7 Stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen) (33846).

De voorzitter:

Ik heet de minister en de Kamerleden van harte welkom. Ik zeg op voorhand dat wij vandaag, in ieder geval deze middag, alleen de eerste termijn van de kant van de Kamer kunnen houden. Op de sprekerslijst staat de heer Van Dijk als eerste spreker. Ga uw gang.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Wij spreken over de bibliotheekwet. Dat is niet voor de eerste keer, want 35 jaar geleden was er ook al een bibliotheekwet. Die wet werd echter na tien jaar weer afgeschaft. De bibliotheek werd toen ondergebracht in andere wetten als onderdeel van het cultuurbeleid. Het is goed dat de minister het belang van de bibliotheek met dit wetsvoorstel opnieuw wil vastleggen. Alle lof daarvoor. De grote vraag is natuurlijk of dat met deze wet afdoende gebeurt. Een wet kan veel papier innemen, maar het gaat om de betekenis en daar valt nog wel iets over te zeggen.

Ik zeg eerst iets over het belang van de bibliotheek. Het is allereerst een plek waar je boeken kunt lenen, maar tegenwoordig is het veel meer dan dat. Je kunt er studeren, er is cultuur, educatie, ICT, media, horeca, muziek en noem maar op. Ik raad iedereen aan om naar de openbare bibliotheek in Amsterdam te gaan, want dat is een ervaring op zich. Zeven verdiepingen waar je alles kunt vinden. Een prachtige jeugdafdeling met theater. Uitgebreide studiemogelijkheden. Een geweldig café met uitzicht op de stad. Het is een genoegen om er doorheen te lopen, ook als je niets nodig hebt. De minder grote bibliotheken zijn natuurlijk net zo waardevol, niet alleen vanwege de uitleen, maar ook als ontmoetingsplaats. Zoals Job Cohen zegt naar aanleiding van zijn advies: het is de enige openbare plek waar je kunt binnenlopen en in alle rust kennis kunt vergaren. Cohen waarschuwt terecht voor de kaalslag op bibliotheken. Graag krijg ik een reactie op zijn advies.

De bibliotheek speelt bovendien een rol in de bestrijding van laaggeletterdheid, mede vanwege de banden met het onderwijs. Mensen die de taal niet machtig zijn, kunnen er terecht voor een cursus. Dat is zeer bruikbaar voor de 1,5 miljoen laaggeletterden in Nederland, in een land waar taalvaardigheid steeds belangrijker wordt.

De waarde van de bibliotheek is dus groot en moet gekoesterd worden. Het is wat mij betreft volstrekt logisch dat iedere gemeente een bibliotheek heeft. Helaas kunnen wij dat niet meer zeggen. Door bezuinigingen is het aantal bibliotheken de afgelopen jaren schrikbarend afgenomen, van 1.100 naar 800 vestigingen, een daling van bijna 30%. Zolang de bezuinigingen doorgaan, zet die daling keihard door totdat er geen bibliotheek meer overblijft. Maar de redding is nabij, want er komt een heuse bibliotheekwet. Tenminste, je zou verwachten dat deze wet dan eerst en vooral een eind maakt aan de afname van het aantal bibliotheken en dat hij zorgt voor een waarborg. Niets is minder waar. Dit wetsvoorstel biedt helaas vooral mooie woorden, want het bestaan van bibliotheken is en blijft een zaak van de gemeente. Als de gemeente een bibliotheek wil sluiten, dan houdt deze wet dat niet tegen. Dat is een gemiste kans van jewelste.

Gelukkig hebben we de Tweede Kamer nog. Als de minister het laat afweten, komen wij in actie. De SP doet hierbij graag een aantal voorstellen om deze wet te verbeteren. Zo voorkomen wij een lege huls en kan de minister alsnog thuiskomen met een mooie wet. Wij hebben onze voorstellen dit voorjaar gepresenteerd in ons plan De bieb in de buurt. Ik bied alsnog een exemplaar aan de minister aan. Dit plan staat uiteraard ook op onze website en voor de Kamerleden heb ik ook een exemplaar. Het gaat om de volgende voorstellen.

Om te beginnen willen we een ondergrens. Om de sluiting van bibliotheken een halt toe te roepen, stellen we voor dat elke gemeente ten minste één bibliotheek heeft. Natuurlijk is dat het absolute minimum, maar wel een minimum dat nodig is. Want de lijst van gemeenten zonder bibliotheek wordt steeds langer. Ik noem Buren, Waalre, Mook, Roosendaal, Schermer, Waterland, Zeevang, Haarlemmerliede en Korendijk. En de lijst is, hebben we helaas vernomen, nog langer. Nu kun je zeggen: één bibliotheek per gemeente is toch veel te weinig? Dan zeg ik: helemaal eens, zeker in de grotere gemeentes. Je kunt ook zeggen: je geeft aanleiding om nog maar één bibliotheek in stand te houden. Dat lijkt mij een smoes om geen steun te geven aan een goed voorstel. Want de vraag is: wat doen we tegen de kaalslag op bibliotheken? Hoe voorkomen we dat steeds meer gemeenten zonder bieb komen te zitten? Met deze wet houden we dat niet tegen, tenzij mijn amendement op stuk nummer 5 wordt aangenomen.

Natuurlijk is het ook mogelijk om naar andere criteria te kijken, zoals het aantal inwoners, of het aantal kilometers waarbinnen een bibliotheek moet zijn. Daarvoor zijn al eerder voorstellen gedaan door de Raad voor Cultuur, maar je kunt ook kijken naar verzorgingsgebieden, zoals bij pinautomaten is gedaan. De SP in Gelderland heeft een vergelijkbaar voorstel gedaan in die provincie. Ik juich dat toe en vraag de minister of ze deze mogelijkheden wil onderzoeken. Daarnaast dienen we te streven naar bibliotheekvoorzieningen in dorpen en wijken. Je kunt dan, afhankelijk van de plaatselijke behoefte, kijken welke functies aanwezig dienen te zijn. Hier heeft de gemeente wat ons betreft veel vrijheid. Uitgangspunt is een landelijk dekkend netwerk, een stelsel waarbij iedereen een goede bibliotheekvoorziening in de nabije omgeving heeft.

Om overzicht te houden op het landelijke aanbod zou een jaarlijks overleg tussen de overheden en de bibliotheken moeten plaatsvinden. Dit kan geïnitieerd worden door de Koninklijke Bibliotheek, die in deze wet het overkoepelend orgaan wordt. Bestuurlijk overleg op het moment dat het mis dreigt te gaan zonder de bibliotheken is wat ons betreft te mager. Graag een reactie.

Het succes van de bibliotheek is overigens groot. Een paar voorbeelden. De bibliotheek in Alkmaar trok vorig jaar meer bezoekers dan voetbalclub AZ. Het bezoek aan bibliotheek Zuid-Kennemerland is het afgelopen jaar gegroeid met 6%. "Misschien wil men door de digitale ontwikkelingen juist vaker bij elkaar zitten", geeft de directeur als verklaring. Dat is een interessant gegeven. Daarom geef ik, net als de commissie-Cohen, speciale aandacht aan de rol van de bibliotheek als ontmoetingsplaats. Juist in tijden van individualisering en digitalisering is dat belangrijk. De bieb is laagdrempelig. Bij hoeveel andere openbare plaatsen kun je naar binnen zonder te betalen of iets te gaan kopen? Dan kijk ik even naar de collega's van ChristenUnie en SGP. Ik denk dan namelijk aan kerken, maar die staan ook onder druk en richten zich toch ook vaak op een specifieke doelgroep. Bovendien onderscheidt de bibliotheek zich door het grote informatieaanbod. Er liggen kranten, er zijn studieruimtes en computers, die weer verbonden zijn met andere bibliotheken. Daarom stellen wij voor om de functie van ontmoetingsplaats onder te brengen bij de vijf functies van de bibliotheek.

De heer Rutte (VVD):

De heer Van Dijk houdt een warm pleidooi voor de bibliotheek als ontmoetingsplaats. Ik denk eerlijk gezegd dat niemand in dit huis denkt dat de bibliotheek geen ontmoetingsplaats is. Zelf refereerde hij al aan de kerk als een ontmoetingsplaats waar iedereen naar binnen kan. Ik wil de heer Van Dijk eraan herinneren dat we in Nederland geen kerkenwet hebben die de functie van ontmoetingsplaats van kerken vastlegt. Wat is de toegevoegde waarde van zijn amendement, in de wetenschap dat we allemaal al lang en breed vinden dat de bibliotheek een openbare ontmoetingsplaats is?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als het de VVD te doen is om de uitverkoop van publieke voorzieningen, is niets haar te gek; dan halen ze er zelfs kerken bij. Een bibliotheek is geen kerk. Een bibliotheek is een publieke voorziening en een kerk is bij uitstek een organisatie die vanuit de leden zelf is opgezet. Alle respect daarvoor. Ik hoop echter dat ik de Kamer er vandaag van kan overtuigen dat wij hier, in dit gebouw, een publieke verantwoordelijkheid hebben voor de bibliotheek als ontmoetingsplaats. Ik vraag daarom retorisch: wat gaat de VVD doen om de enorme daling van het aantal bibliotheken, en daarmee het aantal ontmoetingsplaatsen, te stoppen? Immers, er is veel protest in de vele gemeenten waarin dit gebeurt.

De voorzitter:

De heer Rutte, tot slot.

De heer Rutte (VVD):

Het is curieus dat de heer Van Dijk mij verwijt dat ik de bibliotheken hier in de uitverkoop zet. Dat is niet zo. Misschien zal ik hem zo nog wel blij verrassen met mijn betoog, waarin ik zeer duidelijk zal maken hoe ik de bibliotheek in Nederland een prachtige toekomst wil geven. Ik denk dat wij die wens delen. Volgens mij staat niet ter discussie dat de bibliotheek een openbare ontmoetingsplaats is. Dat is de bibliotheek uit haar aard en daar zijn we het gewoon over eens. Dat is zij als publieke voorziening en dat was zij zelfs al toen bibliotheken nog private initiatieven waren. Moet je die functie dan echter weer expliciet toevoegen in de wet? Wat is daar de meerwaarde van?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het zal duidelijk zijn dat ik dat wel een meerwaarde vind hebben. De minister geeft zelf vijf functies aan de bibliotheek en mijn toevoeging dat de bibliotheek een ontmoetingsplaats is, is daar een versterking van. Daar komen we wel uit. De echte discussie die ik met de heer Rutte wil voeren, gaat echter over het feit dat we hier vandaag wel mooie woorden bezigen, dat de bibliotheek geweldig en belangrijk is en zo, terwijl we tegelijkertijd zien dat het aantal bibliotheken zienderogen afneemt. Gaan we daar een rem op zetten? Als de heer Rutte zegt dat we het als SP en VVD eens zijn over de vraag of bibliotheken belangrijk zijn, reken ik ook op zijn steun voor mijn amendement op stuk nr. 5.

De heer Klein (50PLUS):

Het amendement op stuk nr. 5 gaat over "één bibliotheek per gemeente". Het gaat om amendement op stuk nr. 18, over de ontmoetingsplaats. Wat is het verschil met wat er al in de wet staat, namelijk functie 4, "het organiseren van ontmoeting"? Wat voegt uw voorstel toe?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat je daadwerkelijk fysieke ruimte biedt als ontmoetingsplaats. Het is een marginaal verschil; ik heb ook gezien dat er al "ontmoeting" in de wet staat. Ik regel een "ontmoetingsplek". Ik hoor graag de reactie van de minister. Als zij zegt dat het voor haar net zo belangrijk is als voor de SP, dan worden we het snel eens. Het gaat om fysieke bibliotheken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Ik denk dat wij het erover eens zijn dat bij een digitale bibliotheek dat niet gaat lukken.

De heer Klein (50PLUS):

Dit is precies een uitwerking van de aangenomen motie-Klein. Die heeft ook een vertaling in deze wet, namelijk het organiseren van die ontmoeting. Dat vind ik prima, dat moet ook gebeuren, maar de noodzaak om ook de plaats hiervoor wettelijk te regelen, zie ik niet. De gemeente heeft mogelijkheden om een fysieke plek te regelen. Ik begrijp echter dat uw voorstel maar een marginaal iets is.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo is het.

Mevrouw Keijzer (CDA):

De CDA-fractie deelt het belang dat de heer Van Dijk hecht aan bibliotheken. Dat komt zo terug in mijn betoog. Ik vraag mij wel af wat het effect is van alle eisen die we gaan stellen aan bibliotheken. Hier komt volgens mij socialistisch maakbaarheidsdenken bij kijken vanuit de fractie van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Daar worden we toch allemaal gelukkig van?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Daar worden SP'ers gelukkig van, maar de vraag is of je daarmee mensen naar de bibliotheek toe krijgt. Vraag twee is: Zorg je er daarmee niet voor dat de bibliotheken failliet gaan, doordat zij kosten moeten maken voor die functie, waar vervolgens te weinig mensen naartoe gaan? Het is immers een maatschappelijke tendens dat er weinig mensen naar de bibliotheek gaan. Dan heb je met dat socialistisch maakbaarheidsdenken uiteindelijk het tegenovergestelde bereikt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik bestrijd ten zeerste dat er minder mensen naar de bibliotheek gaan, zoals mevrouw Keijzer zegt. Ik heb net twee voorbeelden genoemd van bibliotheken waar juist meer mensen naartoe gaan. Het verschilt per bibliotheek; de ene is heel succesvol en de andere niet. Dus ik zou voorzichtig zijn met zo'n uitspraak. Ik schat zomaar in dat het CDA bibliotheken ook belangrijk vindt; we gaan dat straks horen. De vraag aan het CDA is dan ook: laat het CDA de kaalslag doorgang vinden, of gaan we daar vandaag paal en perk aan stellen? En wat betreft de hoeveelheid eisen die je stelt aan bibliotheken: ik ben het met mevrouw Keijzer eens dat je niet een hele kerstboom moet optuigen en gemeentes met hoge kosten moet opzadelen. Op dat vlak ben ik absoluut bereid om per gemeente te bekijken wat haalbare eisen zijn. Echter, ik ben het eens met de minister om vijf goed omschreven functies vast te leggen, zodat er wel een minimum is.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, tot slot.

Mevrouw Keijzer (CDA):

De fractie van de SP hinkt op twee gedachten. Aan de ene kant wil ze veel eisen stellen en aan de andere kant wil ze kijken wat per gemeente handig en verstandig is. In het betoog van de heer Van Dijk zit een voorbeeld waaruit die twee gedachten blijken. De gemeente Schermer heeft geen bibliotheek. De heer Van Dijk vertelde dat de bezoekersaantallen in Alkmaar zijn gestegen. Misschien komt dat wel omdat er in Schermer geen bibliotheek is. Het punt dat ik met dit voorbeeld wil maken, is dat de hoeveelheid eisen het voor kleine kernen, dorpen of buurten onmogelijk maakt om een bibliotheek te hebben, want dat is te duur. Je bereikt met die eisen dus uiteindelijk het tegenovergestelde.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw Keijzer suggereert hier allerlei dingen die onjuist zijn. Je kunt wel onderscheid maken tussen centrale bibliotheken en vestigingen, maar het gaat erom dat bibliotheken in Nederland goed beschermd moeten worden. Aan iedereen die hier straks gaat beweren dat zij bibliotheken belangrijk vinden, wil ik dan ook vragen wat zij gaan doen om de kaalslag tegen te houden. Je zou kunnen zeggen dat particulieren het ook kunnen doen — en ik vind het fantastisch als particulieren initiatieven nemen — maar de feitelijke kaalslag houdt u daar niet mee tegen, mevrouw Keijzer.

De voorzitter:

De heer Bisschop krijgt het woord, en ik zou de heer Van Dijk willen vragen om iets korter te zijn in zijn beantwoording van de vragen.

De heer Bisschop (SGP):

Nou ja, het is ook een heel boeiend onderwerp, dat uitnodigt tot goede beschouwingen. Gaat het betoog van de heer Van Dijk echter niet mank, omdat het een te gering vertrouwen vooronderstelt in de kracht en de potenties van de lokale democratische besluitvorming? Ik vraag het hem maar rechtstreeks. Wij hebben hier in de Tweede Kamer landelijk een bibliotheekwet aan de orde waarin wordt geregeld hoe een bibliotheek eruit moet zien, wat de speerpunten zijn enzovoorts. Iedereen heeft daar zo zijn opmerkingen over, maar de wijze waarop het wordt ingevuld lijkt mij typisch iets wat wij in vertrouwen aan de lokale democratie zouden moeten overlaten.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De feiten spreken het pleidooi van de heer Bisschop volledig tegen: 30% minder vestigingen, 300 vestigingen minder. Er is sprake van een kaalslag. En dan vraagt de heer Bisschop: kunnen we niet vertrouwen op de gemeentes? Ja, fantastisch. Ik vertrouw heel graag op de gemeentes. Laat zo veel mogelijk dingen uit zichzelf ontstaan. Daar moeten we ons niet mee bemoeien als het niet nodig is.

Maar, mijnheer Bisschop, wij praten vandaag over een bibliotheekwet die door het Rijk is gemaakt. Gaat u daartegen stemmen als u zegt dat het allemaal van gemeentes is? Dat wil ik dan nog wel zien. Als we vandaag praten over een nationale bibliotheekwet, stel ik hier de terechte vraag: zullen we dan ook vastleggen dat er bibliotheken blijven bestaan?

De heer Bisschop (SGP):

Wij kunnen op deze afstand geen oordeel vellen over de redenen waarom die 300 bibliotheken zijn gesloten. Misschien heeft dat wel te maken met een enorme kwaliteitsslag die lokale politici op grond van bepaalde ontwikkelingen in hun gemeente gemaakt hebben. Wat is daar dan op tegen? Waarom zouden wij als landelijke politici hun moeten verbieden om die keuze te maken? Dat moeten we toch niet willen met zijn allen? We moeten die ruimte toch laten aan de lokale politici? Zij hebben de verantwoordelijkheid om daarin hun afweging te maken. Kwaliteitseisen, voorschriften enzovoorts zijn prima, maar die zijn in de wet grosso modo behoorlijk geregeld. Op bepaalde onderdelen kan het nog iets beter en daar hebben we dan een amendement voor, maar daar kom ik straks op terug. Het gaat echter ten diepste om vertrouwen in de lokale democratie, ook als er beslissingen worden genomen die de SP niet welgevallig zijn.

De voorzitter:

De heer Van Dijk, tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb de heer Bisschop altijd hoog zitten, maar ik heb zelden zo'n naïef pleidooi gehoord. Hij kan niet menen dat bibliotheken worden gesloten omdat daar een betere situatie uit voort zou komen! Alle rapporten en alle berichten spreken dat tegen. 300 vestigingen zijn gesloten en de grootste reden daarvoor zijn bezuinigingen op de lokale overheden. Als hij dat wil ontkennen, is hij buitengewoon naïef. De vraag is: hoe gaan we de bibliotheek beschermen?

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter …

De voorzitter:

Nee …

De heer Bisschop (SGP):

Ik werd persoonlijk aangesproken. Ik werd naïef genoemd. Dat wil ik toch even weerleggen.

De voorzitter:

Dat mag u alleen weerleggen als u dat echt heel kort doet.

De heer Bisschop (SGP):

Ik lijd niet aan naïviteit, volgens mij. Laat ik dat op die manier weerleggen. En dan nog: het is toch de autonomie van de lokale democratie om hierin keuzes te maken? Wie ontzegt haar dat recht? Dat moet de heer Van Dijk zelfs in zijn meest socialistische ogenblikken ook niet willen!

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hij is leuk, maar ik werd wel weer uitgedaagd, voorzitter!

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, ik stel voor dat u niet in herhaling valt en gewoon uw betoog hervat, tenzij u een ander antwoord hebt op deze uitdaging dan daarnet.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja. Ik zal onze orthodoxie een gepast antwoord geven.

Dit is de principiële discussie, mijnheer Bisschop. Wat u zegt over bibliotheken zouden we ook kunnen zeggen over scholen. Waarom laten we scholen niet over aan gemeentes? Dat wilt u niet. Bij bibliotheken wilt u dat blijkbaar wel, en dat is de principiële vraag die we hier vandaag stellen. Ik zeg: bibliotheken zijn, net als scholen, een publieke verantwoordelijkheid en wij dienen ze te beschermen.

Voorzitter, ik ga snel verder met mijn volgende punt, de jeugdcontributie. Wie vroeg in aanraking komt met boeken, heeft daarvan de rest van zijn leven profijt. Wie op jonge leeftijd van boeken is verstoken, loopt een achterstand op. Schrijver Jacques Vriens noemt de sluiting van bibliotheken desastreus voor kinderen. "Het getuigt van weinig inzicht in het grote belang van lezen" en "niet iedereen kan altijd nieuwe boeken kopen". Om de drempel voor jongeren zo laag mogelijk te houden, stel ik voor de vrijstelling voor jeugdcontributie wettelijk te regelen. Iedereen tot 18 jaar kan gratis lid worden van de bibliotheek. De heer Monasch heeft hiervoor een amendement ingediend dat ik mede heb ondertekend. Ik hoop op steun van de regering.

Er zijn ook problemen met het uitlenen van elektronische boeken, de zogenaamde e-books. Daarover is een petitie opgesteld. Bibliotheken hebben hier geen automatisch recht op. Deelt de minister de mening dat e-books net als gewone boeken verkrijgbaar moeten zijn voor bibliotheken? Zo ja, gaat zij dit bepleiten in Europa waar dit geregeld moet worden? Dezelfde vraag geldt voor het hoge btw-tarief op e-books. Bibliotheken maken gebruik van de btw-vrijstelling, maar hoe wordt dat geregeld als deze vanuit het Gemeentefonds worden gekocht?

