10 Ontwerpwijziging Besluit houders van dieren

Aan de orde is het VAO Ontwerpwijziging Besluit houders van dieren (AO d.d. 05/06). 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De staatssecretaris is een vrouw met grote ambities voor dierenwelzijn. Ik vraag de Kamer deze ambities te ondersteunen met de volgende moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat door hun snelle groei vleeskuikens (kip en kalkoen) lijden aan hart-, long- en pootproblemen; 

spreekt uit dat de gezondheids- en welzijnsproblemen van vleeskuikens (kip en kalkoen) onwenselijk zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 735 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat kuikens vanwege economische redenen de eerste 72 uur van hun leven geen water of voer hoeven te krijgen; 

constaterende dat een dooierzak van een kuiken niet bedoeld is als voedselreserve voor een vastenperiode maar dient voor het verhogen van de weerstandontwikkeling en de afweer tegen ziekteverwekkers; 

spreekt uit dat het in de eerste 72 uur niet verstrekken van water en voer aan kuikens onwenselijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 736 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat kalkoenen van meer dan 7 kilo vervoerd worden in containers waar ze zich niet eens kunnen oprichten; 

spreekt uit dat het transporteren van kalkoenen in de huidige containers onwenselijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 737 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat ouderdieren van vleeskuikens structureel voedselbeperking krijgen; 

spreekt uit dat het chronisch honger lijden van ouderdieren van vleeskuikens onwenselijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 738 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat konijnen die gehouden worden in draadgazen kooien, poot- en gewrichtsproblemen hebben en lijden aan chronische stress; 

spreekt uit dat het houden van konijnen in draadgazen kooien onwenselijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 739 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat kippen in koloniehuisvesting geen ruimte hebben om te scharrelen, te foerageren of hun vleugels te spreiden, zoals blijkt uit onderzoek van de WUR; 

spreekt uit dat het houden van kippen in koloniehuisvesting onwenselijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 740 (28286). 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat jonge nertsen in de natuurlijke situatie het territorium van hun moeder gemiddeld rond de 12 weken verlaten; 

overwegende dat in de publicatie "Scheiden van dieren" van de Wageningen University (WUR) 11 weken als minimale speenleeftijd wordt aangegeven voor nertsen; 

overwegende dat bij spenen op 11 weken in plaats van 7 tot 8 weken staart- en pelsbijten vermindert van gemiddeld 20% naar slechts 1 à 2%; 

verzoekt de regering, 11 tot 12 weken als norm te stellen voor het spenen van nertsen in plaats van 8 weken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 741 (28286). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat nertsen in de winter beperkt gevoerd worden en hierdoor stereotiep gedrag vertonen zoals langdurig in de kooien op en neer lopen of ronddraaien; 

verzoekt de regering, regels op te stellen om te zorgen dat de dieren ook in de winter voldoende voer krijgen en tevens afspraken met de sector te maken over een jaarrond foerageerbeleid dat beter aan de natuurlijke jaagbehoefte van de nerts tegemoetkomt en verveling tegengaat, bijvoorbeeld door het gebruik van een voerbal, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 744 (28286). 

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb ook een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat momenteel nog geen 25% van de konijnen in grotere groepen wordt gehouden; 

constaterende dat momenteel praktijkonderzoek wordt gedaan naar semigroepshuisvesting (of parksysteem) voor moederkonijnen; 

overwegende dat het wenselijk is om konijnen zo min mogelijk individueel te huisvesten; 

spreekt uit dat het wenselijk is dat er zo snel mogelijk in wetgeving wordt vastgelegd dat konijnen (drachtige konijnen en moederkonijnen met jonge konijnen onder de leeftijd van twee weken daargelaten) in groepen moeten worden gehuisvest; 

verzoekt de regering, semigroepshuisvesting (of parksysteem) voor moederkonijnen — op het moment dat uit onderzoek is gebleken dat een goed niveau van de gezondheid van jonge konijnen mogelijk is in dit systeem — en groepshuisvesting voor vleeskonijnen in nationale wetgeving op te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 742 (28286). 

De heer Van Dekken (PvdA):

Konijnen verdienen ook een vrolijk leven, voorzitter. 

