8 Macrodoelmatigheid en kwalificatiedossiers

Aan de orde is het VAO Macrodoelmatigheid en kwalificatiedossiers (AO d.d. 12/03).

De voorzitter:

Een hartelijk woord van welkom aan de minister van Onderwijs. Er hebben zich zes deelnemers voor dit debat gemeld, waarvan er vier gaan spreken. De eerste is mevrouw Jadnanansing van de fractie van de Partij van de Arbeid. Zij heeft, zoals alle sprekers, twee minuten.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Dan houd ik het kort en krachtig. We hebben een goed AO met elkaar gehad. Daarin hebben we gepraat over de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt. Ik signaleer nog twee problemen, namelijk met de stages en met de overstap van vmbo naar mbo. Ik dien de volgende motie in over de stages.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog altijd sprake is van een stagetekort en hierdoor een groep jongeren geen stage kan vinden en dus niet in staat is om zijn studie af te ronden;

van mening dat het in het belang van jongeren is om zo snel mogelijk te zoeken naar creatieve oplossingen die ertoe leiden dat het tekort aan stageplaatsen kan worden teruggedrongen;

constaterende dat veel werkgevers enkel voor specifieke opleidingen stages aanbieden, terwijl zij vaak (zonder dit te weten) voor meerdere opleidingen erkend zouden kunnen worden als leerbedrijf en dat er op deze manier niet optimaal gebruik wordt gemaakt van het (mogelijke) aanbod van stageplaatsen bij deze werkgevers;

verzoekt de regering om de SBB (Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven) het aanbod van stages te laten verruimen door te beoordelen welke erkende leerbedrijven nu enkel voor specifieke opleidingen stageplaatsen aanbieden terwijl zij ook andere werkzaamheden binnen het bedrijf hebben en zo mogelijk toegerust zijn om voor meerdere opleidingen stageplaatsen aan te bieden;

verzoekt de regering tevens om de SBB te vragen deze mogelijkheid te betrekken bij de acties die voortvloeien uit activiteiten van het Meldpunt Stagetekorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een relatief groot aantal jongeren uitvalt bij de overstap van vmbo naar mbo;

constaterende dat de doorlopende leerlijn vmbo-mbo laat zien dat een dergelijke integrale aanpak en ketenbenadering bijdraagt aan een soepele overgang van vmbo naar mbo en daarmee voortijdig schoolverlaten kan terugdringen en voorkomen;

van mening dat het opzetten van doorlopende leerlijnen niet onnodig gehinderd moet worden door wet- en regelgeving;

verzoekt de regering om in overleg met de betrokken sectoren de wet- en regelgeving op het gebied van onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader zodanig aan te passen dat deze geen beletsel meer vormen voor een onderwijsinstelling bij het opzetten van doorlopende leerlijnen vmbo-mbo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (31524).

De heer Van Meenen (D66):

Mij viel een verschil op tussen wat mevrouw Jadnanansing zei en wat er op papier staat. Op het papier dat ik zojuist van haar heb gekregen, staat ook nog bij de doorlopende leerlijnen vmbo-mbo: zoals de huidige VM2-trajecten. Mag ik het zo interpreteren dat zij het met mij eens is dat wij over die VM2-trajecten bij het AO over het vmbo zullen spreken?

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

U mag het zo interpreteren dat ik die VM2-trajecten ook heb bedoeld. Daar gaan we natuurlijk ook over spreken bij het AO over het vmbo, maar we kunnen er niet genoeg over spreken. Het is belangrijk dat dit traject wordt voortgezet.

De voorzitter:

Het staat niet in uw motie, begrijp ik.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Jawel, het staat er wel in, maar ik ben vergeten het voor te lezen, want het knopje ging ontzettend knipperen, dus ik dacht: snel.

De voorzitter:

Mijn complimenten voor de heer Van Meenen, die zo goed meeluistert, want u praat heel snel en hij kan nog sneller lezen.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Ja, zo zijn wij in onze commissie.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. De ene gaat over een cijfermatige onderbouwing van de bezuiniging van 120 miljoen euro. We hebben daar eerder over gesproken. Er is een enkele regel in de begroting aan gewijd, maar mijn fractie hecht er nog steeds aan dat er duidelijkheid komt over waarop die bezuiniging gebaseerd is. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met het wetsvoorstel "macrodoelmatigheid mbo" een bezuiniging gepaard zal gaan op het macrobudget voor het middelbaar beroepsonderwijs van 120 miljoen euro structureel;

overwegende dat conform de toezegging er weliswaar in de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2014 is geïnformeerd over deze bezuiniging, maar dat een cijfermatige berekening die ten grondslag ligt aan deze bezuiniging nog steeds ontbreekt;

verzoekt de regering, de Kamer een cijfermatige berekening te doen toekomen ter onderbouwing van de bezuiniging van 120 miljoen euro structureel die gepaard gaat met het wetsvoorstel "macrodoelmatigheid mbo",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (31524).

