellingen. Ik heb niet overal applaus gekregen, maar ik heb wel de boodschap meegekregen dat de wet op deze manier uitvoerbaar is. Dat zit 'm onder meer in het nieuwe artikel waar ook de heer Ronnes op wees. Er is dus inderdaad heel veel veranderd ten opzichte van de situatie van vorig jaar. 

Tegen deze achtergrond ga ik in op de diverse vragen. 

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, wil de heer Koolmees nog een vraag stellen over uw inleiding. 

De heer Koolmees (D66):

Als ik eerlijk mag zijn, vind ik het toch een beetje een cirkelredenering. Wij hebben dit debatje vorig jaar ook gevoerd, bij de begrotingsbehandeling. Toen vond iedereen in de Kamer dat er gewoon oplossingen moesten komen voor het huisvesten van statushouders. Er moest dus gebouwd worden, er moesten bestuursakkoorden worden gesloten. En nu zegt de minister: omdat dat gebeurd is, kunnen we deze wet indienen. Dat vind ik, eerlijk gezegd, een rare redenering. De minister zei vorig jaar tijdens het debat nog dat hij er niet zo'n voorstander van was, omdat het slecht was voor de integratie, voor de taal en voor werk en het ook nog eens duurder was. Die redenen zijn er toch nog steeds? 

Minister Blok:

Als blijven hangen in een asielzoekerscentrum de enige optie was, zou de heer Koolmees gelijk hebben. Inderdaad: voor het vinden van werk, het leren van de taal en de integratie is het beter om niet met zijn allen in een asielzoekerscentrum te wonen. Omdat wij het hele pakket maatregelen hebben kunnen nemen dat ik heb genoemd, wordt de uitstroom bevorderd. Die maatregelen werken ook. De reactie die ik in hetzelfde debat over de motie heb gegeven, was dan ook: ik heb tijd nodig om te kunnen beoordelen wat de effecten zijn en om te kunnen overleggen met de betrokkenen over de effecten. Daarom heb ik de motie ontraden. Ik heb dat nu kunnen doen en dat heeft geleid tot het voorstel dat voorligt. Dat is een wezenlijk andere situatie dan bij het begrotingsdebat van bijna een jaar geleden. 

De heer Koolmees (D66):

De minister heeft allerlei maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat mensen kunnen worden gehuisvest, waarvoor hulde. D66 is het daar zeer mee eens. Daarmee is deze wet overbodig geworden. Dat zeggen ook alle mensen die de minister heeft geconsulteerd: de VNG, de provincies, de G32 en de woningcorporaties zelf. Het belangrijkste punt is: wij moeten ervoor zorgen dat mensen worden gehuisvest. Dat heeft een reden: deze mensen komen uit het buitenland en hebben geen verleden kunnen opbouwen op een wachtlijst. Dus hebben zij een steuntje in de rug nodig om te kunnen integreren, om de taal te kunnen leren en mee te doen in de maatschappij. De minister zegt nu eigenlijk achteraf: wij hebben beleid gemaakt om dit probleem, namelijk dat zij in asielzoekerscentra bleven hangen, op te lossen, en daarom stellen wij deze wet voor. Dat is natuurlijk een rare redenering. 

Minister Blok:

Het staat niet ter discussie dat mensen die hier om goede redenen de vluchtelingenstatus claimen, gebruik moeten kunnen maken van voorzieningen als fatsoenlijke huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en al die andere voorzieningen die wij in Nederland op wereldklasseniveau hebben. Wat ter discussie staat, is of daarbij een voorrangsregeling nodig is, waartoe verdragen ons niet verplichten, maar die aanleiding geeft tot grote gevoelens van onrechtvaardigheid bij een groot deel van de bevolking. Die gevoelens zijn begrijpelijk in een land dat zo gehecht is aan gelijke behandeling dat artikel 1 van de Grondwet daarover gaat. De heer Ronnes voegde daar terecht aan toe: als je dat soort gevoelens te lang veronachtzaamt, gaat het vreten aan het draagvlak voor de hoofdtaak, waar het kabinet en ook de heer Koolmees absoluut niet willen tornen, namelijk dat als mensen bescherming zoeken, wij hun die in Nederland ook willen bieden. Als die rechtvaardigheidsgevoelens in feite worden gekwetst door een voorrangsbepaling, is het daarom terecht om te zeggen: nu we de doorstroom naar huisvesting mogelijk hebben gemaakt met andere maatregelen, hoeven wij de voorrangsbepaling in de wet niet meer te handhaven. 

