7 Opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring

Aan de orde is het VAO Opvang, terugkeer en vreemdelingenbewaring (AO d.d. 05/03). 

De voorzitter:

Ik heet alle aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune van harte welkom. In het bijzonder heet ik welkom de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Ik geef in dit VAO als eerste spreker het woord aan mevrouw Voortman van GroenLinks. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een drietal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat gemeenten bij het huisvesten van statushouders in hoge mate verschillende vergoedingen of leningen verstrekken voor de inrichting van de nieuwe woonruimte; 

overwegende dat een statushouder niet kan kiezen in welke gemeente hij of zij terechtkomt en het derhalve financieel niet zou moeten uitmaken in welke gemeente de statushouder wordt geplaatst, aangezien alle statushouders het recht hebben op eenzelfde start van hun nieuwe leven in Nederland; 

verzoekt de regering, in overleg met de VNG tot een landelijke standaard te komen voor kostenvergoeding voor de inrichting van een huis voor alle statushouders, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1969 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in een door Nederland, België, Noorwegen en Zweden gemeenschappelijk opgesteld ambtsbericht van 19 december 2014 wordt gemeld dat sprake is van een uiterst instabiele en gewelddadige situatie in Libië; 

constaterende dat dit voor landen als Noorwegen, Finland en Duitsland heeft geleid tot een moratorium op uitzettingen naar Libië; 

verzoekt de regering, uitzettingen naar Libië op te schorten overeenkomstig artikel 15c van de Definitierichtlijn tot de veiligheidssituatie aldaar is verbeterd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1970 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland op grond van een door de UNCHR en Amnesty International betwist ambtsbericht van 29 februari 2000 oud-officieren van de Afghaanse veiligheidsdienst KhAD/WAD categorisch een 1F-verdenking tegenwerpt; 

constaterende dat het Europees Hof van Justitie in een uitspraak op 9 november 2010 heeft geoordeeld dat artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag nooit categorisch mag worden tegengeworpen, maar slechts naar aanleiding van individueel onderzoek; 

verzoekt de regering, voortaan in alle gevallen slechts een 1F-verdenking tegen te werpen aan vluchtelingen indien hier individueel bewijs aan ten grondslag ligt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1971 (19637). 

Dan geef ik het woord aan de heer Voordewind. Die heeft voor nul minuten ingetekend voor dit debat; wij slaan hem dus over. Dan geven wij het woord aan de heer Schouw van D66. 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik heb één motie. Ik heb ook nog een tweede motie, waarvan ik niet weet ik niet of die nu bij dit VAO hoort of bij het volgende. Maar dat maakt niet uit. De staatssecretaris kan daar in wijsheid mee omgaan. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er al een aantal keer gezinnen in bewaring zijn gesteld om te worden uitgezet en rechters tot twee keer toe hebben geoordeeld dat hierbij onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de kinderen; 

overwegende dat er in het Nederlandse beleid, in lijn met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, niet lichtvaardig mag worden omgegaan met het in bewaring plaatsen van een kind; 

verzoekt de regering, de uitspraken van de rechters te respecteren door de belangen van kinderen voorop te stellen in het beoordelingskader, toetsbare objectieve criteria voor het in bewaring stellen van kinderen openbaar te maken en altijd eerst een lichter middel dan de maatregel van bewaring op te leggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1972 (19637). 

De heer Schouw (D66):

Ter toelichting het volgende; ik denk dat de staatssecretaris wel gelezen heeft wat wij hierover in het AO hebben gewisseld met elkaar. Het belang van het kind staat voorop, en in een aantal situaties is dat niet goed gegaan en heeft de rechter de zaak moeten corrigeren. Vandaar deze motie. 

Dan kom ik toe aan mijn "twijfelmotie", waarvan ik niet zeker ben of die hier thuishoort of bij het volgende VAO. Deze motie gaat over 1F. Omdat mevrouw Voortman daar ook over begon, zal ik dat ook maar doen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het Nederlandse 1F-beleid tekortschiet ten aanzien van Afghaanse vluchtelingen die als onderofficier of officier bij de KhAD/WAD hebben gediend, doordat zij op grond van een ambtsbericht uit 2000 collectief worden beschuldigd van mensenrechtenschendingen en hun schuld dan wel onschuld niet per individu is vastgesteld; 

van mening dat een collectieve 1F-tegenwerping en omgekeerde bewijslast zonder rechterlijke toetsing geen recht doet aan het individuele relaas van deze groep Afghaanse asielzoekers; 

