3 Vragenuur: Vragen Marcouch

Vragen van het lid Marcouch aan de minister van Veiligheid en Justitie over uitspraken van de Ombudsman over politieleiding en politiegeweld. 

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag stelde de Nationale ombudsman dat politiemensen die geweld toepassen, wel heel snel door hun leiding in bescherming worden genomen. Hij zei daarbij dat de klachten tegen politieagenten die hardhandig optreden, niet serieus worden genomen en dat aangifte doen geen zin heeft, want die politieagenten dekken elkaar toch. Vooropgesteld: politiemensen moeten door de leiding ook gesteund worden op het moment dat zij geweld toepassen, want wij vragen dat van hen. Ze moeten vaak onder moeilijke omstandigheden werken. Daar hoort bij dat ze gesteund worden in het werk. Toepassen van geweld hoort bij het politiewerk. Daar hoort ook bij dat dat verantwoord wordt. Als er iets misgaat, moet de politie openstaan voor klachten en aangiften en daar heel serieus mee omgaan. Burgers met klachten moeten serieus worden genomen. Dat is wezenlijk voor het gezag van de politie en het vertrouwen in het politieoptreden. 

Ik wil van de minister weten of hij de woorden van de Ombudsman kan plaatsen. Ziet hij signalen van het elkaar afdekken door de politie? Ik heb uiteraard de reactie van de minister van afgelopen vrijdag ook gezien. Daarin stelt hij dat hij het niet eens is met de Ombudsman. Ik stel het zeer op prijs dat de minister achter en naast de politie staat; zo hoort het ook. Maar het is niet de minste die deze uitspraken doet; het is de Ombudsman. Wat voor reden zou de Ombudsman kunnen hebben om dit te roepen? 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Marcouch voor zijn vragen. Ik heb afgelopen vrijdag kort gereageerd op het statement van de waarnemende Nationale ombudsman. Toen heb ik aangegeven dat een professionele organisatie als de politie het op prijs stelt dat iemand als de Nationale ombudsman dat zegt. De politie is namelijk een sterke, lerende, van tijd tot tijd ook reflecterende organisatie. Men moet wel tegen een stootje kunnen en tegen kritiek kunnen. Ik herkende echter niet zozeer het beeld dat werd geschetst. Het generale beeld is dat de politie een zelfbewuste organisatie is, met een goede klachtenorganisatie, met een goed lerend vermogen, met weerbaarheidstrainingen en al dat soort zaken. Maar de heer Van Dooren heeft wel een actueel punt aangesneden. Ik neem het hem dus niet kwalijk. Hij heeft eerder rapporten uitgegeven waarbij hij in dit verband heel positief over de politie sprak. Op 17 juni heb ik aan de Kamer geschreven dat dit reden is om tot een stelselherziening te komen waarin we zaken als registratie, beoordeling en afhandeling van geweldsaanwendingen door de politie en overige opsporingsambtenaren de revue laten passeren. Er is een stuurgroep ingesteld. We hebben de Nationale ombudsman gevraagd om daarin plaats te nemen. Gelukkig heeft hij daar ja op gezegd. 

Het is een belangrijk onderwerp. Het is goed dat de Ombudsman daar eens een uitspraak over doet, maar daar dien je dan ook iets mee te doen. Dat betekent dat je ervoor zorgt dat die hele situatie geprofessionaliseerd wordt en nu met de Nationale Politie ook geüniformeerd en gestandaardiseerd wordt. 

De heer Marcouch (PvdA):

Ik hoor de minister zeggen dat hij zich niet herkent in de klachten van de Ombudsman en dat hij de problemen ook niet ziet. Maar toch, dit zijn uitspraken van een ombudsman en dat is niet de minste. Ik constateer dat er blijkbaar een meningsverschil is tussen de minister en de Ombudsman. Kan de minister toezeggen dat hij in gesprek gaat met de Ombudsman over deze uitspraken? Ze zijn immers gedaan door niet de minste en de uitspraken aan het adres van de politie zijn stevig. 

Over de aangiftebereidheid en de bereidheid om klachten in te dienen tegen het politieoptreden hebben we al eerder met de minister gesproken. Is het waar wat de Ombudsman zegt, namelijk dat het helemaal geen zin heeft om aangifte te doen omdat de politiemensen zich uiteindelijk toch indekken of het moeilijk vinden om een collega als verdachte aan te spreken? Kan de minister daarop ingaan? Is het zo? En wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat de klachtenprocedure toegankelijker wordt? Het kan namelijk niet zo zijn dat burgers hun klachten indienen bij NU.nl en niet bij de politie. We hebben al eerder geconstateerd dat er wel klachten binnenkomen, maar dat lang niet alle klachten van de burger bij de politie terechtkomen. Vertrouwen is nou eenmaal een wezenlijke waarde om de stap uiteindelijk te zetten en een klacht in te dienen, en dus niet afhankelijk te zijn van een melding bij een nieuwswebsite. 

Minister Opstelten:

Ik ben natuurlijk gaarne bereid om hierover nog een keer met de waarnemende Nationale ombudsman te spreken. Ik zei net dat hij in een stuurgroep zit, maar ik bedoelde een klankbordgroep, die juist op dit punt meewerkt aan een stelselherziening voor de geweldsaanwending door de politie. Het forum om met hem in gesprek te raken is er dus. Ik neem hem ook niets kwalijk, laat dat duidelijk zijn. Het is heel goed dat iemand met zijn positie zich uit en we daarmee het goede doen. Reflectie is belangrijk. 

Over de klachten wil ik zeggen dat ik de Ombudsman iets anders heb begrepen. Aangifte doen moet natuurlijk zin hebben, maar ik heb begrepen dat hij vindt dat de klachtenprocedure erop vooruit is gegaan, omdat de snelheid van klachtenafdoening is toegenomen. Vroeger, in het oude stelsel, duurde dat veel langer. Zo heb ik hem begrepen, maar ik zal dat checken. Natuurlijk moet het zin hebben om aangifte te doen. Natuurlijk moet het zin hebben om te klagen over het optreden van de politie. Ik heb daarover toevallig gisteren gesproken met de regioburgemeesters. We gaan de hele klachtenorganisatie stroomlijnen, net als de onafhankelijke commissie. Ik benoem daarvoor de voorzitter, maar de andere leden zal ik benoemen mede op advies van — ik kijk naar mevrouw Berndsen — de regioburgemeesters. Daarmee is dat ook wat gestroomlijnd. Ter geruststelling van de heer Marcouch kan ik ook nog zeggen dat de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid binnenkort het onderzoek naar de klachtenafdoening start. 

De heer Marcouch (PvdA):

Kan de minister aangeven wanneer de Kamer de evaluatie over de klachtenhandeling krijgt? Ik heb nog een laatste puntje. Ik vind het heel merkwaardig dat een ombudsman die in een klankbordgroep zit dit soort klachten via de publiciteit naar buiten brengt. Het lijkt mij zinnig dat de minister met de Ombudsman in gesprek gaat. 

Minister Opstelten:

Dat is altijd goed. Het is zijn afweging en niet mijn afweging. Ik zou het volgende willen afspreken. Zoals toegezegd, komt er een onafhankelijk inspectierapport over de afhandeling van de klachten. Het onderzoek gaat nu starten. Dat is mede een basis voor de evaluatie van dit thema in de Politiewet door de commissie-Rinnooy Kan. Laten wij nu even de inspectie haar werk laten doen. Ik zal de Kamer daarna rapporteren. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de antwoorden en voor zijn komst naar de Kamer. 

Naar boven