De heer de Vries benadrukte dat het recht op huisvesting onverkort blijft gelden. Dat ben ik met hem eens. Hij legt terecht de koppeling met de uitvoering van zijn motie. Nog deze maand hoop ik een aanpassing van de wet inzake de verhuurderheffing voor te leggen, waardoor een stimulans optreedt voor het bouwen van goedkope sociale huurwoningen. 

De heer Bashir begon met een betoog over de tijdsduur van de voorbereiding van deze wet. Als de heer Bashir met cijfers komt, is hij gewend dat ik daar cijfers naast zet. De heer Bashir had het over elf maanden voorbereidingstijd. De Kamer heeft het wetsvoorstel voor de zomer van mij gekregen. Het is natuurlijk altijd aan de Kamer wanneer een wetsvoorstel wordt behandeld, maar die elf maanden gaan wij fiftyfifty verdelen, volgens het beginsel gelijke monniken, gelijke kappen; naar draagkracht, zal ik maar zeggen. 

De heer Bashir wees op een statistisch tekort aan woningen. Het is absoluut zo dat er op sommige plaatsen tekorten zijn aan woningen. Vandaar ook een heel pakket maatregelen dat daarop gericht is. Ik noem bijvoorbeeld de aanpassing van de verhuurderheffing. De onderzoeken van voor de zomer — het wachtlijstonderzoek dat ik op verzoek van de heer Bashir heb gedaan en het onderzoek naar de bestedingscapaciteit dat ik op verzoek van de gemeenten heb gedaan — laten twee dingen zien. Bij de wachtlijsten passen heel veel kanttekeningen. Er is een heel grote groep mensen die niet actief zoeken. In heel grote delen van het land zijn überhaupt nauwelijks wachtlijsten. Ik was recent nog in Twente. Daar zijn wachtlijsten bij de huisvesting van statushouders echt geen probleem. Er is een heel grote groep mensen die niet actief zoeken. Van hen die wel zoeken, zoekt maar een heel klein deel actief, bijvoorbeeld in verband met werk. Een zeer groot deel is op zoek naar betere woonkwaliteit. Dat zijn de mensen die in de Bijlmer wonen en die hopen op een woning in de Jordaan. Dat mag van mij, maar het is niet woningnood, het is ambitie om een betere woning te vinden. Over de investeringsruimte maak ik mij geen zorgen, omdat uit de berekeningen die ik met de Kamer gedeeld heb, blijkt dat er inderdaad ruimte is voor ofwel het bouwen van meer dan 200.000 extra woningen, ofwel een forse impuls in kwaliteitsverbetering, of, als daar lokaal voor wordt gekozen, het beperken van huurstijgingen. Er is dus absoluut ruimte om te bouwen, maar het is een lokale afweging wat en in welk tempo er gebouwd wordt. 

De heer Bashir vroeg waarom de meeste vergunninghouders in steden terechtkomen. Het verdeelmechanisme bij het toewijzen van statushouders aan gemeenten is puur gebaseerd op het aantal inwoners. Steden hebben meer inwoners dan dorpen. De heer Bashir weet dat ik met de VNG heb besproken of een ander verdeelsysteem zou werken, bijvoorbeeld gekoppeld aan de beschikbaarheid van woningen. Er was brede overeenstemming dat dit niet zou helpen, omdat er in gebieden met een overschot aan woningen ook weer een tekort aan banen is. Dan creëer je een ander probleem. Het staat een gemeente met een krappe woningmarkt vrij om zelf afspraken te maken met een gemeente met een ruimere woningmarkt. Het tweede feit is overigens dat veel statushouders zelf naar de steden trekken. Tijdens mijn gesprek in Twente hoorde ik ook voorbeelden van statushouders die zeiden: dank je wel voor de woning in een van die mooie Twentse dorpen, maar ik ga zo snel mogelijk naar Amsterdam. Dat kan ik dan ook weer niet verhinderen in een vrij land. Dat is hun eigen keuze. 