van mening dat ten aanzien van Afghaanse KhAD/WAD-(onder)officieren die langdurig in Nederland verblijven, een individuele toets op mensenrechtenschendingen wenselijk is; 

constaterende dat de uitzetting van Afghaanse vluchtelingen met een 1F-status die langdurig in Nederland verblijven en zijn opgenomen in de lokale gemeenschap, op veel maatschappelijk protest stuit; 

verzoekt de regering, een commissie van wijzen in te stellen die de dossiers en carrièrestaten van de groep Afghaanse KhAD/WAD-(onder)officieren met 1F-status individueel onderzoekt, die de regering per individu adviseert over de handhaving dan wel intrekking van de 1F-status, toekenning dan wel afwijzing van een verblijfsvergunning, dan wel het instellen van strafvervolging, en de Kamer over de instelling, opdracht en uitkomsten van de commissie te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1973 (19637). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Kortheidshalve lees ik gewoon de twee moties voor die ik wens in te dienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat isolatie in vreemdelingendetentie alleen mag plaatsvinden wanneer dat strikt noodzakelijk is, daar dit voor mensen zeer ingrijpend en schadelijk kan zijn; 

overwegende dat vreemdelingendetentie volgens het Committee for the Prevention of Torture nimmer een bestraffend karakter mag hebben en dat het daarmee in de rede ligt ook isolatie in vreemdelingendetentie niet als strafmaatregel aan te wenden; 

constaterende dat in het conceptwetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring de mogelijkheid om isolatie als straf op te leggen niet wordt beëindigd, maar juist wordt uitgebreid; 

constaterende dat ondanks de afname in absolute zin van het aantal afzonderingen, dit aantal in relatieve zin juist blijkt toe te nemen; 

overwegende dat de hierboven geconstateerde ontwikkelingen onwenselijk zijn; 

roept de regering op, alles in het werk te stellen om het gebruik van isolatie in vreemdelingendetentie ook in relatieve zin terug te dringen en aan de Kamer binnen een halfjaar te rapporteren over de voortgang, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1974 (19637). 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mijn tweede motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat gedwongen terugkeer naar landen die hier niet aan meewerken onverantwoord is, onder meer omdat in die gevallen niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de vreemdeling die wordt uitgezet inderdaad onderdaan is van dat land; 

verzoekt de regering, opnieuw in gesprek te gaan met de Afghaanse autoriteiten om te zoeken naar een door beide landen gedragen oplossing voor dit probleem en de gedwongen uitzettingen naar Afghanistan te staken totdat deze oplossing is gevonden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1975 (19637). 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het algemeen overleg ging onder meer over vreemdelingenbewaring. Daar gaat ook de volgende motie over. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er in 2014 minder illegalen aantoonbaar uit Nederland zijn vertrokken dan in voorgaande jaren; 

overwegende dat vreemdelingenbewaring een noodzakelijk middel is om illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen uit te zetten; 

verzoekt de regering om de ingezette beperking van vreemdelingenbewaring ongedaan te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1976 (19637). 

Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu, maar die is er niet. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Dat is ook de enige termijn van de Kamer bij een VAO. De staatssecretaris beschikt nog niet over de tekst van alle moties. Ik schors daarom de vergadering. 

De vergadering wordt van 17.11 uur tot 17.17 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Zoals de heer Schouw terecht zei, heb ik de verslagen van de AO's nagelezen. Ik was er natuurlijk niet bij. Ik heb mijn best gedaan, maar de precieze sfeer, wisseling en nuances heb ik niet meegekregen. Ik kan de moties wel van een oordeel voorzien. 

Ik kom als eerste bij de motie op stuk nr. 1969 van de leden Voortman en Gesthuizen. Het streven om met de VNG tot een akkoord te komen, is voor mij geen probleem. Ik ga graag het gesprek aan om daarin meer te stroomlijnen. Ik kan niet alvast voor hen spreken en zeggen dat het leidt tot een uniformiteit van akkoord of dwang. Ik denk dat het beter in de verhoudingen met de VNG past om te komen tot een akkoord vanuit de VNG en vanuit de gedeelde belangen. Als ik de motie zo mag zien dat ik het gesprek open en dat ik laat weten wat eruit komt, laat ik het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