Een ander punt dat nog ontbreekt, is de plek die erkende bibliotheken innemen ten opzichte van nieuwe partijen. Er zijn gemeenten die de openbare bibliotheek geheel hebben gesloten, maar waar vervolgens in zee wordt gegaan met een commerciële partij of waar buurtbewoners in het gat springen dat is ontstaan: het Keijzermodel, zeg maar. De betrokkenheid valt te prijzen, maar een bibliotheek is meer dan een plank met boeken. Je kunt pleiten voor certificering. Kwaliteitseisen zijn er al. Bibliotheken hebben zelf een systeem. Wil de minister dat in de wet verankeren?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik moest er even over nadenken, maar ging dit nu over het voorstel van de CDA-fractie om aan inwoners een buurtinitiatiefrecht te geven om zelf een bibliotheek vorm te geven? En klonk er dan niet wat te veel dedain in door wat betreft de inspanningen van inwoners van een dorp om een eigen bibliotheek vorm te geven?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Integendeel, mevrouw Keijzer! Ik wil u juist graag een compliment geven. U pleit voor burgerinitiatieven. Ik ben daar ook een groot voorstander van. U hebt daar een amendement voor ingediend. Ik zal dat nog eens goed bekijken, want moeten wij nou in de Tweede Kamer vastleggen dat burgers initiatieven moeten gaan nemen? Dat lijkt mij getuigen van socialistisch maakbaarheidsdenken. Houdt u zich daar nou verre van, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Zeker!

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als burgers bibliotheken gaan opzetten, kijk ik graag met belangstelling toe.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dit kan niet tot iets anders leiden dan tot steun van de SP-fractie voor het amendement van de CDA-fractie. Daar zullen heel veel inwoners in dit land blij mee zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik help het mevrouw Keijzer hopen. We zullen het zien.

Dan kom ik op het lokale en digitale lidmaatschap. De minister wil geen koppeling van het lokale en digitale lidmaatschap. Dat kan dus dubbelop worden. Enerzijds heb je dan een digitaal lidmaatschap en anderzijds een lokaal lidmaatschap. Is dat niet wat bureaucratisch? Zou je dit niet moeten koppelen tot één lidmaatschap?

Digitalisering is een feit en heeft veel voordelen. Het mag echter geen reden zijn om de fysieke bibliotheek te verwaarlozen. Bovendien spelen bibliotheken volop in op nieuwe ontwikkelingen rond studiemogelijkheden, educatie en debat. Gezien het grote aantal zzp'ers en thuiswerkers kan de bieb ook dienst doen als werkplek, zegt onderzoeker Winand Steggerda. Hoe kijkt de minister daartegenaan?

Ik sluit af met een prachtig citaat van Job Cohen: "De grootschalige sluiting van bibliotheken zal Nederland op termijn lelijk opbreken. Ze zal tot een hogere laaggeletterdheid leiden, een minder goed presterende kenniseconomie, slechter onderwijs, minder gemeenschapszin en verarming." Beter kan ik het niet zeggen. Steun dus mijn voorstel, anders hebben we straks wel een wet, maar geen bibliotheek.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik hoor in het betoog van de SP veel over wat de overheid, de Staat, moet doen. Ik hoor echter weinig over wat de sector moet doen. Heeft de SP daar ook ideeën over, als het gaat om innovatie?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb daarover net heel veel gezegd. Ik heb samen met mevrouw Keijzer vastgesteld dat wij houden van het burgerinitiatief. Wij houden van allerlei initiatieven die bibliotheken nu al nemen met media. Kijk maar naar de OBA in Amsterdam en naar wat daar allemaal wordt gecombineerd. Zo zit er een prachtig café in. Ook bij mevrouw Bergkamp bespeur ik echter weer een tendens om tegen mij te zeggen dat ik hier van alles wil regelen. Laten wij vaststellen dat deze minister komt met een rijkswet op de bibliotheken. Ik waardeer dat. Straks horen wij wat D66 daarvan vindt, maar nog veel benieuwder ben ik naar het pleidooi van D66 om bibliotheken te waarborgen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik hoor in het betoog van de SP toch dingen die nu al gebeuren. Wij staan aan de vooravond van veel veranderingen als het gaat om het digitale tijdperk. Is de SP het met mij eens dat ook de bibliotheken, als het gaat om innovatie, wat meer zouden kunnen doen aan bijvoorbeeld het bestrijden van laaggeletterdheid?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Sorry, maar dat is een beetje een rare vraag. Ik heb net een pleidooi gehouden voor digitalisering, media en educatie. Prachtig! Waarom vraagt mevrouw Bergkamp dit aan mij als zij vindt dat de sector het moet doen? Dan moet de sector het toch doen en dan moeten wij het er hier toch niet over hebben? Ik vind dit dus een rare, tegenstrijdige vraag.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Stel, dat er geen enkele wet was die zich bemoeit met bibliotheken. Zouden er dan bibliotheken zijn? Ik denk het wel. Sterker nog, bibliotheken zijn ooit ontstaan zonder bemoeienis van de overheid. Het waren particuliere initiatieven, bedoeld om schaarse en dure informatie en boeken beschikbaar te stellen aan veel mensen die daar anders geen kennis van zouden kunnen nemen. Inmiddels is de bibliotheek al sinds jaar en dag geen particulier initiatief meer, maar een grote publieke voorziening. De bibliotheek van nu heeft in de basis nog steeds grotendeels dezelfde functie als de bibliotheek van toen. Via de bibliotheek wordt op een zeer laagdrempelige manier informatie en literatuur ter beschikking gesteld aan een groot publiek. Dankzij de bibliotheek wordt kennis gedistribueerd en gedeeld. Dankzij de bibliotheek wordt het lezen bevorderd. De heer Van Dijk zei dat net ook al. Op de dag van vandaag zijn maar liefst 4 miljoen Nederlanders lid van een bibliotheek. Dat is voorwaar niet gering. Tegelijkertijd hebben bibliotheken het erg moeilijk. Zij hebben last van lokale bezuinigingen en van een teruglopende interesse in met name het fysieke boek. Zo is de omvang van de collectie van de Nederlandse openbare bibliotheken in de periode tussen 1999 en 2012 met circa een derde afgenomen: van 43 miljoen naar 29 miljoen items. Ook daalde het aantal uitleningen in die periode met ongeveer 40%: van 158 miljoen uitleningen naar 92 miljoen. Dat zijn nog steeds grote aantallen, maar het is ook een heel grote teruggang.

Vandaag bespreken wij een geheel nieuwe wet. De wet heet weliswaar anders, maar ik noem deze voor het gemak maar even "de bibliotheekwet". Deze wet moet wat de VVD betreft de noodzakelijke kaders bieden voor de bibliotheek, zodat deze met behoud van de kernfuncties ook in de huidige snel veranderende digitale wereld toekomst heeft. De wet moet het noodzakelijke regelen en het niet-noodzakelijke overlaten aan het initiatief en de innovatiekracht van de bibliotheken zelf.

De afgelopen decennia is, onder invloed van het internet, de wereld van informatie in een razend tempo veranderd. Waar informatie voorheen schaars was, is iedereen nu een muisklik verwijderd van meer informatie dan een willekeurige bibliotheek ooit zou kunnen herbergen. Niet langer is de bibliotheek de eerste informatiebron die wordt bezocht, maar dat is Google. Tegelijkertijd neemt de invloed van informatie en literatuur in fysieke vorm af. Er worden steeds minder fysieke kranten en boeken verkocht. Digitale boeken en kranten nemen deels de plaats van de fysieke exemplaren in. De VVD is kritisch op de omschrijving van de maatschappelijke functies van de bibliotheek in de nieuwe wet. De eerste drie functies vormen overduidelijk de echte basis waaraan een bibliotheek al sinds jaar en dag moet voldoen: het aanbieden van kennis en informatie via de uitleenfunctie, het bieden van mogelijkheden voor ontwikkeling en educatie, en het bevorderen van het lezen en het laten kennismaken met literatuur. Maar vervolgens staan in de wet ook nog twee andere verplichte functies, te weten het laten kennismaken met kunst en cultuur en de bibliotheek als plaats voor ontmoeting en debat.

Het wettelijk vastleggen van de functies van de bibliotheek moet ertoe leiden dat de bibliotheek kan moderniseren en innoveren in een steeds veranderende omgeving zonder zijn basisfuncties te verliezen. De VVD wil daarom de bibliotheek de ruimte bieden om zich te ontwikkelen in lijn met de visies van professor David Lankes die de moderne bibliotheek omschrijft als "a platform for community learning and innovation". De wet moet bibliotheken een solide basis bieden met alle ruimte voor een eigen invulling van de maatschappelijke rol van informatievoorziener en leerplatform. Vanuit die basis moeten bibliotheken de ruimte krijgen om te innoveren. Bibliotheekinnovatie moet door de wet daarom niet bij voorbaat beperkt worden tot het culturele domein. Hoewel er bibliotheken zijn — de heer Van Dijk refereerde zo-even al aan de prachtige OBA in Amsterdam — die heel succesvol zijn met innovatie in het culturele domein — daar is niets mis mee — zijn er ook geheel andere wegen mogelijk waarmee de bibliotheek zijn meerwaarde kan bewijzen en innovatief kan zijn. Een indrukwekkend en zeer inspirerend voorbeeld is FryskLab, een initiatief van de overkoepelende Friese bibliotheekorganisatie. FryskLab is een technische ontmoetingsplaats in een speciale bus die daarvoor sinds juni 2013 door heel Friesland rijdt. FryskLab sluit aan bij de grote en succesvolle trend in bibliotheken in de Verenigde Staten waar zogeheten maker spaces worden geïntroduceerd middenin de bibliotheek. Hier kunnen bezoekers zelf nieuwe dingen ontwerpen en maken waarbij de bibliotheek het platform is om kennis te halen en te brengen. In de bus van FryskLab kunnen de bezoekers met behulp van nieuwe technieken zoals 3D-printers dingen maken. Het prikkelt de fantasie en het daagt uit tot het zoeken van kennis die met behulp van de bibliothecarissen gevonden kan worden. De kennis en ervaringen van de deelnemers worden weer toegevoegd aan FryskLab waardoor de kennis vermeerdert. Op deze praktische manier gaat techniek leven, komt kennis tot leven en levert de bibliotheek grote maatschappelijke meerwaarde op. Maar de bibliotheek kan ook een grote maatschappelijke meerwaarde bieden op andere terreinen. Denk bijvoorbeeld aan zorg en welzijn, waar gemeenten heel grote aanvullende taken hebben gekregen. Er zijn weinig openbare plekken waar zo veel mensen over de drempel komen als de bibliotheek. Mensen die door gemeenten niet of moeilijk worden bereikt op het gemeentehuis, kunnen wellicht wel bereikt worden in de bibliotheek. Dan moet die bibliotheek in dat sociale domein zichzelf ook een plek verschaffen. Die moet zelf ideeën, manieren ontwikkelen om juist ook daar meerwaarde te kunnen bieden. Dus niet alleen dat culturele; bied ook ruimte voor technische innovatie, voor welzijnsinnovatie, voor zorginnovatie. Zorg dat die bibliotheek de ruimte krijgt. Aangezien de wetgever veel van de moderne ontwikkelingen niet kan voorzien, is het van belang de bibliotheken zo min mogelijk te beperken zodat ze met hun veranderende omgeving mee kunnen gaan. Ik heb daarom samen met mevrouw Keijzer van het CDA hiervoor een amendement ingediend.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik hoor de VVD zeggen: ruimte geven aan bibliotheken. Alsof ze daar een probleem mee hebben. De bibliotheken geven op dit moment al invulling aan de twee extra taken die nu in de wet komen, sterker nog, ze zijn onderdeel van de certificering, zodat ze er wel aan moeten voldoen. Wat voor probleem lossen we nu op door deze twee functies er in te houden terwijl de bibliotheeksector het omarmt, evenals bijvoorbeeld de Raad voor Cultuur?

De heer Rutte (VVD):

Ik denk dat we moeten oppassen om met de wet de bibliotheek van gisteren gecertificeerd en intact te houden en de bibliotheek van morgen te bemoeilijken. Bibliotheken doen inderdaad al bepaalde dingen maar een initiatief als FryskLab is er niet dankzij de huidige ruimte in de regelgeving gekomen maar slechts omdat bijvoorbeeld een gedeputeerde in Friesland buiten het culture kader om het lef had om daarin te investeren en omdat een gemeente buiten alle gebaande kaders om — dat moest echt bevochten worden omdat een bibliotheek nu eenmaal een culture instelling is — een stap in die richting heeft gezet. In internationaal verband, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, zie je echt dat de bibliotheek veel meer meerwaarde kan bieden in het educatieve, in de echte ontwikkeling, en innovatie kan bieden. De wet omschrijft dat niet.

Deze wet omschrijft wel heel nadrukkelijk dat je bezig moet zijn met debat en met cultuur in de bibliotheek. Daar ligt echt niet altijd meerwaarde, en dat past ook lang niet altijd bij de lokale situatie. Wat de VVD betreft, leggen we de echte kerntaken van de bibliotheek vast in de wet. Dat is de basis. Daarbuiten wil ik sociale, technische en culturele innovatie echt vrijlaten voor de bibliotheek.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Als ik de uitspraak doe "er moet vrijheid komen voor de organisaties die daarmee bezig zijn", dan is dat gebaseerd op een probleem dat de sector ermee heeft. Men voelt zich bekneld. Nu is dit een voorstel dat door de sector wordt omarmd. Het versterkt zaken waar men nu al mee bezig is. Het is onderdeel van de certificering. Er staat nu ook een mooi artikel in de wet over de samenwerking met scholen. Educatie staat daar bijvoorbeeld ook in.

Het is ook niet zo dat iedere bibliotheek alle vijf functies hoeft te hebben, maar het gaat om de bibliotheekorganisatie of de bibliotheekvoorziening van die vijf functies. Er is dus volop lokale vrijheid. Dus ik stel nogmaals de vraag aan de VVD welk probleem wij nu voor de sector oplossen door twee functies uit de wet te schrappen.

De heer Rutte (VVD):

Het is te makkelijk om te zeggen dat het nu al kan, dat het gebeurt en dat de sector het omarmt. Want dezelfde sector die dit omarmt en die zegt "dit doen wij al, zet het dan maar in de wet", is de sector die heftig leidt aan besluiten van bibliotheken, die het aantal bezoekers vaak ziet teruglopen, die geconfronteerd wordt met het feit dat vestigingen worden gesloten. Dus hoezo gaat het goed? Hoezo zijn de huidige kaders goed? Ik denk — volgens mij denkt het CDA daar net zo over — dat de bibliotheek in de basis terug moet naar waar ze echt voor is, naar de maatschappelijke taak van de bibliotheek, en daarbuiten met lokaal maatwerk meerwaarde moet kunnen bieden, niet alleen op cultureel vlak maar juist ook op andere vlakken. Dat gebeurt op dit moment nog te weinig. Dat is een van de grote problemen waarmee het bibliotheekwezen kampt.

De heer Klein (50PLUS):

Ik kom tegenwoordig van ver!

De heer Rutte (VVD):

Maar u wordt niet minder gehoord!

De heer Klein (50PLUS):

Het gaat er even om dat u die twee elementen eruit wilt halen. Van de andere kant geeft de wet in artikel 5 heel nadrukkelijk de ruimte. Het is geen kwestie van exclusiviteit, in de zin van: u moet alleen maar aan a, b, c, d en e voldoen, maar het geeft de ruimte aan bibliotheken om juist op allerlei manieren te gaan innoveren. Dus alles wat u wilt, zoals het voorbeeld uit Friesland, kan. De wet staat dat absoluut niet in de weg. Dus dat kan allemaal. U wilt het alleen wat beperken. Wij hebben net met elkaar gezegd dat juist de bibliotheek een bredere functie heeft, ook van ontmoeting, debat, kunst en cultuur. Die functie veranker je op deze manier om daarmee ook een duidelijker positie te geven. Daar is toch niets mis mee?

De heer Rutte (VVD):

Er is niets mis mee als bibliotheken de twee extra taken die in de wet staan, naast de drie echte basistaken, oppakken. Maar het wordt wel een probleem als je zegt dat iets pas een bibliotheek is als die al deze taken uitvoert. Dat hoeft niet op elke locatie, maar in het algemeen is de bibliotheekorganisatie op grond van de wet alleen een bibliotheek als die al deze taken uitvoert. Dat staat in de wet. Dan gaat het om de maatschappelijke basisfuncties. Dus neem een bibliotheekorganisatie die voor zichzelf zegt: die kernfuncties oefen ik uit, maar ik wil niet cultureel innoveren, dat past hier gewoon niet; ik wil graag technisch innoveren, ik wil zo'n maker space, daar zet ik mijn centen op in, want daar zit mijn maatschappelijke meerwaarde. Dat is conform deze wet geen openbare bibliotheek. Dat wil ik niet. Ik vind een bibliotheek die dit doet, die dus naast de drie kernfuncties een enorme technische innovatie neerzet, een bibliotheek. Ik vind dat een bibliotheek die naast de drie basisfuncties echt de verbinding zoekt — dat zou u moeten aanspreken — met het domein van zorg en welzijn en die dus een echte ontmoetingsplaats is, niet alleen voor debat, maar gewoon een plek waar mensen samenkomen en daarin een meerwaarde biedt, een openbare bibliotheek mag zijn. Daar zit de waarde.

De heer Klein (50PLUS):

Juist dat wordt nu verankerd in de wet. Juist dat geeft de mogelijkheden om lokale bibliotheken die plek in de samenleving te geven. Ik hoor echter graag van de minister hoe zij daarover denkt. Op het moment dat de redenering van de heer Rutte wordt gevolgd, wordt het een heel eng bibliotheekje dat niet meer van deze tijd is, terwijl in de wet juist wordt gesproken van een bibliotheekvoorziening met daaraan gekoppelde functies. Die functies zijn niet de taken, maar geven meer aan wat je moet doen. Vervolgens is het de taak van de gemeente om daaraan inhoud te geven. Die ruimte ontstaat, of het nu technisch is of niet technisch, of het nu welzijn is of geen welzijn. Je moet dan kijken naar maatwerk. Ik begrijp dus helemaal niet waarom de heer Rutte een beperking wil aanbrengen door die twee leden van het artikel te schrappen.

De heer Rutte (VVD):

Ik doe nog één keer een poging om de heer Klein te overtuigen en om duidelijk te maken waar het om gaat. Met die lange opsomming in de wet, met die extra aanvullingen met maatschappelijke functies, wordt een bibliotheek verplicht om al die functies ook daadwerkelijk uit te voeren, want anders is het geen bibliotheek. Zo staat het echt in de wet. Het betekent niet dat het op iedere locatie moet, maar ook een regionale bibliotheekorganisatie is verplicht om al deze vijf functies te herbergen en uit te voeren, want anders is het geen bibliotheek. Ik vraag de heer Klein het volgende, waarop hij misschien in zijn eigen termijn kan terugkomen. Zou een bibliotheek die de eerste drie basisfuncties uitvoert en daarnaast innoveert op geheel andere terreinen, maar niet aan cultuur of debat doet, dan geen bibliotheek meer mogen zijn? Ik denk van wel. Ik wil niet hebben dat bibliotheken dichtgaan omdat gemeenten zeggen dat het hen allemaal een beetje te duur en te veel wordt. Ik heb liever dat de basis in stand blijft en dat er dan vanuit die basis ruimte is om te innoveren in zaken die lokaal de meeste maatschappelijke meerwaarde creëren. Dat is beter dan limitatief in de wet op te nemen hoe een bibliotheek er dient uit te zien. Dat schept geen ruimte; dat is puur een beperking. Dat wil ik niet.

Voorzitter. Het is logisch dat door de razendsnelle maatschappelijke en technologische veranderingen de positie van de bibliotheek verandert. Het is daarom goed dat met de voorliggende wetswijziging de digitale bibliotheek een stevige positie krijgt in het stelsel van openbare bibliotheken. Dat is een essentiële randvoorwaarde voor het toekomstperspectief van de bibliotheek. Op wettelijk gebied blijft er echter een lacune bestaan op het gebied van het lenen van e-boeken; de heer Van Dijk refereerde er al aan. Op het kunnen lenen van fysieke boeken is een uitzondering in de Auteurswet van toepassing. Die uitzondering kan in verband met Europese regelgeving niet voor e-boeken worden gebruikt. Voor het uitlenen van deze werken moet de Koninklijke Bibliotheek keer op keer individuele afspraken maken met uitgevers. Dat is bewerkelijk, duur en niet bevorderlijk voor de rol van digitale content in de bibliotheken. Het zorgt ervoor dat juist nu digitale content voor de bibliotheken van levensbelang is, er nog steeds restricties gelden voor het uitlenen van deze producten. Dat is echt niet meer van deze tijd. Als de bibliotheek echt vooruit wil in de 21e eeuw, moet dit soort restricties worden weggenomen.

De VVD-fractie roept de minister daarom met klem op om zich zo snel mogelijk en bij voorkeur al volgende week in de OWCS-raad hard te maken voor het zo snel mogelijk opruimen van de belemmeringen die in de weg staan aan het op dezelfde manier kunnen uitlenen van een e-boek als een fysiek boek, een cd of — wie kent hem nog? — een cd-rom. Dat mag namelijk allemaal wel onder die uitzondering in de Auteurswet. In die wet wordt er namelijk van uitgegaan dat een digitaal werk in ieder geval vastgepakt moet kunnen worden. Bij een e-boek is dat in principe niet zo. De Europese regels uit 2001 passen nu eenmaal niet meer bij de digitale realiteit van 2014. Als de minister zich met evenveel passie Europees inzet voor het beter regelen van het uitlenen van e-boeken als dat zij dat deed voor het open en online hoger onderwijs, moeten de belemmeringen in Europees verband snel kunnen worden opgeruimd. De VVD-fractie ziet daarnaar uit. Zij verwacht dat de minister deze oproep omarmt en zo snel mogelijk omzet in daden, uit liefde voor de bibliotheken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Graag een toelichting op de visie van de VVD. Ik probeer de redeneertrant van de heer Rutte te volgen. Hij begon met te zeggen dat er vroeger geen wetten waren, maar wel bibliotheken. Prachtig. Als hij die redeneertrant volgt, als dat zijn visie is, die overigens past bij een liberaal, dan moet hij deze wet hoogst overbodig vinden, dan moet hij dit symboliek vinden. Dan hebben wij die wet toch helemaal niet nodig?