De heer Van Meenen (D66):

Mijn tweede, laatste motie gaat over de kwaliteitsafspraken die de minister zal maken met het mbo. Mijn fractie is bezorgd over de effecten van rendementsafspraken, ook in het hbo. Vandaar deze motie. Laten we die fout niet maken voor het mbo.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er kwaliteitsafspraken met het mbo worden gemaakt;

overwegende dat rendementsafspraken kansen van studenten in de weg staan;

constaterende dat mbo-studenten gebaat zijn bij een goede kwaliteit van het onderwijs en ruimte en tijd om zich maximaal te ontplooien en voor te bereiden op een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, af te zien van rendementsafspraken als onderdeel van de kwaliteitsafspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (31524).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik zei net tegen de heer Van Meenen dat we even hadden moeten bellen, want ik heb een motie met dezelfde strekking.

De voorzitter:

Die hoeft u natuurlijk niet in te dienen; u kunt zich gewoon aansluiten bij de heer Van Meenen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een fusie? Hij heeft de motie zo snel voorgelezen en ik kan niet zo snel luisteren als mevrouw Jadnanansing.

Ik heb twee moties. Ze gaan allebei over de financiering van het mbo. Men kan nu dus raden waar de eerste over gaat. De tweede gaat ook over de nieuwe financiering. Ik maak me zorgen over belemmeringen voor leerlingen om door te stromen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de factor "rendement" een rol speelt in de beleidsregel met betrekking tot de prestatieafspraken die per 1 januari 2015 voor het mbo ingaan;

van mening dat rendementsafspraken ertoe kunnen leiden dat mbo-opleidingen leerlingen gaan selecteren;

verzoekt de regering, af te zien van rendementsafspraken in de prestatieafspraken voor het mbo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 201 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat leerlingen alle ruimte moeten krijgen om naar een hoger niveau door te stromen;

overwegende, dat mbo-scholen in de nieuwe financiering (cascadebekostiging) maximaal vier jaar volledige bekostiging per leerling ontvangen en daarna slechts twee jaar de helft;

constaterende dat hierdoor geen volledige bekostiging meer beschikbaar is voor leerlingen die doorstromen van niveau 2 of 3 naar niveau 4;

constaterende dat het risico bestaat dat mbo-opleidingen hierdoor geen leerlingen meer toelaten voor een niveau 4-opleiding nadat zij een opleiding op niveau 2 of 3 hebben gevolgd;

van mening dat hiermee het mbo als emancipatiemotor wordt belemmerd;

verzoekt de regering, een voorstel te doen waardoor de doorstroming naar een hoger mbo-niveau niet langer wordt belemmerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 202 (31524).

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Ik wil u bedanken voor het feit dat u dit VAO juist vandaag heeft ingepland. Het waarom zult u horen in de motie die ik hierbij indien en zal voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Duitsland de belangrijkste handelspartner van Nederland is en het bedrijfsleven de afgelopen jaren herhaaldelijk zijn zorgen heeft geuit over het gebrek aan kennis van de Duitse taal en cultuur onder Nederlanders;

overwegende dat de geringe belangstelling voor het vak Duits in sterk contrast staat met het belang van de Duitse taal voor de Nederlandse economie;

overwegende dat met de beheersing van de Duitse taal Nederlandse studenten hun kansen vergroten op het vinden van een stage en/of een baan;

overwegende dat in het middelbaar beroepsonderwijs de mogelijkheden voor scholen verruimd zijn om in het onderwijsprogramma, daar waar relevant, vorm te geven aan specifieke regionale arbeidsmarktfactoren;

én overwegende dat het vandaag de Dag van de Duitse taal is;

verzoekt de regering om:

1. in overleg te treden met de ambassade van Duitsland om te kijken hoe het belang van het beheersen van de Duitse taal in Nederland beter onder de aandacht kan worden gebracht;

2. het "Mach mit!"-programma bij scholen onder de aandacht te brengen en op die manier studenten te enthousiasmeren voor het vak Duits,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus, Rog, Van Meenen en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 203 (31524).