De heer De Graaf zei allereerst dat het kabinet zich vooral zou moeten richten op het verminderen van de asielinstroom. Dat is ook gebeurd. Onze premier heeft een cruciale rol gespeeld bij het maken van afspraken in Europees verband met Turkije. De instroom is nu een stuk lager dan toen we ongeveer een jaar geleden dit debat ook voerden. De heer De Graaf vroeg verder of in deze wet nu de afspraken uit het bestuursakkoord wettelijk worden verankerd. Er is al een aantal afspraken uit het bestuursakkoord wettelijk verankerd, bijvoorbeeld de ruimte voor woningcorporaties om in gebouwen waarvan zij niet de eigenaar zijn, toch beheer te gaan voeren en de afspraak dat er, als er sprake is van onzelfstandige woonruimte, betaalbare sobere woonruimte, huurcontracten voor een periode van vijf jaar gesloten mogen worden. Dat was een verzoek van de woningcorporaties en is ook wettelijk vastgelegd. De subsidieregeling is niet zozeer wettelijk vastgelegd, maar, zoals dat bij een subsidieregeling hoort, op de juiste manier vastgelegd. Deze wet zelf is geen onderdeel van het bestuursakkoord, maar de afspraken die ik net noemde, maken het voor mij wel mogelijk om deze wet nu op deze manier in te dienen. 

De heer De Graaf noemde het COA, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, een staat binnen de staat. Ik wil het hier nadrukkelijk opnemen voor het COA. Daar werken een heleboel mensen heel hard in onze opdracht. Wij, het kabinet, hebben op dat gebied van de Kamer geen andere opdracht gekregen, dus het COA is geen staat in de staat, het zijn hardwerkende mensen die hun werk in opdracht van mijn collega's en mij doen. 

De heer De Graaf heeft een amendement ingediend waarmee hij de taakstelling voor gemeenten uit de wet wil halen. Gemeenten die geen voorrangsregeling opnemen in de huisvestingsverordening, moeten aangeven hoe ze statushouders huisvesten als ze dat niet via de huisvestingsverordening doen. Dat amendement moet ik ontraden. Voor de goede orde: ongeveer de helft van de gemeenten heeft zo'n huisvestingsverordening. Heel veel gemeenten hebben dus helemaal niet zo'n gespannen woningmarkt. Het gaat hier om gemeenten die wel een gespannen woningmarkt hebben. Als een gemeente die wel zo'n taakstelling heeft, dat niet opneemt in de huisvestingsverordening, dan is het logisch dat die gemeente aangeeft hoe ze dan wel aan die taakstelling gaat voldoen, maar dat is maatwerk. Dat was ook onderdeel van mijn gesprek met de gemeenten. Wij hebben elkaar uiteindelijk gevonden en daarmee is het uitvoerbaar. Het amendement van de heer De Graaf moet ik om die reden ontraden. 

De voorzitter:

Dat is het amendement op stuk nr. 8. 

Minister Blok:

De heer Van der Linde vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de subsidieregeling. Op dit moment zijn er voor 21% van de ruim 87 miljoen die beschikbaar is aanvragen voor concrete projecten. Dat betekent woonruimte voor ruim 2.900 vergunninghouders. Bij die aanvragen gaat het in meer dan de helft van de gevallen om verbouw van bestaande gebouwen. Dat is op zichzelf al maatschappelijke winst omdat daarmee leegstaand vastgoed een bestemming krijgt. Twee derde van de aanvragen komt van private huisvesters en een derde van woningcorporaties. De interesse van de private sector is duidelijk groter. Dat is mij eerlijk gezegd om het even, maar het geeft aan dat met de regeling duidelijk wordt beantwoord aan de vraag. Het gebruik is eigenlijk tijdsevenredig. De regeling is beschikbaar tot eind 2018. 

De heer Van der Linde vraagt mij om eind 2018 een beeld te geven van de mate waarin van de wet gebruikgemaakt wordt en hoe gemeenten ermee omgaan. Dat zal ik graag doen. Ik moet die gegevens uitvragen, maar het is logisch dat wij ook hier de vinger aan de pols houden. 

De heer Koolmees verwees naar mijn wijze woorden. Ik heb hem daar al voor bedankt. Ik heb aangegeven wat er nu is veranderd sinds het moment waarop ik die woorden uitsprak. Er is een heel pakket aan maatregelen van kracht geworden en ik heb overleg kunnen voeren. Die combinatie maakt het voor mij een verantwoorde en juiste keuze om de wet op deze manier aan de Kamer voor te leggen. 