De heer Rutte (VVD):

Interessant dat de heer Van Dijk aangeeft dat je wellicht ook zonder bibliotheekwet uit de voeten zou kunnen. Dat ben ik met hem eens. Het is een interessante vraag of morgen alle bibliotheken ophouden te bestaan als wij deze wet niet aannemen. Absoluut niet. Het is heel goed om ons daarvan bewust te zijn, maar het maakt ons wel kritisch over wat er in de wet staat. Staat er niet te veel in? Zou het niet een stukje minder moeten? Wat ons betreft moet het een stukje minder; dat is duidelijk. Wij willen er wat uithalen om ruimte te bieden. Er staan echter ook dingen in de wet die meerwaarde hebben. Ik noem de positie van de Koninklijke Bibliotheek en de manier waarop die namens ons allen digitaal content kan aanschaffen, zodat deze bij alle bibliotheken beschikbaar komt. Ik noem de manier waarop alle bibliotheken in een netwerkstructuur met elkaar verbonden worden, waardoor een boek niet alleen in Groningen, maar ook in Maastricht beschikbaar is als het ergens in de collectie zit. Dat heeft meerwaarde. Er is niks mis mee dat wij dat wij dat met deze wet netjes regelen. Maar waar ik anders dan de heer Van Dijk over denk, is de vraag of de bibliotheek kan bestaan dankzij deze wet. Ik denk dat deze wet bibliotheken ruimte moet bieden om vooruit te kunnen, maar ik heb niet de illusie dat de bibliotheken gered zijn als wij nog meer dingen in de wet opnemen. Dat geloof ik niet.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Er is inderdaad een zekere overeenkomst in onze blik op deze wet, al komen wij op precies het tegenovergestelde standpunt uit. Ik zeg: als je een wet maakt, regel het dan goed. Zorg ervoor dat er bibliotheken zijn. Dat ontbeert deze wet. De heer Rutte is een liberaal en is tegen overbodige wetten en bureaucratie. Dat kan ik voor een groot deel volgen, maar de heer Rutte zou een bibliotheekwet daarom inherent tegenstrijdig moeten vinden. Hij prijst het particulier initiatief etc. Ik zou het niet begrijpen als de heer Rutte deze wet steunt. Op de details kan ik het mij nog wel voorstellen, maar de essentie van de wet, namelijk dat er bibliotheken moeten zijn, staat er niet in.

De heer Rutte (VVD):

Als dat zo is, als de bibliotheek alleen kan bestaan als de aanwezigheid ervan in de wet omschreven wordt, zou het een vreemde wet zijn en zouden wij er niet voor zijn. Maar dit staat er niet in. Daarom kunnen wij deze wet in principe steunen. Wij vinden wel dat er wat te veel in gereguleerd wordt. Daarom hebben wij een amendement opgesteld. Het gaat erom dat met deze wet een solide basis aan de bibliotheken wordt gegeven. Vervolgens moeten de bibliotheken de ruimte krijgen om nieuwe dingen te doen, om te innoveren. Het is een illusie om te denken dat wij, als wij opschrijven dat er overal een bibliotheek moet zijn, dan in een walhalla belanden en echt vooruitkomen met bibliotheken. Wij komen vooruit met bibliotheken als gemeenten een bibliotheek willen hebben, als de bibliotheek meerwaarde creëert voor de gemeenten. Dan gaat er geen enkele dicht. Een gemeente zou wel gek zijn om een bibliotheek te sluiten die zo veel lokale waarde creëert. Er moet geïnnoveerd worden, er moet ruimte worden geboden om nieuwe dingen te kunnen doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit is volstrekte onzin. Er zijn de afgelopen jaren 300 bibliotheken gesloten. Dat is gepaard gegaan met talloze protesten. De heer Rutte zegt dat er bibliotheken zijn als de mensen dat maar willen, maar dat klopt niet. De ene na de andere bibliotheek wordt gesloten, terwijl de mensen graag bibliotheken willen. Ik zeg: regel dat in deze wet. De heer Rutte zegt: nee hoor, dat laten wij aan de mensen zelf over. Nou, de mensen willen bibliotheken, maar ze worden toch gesloten. En daar doet de heer Rutte niets tegen.

De heer Rutte (VVD):

Het is overduidelijk dat de SP en de VVD een ander maatschappijbeeld hebben. De SP gelooft echt dat het allemaal goed komt met de bibliotheken als je het maar wettelijk vastlegt. Wij geloven daar niet in, maar dat betekent niet dat wij niet in de bibliotheek als instituut geloven. Ik heb allemaal prachtige voorbeelden gegeven van bibliotheken waar ik trots op ben. Daar is de ruimte gepakt die er lokaal is. Er wordt lokaal aansluiting gezocht en er zijn nieuwe initiatieven. De OBA is er daar één van in een heel mondaine omgeving. Dat FryskLab gaat juist de kleine dorpjes in Friesland in. Prachtig. Daar ben ik heel erg voor. Het gebeurt dankzij innovatie, dankzij de ruimte die daar lokaal gepakt is.

De voorzitter:

Bent u nu echt aan het einde van uw betoog?

De heer Rutte (VVD):

Ja, echt.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Ik was ooit een meisje dat meerdere keren in de week op de fiets naar de bibliotheek ging en daar stapels boeken vandaan haalde, die ik dan binnen een aantal dagen verslond. Ik noem er een paar: alle boeken van Het kleine huis op de prairie, alle boeken van Thea Beckman, De olijke tweeling … Er is geen kostschoolboek dat ik niet gelezen heb. Historische verhalen over ridders, dienstmaagden en prinsessen; noem er een, en ik heb het gelezen. Er zijn er natuurlijk nog veel meer te noemen. Soms komt nog die geur van de bibliotheek aan de Conijnstraat in Volendam terug in mijn neus en dan ben ik compleet gelukkig. Nu ik een volwassen vrouw ben, is lezen nog steeds een van mijn twee hobby's. De genres zijn veranderd; maakt u zich daarover geen zorgen.

Maar de tijden zijn veranderd. Er zijn steeds minder mensen die twee keer in de week naar de bieb gaan om boeken te lenen. Het is een maatschappelijke tendens die al jaren doorzet. Tot mijn spijt vond ik in dit wetsvoorstel weinig terug om dat te keren, voor zover dat natuurlijk kan. Volgens de CDA-fractie is dit namelijk een teken van deze tijd dat niet is tegen te houden. Mensen lezen nu eenmaal veel meer via het internet en downloaden e-boeken. Ook dat doe ik tegenwoordig. Desalniettemin is er nog steeds een functie voor een openbare bibliotheek: jonge kinderen in aanraking brengen met boeken, boeken bij oude mensen thuis brengen en boeken uitlenen aan mensen die gewoon nog steeds een papieren boek in hun hand willen voelen. De bibliotheek is een plek waar je informatie en samenhang tussen de verschillende informatiebronnen kunt vinden, een plek waar aansluiting gevonden wordt en gewerkt wordt aan het bevorderen van leesgedrag onder kinderen.

In het advies van de Raad voor Cultuur over het onderhavige wetsvoorstel blijft de raad zeer kritisch over het feit dat het wetsvoorstel te weinig rekening houdt met de reeds tien jaar durende trendmatige afname van de kernactiviteit die ik net heb verwoord, namelijk de uitleen van fysieke boeken. Mede door de opkomende digitalisering is de traditionele uitleenfunctie van de bibliotheken sterk afgenomen. Het aantal jaarlijkse uitleningen is al gedaald, zoals collega Rutte net al aanstipte, van 145 miljoen uitleningen in 1999 naar 85 miljoen in 2012. De verwachting is dat deze trend zich gewoon voortzet. Tegelijkertijd zijn de kosten in dezelfde periode met circa 20% gestegen. De CDA-fractie heeft informatie gekregen waaruit blijkt dat hierdoor de prijs van het uitlenen van een boek €8 zou zijn. Dat is bijna wat een boek kost, in ieder geval als je het als e-boek downloadt. De kosten worden vrijwel geheel door de belastingbetaler opgebracht. Klopt dit? Kan de minister aangeven hoe de kosten zich naar haar verwachting in de toekomst zullen gaan ontwikkelen?

Met deze wetswijziging worden de functies van de bibliotheek centraal gesteld in plaats van de organisatie. Gemeenten lijken de vrijheid te krijgen om de bibliotheken op gemeentelijk niveau zo te organiseren dat deze aansluiten bij de plaatselijke behoeften en omstandigheden. Dat vindt de CDA-fractie een goede ontwikkeling. Het gaat immers niet om de stenen, maar om de functie. Wel vraagt de CDA-fractie zich met de Raad van State en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten af waarom functies als het organiseren van ontmoeting en debat en het kennismaken met kunst en cultuur aan de bibliotheek moeten worden opgehangen. Niet alleen is dit kostenverhogend, waardoor je als nettoresultaat straks minder bibliotheken hebt; ik had het daarover zo-even al met de heer Van Dijk. Je regelt hiermee ook iets wat in de meeste, zo niet alle gemeenten allang geregeld is via het kunst- en cultuurbeleid van de gemeente. Vandaar ook dat ik het amendement van collega Rutte om die functies uit de wet te halen, gesteund heb. Dat is niet omdat ik vind dat die functies er niet mogen zijn, want dat mag van mij zeer zeker wel, maar omdat ik vind dat je het moet overlaten aan het lokale initiatief.

In het licht van overregulering vragen de leden van de CDA-fractie zich ook af waarom artikel 4 in de wet staat. Wat staat daar nu in?

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber, u hebt een vraag over het vorige punt. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat klopt, voorzitter, ik had de vraag ook aan de heer Rutte kunnen stellen, maar stel hem nu aan mevrouw Keijzer.

In het wetsvoorstel staan vijf functies voor de nieuwe bibliotheek omschreven. Moeten we die nu alle vijf in de wet opnemen? Ik heb mijzelf eerlijk gezegd ook die vraag gesteld. Heeft dit niet een heel verplichtend karakter? Ik heb eens goed mijn voelsprieten in de samenleving uitgestoken. Lang niet alle bibliotheken hebben al de omslag gemaakt naar de nieuwe tijd waarin wij leven en waarin digitalisering een heel belangrijke rol speelt. De functies worden op het niveau van de voorziening uitgevoerd en niet op het niveau van de vestiging. Dit zou een mooie stimulans kunnen zijn voor bibliotheken die die slag nog niet gemaakt hebben, om hierover na te denken.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat is een onderdeel van het wetsvoorstel dat de CDA-fractie wel goed vindt: het regelen van de digitale bibliotheek via de Koninklijke Bibliotheek. Als ik mevrouw Dik goed begrijp, zegt zij dat je ervoor zorgt dat bibliotheken het gaan doen door dit in de wet op te nemen. Ik denk niet dat het zo werkt. Het is zelfs heel negatief voor de lokale bibliotheek. Wat betekent een bibliotheek voor de meeste mensen? Ik begon mijn betoog hiermee. Het gaat bij de bibliotheek om het lenen en het lezen van boeken. Als je al die extra taken aan de bibliotheek geeft, maak je haar nodeloos ingewikkeld en nodeloos duur. Gemeenten zullen dan eerder zeggen dat het niet meer kan worden volgehouden, dat de exploitatie moet worden gestopt en dat mensen naar andere gemeenten moeten gaan.

Een ander voorstel van het CDA is ook nog een punt dat hier aan de orde is vandaag. Het voorstel om inwoners het recht te geven om zelf een bibliotheek in stand te houden. Hiervoor moeten niet te veel regels worden opgesteld, want dan komen de inwoners tot de conclusie dat zij het zo ook niet voor elkaar krijgen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat laatste punt van het CDA, het eigen initiatief van inwoners, steun ik van harte en daar staat ook onze handtekening onder. Amsterdam heeft het heel anders ingevuld dan een klein dorp in de Achterhoek. De bibliotheek in dit dorp zal misschien een keer per jaar een schrijver uitnodigen om een lezing te houden en ook dan is de culturele functie ingevuld. Kunnen we die vijf functies niet zien als een stimulans voor gemeenten om na te denken over de bibliotheek in de nieuwe tijd? Ik ben het helemaal met het CDA eens dat boeken de corebusiness van een bibliotheek zijn, ongeacht of het fysieke of digitale boeken zijn. We hebben echter ook te maken met een bibliotheek in een veranderende omgeving, een samenleving die steeds digitaler wordt. Bibliotheken zullen een omslag moeten maken in hun werkwijze. De oude kerntaak blijft bestaan, maar de nieuwe taak kan echt een meerwaarde bieden. Kunnen we dit wetsartikel niet zien als een stimulans voor bibliotheken om hierover goed na te denken?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Er zijn wijken, dorpen en steden waar mensen massaal in de rij gaan staan voor een avond met een schrijver, maar er zijn ook wijken, dorpen en steden waar dit niet het geval is. Het CDA stelt: zorg ervoor dat mensen in een gemeenschap zelf kunnen bepalen wat zij nog extra nodig hebben of wat in hun gemeenschap helpt om mensen naar de bibliotheek te brengen. Neem het niet op in een wet vanuit Den Haag, maar laat mensen het zelf regelen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb toch weer een vraag over die vijf functies. Het blijkt dat wij dit allemaal veel groter maken dan het is. Mevrouw Dik-Faber gaf ook aan dat er al sprake van is op een moment dat je activiteiten organiseert die de informatie over boeken versterken, zoals het organiseren van een lezersavond. De bibliotheeksector omarmt het idee van de twee functies, want bibliotheken doen het al. Waarom doen wij dan zo moeilijk? Ik ken mevrouw Keijzer als iemand die dingen niet complexer maakt als het eenvoudig kan. Ik snap niet waarover wij het nu hebben.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik gaf richting mevrouw Dik al het argument aandacht te hebben voor wat in gemeenschappen leeft en wat mensen met elkaar willen. Ik heb ook een argument vanuit de lokale politiek. De komende jaren moet er gigantisch bezuinigd worden. Extra taken maken bibliotheekwerk extra duur en deze kunnen er dus toe leiden dat op een gegeven moment, binnen de noodzaak tot bezuinigingen, de keuze wordt gemaakt om die laatste bibliotheek te sluiten. De CDA-fractie zegt dan: doe dat niet. De eerste functie, de kernfunctie van een bibliotheek is: lezen, boeken, informatie. Dat mag wat ons betreft in de wet. Alles wat in een wijk, dorp of stad helpt om mensen naar de bibliotheek te brengen, is aan die wijk, dat dorp of die stad. Dat hoeven wij niet vanuit het Haagse op te leggen.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik denk toch dat het CDA de bibliotheken daarmee tekortdoet. Die gaan natuurlijk geen activiteiten organiseren die ertoe leiden dat er minder mensen naar de bibliotheek gaan. De opsomming van de vijf taken is juist bedoeld om de activiteiten te versterken, om mensen te enthousiasmeren, om te zorgen voor meer verbinding tussen het een en het ander. Ik vind echt dat het CDA de bibliotheken tekortdoet. Ik ben een voorstander van het pleidooi om die gemeentelijke verantwoordelijkheid daar te laten, omdat dat goed is. Die vrijheid staat ook in de wet. Het staat ze vrij om een lezersavond te organiseren of er op een andere manier invulling aan te geven. De minister stelt geen enkel criterium daarvoor, dus dat is echt vrij. Ik snap werkelijk niet waarom wij van die twee functies zo'n groot thema maken. De sector wil het, ze doen het al en het is onderdeel van de certificering. De gemeenten zijn er vrij in hoe ze dat organiseren. Het versterkt de andere activiteiten. Ik zou niet weten waarom wij er hier zo moeilijk over doen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Omdat het betutteling is, omdat het niet nodig is. Misschien zouden wij eerder moeten bekijken of wij dat uit de certificering kunnen halen. Ik woon zelf vlak bij Amsterdam. Het is een geweldige bibliotheek, maar het is natuurlijk niet te vergelijken met Friesland of met het dorp waar ik zelf woon, Ilpendam. Dat is ook niet nodig, want de bus rijdt af en aan richting Centraal Station.

De heer Klein (50PLUS):

Ik kan het verhaal van mevrouw Keijzer niet helemaal volgen over die functies en over wat er heel nadrukkelijk uit het veld komt. Dat is ook een weerslag van datgene wat de Kamer hier heeft neergelegd in de motie van 50PLUS waarin wij expliciet deze functies hebben opgevoerd met de opdracht aan het kabinet om ze toe te voegen in de wet. Die motie is met grote steun, ook van het CDA, aangenomen. De VVD was toen tegen, maar die was ook tegen die motie. Dat vind ik dan consequent. Het CDA heeft die motie echter ondersteund en die is goed vertaald. Ik kan het verhaal van mevrouw Keijzer op dit moment dan ook niet helemaal plaatsen ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Klein (50PLUS):

Wat is er veranderd tussen december 2012, toen de motie werd aangenomen, en vandaag?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Vandaag ligt de wet voor en vandaag bekijken wij welke consequenties het wettelijk verplichten heeft. De CDA-fractie heeft dat bekeken en heeft gemeend dat je met het opleggen van extra taken aan gemeenten — die moeten het uiteindelijk gaan betalen — uiteindelijk als nettoresultaat overhoudt dat bibliotheken eerder sluiten dan dat ze openblijven en mensen trekken. De CDA-fractie is dus van mening dat de kerntaken zijn: boeken, lezen, informeren. Het is vervolgens aan die bibliotheek en aan die gemeenschap om met elkaar vast te stellen wat zij nog extra nodig hebben. Dat hoeven wij niet vanuit het Haagse te regelen.

De heer Klein (50PLUS):

Ik constateer dat het CDA de motie die de Kamer destijds heeft aangenomen met die extra functies op zichzelf wel wil ondersteunen, maar dat het probleem een heel andere is. Het probleem is dat u bang bent dat er te weinig geld vanuit de gemeente naar de bibliotheek gaat om daarmee alles te doen. Moet u niet kijken naar de oplossing? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er voldoende geld blijft voor de bibliotheken in de gemeenten zodat de voorziening blijft met alle functies zoals u in december 2012 hebt ondersteund? Moeten wij niet dat probleem oplossen in plaats van te kijken naar en te morrelen aan de goede omschrijvingen voor de functies van de bibliotheekvoorziening?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Een motie is toch een ander instrument dan een wet. Je kunt vinden dat het goed is dat er een debat is in een bibliotheek. Je kunt vinden dat het goed is dat er cultuur opgesnoven kan worden in een bibliotheek. Dat is echter iets anders dan het wettelijk verplichten. Daar zegt de CDA-fractie nee tegen.

De voorzitter:

Ik wil de leden vragen zich bij het plaatsen van een interruptie te beperken tot het stellen van een vraag, zonder de eigen opvattingen uitvoerig uiteen te zetten. Want dan vrees ik dat we er, zelfs met de uitgebreide spreektijden die we hebben gegeven, niet uitkomen. De woordvoerders vraag ik om interrupties kort te beantwoorden. Het woord is aan de heer Monasch.

De heer Monasch (PvdA):

Dat u dat nou net zegt als ik voor het eerst een interruptie wil plegen! Ik zal het kort houden: hoe langer dit debat duurt, hoe meer de aap uit de mouw komt. Het CDA wil door dit uit het wetsvoorstel te halen een lokaal instrument hebben om bibliotheken dit soort activiteiten te verbieden.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nee, ik weet niet waar de heer Monasch dit heeft opgedoken.

De heer Monasch (PvdA):

De vertegenwoordiger van het CDA zegt net zelf: misschien moeten bibliotheken dat niet doen, want anders komen hun andere taken in gevaar. Met andere woorden: zet je het niet in de wet, dan kunnen gemeentelijke besturen bibliotheken dwingen om daarmee te stoppen, aangezien anders die drie andere taken in gevaar komen. Terwijl de bibliotheken nou juist vinden dat dat bijdraagt aan de kracht van een moderne bibliotheek. Een CDA-bestuurder in Ilpendam — dat bestaat niet meer — of ergens in die contreien die zegt dat niks te vinden, kan onder verwijzing naar de wet zeggen dat de bibliotheek zich moet beperken tot die drie taken. Met andere woorden: is dit geen opstapje voor conservatieve lokale bestuurders om dit soort activiteiten voor lokale bibliotheken onmogelijk te maken?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ilpendam bestaat nog steeds als onderdeel van de gemeente Waterland. Let op, mijnheer Monasch, met al die andere heringedeelde dorpen en steden waar dat nog steeds gevoelig ligt. Maar het antwoord hierop is "nee". In mijn betoog heb ik juist aangegeven dat je de functies niet in de wet nodig hebt als onderdeel van deze bibliotheken, omdat het in heel veel bibliotheken allang gebeurt.

De heer Monasch (PvdA):

Maar door het niet in de wet op te nemen — een eerstejaars rechtenstudent leert dat een wet in het algemeen het codificeren van bestaande praktijken is — kunnen gemeenten zeggen: wij willen dat je dat niet meer doet. Als het geborgd is in de wet, kan dat niet meer. Dat is het verschil.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat is misschien wel de essentie van mijn betoog: het is aan de gemeenteraad om vast te stellen welke functies er al dan niet gesubsidieerd worden. Volgens mij is dat ook in het belang van de belastingbetaler.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw Keijzer zei: we moeten voorkomen dat een gemeente de laatste bibliotheek sluit. Nou, uit mijn hart gegrepen natuurlijk. Stel nu dat we meegaan met haar lijn en het aantal bibliotheekfuncties beperken, dan kan zij toch ook nog steeds niet garanderen dat een gemeente de laatste bibliotheek sluit?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat klopt. Het punt is ook dat de CDA-fractie dat ook niet vanuit het Haagse op wil leggen. De heer Van Dijk had in zijn eigen betoog een prachtig voorbeeld daarvan, namelijk de gemeente Schermer. Daar is niet zo heel lang geleden die laatste bibliotheek dicht gegaan. Daar zijn allerlei redenen voor, maar de oplossing was niet heel ingewikkeld: het gedeelte ten zuiden van de gemeente gaat naar Purmerend, en het gedeelte ten noorden naar Alkmaar. Inmiddels hebben we hier besloten dat de gemeente Schermer bij de gemeente Alkmaar wordt gevoegd, waarmee het probleem in de beleving van de SP-fractie helemaal is verdwenen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat hangt ervan af of wij voor die herindeling hebben gestemd. Dat moeten we nog even nagaan. Maar ik zie ook wel dat burgers, gemeentes en gemeenschappen oplossingen zoeken. Natuurlijk doen ze dat, want ze hechten waarde aan hun bibliotheek. Prachtig. Alleen vind ik het nogal makkelijk als mevrouw Keijzer hier gaat roepen: we moeten voorkomen dat de laatste bibliotheek van een gemeente wordt gesloten als ik merk dat zij absoluut geen steun aan mijn voorstel wil geven, dat precies dat regelt.

Mevrouw Keijzer (CDA):

We moeten voorkomen dat de laatste bibliotheek gesloten wordt als dat het gevolg is van bemoeienis en regelzucht vanuit het Haagse. Dát is de essentie van mijn betoog.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik begin het betoog van het CDA te begrijpen: het CDA is voor digitalisering door de Koninklijke Bibliotheek en de rest moet worden overgelaten aan de lokale overheid, de gemeente of vrijwilligers. Kan ik dan een amendement verwachten van het CDA om al het andere eruit te amenderen, zodat er een wet overblijft met daarin de onderdelen Koninklijke Bibliotheek en digitalisering, terwijl de rest naar lokale vertegenwoordigers gaat en een lokale verantwoordelijkheid wordt? Ik begrijp dat dat een samenvatting is van het betoog van het CDA.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dan ben ik toch nog steeds niet glashelder geweest. Het amendement dat ik heb ingediend samen met de heer Rutte ziet op de leden d en e van artikel 5. Die gaan over de functie debat en ontmoeting, kunst en cultuur. Daarin staat niet dat de andere onderdelen van de wet geschrapt moeten worden.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dat is inderdaad glashelder, voor wat betreft het schrappen van een aantal onderdelen van de wet. Ik probeer me echt te verplaatsen in het CDA, maar eerlijk gezegd snap ik nog steeds niet hoe het zit met het schrappen. Heeft dat te maken met het feit dat het CDA zich er zorgen over maakt dat er te weinig geld van de gemeenten naar de basisfuncties gaat en gemeenten daardoor moeten besluiten bibliotheken te sluiten? Of is de insteek dat bibliotheken het al doen, en we het dus niet in de wet hoeven op te nemen?

Mevrouw Keijzer (CDA):

De insteek van de CDA-fractie in dit debat over de toekomst van de bibliotheken in Nederland ligt besloten in het amendement dat wij onder andere samen met de fractie van D66 hebben ingediend. Bibliotheken worden gemaakt door de lokale gemeenschap, vaak vanuit de gemeenten en vanuit de openbarebibliotheekorganisatie, en moeten aansluiten bij de lokale behoefte, met als wettelijke plicht "boeken, lezen en informeren". Daar waar dat niet naar tevredenheid van inwoners gaat, moeten mensen vervolgens de mogelijkheid hebben om een dergelijke bibliotheek zelf in stand te houden.

In het licht van overregulering vragen de leden van de CDA-fractie zich ook af waarom in deze wet artikel 4 is toegevoegd. Wat staat daar nu in? Daarin staat het volgende: "Een openbare bibliotheekvoorziening heeft een publieke taak die zij voor het algemene publiek vervult op basis van de waarden onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, toegankelijkheid, pluriformiteit en authenticiteit". Op zich is daar natuurlijk niets op tegen. Dat zijn prachtige woorden. Alleen, de vervanger van de Welzijnswet, waar de bibliotheken ook lange tijd onder hebben gevallen, zijnde de Wmo 2015 — die vervangt namelijk de Welzijnswet — kent een dergelijke bepaling niet. Dat is gek, want het gaat om de zorg aan heel kwetsbare mensen. Waarom moet die niet onafhankelijk, betrouwbaar, toegankelijk en pluriform zijn? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister, want volgens ons gelden deze waarden voor elke overheidsinstantie of door de overheid gesubsidieerde organisatie.

In heel veel gemeenten hebben gemeenteraden er nu al voor gekozen om aan jongeren onder de 18 jaar geen contributie te vragen. Wij vragen ons dan ook af waarom de regering ervoor gekozen heeft om dit wettelijk vast te leggen. Volgens mij is het als volgt. Uit het systeem van de wet vloeit voort dat als een inwoner uit gemeente A, bijvoorbeeld Waterland — ik houd het dicht bij huis — zich mag inschrijven bij een bibliotheek dichtbij, bijvoorbeeld in Amsterdam, dan is daar niets op tegen. Klopt dit? In artikel 12 is sprake van "ingezetenen". Als dit klopt, dan gaan mensen toch met de voeten kiezen? Als de gemeente Waterland besluit dat het niet gratis is voor 18-jarigen ga ik naar Amsterdam. Dan ontstaat er een leegloop en uiteindelijk zullen gemeenten er zelf voor kiezen om dat gratis te maken. Ik hoor de heer Van Dijk vanuit de zaal "reisafstand" roepen. Dat maakt niet uit. We moeten nu al naar Purmerend. Waarom heeft de regering hier dan toch voor gekozen?

Hoe ziet de regering de provinciale ondersteuningstaak voor zover die ziet op de ontwikkeling van innovaties in lokale bibliotheken? Moet het er nou elk jaar eentje zijn? Of geldt dat voor het vierjarige collectieplan? En moet dat dan elke vier jaar weer een andere innovatie zijn? Wat nou als er in enig jaar nog gewerkt wordt aan een oude vernieuwing en er geen nieuw idee is? Moet de provinciale organisatie dan iets verzinnen? Is het niet een beetje gek om in een wet op te nemen dat er geïnnoveerd moet worden? Ik krijg hierop graag een reactie.

Waarom moet het collectieplan van de Koninklijke Bibliotheek pas tot stand kunnen komen na overeenstemming met de brancheorganisatie? In de memorie van toelichting staat dat de regering denkt dat het wel goed komt, omdat die partijen het nooit met elkaar oneens zouden zijn. De Raad van State had daar al vraagtekens bij en ook ik verwacht oeverloze discussies over dit onderwerp. Ik vraag me daarom af of het niet beter is om dit onderdeel van de wet te wijzigen.

De Raad van State is nogal kritisch geweest over de scheiding van het fysieke en het digitale lidmaatschap. Hieraan ligt de vraag naar de toekomst van bibliotheken ten grondslag. Mensen lenen steeds minder boeken en doen steeds meer digitaal. De Raad van State zet dan ook grote vraagtekens bij het effect van het niet-combineren van het fysieke lidmaatschap en het digitale lidmaatschap. In de wet staat dat je óf lid bent van de lokale bibliotheek, óf van de digitale bibliotheek, óf van allebei. De Raad van State adviseert om dat te combineren. De reactie van de regering op dat advies is: "Bij een verplicht gecombineerd lidmaatschap zou deze digitale groep niet bereikt worden en moeten betalen voor een aanbod waarvan geen gebruik wordt gemaakt: de lokale, fysieke bibliotheek. Het wetsvoorstel geeft die digitale gebruiker daarom de mogelijkheid zelf te kiezen voor of het een of het ander. Een mogelijke afname van leden bij de fysieke bibliotheek weegt daarbij niet op tegen de nadelen van het verplicht koppelen van een lidmaatschap van de fysieke en de digitale bibliotheek." Wij vragen ons echt af of dit klopt. Waarom zou een digitale surfer, iemand die op het internet zijn informatie haalt en zijn boeken downloadt, nou lid worden van de digitale bibliotheek? Als je dat tot je door laat dringen, is het dan niet te verkiezen om die combinatie juist wel te maken, om daarmee een draagvlak te organiseren voor die lokale bibliotheek? Want dan stapt hij misschien weleens over de drempel. Dat hopen wij toch allemaal en zeker ook dat meisje in mij dat twee keer in de week op de fiets stapte om boeken te gaan lenen.

Dan het buurtinitiatiefrecht, het "right to challenge", zoals het ook weleens in mooi Nederlands wordt genoemd. Bibliotheken kunnen soms gesloten worden, zonder dat er voldoende gekeken is naar de totale waardering van de bibliotheek in een wijk, dorp of stad. Voor ons is het vanuit deze Kamer onmogelijk om te bepalen hoe al die 800 lokale bibliotheken een rol spelen in het leven van buurtbewoners. In een enkel geval zal een bibliotheek geen rol spelen. Soms zal een functie op een andere manier ingevuld moeten worden, zodat die beter aansluit bij de wensen van de buurt. De mensen die dit het best weten, zijn de buurtbewoners, de inwoners van de gemeente. Daarom wil het CDA — en we hebben daarvoor inmiddels steun gekregen van de heer Monasch van de PvdA, mevrouw Bergkamp van D66, de heer Roelofs van de SGP en mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie; volgens mij heb ik ze dan allemaal genoemd — dat in de wet wordt opgenomen dat buurtbewoners de gelegenheid krijgen om een alternatief op te stellen als een bibliotheek gesloten dreigt te worden. Ik vergat net nog mevrouw Voortman van GroenLinks te noemen. Zij is er niet, maar opeens komt zij in mijn hoofd. Ere wie ere toekomt; zo is het ook weer.

De bewoners zouden er desgewenst ook ondersteuning bij moeten krijgen, bijvoorbeeld bij juridische, organisatorische of financiële zaken. Er zijn immers veel mensen die zich actief willen inzetten voor hun buurt, maar niet de benodigde expertise bezitten. Het is denkbaar dat een groep actieve buurtbewoners een bibliotheek open wil houden door het inzetten van vrijwilligers of door haar te combineren met een commerciële functie. Daar gaat het amendement over. In artikel 6 wordt geregeld dat bij een voorgenomen besluit verplicht overleg gevoerd wordt, niet alleen met de provinciale bibliotheek, de gemeente en de Koninklijke Bibliotheek, maar ook met inwoners. Met het amendement wordt geregeld dat per Algemene Maatregel van Bestuur regels opgesteld worden voor de wijze waarop deze buurtparticipatie bewerkstelligd kan worden. Ik wil hierbij de minister oproepen om, als het amendement wordt aangenomen, bij het opstellen van de Algemene Maatregel van Bestuur de volgende zaken te betrekken: de wijze waarop buurtbewoners worden betrokken bij het voorgenomen besluit om de bibliotheek te sluiten, de tijd die nodig is voor buurtbewoners om zo'n initiatief te ontplooien en de wijze waarop buurtbewoners ondersteuning kunnen krijgen voor die juridische, organisatorische en financiële vraagstukken.

Door op deze manier duidelijkheid te geven over hoe een en ander gaat lopen, zal het voor burgers duidelijk zijn hoe zij dat initiatief kunnen ontplooien. In onze participatiemaatschappij kan een dergelijk buurtinitiatiefrecht de toekomst zijn van de manier waarop we met voorzieningen omgaan die een grote impact hebben op de lokale samenleving.

Het volgende zeg ik namens de CDA-fractie en niet namens de medeondertekenaars van het amendement. Wat ons betreft is dit een eerste stap. Er zijn nog veel meer voorzieningen waarvoor dit in de toekomst kan gelden: dorpshuizen, zwembaden, ik noem ze maar op. Het CDA ziet liever dat het voortbestaan van voorzieningen op een dergelijke manier van onderop wordt gegarandeerd dan dat we alleen maar vanuit Den Haag, centraal en van bovenaf, aansturen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw Keijzer houdt een vurig pleidooi voor de participatiemaatschappij en burgerinitiatieven; waarom dan een amendement vanuit de landelijke overheid met een hele kerstboom aan voorstellen? U bent tegenstrijdig, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat vind ik een aardige vraag van de heer Van Dijk. Feit is dat dit iets nieuws is. Het is namelijk niet een officiële organisatie, zorginstelling of onderdeel van de gecertificeerde bibliotheekwereld die dit gaat doen. Dit is een groep enthousiaste burgers die op een avond tegen elkaar zeggen: onze bibliotheek moet blijven. Omdat ik zeer bekend ben met hoe de lokale politiek in elkaar zit, en met de afwegingen die daar gemaakt moeten worden, denk ik dat het heel goed is om dit vast te leggen in de wet. Het is iets wat we al eerder gedaan hebben, volgens mij Kamerbreed, in de Wet maatschappelijke ondersteuning.

De heer Klein (50PLUS):

Het is natuurlijk geweldig dat je bij ieder initiatief de burgers betrekt, bijvoorbeeld bij het sluiten van een zwembad of een bibliotheek. Dat is ook logisch. In het betoog van mevrouw Keijzer hebben gemeenten een heel belangrijke plek, en zullen gemeenten moeten besluiten om bijvoorbeeld geen subsidie meer te geven aan een bibliotheek. Hier kan ik mevrouw Keijzer niet meer helemaal volgen. Dat betekent immers dat als burgers naar de gemeente gaan en op allerlei wijzen inspraakmogelijkheden krijgen, zij kunnen voorkomen dat die sluiting plaatsvindt. Dus waarom moet dit dan nog via een AMvB geregeld worden in deze wet?

Mevrouw Keijzer (CDA):

In de discussie op lokaal niveau over het al dan niet sluiten van een bibliotheek, heb je twee smaken: ze sluit of ze blijft. In dat laatste geval hangt hij onder de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Dit introduceert een derde optie: burgers die het met elkaar kunnen doen. Dat is tegelijkertijd de reden waarom je deze wet niet helemaal moet dichttimmeren met eisen. Dan maak je het de burgers weer onmogelijk. Subsidiariteit en soevereiniteit in eigen kring zitten in de CDA-genen en zijn voor ons kernprincipes. Daarbij hoort de mogelijkheid om mensen op lokaal niveau, in hun eigen wijk of buurt, het recht te geven om zelf een voorziening in stand te houden, als de gemeente het niet meer kan of wil.

De voorzitter:

De heer Klein, tot slot.

De heer Klein (50PLUS):

Volgens mij sluit de wet dat helemaal niet uit. In de wet staat helemaal niet dat subsidiegeld per se moet gaan naar de lokale bibliotheek zoals die op dit moment bestaat. Als er andere initiatieven zijn, mogen die ook. In de wet staat ook heel nadrukkelijk: het hoeft niet alleen gemeentegeld te zijn; het kan ook ander geld zijn. Ik begrijp dus de meerwaarde niet van de redenering van mevrouw Keijzer.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, tot slot.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik hoor de heer Klein van 50PLUS met name vertellen hoe goed het is dat dit op lokaal niveau wordt opgepakt door inwoners. Hij zegt ook dat het al kan, wat ik betwijfel. Ik nodig hem dus uit om dit amendement alsnog mede te ondertekenen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Monasch, tot slot.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter, die uitnodiging …

De voorzitter:

Nee, nee, nee.

De heer Klein (50PLUS):

Die uitnodiging zal ik graag aannemen.

De voorzitter:

Prima, dank u. De heer Monasch.

De heer Monasch (PvdA):

Wij hebben dit amendement mede ondertekend. Een soortgelijk amendement is ook ingediend door de heer Van Dijk en mevrouw Voortman bij de Wmo; mevrouw Keijzer verwees daar al naar. Dit idee komt voort uit een idee uit Engeland, waar er ook regelgeving aan ten grondslag ligt. Hier doen we het steeds per dossier. We vinden het allemaal heel sympathiek. Vindt mevrouw Keijzer misschien ook dat er hier regelgeving moet komen, aangezien dit op tal van terreinen dit voorkomt? In plaats van van debat naar debat te hoppen om dit mogelijk te maken, kunnen we ook regelgeving in breed verband mogelijk maken om dit idee op tal van terreinen tot zijn recht te laten komen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

De politiek leider van het CDA, de heer Buma, heeft al een hele tijd geleden een lezing gehouden waarin hij heeft aangegeven hoe lokale initiatieven van onder af mogelijk gemaakt moeten worden. Daarover zijn wij dus aan het nadenken.

De heer Monasch (PvdA):

Het spijt mij dat ik nu net deze ene lezing van de heer Buma gemist heb, maar ik verwacht dat mevrouw Keijzer mij een kopietje toestuurt. Misschien moeten wij samen eens gaan nadenken over een initiatiefwetsvoorstel, want we zijn allebei groot voorstander van het coöperatie-idee, waarin mensen het zelf op lokaal niveau doen. Misschien moeten wij daar na deze beraadslaging maar eens over doorpraten.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Keijzer. Ik heb nog een klein puntje voor de Handelingen. Toen u "mijnheer Roelofs" zei, bedoelde u mijnheer Bisschops.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja, voorzitter, dat is helemaal terecht. Ik was bezig met zijn voornaam en ik plakte er een s achter, maar het is mijnheer Bisschop, met twee s'en.

De voorzitter:

En zonder s aan het eind! Dank u wel.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. De bibliotheek spreekt bij veel mensen tot de verbeelding. Dat merk ik om mij heen en dat geldt ook voor mij persoonlijk. Veel mensen willen zich sterk maken voor de bibliotheek. Het manifest "Mijn bieb moet blijven!" wordt dan ook breed gesteund. Mevrouw Keijzer ging hier zonet op in en ik zal dat ook doen. Ook ik zal de boeken die ik als kind heb gelezen, de revue laten passeren. Volgens mij komt het doordat heel veel mensen zijn grootgebracht met de bibliotheek en zich herinneren hoe waardevol die altijd voor hen is geweest.

Ik kom erachter dat ik eenzelfde soort meisje ben geweest als mevrouw Keijzer op dit vlak. Wie had dat gedacht! Het schept een band. Als ik aan de bibliotheek denk, zie ik mijzelf namelijk ook naar huis gaan met grote stapels boeken, over de prehistorie of over De Vijf. Het kleine huis op de prairie niet, want dat was altijd op de televisie. Het wordt nu nog steeds herhaald, volgens mij. Ik ging altijd met heel veel boeken naar huis, echt stapels. Mijn moeder vroeg altijd: jeetje, mag dat wel, zo veel boeken, en ga je ze ook allemaal lezen? Het was voor mij als kind heel moeilijk om uit al die kennis en informatie in de bibliotheek een keuze te maken. Nog steeds is de bibliotheek een plaats waar kinderen stapels leuke en informatieve boeken kunnen vinden, al lezen ze nu liever Geronimo Stilton en Hoe overleef ik …, zo heb ik begrepen. Nog steeds gaan ook veel ouderen naar de bibliotheek, bijvoorbeeld om kranten te lezen.

Sinds mijn kindertijd is er echter veel veranderd. Als ik vroeger een spreekbeurt moest houden, dan begon mijn zoektocht echt in de bibliotheek. Dat is op dit moment helemaal niet meer zo. Kinderen en jeugdigen vinden via Google allerlei informatie op internet en dat is ook heel handig. Er kleeft echter wel een nadeel aan, want hoe ga je om met die enorme hoeveelheid informatie en hoe leer je die op waarde te schatten? Daarin, dus in mediawijsheid, zie ik een heel belangrijke nieuwe taak voor de bibliotheken. We moeten met het oog op de toekomst naar de huidige bibliotheek kijken. We moeten het dus niet vooral bij het oude houden, maar ons afvragen hoe we omgaan met de bibliotheek in deze nieuwe tijd. Wat verandert er en kan de bibliotheek daarin van toegevoegde waarde zijn? Dat is volgens mij het beste wat we kunnen doen om de bibliotheek toekomstbestendig te maken. Met andere woorden: ik geloof in de bibliotheek, maar wel in een bibliotheek die met haar tijd meegaat en durft te innoveren. Hierover stonden ook enkele aanbevelingen in het rapport van de commissie-Cohen. Ik ben heel benieuwd wat er met die aanbevelingen gaat gebeuren.

Van een bibliotheek die met haar tijd meegaat, zijn veel voorbeelden te noemen. Ik zal niet ook over de OBA beginnen, maar als Amsterdammer kom ik daar natuurlijk regelmatig. In die bibliotheek zijn alle vijf de functies verenigd. Ik was laatst bij de opening van een kleinere bibliotheek in IJburg. Dat is een soort probeerbibliotheek waarin wordt geëxperimenteerd. Ik was zeer onder de indruk. Er is bijvoorbeeld een project om zwaar gehandicapte kinderen een rol en functie in die bibliotheek te geven. Denk aan voelboeken, een heel andere categorie boeken. Deze bibliotheek zegt dat zwaar gehandicapten ook gewoon welkom zijn. Dat is volgens mij het belangrijkste doel van de bibliotheek: een bijdrage leveren om je te kunnen ontwikkelen, wie je ook bent. Een leven lang leren dus.

Uiteraard is niet iedere bibliotheek in de gelegenheid om een OBA te zijn. Dat hoeft ook niet. Voor D66 is het belangrijk dat gemeenten de vrijheid hebben om te bepalen hoe zij de vijf functies vorm en inhoud geven. Dat zie je ook terug in de reactie van de minister. De bibliotheek in Rotterdam-Zuid moet in andere behoeften voorzien dan de bibliotheek in Bloemendaal. Wel moet er goed nagedacht worden over de visie op de bibliotheek. Hoe wordt er vorm en inhoud gegeven aan die functies? Vragen die daarbij gesteld kunnen worden, zijn bijvoorbeeld de volgende. Wat speelt er in de gemeente? Waaraan is behoefte? Welke rol kan de bibliotheek daarin spelen? Op die manier wordt er zo goed mogelijk ingespeeld op de maatschappelijke behoeften en ontwikkelingen en wordt er een zinvolle invulling gegeven aan die functies. Dat kan bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de bibliotheek. Om dit extra te waarborgen in de wet heb ik samen met de heer Monasch van de PvdA een amendement ingediend. Ik hoop dat de minister hier positief over zal adviseren.

In grote lijnen kunnen wij ons vinden in het wetsvoorstel. Het is wellicht niet heel erg vernieuwend, maar het geeft wel de basis om te kunnen vernieuwen. Dat is natuurlijk ook logisch, want het is aan de sector zelf. Ik denk dat het goed is dat in de wet wordt vastgelegd hoe we omgaan met het digitale domein. We moeten die versnippering tegengaan, want dat is doodzonde en kost hartstikke veel geld. Het lijkt me heel goed om die rol bij de Koninklijke Bibliotheek te beleggen. Verder ben ik wél positief over het formaliseren van de twee functies "ontmoeting en debat" en "kunst en cultuur". Ik denk dat de bibliotheek daarvoor een geschikte plaats is, omdat dit al gebeurt en het al onderdeel is van de certificering. Ik vind dat heel goed en de sector omarmt het ook. Volgens mij is hierover in de interrupties al voldoende gezegd.