De voorzitter:

Dat is ook zo. Daarmee ben ik het helemaal eens, mijnheer Van Dekken. Gaat u verder. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat dacht ik al. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er geen langetermijndoelstellingen zijn voor verbetering van het dierenwelzijn in de vleeskuikenouderdierensector en de kalkoenensector; 

constaterende dat er een plan van aanpak is voor verbetering van het dierenwelzijn in de konijnensector dat afloopt in 2016; 

overwegende dat het wenselijk is om voor de konijnensector na 2016 nieuwe dierenwelzijnsdoelen op te stellen; 

spreekt uit dat het dierenwelzijn in de vleeskuikenouderdierensector, de kalkoenensector en de konijnensector dient te verbeteren; 

verzoekt de regering, in overleg met de vleeskuikenouderdierensector en de kalkoenensector langetermijndoelstellingen op te stellen ten behoeve van verbetering van het dierenwelzijn in deze sectoren; 

verzoekt de regering tevens, in overleg met de konijnensector dierenwelzijnsdoelstellingen vast te stellen voor de periode na 2016; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 743 (28286). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ben zelf niet bij het AO geweest. Mijn collega Ziengs was daarbij namens mijn fractie aanwezig. Ik hoor de heer Van Dekken nu een tweetal moties indienen. Mevrouw Thieme heeft zelfs een batterij moties ingediend. Volgens mij stond het AO in het teken van de opheffing van de PBO's, de product- en bedrijfschappen. Ik hoor leden nu een groot aantal extra wensen uiten. Is het volgens de heer Van Dekken verstandig om al deze wetgeving hier nu bij te betrekken, of is het volgens hem zinvol om ons eerst te focussen op de opheffing van de PBO's? 

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik begrijp de vraag van mevrouw Lodders heel goed. PBO's hadden en hebben echter natuurlijk alles te maken met dierenwelzijn. De PvdA is van mening dat we alert moeten zijn op de vraag of het dierenwelzijn niet verslechtert in plaats van verbetert. Mijn fractie staat het laatste voor. Daarom hebben wij twee moties ingediend op dossiers waar het dierenwelzijn te lijden heeft. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Het siert de heer Van Dekken uiteraard dat dierenwelzijn hoog op zijn agenda staat. Ook bij de VVD is dat het geval. Daarom heeft de VVD voorgesteld om de taken zoals die door de product- en bedrijfschappen in de afgelopen periode zijn vastgesteld, een-op-een op te nemen in de verordening. Daarbij gaat het al om nationale koppen, dus daarmee gaan we al een stap verder in Nederland. Het verbaast mij dat die extra stap wordt gezet. Ik vind dat jammer. Waarom wordt niet eerst de focus gelegd op het opheffen van de productschappen? 

De heer Van Dekken (PvdA):

Omdat mevrouw Lodders en ik volgens mij van mening verschillen over de vraag wat het gewenste niveau van dierenwelzijn is. Het is bekend dat de PvdA op dit vlak een heel progressieve agenda voert. Daarom dient mijn fractie dit soort moties in. Dat zal zij blijven doen, want het dierenwelzijn in Nederland is nog lang niet op orde. Dat zei ik al. Op Europees niveau is het ook nog niet op orde. Ik ben blij dat wij nu een staatssecretaris hebben die sinds twee jaar dit dossier over dierenwelzijn op nationaal, Europees en internationaal niveau goed aanpakt. Ik hoop dat de VVD, met mevrouw Lodders voorop, mee wil doen aan die belangrijke strijd voor dierenwelzijn. De voorganger van mevrouw Lodders die namens de VVD het woord voerde op dit vlak zei: was het maar elke dag dierendag in de Tweede Kamer. Laten we elkaar dus op dit punt vasthouden. 

De voorzitter:

Dank u wel voor deze woorden. Hiermee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris vraagt om een schorsing van twee minuten, en die krijgt zij natuurlijk. 

De vergadering wordt van 14.47 uur tot 14.49 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken voor haar reactie op de ingediende moties. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik zal proberen om de moties die mevrouw Thieme heeft ingediend, in één oordeel te becommentariëren. Het oordeel is "ontraden", omdat in de moties zoals ze zijn ingediend onbepaalde uitspraken worden gedaan die mogelijk heel grote consequenties kunnen hebben, waarvan ik nu niet kan overzien wat ze betekenen. Want dat er gewerkt moet worden aan de gezondheids- en welzijnsproblemen bij vleeskuikens, daarover zijn we het eens. Daarover gaat de discussie niet. Maar als je vervolgens in algemene zin uitspreekt dat iets onwenselijk is, dan is de vervolgvraag natuurlijk wat dat dan precies betekent. Dat geldt eigenlijk voor alle zes moties van mevrouw Thieme. Om die reden wil ik tegen de Kamer zeggen dat het niet verstandig is om deze moties op deze wijze aan te nemen. Het is niet zo dat er geen ambities zijn als het gaat om de inzet voor het verbeteren van dierenwelzijn. Sterker nog: die ambities hebben we, ook voor deze sectoren, maar dat is al staand beleid. Maar dat is nog wat anders dan de vergaande uitspraken die hier nu voorliggen. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat is er nou zo vergaand aan de uitspraak dat het in de eerste 72 uur niet verstrekken van water en voer aan kuikens onwenselijk is? Dat betekent gewoon dat we die dieren de eerste 72 uur voedsel gaan geven. Is dat zo vergaand? Is dat zo veel gevraagd? 

Staatssecretaris Dijksma:

Het impliceert toch een paar dingen. Ten eerste dat het überhaupt niet gebeurt, waarmee u een hele sector als het ware wegzet, terwijl dat niet in alle gevallen verdiend is. Ten tweede hebben we daarover een lange wetenschappelijke discussie gehad, waarbij ik me als hobbykippenhouder heb veroorloofd daar ook nog iets over te zeggen, namelijk dat mijn kuikens de eerste twee dagen ook niet onder hun moeder vandaan komen. Maar los daarvan is uit het onderzoek niet gebleken dat in de Nederlandse dierhouderij sprake is van een situatie waarin de NVWA moet optreden. Ik geloof dat daar zelfs rechtszaken over zijn geweest. In die zin vind ik dat deze moties een vertekend beeld geven van de situatie in de sector, terwijl ze bovendien ongericht zijn, in die zin dat ze suggereren dat we met heel veel lijden te maken hebben, terwijl dat in de praktijk niet altijd zo is. Het ligt soms gewoon — dat is misschien vervelend om te zeggen — een slag genuanceerder dan mevrouw Thieme het doet voorkomen. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

We moeten vaststellen — dat doet de staatssecretaris met mij — dat het wel voorkomt. Wij willen een uitspraak van de Kamer dat dat onwenselijk is. Daarnaast wil ik weten wat er verstrekkend is aan de vraag aan de Kamer om uit te spreken dat het transporteren van kalkoenen die meer dan 7 kilo wegen in containers waarin ze zich niet eens kunnen oprichten, onwenselijk is. Hoe verstrekkend is om te vragen een wat grotere container te nemen? Wat is daar mis mee? Wat is daar ambitieus aan? 

Staatssecretaris Dijksma:

Nogmaals, u hebt van harte het recht — dat is de democratie, zou ik haast willen zeggen — om de Kamer om welk oordeel dan ook te vragen. Maar ik heb ook het recht om daartegenover te stellen wat daarvan de consequenties zijn. Ik zeg u dat ik met deze moties, op deze wijze geformuleerd, op dit moment niet uit de voeten kan. Dat neemt niet weg dat u een punt hebt als u stelt dat op een aantal terreinen wel degelijk vergaand kan worden gekeken naar verbetering van het dierenwelzijn. Dat doet de sector ook en daarin moeten we hem ondersteunen, waarbij we best ambitieus mogen zijn. Daar heb ik helemaal geen problemen mee, maar dat heb ik wel met deze moties. Mijn oordeel verandert er niet door. 

De voorzitter:

Omdat het ongebruikelijk is om het op deze manier te doen, zeg ik het nog even apart. De moties op de stukken nrs. 735, 736, 737, 738, 739 en 740 hebben alle het advies "ontraden" meegekregen. Dan gaan we verder met de motie op stuk nr. 741. 

Staatssecretaris Dijksma:

Die moet ik ook ontraden. Ik heb nu geen aanleiding om beide moties over de nertsen op de stukken nrs. 741 en 744 van een positief oordeel te voorzien, nog even los van wat het WUR-onderzoek precies zegt. We zijn nu natuurlijk in een vrij gecompliceerde situatie bezig om de nertsenfokkerij überhaupt op termijn te verbieden in ons land. Ik wil mijn energie er eigenlijk op richten dat ik dat namens de Kamer voor elkaar ga krijgen. Overigens moet de nertsenfokkerij in ons land al aan een aantal veel strengere regels voldoen; daar heeft de Kamer al eerder voor gezorgd. In deze situatie, gelet op wat er nu speelt, lijkt het mij eerlijk gezegd niet verstandig om te doen wat de heren Van Gerven en Smaling mij vragen in hun moties. Beide moties moet ik dus ontraden. 

De heer Van Gerven (SP):

De staatssecretaris zegt dat het haar tactisch niet handig lijkt, gezien de situatie. Is de staatssecretaris bereid om nu of later toch een meer inhoudelijk oordeel te geven over de vraag of zij dezelfde conclusies trekt als die uit het WUR-onderzoek vallen te trekken? 

Staatssecretaris Dijksma:

Ook daarvan meen ik te moeten zeggen dat het onderzoek van de WUR niet aangeeft dat je de huidige situatie per se niet zou moeten willen. Je behaalt natuurlijk altijd meer winst op het moment dat je verdergaande eisen stelt; ongetwijfeld zal het onderzoek dat ook laten zien. Maar, gelet op waarmee we nu bezig zijn, namelijk het op termijn in Nederland verbieden van de nertsdierhouderij, en daar heeft de heer Van Gerven een belangrijke bijdrage aan geleverd, dan zou ik eerlijk willen zeggen: laten we ons daar nu op concentreren. We weten dat de normen in Nederland als het om welzijn gaat al heel streng zijn. Als het wetsvoorstel van kracht blijft, en daar gaan we voor, zijn deze mensen bezig om hun zaak af te bouwen. Eigenlijk vraagt de heer Van Gerven dan aan een groep ondernemers om weer nieuwe investeringen te doen, terwijl wij zeggen: op termijn heb je in Nederland met deze tak van sport geen toekomst meer. Ik zou dus aan de heer Van Gerven willen vragen om het op dit moment niet zo voor te stellen. Het is zijn eigen opvatting als hij dat aan de Kamer wil voorleggen, maar ik vind dat niet verstandig en blijf bij mijn oordeel. 

De heer Van Gerven (SP):

Als het gaat over spenen en dergelijke, is dat een andere manier van bedrijfsvoering. Ik denk niet dat daar nou meteen zo veel financiën mee gemoeid zijn. Die opmerking wil ik dus toch wel gemaakt hebben. Ik zal mij verder beraden over de moties. 

De voorzitter:

Ook de moties op stuk nr. 741 en nr. 744 hebben dus het oordeel "ontraden" gekregen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dan kom ik bij de moties van de heer Van Dekken. Voor een deel zijn deze moties ondersteuning van beleid. De motie op stuk nr. 742 gaat over de groepshuisvesting voor konijnen. In het debat daarover hebben we vastgesteld dat er eerdere experimenten zijn geweest met volledige groepshuisvesting. Die zijn niet geslaagd vanwege de agressie tussen de moederdieren. Nu is er — dat komt in de motie terug — vanuit de sector een initiatief, het zogenaamde parksysteem, in ontwikkeling, en daarmee is men aan de slag. In dit systeem komt het moederdier twee weken na het werpen met haar jongen in een groep met andere moederdieren. Het voordeel van dit systeem is dat er dus geen onderlinge agressie is. De jonge konijnen blijven ook na het spenen in groepen in deze parken. 

Er loopt nu een onderzoek, en als dat tot een goed resultaat leidt, kan ik met de sector overleggen om dit systeem op te nemen in regelgeving, ook om freeriders daarmee geen kansen te geven. 

Ik wil hier echter wel gezegd hebben — zo moet de Kamer mijn inzet ook verstaan — dat het experiment wel eerst zijn kans moet hebben gekregen. Ik zou dus de heer Van Dekken ook niets anders dan dat willen antwoorden. Eerst moet worden aangetoond dat dit werkt en dan wil ik het overleg met de sector aangaan. Of het vervolgens tot regelgeving komt, wil ik eerst in uw midden, in de Kamer, neerleggen om op dat moment te bepalen of de Kamer dat wel of geen goed idee vindt. Als ik de motie zo zou mogen uitleggen, dan zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen overlaten. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Zo is de motie inderdaad bedoeld. Ik hoop dat we het eens zijn over het doel. Ik denk het wel. 

Staatssecretaris Dijksma:

Net als de heer Van Dekken ben ik voor het verbeteren van het dierenwelzijn. Daarnaast geldt echter dat we moeten weten op basis van welke feiten we spreken. Als het systeem werkt, moet de Kamer beslissen of zij het noodzakelijk vindt om het in regelgeving op te nemen. Die knip maak ik dus wel, want die vind ik van belang. De Kamer kan erover besluiten als de gegevens uit het experiment bekend zijn. 

De heer Van Dekken (PvdA):

Als de staatssecretaris en ik dat zo kunnen afspreken, heb ik daar geen enkele moeite mee. 

De voorzitter:

Mijnheer Graus, u hebt zich niet ingeschreven als spreker voor dit VAO en volgens mij hebt u ook niet deelgenomen aan het AO. Ik ben een beetje terughoudend om u het woord te geven. 

De heer Graus (PVV):

Voorzitter, dat klopt. Wij zijn momenteel te groot voor een servet, maar te klein voor een tafellaken. Nu de fractie gekrompen is, kan ik niet meer aan alle debatten deelnemen. Dat heb ik aan de griffiers uitgelegd. 

De voorzitter:

Eén vraag. 

De heer Graus (PVV):

Dat is een heel belangrijke vraag. Ik begrijp dat de staatssecretaris het oordeel over de motie aan de Kamer wil laten. In de motie staat dat het wenselijk is om konijnen in groepen te huisvesten. Ik ben zelf een konijnenhouder. Je kunt konijnen helemaal niet in willekeurige groepen huisvesten: dat worden vechtpartijen. Iedere dierenarts in Nederland zal het hierover met mij eens zijn. De staatssecretaris moet daar wel iets over zeggen, want anders geeft ze een fout advies aan de Kamer. 

Staatssecretaris Dijksma:

Daar was ik al mee begonnen. Ik zal het dus herhalen. De heer Graus heeft volstrekt gelijk als hij zegt dat je in grote problemen komt als je konijnen zomaar bij elkaar zou zetten. Om die reden is de sector zelf met een ander systeem van huisvesting aan de slag gegaan, waarbij specifieke moederdieren bij elkaar worden gehuisvest. Dat lijkt goed te gaan. Daarom heb ik de heer Van Dekken voorgesteld om de motie zo te verstaan dat we nu niet meteen overgaan tot wet- en regelgeving. Waar de heer Graus om vraagt, namelijk om eerst te kijken of het werkt, lijkt mij van groot belang. Ik stel hem voor dat we hierop terugkomen op het moment dat we er meer gegevens over hebben. De Kamer kan dan alle data inzien en besluiten of het systeem werkt. Vervolgens kan na overleg met de sector worden vastgesteld wat wijsheid is met betrekking tot de wet- en regelgeving. Ook daar gaat de Kamer immers over. Ik probeer het eigenlijk een beetje ordentelijk te regelen, zodat ook de heer Graus er halverwege de route nog iets over te zeggen heeft. Ik hoop dat hij dat op prijs stelt. 

De voorzitter:

Gaat u verder met de volgende motie. 

Staatssecretaris Dijksma:

In de motie op stuk nr. 743 wordt om heel veel dingen tegelijk gevraagd. Er wordt gesteld dat het plan van aanpak voor verbetering van het dierenwelzijn in de konijnensector in 2016 afloopt. Dat klopt. Ik kan de konijnensector natuurlijk vragen hoe hij zelf wil verdergaan na 2016. Dat lijkt mij een vraag die goed bij de sector kan worden neergelegd. Vervolgens wordt in de motie gesteld dat er voor de vleeskuikenouderdierensector, de kalkoenensector en de konijnensector doelstellingen zouden moeten komen. In principe is het aan de sector zelf om langetermijndoelstellingen te formuleren. Wel is het zo dat de andere grote sectoren dat allemaal al doen. Zij doen dat in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Misschien kan ik in dat kader met de sectoren in overleg treden om te kijken op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren. Ik zou de motie op die manier willen uitleggen. Ik zal het gesprek gaan voeren en de Kamer over de uitkomsten berichten. Het is echter aan de sector om het initiatief te nemen. Met deze interpretatie zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen overlaten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag plaats. 

De vergadering wordt van 15.05 uur tot 15.08 uur geschorst. 

Naar boven