30 Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid (AO d.d. 25/03). 

De voorzitter:

Excuses dat ik u heb laten wachten. Ik had mij vergist in de tijd. Ik dacht dat we om 18.30 uur moesten beginnen, maar er was nog een VAO. 

Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik geef het woord aan mevrouw Karabulut van de SP, als eerste spreker. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Armoede en schulden. Naast het feit dat het kabinet-Rutte/Asscher oneerlijke inkomenspolitiek bedrijft, waardoor steeds meer mensen in schulden en armoede geraken, is er ook nog de bureaucratie met haar ingewikkelde regelingen. 

Daarom de eerste motie, die is medeondertekend door de collega's Schouten van de ChristenUnie, Van Weyenberg van de D66-fractie en Heerma van de CDA-fractie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de beslagvrije voet het absolute bestaansminimum moet garanderen; 

constaterende dat de beslagvrije voet in de praktijk niet altijd voldoende wordt toegepast, waardoor mensen onnodig onder het bestaansminimum terechtkomen; 

verzoekt de regering om in overleg met de Nederlandse Vereniging van Gemeenten en de Belastingdienst tot afspraken te komen, zodat bij burgers die deelnemen aan de gemeentelijke schuldhulp de beslagvrije voet actief wordt toegepast, de beslagvrije voet vooraf wordt berekend en eventueel te veel verrekende bedragen worden terugbetaald, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Schouten, Van Weyenberg en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 301 (24515). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat als gevolg van de vele variabelen de berekening van de beslagvrije voet complex is en daarom vereenvoudiging wordt nagestreefd; 

constaterende dat gerechtsdeurwaarders en de Belastingdienst, alsmede andere organisaties, waarschuwen voor een extra complicerende factor als per 1 juli de kostendelersnorm — in de volksmond "mantelzorgboete" — wordt ingevoerd voor bestaande situaties; 

verzoekt de regering om invoering van de kostendelersnorm uit te stellen tot 1 januari 2016, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 302 (24515). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het algemeen overleg uitgebreid gesproken over de positie van de zzp'ers en de vraag of de schuldhulpverlening voor hen toegankelijk is. Ik was in de veronderstelling dat de staatssecretaris nog informatie hierover naar de Kamer zou sturen. Daar is enig misverstand over ontstaan, maar wij horen nog steeds geluiden dat het voor zzp'ers lastig, zo niet onmogelijk is om toegang te krijgen tot gemeentelijke schuldhulpverlening, terwijl zij daar heel veel baat bij kunnen hebben. Vandaar de volgende motie, die is medeondertekend door de heer Van Weyenberg van D66. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de gemeentelijke schuldhulpverlening niet of moeilijk toegankelijk is voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming; 

overwegende dat de mogelijkheid voor zelfstandigen om een beroep te doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen alleen voorziet in extra financiële middelen, maar niet in bredere schuldhulpverlening; 

verzoekt de regering, te bezien hoe zelfstandigen met een nog functionerende onderneming toegang kunnen krijgen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en de Kamer hierover voor de zomer te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 303 (24515). 

De heer Moors (VVD):

Voorzitter. Mensen hebben de vrijheid om schulden te maken, maar ook de verantwoordelijkheid om deze zelf terug te betalen. Wanneer mensen in de schulden zitten en er niet goed uit komen, zijn er coachingmogelijkheden. Schulden zijn naar voor een persoon die ze heeft, zeker als dat komt door pech en niet door roekeloos gedrag, maar dit ontneemt mensen niet de verantwoordelijkheid om hun schuldenprobleem zelf op te lossen. De focus ligt op het uit de schulden komen, wat begint met aan het werk gaan. Een baan is immers de beste en enige manier om uit armoede te geraken. 