Allen machen es mit. Als u eens wist hoe wij hebben zitten schuiven om die motie vandaag ingediend te krijgen. Ik kijk even naar de minister en zie dat zij in staat is om onmiddellijk te antwoorden. Het mag in het Nederlands, het mag ook in het Duits.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik zou bijna zeggen "guten Tag", maar het is een goede gewoonte om hier in het Nederlands met elkaar te spreken.

De motie-Jadnanansing op stuk nr. 197 gaat over stages. In de motie wordt de regering verzocht om de SBB te vragen, de mogelijkheden om stages bij leerbedrijven aan te bieden, uit te breiden. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer, maar ik zeg er het volgende bij. Als deze motie wordt aangenomen, begrijp ik haar zo, dat ik de SBB ga aansporen om bedrijven die al stages aanbieden, te vragen of zij ook andere stages kunnen aanbieden op terreinen waar zij nu nog geen stages aanbieden. Ik wil de SBB niet vragen om de leerbedrijven een-op-een opnieuw te beoordelen, want dan krijgen wij een enorme bureaucratische operatie. Mevrouw Jadnanansing kennende, denk ik niet dat zij dat wil. Ik ben echter graag bereid om leerbedrijven aan te sporen. "Kijkt u nog eens goed. U biedt bepaalde stages aan, maar misschien kunt u nog wel andere stages aanbieden. U bent een technisch bedrijf, maar u hebt ook een administratiekantoor. Misschien kunt u ook stages bij de administratie aanbieden." Vanzelfsprekend betrekken wij dat dan ook bij het stageoffensief.

Ik kom op de motie-Jadnanansing op stuk nr. 198 over de soepele overgang van vmbo naar mbo. In deze motie wordt de regering verzocht om de wet- en regelgeving op het gebied van onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader aan te passen, zodat er geen belemmeringen zijn. Ik vind de strekking van de motie sympathiek. Ik vind de doorloop van vmbo naar mbo van heel groot belang. Dat moet voor leerlingen een gemakkelijke doorloop zijn, met zo min mogelijk hindernissen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik zeg erbij: mocht de motie worden aangenomen, dan wil ik haar betrekken bij de brief die de Kamer in juni van mij zal krijgen naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over overgangen in het onderwijs. Dat is eigenlijk het moment om meer structureel met elkaar te spreken over de overgang van vmbo naar mbo. Vaste VM2-trajecten zullen daar ook een plek in krijgen. Wij zullen dan ook nagaan hoe wij tegemoet kunnen komen aan de strekking van deze motie, namelijk zo min mogelijk belemmeringen in onderwijstijd en toezichts- en waarderingskader bij doorlopende leerlijnen.

In zijn motie op stuk nr. 199 verzoekt de heer Van Meenen de regering om de Kamer een cijfermatige berekening te doen toekomen ter onderbouwing van de bezuiniging van 120 miljoen structureel die gepaard gaat met het wetsvoorstel "macrodoelmatigheid mbo". Volgens mij hebben wij deze discussie al vaker met elkaar gevoerd en wordt het een herhaling van zetten. In het regeerakkoord en in het wetsvoorstel is een onderbouwing opgenomen. Vanwege de ingewikkeldheid van de problematiek is de schatting niet preciezer te maken dan zij is, dus ik ontraad deze motie. Volgens mij weerhoudt dit ons er namelijk ook van om verdere stappen te zetten om de macrodoelmatigheid uit te voeren en ervoor te zorgen dat er in het mbo, met de middelen die daarvoor beschikbaar zijn, zo goed mogelijk onderwijs wordt gegeven.

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben ook helemaal geen liefhebber van herhalingen van zetten, maar in de onderbouwing bij de begroting komt niet eens een getal voor. Het is toch wel heel erg moeilijk om na te gaan wat nu werkelijk de ratio achter die 120 miljoen is. In het eerdere debat is gesteld dat er een berekening is gemaakt bij het opstellen van het regeerakkoord. Ik heb gevraagd of wij die berekening mochten zien. De minister heeft vervolgens gezegd dat zij die informatie zou leveren bij de begroting voor 2014. Maar ja, er komt gewoon helemaal niets, behalve wat algemene noties over efficiency. Ik blijf dus toch nog even aandringen.