Mevrouw Voortman vraagt mij … 

De voorzitter:

Het debat is iets later gestart dan de planning was. Mevrouw Voortman had andere verplichtingen waardoor zij het debat heeft moeten verlaten. Zij heeft mij gemeld dat haar medewerkers meeluisteren. 

Minister Blok:

Ik zal haar vragen beantwoorden zodat zij de antwoorden terug kan lezen. Haar eerste vraag was hoe gemeenten zonder een voorrangsbepaling in de huisvestingsverordening mensen kunnen huisvesten. Dat is eigenlijk al de feitelijke situatie in ongeveer de helft van de Nederlandse gemeenten. Zij zijn in staat om dat lokaal in te vullen. Gemeenten die nu een huisvestingsverordening hebben, krijgen door deze wet de mogelijkheid om dat ofwel opnieuw via een huisvestingsverordening te regelen of op een andere manier. In feite krijgen gemeenten een grotere gereedschapskist om lokaal maatwerk te leveren. 

Mevrouw Voortman vroeg of het juridisch is toegestaan om vluchtelingen in een gedeelde woning te huisvesten. Dat mag voor Nederlanders die geboren zijn in Oostknollendam en dat mag ook voor mensen in andere landen. Ik ben mijn eigen wooncarrière ook zo begonnen. Eerlijk gezegd vind ik het ook wel gezond dat je met hard werken en een beetje sparen ook qua woonruimte een stapje omhoog zet. 

Mevrouw Voortman vraagt of er geen risico is op geïsoleerde complexen, zij noemde dat containercomplexen. Alle gemeenten en corporaties die ik daarover heb gesproken, zijn eenduidig van mening dat zij dat niet willen. Als je zorgt voor sobere woonruimte is het in het belang van iedereen dat het gemengde complexen zijn. In Amsterdam wordt de containerwoning — om die term maar te handhaven — al decennia op grote schaal gebruikt voor studenten. Die woningcorporaties gebruiken die complexen nu deels voor studenten en deels voor statushouders. Ik zie dezelfde inzet bij projecten waar bestaande gebouwen worden verbouwd voor gedeelde huisvesting. 

Mevrouw Voortman vroeg waarom de bouw van sociale huurwoningen geen geld mag kosten. Die uitspraak kan zij nooit van mij gehoord hebben. De bouw van sociale huurwoningen kost geld. De onrendabele top, zoals dat zo mooi heet, is €60.000. De onderzoeken waar ik in het antwoord aan de heer Bashir al naar verwees geven aan dat woningcorporaties in Nederland inclusief die onrendabele top nog steeds in staat zijn om op grote schaal sociale huurwoningen te bouwen als daar vraag naar is. 

De heer Ronnes vindt de wet op zich een goede stap. Hij vraagt of de maatregelen die het kabinet heeft genomen voldoende zijn. Ik heb gezegd dat de subsidieregeling veel wordt gebruikt. Ik kan niet centraal bijhouden hoeveel knelpunten er in welke gemeenten zijn. Uiteindelijk volg je dat op landelijk niveau. Er zijn natuurlijk grote verschillen. Er zijn gemeenten waar de woningmarkt al krap was en er zijn gemeenten waar die ruim is. De reden dat we extra maatregelen hebben genomen, is natuurlijk dat waar de markt krap is, gemeenten extra maatregelen kunnen nemen. In de tijd zal dat nooit precies gelijklopen, omdat die nieuwbouw gewoon even tijd nodig heeft. De subsidies die nu worden aangevraagd, leiden nu tot extra bouwactiviteiten. Die woningen komen dus over een tijdje vrij. 

De heer Ronnes (CDA):

Is het mogelijk begin oktober de Kamer te melden wat de stand van zaken is? Verder wil ik vragen in hoeverre de minister ervan overtuigd is dat de maatregelen die nu zijn genomen, voldoende zijn voor de nareizigers die komen. Recentelijk is er een bericht verschenen waarin staat dat wordt verwacht dat de procedure voor nareizigers ongeveer acht maanden zal duren. Tel dus maar uit in welke periode dat dat ongeveer valt. Zijn we er dan klaar voor? 