Dit kabinet en deze coalitie, maar vooral ondernemers en andere Nederlanders, zijn bezig om ons land uit de crisis te trekken en ervoor te zorgen dat er meer banen ontstaan. Conform het regeerakkoord is 100 miljoen uitgetrokken voor gemeentelijk armoede- en schuldenbeleid. Dankzij de decentralisaties hebben gemeenten de kans om daarbij voor een integrale benadering te kiezen. Zo is er ruimte voor maatwerk bij de besteding van de middelen voor armoede- en schuldenbeleid. Met de invoering van de Participatiewet zijn vormen van categoriale bijstand daarbij niet toegestaan, maar verder dienen de gemeenten wat de VVD betreft beleidsvrijheid te behouden. Het kabinet is, zoals gezegd, goed bezig en dient wat de VVD betreft koers te houden en maximaal in te zetten op het laten lonen van werk. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is best een standaard riedeltje. Ik vind dat pijnlijk, omdat honderdduizenden Nederlanders mede door toedoen van het kabinetsbeleid werkloos, dan wel schuldenrijk zijn geworden. Steunt u dan op zijn minst dat wij er met elkaar voor zorgen dat gemeenten, in overleg met de Belastingdienst en andere instanties, het absolute bestaansminimum dat wij hebben vastgelegd in de wet ook kunnen toepassen, vooruitlopend op de wetten en regels die de staatssecretaris bezig is te veranderen? 

De heer Moors (VVD):

Mevrouw Karabulut vraagt of de VVD ervoor is dat de overheid zich aan de wet houdt. Dat zijn wij uiteraard. Ik heb in het AO gehoord dat de staatssecretaris erop toeziet dat dat zo goed mogelijk gebeurt en dat daar hard aan wordt gewerkt. Ik zie geen reden om een motie daarover te steunen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op het verzoek van de gemeentebesturen, waarvan ook VVD-wethouders deel uitmaken: geef ons nu de ruimte en maak dat wij — Belastingdienst en andere overheidsinstanties die nu vaak, ongewild misschien, veroorzaker zijn van het met voeten treden van de beslagvrije voet en het dus niet garanderen van het bestaansminimum — dat wij dat bestaansminimum in een soort werkoverleg, een proeftuin of hoe je dat ook wilt noemen alvast, vooruitlopend op aan te passen wetten en regels, echt kunnen garanderen om te voorkomen dat mensen nog armer en schuldenrijker worden. 

De heer Moors (VVD):

We hadden afgelopen nacht een probleem met de e-mail in de Kamer, dus misschien heeft mevrouw Karabulut de brief van de staatssecretaris gemist die daarover gisteravond laat is binnengekomen, waarin zij schrijft dat zij in gesprek gaat met de gemeenten om te bekijken wat de mogelijkheden zijn. Laten wij gewoon afwachten wat daaruit komt. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat de problemen met de beslagvrije voet zo snel mogelijk maar ook zo goed mogelijk moeten worden opgelost. De urgentie daarvan is hoog en wordt breed gedragen door de Kamer. Daarnaast wil de PvdA benadrukken dat de invoering van de kostendelersnorm in de beslagvrije voet niet mag leiden tot een complexere totstandkoming van die beslagvrije voet. 

Tijdens het AO heeft de staatssecretaris de oproepen van de PvdA over de zorgplicht en de time-out voor banken en de kindpakketten met open armen ontvangen. De PvdA is daar blij mee. Toch blijft de PvdA hameren op het verhogen van het tempo van invoering van de verschillende aangekondigde maatregelen. Over de oproep van de PvdA dat de staatssecretaris de aanjager moet zijn van de kindpakketten dienen wij de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering structureel 100 miljoen euro extra heeft ingezet om invulling te geven aan armoede- en schuldenbeleid; 

van mening dat een deel van dit bedrag besteed moet worden aan kinderen in armoede, omdat geen enkel kind in armoede daarvan de dupe mag zijn; 

constaterende dat een deel van de gemeenten werk heeft gemaakt van de invoering van een zogeheten kindpakket; 

overwegende dat dit ten goede komt aan kinderen in armoede; 

constaterende dat het kindpakket nog niet geïntroduceerd is in alle gemeenten als onderdeel van het armoede- en schuldenbeleid; 

verzoekt de regering, zich extra in te spannen om gemeenten te stimuleren om voor kinderen in armoede het kindpakket op te laten nemen in het gemeentelijke armoede- en schuldenbeleid, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 304 (24515). 

