2 Vragenuur: Vragen Berndsen-Jansen

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Berndsen-Jansen aan de minister van Veiligheid en Justitie over kafkaëske praktijken van particuliere recherchebureaus. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Het lijkt wel alsof particuliere recherchebureaus als paddenstoelen uit de grond rijzen. Er zijn er nu al bijna 400. In opdracht van overheden of werkgevers doen zij onderzoek, observeren zij medewerkers en volgen zij mensen. Al vijf jaar geleden concludeerde de Inspectie Veiligheid en Justitie dat het toezicht onvoldoende is. Er is te veel onduidelijk. Uit een uitzending van KRO' s Brandpunt bleek dit weekeinde dat de problemen nog steeds niet zijn opgelost. Wij zagen zelfs een geval van vermenging van functies: een politieagent die naast haar baan nog een recherchebureau heeft en gebruikmaakt van de logo' s van politie en justitie. Het toezicht is nog steeds onvoldoende. De uitzending riep nogmaals alle oude vragen op. Worden de regels gerespecteerd en nageleefd? Welke methoden worden gebruikt? Is er wel sprake van hoor en wederhoor? 

De fractie van D66 vindt dat in een rechtsstaat de rechten van de burger altijd gerespecteerd moeten worden. Er moeten altijd waarborgen en goede afspraken zijn. Er moet altijd controle zijn op de kwaliteit van de recherchebureaus. Dit is nu niet het geval. Daarom stel ik de minister de volgende vragen. Is de naleving van regelgeving door particuliere recherchebureaus volledig? Hoeveel overtredingen van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn er bijvoorbeeld geconstateerd? Hoe vaak zijn recherchebureaus überhaupt onderzocht? Hoe vaak zijn er overtredingen geconstateerd? Is er toezicht op de branche op zo' n niveau dat de belangen van mensen in voldoende mate worden beschermd? In hoeverre zijn de aanbevelingen van de inspectie uitgevoerd? Hoe effectief is dit gebleken? Hoe is de samenwerking tussen de verschillende toezichtinstanties en de branche? Vindt er structureel overleg plaats? Graag een antwoord van de minister. 

Minister Opstelten:

Voorzitter. Dank aan mevrouw Berndsen voor de door haar gestelde vragen. Ik vind het goed dat zij niet op de concrete zaak zelf ingaat. De zaak zal leiden tot een debat in de Provinciale Staten. De politie heeft al een intern onderzoek ingesteld en neemt dit buitengewoon serieus. 

Ik denk niet dat het toezicht volledig is. Ik weet ook niet of het op dit moment in voldoende mate plaatsvindt. Ik ben daar eerlijk in. De zaak was zo serieus dat ik heb gevraagd om daarover een rapportage te krijgen. Ik weet niet hoe vaak feiten door het College bescherming persoonsgegevens zijn onderzocht. Daarop kan ik nu geen antwoord geven. 

Ik kan nu geen antwoord geven op de vraag of de belangen van burgers voldoende worden beschermd. Deze vraag is voor mij aanleiding het verder te bekijken. Nadat ik deze situatie heb gezien, neem ik haar ook uit oogpunt van de integriteit van de politieorganisatie buitengewoon serieus. 

Het toezicht op particuliere recherchebureaus is nodig om de belangen van burgers en bedrijven te beschermen. Het traject op basis van het rapport is gestart en heeft geleid tot de invoering van maatregelen op dit terrein. Een daarvan is de invoering van een risicoanalyse-instrument op basis waarvan kan worden bepaald of extra toezicht ten aanzien van een bepaald onderzoeksbureau wenselijk is. Dat betekent onder meer dat de politie op basis van bepaalde signalen zal besluiten om extra toezicht te houden. Kort en goed gezegd, wil ik mevrouw Berndsen en de Kamer toezeggen dat ik een brief zal sturen, ook aan de hand van de vragen die door mevrouw Berndsen zijn gesteld. De wijze waarop het onderzoek in deze concrete situatie door de politie plaatsvindt, zal ik in deze brief meenemen, want dat is natuurlijk mijn verantwoordelijkheid. Ook zal ik daarin meenemen of er aanleiding is om maatregelen te nemen, of er aanleiding is om nader naar de vergunning te kijken en hoe het structureel geregeld is met het toezicht op basis van de wettelijke taak van de politie. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik ben blij dat de minister dit een serieus punt vindt en dat hij daarnaar nader onderzoek wil laten doen. Het lijkt er inderdaad op dat er geen idee is van hoeveel van die recherchebureautjes er zijn en of ze ook binnen de kaders van de wet blijven. Overigens zijn het er zo tegen de 400. Het lijkt erop dat zij taken doen en methoden hanteren die zelfs de politie niet mag hanteren. Kan de minister verklaren wat er gebeurt op het moment dat politie en justitie dit soort recherchebureaus in de arm nemen en dus gebruikmaken van hun informatie die ze hebben verkregen via methoden die niet zijn toegestaan? Wij lezen ook dat justitie eigenlijk vindt dat de politie meer gebruik zou moeten maken van recherchebureaus omdat zij niet aan haar eigen werkzaamheden toekomt, gelet op alle prioriteiten die er zijn, en zij dus eigenlijk de werkzaamheden die zij zou moeten doen, uitbesteedt aan recherchebureaus. 

Minister Opstelten:

Ik kan hierover twee dingen zeggen. Ik vind niet dat recherchebureaus in de plaats kunnen en moeten treden van de politie. Laat dat helder en duidelijk zijn! Zij mogen wel hun werk doen, maar zij mogen in het kader van hun onderzoek niet meer middelen inzetten dan de politie. Dat kan niet. Ook daar zijn de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit en die van de wet aan de orde. Verder geeft de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus aan op basis van welke criteria een vergunning wordt verleend. Dan gaat het om betrouwbaarheid, het functioneren van het bedrijf, het daadwerkelijk bestaan van het bedrijf en, bij de toestemming van de politie aan de medewerkers, eveneens de bekwaamheidseis verplichte opleiding. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Tot slot dan. Vergunningverlening is één. Het is mooi dat je criteria stelt op basis waarvan een vergunning kan worden verleend, maar toezicht houden op de naleving van die vergunningsvereiste is natuurlijk het allerbelangrijkste. Ik hoor graag van de minister wanneer hij met het onderzoek komt. Dit is zo' n heikele kwestie, dat dit niet te lang op zich kan laten wachten. 

Minister Opstelten:

Ik deel dat met mevrouw Berndsen. Ik ben ook ongeduldig nadat dit zondag heeft plaatsgevonden. De prioriteit gaat uit naar het onderzoek naar het betreffende bedrijf en de betrokken medewerkster en de onverenigbaarheid van functies. Ik zit daar enorm scherp in, maar ik wil het interne onderzoek niet frustreren door daarover nu al uitspraken te doen. Het tweede punt is dat daar wel enige tijd voor nodig is. Ik wil proberen om, als het onderzoek nog niet helemaal is afgerond, de Kamer voor het zomerreces in ieder geval de stand van zaken te geven. Zo essentieel vind ik dat. 

Mevrouw Kooiman (SP):

Wij weten allemaal dat de veiligheid steeds meer wordt geprivatiseerd in tegenstelling tot wat de SP-fractie graag zou willen. Er is een wildgroei aan particuliere recherchebureaus. Wat mij opvalt, is dat deze minister helemaal niks weet. Hij weet niets over in welke mate het toezicht er is en hij weet niets over het aantal particuliere recherchebureaus. Er komt echter een rapportage. Maar voorzitter, we hebben in Brandpunt ook heel veel slachtoffers kunnen zien die de dupe zijn van deze particuliere recherchebureaus. Ik wil de minister oproepen om de SP-methode in te zetten en een meldpunt te openen voor deze slachtoffers. Laat hij deze zorgen meenemen in zijn rapportage. 

Minister Opstelten:

Ik was niet van plan om de SP-methode in te zetten, maar de methode-Opstelten: diepgaand onderzoek. Ik denk dat het logisch is om dat niet te doen. Stel je voor dat ik na dinsdag direct een klip-en-klaar antwoord zou geven op alle zeer gespecificeerde vragen. Dat zou zeer onzorgvuldig zijn, maar ik ben hier heel serieus in. Ik wil heel precies weten wat er aan de hand is en hoe de politie het doet. Het gaat hierbij om twee dingen. De casus zelf heeft mijn prioriteit en dat moet zo snel mogelijk. Daarnaast gaat het natuurlijk om de wijze waarop de politie inhoud geeft aan de wettelijke taak. Daar kom ik voor de zomer mee naar de Kamer en dat is dus al heel snel. 

De voorzitter:

Dank u wel. U blijft nog even zitten want u komt dadelijk nog even terug. 

Naar boven