Ik kom op een paar specifieke onderwerpen, allereerst op het voorkomen van laaggeletterdheid. Daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. BoekStart is een heel mooi voorbeeld. Ik moest wel lachen — met respect voor de minister — om de uitleg die de minister daaraan gaf, namelijk dat 35% van de aangeschreven Nederlandse baby's lid is van de bibliotheek. Het was een beetje als de opdracht om niet aan een roze olifant te denken. Ik zag ineens allemaal baby's voor me die in buggy's voor de bibliotheek stonden. Maar als ik het serieus benader, vind ik het een heel goed voorbeeld. Het is immers een goede stimulans voor kinderen in hun groei naar volwassenheid en voor ouders om te lezen en om in aanraking te komen met de bibliotheek. Dat vind ik heel erg goed. Je moet namelijk blijven leren lezen. Zoals je kennis van het Frans na de middelbare school wegzakt, geldt dat ook voor lezen en schrijven als je het niet meer gebruikt. Het digitale tijdperk is daarin een extra risico. De samenwerking met het onderwijs lijkt me daarom erg belangrijk. Samenwerking met het onderwijs is in de wet verankerd. Kan de minister toelichten hoe dit in de praktijk wordt vormgegeven?

Ik denk dat we jongeren bij de bibliotheek moeten betrekken om haar aantrekkelijk te houden. Er zijn al veel mooie initiatieven. Een aantal bibliotheken werkt volgens het concept met de titel "de bibliotheek van 100 talenten". Binnen zo'n bibliotheek worden kinderen niet alleen aangesproken op hun taalvaardigheden, maar ook op het ontwikkelen van andere talenten. Zo bereikt de bibliotheek ook kinderen voor wie taal "niet helemaal hun ding is". Ook worden kinderen uitgedaagd om invloed uit te oefenen op de vormgeving van de bibliotheek. Zij denken mee over de collectie en de programmering. Dat blijkt bijvoorbeeld in de bibliotheek in Hoorn hartstikke goed te gaan. Het heeft er daar toe geleid dat meer jongeren lid zijn geworden en er sprake is van meer uitleen. Ik zou het heel mooi vinden als de minister toezegt om dit meer te verankeren, in navolging van deze bibliotheken. Uiteindelijk praten volwassenen, de ouderen, heel vaak over de bibliotheek en over hoe deze de kinderen en jeugd moet raken, maar het lijkt mij goed om de sector, de jongeren zelf, daarbij te betrekken.

Ik kom nu weer terug bij de laaggeletterdheid. Ik vind dat een heel belangrijke functie van de bibliotheek. Ik ben daarom ook groot voorstander van samenwerking met het onderwijs en het betrekken van jongeren bij de bestrijding van laaggeletterdheid. Hoe zorg je er echter voor dat laaggeletterden de bibliotheek bezoeken? Als je niet kunt lezen en schrijven en je je daarvoor misschien ook schaamt, loop je niet een-twee-drie een bibliotheek in, hoewel je daar wel welkom bent en je er wel degelijk wat te zoeken hebt. Toch zie ik ook voorbeelden van bibliotheken waarvan ik denk: ja, het aanpakken van die laaggeletterdheid mag wel een beetje proactiever. Soms wordt er een hoekje ingericht. Dat is dan het hoekje voor de laaggeletterden. Is de minister het met mij eens dat het een belangrijke taak van de bibliotheek is om dit extra te stimuleren? De commissie-Cohen stelt ook voor om bibliotheken mogelijke samenwerking te laten onderzoeken, bijvoorbeeld met het UWV, de sociale werkvoorzieningsbedrijven en gezondheidscentra. Ik kan mij daar goed iets bij voorstellen. Het vraagt om actie van de instellingen zelf, maar ook van de medewerkers, om signalen te herkennen. Kan de minister een extra stimulans geven om de samenwerking tussen bibliotheken en maatschappelijke instellingen te bevorderen, met als doel het aanpakken van de laaggeletterdheid?

Zoals ik eerder al heb toegelicht, hoop ik dat kinderen blijven lezen. Dat hoeft wat mij betreft geen fysiek boek te zijn, maar dat mag ook digitaal. Op dit moment beschikt de fysieke bibliotheek natuurlijk over veel meer boeken dan de digitale bibliotheek. Wellicht wijzigt dat in de toekomst. Hoewel je in het buitenland ziet dat het niet een heel grote toename is, moeten wij daar wel rekening mee houden. Nu is het zo geregeld dat kinderen over het algemeen gratis lid zijn van de fysieke bibliotheek. Wat gebeurt er echter als die fysieke collectie vermindert en de digitalisering, waar een prijskaartje aan hangt, toeneemt? Leidt dat ertoe dat juist die leesbevordering achteruitgaat? Mijn collega van de VVD zei er net ook iets over, namelijk dat het in Europa blijkbaar heel lastig is om iets op dit onderwerp te bewerkstelligen. Het lijkt me dan ook goed als deze minister heel snel gaat kijken hoe dat auteursrecht, als het gaat om de uitleenexceptie, te bevorderen voor de e-books, met als doel de leesbevordering.

Over de soorten lidmaatschappen hebben meerdere mensen al wat vragen gesteld. Voor mijn partij is keuzevrijheid heel belangrijk. Ik kan me zo voorstellen dat je lid bent van de digitale bibliotheek en wat minder hebt met de fysieke bibliotheek of andersom. Volgens mij biedt de wet de mogelijkheid om afzonderlijk dingen te doen of samen. Wel kreeg ik uit de sector de vraag of het mogelijk is om de leden die gebruikmaken van de digitale bibliotheek ook mee te nemen in de registratie van de fysieke bieb. Ik vind dat op zich een reële vraag, want de fysieke bibliotheken betalen, via de gemeenten en het Gemeentefonds, natuurlijk mee aan die digitale bibliotheek. Misschien kan daarvoor een mooi stroomschema gemaakt worden om te kijken hoe die registratie van digitale leden ook bekend kan zijn bij de fysieke bibliotheek. Misschien kan daardoor ook een win-winsituatie ontstaan.

In het wetsvoorstel, om precies te zijn in artikel 6, staat dat indien een voorgenomen besluit tot gevolg heeft dat een openbare bibliotheekvoorziening ophoudt te bestaan of wanneer deze niet meer aan de eisen van de wet kan voldoen, er overleg moet plaatsvinden met de partijen waarop dit van invloed kan zijn en dat er zo nodig afspraken worden gemaakt over de toegankelijkheid. Ik wil de minister vragen wanneer dat dan precies nodig is. Wat is de visie van de minister daarop? Dit artikel is er niet voor niets in gekomen. Wanneer is het voor de sector duidelijk of onduidelijk als het gaat om die toegankelijkheid? Het is natuurlijk aan de gemeenten om ook de financiële toegankelijkheid van de bibliotheek te waarborgen voor haar inwoners. De minister geeft dat ook in de beantwoording aan. Ik kan mij voorstellen dat een gemeente pas overgaat tot het sluiten van de bibliotheek als men de financiering niet meer rond krijgt. Maar wat gebeurt er als zo'n gemeente ook niet financieel kan bijdragen aan een bibliotheek in een buurgemeente? Ik krijg nu het idee dat de kosten dan worden afgewenteld op de leden die niet meer terechtkunnen in hun gemeente bij hun eigen bibliotheek omdat die bijvoorbeeld gaat sluiten, en die vervolgens naar een bibliotheek in een nabij gelegen gemeente gaan en daardoor misschien meer moeten gaan betalen. Vindt de minister het goed dat er dan bijvoorbeeld meerdere tarieven worden gehanteerd? Het lijkt mij onwenselijk maar het kan ook zijn dat mensen bijvoorbeeld worden geweigerd omdat een bibliotheek sluit en ze dan bij een andere gemeente te rade gaan. Ik ben heel benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt. Het lijkt mij dat een bibliotheek gewoon toegankelijk moet zijn voor burgers en dat we er op die manier naar moeten kijken.

Dan heb ik nog een vraag in het kader van de algemene toegankelijkheid van de bibliotheekvoorziening. Na de zomer krijgen we het wetsvoorstel over het ratificeren van het verdrag voor mensen met een beperking. Ik vraag mij af of de voorliggende wet ook VN-proof is, kijkend naar dat verdrag. Ik verneem hierop graag de reactie van de minister.

Dan de vragen die ik eerder heb gesteld over het interbibliothecair leenverkeer. Dat wordt geregeld door de Provinciale Service Organisatie. Ik was vooral benieuwd naar de kosten daarvan. Ik kreeg daar niet helemaal antwoord op, maar ik kan mij zo voorstellen dat als collecties minder groot worden, je meer uitleen krijgt. Je kunt bij een bibliotheek toch vragen om je boek als dat er niet meer is. Je betaalt er ook vaak een bijdrage voor. Mijn vraag is dan ook of er iets meer inzicht gegeven kan worden in de kosten daarvan. Is dit nu wel de goedkoopste oplossing, waar al die busjes van A naar B rijden om die boeken te vervoeren? Een vraag die ik ook vanuit de sector kreeg is of de serviceactiviteiten van de PSO nog wel passen bij wat de bibliotheken willen. Het is toch een extra laag ertussen. Ik vond de beantwoording van de minister dat die noodzaak er is, wel overtuigend, maar ik vind het tegelijkertijd wel belangrijk dat de PSO dingen levert waar de sector ook echt om vraagt.

Ik kom tot een afronding. In mijn inleiding zei ik dat het voor D66 een heel belangrijk doel is dat de bibliotheek bijdraagt aan het zich kunnen blijven ontwikkelen. Volgens de UNESCO Public Library Manifesto schept de bibliotheek een essentiële voorwaarde voor levenslang leren, onafhankelijke besluitvorming en culturele ontwikkeling van individuen en maatschappelijke groeperingen. In de wet zie ik de vijf functies van de bibliotheek maar ik zie daarin niet het overkoepelende doel van de bibliotheek. Nu heb ik wel een amendement gezien van de VVD en het CDA dat beoogt twee onderdelen te schrappen en daarvoor in de plaats eventueel een algemeen doel in de wet op te nemen. Ik hoop echter dat ik beide partijen kan verleiden om af te stappen van het schrappen maar tegelijkertijd wel het doel in de wet verankerd te krijgen. Ik zie de heer Rutte nu zijn hoofd schudden. Wat ons betreft ontbreekt in de wet namelijk het overkoepelende doel waarom er een bibliotheek is. Wij zouden het dan ook graag expliciet in de wet opgenomen zien. Daartoe hebben we een amendement ingediend. Op die manier hebben bibliotheken een duidelijke doelstelling die verdere richting kan geven aan hun activiteiten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Het was feest in Veenendaal. In de gemeente waar ik woon, hadden honderden, misschien wel duizenden mensen zich verzameld rondom de oude Scheepjeswolfabriek, al jaren niet meer in gebruik en ook sterk verloederd en tegelijkertijd onlosmakelijk onderdeel van onze lokale geschiedenis. Daarom is het zo mooi dat die oude fabriek een nieuwe bestemming heeft gekregen, namelijk — u raadt het al — die van bibliotheek. En zelfs meer dan dat. Ook de Kunstuitleen en het Historisch Museum hebben er onderdak gevonden. Bij de verkiezing van de beste bibliotheek Van Nederland in dat jaar, 2011, kreeg Veenendaal een 8,2. Daarmee werden we tweede en bijna de beste bibliotheek van Nederland. We waren en zijn er harstikke trots op.

Het verhaal van Veenendaal staat niet op zichzelf. Overal in het land zien wij dat bibliotheken vernieuwen. Waar voorheen het papieren boek en het vergaren van kennis centraal stonden, gaat het nu ook over andere functies. Ik neem maar weer even de bibliotheek van Veenendaal als voorbeeld, die sinds de opening onderdak biedt aan tentoonstellingen, lezingen, debatten, concerten, een breicafé — om toch in de traditie van de scheepjeswol te blijven — en sinds vorige week ook een stadswinkel. De bibliotheek vervult een centrale rol in onze samenleving als het gaat om ontmoeting. Dat willen wij koesteren.

Het is daarom goed dat in dit wetsvoorstel oog is voor deze brede maatschappelijke inbedding van de bibliotheek-nieuwe stijl. Publieke waarden, zoals betrouwbaarheid en pluriformiteit, zijn in de wet verankerd. Ik heb me afgevraagd of je de functies van een bibliotheek wel in de wet moet opnemen. De vijf genoemde functies zijn tenslotte niet limitatief. Anderzijds zullen niet alle bibliotheekvestigingen alle functies aanbieden. Je zou dus kunnen stellen dat deze vijf functies te beperkend, dan wel te veel gevraagd zijn, afhankelijk van het lokale aanbod.

Daar hoort ook een vraag bij. Wat is nu precies de functie van het noemen van die vijf functies in de wet? Ik neem aan dat bibliotheekgebruikers er verder gaan rechten aan kunnen ontlenen. Hoe het ook zij, op zich is het prima dat deze functies in de wet blijven staan om bibliotheken die achterblijven in hun aanbod — ik denk dat we daar eerlijk over moeten zijn, want die zijn er ook — te inspireren. Laat dit artikel in de wet een stimulans zijn voor bibliotheken om na te denken over hun nieuwe rol in de samenleving.

Het is goed dat bibliotheken experimenteren met nieuwe functies en samenwerking zoeken met andere partners. Dat bibliotheken op zoek zijn naar hun rol in de samenleving heeft ook te maken met de revolutie die zich voltrekt, een revolutie in het verzamelen en opslaan van informatie. Digitalisering zorgt ervoor dat mensen googelen voor hun informatievoorziening en steeds vaker een e-book lezen. Afgelopen week hoorde ik iemand uit de boekenwereld zeggen: de vraag is niet of maar wanneer een bibliotheek voor de laatste keer een papieren boek zal uitlenen. En: boeken zullen een nicheproduct worden, zoals langspeelplaten nu een niche vormen. Ik weet niet of het zo ver komt. De trend is echter onmiskenbaar. Het is goed dat bibliotheken hierop inspelen.

De wet die wij vandaag bespreken, dient de bibliotheek-nieuwe stijl in een digitale tijd. Bibliotheken staan voor een fikse uitdaging. Je hebt de oude bibliotheek met papieren boeken, zeg maar de fysieke wereld, die moet samenwerken met de digitale wereld, de nieuwe, digitale bibliotheek. Van nature echter zullen die werelden strijd leveren, omdat de digitale wereld ruimte van de fysieke wereld inneemt. Dat is een spanningsveld.

Tegelijkertijd biedt dit ook kansen. Meer informatie komt voor meer mensen beschikbaar. Die hele transitie staat onder regie van de Koninklijke Bibliotheek. De ondoordringbare ijsberg achter het station Den Haag Centraal krijgt de verantwoordelijkheid voor een samenhangend stelsel van openbare bibliotheken. Het contrast lijkt niet groter te kunnen en toch heb ik er vertrouwen in dat ze zullen slagen. Deze wet is een bevestiging van het beleid dat nu al in gang is gezet, waaronder een gezamenlijke catalogus en collectieplan.

Er is één zaak waarbij ik meer ambitie wil zien, namelijk rond de invoering van één landelijke bibliotheekpas. Het is niet goed dat houders van een bibliotheekpas zijn gebonden aan één bibliotheekorganisatie of aan een woud van pasjes. Dat past niet bij de bibliotheek van de toekomst. Kan de minister aangeven hoe het staat met het voornemen van de bibliotheekbranche om tot de invoering van één pas te komen? We begrijpen dat je in beginsel vanaf begin 2015 met je lokale biebpas overal terecht zou moeten kunnen. Klopt dat? Kan de minister ons inzicht geven in het tijdpad dat de bibliotheekbranche hiervoor heeft en wat er wel en niet kan met die pas vanaf 2015?

Wat de ChristenUnie betreft, laat de landelijke pas niet te lang op zich wachten en verankeren wij de komst ervan ook in de wet. We overwegen nog een amendement op dit punt. Dat zou ook de problematiek van gedifferentieerde tarieven voor niet-ingezetenen kunnen oplossen.

Ik heb nog een aantal vragen over deze wet aan de minister. Er is in de samenleving veel onrust over het sluiten van bibliotheken. Vooral in de kernen en in krimpgebieden moeten bibliotheken hun deuren sluiten. Dit is niet altijd te voorkomen. Toch rept de wet hierover met geen woord. In artikel 6 gaat het over netwerkverantwoordelijkheid, maar dit netwerk wordt niet gedefinieerd. Als alle provinciehoofdsteden een bibliotheek behouden en de rest van de gemeenten niet, is er nog steeds sprake van een landsdekkend netwerk. Toch snapt iedereen dat dit niet de bedoeling kan zijn. Daarom wil de ChristenUnie graag het principe van nabijheid introduceren. Ook hierover overwegen wij een amendement. Een vergelijkbaar amendement van de SP — ik zag er inmiddels ook een van de fractie van 50PLUS langskomen — dat er in elke gemeente een bibliotheek zou moeten zijn, vinden we wat te rigide.

Ik denk hierbij ook aan de positie van bibliotheken of bibliotheeklocaties in de achterstandswijken. De bibliotheek in de Haagse Schilderswijk sneuvelde bijvoorbeeld door bezuinigingsdrift van het Haagse stadhuis, terwijl juist daar bibliotheekvoorzieningen in de wijk zelf heel belangrijk zijn. Een bieb op 2 kilometer afstand in het centrum is misschien best dichtbij als je een boek wilt lenen, maar het is heel ver weg als een bieb een brede functie heeft in de sociale structuur van de wijk. Juist in die wijken willen we dat graag: een plek dichtbij om de sociale samenhang te bevorderen, laaggeletterdheid aan te pakken et cetera. Is er gericht beleid vanuit de rijksoverheid rond dit soort stedelijke probleemgebieden in relatie tot de cruciale functie van bibliotheken?

Jeugdigen betalen in principe geen contributie, tenzij het college van B en W anders besluit. Dan mag ten hoogste de helft van het tarief voor volwassenen in rekening worden gebracht. De minister schrijft dat het in de praktijk zou gaan om 16- en 17-jarigen. Waarop baseert zij dat? Zijn er in Nederland echt geen gemeenten die voor jonge tieners een bijdrage in rekening brengen? De wet sluit dit immers niet uit. Voor digitaal lenen wordt wel jeugdcontributie ingevoerd. Kan dit nu echt niet anders? Als digitaal lenen aan terrein wint, zal dit steeds meer gaan knellen. De minister geeft aan dat er een beperkt bedrag is voor het kopen van e-content en dat de groep jeugdigen een onevenredig groot beroep hierop zal doen als ze kosteloos over e-content kan beschikken. Dit klinkt valide, maar is deze gedachtegang over vijf of tien jaar niet hopeloos verouderd? Wil de minister de ontwikkelingen onder jongeren monitoren en hierover de Kamer regelmatig informeren? Ik heb op dit punt een amendement van de collega van de Partij van de Arbeid meegetekend. Ik steun dat van harte, bijvoorbeeld om voor in ieder geval de AVI-boeken iets te regelen.

Hoe zit het precies met de uitname uit het Gemeentefonds voor de inkoop van e-content? Heeft de minister al duidelijkheid over deze bedragen? De Auteurswet geldt alleen voor fysieke exemplaren van werken. De wetgever heeft de noodzaak ingezien om de publieke taak van de bibliotheken te verbreden naar een divers, ook digitaal aanbod, zo staat in de memorie van toelichting. Intussen is de Auteurswet niet van toepassing. Of dit door Europese richtlijnen wordt verhinderd, wordt onvoldoende duidelijk. De minister schrijft hier woorden als "lijkt" en "waarschijnlijk". Is zij bereid om dit punt in Europa aan te kaarten en voorbereidende stappen te zetten voor een aanpassing van de Auteurswet? Het lijkt me dat alle lidstaten in deze digitale tijd tegen dezelfde problemen oplopen.

In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat zij er begrip voor heeft als bibliotheken hogere tarieven in rekening brengen voor niet-ingezetenen. Ik vind dit een nogal spannende opmerking. Uit mijn periode als gemeenteraadslid herinner ik me nog levendig discussies over het gesubsidieerde voorzieningenniveau in onze gemeente, zoals het zwembad en het theater, waar bewoners van andere gemeenten van profiteren zonder dat daar iets extra's tegenover staat, noch van de buurgemeenten, noch van de bewoners zelf. Ik vraag me af of die weg bij basisvoorzieningen zoals een bibliotheek wel moet worden ingeslagen. In de praktijk zal iemand lid worden van de dichtstbijzijnde bibliotheek. Mensen kunnen er zelf niets aan doen als in hun eigen gemeente geen volwaardige bibliotheekvoorziening bestaat. Dit is nu in acht gemeenten het geval. Is de minister bereid om afspraken te maken met de VNG en de VOB over het beperken van differentiatie in tarieven voor ingezetenen en niet-ingezetenen? Dat is voor mijn fractie belangrijk.

Kan de minister nog eens helder toelichten wat de rol van de provincies is? In de memorie van toelichting wordt gesproken over "waar sprake is van een duidelijke meerwaarde". Er zijn nu twaalf en straks vijf provinciale ondersteuningsinstellingen die het interbibliothecaire leenverkeer verzorgen. Het IBL lijkt echter op zijn retour, omdat steeds meer digitaal beschikbaar komt. Waarom dan toch zo veel aandacht hiervoor in de wet? Waarom dan nog de provinciale ondersteuningsinstellingen in de lucht houden? Ook de Raad voor Cultuur heeft geadviseerd om het IBL landelijk te organiseren. Ik krijg de indruk dat de provinciale betrokkenheid erbij wordt gesleept vanwege het behoud van provinciale subsidies. Dat kan natuurlijk een heel goede reden zijn, maar dan moeten we daarover wel helder zijn. Waarom kiezen we niet voor een meer open regeling in de wet, zodat de branche in de toekomst een andere route kan kiezen om het IBL in de lucht te houden? Ik overweeg ook op dit punt een amendement; graag een reactie van de minister.