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat moet ik verstaan onder extra ondersteuning? 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik ga ervan uit dat mevrouw Karabulut doelt op de extra ondersteuning als het gaat om het invoeren van de kindpakketten? 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik doel op wat in het dictum van de motie van mevrouw Yücel staat. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Het gaat dus om het dictum van de motie. Ik heb hier tijdens het AO ook een punt van gemaakt. Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat zij zowel een warm voorstander als ook een aanjager is van die kindpakketten bij gemeenten. Alleen vanuit het veld en bij de gemeenten hoor en zie ik dat niet alle gemeenten de kindpakketten in hun armoedebeleid hebben opgenomen. De Ombudsman heeft daar behartigenswaardige aanbevelingen over gedaan. Ik wil dat het kabinet zich extra inspant en dat zij het bij gemeenten extra aanjaagt, om te bewerkstelligen dat die kindpakketten wel in het armoede- en schuldenbeleid worden opgenomen. Kinderen in armoede moeten we immers zo veel mogelijk voorkomen. Kinderen in gezinnen waar schuldenproblematiek is, hebben soms te maken met armoede. Maar zorg er dan in ieder geval voor dat de middelen, zeker vanuit die 100 miljoen, bij die kinderen terechtkomen, zodat ze wel met gelijke kansen kunnen opgroeien en zich verder kunnen ontwikkelen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben het er zeer mee eens dat je armoede moet voorkomen. Het zou heel erg helpen als je dan geen verarmingspolitiek voert, zoals nu gebeurt. Dan hoef je ook niet te dweilen. Maar als je dan toch gaat dweilen, vraag ik mij echt af wat de betekenis van deze motie is. Wij hebben in het verleden voorgesteld aan de staatssecretaris om de kindpakketten landelijk uit te rollen. Dat wil de staatssecretaris niet. Mevrouw Yücel vraagt nu aan de staatssecretaris om de extra inspanningen nog een keer op te roepen, maar dat doet de staatssecretaris al. Ik ben dus op zoek naar wat dit betekent, behalve een beetje gratis medeleven. Ik zie het niet. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Allereerst laat ik de opmerking over de politiek die we voeren aan de SP. Ik constateer dat we het land verder willen brengen, dat we zo veel mogelijk de economie aanjagen en dat we het voor iedereen beter proberen te krijgen door verantwoordelijkheid te nemen. 

Dan heb ik nog een antwoord op de vraag van mevrouw Karabulut. In de wereld is er meer dan zwart-wit. We hebben de middelen tegen armoede gedecentraliseerd. Wij zouden vanuit de Tweede Kamer soms willen dat we precies op de knopjes konden drukken, om van hieruit te bepalen waar het lokale armoedebeleid precies op gericht moet zijn. Maar ik constateer dat gemeenten ook heel erg hechten aan beleidsruimte, aan de vrije ruimte en aan maatwerk. Daar geven we gehoor aan. Daartussenin hebben we een heleboel mogelijkheden. Een regering kan in een gesprek met de VNG of met gemeenten aanjager zijn van ontwikkelingen door ook de best practices, die in sommige gemeenten wel heel goed ingevuld zijn, goed onder de aandacht te brengen bij andere gemeenten, daar handleidingen voor uit te reiken en daar hulp bij te bieden. Ik denk dat het kabinet hier een goede rol in kan spelen om het verder aan te jagen. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, mag ik … 

De voorzitter:

Heel kort! 

Mevrouw Karabulut (SP):

Er wordt gesproken van handreikingen en luisteren naar gemeenten. Er ligt ook een verzoek van gemeenten zelf. Dat is mede ingediend door de wethouder in Den Haag. 

De voorzitter:

Uw vraag is dus of mevrouw Yücel het verzoek steunt. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn vraag is inderdaad of mevrouw Yücel de motie op stuk nr. 301 steunt, waarin wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat de beslagvrije voet wordt gehanteerd en actief wordt toegepast en dat daarover afspraken worden gemaakt met gemeenten. Het is precies zoals mevrouw Yücel zegt: een beetje afspraakjes maken. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik steun de oproep die gemeenten doen om alvast te experimenteren met het wel respecteren van de beslagvrije voet. Dat wordt op dit moment niet gedaan en dat is een groot probleem. We hebben hier met zijn allen afgesproken dat het belangrijk is om de beslagvrije voet vast te stellen, zodat mensen niet nog dieper in de schulden komen. En dan zou onze eigen overheid zich daar niet aan houden. Dat is natuurlijk een schande; dat vind ik ook. Daarom vind ik dat het snel opgelost moet worden, alleen gaat het traag en moeilijk. Dat ligt ook niet aan het kabinet. Daarom hebben de gemeenten dat verzoek gedaan. Dat is onder andere afkomstig van mijn eigen partijgenoten. Ik heb geconstateerd dat de staatssecretaris hierop ingaat. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, de vraag is … 

