6 Vragenuur: Vragen Jadnanansing

Vragen van het lid Jadnanansing aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over het bericht "Verplichte rekentoets is te moeilijk". 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Inmiddels hebben we een hoorzitting, een in tweeën gesplitst debat en de nodige brieven van het ministerie over de rekentoets gehad. Het verloopt allemaal wat rommelig. Dit gebeurt omdat de lat ineens omhoog wordt gegooid zonder dat we jongeren, kinderen, de mogelijkheid geven om zich hierop voor te bereiden. Voor ons allen staat het verbeteren van de rekenvaardigheden van kinderen voorop. Nu moet het ministerie echter allerlei kunstgrepen doen. De invoering is al een keer uitgesteld en het cijfer is van het diploma afgehaald. Dit waren wensen van de Kamer, omdat zij zag dat het misliep en dat er bijgestuurd moest worden. Het gevolg: onduidelijkheid alom. Daar zijn de jongeren de dupe van. De commissie-Bosker concludeert nu dat de niveaus 2F en 3F te hoog zijn, dat het rekenonderwijs nog lang niet op orde is, dat de inhoud van de toetsen verbeterd moet worden en dat de afname van de toetsen nog niet goed werkt. Alle lichten staan op rood, maar toch wordt er doorgereden. Dat lijkt mij onverantwoord, maar wellicht ziet de minister het anders. Daarom stel ik haar de volgende vragen. 

Uit de cijfers van vorig jaar blijkt dat het merendeel van de scholieren de toets niet haalt. Kan de minister hierin verbetering waarnemen? Kan zij de cijfers van dit schooljaar al delen met de Kamer? Daarnaast is het instroomniveau van basisschoolleerlingen nog niet bekend. Dit is pas het geval vanaf het schooljaar 2015-2016. Waarom leggen wij de lat van het voortgezet onderwijs dan nu al hoger, terwijl wij niet eens weten of de basisschooljongeren wel goed genoeg worden voorbereid? Hoe moet de conclusie dat de huidige toets niet voldoet, worden bezien in relatie tot het tijdspad dat de staatssecretaris aanhoudt namens OCW? Is dat wel realistisch? Jongeren mogen nooit, maar dan ook nooit, de dupe worden van de wens van OCW om linksom of rechtsom 2015-2016 als invoeringsjaar aan te houden. Deelt de minister mijn mening dat dit nooit het geval mag zijn en kan zij mij de garantie geven dat dit niet zal gebeuren? 

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Mevrouw Jadnanansing heeft vragen gesteld over de rekentoets, die beginnen met een constatering waarover wij het met elkaar eens zijn, namelijk dat rekenvaardigheden voorop moeten staan. Het rekenonderwijs moet boven elke twijfel verheven zijn; daarover kan geen discussie bestaan. De vraag die voorligt — daarover is al eerder met de Kamer gesproken — is of de rekentoets die wij gebruiken het kwalitatieve niveau voldoende meet. Is de rekentoets het juiste middel om te checken of wij het gezamenlijke doel — nogmaals: daarover bestaat geen verschil van mening tussen de Kamer en mijn departement en de bewindslieden — halen? 

Omdat daarover discussie met de Kamer is geweest en omdat daarover vorig jaar een hoorzitting is gehouden, hebben wij gemeend er goed aan te doen om deskundigen om advies te vragen. Dat hebben wij gedaan. Dat is de commissie-Bosker geworden. Die heeft de rekentoets onderzocht op verzoek van de staatssecretaris en van mij. Vorige week heeft zij ons het rapport gestuurd, dat wij twee dagen daarna aan de Kamer hebben doorgestuurd, met de rapportages van de steunpunten en de stand van zaken in de scholen van voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. De commentaren en conclusies van de commissie-Bosker zijn op onderdelen inderdaad best fors. De commissie stelt dat er nog veel moet gebeuren, maar wijst ook op uiteenlopende, complexe oorzaken. Vervolgens komt de commissie tot de slotaanbeveling om ernaar te streven, de invoering van de rekentoetsen en centraal ontwikkelde examens volgens planning door te laten gaan. 

Wat moeten de staatssecretaris en ik nu doen? Wij moeten een antwoord formuleren op het rapport van de commissie-Bosker. Wij hebben gemeend dat het goed was om het rapport zo snel mogelijk nadat wij het ontvangen hadden, aan de Kamer te doen toekomen in de wetenschap dat het complexe materie is. De Kamer wijst er zelf op dat de commissie-Bosker vijf belangrijke aanbevelingen doet, die op verschillende terreinen liggen. Er is niet alleen een relatie met het vo en mbo, maar ook met het basisonderwijs, want daar moet men leerlingen voorbereiden. Er is ook een relatie met het hoger onderwijs, want daar wil men weten wat de studenten die men aanneemt aan rekenvaardigheden hebben. Het is dus vrij complex. Daarom hebben wij de Kamer een aanbiedingsbriefje gestuurd waarin wij aangeven dat wij ons daarop beraden en dat de Kamer binnenkort een geïntegreerd antwoord van ons krijgt. Wij rijden dus niet door. Dus we beraden ons daarop omdat we juist niet willen dat leerlingen de dupe zouden worden. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Ik deel de mening van de minister. Het niveau van het rekenonderwijs moet omhoog, maar dan moet de basis op orde zijn. Die is niet op orde. Dat staat ook duidelijk in het rapport van de commissie-Bosker. Zolang de lichten niet op groen staan, kunnen we niet zeggen: jongeren, jullie moeten maar gewoon je best doen en klaar is Kees. We moeten jongeren niet in het voortgezet onderwijs en ook niet in het beroepsonderwijs gaan afrekenen op slecht rekenonderwijs dat wij hun hebben gegeven. 

Ik vraag daarom aan de minister om die signalen zeer serieus te nemen als ze samen met haar collega met een brief komt. De signalen zijn namelijk niet mis. De rekentoets toetst niet wat die moet toetsen. De rekentoets toetst leesvaardigheid. Dat kan niet en dat mag niet. Als wij jongeren aan een toets onderwerpen, dan moet dat de juiste toets zijn. Daarom vraag ik de minister echt om die signalen serieus te nemen in de brief die naar ons toekomt. Met een reëel tijdpad voor de invoering, niet eerst jongeren de dupe laten worden en dan pas het onderwijs op orde brengen. Dat is wat mij betreft de omgekeerde volgorde. Eerst het onderwijs op orde en dan de jongeren toetsen, met een goede toets, die niet alleen de leesvaardigheid toetst maar die daadwerkelijk toetst wat die moet toetsen. 

Minister Bussemaker:

Precies. Daarom zegt de commissie-Bosker dat er verbeteringen nodig zijn in de kwaliteit van het toetsen, in de openbaarheid, in de transparantie en in de scoringsmogelijkheden. Die moeten wij dus heel goed gaan bekijken, omdat wij de Kamer een klip en klaar antwoord willen geven op de vraag wat wij daarmee doen. En vervolgens moeten wij kijken wat een redelijke termijn is voor de invoering. Ik zeg er wel bij dat de commissie-Bosker zelf aangeeft dat zij ernaar blijft streven de invoering van de rekentoetsen volgens planning door te laten gaan, maar dat dat kan mits wij de aanbevelingen overnemen. Daarbij merkt de commissie op dat leerlingen niet de dupe mogen worden van onvolkomenheden in de rekentoetsen. Wij nemen dat dus integraal mee en de Kamer krijgt binnen enkele weken onze reactie. Dan kunnen wij daarover het debat met de Kamer voeren. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Ik hoor wat de minister zegt. Nogmaals, voor mij is het echt heel belangrijk om de onduidelijkheid voor de jongeren weg te nemen, om hun het rekenonderwijs te geven dat hen inderdaad voorbereidt op een rekentoets die ook de naam "rekentoets" kan dragen en die niet een leesvaardigheidstoets is. 

Minister Bussemaker:

Precies omdat wij die duidelijkheid ook willen geven, krijgt u binnen enkele weken een reactie van ons. Dan kunnen wij gezamenlijk voor het zomerreces ook duidelijkheid geven over inhoud en tempo van invoering. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Rekenen is heel belangrijk. Daarover zijn wij het allemaal eens, maar deze rekentoets is buitengewoon omstreden. Daarop is erg veel kritiek. Wie het rapport van deze commissie leest, ziet ook dat er forse kritiek wordt gegeven en dat ook nog eens uit cijfers blijkt dat maar liefst 70% van de havoleerlingen er op dit moment voor zakt. Dan zou het toch al te gek zijn als je volgend jaar een toets verplicht stelt en dat je als je daarvoor zakt dan geen eindexamen mag doen? Kan de minister ons nu geruststellen door te zeggen: de rekentoets zoals wij die kennen zal er niet komen; daar gaan wij voor zorgen? Anders zal het tot een kaalslag, tot een verschrikkelijke slachting onder leerlingen leiden. 

Minister Bussemaker:

Ik ben doorgaans gewend om als ik een advies aan iemand vraag dat ook goed te lezen en het serieus op mij te laten inwerken. De commissie-Bosker heeft goed werk geleverd en heeft daar ook lang aan gewerkt. Wat nu van ons mag worden gevraagd, is dat wij dat advies serieus nemen en dat ik daar dus niet op onderdelen op vooruit ga lopen. Ik constateer, zoals ik daarnet al heb gezegd, dat het gaat over de toetsvorm, over de kwaliteit van het toetsen, over de transparantie en over de manier waarop leerlingen mogelijkheden krijgen om te slagen voor hun referentieniveau en voor een hoger niveau. Het gaat over de vraag hoe scholen zich hierop voorbereiden. Dat alles moet je samen nemen voordat je vergaande conclusies gaat trekken, want hierbij speelt ook nog eens een rol dat het voor leerlingen duidelijk moet zijn dat het nu echt serieus wordt, niet om te proberen maar dat dit echt een belangrijke rol gaat spelen bij hun examens. Dat integrale antwoord krijgt de Kamer binnen enkele weken. 

De heer Rog (CDA):

Ik ben ontzettend blij met de vragen van de Partij van de Arbeid, die duidelijk maken dat het hier gaat om een rekentoets en dat deze huidige rekentoets een contextrijke toets is die veel meer intellectuele vaardigheden toetst dan werkelijk rekenen. Echter, de staatssecretaris heeft tot nu toe steeds in de media duidelijk gemaakt dat hij coûte que coûte wil doorgaan op het pad van het meetellen op het examen. Kan de minister ons en al die leerlingen — op het vmbo haalt zelfs 80% van de leerlingen de toets niet — geruststellen door de staatssecretaris een halt toe te roepen en zo te voorkomen dat hij coûte que coûte doorgaat met het laten meetellen van de rekentoets bij de zak/slaagregeling? 

Minister Bussemaker:

Nogmaals, je vraagt om een advies om het serieus te nemen. Er staan een aantal behartigenswaardige zaken in. Ik citeer nog maar een keer de laatste zin van het advies: "Voorgaande neemt niet weg dat de commissie voorstelt om ernaar te streven, de invoering van de rekentoetsen en COE' s volgens planning door te laten gaan." Dat is precies waar ik nu mee werk, met die conclusie van de commissie-Bosker en alle aanbevelingen die daarbij staan. Ik ga daar niet één onderdeel uit halen. De Kamer hoort binnenkort onze integrale reactie. 

Mevrouw Straus (VVD):

Het afgelopen jaar is er 500 miljoen geïnvesteerd in het rekenonderwijs. Ik vind het heel prettig om te horen dat de minister zegt dat zij de aanbeveling van de commissie-Bosker dat de rekentoets an sich wel een heel belangrijke graadmeter is om het rekenonderwijs daadwerkelijk te verbeteren, overeind houdt. Wij zijn het eens met de opmerking dat de toets beter moet. Ik wil graag aan de minister de volgende stelling voorleggen. Het rekenonderwijs moet goed zijn en jongeren zouden de dupe worden als we dat rekenonderwijs niet op orde krijgen. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Straus (VVD):

Is de minister dat met ons eens? 

Minister Bussemaker:

Ja, daar ben ik het mee eens. In het begin van mijn beantwoording van de vraag van mevrouw Jadnanansing zei ik al dat er geen verschil van mening is, naar mijn idee ook niet tussen de Kamer en de bewindslieden, over het belang van goed rekenonderwijs. Daar mag geen twijfel over bestaan. De vraag is alleen of we de juiste middelen in handen hebben om het niveau van het rekenonderwijs dat we willen bereiken, goed te meten. De commissie-Bosker constateert inderdaad dat daar verbeteringen nodig zijn. Maar er bestaat geen twijfel over de wenselijkheid en het doel. 

De voorzitter:

Minister, dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Ik hoop dat u nog even blijft voor de stemmingen. 

Naar boven