Mijn laatste punt, de laaggeletterdheid, is al eerder door anderen aan de orde gesteld. Ik heb eens een interview gelezen met iemand die laaggeletterd is. Op het oog was het een gezonde vijftiger, maar in werkelijkheid was het iemand die moeilijk een baan kon houden, die continu smoezen verzon om zijn laaggeletterdheid te verbergen. Hij schaamde zich daar ongelooflijk voor. In ons land gaat het maar liefst om 1,1 miljoen mensen. De minister heeft in de nota naar aanleiding van het verslag verduidelijkt wat laaggeletterden hebben aan dit wetsvoorstel. Ik ben overtuigd van de goede intenties, maar ik vraag mij af of wij deze mensen wel zullen bereiken. De wet gaat over bibliotheken. Bibliotheken kunnen laaggeletterden natuurlijk helpen, maar deze mensen komen niet naar de bibliotheken. Hoe verhoudt deze wet zich precies tot het Actieplan laaggeletterdheid, dat tot 2015 loopt? Wanneer worden wij over de voortgang en de resultaten hiervan geïnformeerd?

In de NRC van een paar dagen geleden las ik dat regelmatig bibliotheekbezoek het geluk meer verhoogt dan een salarisverhoging van €1.666. Daar heb ik verder niets aan toe te voegen.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Tegen de verhalen van de collegae die vertellen hoe zij als meisje naar de bibliotheek zijn gegaan, kan ik natuurlijk niet op. Ik ben een jochie. Het verhaal over dit wetsvoorstel wil ik beginnen met een mooie leestip. Bij de voorbereiding van mijn bijdrage kwam ik een prachtig boek tegen van Paul Schneiders — al klinkt zijn naam Duits, het is een Nederlander — met de titel Sterk in bibliotheekwerk. Het is een niet al te dik boek, leuk om te beginnen, met veel plaatjes. Het geeft een overzicht van 100 jaar bibliotheekgeschiedenis. Ik wilde een paar exemplaren reserveren voor de collega's, die er ongetwijfeld belangstelling voor zouden hebben, maar helaas bleek het uitverkocht. Ik kan maar één ding adviseren: leen het eens bij de bibliotheek en kijk het eens door. Het is zeer de moeite waard.

Sinds ruim een eeuw is de bibliotheek een buitengewoon populaire instelling. Dat is zij tot op de dag van vandaag. Talloze voorbeelden laten zien dat de bibliotheek dicht bij burgers wil komen. In dit boek staat bijvoorbeeld een prachtige foto van het parkbibliotheekje in Amsterdam. 's Zomers werd daar in een houten onderkomentje, een soort tuinhuisje, een stapel boeken neergelegd. Dan kwam er een mijnheer zitten, die een tafeltje buiten zette. Kindertjes konden langs dat tafeltje lopen en in de zomervakantie een boekje meenemen om thuis te lezen. Dit als illustratie van een voorziening dicht bij de mensen. Inmiddels hebben heel veel kinderen en ook volwassenen hun bibliotheekje overal bij de hand. De reikwijdte is ongekend gegroeid.

De SGP vindt het een goed idee dat wij na ruim 25 jaar weer een afzonderlijke wet voor de bibliotheken krijgen. Het is belangrijk om bestaande netwerken, nieuwe technieken en culturele waarden beter en met meer samenhang te regelen. Ik wil bij een drietal punten stilstaan. Ik begin met de functies en het maatwerk. Daarna zal ik aandacht vragen voor Nederlandse taal en literatuur. Ten slotte zal ik de focus richten op rompslomp.

Ik begin met de functies en het maatwerk. De discussie over de keuze voor de vorm en de inrichting van de bibliotheek hoort bij uitstek in de lokale politiek thuis. In een interruptiedebat met de heer Van Dijk heb ik dat een- en andermaal onderstreept. Het is belangrijk dat gemeenten keuzes kunnen maken tegen de achtergrond van de lokale omstandigheden. De behoeften verschillen zo sterk, dat wij terughoudend moeten zijn met algemene en voor iedereen geldende verplichtingen. Die zijn over het algemeen te grofmazig. De SGP deelt deze uitgangspunten met de regering, maar betwijfelt tegelijkertijd of het wetsvoorstel de lokale politiek wel voldoende ruimte voor maatwerk biedt.

Daarbij heb ik twee aandachtspunten. In de eerste plaats kijk ik naar de inmiddels veelbesproken vijf functies van de lokale bibliotheek. De SGP heeft er geen behoefte aan om af te doen aan het nut van al deze functies, maar de vraag is of ze allemaal voor de bibliotheek verplicht moeten zijn. Waarom leggen wij de lat zo hoog als wij maatwerk willen bieden, bovendien vaak met beperktere financiële mogelijkheden? Is het logisch om de ontmoetingsfunctie, de debatfunctie en de culturele functie — dat is een verwijzing naar artikel 5, lid d en e — in de Bibliotheekwet te regelen, terwijl de regering erkent dat de uitwerking hiervan ook door andere organisaties kan gebeuren? Dit sluit aan bij een opmerking die mevrouw Keijzer ook nadrukkelijk voor het voetlicht heeft gebracht.

Een tweede aandachtspunt is het volgende. In situaties waarin een uitleenpunt voldoende aan de behoeften tegemoetkomt, maar waarin de andere bibliotheekfuncties in de gemeente niet beschikbaar zijn, mag het uitleenpunt niet deelnemen aan het leenverkeer. De SGP vindt dat jammer. Dit probleem speelt nu in een beperkt aantal gemeenten, maar het zou door nieuwe bezuinigingen weleens kunnen toenemen. Graag krijg ik een reactie op het amendement van SGP en CDA, waardoor uitleenpunten ook zelfstandig aan het leenverkeer kunnen deelnemen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een vraag over de vijf fucties waarover zo veel poeha wordt gemaakt. Verschillende leden roepen dat dit het alleen maar moeilijker maakt, maar dat is toch helemaal niet waar? Op pagina 5 van de memorie van toelichting staat dat gemeenten grote vrijheid hebben in de wijze waarop zij invulling geven aan de functies. Het vervullen van de functies geldt op het niveau van een organisatie en niet op locatieniveau. Er is dus heel veel vrijheid. Je hoeft helemaal niet al die vijf functies in één vestiging te hebben.

De heer Bisschop (SGP):

Dat hebben wij natuurlijk ook gezien, maar een bibliotheek als voorziening moet daaraan voldoen. Wat nu als je in een gemeente een goedlopend boekenbedrijf hebt, een boekhandel die regelmatig een schrijver uitnodigt voor gesprek of debat? Dan moet je als bibliotheek toch niet eens aan die functie inhoud willen geven, alleen al om niet in een concurrentiepositie ten opzichte van die ondernemer te komen? Ik bedoel dus te zeggen: als er ruimte is … Nee, laat ik het anders zeggen. Niemand ontkent dat dit waardevolle functies zijn, maar de vraag is of je de verantwoordelijkheid voor het invullen van die functie expliciet bij een voorziening als een bibliotheek moet neerleggen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit is een wat warrig antwoord. Ik kan niet anders constateren dan dat de heer Bisschop het eigenlijk gewoon eens moet zijn met de stelling dat dit helemaal niet zo belemmerend is. Hij geeft een voorbeeld van een boekhandel waar een schrijver komt. Elke vestiging heeft grote vrijheid om te kiezen wat zij wel en niet aanbiedt. Die vrijheid is er dus al.

De heer Bisschop (SGP):

Ik denk dat de formulering zodanig is dat een bibliotheek zich niet kan onttrekken aan de taak die omschreven is onder lid d en lid e van artikel 5. Ons verhaal is dat je dit niet verplichtend moet willen opleggen. Laat de bibliotheek zich in ieder geval concentreren op haar kerntaak. Het is dan de verantwoordelijkheid van de lokale politiek om ervoor te zorgen dat de andere activiteiten in het maatschappelijke en culturele leven een plek krijgen.

De heer Klein (50PLUS):

Ik kan dit niet helemaal volgen. In december 2012 steunde de SGP een motie waarin werd aangegeven dat deze functies heel belangrijk zijn en sterker nog, dat die moeten worden opgenomen in het landelijk beleid. Die motie is door de SGP gesteund. Wij zien in de memorie van toelichting dat die motie vervolgens uitgewerkt is in de wet, onder dit artikel, maar nu is de heer Bisschop er opeens tegen. Hoe kan dat?

De heer Bisschop (SGP):

Dat is misschien een misverstand waaraan de heer Klein eerder heeft gerefereerd. Wij zijn niet tegen de uitwerking van de motie en ontkennen niet de waarde van de functies. De vraag is of je die functies per se aan de bibliotheek moet koppelen. Alles overziend kun je beter een bibliotheekvoorziening hebben waarbinnen de bibliotheek zich op de kerntaak richt en je op een andere wijze ruimte laat voor het invullen van dit soort functies. De functies hoeven niet per se door de bibliotheek te worden ingevuld en kunnen ook op een andere wijze inhoud krijgen.

De heer Klein (50PLUS):

Dat laatste kan ik mij voorstellen, maar het eerste is dat de motie in het kader van het bibliotheekbeleid is opgezet. Het is dus niet zomaar uit de lucht komen vallen en de SGP heeft werkelijk gezegd: wij vinden dit belangrijke functies in het kader van het bibliotheekbeleid en — de heer Van Dijk geeft het terecht aan — het geeft alle ruimte binnen de gemeente om het in te vullen. Ik begrijp de draai van de SGP in dit verband helemaal niet.

De heer Bisschop (SGP):

De SGP is niet gewend te draaien, maar wel om goed na te denken. In het wetgevingstraject bestaan ook andere mogelijkheden en je kunt de lokale politiek uitstekend ruimte laten om eigen keuzen te maken. Als we dit loskoppelen van de typische bibliotheekvoorziening en het als een taak in algemene zin formuleren, wordt de motie volledig recht gedaan. Dat kan uitstekend. Je hebt daarvoor de bibliotheek niet per se nodig.

De heer Monasch (PvdA):

De uitleg van de motie begint steeds raardere vormen te krijgen. Ik merk dat de SGP nu opeens bevangen lijkt door een soort liberaal marktdenken. Begrijp ik het goed dat de heer Bisschop niet wil dat een schrijver bij een bibliotheek wordt uitgenodigd als een boekhandel dit ook kan doen? Die mensen gaan 's avonds naar de bibliotheek toe, luisteren naar de schrijver en rennen de volgende dag naar de boekhandel om zo'n boek te kopen. Wil de heer Bisschop dat niet stimuleren?

De heer Bisschop (SGP):

Of ze rennen de volgende dag naar de bibliotheek om dat boek te lenen, dat zou het allermooiste zijn.

De heer Monasch (PvdA):

Dat is toch precies ook wat er kan gebeuren als de boekhandel de schrijver uitnodigt? Wil de heer Bisschop dat dan ook gaan verbieden?

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil helemaal niets verbieden. Als je goede culturele voorzieningen hebt die op een gezonde economische basis functioneren, moet je dat als overheid willen stimuleren door in elk geval niet met gesubsidieerde instellingen te gaan concurreren. Dit geeft concurrentievervalsing, want de bibliotheek kan het anders, goedkoper en voordeliger aanbieden dan de ondernemer. Ik ben wars van dit soort concurrentievervalsing en wil daarom die functie, die verplichtend in het artikel is opgenomen, op welke wijze dat ook inhoud krijgt, in principe loskoppelen van de bibliotheekvoorziening.

De heer Monasch (PvdA):

Er staat niets verplichtends in het wetsvoorstel. Ik adviseer de heer Bisschop dit nog een keer goed na te lezen.

Het gaat toch om leesbevordering? Het gaat toch om het stimuleren van en het lol krijgen in lezen? Het gaat de SGP toch niet om een of ander liberaal marktverhaal waarbij een boekhandel bang is dat één boek meer wordt uitgeleend en het vice versa zo kan zijn dat er iets bij de bibliotheek wordt georganiseerd en er enorme belangstelling is om het boek van de schrijver te kopen?

De heer Bisschop (SGP):

Ik ben het ermee eens dat het om leesbevordering gaat. Deze kan zowel via de bibliotheek als via de boekhandel worden bereikt. Ik leg de vinger erbij dat de gesubsidieerde voorziening niet in een oneigenlijke concurrentiepositie ten opzichte van een gezonde onderneming dient te komen. Overigens, als er staat "moet ten minste voldoen aan" en er volgt a tot en met e, kan ik dat niet anders interpreteren dan dat de voorziening in elk geval moet voorzien in de eisen die onder artikel 5, lid a tot en met e worden gesteld.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Als ik de heer Bisschop goed beluister, zegt hij dat je geen overbodige dingen moet regelen in een wet. Daar kun je je iets bij voorstellen. Wij denken anders over die functies. Ik heb een vraag aan de heer Bisschop. Heeft hij ooit een bibliotheek gezien waar geen Nederlandse boeken staan?

De heer Bisschop (SGP):

De bibliotheken die ik ken, hebben die uiteraard allemaal. Ik zal trouwens straks een gloedvol pleidooi houden voor Nederlandse boeken in bibliotheken.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Waarom is er dan een amendement van de heer Bisschop om te regelen dat overal de woorden "het Nederlandse taal- en literatuurgebied" worden toegevoegd? Dat kan ik niet helemaal rijmen. Hij zegt dat je geen overbodige dingen moet regelen. Ik heb nog nooit een bibliotheek in Nederland gezien waar geen Nederlandse boeken zijn, maar toch gaan we dat regelen met drie artikelen in dit amendement. Dat lijkt tegenstrijdig.

De heer Bisschop (SGP):

Dat is een heel goede vraag. Als u het niet erg vindt, vervolg ik mijn betoog, want ik licht dat zo meteen nog toe. Overigens wordt het ook uitgelegd in de toelichting op het amendement, maar misschien is het goed dat ik nog even de vinger erbij leg. Anders pleit ik ervoor dat mevrouw Bergkamp haar interruptie opnieuw mag plegen.

Ik kom bij het tweede aandachtspunt onder het kopje functies en maatwerk. Ik ben ingegaan op situaties waarin een uitleenpunt voldoende aan behoeften tegemoetkomt, maar geen andere bibliotheekfuncties beschikbaar heeft. Dat uitleenpunt mag dan niet deelnemen aan het leenverkeer. Ons pleidooi is om er nog eens goed naar te kijken, zodat ook die uitleenpunten zelfstandig aan het leenverkeer kunnen deelnemen. Het kan een heel basale voorziening van een kleine kern zijn, bijvoorbeeld het parkbibliotheekje in het Vondelpark van 1917; ik verwijs naar de foto.

De regering houdt de mogelijkheid open dat de bibliotheekfuncties ook op digitale wijze kunnen worden ingevuld. Zij acht dat voorlopig echter onwaarschijnlijk en onwenselijk. Kunnen wij daaruit opmaken dat een bibliotheek niet aan de vereisten voldoet wanneer zij alle functies digitaal zou aanbieden? De SGP is overigens benieuwd welke ruimte het wetsvoorstel naar het oordeel van de minister biedt voor burgers om bepaalde voorzieningen over te nemen. Ook dat punt is al aan de orde geweest. Juist in deze tijd van bezuinigingen zou het mooi zijn, als op dit thema meer maatschappelijke initiatieven van de grond komen. Ik spreek hier steun uit voor het pleidooi van mevrouw Keijzer op dit punt.

Dan kom ik bij het tweede onderdeel, de Nederlandse taal en literatuur. Het belang van de Nederlandse taal en literatuur verdient bijzondere aandacht. In de onderwijswetgeving is dat belang daarom op verschillende manieren verankerd. Ook voor de Friese taal geldt een bijzondere positie. Daarnaast heeft Nederland op grond van het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie verplichtingen om de taal en literatuur van het Nederlandse taalgebied te bevorderen. De SGP vindt het opmerkelijk dat deze bijzondere aandacht nergens is terug te vinden in de bibliotheekwet, terwijl deze wet bij uitstek hiermee te maken heeft. Het heeft iets te maken met het overkoepelende doel waarover eerder is gesproken. Het gaat namelijk om de nationale collectie en bijvoorbeeld de samenwerking met het onderwijs. Ik heb daarom het amendement op stuk nr. 19 ingediend, dat ten minste de positie van het Nederlandse taal- en literatuurgebied waarborgt. Naast het Nederlands gaat het dus ook over het Fries, andere streektalen en de samenwerking met Vlaanderen: het Nederlandse taal- en literatuurgebied, dat op die wijze wordt geborgd. Graag verneem ik de reactie van de regering daarop.

De SGP vraagt speciaal aandacht voor de digitale bibliotheek van de Nederlandse letteren: een collectie met een groot bereik in binnen- en buitenland die bovendien hooggewaardeerd is. De SGP hoort graag meer over de plannen van de minister om deze collectie in het nieuwe systeem te waarborgen en te ontwikkelen. Daarvoor is allereerst een heldere basisfinanciering nodig die niet van verschillende partijen afhankelijk is. Onderkent de minister dat belang?

Mevrouw Bergkamp (D66):

Even uit belangstelling: vindt de heer Bisschop dat er op dit moment te weinig wordt gedaan als het gaat om de Nederlandse taal en literatuur, Vlaanderen en de streektalen? Met andere woorden, hebben wij een probleem dat wij nu wettelijk moeten regelen? Hiervoor hadden wij ook een bibliotheekwet. Ik had net een interruptie waaruit bleek dat de heer Bisschop ook vindt dat er in iedere bibliotheek Nederlandse boeken zijn en dat er voldoende aandacht is. Welk probleem lossen we op?

De heer Bisschop (SGP):

Bij de vaststelling van deze wet gaat het niet zozeer om de oplossing van allerlei problemen die zich voorgedaan hebben, als wel om de keuze die wij nu maken om opnieuw een bibliotheekwet te formuleren. Dan moet je dat goed doen. Wat is de kerntaak van de bibliotheek? Daarop zeggen wij: die koepel, waar mevrouw Bergkamp zelf al voor pleitte, moet nu verwoorden met het bibliotheekwerk in de eerste plaats ondersteunend te willen zijn in het Nederlandse taal- en literatuurgebied in al haar geledingen ten behoeve van de mensen die daar gebruik van willen maken, ook in de verschillende regio's.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik begrijp dat. Nogmaals, een wet heb je inderdaad niet alleen om problemen op te lossen, maar je wilt daar wel op een bepaalde manier in sturen. Ik vind het nogal wat als je vanuit Den Haag probeert een collectie te beïnvloeden. Ik hoorde net al in het betoog: je hebt kleine bibliotheken; die moeten een uitleenfunctie hebben. Moeten die uitleenpunten, waar een ander amendement over gaat, dan ook boeken hebben over de streekcultuur, de Friese cultuur, de Nederlandse cultuur? Of spreken de twee amendementen elkaar tegen?

De heer Bisschop (SGP):

Dat is naar mijn idee niet het geval. Het gaat om de bibliotheekvoorziening, die verschillende uitleenpunten kan hebben en die eventueel een zekere zelfstandige positie kan krijgen om deel te nemen aan het leenverkeer. Maar als een bibliotheek als zodanig volwaardig geclassificeerd wil kunnen worden, dan zal die nadrukkelijk moeten voldoen aan die voorzieningen ten behoeve van die service op het terrein van de Nederlandse taal en literatuur in de brede zin van het woord.

Tot zover de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren. Dat is een prachtige digitale voorziening, die het verdient om grondig veiliggesteld te worden.

Zo kom ik bij het derde en laatste punt: de rompslomp. Over de administratie en rompslomp heeft de SGP nog wel enkele zorgen. Onze aandacht richt zich op de volgende punten. In de eerste plaats verplicht het wetsvoorstel bibliotheken om hun ledenadministratie op elkaar af te stemmen. Dat is begrijpelijk. De SGP vindt een verplicht systeem echter onwenselijk. Kan de regering bevestigen dat het alleen gaat om het verzamelen van bepaalde lidmaatschapsgegevens en bijvoorbeeld niet om het gebruiken van dezelfde software? Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de invoering van het lidmaatschap van de digitale bibliotheek. Kan de regering ingaan op de zorg van de Vereniging van Openbare Bibliotheken dat een gescheiden lidmaatschapsadministratie voor fysiek en digitaal lidmaatschap tot onnodige lasten en kosten leidt?

In de tweede plaats wil de regering bibliotheken verplichten om gegevens te leveren die inzicht bieden in het bibliotheekstelsel. Tegelijkertijd leveren bibliotheken jaarlijks al veel informatie in het jaarverslag. Hoe voorkomen wij dat wij bibliotheken opzadelen met dubbel werk? Waarom kunnen wij niet volstaan met het jaarverslag, dat eventueel aan eisen moet voldoen?

Tot slot, het wetsvoorstel knipt het lidmaatschap van de bibliotheek in twee stukken. Voor mensen die weinig met de lokale bibliotheek hebben, is het mogelijk om alleen lid te zijn van de landelijke, digitale bibliotheek. Dat is voor hen inderdaad gemakkelijk. Maar zet dit het draagvlak voor de bibliotheek als geheel niet onnodig onder druk? Waarom is het niet mogelijk om een aanbod te doen dat ook voor digitale gebruikers dermate interessant is dat zij het lidmaatschap van de fysieke bibliotheek er dan maar bij nemen? Ik realiseer mij dat ik mij hiermee begeef in een pleidooi in de lijn van de heer Van Dijk. Graag een reactie.

Om nu te voorkomen dat het idee ontstaat dat de SGP het op alle punten met de SP eens is, wil ik de heer Van Dijk toch een beetje teleurstellen. Ik neem nadrukkelijk afstand van de gelijkstelling die de heer Van Dijk pleegde tussen scholen en bibliotheken. Dat is het vergelijken van kokosnoten met aardbeien en het constateren dat ze verschillen, dat ze helemaal niet op elkaar lijken en dat dat raar is! Je kunt kokosnoten best vergelijken met aardbeien, maar het ligt in de aard van kokosnoten dat ze heel anders zijn dan aardbeien.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik had gedacht dat de heer Bisschop in zou gaan op mijn vergelijking tussen kerken en bibliotheken. Ik ben benieuwd welke vrucht we voor kerken gaan krijgen.