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut vindt dat u haar vraag onvoldoende hebt beantwoord. De vraag was of de motie wordt gesteund of niet. U hebt daar een antwoord op gegeven. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik constateer dat de staatssecretaris de wensen oppakt. Ik hoop dat zij snel met resultaten komt. 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij direct kan reageren op de ingediende moties en dat zij ook de openstaande vragen kan beantwoorden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik dank de leden van uw Kamer voor hun bijdragen in de vorm van moties. Ik loop de moties stuk voor stuk even langs. 

Mevrouw Karabulut heeft twee moties ingediend. De eerste gaat over de beslagvrije voet en vooral over de situatie dat de Belastingdienst ermee aan de slag gaat. Ik zou heel gemakkelijk kunnen zeggen dat dit de primaire verantwoordelijkheid van de Belastingdienst is en dat collega Wiebes daarover gaat, maar ik wil toch op de motie reageren. Als iemand betalingsachterstanden heeft, in dit geval bij de Belastingdienst, neemt hij of zij contact op met de Belastingdienst om tot een passende betalingsregeling te komen. Als er sprake is van schuldhulpverlening, ligt er reeds een convenant met de Belastingdienst en de schuldhulpverlening. Op basis van de afspraken binnen het convenant zet de Belastingdienst de incasso stop als de dienst van de schuldhulpverlening een door de schuldenaar ondertekende stabilisatieovereenkomst, dan wel schuldhulpverleningsovereenkomst ontvangt. Dat convenant creëert een evenwichtige set van afspraken tussen Belastingdienst en schuldhulpverlening. Een wettelijke regeling acht ik in dezen dan ook niet nodig. Ik ontraad de motie, maar daar zit ook nog een onderdeel in dat betrekking heeft op de terugwerkende kracht. De Belastingdienst heeft als vast beleid dat er niet wordt gecorrigeerd als de schuldenaar niet reageert op informatieverzoeken, ondanks dat hij of zij diverse malen de gelegenheid heeft gehad om dat te doen. Ik vind het niet comme il faut om de terugwerkende kracht op deze manier te implementeren. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Met alle respect voor de staatssecretaris, ik val bijna van mijn stoel. De staatssecretaris leest hier een standaardverhaal voor dat zij van haar ambtenaren heeft meegekregen, terwijl zij in het debat erkende, in navolging van de Ombudsman en allerlei andere specialisten op dit terrein, dat hier sprake is van een gigantisch probleem. Toen gaf zij ook aan dat zij de gemeenten tegemoet zou komen in hun oproep aan haar om ze te helpen afspraken te maken, vooruitlopend op het veranderen van de wetten en regels op dit punt. Daar wachten wij overigens al bijna twee jaar op. Wat stelt de brief van de staatssecretaris aan de gemeenten eigenlijk voor? Gaat zij gewoon een bakje koffie drinken met de gemeenten om ze vervolgens met lege handen achter te laten? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kijk heel specifiek naar de tekst van de motie van mevrouw Karabulut. Er wordt mij altijd gevraagd of ik het oordeel over de motie aan de Kamer laat, of dat ik de motie ontraad. Deze motie ontraad ik. Verder ben ik natuurlijk in conclaaf met in dit geval de wethouders van de vier grootste steden van ons land. Zij hebben mij gevraagd of er in de brede zin van het woord kan worden gekeken naar een pilot rond de schuldhulpverlening. Daarover heb ik de Kamer een brief gestuurd. Ik neem aan dat mevrouw Karabulut begrijpt dat ik verder ga spreken met de wethouders. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik begrijp helemaal niets van deze terugtrekkende bewegingen van de staatsecretaris, want zij lijkt te vergeten dat zij, zonder dat dit geld kost, de mogelijkheden heeft om ervoor te zorgen dat het absolute bestaansminimum nu eindelijk gegarandeerd en geregeld wordt in Nederland. In deze motie staat niets meer en niets minder dan een door de Ombudsman, gemeenten en schuldhulpverleners geconstateerde problematiek. Wat betreft de pilot verzoek ik de staatssecretaris om daarop vooruit te lopen en daarover afspraken te maken, binnen de bestaande wettelijke kaders, zodat de beslagvrije voet actief wordt toegepast. Op die manier worden nog meer schulden en nog meer ellende voorkomen. Ik begrijp niet waar deze angst en terughoudendheid vandaan komen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

In het AO hebben wij gewisseld dat ik voornemens ben, samen met een aantal collega's in het kabinet, om de beslagvrije voet te vereenvoudigen. Evenals mevrouw Karabulut zie ik dat die beslagvrije voet ingewikkeld is en dat die voor schuldenaars problemen oplevert. Ik heb in het AO onderstreept dat ik daarom een extra uitvoeringstoets bij de Belastingdienst heb aangevraagd en dat ik op basis van die uitvoeringstoets kijk naar het implementeren van de kostendelersnorm in de beslagvrije voet. Als je die kostendelersnorm in de beslagvrije voet verankert, zou de beslagvrije voet natuurlijk nog ingewikkelder kunnen worden. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik, zodra ik de uitvoeringtoets binnen heb, de Kamer laat weten of ik de kostendelersnorm in de beslagvrije voet veranker. Kortom, ik ben druk doende om de vereenvoudiging van de beslagvrije voet echt vorm en inhoud te geven. Daarnaast wil ik graag met de wethouders die de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening uitvoeren, bezien wat wij verder nog kunnen doen om zaken te vereenvoudigen, ook in de interactie met de Belastingdienst. 

In de motie-Karabulut op stuk nr. 302 wordt de regering verzocht, de invoering van de kostendelersnorm uit te stellen tot 1 januari 2016. Ik ben eigenlijk zojuist al ingegaan op deze motie, omdat ik aan de Tweede Kamer heb toegezegd dat ik, zodra de uitvoeringstoets van de Belastingdienst er ligt, de Kamer onmiddellijk zal laten weten hoe of wat. De kostendelersnorm in de beslagvrije voet zou worden ingevoerd op 1 juli 2015. Ik ben zeer voornemens om de Kamer zo snel mogelijk te laten weten of wij deze wel of niet in de beslagvrije voet verankeren, want men moet dat gewoon voor 1 juli weten. Anders moet men nog allerlei zaken aanpassen. Ik doe dus mijn uiterste best om dat zo snel mogelijk hier te hebben. Ik ontraad de motie. 

In de motie-Schouten/Van Weyenberg op stuk nr. 303 wordt de regering verzocht om te bezien hoe zelfstandigen toegang kunnen krijgen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en de Kamer daarover voor de zomer te informeren. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verbiedt toelating van zzp'ers niet. Er is dus geen generieke uitsluitingsgrond zoals dat heet. Er is wel de financiële dienstverlening aan zzp'ers. Daarvoor is het Bbz natuurlijk een goede regeling, maar het is dus niet zo dat zelfstandigen worden uitgesloten. De situatie kan ontstaan dat er sprake is van een op zichzelf genomen levensvatbaar zzp-bedrijf, maar dat voor de door een samenloop van omstandigheden ontstane schulden geen oplossing binnen het Bbz kan worden gevonden. Dan kun je inderdaad aan de slag via de schuldhulpverlening. 

Het blijft natuurlijk de gemeente zelf die bepaalt hoe de schuldhulpverlening aan zelfstandigen wordt ingericht. Eind april 2014 heb ik de Werkwijze zelfstandige ondernemers met schulden samen met DIVOSA naar de gemeenten gestuurd. Die is ook mede gefinancierd met subsidie van SZW. In deze werkwijze wordt een aantal goede voorbeelden over het voetlicht gebracht. Ik zal hiervoor in mijn eerstvolgende verzamelbrief aan de gemeenten bij onze samenwerkingspartners nogmaals aandacht vragen. Die brief zal binnen enkele weken aan de gemeenten worden toegestuurd. Omdat in het algemeen overleg door mevrouw Schouten en andere woordvoerders de zzp'ers zeer naar voren zijn gebracht, ben ik ook voornemens om in de evaluatie van de Wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening die aanstaande is, de positie van de zzp'ers een prominente rol te geven. Dat komt door het debat in het algemeen overleg, zeg ik ruiterlijk. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank voor die laatste toezegging, maar voor zover ik weet, moet die evaluatie nog starten. Die zal dan pas volgend jaar hier in de Kamer komen voor te liggen. Als wij daarop moeten wachten, zijn wij zo anderhalf jaar verder. De problematiek is nu wel heel nijpend. Ik vraag de staatssecretaris om in dat kader ook eens met de NVVK in gesprek te gaan, die erop wijst dat zzp'ers weliswaar geen uitsluitingsgrond vormen bij de gemeenten, maar ook dat zij feitelijk vrijwel nergens toegelaten worden tot schuldhulpverlening. Onderkent de staatssecretaris dat schuldhulpverlening juist nog wel een mogelijkheid voor een zzp'ers kan zijn om een soort succesvolle doorstart te maken als "ondernemer", in de zin dat zij gewoon kunnen doorgaan met hun werkzaamheden en uiteindelijk weer hun eigen brood gaan verdienen? Dat willen wij ook. Onderkent de staatssecretaris dat de schuldhulpverlening daarvoor een mogelijkheid biedt en vindt zij dan niet dat zij veel meer erop moet aandringen dat gemeenten de zzp'ers gewoon meenemen in de schuldhulpverleningstrajecten? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Naar mijn mening moet het echt en-en zijn. Ik heb zelf ook gesproken met mensen in het land die met hun bedrijf of bedrijfje in behoorlijk zwaar weer zaten of meer dan dat, maar die door de Bbz weer goed op de rails zijn geholpen door gemeenten. Wij hebben de Bbz nog eens goed onder de aandacht gebracht bij gemeenten. In mijn verzamelbrief zal ik nog eens onderstrepen dat beide instrumenten bestaan, omdat zelfstandigen ook een plek kunnen krijgen binnen de schuldhulpverlening. Er is geen uitsluitingsgrond. Ik zeg hier dus twee dingen toe, namelijk dat ik in mijn verzamelbrief de zaak nog eens flink zal aanzetten en dat ik de zzp'ers in de evaluatie een prominente plek zal doen toekomen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Nogmaals dank voor beide toezeggingen. Ik denk dat dit een stap vooruit is. Wel zou ik graag inzicht hebben in de belemmeringen die de gemeenten nu ervaren om zzp'ers wel toe te laten, waar dat niet gebeurt. Laat ik de motie dan wat ruimer uitleggen, zodat de staatssecretaris daar misschien wat meer mee kan. Is zij bereid om in overleg met bijvoorbeeld de NVVK te bekijken hoe eventuele hobbels op dit vlak weggenomen kunnen worden? Is zij bereid om de motie op die manier uit te leggen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik moet echt naar de tekst van de motie kijken. De tekst stelt dat zelfstandigen toegang moeten kunnen krijgen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. Dat is al aan de orde. De terechte vraag van mevrouw Schouten is hoe wij de gelederen daarvoor verder kunnen enthousiasmeren. Daarvoor heb ik deze beide toezeggingen gedaan. Met alle plezier kan ik mevrouw Schouten melden dat ik graag van de NVVK hoor waar bij onderscheiden gemeenten het prohibitieve zou zitten. Ik zeg het heel voorzichtig, want nogmaals, op basis van de wet is de toegankelijkheid gewoon goed verankerd. Formeel moet ik de motie ontraden, omdat daarin ook staat dat ik de Kamer voor de zomer zal informeren, terwijl ik graag de evaluatie wil benutten om heel goed te weten waar eventuele hobbels zitten. Met de NVVK ga ik aan de slag, in de verzamelwet onderstreep ik het en de evaluatie benut ik. 

De voorzitter:

Het zijn heel lange interrupties, mevrouw Schouten. Vandaar dat ik aarzel om u nogmaals het woord te geven. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb nog nergens een interruptie geplaatst, omdat dit voor mij een aangelegen punt is. 

De voorzitter:

Het is dan ook een VAO. Maar goed, ga uw gang, kort. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Met de uitleg die de staatssecretaris nu geeft, zou ik zeggen dat zij het oordeel over de motie aan de Kamer kan laten. Dan is het al ongeveer wat ik bedoel, geloof ik. Onderkent de staatssecretaris dat? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mijn probleem met de letter van de motie is dat ik zo graag de evaluatie wil benutten om precies te kunnen bekijken welke obstakels gemeenten zouden kunnen zien om zzp'ers goed te kunnen helpen. De tekst van de motie, zoals die nu luidt, moet ik ontraden. Maar nogmaals, wij hebben in dit debat over en weer stappen voorwaarts gezet. Misschien is het doenlijk om nog even naar de tekst van de motie te kijken. Formeel moet ik de motie nu ontraden, maar materieel heb ik een aantal toezeggingen gedaan. 

De voorzitter:

Mevrouw Yücel, u hebt ook een vraag over deze motie? Ik wil eigenlijk dat mensen alleen vragen stellen over hun eigen motie. Dit is een afsluitend debat. U hebt met elkaar al een vrij uitgebreid debat gevoerd. Meestal sta ik zulke interrupties daarom niet toe. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik plaats ook niet zomaar interrupties, zeker niet bij VAO's, maar ik wil een tussenoplossing voorstellen. Ik zie het punt van de motie van mevrouw Schouten wel. Ik hoor de staatssecretaris ook toezeggingen doen. Misschien helpt het als de staatssecretaris een brief naar de Kamer stuurt over het gesprek met de NVVK, als tussenstap om inzicht te geven in eventuele belemmeringen. Dan is die motie misschien niet nodig. Ik snap het punt van mevrouw Schouten namelijk ook; misschien duurt het te lang voordat wij inzicht krijgen in de vraag hoe groot de hobbels zijn en waar de oplossingen zitten. 

De voorzitter:

Kan er snel een brief naar de Kamer komen over de standpunten van de NVVK? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Daar is natuurlijk niets op tegen, maar ik ga eerst met de NVVK in conclaaf. Dat heb ik net toegezegd. 

Ik kom bij de motie op stuk nr. 304, waarin de regering wordt verzocht, zich extra in te spannen om gemeenten te stimuleren om kindpakketten op te nemen in het gemeentelijke armoede- en schuldenbeleid. Daar zijn wij natuurlijk mee doende. Wij kunnen ook nog eens heel goed kijken of we potentiële kindpakketten over het voetlicht kunnen brengen die nu al in het land aan de orde zijn. Dit is ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer. 

Ik ben gekomen aan het eind van de moties. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik hoor de staatssecretaris zeggen "ondersteuning beleid". Daar dien ik geen moties voor in. 

De voorzitter:

Oordeel Kamer. 

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ja, maar ik wil wel graag duidelijk van de staatssecretaris horen dat zij de oproep voor extra inspanningen omarmt, want daar gaat deze motie over. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb niet alleen maar gezegd "ondersteuning beleid". Ik heb ook gezegd dat ik heel goed ga kijken naar de best practices rondom de kindpakketten, zodat wij weten wat we gemeenten kunnen voorhouden. Dan kunnen wij de motie uitvoeren, want die roept ons op om ons extra in te spannen. Daarom zeg ik: oordeel Kamer. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Aan welke extra inspanningen denkt de staatssecretaris? Kan zij al een indicatie geven of kan zij er later per brief nog even op terugkomen: met welke doelstelling? Dan maken we het allemaal wat concreter. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Op dit moment heeft een op de acht gemeenten het kindpakket al in de aanbieding, op heel verschillende manieren. Ik vind het een groot goed. Je kunt natuurlijk samen met de VNG, Divosa en de Kinderombudsman nog eens even heel goed kijken naar de inhoud van een kindpakket. Natuurlijk kan dat per gemeente verschillen, maar dan kun je in ieder geval gemeenten voorhouden wat een kindpakket precies zou kunnen inhouden. 

Mevrouw Karabulut (SP):

Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris een quickscan gaat maken van de stand van zaken rond kindpakketten van gemeenten om vervolgens dat overzicht met de Kamer te delen en er eventuele vervolgstappen aan te verbinden? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat is een inkleuring van mijn woorden die ik niet aan de orde heb gesteld ... 

Mevrouw Karabulut (SP):

Nou ja, ik heb ... 

De voorzitter:

Nee, de staatssecretaris gaat reageren. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb gezegd dat ik mij kan voorstellen dat ik bekijk wat een standaardkindpakket zou kunnen zijn, zodat gemeenten daarmee aan de slag kunnen en dan zelf kunnen bepalen of dat kindpakket voor hen aan de orde kan zijn. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden. Over de ingediende moties wordt komende dinsdag gestemd. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven