8 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 04/02). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb drie moties en zal mij daarom beperken tot het voorlezen van de moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat van uitgeprocedeerde vreemdelingen in de Pauluskerk niet van tevoren wordt geëist dat zij zich conformeren aan vertrek voordat zij aanspraak kunnen maken op opvang; 

constaterende dat ook de (voormalige) staatssecretaris tevreden was over de aanpak in de Pauluskerk, waarin rust en stabiliteit centraal staan en tegelijkertijd met succes wordt gewerkt aan terugkeer voor vreemdelingen zonder perspectief op verblijf in Nederland; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met de Pauluskerk om te bezien op welke wijze de handelwijze van de Pauluskerk toegepast kan worden in opvangcentra elders in het land, en de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1977 (19637). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog twee moties over de 1F'ers. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vreemdelingen, de zogenaamde 1F'ers, na tien jaar in aanmerking kunnen komen voor een rechtmatige verblijfsstatus wanneer er sprake is van een bijzondere omstandigheid, maar dat deze mogelijkheid in de praktijk vrijwel niet wordt toegepast; 

verzoekt de regering, de zogenaamde 1F'ers te voorzien van een verblijfsstatus wanneer het het Openbaar Ministerie na tien jaar niet is gelukt om tot een veroordeling te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gesthuizen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1978 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vreemdelingen, de zogenaamde 1F'ers, na tien jaar in aanmerking kunnen komen voor een rechtmatige verblijfsstatus wanneer er sprake is van een bijzondere omstandigheid, maar dat deze mogelijkheid in de praktijk vrijwel niet wordt toegepast; 

van mening dat het niet strookt met het uitgangspunt van een humaan en rechtvaardig asielbeleid om vreemdelingen die nooit strafrechtelijk zijn veroordeeld langer dan tien jaar zonder status in Nederland te laten verblijven; 

verzoekt de regering, helderheid te verschaffen in welke gevallen er sprake is van een bijzondere omstandigheid, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Gesthuizen en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1979 (19637). 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Deze staatssecretaris en ik hebben misschien niet heel erg veel dingen gemeen, maar wel één ding: dat wij de komende tijd gezamenlijk op zoek gaan naar een sterk Europees asielbeleid. Daar heeft deze staatssecretaris wat aan, daar hebben de asielzoekers wat aan en daar heeft mijn fractie wat aan. Om even de nieren van deze staatssecretaris te proeven, heeft mijn fractie een motie voorbereid. Die zal ik voorlezen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering conform de aangenomen motie zich inspant voor een leidend Europees ambtsbericht; 

constaterende dat er met een aantal Europese landen een gezamenlijk ambtsbericht voor Libië tot stand gekomen is, maar dat daaraan geen gezamenlijke conclusies verbonden zijn; 

overwegende dat een leidend Europees ambtsbericht pas kan bijdragen aan een gemeenschappelijk Europees asielstelsel als het uitzettingsbeleid hier daadwerkelijk aan wordt aangepast; 

verzoekt de regering, zorg te dragen dat er eenduidige conclusies verbonden worden aan gezamenlijke Europese ambtsberichten en het uitzettingsbeleid hierop aan te passen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1980 (19637). 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Nederlandse Staat een mate van verantwoordelijkheid heeft voor vreemdelingen die hij uitzet naar risicogebieden; 

overwegende dat in Nederland achterblijvende familieleden van uitgezette vreemdelingen het recht hebben om geïnformeerd te worden over het welzijn van hun familielid in het land waarnaartoe is uitgezet; 

verzoekt de regering, het welzijn van vreemdelingen die zijn uitgezet naar risicogebieden te monitoren en hierover terug te koppelen naar eventueel in Nederland achtergebleven familieleden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1981 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er nog steeds visitaties plaatsvinden in asielzoekerscentra ondanks de aanwezigheid van bodyscans; 

overwegende dat hiermee het grondrecht van de onaantastbaarheid van het lichaam wordt geschonden zonder dat voldaan is aan de daarvoor vereiste proportionaliteit en subsidiariteit; 

constaterende dat de Kamer de regering in de aangenomen motie-Voordewind/Schouw van 27 juni 2013 reeds heeft verzocht om alternatieven voor visitaties te implementeren; 

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat vanaf heden geen visitaties meer worden toegepast in asielzoekerscentra zonder de daarvoor vereiste proportionaliteit en subsidiariteit en de Kamer jaarlijks te informeren over het aantal toegepaste visitaties en de legitimatie daarvan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Voordewind en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1982 (19637). 

Mevrouw Gesthuizen ziet van het woord af. Dan geef ik het woord aan de heer Fritsma. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik wil graag de volgende motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederland op grond van Europese regels en internationale verdragen de verplichting heeft om iedereen die hier asiel aanvraagt op te vangen; 

overwegende dat dit in 2014 heeft geleid tot meer dan 30.000 asielaanvragen; 

verzoekt de regering, te erkennen dat de inzet om vluchtelingen in de eigen regio op te vangen zinloos is zolang Nederland de verplichting heeft om alle asielzoekers die zich hier melden op te vangen, en deze verplichting ongedaan te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1983 (19637). 

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Een ander belangrijk onderwerp in het AO was de uitstroom van statushouders naar gemeenten. De toenmalige staatssecretaris gaf aan dat het een actueel punt was en dat er opgelet moest worden dat er geen verdringing op de woningmarkt plaats zou vinden. In de eerste helft van 2015 moesten 14.000 asielzoekers gehuisvest worden en in de tweede helft van 2015 moeten er 14.900 gehuisvest worden. Dat is een verdubbeling ten opzichte van het afgelopen jaar. De staatssecretaris noemde dat de uitdaging voor het komende jaar en gaf aan dat het zoeken naar nieuwe oplossingen noodzakelijk is. Dat is écht noodzakelijk. De CDA-fractie bereiken signalen uit de samenleving en gemeenten waar de verhouding helemaal scheef gaat en wel degelijk verdringing optreedt. Wij horen dat in sommige gemeenten tot 60% van de huurwoningen wordt besteed aan statushouders. De verdringing is nu dus al gaande. 

De CDA-fractie verneemt graag in dit VAO wat er tot nu toe terecht is gekomen van het zoeken naar oplossingen. Hoe maakt de staatssecretaris werk van het ontlasten van huurwoningen? Moeten wij niet erkennen dat het vinden van woningen voor zo veel mensen een onmogelijke opgave is? De CDA-fractie vraagt ook of de staatssecretaris bereid is om opvangcentra zodanig in te richten dat ze ook voor langer verblijf bruikbaar zijn. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in de eerste helft van 2015 14.000 asielzoekers gehuisvest worden en in de tweede helft van 2015 14.900, hetgeen een verdubbeling betekent ten opzichte van het afgelopen jaar; 

overwegende dat deze toename aan statushouders tot verdringing dreigt te leiden bij de sociale huurwoningsector; 

verzoekt de regering, met de VNG alsmede met de ingestelde sociale taskforce te inventariseren wat de situatie is qua verdringing en alternatieven uit te werken voor de uitplaatsing van statushouders naar reguliere woningen, en de Kamer hierover voor 1 mei aanstaande te rapporteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1984 (19637). 

De heer Schouw (D66):

Dit is een motie over een actueel en indringend probleem. We hebben daar vaker over gesproken, maar ik vraag me af wat het CDA voorstelt om te doen. Wat is nieuw? We vinden al met elkaar dat het een groot probleem is et cetera. Wat wil de heer Oskam verder met deze motie bereiken? 

De heer Oskam (CDA):

Wij willen zoeken naar oplossingen. Ik ben het met de heer Schouw eens dat we dat met zijn allen moeten doen. Maar wat wij graag willen weten, is hoe het bij gemeenten leeft. Ik geef een voorbeeld. De gemeente Barneveld meldt dat 60% van de woningen naar asielzoekers gaat. Dat geeft onvrede bij de bewoners en zorgt voor minder draagvlak voor het huidige asielbeleid. Wij willen niet afwachten tot gemeenten ons bellen. Wij willen gewoon dat de VNG als centrale organisatie inventariseert wat er is en dat wij met elkaar kunnen bekijken wat de oplossing is. Dat is de bedoeling van deze motie. 

De heer Schouw (D66):

Niet alleen de staatssecretaris is hiervoor verantwoordelijk; het is namelijk een collectief probleem. Misschien moeten we daar eens in een ander verband over praten en een hoorzitting organiseren waarvoor wij die gemeenten uitnodigen. Het water staat hun namelijk tot de lippen; dat ben ik met de heer Oskam eens. 

De heer Oskam (CDA):

Dat is geen vraag. Ik herken wat de heer Schouw zegt. Wij staan er altijd open voor om te praten over oplossingen. Het is prima om een rondetafelgesprek te organiseren, maar de staatssecretaris heeft wel de coördinatie en beschikt over de contacten met de VNG. Het lijkt mij de makkelijkste weg om aan de regering te vragen daarin het initiatief te nemen. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat mevrouw Kuiken en de heer Azmani afzien van het woord. Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de Kamer. 

De vergadering wordt van 17.34 uur tot 17.39 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik reageer eerst op de motie van de heer Voordewind en mevrouw Voortman op stuk nr. 1977, over de Pauluskerk. In algemene zin hebben we een hele discussie over ESH-zaken (Europees Sociaal Handvest), waarover ik de Kamer per brief heb geïnformeerd. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa komt bijeen op 15 april. Na de uitspraak van het Comité van Ministers over dit soort algemene zaken, zullen we in zijn algemeenheid met het kabinet in conclaaf gaan. Dan zullen we de Kamer laten weten welke conclusies we aan die uitspraak verbinden. Ik wil daar niet op vooruitlopen en ontraad de motie dus. 

De motie van de heer Voordewind c.s. op stuk nr. 1978 gaat over een verblijfsstatus voor 1F'ers als het OM na tien jaar nog niet tot een veroordeling is gekomen. Dat vind ik een te strikte invulling van "bijzondere omstandigheid". Ook na tien jaar kunnen er nog zaken naar boven komen die tot een veroordeling leiden. Het zijn ook twee gescheiden trajecten. Verder wil ik niet het risico lopen dat we een beloning introduceren op "we wachten op de verjaringstermijn van tien jaar". Daarom ontraad ik ook deze motie. 

In de motie van de heer Voordewind c.s. op stuk nr. 1979 wordt verzocht om helderheid te verschaffen. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer. Als de Kamer het wil, wil ik daar wel een brief over schrijven. Daarin zullen geen nieuwe zaken staan, maar dan komt het allemaal nog eens bij elkaar. Ik wacht de uitspraak van de Kamer hierover af. 

De voorzitter:

Betekent dit dat u de motie ontraadt, maar wel toezegt dat u er een brief over schrijft? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee, ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Als de Kamer haar aanneemt, zal ik de brief schrijven. 

Ik kom op de motie van de heer Schouw op stuk nr. 1980. We delen dat we op dit terrein stappen willen zetten, maar ik heb wel moeite met een motie die zoveel verder gaat dan ik zelfs in het beste scenario haalbaar acht in de komende tijd. Daarom ontraad ik haar toch. Dan zouden we er namelijk voor moeten pleiten dat we al conclusies gaan verbinden aan iets wat er nog niet is, namelijk een gezamenlijk Europees ambtsbericht. Ik wil graag dat het beter gaat. Dat deel ik met de heer Schouw. We zijn nu echter in een situatie waarin het begint te lukken om ambtsberichten met vier landen te maken. Dat zijn er nog geen 28. Daarnaast trekken de landen die die ambtsberichten maken, ook nog niet dezelfde conclusies. Ik blijf me er wel voor inzetten. We blijven dat traject lopen. Deze motie gaat echter wel een aantal stappen verder dan ik voorzienbaar acht om te halen. 

De heer Schouw (D66):

Het was een beetje een ambitietest. Deze reactie is een beetje teleurstellend. Ik zal echter nog één poging doen. Er is een gezamenlijke vorm van een ambtsbericht. Als ik het verzoek formuleer als "het bevorderen van gezamenlijke conclusies", dan pin ik niemand vast op een tijd, maar dan zijn we het wel eens over de richting. Zou dat nog helpen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik waardeer het echt dat ik in mijn ambities word aangespoord, maar ik vrees dat ik, als ik zeg dat ik de motie in die vorm omarm en dat ik ga doen wat dan wordt gevraagd, niet zozeer mijn ambitieuze kant laat spreken als wel richting zelfoverschatting zou gaan. We hebben de ambitie om er te komen, maar ik ben ook realistisch over wat kan, over wat te verwachten is en over de snelheid van zo'n traject. Voordat we alleen al de motie-Sjoerdsma, die er al ligt, ten volle hebben uitgevoerd, zijn we al een aantal stappen verder. We werken daar hard aan. Ik raad niet aan om daar weer een volgende ambitie bovenop te stapelen. Daarom ontraad ik deze motie. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb nog even een opmerking over mijn motie op stuk nr. 1978. Excuses dat we dan even teruggaan, maar ik zat nog even na te denken over het antwoord van de staatssecretaris. Hij had het over verjaren na tien jaar. Dat was niet de inzet van het dictum. Er kunnen namelijk altijd nog weer strafbare feiten na die tien jaar optreden. De bedoeling van het dictum was dat 1F'ers die na tien jaar nog niet zijn veroordeeld en van wie uit onderzoek blijkt dat zij niet betrokken waren bij zaken van het CAT en noem maar op, na die tien jaar een status krijgen. Dat is wat anders dan dat de strafbare feiten die zij zouden hebben gepleegd, verjaard zouden zijn na tien jaar. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Wat de heer Voordewind zegt, is toch net even anders dan wat ik in de motie lees. Als binnen tien jaar of wanneer ook bewezen is dat iemand er niks mee te maken had, dan is dat een andere situatie dan als het het OM niet is gelukt om tot een veroordeling te komen. Daar zit juist de crux in het beleid. Als iemand bewijst dat hij er niks mee te maken heeft, dan is daar al een regeling voor. Deze motie strekt dit weer uit in die zin dat de andere bewijslast na tien jaar vervalt als het OM niet tot veroordeling is gekomen. Het feit dat zaken uit het verleden in een ander land moeilijker strafrechtelijk te veroordelen zijn, betekent niet dat er geen consequenties verbonden horen te worden aan een lidmaatschap van de betreffende organisatie, omdat die organisatie — daar kun je natuurlijk allerlei kwalificaties aan verbinden — niet bijgedragen heeft aan een vreedzame situatie en heel veel mensen daarvoor op de vlucht zijn geslagen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan begrijp ik waar de verwarring van de staatssecretaris vandaan komt. Misschien kan ik alsnog kijken naar een verandering van het dictum. Dan formuleer ik het zo dat er na tien jaar inderdaad geen betrokkenheid is gebleken die alsnog kan leiden tot een 1F-status. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja, maar dan moet de betrokkenheid weer actief bewezen worden. Volgens mij is er niet echt ruimte voor een motie die ik kan aanbevelen of waarover ik het oordeel aan de Kamer kan laten, tenzij die het staande beleid herhaalt. En dan zou die motie natuurlijk niet zo heel veel toevoegen. Ik zie dus geen ruimte om eruit te komen boven op het staande beleid. 

De voorzitter:

Staatssecretaris, gaat u verder. Wij zijn bij de motie op stuk nr. 1981. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nu kom ik op de motie van mevrouw Voortman en mevrouw Gesthuizen over het monitoren. Die motie wil ik ook ontraden, vooral omdat wij vooraf toetsen of iemand uit te zetten is. Als iemand opnieuw gevaar loopt, kun je daar natuurlijk iets mee doen als het zo erg is dat hij weer een vluchtelingenstatus zou krijgen. Het monitoren van mensen die hier ooit geweest zijn, al dan niet tijdelijk, en uitgezet zijn, gaat verder dan de verantwoordelijkheid van Nederland in de ogen van het kabinet. Wij kunnen niet blijven bekijken hoe het met hen gaat. De IND neemt de beslissing heel zorgvuldig. De informatie uit het land van herkomst wordt meegewogen. Er is ruimte voor rechtsbijstand als mensen het zelf niet kunnen betalen. Er zijn procedures bij de rechtbank die bijna altijd standaard zijn. Voordat Nederland overgaat tot een uitzetting, is de hoogst mogelijke zorgvuldigheid betracht. Daar past geen monitoring bij van iemand die het land al verlaten heeft. 

In de motie op stuk nr. 1982 van mevrouw Voortman gaat het over visitaties in asielzoekerscentra, maar ik neem aan dat de motie gaat over visitaties in de vreemdelingenbewaring, omdat dit niet speelt in asielzoekerscentra. Visitatie is natuurlijk een ultimum remedium. Dat gebeurt echt alleen in uitzonderlijke omstandigheden, omdat wij inmiddels bodyscans hebben en ervoor gezorgd hebben dat het op die manier plaatsvindt. Visitatie kan alleen als die proportioneel is en als er subsidiair echt geen andere methode is. De standaard is de bodyscan en de visitatie is daarmee niet meer zoals voorheen een vaker voorkomende situatie. De motie is in principe staande beleid. Ook bij het nieuwe wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring komen wij hierop terug. Ik zou de preciezere discussie daarover graag verder voeren bij de behandeling van dat wetsvoorstel. Ik ontraad deze motie dus. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Hier wreekt zich dat ik zelf ook niet bij het debat was, omdat ik toen vervangen werd. Het debat ging er volgens mij over dat er nog wel degelijk sprake is van visitaties en dat er juist nog wel discussie is over de proportionaliteit en de subsidiariteit. Daarom stellen wij voor om geen visitaties meer te doen in de vreemdelingenbewaring — dat was inderdaad een terechte correctie van de staatssecretaris, die ook zegt dat dit staand beleid is — en de Kamer jaarlijks te informeren over het aantal toegepaste visitaties en de legitimatie daarvan. Op die manier kunnen wij ook toetsen of het inderdaad zo is dat het beleid hieromtrent subsidiair en proportioneel is. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik denk dat het een heel logische stap was geweest als mijn voorganger na het AO niet alleen de beleidswijziging had doorgevoerd, maar ook zeker had gesteld dat die plaatsvond. In dat AO werd terecht aangekaart dat er in sommige instellingen voor vreemdelingenbewaring nog sprake was van standaard visitatie als beleid. Maar dat beleid is verlaten. Nu zijn er bodyscans. Ook de gevallen waarin visitatie nog haast standaard werd toegepast, zijn voorbij. Dat was ook geen verschil van mening. Standaardvisitatie is helemaal niet iets wat ik zou willen. Het is een uitzondering, onder extreme omstandigheden. Daarom denk ik dat je anders naar het probleem moet kijken. Als het inderdaad de standaardpraktijk zou blijven, snap ik dat je het wilt monitoren om te bekijken of dat beleid wordt opgevolgd. Maar die hele beleidslijn is verlaten. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Maar het komt dus nog wel voor. De staatssecretaris zegt: in alle gevallen is het subsidiair en proportioneel. Geef dan de Kamer ook de mogelijkheid om dit te toetsen. Vandaar mijn verzoek om de Kamer jaarlijks te informeren over het aantal toegepaste visitaties en de legitimatie daarvan. De staatssecretaris kan er toch niet op tegen zijn om ons die transparantie te verschaffen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik wil ervoor waken dat we allerlei rapportagesystematieken optuigen boven op die die er al zijn. Ik kom er dus liever op terug bij de wetsbehandeling, als we verankeren hoe dit stelsel in elkaar zit. Dan kunnen we bespreken of we inschatten dat het iets is wat je apart gemonitord wilt hebben. Dit is echt een situatie waarin het, als het al gebeurt, meer gaat om de eigen veiligheid dan om een gemak. Het is sowieso niet makkelijk. Bodyscans, handscanners en fouilleren zijn veel logischer methoden; dat is ook het beleid. We zitten dus in een andere manier van het toepassen van visitaties dan voorheen. Ik blijf daarbij en kom er graag op terug bij de wetsbehandeling, als dan nog steeds het idee leeft dat we het apart moeten monitoren. 

Dan ga ik in op de motie op stuk nr. 1983 van de heer Fritsma. Die ontraad ik ook. De verplichting is om vluchtelingen die zich hier melden, op te vangen en in procedure te nemen. Daar blijven we bij. Als na een procedure blijkt dat iemand geen recht op verblijf heeft, dan heeft dat de consequentie dat er geen verblijfsstatus gegeven wordt. 

De heer Fritsma (PVV):

Nederland moet onbegrensd asielzoekers opnemen. De staatssecretaris zegt: daar gaan wij mee door; wij willen niet van die verplichting af. Maar waar ligt volgens de staatssecretaris dan een grens? Onbegrensd asielzoekers opnemen: vorig jaar waren het er 30.000. De gemiddelde woningzoekende kan geen huurwoning meer krijgen omdat toegelaten asielzoekers voorrang hebben. Kan Nederland er nog 50.000 opvangen, of 100.000? Het is toch waanzin om die onbegrensde toestroom te faciliteren? Met andere woorden: wat kan Nederland aan in de ogen van deze staatssecretaris? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Er is natuurlijk geen sprake van onbegrensde toestroom of dat het kabinet maar bekijkt wie er wil komen en wij mensen hiernaartoe brengen. Wij hebben alleen een andere manier van het probleem aanpakken. Wij zetten in op meer opvang in de regio. Wij zetten ook in op meer harmonisatie van het Europese beleid, zodat de opvang uiteindelijk evenwichtiger verdeeld kan worden. Dat is de manier waarop wij met verantwoordelijk beleid proberen om de toestroom in te perken. Wij zeggen niet tegen de wereld: wij schrappen een verplichting en zoek het maar uit met je houten been, zodat wij het probleem voor onszelf hebben opgelost. 

De heer Fritsma (PVV):

Die motie ziet natuurlijk toe op de tegenstrijdigheid tussen de inzet op opvang in de regio aan de ene kant en de verplichting die Nederland heeft om iedereen die zich hier meldt met een asielverzoek op te vangen aan de andere kant. Kijk: opvang in de regio lukt natuurlijk nooit zolang je iedereen die zich hier meldt met een asielverzoek op blijft vangen. Dan blijven mensen naar Nederland komen. Dus nogmaals de vraag: ziet de staatssecretaris die tegenstrijdigheid en denkt hij dat je hier ook mee door kunt gaan als de asielinstroom nog veel forser wordt dan vorig jaar? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik zie in wat de heer Fritsma aankaart geen tegenstrijdigheid. Het zijn gewoon twee facetten van de problematiek, namelijk: opvang in de regio en opvang hier. Ik zie wel een tegenstrijdigheid in de argumentatie van de heer Fritsma als hij zegt dat opvang in de regio niet werkt en tegelijkertijd 87% van de mensen opgevangen wordt in de regio. Kennelijk is opvang in de regio dus niet kansloos en zinloos als daar 87% van de mensen wordt opgevangen, zolang wij ons ook hier nog houden aan de verplichtingen. Ik denk dus dat het heel goed is dat het eerlijk communicerende vaten zijn. Hoe meer wij erin slagen opvang in de regio te organiseren, hoe meer wij erin slagen de instroom hier binnen de perken te houden, zonder dat je je aan allerlei verplichtingen hoeft te onttrekken. 

De heer Oskam kaart in de laatste motie een probleem aan. Dat probleem bestaat. Ik zeg alleen ook hierbij dat het me niet gaat lukken om hier voor 1 mei een alomvattend plan voor te geven. Dan zou hij eigenlijk een update krijgen van wat hij al weet. Dat zou zonde zijn. Het is een te complex probleem. De heer Schouw gaf al aan dat ik, als staatssecretaris op Veiligheid en Justitie, niet alleen over dit probleem ga. Het wisselt ook erg per gemeente. Ik zal niet zeggen: wàs het probleem van de verdringing maar zo groot. Het probleem van de verdringing dat de heer Oskam signaleert, is echter niet de enige kant van het verhaal. De andere kant is namelijk dat gemeenten de targets niet behalen, waardoor het probleem weer bij het COA ligt. Er wordt daar nu een groot aantal bedden en opvangplaatsen ingezet, omdat het niet gelukt is de uitstroom conform de taakstellingen van de afgelopen jaren te laten zijn. Er zitten meer kanten aan het probleem dan alleen dat van de gemeenten die heel veel huizen moeten toewijzen. De ene gemeente zal daar meer in doen dan de andere en ik wil daar ook niet lijdzaam op toezien. We moeten naar creatievere oplossingen zoeken dan alleen de oplossing van de staatssecretaris die nog even een brief stuurt naar de gemeenten dat ze meer mensen moeten opvangen. Ik ben ook niet blind voor de problemen waar zij mee te kampen hebben. 

De heer Oskam (CDA):

De datum van 1 mei noemde ik omdat de vorige staatssecretaris ons triggerde. Hij zei dat hij het een enorme uitdaging vond en ik heb daar dus een uitdaging van gemaakt. Dit probleem speelt echter enorm en het grijpt ook in op andere dingen. Als je de huizen namelijk toewijst aan asielzoekers en de Nederlanders daar zeer ontevreden over worden, heeft dat ook consequenties voor de acceptatie van het asielbeleid. Daarom is het zo belangrijk. Ik snap heel goed dat het misschien niet voor 1 mei lukt. Misschien kan de staatssecretaris dan een andere datum noemen, voor het zomerreces, waarvoor we duidelijkheid krijgen over hoe dit speelt. Dan kan de Kamer ook verder naar oplossingen zoeken. Dit is echt heel urgent. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het gevoel van urgentie delen we, net zoals we allebei vinden dat mensen idealiter een andere plek krijgen dan in het COA als ze eenmaal een status hebben. Er spelen echter natuurlijk ook allerlei budgettaire zaken mee. Ik wil de Kamer graag op de hoogte houden van hoe we hiermee varen en hoe we met al die betrokken ministeries en gemeenten tot een betere stroomlijning in deze problematiek komen. Zodra er nieuws is, melden we het. Ik zet me ervoor in dat we er voor het zomerreces nog iets over te melden hebben. 

De voorzitter:

Is het oordeel over de motie dus negatief? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja. Daar staat de datum van 1 mei nog in en daarom ontraad ik hem sowieso. 

De voorzitter:

En wat vindt u ervan als de tekst in de motie aangepast wordt en er "voor het zomerreces" in komt te staan in plaats van "voor 1 mei"? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat vind ik ook te veel. Dan ontraad ik hem ook, omdat ik dan de indruk zou wekken dat ik voor het zomerreces een oplossing heb en kan vertellen hoe het precies zit. Ik zeg wel toe dat ik voor het zomerreces de Kamer hierover een update geef. 

De voorzitter:

De motie is dus ontraden en er is een brief toegezegd. 

De heer Oskam (CDA):

Ik heb in de motie niet om een oplossing gevraagd. Ik heb gevraagd om een soort inventarisatie, zodat we weten hoe groot het probleem is en waar in Nederland dit probleem zich voordoet. Dat is eigenlijk de enige vraag. De kwestie hoeft dan alleen maar neergelegd te worden bij de VNG en de Kamer kan daarna geïnformeerd worden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik zeg toe dat ik over de voortgang die ik hierop boek en over de problematiek een brief aan de Kamer stuur. Dan is de motie overbodig en ik kom dan toch weer op "ontraden" uit. 

De voorzitter:

Mijnheer Oskam, ik wil u eigenlijk geen derde vraag laten stellen over deze motie. 

De heer Oskam (CDA):

Ik wil ook geen vraag stellen over de motie. Ik had echter in mijn inbreng ook nog wat andere vragen gesteld en ik hoop dat ik daar nog antwoord op krijg. Anders kom ik nog even terug. 

De voorzitter:

Had u in uw inbreng ook nog andere vragen gesteld? Ik denk dat u de staatssecretaris dan even moet helpen. 

De heer Oskam (CDA):

De vorige staatssecretaris heeft over dit onderwerp gezegd dat we naar een oplossing gaan zoeken. Ik heb aan de staatssecretaris gevraagd hoe hij werk maakt van het minder belasten van de huurwoningen. De staatssecretaris erkent dit probleem immers ook. Moeten we niet samen uitspreken dat het een heel groot probleem en op dit moment een onmogelijke opgave is? Het CDA heeft, meedenkend, gezegd dat de opvangcentra waar deze mensen zitten, misschien beter kunnen worden gemaakt. De opvangcentra zijn niet zo luxe en zitten onderaan de maat. Als die echter verbeterd worden, kunnen de mensen daar toch nog wat langer blijven en kunnen we de woningmarkt een beetje rust geven. Dat was het idee. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik spreek niet tegen dat er gemeenten zijn waarvan je op basis van de cijfers denkt: hier worden veel woningen gereserveerd. Het landelijk beeld komt zeker niet aan die 60%, want dan zou ik niet zo veel mensen bij het COA hebben zitten die op een plek in een gemeente wachten. Ik wil niets afdoen aan de omvang van het probleem, maar het beeld dat je bijna niet meer aan een sociale huurwoning komt als je niet uit het COA komt, moet ik echt tegenspreken. Dan zou het probleem voor mij als staatssecretaris binnen het COA inmiddels een stuk kleiner worden. Ik sluit niet bij voorbaat een oplossing uit, maar het heeft wel mijn voorkeur om met de gemeenten te werken aan een oplossing waarbij de mensen een plek kunnen krijgen in de gemeente. Het heeft niet mijn eerste voorkeur om wat wij nu eigenlijk al hebben dan maar te accepteren en tot staand beleid te maken, in de zin dat wij een bepaalde vleugel binnen het COA of bepaalde opvangcentra alleen maar voor deze categorie reserveren. Het heeft echt mijn voorkeur om te werken aan een oplossing zoals het zou horen, namelijk dat men in een gemeente wordt gehuisvest en daar voor de tijd dat men verblijf heeft, kan gaan leven. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zullen komende dinsdag over de ingediende moties stemmen. 

De vergadering wordt van 18.00 uur tot 19.00 uur geschorst. 

Voorzitter: Bisschop

Naar boven