Minister Bussemaker:

Ik kan best beloven om nog een keer iets te sturen, maar ik ben er al op ingegaan bij het wetsvoorstel. Ik ben er ook op ingegaan in een brief. Soms kom je tot dit soort bedragen op grond van een schatting. Dat is inderdaad het geval als het gaat om meer efficiency en dergelijke. De ene som is gemakkelijker te maken dan de andere. Het gaat hier om een schatting, maar naar mijn idee wel om een realistische schatting. We komen ook nog met elkaar over dit wetsvoorstel te spreken. Ik wil de heer Van Meenen derhalve vragen om op het wetsvoorstel te wachten. Wellicht kan ik hem bij die gelegenheid beter overtuigen dan mij tot nu toe gelukt is. Ik kan hem dan hopelijk ook overtuigen van de wijze waarop we dat gaan doen.

De heer Van Meenen (D66):

Dat wil ik natuurlijk graag doen, maar ik wijs erop dat eerder gezegd is dat er bij het opstellen van het regeerakkoord een berekening is gemaakt door deskundigen die daar verstand van hebben. Dat was de letterlijke tekst van de minister. Ik wil gewoon graag die berekening zien. Ik begrijp best dat het een schatting is, maar in het antwoord waar ik het voorlopig mee moet doen, komt geen enkel getal voor. Ik hoor dus graag toch iets meer. Als dat bij het wetsvoorstel is, oké. Dan hoop ik dat we er dan niet meer op terug hoeven komen.

Minister Bussemaker:

Ik ben hier wat terughoudend in, omdat ik geen beloften wil doen waarvan de heer Van Meenen later zegt dat het toch nog niet is wat hij wil. De vraag is of we die precieze rekenkundige reeks die hij graag wil hebben, op dit terrein kunnen leveren. Mocht deze motie aangenomen worden, dan zal ik die in ieder geval betrekken bij het wetsvoorstel dat de Kamer nog voor de zomer krijgt.

De motie op stuk nr. 200 van de heer Van Meenen over de rendementsafspraken en de motie op stuk nr. 201 van de heer Van Dijk over hetzelfde onderwerp verschillen zo weinig van elkaar, dat ik ze gezamenlijk behandel. Ik verzoek de indieners om deze moties aan te houden, in ieder geval totdat er een technische briefing is geweest over de kwaliteitsafspraken. Die komt binnenkort. Daarin zullen we uitgebreid toelichten hoe deze afspraken gaan werken, wat de verwachte effecten zijn et cetera. Daarna zal ik graag het debat met de Kamer vervolgen over de vraag wat rendement dan precies betekent. We hebben dat debat immers nauwelijks kunnen voeren in het algemeen overleg.

Ik gebruik zelf vaak liever het woord "studiesucces", omdat daar ook uit blijkt dat je wilt dat het kwalitatieve afspraken zijn. Bij rendement lijkt het net alsof het een koekjesfabriek is waar er zo veel mogelijk koekjes van de band moeten rollen. Dat zal de Kamer mij nooit horen verdedigen bij de behandeling van een wetsvoorstel. Ik ben daar erg op tegen. Ik ben er wel voor dat studenten gestimuleerd worden om met enige voortgang te studeren en dat instellingen gemotiveerd en gestimuleerd worden om ook een studeerbaar programma aan te bieden, zodat het niet langer hoeft te duren dan nu het geval is.

Ik wil die discussie eigenlijk eerst uitgebreider met de Kamer voeren voordat er nu allemaal moties heen en weer slingeren. Ik verzoek de indieners derhalve om de moties aan te houden. Mochten zij dat niet doen, dan ontraad ik de moties.

De voorzitter:

Dat is een vraag aan beide indieners. Het woord is allereerst aan de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister stelt voor om te wachten. Het risico van dat voorstel is dat we dan te laat zijn. Zij gaf ook al in het debat aan dat zij een beetje haast heeft, omdat de zaak per 1 januari 2015 moet gaan lopen. Zij wil nog wel een briefing geven, de Kamer kan er nog wel een keer naar kijken, maar het moet wel een beetje opschieten. Ik ben daar bezorgd over en heb daarom de motie ingediend. Dat geldt ongetwijfeld ook voor de heer Van Meenen. Dat is punt één.

De voorzitter:

U houdt de motie niet aan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wacht even op de heer Van Meenen, want ik heb nog een mededeling.

De voorzitter:

Interessant, dit heet een cliffhanger. We gaan eerst even naar de heer Van Meenen luisteren.

De heer Van Meenen (D66):

Om het allemaal netjes te laten verlopen, heb ik begrepen dat de heer Van Dijk graag mijn motie mede indient. Dat is de mededeling waar hij waarschijnlijk op wacht.

De voorzitter:

Er wordt nu even onderhandeld, begrijp ik.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zou ook graag meteen de minister nog even interrumperen op dit punt.

De voorzitter:

Ja, maar om een lang verhaal kort te maken, de motie op stuk nr. 5 wordt aangehouden en de motie op stuk nr. 200, de motie van de heer Van Meenen, wordt nu ook mede ondertekend door de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Sterker nog, de motie op stuk nr. 201 wordt ingetrokken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 201 wordt ingetrokken, en aan de motie op stuk nr. 200 voegen wij de naam van Jasper van Dijk toe. Dan wil de heer Van Meenen nog even interrumperen op basis van de motie op stuk nr. 200.

Aangezien de motie-Jasper van Dijk (31524, nr. 201) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De voorzitter:

De motie-Van Meenen (31524, nr. 200) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Meenen en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200, was nr. 200 (31524).

Het woord is aan de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik weet niet of de minister al heeft gereageerd op … O ja, zij heeft verzocht om die aan te houden.

Minister Bussemaker:

Ik was klaar.

De voorzitter:

Nu moet ú weer iets zeggen.

De heer Van Meenen (D66):

Wie? Ik?

De voorzitter:

Ja, bijvoorbeeld.

De heer Van Meenen (D66):

Ik weet niet wie u aankijkt.

Ik begrijp wel wat de minister zegt, maar ik deel ook de opvatting van de heer Van Dijk dat we hiermee natuurlijk proberen richting te geven aan de afspraken die zullen worden gemaakt. Dus daarom begrijp ik niet goed de weerstand van de minister. Waar zit nu precies haar weerstand? Volgens mij wil zij dit ook eigenlijk.

De voorzitter:

De minister.

Minister Bussemaker:

Mijn weerstand zit in het dictum, omdat daarin staat dat wij moeten afzien van een rendementsafspraak als onderdeel van de kwaliteitsafspraken en ik wel afspraken wil maken die studiesucces bevorderen. Ik wil namelijk instellingen wel aansporen om studenten niet langer onder zich te houden dan noodzakelijk is. Immers, we kennen ook in het mbo het fenomeen dat men er geen haast mee heeft om studenten te stimuleren een studeerbaar programma te volgen. Ik vind dat studenten recht hebben op een goed programma, een degelijk programma, een programma waarin ze een vak leren, algemene vaardigheden leren en, zoals de heer Van Meenen vraagt, zich ook kunnen ontplooien tot volwassen en volwaardige burgers. Maar dat programma moet niet langer duren dan nodig is. Dat is namelijk niet in het belang van de studenten. We hebben nu het probleem dat een mbo-opleiding onaantrekkelijk is ten opzichte van een havo-traject omdat die opleiding langer duurt als je door wilt. Dan moeten we instellingen niet stimuleren om die studenten bij zich te houden als dat niet hoeft.

Daarom heb ik een aarzeling bij het dictum en denk ik dat het goed is om dit eerst eens wat algemener met elkaar te wisselen voordat daarover nu heel forse uitspraken worden gedaan.

De voorzitter:

Helder. Ten slotte de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Volgens mij willen we wel ongeveer hetzelfde. Ik neig er bijna naar om het woord "rendementsafspraken" door "koekjesfabriekafspraken" te vervangen. Ik zal nog even overleggen met de heer Van Dijk of wij de motie nu gaan aanhouden of wijzigen, of gewoon in stemming brengen om daarmee de minister extra richting te geven.

De voorzitter:

Dan zien we uw wellicht gewijzigde motie tegemoet en daarop ook het commentaar van de minister. De tekst zoals die er nu ligt, wordt dus ontraden door de minister.

Minister Bussemaker:

Mijn verzoek is om die motie aan te houden.

De voorzitter:

Dat gebeurt niet.

Minister Bussemaker:

Als die niet wordt aangehouden, dan ontraad ik haar in de huidige formulering.

De voorzitter:

Dat is duidelijk. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 202.

Minister Bussemaker:

De motie op stuk nr. 202 vraagt om een voorstel te doen waardoor de doorstroming naar een hoger mbo-niveau niet langer wordt belemmerd, tegen de achtergrond van de discussie over de cascadebekostiging. Ook bij deze motie wil ik vragen om die aan te houden, omdat de AMvB waarin de bekostiging van het mbo wordt aangepast en waarin de cascade is opgenomen nu voor nahang in de Tweede Kamer ligt. Daarover komt nog een schriftelijk overleg. Ik zou zeggen dat dat debat daar moet plaatsvinden.

Meer inhoudelijk, ik ben natuurlijk ook zeer voor stapelen. Het is heel belangrijk dat het onderwijs die emancipatiefunctie houdt, dat leerlingen van een lager niveau kunnen doorstromen naar een hoger niveau. Daarom hebben wij ook de cascade al aangepast, die veel minder snel afloopt dan oorspronkelijk de bedoeling was. Maar ook hiervoor geldt dat instellingen studenten wel moeten stimuleren om de eindstreep te halen. De mbo-instelling blijft nu voor zes jaar bekostigd. Dat is echt de gemiddelde duur, ook van stapeltrajecten. Dus dat lijkt mij alleszins redelijk, maar als wij daar met elkaar meer over willen zeggen, dan zou ik zeggen dat dat moet gebeuren bij het AMvB waarvan de nahang bij uw Kamer ligt.

De voorzitter:

Houdt u de motie aan, mijnheer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Eerst heb ik een inhoudelijke opmerking. Ik hoor van mbo-opleidingen heel concreet dat zij als gevolg hiervan geen mbo-2- of mbo-3-leerlingen meer aannemen voor mbo-4. Dat is mij ter ore gekomen. Dat wil ik de minister graag meegeven.

Het antwoord op de vraag van de voorzitter is ja.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor, zijn motie (31524, nr. 202) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bussemaker:

Precies om de reden die de heer Van Dijk aangeeft, wil ik wel die discussie voeren. Instellingen hebben immers ook een verantwoordelijkheid. Ik vind dat zij veel te gemakkelijk zeggen: dan nemen we die studenten niet meer aan; laat de minister maar met meer geld over de brug komen en verder gaan wij achteroverleunen. Als we de doorstroming en de emancipatiefunctie allemaal belangrijk vinden, moeten instellingen er ook voor zorgen dat zij daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Naar mijn idee kan dat. Laten we bij de AMvB bekijken of ik de Kamer hiervan kan overtuigen.

Tot slot kom ik op de motie-Straus c.s. op stuk nr. 203 over de Dag van de Duitse taal en de Duitse taal in het onderwijs. Daarin wordt verzocht om in overleg te treden met de ambassade van Duitsland en om het Mach-mit-programma bij scholen onder de aandacht te brengen. Deze motie laat ik aan het oordeel van de Kamer. Ik zeg er wel bij dat ik al meerdere keren met de Duitse ambassadeur heb overlegd over de Duitse taal. Hij is een gepassioneerd man met een grote passie voor de Duitse taal. Hij weet die ook heel goed over te brengen. Desalniettemin ben ik het nog niet met de Duitse ambassadeur eens geworden. Ik wil namelijk niet dat we nu weer een vak verplicht gaan invoeren in het onderwijs. Ik zie wel mogelijkheden bij vakken waarbij de Duitse taal belangrijk is voor de inhoud. Denk bijvoorbeeld aan de opleiding toerisme. Het kan een onderdeel zijn van alle opleidingen. We hebben intussen de mogelijkheid gecreëerd om meer vrije ruimte te bieden. Dat kan ertoe leiden dat Duits met name in de grensstrekken in het onderwijsprogramma wordt opgenomen. Ik ken ook een aantal roc's — ik denk aan het Graafschap College en aan ROC Nijmegen — die in het samenwerkingsverband van euregio al volop bezig zijn om keuzedelen Duits te ontwikkelen. Als het op die manier mag, ga ik ook op die manier het gesprek verder voeren met de Duitse ambassade en dan gaan wij daar zeker het Mach-mit-programma bij betrekken, ook in het mbo.

Mevrouw Straus (VVD):

De minister bedient mij op mijn wenken, want dit is precies wat ik graag van haar wil. Ik heb in heel veel gesprekken gemerkt dat men niet weet dat deze ruimte is ontstaan voor onderwijsinstellingen. Ook aan de kant van Duitsland is het misschien goed om met deze nieuwe omstandigheden opnieuw naar dit onderwerp te kijken.

Minister Bussemaker:

Dan is mijn dag ook weer goed.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

"Was ich noch zu sagen hätte", is het volgende. Ik dank de minister hartelijk voor haar aanwezigheid. Dank aan de leden. Over de resterende vijf moties, wordt aanstaande dinsdag gestemd.

Naar boven