Voor de Handelingen geef ik heel even het woord aan mevrouw Voortman. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik knikte inderdaad. Kan de staatssecretaris een indicatie geven van de termijn waarop hij hierover kan terugkoppelen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik weet zo even niet wanneer het eerstvolgende overleg gepland staat. Ik denk dat wij in het volgende algemeen overleg de voortgang kunnen bespreken. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Prima. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De motie van de leden Voortman en Gesthuizen op stuk nr. 1970 gaat over het opschorten van uitzettingen naar Libië op grond van artikel 15c van de Definitierichtlijn. Die motie ontraad ik. In de Kamerbrief van januari 2015 is toegelicht dat er geen sprake was van een uitzonderlijke geweldsituatie. Dat is recentelijk een aantal malen door de rechter bevestigd als het gaat om bijvoorbeeld Tripoli en Benghazi. Het beleid dat wij nu hebben, houden wij in stand. Dat betekent niet dat wij niet monitoren hoe de situatie is. In Libië is er een fluïde veiligheidssituatie. Wij zullen die ontwikkelingen volgen en als dat nodig is het beleid aanpassen. Op dit moment is er echter geen sprake van een 15c-situatie. Ik ontraad de motie. 

De motie van de leden Voortman en Gesthuizen op stuk nr. 1971 gaat over de 1F-verdenking. Die valt enigszins samen met de motie van de heer Schouw op stuk nr. 1973. Voor alle duidelijkheid: er is wel een individuele toets of iemand onderdeel was van de betreffende organisatie. Het is dus niet zo dat er een probleem is met de uitspraken die gememoreerd zijn. Wij houden vast aan dat beleid. Ik ontraad de motie. Het waren geen padvinders en wij hebben heel veel mensen in dit land opgevangen die ons op het hart drukken om dit beleid voort te zetten, omdat zij juist mede dankzij de inspanningen en activiteiten van deze organisatie gevlucht zijn. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dit klinkt een beetje alsof de staatssecretaris zegt dat we al een individuele toets doen. Mijn motie vraagt eigenlijk iets wat het kabinet al doet. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Wij toetsen individueel of iemand lid was van die organisatie en of hij daar een functie in had. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan moet ik mijn motie toch in stemming brengen. 

De voorzitter:

Ja. Het oordeel is ontraden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik kom nu bij de motie van de heer Schouw op stuk nr. 1972, over de belangen van de kinderen. Bewaring van kinderen is een ultimum remedium. Vanuit het kabinet maken wij daarin een ontwikkeling. Wij doen niet nog precies hetzelfde als eerst. Er zijn nu kindvriendelijke locaties. Wij zijn steeds meer aan het bekijken hoe wij dat beter kunnen doen. Uitspraken van de rechters respecteren wij altijd. De conclusie die de motie daaraan verbindt, vind ik de indruk wekken dat wij iets anders doen dan wij nu doen. Daarom ontraad ik de motie. 

De motie van de heer Schouw op stuk nr. 1973 gaat over de commissie van wijzen. Voor de inhoud geldt hetzelfde als wat ik heb gezegd bij de motie van mevrouw Voortman op stuk nr. 1971. De toetsing is het werk van de IND en daarvoor staat toetsing bij de rechter open. Ik wil dat beleid continueren. Daarom ontraad ik ook deze motie. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 1974 van mevrouw Gesthuizen waarin gevraagd wordt om isolatie te beperken. Wij gaan er terughoudend mee om. Het is het laatste middel. Het is geen schering en inslag dat het gebeurt. Ik heb er moeite mee om daaraan een aantal te koppelen om het relatieve percentage te laten dalen, juist omdat het beleid is dat niet vaak gehanteerd wordt. Ik hoop van ganser harte dat het daalt, omdat het dan namelijk niet nodig is om die maatregelen toe te passen. Dat is voor iedereen beter, maar als zich in een jaar toevallig bepaalde incidenten voordoen waardoor er meer isolatie in vreemdelingendetentie nodig was, zal dat blijken. Het streven is erop gericht om alle andere opties eerst te gebruiken. Het is dus geen beleid waarop je in aantallen kunt sturen. Daarom wil ik de motie ontraden. 

De andere motie van mevrouw Gesthuizen, die zij samen met mevrouw Voortman heeft ingediend, roept ons op om geen mensen meer uit te zetten naar Afghanistan. Dat onderdeel wil ik ontraden, maar ik wil erbij zeggen dat wij natuurlijk voortdurend in overleg met de Afghaanse autoriteiten zijn. Er vinden op dit moment ook met succes uitzettingen plaats. Ik wil daaraan zeker geen einde maken, maar ook het overleg, met de ruimte voor verbetering die er nog is, zeker niet nalaten. 

Ik kom nu bij de motie van de heer Fritsma. Het kabinetsbeleid is om vreemdelingenbewaring te beperken waar dat kan. Deze motie is daaraan contrair en daarom wil ik die ontraden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties zullen komende dinsdag plaatsvinden. 

Naar boven