Minister Blok:

Een rapportage in oktober kan de Kamer natuurlijk krijgen. Over het nareizen kan ik zeggen dat dat onderdeel is van de prognoses van de behoefte aan huisvesting die de Kamer periodiek krijgt. De prognose voor de tweede helft van 2016 heeft de Kamer gekregen. De prognose voor 2017 zal dit najaar worden gemaakt. Ik heb nu geen reden om aan te nemen dat die prognoses voor 2017 opeens aanleiding gaan geven om te constateren dat de maatregelen niet voldoende zijn. Maar mochten ze dat wel uit gaan wijzen, dan kunnen we elkaar daar op dat moment weer over spreken. 

Ten slotte kom ik op het amendement van de heer Ronnes, waarin de gemeenten worden uitgenodigd om aan te geven hoe ze verdringing willen voorkomen. Uit de toelichting begrijp ik dat een gemeente daarbij maatwerk kan leveren. Een gemeente kan dus zeggen: in deze gemeente is nieuwbouw aan de orde. Een andere gemeente kan zeggen: nieuwbouw is hier niet nodig, want wij richten ons op betere doorstroming, verbouw of een ander instrument. Omdat in het amendement aan gemeenten ruimte voor maatwerk wordt gelaten, kan ik het amendement aan het oordeel van de Kamer overlaten. 

De voorzitter:

Het gaat daarbij om het amendement op stuk nr. 7. De minister laat het oordeel daarover dus aan de Kamer over. 

Minister Blok:

Ik hoop dat ik hiermee de vragen heb beantwoord die in de eerste termijn zijn gesteld, voorzitter. 

De voorzitter:

Hartelijk dank. Wij gaan direct over naar de tweede termijn. Daarin hebben alle woordvoerders twee minuten spreektijd. Ik zie dat de heer Albert de Vries afziet van zijn tweede termijn. Het woord is aan de heer Bashir. 

De heer Bashir (SP):

Voorzitter, ik houd het zelfs korter dan twee minuten. Dan kunnen we daarna echt aan het werk. Daarvoor dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

roept de minister voor Wonen en Rijksdienst op, te stoppen met symboolwetgeving en te doen waar hij voor is aangesteld, namelijk het zorgen voor voldoende betaalbare woningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 9 (34454). 

Ook de heer De Graaf ziet af van een inbreng in tweede termijn. Het woord is aan de heer Van der Linde. 

De heer Van der Linde (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog één heel klein punt. Ik heb de minister gevraagd om eind 2017 een rapportage te sturen over de stand van zaken van de voorrangsregeling per gemeente. Dat heeft hij ruimhartig toegezegd te zullen doen, maar ik hoorde hem daarbij over "2018" spreken. Ik hoop dat hij dat al eind 2017 wil doen. 

Nogmaals, de huisvesting van vergunninghouders ligt op het bordje van de gewone Nederlander en die vindt deze voorrangsregeling niet eerlijk. Dat is de belangrijkste drijfveer om hiermee te komen. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. De minister en ook de heer Van der Linde hadden het over een rechtvaardigheidsgevoel, over "niet eerlijk". Deze regeling heeft natuurlijk een reden. Mensen die van buiten Nederland komen en hier statushouder zijn, hebben geen woonverleden. Ze hebben nog nooit op een wachtlijst gestaan, dus hebben ze eigenlijk geen kans om ertussen te komen. Daarmee hebben ze geen reële kans om een bestaan op te bouwen, om een taal te leren, om te gaan werken, om te participeren in de samenleving. Het is belangrijk dat mensen wel meedoen in de samenleving, niet alleen om te voorkomen dat er een bijstandsexplosie ontstaat, maar ook om te voorkomen dat de asielzoekerscentra vol blijven zitten. 

Vorig jaar, op het hoogtepunt, werd 14% van de vrijgekomen woningen toegewezen aan statushouders. 86% werd dus niet toegewezen aan statushouders. In normale jaren wordt 6% van de vrijgekomen woningen toegewezen. Dat wringt extra omdat de taakstelling voor de gemeenten gewoon blijft staan. Met andere woorden, gemeenten gaan nu bouwen om de wachtlijsten weg te werken — dat is heel goed en daar is D66 zeer voor — maar de taakstelling om de statushouders te huisvesten is er gewoon. Dat rechtvaardigheidsgevoel zal dus niet worden weggenomen. Ja, de wachtlijsten worden opgelost, en terecht. 

Concluderend: we zitten te kijken naar een slecht toneelstukje, naar symboolpolitiek van de VVD. Het is bovendien slechte symboolpolitiek, want het werkt niet. De PvdA gaat erin mee, in een soort uitruil van principes en uit pragmatisme. Dat valt me tegen van de Partij van de Arbeid. Eigenlijk vindt de minister dit ook. Dat zei hij namelijk vorig jaar oktober tijdens de begrotingsbehandeling. Toen legde hij haarfijn uit dat hij dit symboolpolitiek vond. Een toneelstukje dus. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Vindt u het terecht om tegenover de Partij van de Arbeid te spreken over principes? Dat pragmatisme deel ik. U hebt onze plannen zelfs overgenomen. In uw verkiezingsprogramma staat precies wat wij altijd hebben gepropageerd: 100.000 woningen bouwen. Welke principiële zaak is hier nu aan de orde? U zegt zelf dat dit wetsvoorstel niets omhanden heeft en dat de taakstelling blijft. 

De heer Koolmees (D66):

De heer De Vries begon volgens mij zelf over artikel 1 van de Grondwet. Het was een van de allereerste zinnen van zijn inbreng. Ik ken de Partij van de Arbeid als een partij die staat voor het laten integreren van mensen, voor het leren van de taal, voor banen, voor meedoen in de samenleving, voor het voorkomen dat er een bijstandsexplosie ontstaat. Ik ben het onmiddellijk met de heer De Vries eens — het afgelopen jaar hebben we ook aan dezelfde kant van het touw getrokken — dat er gebouwd moet worden om de taakstelling op te lossen. Dat moet ook gebeuren. Daarom staat in ons verkiezingsprogramma ook: 100.000 woningen. De heer De Vries zegt in zijn eigen inbreng van vandaag: dat is gelukt en dat is mooi, en de wet die nu voorligt, is louter symboliek, maar dat moeten we de VVD gunnen. Uitleggen waarom integratie en werk zo belangrijk zijn, gooit de heer De Vries met deze wet volledig opzij. Dat vind ik laakbaar. Ik vind dat de Partij van de Arbeid dat moet verdedigen. 

De heer Albert de Vries (PvdA):

Daar volgt de heer Koolmees een kronkelredenering. Hij zegt dat het wetsvoorstel niets omhanden heeft omdat de taakstelling blijft en huisvesting en integratie van deze mensen gewoon moeten plaatsvinden. Gemeenten kunnen zelf beslissen of ze het wel of niet uit hun verordening halen. We zijn het op alle fronten eens, we zijn het er ook over eens dat het gaat om een futiliteit die niets omhanden heeft. Laten we stoppen met elkaar de maat te nemen. Ik heb het idee dat D66 en de Partij van de Arbeid het op dit punt wonderwel helemaal met elkaar eens zijn. We stemmen alleen verschillend, om praktische redenen. 

De heer Koolmees (D66):

Er is één groot verschil: over de inhoud en de maatregelen zijn we het 100% eens, maar D66 vindt het belangrijk dat wordt uitgelegd waarom we dit soort maatregelen in Nederland hebben, waarom we zo'n voorrangsstatus hebben, juist om te voorkomen — dat hebben we uit het verleden geleerd — dat mensen aan de zijkant blijven staan. Zo snel mogelijk integreren in de Nederlandse samenleving, zo snel mogelijk de taal leren, zo snel mogelijk meedoen. Door mee te bewegen met deze symboolwetgeving, die volledig is ingestoken door PVV-standpunten die door de VVD worden overgenomen, geeft de Partij van de Arbeid toe aan die standpunten, en dat vind ik laakbaar. 

De heer Van der Linde (VVD):

Ik heb nu een keer of 20, 30 moeten horen dat het symboolpolitiek is; ik vind het allemaal best. In het voorjaar van 2015 kwamen wij met een samenhangend plan om iets te doen aan de toestroom van vluchtelingen. Toen kon D66 alleen maar twitteren: bah, bah, bah. Vorig jaar kwam ik met dit punt. Toen kwam de heer Koolmees met het verhaal: dat is een proefballonnetje; daar horen we nooit meer wat van. En nu ligt dit voorstel er. In het voorjaar van 2016 beklaagde de heer Pechtold zich erover dat er geen nationaal breed gedragen programma is, maar D66 wilde zelf niet met een idee komen. Sterker nog, de heer Pechtold zei: soms is het goed om je even terug te trekken in het oog van de orkaan. De heer Koolmees heeft het de hele tijd over wat wij vinden en wat wij doen. Hij heeft het over de PVV, de VVD en de PvdA, maar wat heeft D66 bijgedragen aan deze discussie? Met welke ideeën is D66 gekomen om iets te doen aan de huisvesting van vluchtelingen? 

De heer Koolmees (D66):

D66 heeft het woonakkoord, dat onder deze minister is gesloten, van harte gesteund. D66 heeft de verhuurderheffing, met de kortingen, van harte gesteund om ervoor te zorgen dat de sociale huurwoningen in Nederland bereikbaar worden voor de doelgroep. Het afgelopen jaar hebben we samen opgetrokken om problemen op te lossen, om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten korter worden en om doorstroming naar de middenhuur mogelijk te maken. We doen mee aan het oplossen van echte problemen, maar aan symboolpolitiek om uw eigen rechtse straatje een beetje schoon te vegen en om lekker te scoren doen wij niet mee. We doen wel mee aan het oplossen van problemen, het wegwerken van wachtlijsten, en het ervoor zorgen dat mensen die hier in Nederland voor vijf jaar een verblijfstatus krijgen, integreren in de Nederlandse samenleving. We hebben allemaal geleerd van het verleden. Daarin is het fout gegaan; mensen leerden de taal niet, integreerden niet en bleven inderdaad tien jaar lang in de bijstand hangen. Als de VVD vraagt of we die dingen willen aanpakken, doen we graag mee, maar we doen niet mee aan symboolpolitiek. 

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. De luchtballon van de Partij van de Arbeid om op korte termijn 100.000 nieuwe woningen te bouwen, is al uit elkaar gespat. Er zijn regelingen ingesteld om de bouw van extra woningen te stimuleren, maar van de daarvoor beschikbare middelen, is slechts 21% aangevraagd. Wij blijven benieuwd naar wat er nog concreet in de pijplijn zit. Gaat dat daadwerkelijk resulteren in de bouw van nieuwe woningen? 

Het CDA heeft eerder aangedrongen op een evaluatie van die regelingen. De minister vond het toen nog wat te vroeg daarvoor, omdat op dat moment pas 12% van de beschikbare middelen was gebruikt. Dat was voor het reces. Is het misschien goed om op korte termijn toch een quickscan uit te voeren? Zijn al die maatregelen wel zo goed? Wij ontvangen heel veel reacties uit het veld. Daaruit blijkt dat het heel moeilijk is om gebruik te maken van de regelingen. 

De voorzitter:

Er is één motie ingediend. De minister geeft aan dat hij meteen kan beginnen met zijn tweede termijn. 

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Bashir heeft een motie ingediend waarin ik word opgeroepen om te stoppen met symboolwetgeving en om te doen waarvoor ik ben aangesteld, namelijk het zorgen voor voldoende betaalbare woningen. Dat zorgen voor betaalbare woningen doen wij door middel van een groot aantal instrumenten. Er is een grote staatsgarantie voor de sociale huursector. We geven meer dan 3 miljard aan huurtoeslag uit om ervoor te zorgen dat het enorme aantal mensen met een hoog inkomen die in een sociale huurwoning wonen, geprikkeld wordt om door te stromen, of in ieder geval een reële bijdrage betaalt doordat we de inkomensafhankelijke huurverhoging hebben ingevoerd. Die grondwettelijke taak wordt dus eigenlijk uitgevoerd door middel van een groter pakket aan maatregelen dan vele jaren het geval is geweest. Dat maakt de motie overbodig. Ik ontraad haar daarom. 

De heer Van der Linde vroeg of de rapportage over het gebruik van deze wet eind 2017 kan komen. Ik heb kennelijk 2018 gezegd, maar 2017 lijkt mij voor een eerste indicatie haalbaar. 

De heer Koolmees gaf aan dat ik ten onrechte zei dat er sprake is van gelijke behandeling in het geval van statushouders. Hij gaf onder meer aan dat zij niet de kans hebben gehad om wachttijd op te bouwen. Dat is op zichzelf een terechte constatering, maar die plaatst statushouders niet allemaal in een andere positie ten opzichte van andere Nederlanders. Het overgrote deel van de statushouders is jong en alleenstaand. De gemiddelde jonge alleenstaande Nederlander heeft ook niet of nauwelijks wachttijd. In de gemeenten die voorrang kennen voor met mensen met werk, met economische binding, kan een statushouder evenzeer als iedere andere inwoner van Nederland gebruikmaken van die route. In geval van schaarste vind ik dat een van de beste routes om woningen toe te wijzen. Natuurlijk hebben statushouders een grote taalachterstand, maar iedereen die weleens een distributiecentrum, een productiebedrijf of een kas bezoekt, zal constateren dat daar heel veel mensen heel hard aan het werk zijn die helaas weinig Nederlands spreken, maar wel goed in staat zijn om dat werk te doen. Ook langs die route kan een statushouder net als andere inwoners van Nederland zeggen: ik heb een baan en economische binding, dus ik kan op die grond in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. 

De heer Koolmees (D66):

Ik ben getriggerd door deze opmerking. Vindt de minister het leren van de Nederlandse taal geen belangrijk doel meer van het beleid? 

Minister Blok:

Ik zei zelfs dat als ik dan in zo'n productiebedrijf of zo'n kas ben, ik helaas constateer dat veel mensen daar geen Nederlands spreken, maar dat het die mensen er niet van weerhoudt om toch dat werk te doen. Het is zelfs goed voor het leren van Nederlands om aan het werk te zijn — gelukkig lopen er ook altijd wel Nederlanders rond — om daarmee werkendeweg de taal te leren. De crux voor mij is dat er, als dat nodig is, langs die route een beroep kan worden gedaan op deze voorrangsregeling in gemeenten die deze kennen. 

De heer Koolmees (D66):

Dat begrijp ik, maar het was deze minister die nog geen tien maanden geleden bij de begrotingsbehandeling zei dat het zo belangrijk is dat statushouders de taal leren om te integreren en om mee te doen. Daarom was ik verbaasd dat de minister deze route in dat kader als argument gebruikt. 

Minister Blok:

De taal blijft evenzeer van belang en kan het beste geleerd worden door het te combineren met werk. 

De heer Koolmees wees erop dat op grond van de cijfers van woningcorporaties 14% van de toewijzingen van vrijkomende huurwoningen aan statushouders is. Hoewel dat een aanzienlijk deel is, is het tegelijk overzichtelijk. Als je in het land je oor te luisteren legt, constateer je dat er plaatsen zijn met weinig verloop. Denk bijvoorbeeld aan kleine kernen, waar laten we zeggen twee keer per jaar een woning vrijkomt. Dan legt het daar grote druk op. Dan spelen ook heel sterk de rechtvaardigheidsgevoelens waarop ik aan het begin van mijn betoog inging. 

De heer Ronnes ging nader op in de vraag naar de subsidieregeling en zei dat er pas 21% is aangevraagd. Dat is tijdsevenredig. Voor mij is dat geen reden tot zorg. De regeling loopt tot eind 2018. Een aanvraag zal over het algemeen ingediend worden zodra er echt zicht is op het kunnen wijzigen van de bestemming van het pand. Dat vraagt in Nederland vaak nog wat tijd. Ik heb de heer Ronnes net beloofd om in oktober weer een stand van zaken te geven. Als dat aanleiding geeft tot een vervolgdiscussie, dan houden we die bij de begrotingsbehandeling, of op ieder ander moment dat de Kamer dat wil. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de behandeling van dit wetsvoorstel. De stemmingen over de motie, de twee amendementen en het wetsvoorstel zullen bij de eerstvolgende gelegenheid dat we stemmen worden meegenomen. Komende dinsdag zijn er namelijk geen reguliere stemmingen vanwege Prinsjesdag. Ik dank de woordvoerders heel hartelijk voor hun medewerking. We hebben daardoor nog ruim tijd voor de dinerpauze. Tot slot dank ik de minister hartelijk voor zijn beantwoording. 

De vergadering wordt van 18.09 uur tot 19.29 uur geschorst. 

Voorzitter: Knops

Naar boven