De heer Bisschop (SGP):

Dat hoef ik niet uit te leggen, want iedereen snapt dat dat een heel merkwaardige vergelijking is.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo is het. Uiteraard staat het de heer Bisschop vrij om scholen en bibliotheken heel andere instituties te vinden. Dat is inderdaad zo. Maar de vraag die voorligt, is het belang ervan. Dan zie ik een zekere overeenkomst. De SP zegt: bibliotheken horen thuis in gemeentes, net als scholen. De SGP zegt dat uitsluitend van scholen. Dat stelt me een beetje teleur.

De heer Bisschop (SGP):

Ik ontken zeker niet dat bibliotheken van belang zijn. Maar als dat het criterium is, dan kun je dat ook vergelijken met sportvelden, met sportvoorzieningen, met zwembaden, met lantaarnpalen en met de inrichting van de publieke ruimte. Dan kom je helemaal nergens, want dan maak je van het overheidsbeleid een assortiment van de groenteboer. Dat moet je niet willen, overigens met alle respect voor dat assortiment, hoor.

De vergadering wordt van 16.22 uur tot 16.25 uur geschorst.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Onlangs opende de stad Birmingham zijn nieuwe bibliotheek, een bibliotheek met een visie en een gebouw met een visie. De bibliotheek moet een paleis van iedereen zijn. Het paleis, de Birminghamse bibliotheek, heeft een Nederlands accent. Het gebouw is ontworpen door de Nederlandse Francine Houben van het bureau Mecanoo architecten. Van haar is de uitspraak afkomstig dat de bibliotheek een paleis van iedereen moet zijn. Het zou vaker moeten gebeuren: de meerwaarde van architectuur moet zich vertalen in het gebouw, en de plek van het gebouw in de omgeving en in de samenleving. Het paleis van iedereen doet precies dat, of zoals Houben het zelf zegt: als je er langsloopt, moet je er naar binnen willen. Het moet een gebouw zijn dat nieuwsgierigheid opwekt, dat boeken ontsluit, dat een ontdekkingstocht, een vindplaats en een ontmoetingsplek is. Ook in een tijd van digitale ontsluiting speelt dat idee een centrale rol. Sterker nog: ook de digitale inrichting van bibliotheken moet dat idee versterken.

We lijken het belang van bibliotheken tegenwoordig makkelijk te vergeten. We kopen onze eigen boeken, we hebben onze eigen boekenkasten, onze eigen computer, onze eigen printer, en Google is de poort naar onze eigen huisbibliotheek. Tegelijk stijgt de vraag van jongeren — dat zien we met name ook in achterstandswijken — naar een plek waar ze hun huiswerk kunnen maken. Die functie begint de bibliotheek gelukkig meer en meer ook te vervullen. Zo komt men weer in aanraking met boeken, een omgeving waarin boeken zijn en kennis kan worden opgedaan. Ouderen komen er om de krant te lezen en elkaar te ontmoeten. Bibliotheken worden gevraagd om programma's te ontwikkelen tegen laaggeletterdheid. Ook is er een constante stroom van jonge lezers die op zoek zijn naar weer nieuwe AVI-leesboeken om op school mee te kunnen.

Al die taken zijn ook in het digitale tijdperk van wezenlijk belang. Het is al zelfs zover dat de fractie van de Partij van de Arbeid heeft besloten om een eigen bibliotheek te beginnen in dit gebouw. Het is een tamelijk anarchistisch model: je mag het boek meenemen en je hoeft het niet eens terug te brengen, onder één conditie: je moet een ander boek achterlaten. Zo krijgen we een heel dynamische bibliotheek. Ik wil dat niet voorstellen voor de rest van Nederland, maar misschien is het een model dat elders kan worden uitgeprobeerd. De bibliotheek staat open voor iedereen. Ik weet niet of ik nu ruzie krijg met onze eigen bibliothecaris, maar komt u gerust een keer langs.

Tegelijkertijd staan bibliotheken op veel plaatsen onder druk. Elke sluiting van een bibliotheek doet velen pijn. Mijn collega van de ChristenUnie zei het ook al: een fysiek gebouw moet helaas weleens sluiten, maar de gedachte van de bibliotheek mag dat niet. Daarvoor vinden wij haar taak en rol in de samenleving te belangrijk.

De bibliotheek is misschien wel het symbool van de verlichting, van de moderniteit. Het is de vrijplaats waar informatie gevonden en gedeeld kan worden. Het is een van de pijlers van onze kennisvermeerdering. Uit rapporten van de WRR blijkt dat het cruciaal is voor de toekomst van ons land en voor onze economie dat we onze taal beheersen en dat we die beheersing ook blijven bevorderen. Een wiskundeleraar formuleerde het laatst op een rapportavond als volgt: kunnen lezen is cruciaal voor bètavakken; mijnheer Monasch, ze kunnen de wiskundesommen wel maken, maar ze begrijpen de opgave niet omdat ze tekst niet begrijpen. Zo erg is het op een aantal plekken dus gesteld: men is wel goed in bèta, maar men begrijpt de opgave niet omdat men de taal onvoldoende beheerst. Genoeg redenen dus om ons vol in te zetten voor lezen en leesvaardigheid en in de volle breedte te ondersteunen. Daar zijn de bibliotheken onmisbaar in.

We zijn daarom des te meer verheugd over het feit dat het kabinet de rol van bibliotheken herkent en wil versterken. Het kabinet wil ook nieuwe functies toevoegen aan de rol die de bibliotheek moet spelen in een moderne samenleving: een breed programma dat naar plaats en mogelijkheden is aangepast. De keuze moet men lokaal maken, maar wordt landelijk middels de bibliotheekwet van harte ondersteund.

Wij hebben reeds in de schriftelijke inbreng veel zaken bediscussieerd. In deze plenaire behandeling willen we ons richten op een aantal zaken, waarvan een deel ook in amendementen terugkomt. Ten eerste vinden wij de keuze van het kabinet over het e-lidmaatschap op dit moment te behoudend. Terecht heeft mijn collega van de VVD gewezen op het feit dat dit zo snel mogelijk in EU-verband moet worden geregeld en dat er geen obstakels mogen zijn bij het verder uitlenen van e-books via bijvoorbeeld bibliotheken. Ik sluit mij daar van harte bij aan. Tegelijkertijd zouden wij het te karig vinden om, nu we het tijdperk van digitalisering vol zijn ingegaan, er middenin zitten en dit een grote toekomst heeft, niet te zorgen voor mogelijkheden om e-books voor met name jongeren bereikbaar te maken en dus geen ruimte te creëren voor een lidmaatschap voor e-books voor jongeren. Wij hebben daarom een amendement ingediend, dat inmiddels ondertekend is door GroenLinks, 50PLUS, SP en de ChristenUnie, om ervoor te zorgen dat er ruimte komt om e-books die met name van belang zijn voor bijvoorbeeld je leeslijst en voor je AVI-boeken, gratis beschikbaar te stellen voor 16- en 17-jarigen, maar ook voor alle andere jongeren onder de 18. Die 16- en 17-jarigen …

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik hoor de heer Monasch het woord "gratis" noemen, maar niets is natuurlijk gratis. De kosten voor e-books moeten natuurlijk ergens uit gefinancierd worden. Hoe schat de heer Monasch de kosten in, en hoe worden deze gedekt?

De heer Monasch (PvdA):

Wij denken dat dit mogelijk is door een bedrag in te houden op het Inkoopfonds via het Gemeentefonds. Wij willen aan de minister vragen of zij binnen de regelingen op haar ministerie hiervoor nog ruimte ziet. Wij zouden het natuurlijk graag volledig vrij willen hebben. Ik denk ook dat dit de toekomst zal moeten worden, maar we zitten met EU-belemmeringen en met kosten en onderhandelingen over auteursrecht. Ik vind echter dat we dit in de wet moeten verankeren en dat we de eerste stap moeten zetten. Die eerste stap ziet op de leeslijst en de AVI-boeken. Wij denken dat deze voorziening met een aantal miljoenen gedekt moet kunnen worden.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Een aantal miljoenen. Ik begrijp dat dit bedrag uit het Gemeentefonds wordt gehaald. De gemeenten gaan daar dus voor betalen.

De heer Monasch (PvdA):

Nee, er is een deel ... Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

Ga uw gang, mijnheer Monasch.

De heer Monasch (PvdA):

Mijn gretigheid om mevrouw Bergkamp mee te nemen met het idee en haar te overtuigen ging even met mij aan de haal, voorzitter. Excuus.

Ik wil graag van de minister horen of zij daar mogelijkheden en een dekking voor ziet. Wij stellen voor om een deel van het Inkoopfonds uit het Gemeentefonds daarvoor apart te zetten en voor dit doel te reserveren.

Mevrouw Bergkamp (D66):

De minister heeft heel duidelijk geantwoord dat het nog niet kan, dat er belemmeringen zijn. Waarom zouden wij vanuit de Kamer de minister dan niet de opdracht geven om dat in Europees verband mogelijk te maken, in plaats van nu iets een beetje halfslachtig in de wet te regelen? We weten immers nog niet helemaal of het gefinancierd kan worden en of er een dekking is. Waarom roepen wij de minister niet via een motie op in plaats iets in een amendement te regelen wat nog niet helemaal lekker voelt omdat het nog niet helemaal kan en de dekking nog onduidelijk is? Is er geen tussenvorm mogelijk? Ik deel wel het pleidooi van de heer Monasch dat het heel mooi is om voor het gedoe met de auteursrechten in Europees verband een oplossing te vinden, met respect trouwens voor de auteurs.

De heer Monasch (PvdA):

Ik vind het jammer dat het nog niet helemaal lekker voelt, maar dat biedt wel perspectief bij D66. Het voelt bij mij wel heel erg lekker, zo zeg ik in alle eerlijkheid. Ik vind niet dat wij moeten gaan wachten op Europa. Dat is niet goed voor Europa in een andere discussie die deze week speelt, en het is ook niet goed voor het e-lidmaatschap en voor de leesbevordering bij onze jongeren. Ik vind dat wij allebei moeten doen. Laten wij dit nou in de wet vastleggen. Laten wij een opening maken voor de boeken die voor de leesbevordering het belangrijkste zijn en laten wij er vervolgens, ook in de geest van de heer Rutte die deze oproep ook heeft gedaan, voor zorgen dat er uit Europa zo snel mogelijk duidelijkheid komt, zodat de minister op basis daarvan verder kan.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb waardering voor de inzet van de Partij van de Arbeid en de heer Monasch om e-books op dezelfde manier beschikbaar te krijgen voor jongeren onder de 18 jaar als fysieke boeken. De Partij van de Arbeid is kennelijk op zoek gegaan naar dekking om dit mogelijk te maken. Ik wil even goed begrijpen hoe dat gebeurt. Als ik het goed begrijp, reserveert de heer Monasch een deel van de middelen uit het Gemeentefonds die naar de Koninklijke Bibliotheek worden overgeheveld voor de aanschaf van het digitale content, om een categorie van de e-books voor jongeren onder de 18 jaar voor niks beschikbaar te krijgen. Klopt dat?

De heer Monasch (PvdA):

Dat kan naar onze mening een weg zijn. Er zijn wellicht binnen het grote departement van deze minister nog andere zaken omdat het hierbij echt om leesbevordering gaat. De eerste weg die de heer Rutte aangeeft, is inderdaad een van de wegen. Voor de mogelijkheden die de minister ziet, wachten wij haar beantwoording af.

De heer Rutte (VVD):

Dat is goed. Wellicht is er nog ergens dekking te vinden, maar het gaat altijd ten koste van iets. Ik schat in dat, als je dit doet op de manier die de heer Monasch voorstelt, dit sympathiek is voor de genoemde groepen omdat de boeken daardoor immers voor niks uitgeleend kunnen worden. Daardoor kunnen in totaal echter wel minder e-books door de Koninklijke Bibliotheek worden aangeschaft. Het geld gaat immers van dat aanschafbudget af. Klopt die inschatting?

De heer Monasch (PvdA):

Mijnheer Rutte, wij zijn het met elkaar eens dat het leven altijd keuzes maken is. Wij vinden dat wij deze ontwikkeling moeten stimuleren. Dat moeten wij een plek geven in de wet en wij moeten een eerste opening maken voor de groep voor wie leesbevordering en kennis van de taal cruciaal is. Dat betekent dat je inderdaad die keuze maakt.

Wij allen maken ons zorgen over berichten dat bibliotheken het moeilijk hebben of zelfs moeten sluiten. Ik ben daar al op ingegaan. Wij vinden dat de bibliotheken beter beschermd moeten worden dan de afgelopen jaren is gebeurd. Er moet zorgvuldiger mee worden omgegaan. Er zijn te veel berichten dat op een gegeven moment de voorzieningen in de knel komen. Dat aantal zou weleens kunnen toenemen. Daarom hebben wij het amendement van mevrouw Bergkamp medeondertekend, om er zo voor te zorgen dat gemeenten de bibliotheek in hun beleid altijd een plek geven. In een bibliotheekbeleidsvisie, een cultuurnota of een onderwijsnota moeten zij aangeven wat de plek van bibliotheken in de gemeente is.

Aanvullend daarop is het volgens ons belangrijk dat er vanuit de netwerkverantwoordelijkheid — het is een lelijk woord, maar het staat nu eenmaal in artikel 6 — en op basis van de al bestaande Bibliotheekmonitor — het is dus een bestaande monitor, die overgaat naar de KB — een tweejaarlijks overleg wordt gehouden met alle betrokken partijen, namelijk de bibliotheken, de gemeenten en het Rijk, om na te gaan hoe het staat met het aanbod en de dekking. Daarvoor hebben wij het amendement op stuk nr. 30 ingediend.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik heb het amendement van de heer Monasch in mijn hand. Ik vind het op zichzelf een goede gedachte om tweejaarlijks met elkaar te bespreken hoe het staat met de bibliotheken. De heer Monasch voegt echter een artikel toe waarin hij een monitor toevoegt. Ik hoor hem zeggen dat het een bestaande monitor is, maar hij voegt er wel een aantal zaken aan toe die ook moeten worden onderzocht. Ik heb hier 4 A4'tjes waar 34 monitors op staan die gemeentes nu al moeten invullen en bijhouden, en dat is alleen nog maar op het gebied van zorg en sociale zaken.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Keijzer (CDA):

Mijn vraag is of met het toevoegen van extra zaken de last voor gemeenten niet te groot wordt. Wil de heer Monasch niet volstaan met de bestaande monitor?

De heer Monasch (PvdA):

Als de minister aangeeft dat de bestaande Bibliotheekmonitor volstaat, vind ik dat prima. We moeten gewoon een goede basis hebben. We zijn het erover eens dat we niet allerlei zaken moeten toevoegen — het gaat om het hoogstnoodzakelijke — maar dat we wel een voortgangsrapportage krijgen over de vraag hoe het staat met het bereik en de dekking van het bibliotheekaanbod.

De voorzitter:

Mevrouw Monasch, tot slot. Pardon, ik bedoel mevrouw Keijzer.

De heer Monasch (PvdA):

Zover is het nog niet.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Wat niet is, kan nog komen.

De voorzitter:

Dat weet ik niet. Mevrouw Keijzer, gaat uw gang.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat bedoelde ik in algemene zin, uiteraard.

Ik hoor graag de reactie van de minister en verneem met name graag wat er al in de bestaande monitor staat.

De heer Monasch (PvdA):

Ik moest er opeens aan denken dat ik mevrouw Keijzer in haar functie als wethouder ooit eens rozen heb gebracht. Als die foto ook nog opduikt, weet ik niet wat uw verspreking allemaal voor gevolgen krijgt, voorzitter.

Een belangrijke taak van de bibliotheek is het uitlenen van muziek, vaak via digitale kanalen. De functie van muziekuitleen staat echter nergens in de wet. Via de muziekwet hebben wij een fantastische database gekregen met heel veel titels. Alle titels die uitkomen, worden daarin gearchiveerd en gecategoriseerd. Wij denken dat het belangrijk is dat de functie van muziekuitleen ook een plek krijgt in de bibliotheekwet. Daarom hebben wij, samen met de SP, een amendement ingediend. Ook D66 zal dit amendement voorzien van een handtekening.

Wij steunen het amendement van het CDA om bewoners van buurten, wijken en gemeenten de mogelijkheid te geven om hun eigen bibliotheek voort te zetten.

Ik rond af met een aantal vragen. Er zijn al meerdere vragen gesteld over de bibliotheekpas. Als je de stukken leest, krijg je het gevoel dat er een situatie kan ontstaan als die met de ov-chipkaart, al is het nog niet zo ver. De discussie over de ov-chipkaart was veel erger: bij de een moet je met de ene kaart inchecken en bij de ander met een andere kaart. Er moet natuurlijk gewoon één nationale bibliotheekpas komen. Het zou het mooist zijn als de verantwoordelijkheid hiervoor bij de branche ligt. Als de branche het organiseert, lijkt mij dat prima. Hoe staat het daar nu mee?

Ik heb in dat verband nog de volgende vraag. Wij hebben nog steeds moeite met de afweging die het kabinet maakt — de Raad van State heeft daar ook op gewezen — om het lidmaatschap niet te combineren. Waarom wordt dat niet gedaan? Daarvoor hoeven mensen helemaal niet naar de bibliotheek toe. Dat kan gewoon via de website van de lokale bibliotheek gebeuren. We moeten alles doen om dat te stimuleren, we moeten zorgen voor laagdrempeligheid. We moeten ervoor zorgen dat mensen lid worden van een lokale bibliotheek en dan tegelijkertijd ook lid zijn van de digitale nationale bibliotheek die opgezet wordt. Ik doe nogmaals een dringend verzoek aan het kabinet om met meer kracht van argumenten aan te geven waarom dat niet een verstandige weg is. Ik verwijs daarbij ook naar de argumentatie van de Raad van State.

In het collectiebeheer wordt een belangrijke rol gegeven aan de Koninklijke Bibliotheek. Wat zegt dat over de ruimte die lokale bibliotheken hebben om te kiezen voor regionale cultuur? Wat zegt dat over hun ruimte om zelf keuzes te kunnen maken bij het samenstellen van de collectie? Het moet voor een directeur en voor het personeel ook een beetje leuk zijn. Zij moeten zelf ook kunnen aangeven welke boeken zij willen hebben. Dat moet niet allemaal worden voorgeschreven. Ik begrijp best dat er een aantal basistitels moet zijn, maar ik hoor graag welke mogelijkheden er zijn om regionale cultuur een plek te geven en op lokaal niveau keuzes te laten maken door de mensen die daar werken.

Biedt deze wet voldoende ruimte aan vrijwilligers? Tijdens de werkbezoeken die ik heb afgelegd, krijg ik gelukkig altijd de indruk van directeuren en medewerkers dat er naast de professional heel veel ruimte en ook noodzaak is voor vrijwilligers. Blijft de belangrijke rol die vrijwilligers kunnen spelen overeind met deze wet? Is er sprake van een tendens waarbij professionalisering wellicht dusdanig doorschiet dat die vrijwilligers in de problemen komen? We hebben dat immers op een aantal andere terreinen wel gezien. Ik noem de kinderopvang. Je kunt daar zo je gedachten over hebben. Ik wil graag weten hoe de minister daarover denkt.

Ik begon mijn betoog met het verhaal over de bibliotheek die een paleis moet zijn voor iedereen. Wie de foto bekijkt of wie in de bibliotheek van Birmingham is geweest, weet dat zo'n prachtig gebouw niet in elke gemeente, laat staan in Schermer, tot de mogelijkheden behoort. Ik denk dat we moeten kijken naar de gedachte achter het gebouw: het paleis voor iedereen. Het kan ook anders. Ik wijs op Antonio La Cava. Hij is een oud-schoolmeester. Hij heeft il bibliomotocarro. Onthoud de naam voor een avondje scrabble! Il bibliomotocarro is een klein Italiaans karretje, een omgebouwde bibliotheek. Je kunt het allemaal wel een keer tegenkomen als je op het platteland bent. Antonio La Cava gaat met dat karretje door al die dorpen en probeert daarmee de vreugde van het lezen over te brengen. Ze noemen hem wel "de meester van de weg". Ik denk dat het "paleis voor iedereen" zich ergens tussen het paleis in Birmingham en het paleis van il bibliomotocarro bevindt. De bibliothecarissen van dit land zorgen ervoor dat die paleizen voor iedereen mogelijk blijven. Ik denk dat het goed is om dat hier te benadrukken. Ik spreek vanuit hier mijn dank en steun uit om dat goede werk ook in de toekomst mogelijk te maken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat zijn veel mooie woorden van de PvdA over de bibliotheek. Hartstikke goed! Wat gaat de heer Monasch doen om die afname te stoppen? Hij heeft gezegd dat gemeenten moeten zorgen voor een fusie. Hij heeft gezegd dat er overleg moet komen. Hij heeft gezegd dat er een monitor moet komen.

De voorzitter:

Volgens mij is uw vraag wel duidelijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat gaat hij doen om die afname te stoppen? Er zijn in de afgelopen jaren 300 bibliotheken opgeheven.

De heer Monasch (PvdA):

Ik ga dat onder andere proberen met de partij van de heer Van Dijk. Zijn partij levert de komende jaren ook meer wethouders. Dat moet dus wel een garantie zijn dat die afname kan worden gestopt. Dat geldt ook voor andere partijen die zich zorgen maken. Ik heb eerder op andere plekken aangegeven dat ik uiteraard gecharmeerd ben van de gedachte dat elke gemeente haar eigen bibliotheek zou moeten hebben, maar ik ben tegelijkertijd zeer bezorgd dat dat een race naar de bottom is. Ik houd ook van duidelijke normen. Ik ben bang dat men zich in de grote stad, waar ook veel financiële druk is, gaat beperken tot één of misschien twee fysieke plekken en zegt dat daarmee aan de verplichtingen wordt voldaan. Een ander voorbeeld is een grote plattelandsgemeente. De heer Van Dijk heeft al gezegd dat de bibliotheek in Schermer er niet meer is en dat mensen nu naar Alkmaar gaan. Straks wordt Schermer opgeheven en is het probleem eigenlijk opgelost. Dan is er immers een bibliotheek in Alkmaar. Dan zijn die mensen in Schermer misschien voor eens en altijd hun bibliotheek kwijt. Dus het is helaas iets gecompliceerder.

Wat wij, bijvoorbeeld met het amendement van mevrouw Bergkamp dat wij mede hebben ondertekend, willen doen met die netwerkverantwoordelijkheid is dat een bibliotheekmonitor niet tot extra administratievelastendruk moet leiden maar heel duidelijk moet aangeven waar wij zijn om dat debat veel meer te organiseren. Daarin willen wij, volgens mij, samen optrekken. Als na dat tweejaarlijkse overleg blijkt dat het op lokaal niveau de verkeerde kant op gaat, kunnen wij — daarom staat er ook expliciet bij "met rapportage aan de Tweede Kamer" — ook op landelijk niveau zo veel mogelijk de minister aanspreken op haar netwerkverantwoordelijkheid en haar vragen wat er gebeurt in den lande en of er actie ondernomen moet worden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Monasch mag zeggen dat hij mijn amendement niet wil steunen omdat hij het niet wenselijk vindt om dat hier in Den Haag te regelen. Dat zou ik een legitiem argument vinden. Maar om te zeggen dat het tot een race to the bottom zou leiden, vind ik echt holle retoriek, want gemeenten hebben een verantwoordelijkheid en zijn helemaal niet van plan om zo snel mogelijk alle bibliotheken te sluiten. Mijnheer Monasch, u weet donders goed wat mijn intentie is. We moeten een ondergrens leggen bij die gemeenten waar de laatste bibliotheek wel degelijk onder druk staat. Mijn vraag is heel simpel: doet u met mij mee, gaan wij dat beschermen in deze wet of zegt u: "Nee, ik houd mijn handen daarvan af, ik laat het aan de gemeenten"? Dan kan de uitverkoop dus doorgaan.

De heer Monasch (PvdA):

Ik heb juist mijn woorden heel zorgvuldig gekozen, dus ik vind het wat jammer dat wij nu dan in één keer in een strijd komen over holle retoriek. Volgens mij willen wij allebei hetzelfde. Ik zie het ook bij zwembaden gebeuren dat men zegt een zwembad in de gemeente te hebben en dat vervolgens een jongetje van 12 jaar 's nachts opeens 20 kilometer op de fiets moet, omdat de grote plattelandsgemeente heeft gezegd een zwembadvoorziening te hebben. Dat jongetje gaat daar dan natuurlijk niet meer op de fiets naartoe.

Als je niet met een verfijnder antwoord komt, ben ik bang dat je dat dus alleen maar versterkt. Dus daarom is mijn keuze op dit moment echt voor die route, ook wetende dat er steeds meer SP-wethouders in gemeenten zijn en dat wij hierin samen kunnen optrekken. Maar laten wij die weg nu eerst gaan, want volgens mij is het doel hetzelfde, dat we een zo goed en verfijnd mogelijk aanbod krijgen door heel Nederland.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. We hebben veel waardering voor het voorliggende wetsvoorstel. We hebben dat ook goed bestudeerd. Op het eerste gezicht lijkt het een heel heldere, compacte, goede wet, maar toch blijven er ook wat ons betreft wat vragen bestaan. Belangrijk voor 50PLUS is het bevorderen van en het inspelen op de digitalisering. Daarom hebben wij over dat onderdeel geen vragen, want dat vinden we juist heel positief. Wij vinden het goed opgezet om de hele landelijke digitale bibliotheek goed te regelen.

Wel hebben we nog een vraag over de digitale toegankelijkheid voor jongeren. Vandaar het voorstel van de PvdA dat wij mede hebben ondertekend.

Een tweede doel, naast de landelijke digitalisering en de functie van de Koninklijke Bibliotheek in dezen, is het regelen van de lokale bibliotheek. Beter gezegd, we praten hier eigenlijk de hele tijd over de lokale openbare bibliotheekvoorziening, zoals de wet heel scherp aangeeft.

Het gaat, als ik de wet, de achtergrond en de memorie van toelichting goed lees, niet altijd zozeer over het fysieke gebouwtje dat wij vroeger hadden als traditionele bibliotheek maar veel meer over de voorziening zoals we die daarvoor willen zien.

Daarbij vinden we de functies, en daarmee de plaats van de bibliotheek, ook daadwerkelijk een basisvoorziening, die ook in de memorie van toelichting wordt onderbouwd door te verwijzen naar de rechten van de mens, zowel op Europees niveau als in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, waarin het delen van informatie en kennis van lezen en literatuur als basisvoorziening heel wezenlijk is.

De uitwerking in artikel 5 van de wet van mijn motie uit 2012 stemt dan ook tot tevredenheid, zeker omdat die niet limitatief is. Hier wordt een basis gegeven maar die is absoluut niet limitatief. Althans, zo lezen wij dit artikel niet. Daarmee wordt expliciet duidelijk gemaakt dat er meer kernfuncties zijn dan alleen de traditionele leesbevorderingsfunctie en de kennisverspreidingsfunctie door het beschikbaar stellen van bijvoorbeeld boeken of e-books. De bibliotheek is dan niet meer de sacrale leeszaal met de afgedwongen stilte waar je fluisterend een boek leent, maar een ontmoetingsplek, een bruisende plek voor informatie, cultuur en leesbevordering. Juist in een samenleving waarin mensen zo lang mogelijk zelfstandig moeten blijven wonen en dus bijvoorbeeld de recreatiezaal, de centrale ontmoetingsruimte van een verzorgingshuis, niet meer vanzelfsprekend is, is de bibliotheek een waardevolle plek geworden.

We moeten er dus voor zorgen dat de bibliotheek daadwerkelijk een waardevolle plek is. Dat moet waargemaakt kunnen worden. Deze wet schiet daarin helaas tekort. De functies zijn er wel in vastgesteld en de lokale bibliotheek wordt wel benoemd als basisvoorziening, maar de garantie is niet gegeven dat die voorziening er daadwerkelijk zal zijn. Wat heb je aan een mooie wet als gemeenten de hun toekende vrijheid gebruiken om geen voorzieningen in stand te houden? Dat is de vraag. De ontmoetingsfunctie kan naar ons oordeel niet waargemaakt worden door bewoners van een gemeente die haar bibliotheek ondergebracht heeft in een andere gemeente, naar die gemeente te laten reizen. Hetzelfde geldt min of meer voor cultuur en de debatfunctie, maar ook voor het bevorderen van lezen, in het bijzonder onder de jeugd, en het opvangen van laaggeletterdheid. Je komt er niet mee weg door mensen naar een andere gemeente te laten reizen. Hoe voel je dat in de omgeving? Je moet dat eigenlijk in je eigen omgeving doen. Hoe ziet de minister dit?

Volgens ons moet worden vastgelegd dat de gemeente in relatie tot het inwonertal bibliotheekvoorzieningen moet hebben. Als we vinden dat de bibliotheek een basisvoorziening is, moet die er ook zijn. De eis dat er één per gemeente is, is erg beperkt, want dat doet geen recht aan mensen. Het zou enkel een structuuridee zijn. De ene gemeente is namelijk klein en de andere groot. Wat hebben we eraan als de gemeente Den Haag met 510.000 inwoners maar één bibliotheekvoorziening heeft?

50PLUS heeft een amendement ingediend om het aantal lokale bibliotheken per gemeente te koppelen aan het inwonertal van die gemeente. Hoe groot dat aantal precies moet worden, laat ik graag over aan de minister die met de VNG overlegt over een nader vast te stellen ministeriële regeling. Iets dergelijks moet je niet van bovenaf willen regelen.

De wet biedt heel veel ruimte om te bepalen wat een lokale bibliotheek is. Het gaat over die voorziening. In de wet wordt er niet voor gekozen om dit te koppelen aan een rechtspersoon, maar aan het begrip "toegankelijke bibliotheekvoorziening". Het gaat dus om die gemeentelijke voorziening die vervolgens die vijf functies moet waarmaken. Het uitgangspunt van de wet is tevens dat er in een netwerk wordt samengewerkt. Dat betekent dat het overal realiseren van functies niet belangrijk is. Er hoeft niet op alle locaties een volledige boekencollectie zijn. Er kan ook een uitleenpunt zijn. Daarmee koppel je de instandhouding van de bibliotheek niet aan een organisatie, maar bijvoorbeeld aan andere terreinen, waar je de bibliotheekfuncties zou kunnen onderbrengen. Hierover had het CDA het.

In verband met de ontmoetingsfunctie is als voorbeeld de Wmo gegeven. Daar weet mevrouw Keijzer ook alles van. Die Wmo bevordert onder andere maatschappelijke participatie. Dat is prima, maar dan moeten de juiste voorwaarden worden gecreëerd om ontmoetingen mogelijk te maken. De ontmoetingsfunctie van de bibliotheek kan in onze visie daarin een belangrijke bijdrage leveren, bijvoorbeeld om eenzaamheid tegen te gaan, maar ook om laaggeletterdheid te bestrijden, digitale vaardigheden te stimuleren en sociale integratie mogelijk te maken. Deze zaken zijn allemaal cruciaal. Het lijkt mij dan ook logisch en in lijn met de wet als gemeenten kiezen voor een koppeling daartussen. Hoe ziet de minister de verhouding tussen de voorliggende wet en de Wmo?

Het lijkt mij onjuist om in de uitvoering van de wet expliciet over een gemeentelijk of anderszins gesubsidieerde organisatie te spreken. De voorziening of functie moet niet exclusief bij een organisatie neer worden gelegd. Het gaat om de openbare bibliotheekfunctie en de openbare bibliotheekvoorziening. Daarom is het goed om die exclusiviteit op een gegeven ogenblik weg te nemen. Exclusiviteit leidt tot monopolistische situaties en is daarmee een bron van excessen in de organisatie en instelling. We moeten bij de vaststelling van functies geen rupsjes-nooit-genoeg creëren. Concurrentie om de functies te kunnen uitvoeren lijkt ons daarom verstandig. Ik denk daarbij aan constructies waarin je met allerlei organisaties afspraken maakt over de vraag hoe je de openbarebibliotheekfuncties kunt invullen. Op die manier hebben we ook de prestatieafspraken gemaakt. Bij het openbaar vervoer zie je dat bijvoorbeeld terug, maar je ziet het ook bij andere instellingen. De verschillende organisaties kunnen deelfuncties creëren, waarbij het uitgangspunt is dat de gemeente de lokale bibliotheek als openbare toegankelijke bibliotheekvoorziening waarmaakt. Ik hoor graag van de minister wat zij van deze invulling van de wet vindt.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik zit even te denken over het betoog dat hiervoor gehouden werd. Hierin ging het over het amendement waarin wordt voorgesteld om te komen tot een ministeriële regeling, zodat je per gemeente of per dorp tot een bibliotheekvoorziening komt. Hoe gaat dat in de praktijk? Als je inzet op 30.000 inwoners — ik noem maar iets van enige omvang — moeten er in een gemeente als Purmerend drie komen. Er is er nu een. De gemeente Edam-Volendam krijgt er geen een, terwijl er nu twee zijn. De gemeente Waterland krijgt er ook geen een. Daar zijn er nu volgens mij ook twee en nog een klein uitleenpunt. Hoe moet dat? Is dit hele voorstel niet een beetje voor de bühne?

De heer Klein (50PLUS):

Nee, hoor. Ik ben blij met deze vraag, omdat het in de kern aangeeft dat ik spreek over de gemeenten die een openbare bibliotheekvoorziening in stand moeten houden of moeten opzetten met minimaal de vijf functies die we nu kennen. Uiteraard kan een gemeente besluiten om meer te doen. Vervolgens is het de vraag hoe je de voorziening gaat invullen. Dat kun je doen door een fysieke, traditionele bibliotheekvoorziening, maar het kan ook door een lokaal initiatief subsidie te geven om iets op te zetten. Je kunt het aan een buurthuis koppelen, of de functie onderbrengen in een brede school. Je hoeft niet het oude systeem te hanteren waarbij je overal een hele collectie hebt. Je kunt de openbare bibliotheekvoorziening ook heel goed invullen op genoemde plaatsen, zonder dat meteen wordt gedacht aan een traditionele vestiging van de bibliotheek.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat onderschrijf ik. Het is volgens mij ook de reden waarom de heer Klein het voorstel van het CDA steunt om inwoners het recht te geven om dat te organiseren. In het amendement van de heer Klein wordt echter voorgesteld om bij ministeriële regeling vast te stellen bij hoeveel inwoners er een bibliotheekvoorziening moet zijn. Dan herhaal ik mijn vraag: hoe ziet hij dat? Ik heb net een aantal cijfers gegeven.

De voorzitter:

U hoeft niet alles te herhalen.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nee, ik ga het niet herhalen. Ik heb net een aantal cijfers gegeven. Het komt bij mij een beetje over als een voorstel voor de bühne.

De heer Klein (50PLUS):

Het is absoluut niet voor de bühne. Het gaat er juist om dat wij de mensen in dit land de ruimte en de mogelijkheid geven om gebruik te maken van de bibliotheekvoorziening. Dat moet je natuurlijk wel op de juiste schaal doen. Wat de juiste schaal is, kun je koppelen aan het inwonersaantal. Het is immers onredelijk dat een gemeente met pakweg 20.000 inwoners waar één voorziening is, dezelfde mogelijkheden krijgt als een gemeente met 510.000 inwoners. Het is veel logischer om met elkaar af te spreken dat je de mensen een gelijk aanbod geeft, omdat je de bibliotheek een basisvoorziening vindt. Je moet dus afspraken met elkaar maken over de hoeveelheid per inwoner. Je kunt ook denken aan een model dat een bepaald verzorgingsgebied bestrijkt. Het gaat erom dat de bibliotheekvoorziening bereikbaar is voor alle mensen. De voorziening kun je vervolgens invullen door bestaande organisaties te vragen om de bibliotheekfunctie uit te voeren.

Mevrouw Keijzer (CDA):

En dat is dus de essentie van wat het CDA zegt, namelijk dat je dit niet vanuit Den Haag moet regelen. Dat moet je overlaten aan de gemeenten en de gemeenschappen daar.

De heer Klein (50PLUS):

Dit is een landelijke wet, een wet die wij hier vaststellen. Vervolgens moeten wij ook de garantie kunnen geven dat de wet ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Anders is dit een wet voor de bühne en dat willen we toch echt niet. Mevrouw Keijzer wilde werkelijk een wet, met handen en voeten. Dat betekent dat de gemeenten alle ruimte en vrijheid in de uitvoering hebben, maar dat het kader natuurlijk heel nadrukkelijk door ons is vastgesteld. Daarvoor hebben wij deze wet.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mevrouw Keijzer heeft wel een punt als zij zegt dat dit amendement mogelijk een lege huls is als wordt afgesproken dat voor kleine gemeenten niets geregeld hoeft te worden. Dat is een mogelijke uitkomst. Dan zou ik liever voor een amendement kiezen waarin tenminste geregeld wordt dat er nog één bibliotheek overblijft, hoewel zij daarbij natuurlijk gelijk heeft dat dit voor een grote stad als Den Haag of Amsterdam nergens op slaat. Daar moeten uiteraard veel meer bibliotheken blijven. Het is dus slechts een ondergrens.

De heer Klein (50PLUS):

Ik heb de heer Van Dijk op zijn wenken bediend in het amendement door te starten met het feit dat er minimaal één per gemeente moet zijn en dat de vaststelling van een hoger aantal gekoppeld moet worden aan het aantal inwoners. Over dat minimum hebben wij geen verschil van inzicht. Vervolgens moet je kijken naar het aantal inwoners, zodat de basisvoorziening voor hen bereikbaar is. Je moet niet eerst gaan kijken of het formeel wel mooi geregeld is, omdat je gemeente dat nu heeft.

De heer Rutte (VVD):

Het heel lange en in mijn ogen wat warrige betoog van de heer Klein kan ik uiteindelijk niet anders samenvatten dan dat 50PLUS hier de SP keihard links inhaalt en echt directief en communistisch nog extra in de wet wil vastleggen dat niet alleen iedere gemeente een bibliotheek moet hebben, maar zelfs op hoeveel kilometer dat moet. Ook worden alle functies vastgelegd vanuit het Rijk, zonder enig vertrouwen in de lokale democratie. Kan de heer Klein verklaren waarom hij ineens zo extreem links is geworden?

De heer Klein (50PLUS):

Het heeft helemaal niets te maken met links of rechts of wat dan ook. Het heeft te maken met wat we met elkaar over een basisvoorziening willen afspreken. Daar is niets warrigs aan. Het is een heel duidelijke wet voor een openbare bibliotheekvoorziening in Nederland, waar iedere Nederlander recht op heeft. Dat organiseren we op gemeentelijk niveau. Dan is het ook logisch om te zeggen dat gemeenten gestimuleerd moeten worden en expliciet actie moeten ondernemen om dat waar te maken. Dan is het vervolgens een beetje raar dat wij van bovenaf een beetje vrijblijvend zeggen dat zij dat moeten doen en er geen garantie voor geven. Dan is het duidelijk een wet voor de bühne. Dan is het absoluut heel erg warrig en onduidelijk voor iedereen wat er nu feitelijk gebeurt. Overigens kom ik zonder meer nog terug op de financiering.

De heer Rutte (VVD):

Hoewel de heer Klein het zelf niet in de gaten heeft, concludeer ik dat hij een rasechte socialist is geworden en van bovenaf tot op detailniveau, op de kilometer gaat bepalen dat er bibliotheken moeten zijn en wat die bibliotheken doen. Gefeliciteerd!

De heer Klein (50PLUS):

Het woord "kilometer" heb ik niet in de mond genomen en heb ik ook niet bij de hand. Het gaat erom dat wij een basisvoorziening met elkaar afspreken en dat wij er dus voor zorgen dat die basisvoorziening er ook is. Als je het oude systeem, zoals de heer Rutte dat in zijn termijn heeft aangegeven, net als vroeger uit zichzelf wilt laten opkomen, kan dat ook. Maar daar heb je deze hele wet niet voor nodig. Dan moet je daarvoor kiezen. Daar kiezen wij dus niet voor.

De voorzitter:

Voordat u in herhaling valt, wijs ik erop dat mevrouw Dik-Faber u een vraag wil stellen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik vind dat uit het betoog nog niet heel erg helder is geworden waar de fractie van 50PLUS nu voor staat. In het lange verhaal heb ik de zin gehoord dat 50PLUS overal hetzelfde, identieke niveau wil, ongeacht de gemeente waarin iemand woont. Is dat waar de fractie van 50PLUS voor staat, namelijk dat wij in Den Haag gaan bepalen hoe op lokaal niveau voorzieningen ingevuld worden?

De heer Klein (50PLUS):

Ja, je moet op lokaal niveau de functies gaan invullen die we met elkaar afspreken in de wet. Hoe dat precies gedaan wordt, is uiteraard afhankelijk van de gemeente. Het is afhankelijk van bijvoorbeeld de opbouw van de bevolking en de grootte van de gemeente, dat wil zeggen of er veel dorpen zijn, kleine of grote dorpen of steden of gehuchten: hoe ga je daarmee om? Dat is allemaal maatwerk dat door de gemeente wordt ingevuld en dat juist heel goed in dit wetsvoorstel is neergelegd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik ben blij dat ik het woord "maatwerk" heb gehoord. Ik denk dat dit heel cruciaal is en dat dit zich niet goed verhoudt tot de wens van de fractie van 50 PLUS om te gaan werken met harde criteria, zoals afstand. Mijn amendement gaat over een nabijheidscriterium, dus een wat zachtere waarde, waarbij gemeenteraden zich rekenschap moeten geven van de nabijheid van voorzieningen. Ik nodig de fractie van 50PLUS van harte uit om dit amendement te steunen.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag, dus ik wil suggereren dat mijnheer Klein zijn betoog hervat.

De heer Klein (50PLUS):

Ter correctie wil ik nog opmerken dat in mijn amendement helemaal niks staat over afstanden, kilometers of wat dan ook.

De voorzitter:

Dat had u al gezegd.

De heer Klein (50PLUS):

Wij kijken alleen naar inwoners. Daar gaat het om, want wij doen dit voor de mensen.

De voorzitter:

U hervat uw betoog.

De heer Klein (50PLUS):

Ik moet even kijken waar ik gebleven ben.

Wat vervolgens heel belangrijk is, is de financiering. De lokale bibliotheek zal door de gemeente worden gefinancierd. Het is een decentrale verantwoordelijkheid om naar de lokale situatie en naar de bevolkingsopbouw een lokale bibliotheekvoorziening te realiseren en in stand te houden. Van de andere kant bepalen wij natuurlijk wel bepaalde functies. Hoe gaan wij dat nu doen? Wat ons betreft is dan toch heel nadrukkelijk de situatie: wie bepaalt moet ook betalen. Dat betekent dat wij vanuit de rijksoverheid extra ondersteuning aan de gemeenten willen geven om de verschillende functies te kunnen invullen, zeker ook omdat de wet daartoe extra ruimte geeft in artikel 21, middels een regeling om in bijzondere gevallen subsidie te verstrekken. In diverse gemeenten ontstaan bijzondere omstandigheden doordat men openbare voorzieningen op verschillende manieren moet realiseren, dicht bij de mensen. Met deze regeling is een goede basis gelegd om die functies ook daadwerkelijk te kunnen invullen. De gemeente moet vervolgens een beroep op deze regeling kunnen doen om de bijzondere uitgaven voor het realiseren van dit netwerk aan lokale openbarebibliotheekvoorzieningen te kunnen bekostigen. Kan de minister inzicht geven in de reikwijdte van de regeling en deelt zij onze opvatting dat ook gemeenten een beroep op deze regeling moeten kunnen doen?

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de beraadslaging in eerste termijn van de kant van de Kamer. Het vervolg wordt op korte termijn gepland.

De vergadering wordt van 17.09 uur tot 17.14 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven