Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 69, item 26 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 69, item 26 |
Aan de orde is het dertigledendebat over het bericht "Helft 55-plussers lang zonder werk".
De voorzitter:
Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, evenals de leden die het woord zullen voeren. Als eerste van de zijde van de Kamer zal het woord voeren de heer Klein, namens de fractie van 50PLUS. De spreektijd bedraagt drie minuten.
De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS heeft dit debat aangevraagd naar aanleiding van een bericht in de Volkskrant van december 2013. Het onderwerp van een dertigledendebat is vaak niet meer zo actueel als het eenmaal plenair wordt geagendeerd, maar helaas is dat nu niet het geval. Integendeel, zo wijzen de UWV-cijfers uit. Ging het in december om ongeveer de helft van de 55-plussers die niet meer aan de bak komen, nu staat de helft van de werkloze 50-plussers nog steeds aan de kant, nadat hun maximale WW-duur is verstreken. Een op de twee 50-plussers vindt gedurende de WW-periode geen baan meer. In januari van dit jaar bleek uit cijfers van het CBS dat vooral het aantal 55-plussers met een WW-uitkering is gestegen. Inmiddels is bijna 31% van de mensen van 50 jaar of ouder met een WW-uitkering werkloos. Wie zitten er in die groep ? Vorige maand kwam UWV wederom met schrikbarende cijfers over de positie van 50-plussers op de arbeidsmarkt. Vanaf 57 jaar komt 70% helemaal niet meer aan de bak. Dat is schokkend. Dit zijn mensen die, daar gaan wij vanuit, nog zeker tien jaar op de arbeidsmarkt aanwezig zijn. Niet voor niets wordt de AOW-leeftijd verhoogd.
Wij dachten dat het kabinet op de goede weg zou zijn met het Actieplan 55-plus Werkt, maar het is onvoldoende. Het actieplan werkt dus onvoldoende. Als je naar de 50-plusonvriendelijke maatregelen van het kabinet kijkt, lijkt het actieplan alleen maar symboolpolitiek. Het kabinet bezuinigt juist op maatregelen die bedoeld waren om 50-plussers sneller aan het werk te krijgen, zoals de mobiliteitsbonus en de doorwerkbonus. Als klap op de vuurpijl verkort dit kabinet samen met de Tweede Kamer de maximale WW-duur van 38 naar 24 maanden. Hopelijk wordt dat in de Eerste Kamer nog gecorrigeerd. Het beleid is erop gericht om 50-plussers, na een leven lang werken, versneld in de route naar de bijstand te krijgen. En dat lukt. 50% van de bijstandsgerechtigden betreft 50-plussers.
Er kan en er moet dus meer gebeuren. Schrijft het kabinet deze groep af op de rijksbegroting? Of gaat het kabinet alle zeilen bijzetten om deze groep niet verloren te laten zijn? 50PLUS hoopt dat de minister de laatste vraag bevestigend zal beantwoorden. Alleen roepen dat het niet goed gaat, vinden wij echter te gemakkelijk. Daarom hebben wij zelf ook een actieplan opgesteld met daarin directe en concrete maatregelen, gericht op de werkgevers, om 50-plussers aan te nemen. Het gaat om het samen meedenken aan oplossingen. Daarom bied ik de minister en de Kamer dit plan om meer perspectief te creëren voor de werkzoekende 50-plusser graag aan.
De voorzitter:
Dank. Dank voor uw plan van aanpak.
Het woord is aan de heer Ulenbelt namens de fractie van de SP.
De heer Ulenbelt (SP):
Aan het eind van de werkloosheidsuitkering heeft de helft van de oudere werklozen nog geen baan gevonden. En dat was in 2012. Vorig jaar, 2013, hadden zeven van de tien oudere werklozen aan het eind van hun WW-uitkering nog geen baan. Het is volstrekt duidelijk: oudere werklozen verkeren in een uitzichtloze situatie en in een situatie die maar voortduurt, niet in de laatste plaats door het beleid van dit kabinet. Immers, waarom geeft het kabinet vandaag 500 miljoen uit aan mensen met een inkomen boven de €40.000? Waarom wordt dat geld niet gebruikt om werk te behouden door de bezuiniging in de zorg terug te draaien, door armoede onder kinderen te bestrijden?
In die uitzichtloze situatie moeten deze ouderen solliciteren, solliciteren en nog eens solliciteren. Solliciteren lijkt onder deze omstandigheden wel het toppunt van zinloze activiteiten te worden. Iedere afwijzing en iedere brief die niet beantwoord wordt door een werkgever is een knauw in het zelfvertrouwen. Is de minister bereid om van deze zinloze sollicitatieplicht maatwerk te maken? Aanpassen aan de menselijke maat, zodat een sollicitant in overleg met het UWV alleen hoeft te solliciteren als er perspectief is.
We zien het om ons heen: banen zijn schaars door de crisis. Wat doen wij in dit land als iets schaars is? Wat doe je in een beschaving? Dan verdeel je het schaarse goed eerlijk. Is het kabinet bereid om nu eindelijk mogelijk te maken dat jonge mensen op het mbo gewoon met studiefinanciering een hbo-opleiding kunnen gaan volgen als zij daarvoor de capaciteit hebben? Dat schept ruimte op de arbeidsmarkt. Wil de minister het mogelijk maken dat ouderen plaats kunnen maken voor jongeren, dat ouderen na 40 jaar werken van hun pensioen kunnen gaan genieten en plaats kunnen maken voor jonge en andere mensen, werklozen van 40-, 45-plus, zodat er voor hen echt perspectief op werk komt? Is de minister bereid om te stoppen met het verhogen van de AOW-leeftijd? Het is toch niet uit te leggen aan jong en oud dat mensen verplicht worden om door te werken terwijl 20-, 40- en 50-jarigen werkloos zijn?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Een dertigledendebat aangevraagd door 50PLUS; altijd belangrijk om dat te voeren, al is het wat later dan gedacht en weten we inmiddels ook weer wat meer over de situatie van ouderen op de arbeidsmarkt. Toen wij begonnen met dit kabinet en deze minister heb ik in het kennismakingsgesprek al aandacht gevraagd voor de werkloosheid onder zowel jongeren als ouderen. We kunnen gelukkig constateren dat beide zaken door het kabinet zijn opgepakt. Dat is weliswaar niet helemaal gebeurd in de vorm die we allemaal voor ogen hadden, maar er is voor de jongeren wel wat gedaan. Vandaag is het een jaar geleden dat Mirjam Sterk aan de slag ging voor jongeren. Ook is het een jaar geleden dat de minister plannen ging maken voor de ouderen.
Het is ook goed om te constateren, voordat het beeld ontstaat dat ouderen alleen maar werkloos zijn, dat gelukkig heel veel 55-plussers wel aan het werk zijn en dat de participatie van ouderen qua leeftijd is gegroeid. We komen ook heel veel ouderen tegen die graag lang, zelfs tot na hun 65ste jaar, willen doorwerken. Dat neemt niet weg dat nog een hoop zaken moet gebeuren. Een aantal dingen is al in gang gezet. We hebben net de Wet werk en zekerheid behandeld, waarin bijvoorbeeld de transitievergoeding en het inzetten op van-werk-naar-werkbegeleiding zijn opgenomen waardoor de werkhervattingskansen van ouderen zijn toegenomen.
We zien dat het vooral voor ouderen die werkloos worden een probleem is om weer aan de slag te komen. Daarom is het ook belangrijk dat de minister geld heeft uitgetrokken voor de cofinanciering van sectorplannen. De PvdA vindt het erg belangrijk dat daarbij wordt ingezet op actieve bemiddeling voor ouderen. Samen met het UWV is ook het Actieplan 55-plus Werkt opgesteld. Daarin worden allerlei maatregelen genomen.
Vandaag stond in dagblad Trouw dat een andere maatregel uit het plan, de scholingsvouchers, nog heel erg weinig gebruikt wordt. Ik vraag de minister of dat beeld klopt. Wat kunnen we doen om ouderen vaker scholingsvouchers te laten gebruiken?
Het onderzoek van UWV dat aanleiding was voor dit debat onderstreept de lastige arbeidsmarktpositie van oudere werklozen. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit onderzoek.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dit debat is geagendeerd naar aanleiding van een krantenkop die luidde: "Helft 55-plussers lang zonder werk". Die kop is wat zwartgallig, nu blijkt dat gelukkig steeds meer 55-plussers werken. In 2007 was dat nog 43% en in 2012 was dat ondanks de crisis 53%. Het wordt echter heel anders als een 55-plusser zijn baan verliest. De kans op werkloosheid is misschien voor deze leeftijdsgroep niet het hoogst, maar als je eenmaal je baan verliest, kom je er heel lastig weer tussen. Bijna de helft van de werkzoekende 55-plussers vindt binnen zes maanden na afloop van de WW geen baan. Het beeld is dus genuanceerd. 36% van de 55-plussers in de WW vindt binnen zesenhalve maand een baan, maar een hele groep vindt geen baan.
Ik ben nieuwsgierig wat de gevolganalyse is die UWV aan deze cijfers verbindt. Welke verschillen zijn er nu eigenlijk tussen de groep die wel een baan vindt en de groep die het niet lukt om snel weer aan de slag te gaan, die soms zeer lang in de WW zit en die nog niet uit de werkloosheid is gestroomd bij het aflopen bij de WW?
Het kabinet heeft veel maatregelen genomen. Er is veel beleid, van proefplaatsingen tot inspiratiedagen, van scholingsvouchers tot plaatsingsfees en van no-riskpolissen tot mobiliteitsbonussen. Ik ben nieuwsgierig naar het effect ervan, van de banenplannen en ook van het extra geld dat in het decemberpakket van de minister zat. Er is in economisch en budgettair moeilijke tijden geld beschikbaar gesteld. Dan is het natuurlijk extra belangrijk dat dat geld wel werkt.
De heer Klein (50PLUS):
Dat laatste lijkt mij logisch. Ik ga even terug naar het eerste punt. De heer Van Weyenberg somt een aantal maatregelen op. Die maatregelen zijn sterk, vrijwel alleen, gericht op de werkzoekende, om die betere kansen te geven. Dat is het pompen van vouchers en scholing. Het blijkt dat er te weinig gebruik van wordt gemaakt om werkzoekenden daadwerkelijk weer aan de slag te krijgen. Maar daar zit het probleem helemaal niet. Het probleem zit veel meer aan de andere kant. Onderschrijft de heer Van Weyenberg dat het probleem aan de andere kant zit, namelijk dat werkgevers te weinig worden gestimuleerd om werkzoekende 50-plussers in dienst te nemen? Sterker nog, hij heeft zelf de leeftijd voor de mobiliteitsbonus verhoogd van 50 jaar naar 56 jaar.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dat laatste klopt. Dat hebben wij gedaan omdat de arbeidsparticipatie van de groep van 50 jaar tot en met 55 jaar zich gelukkkig buitengewoon gunstig ontwikkelde en wij dat geld willen inzetten voor groepen waarvoor de situatie juist nog moeilijk is. Dat ben ik met de heer Klein eens.
Veel van de instrumenten die ik noemde, zijn er juist op gericht om het voor een werkgever aantrekkelijker te maken om een werkzoekende 55-plusser een kans te geven. Het is overigens niet alleen de overheid die aan zet is. Ik verwacht ook dingen in cao's, debatten over salarisschalen en debatten over de vraag hoe je omgaat met demotie. In die zin moet het volgens mij van alle kanten komen. De dingen die ik net noemde, zijn deels juist gericht op het overtuigen van de werkgever om iemand een kans te geven.
De heer Klein (50PLUS):
Ik denk dat het erg eenvoudig is om iedere keer te wijzen naar de arbeidsparticipatie. Het gaat immers niet zozeer om de arbeidsparticipatie, maar om degenen die juist niet participeren. Het gaat om de mensen die aan de kant zitten en eigenlijk ook niet meer aan de bak komen. Het is dan helemaal niet relevant meer om over die arbeidsparticipatie te praten. Alsof mensen die werkloos zijn blij zijn als zij horen dat de arbeidsparticipatie wel goed is. Ik denk dat wij die zaken duidelijk moeten scheiden.
Het andere punt betreft de maatregelen. Het kan zijn dat er maatregelen zijn om het aantrekkelijker te maken om een 50-plusser aan te nemen. Het gaat er echter niet alleen om dat een werkgever het aantrekkelijk vindt om een werknemer aan te nemen. Er moet ook werk worden gecreëerd om daadwerkelijk selecties te kunnen maken. Het gaat dan niet zozeer om de investering in de werkzoekende, maar meer om een investering in de werkgever om ervoor te zorgen dat er meer plekken zijn. Daar zouden wij ons meer op moeten richten, volgens mij.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, mijnheer Klein?
De heer Klein (50PLUS):
Is de heer Van Weyenberg het daarmee eens?
De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Klein doet hier volgens mij in 30 seconden een aanval op het complete regeringsbeleid. Ik ben het helemaal met hem eens als hij zegt dat het ook gaat om het creëren van werk. Daarom hebben we allerlei akkoorden gesloten waarvan lastenverlichting een onderdeel is, om maar eens even iets te noemen. Over het onderwerp dat vandaag specifiek op de agenda staat, kan ik zeggen dat ik, in tegenstelling tot de heer Klein, wél heel blij ben dat steeds meer ouderen werken. De heer Klein zal daarover vast, diep van binnen, eigenlijk ook heel blij zijn. Hij heeft echter helemaal gelijk, er is inderdaad een probleem met een groep ouderen die er lastig weer tussen komt. Mijn stelling is dat we moeten bekijken wat de overheid daaraan kan doen, maar dat we ook moeten bekijken hoe er bijvoorbeeld via cao's voor kan worden gezorgd dat ouderen meer in dienst kunnen blijven. Ik hoop dat de heer Klein dat ook met mij eens is.
Ondanks de bezuinigingen heeft de minister dus geld beschikbaar gesteld, bijvoorbeeld in het pakket voor ouderen. De effecten lijken inderdaad wat tegen te vallen. In 2013 zouden er 1.650 scholingsvouchers worden uitgereikt. Voor 2014 was het doel zelfs 5.500. Er zouden vandaag dus ongeveer 3.000 scholingsvouchers moeten zijn verstrekt. In Trouw konden we deze ochtend lezen dat er in de praktijk slechts enkele tientallen zijn verstrekt. Dat maakt me bezorgd. Ik vraag de minister daarom hoe het nu eigenlijk staat met die instrumenten, de scholingsvouchers en de plaatsingsfees. In hoeverre helpen deze instrumenten? Het UWV heeft gezegd dat het doel was, 3.250 mensen extra uit de WW te helpen. Het zou gaan om 1.250 mensen in 2013 en 2.000 in de eerste drie maanden van 2014. Is dat mooie en ambitieuze doel gehaald, vraag ik de minister.
We hebben kunnen constateren dat sommige instrumenten waarschijnlijk beter werken dan andere. Hoe staat het met het onderzoek naar de effectiviteit van het re-integratiebeleid? Wanneer zal de Kamer de resultaten van het lopende onderzoek daarnaar ontvangen?
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. De heer Weyenberg zei net ook al dat de leeftijd waarop ouderen actief zijn op de arbeidsmarkt, in de afgelopen jaren is gestegen. Ten opzichte van een jaar of tien geleden zijn mensen langer actief op de arbeidsmarkt. Dat is positief. Tegelijkertijd is de werkloosheid onder ouderen in de crisistijd echter flink gestegen. Voor deze ouderen is de kans klein om alsnog aan het werk te komen.
Op de banenplannen van het kabinet is steeds meer kritiek te horen. Ze zouden veel geld kosten, met veel bureaucratie gepaard gaan en nauwelijks of zelfs geen nieuwe banen opleveren. In sommige sectoren klinkt inmiddels zelfs de kritiek dat die banenplannen banen zouden kosten, omdat mensen eerst ontslagen moeten worden voordat er aanspraak kan worden gemaakt op subsidies voor nieuw werk. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Ik ga daarbij uit van de premisse dat een overheid geen banen kan creëren. Zij kan wel banengroei stimuleren, bijvoorbeeld door te zorgen voor lagere lasten of door te investeren in scholing en kennis.
Banenplannen scheppen echter geen banen. Steeds meer economen onderschrijven die stelling. Kan de minister daarop eens reageren? Kan hij specifiek reageren op de inhoud van het artikel in Trouw van deze ochtend? Diverse woordvoerders hebben er al naar verwezen. Kan hij ook eens reageren op het in dit artikel aangehaalde feit dat er tot op heden slechts enkele tientallen scholingsvouchers zijn verstrekt? Daarvoor zijn wel enkele tientallen miljoenen euro's uitgegeven. Ik meen dat de ambities van de minister op dit punt hoog waren. Klopt dit bericht in Trouw en wat is de reactie van de minister hierop?
Een aanverwante vraag over die banenplannen gaat specifiek over reshoring. Daarover hebben we eerder ook al met elkaar gediscussieerd. Dat zou namelijk wel echt nieuw werk kunnen opleveren. Een incidentele investering zou daarmee tot structurele banen leiden. Ik ben benieuwd of de minister kan zeggen hoeveel plannen daadwerkelijk tot reshoring hebben geleid. Ook dat kan namelijk banen voor ouderen opleveren.
Wij horen steeds vaker dat scholing in deze fase van een crisis gewoon te laat is. Wij horen dat je structureler op scholing moet inzetten. Wat vindt de minister daarvan? De discussie gaat daarbij over O&O-fondsen. Ook speelt hierbij het eerder door mijn fractie en door andere fracties opgebrachte pleidooi voor een persoonlijk scholingsfonds voor werknemers een rol. Kan daarmee wellicht structureler en langer in werknemers worden geïnvesteerd dan alleen maar aan het begin van de carrière?
Ook ben ik benieuwd naar de cultuuromslag. Daarop wordt veel gewezen. Welke voorbeeldrol is er volgens de minister daarbij weggelegd voor de overheid en voor overheden? Afgelopen november en december speelde namelijk in gemeenteland de discussie over een nieuwe VUT-regeling. Gemeenten zeiden daarbij: de gemiddelde ambtenaar is toch al halverwege de 40, dus het wordt tijd voor een verjonging. Volgens mij heeft de minister dat toen afgewezen, maar ik ben benieuwd hoe hij aankijkt tegen de signaalwerking die daarvan uitgaat op het moment dat we hier met elkaar van mening zijn dat de oudere een kans moet hebben op de arbeidsmarkt. Mijn collega Eddy van Hijum heeft in het verleden weleens gepleit voor rijkstraineeprogramma's voor ouderen, dus om niet alleen jongeren, maar ook ouderen een kans te geven in de vorm van een traineeship. Daarmee geeft de overheid het goede voorbeeld. Ik vind dat nog steeds een interessante gedachte en ben benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt.
De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Het is al meerdere malen gememoreerd vanavond: de helft van de 55-plussers blijft langdurig zonder werk. Daar kunnen we lang over spreken, maar omdat het een dertigledendebat is, houd ik het kort. De oorzaak is een macro-economische, maar dat punt heb ik vanavond nog niet voorbij horen komen. De economie is ingezakt sinds 2008, en niet zo'n klein beetje ook. Daar hoort een verslechtering van de arbeidsmarkt bij, ook voor ouderen. Bovendien heeft het beleid van de regering een desastreuze invloed, net als dat van coalities daarvoor. Ik heb het over bijvoorbeeld de Kunduzcoalitie, maar ook over de coalities die daarna nog zijn gesmeed. Om een voorbeeld te geven, er werd in januari nog gejuicht over het feit dat de autoverkopen zo goed waren gegaan in december. Maar wat zien we nu? Het aantal autoverkopen is terug op het niveau van mijn geboortejaar, 1969. Toen had 1 op de 6 mensen een auto, nu hebben we 7 auto's op 17 mensen. Dat is ongeveer zes keer zo veel. Daarnaast wonen er 4 miljoen mensen meer in Nederland. Toch worden er minder auto's verkocht dan ooit. Binnenkort krijgen we dus weer de werkloosheidscijfers bij bijvoorbeeld autodealers, die dadelijk op de fles gaan. Dat heeft allemaal te maken met de macro-economie en met de hogere lasten.
Het probleem zal volgens ons dan ook als sneeuw voor de zon verdwijnen als er weer economische groei komt. Dan zal de arbeidsmarkt weer aantrekken, ook voor de oudere werknemer van 55-plus. Maar daar is lastenverlaging, lastenverlaging, maar ook nog lastenverlaging en nog meer lastenverlaging voor nodig. Ik heb het dan over btw, over accijnzen, over loonbelasting en over opslag op de energierekening om onrendabele windturbines te kunnen financieren. Al dat soort zaken, die nu allemaal doorgaan, moeten stoppen. We hebben geen behoefte aan nog een maatregel voor een specifieke doelgroep. Dergelijke maatregelen helpen namelijk alleen bureaumensen aan het werk. Het is te betreuren dat voor deze specifieke groep de socialistische maatregel van het verkorten van de WW-duur zo nadelig uitpakt. Deze groep wordt echt geconfronteerd met de verkorting van de WW-duur. Maar dit kabinet vindt het zeer belangrijk om nog meer geld naar Brussel te sturen. Daar gaan de salarissen immers wel omhoog. Die moeten ook even betaald worden. Nederland kan dus nog even blijven dokken.
Ik zie de heer Ulenbelt verschijnen bij de interruptiemicrofoon.
De voorzitter:
Ik heb hem ook gezien.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik vind het heel pijnlijk dat de heer De Graaf socialisten en sociaaldemocraten door de war haalt. Deze socialistische partij was tegen het verkorten van de WW, maar de sociaaldemocratische partij waarvan de minister lid is, was ervoor. Dat klopt toch, mijnheer De Graaf?
De heer De Graaf (PVV):
Dat punt geef ik helemaal aan de heer Ulenbelt. Hij heeft helemaal gelijk. Dat kunnen we aantekenen en wordt uiteraard meegenomen in de Handelingen. Het is inderdaad een sociaaldemocratische maatregel. De heer Ulenbelt heeft een punt; dat heb ik nu twee keer gezegd.
Voorzitter. De definitie van het begrip "bruto binnenlands product" is laatst nog even bijgesteld. En u raadt het al, het was ineens enkele procentpunten hoger. De eurofielen kunnen tevreden zijn: er kan nog meer geld naar Brussel, nog een beetje meer en nog een beetje meer. Immers, Brussels beleid wordt betaald van geld uit de zak van ook de Nederlandse werkloze, ook die van 55-plus. En waar gaat het geld heen? Inderdaad! Het gaat naar de corrupte bureaucraten van Svoboda en de Rechtse Sector in het Oekraïense roversnest. Het is een beleid dat gericht is op herverdeling van geld over de grenzen. De ouderen, voornamelijk de oudere werknemers, zijn de dupe van dit asociale en vooral door eurofielen en sociaaldemocraten ingestoken beleid.
Ik zal nooit nalaten om te herhalen dat dit allemaal door de lastenverhoging komt. We hebben lastenverlichting nodig. Is de minister bereid om daar alsnog voor te pleiten?
Amen.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Anne Mulder van de fractie van de VVD, die zojuist al bijna opsprong uit de bank om een soort maidenspeech te leveren op het gebied van Sociale Zaken. Welkom!
De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter. Dank voor het feit dat ik het woord krijg bij mijn maidenspeech op het terrein van Sociale Zaken.
Als je werkloos wordt, is dat ontzettend vervelend. Je hebt niet alleen een inkomensachteruitgang; ook je gevoel van eigenwaarde krijgt in veel gevallen een flinke deuk. Soms heb je ook gevoelens van schaamte ten opzichte van je buren, je vrienden en je familie. Als je werkloos bent, is het de kunst om positief te blijven, ook als je afwijzingsbrieven krijgt.
Gelukkig zijn er lichtpuntjes. In het laatste Centraal Economisch Plan zien we dat de werkloosheid in 2014-2015 gaat dalen. Die daling gaat weliswaar heel langzaam, maar we lijken het dieptepunt van de werkloosheid te hebben gehad. De export trekt langzaam aan, de bedrijfsinvesteringen trekken langzaam aan en het consumentenvertrouwen neemt toe. Daarna volgt in de regel het aantrekken van de werkgelegenheid.
Dat is echter niet genoeg. Daarom zijn wij blij dat het kabinet extra aandacht besteedt en heeft besteed aan ouderen, zoals met de mobiliteitsbonussen, de no-riskpolis, de proefplaatsingen, de sectorplannen en het al genoemde Actieplan 55P-plus Werkt van het UWV. Met mijn vraag aan de minister sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Van Weyenberg: wat zijn de beoogde effecten van deze maatregelen? Kan de minister ook aangeven in hoeverre die effecten inmiddels worden bereikt?
Mijn voorgangster Cora van Nieuwenhuizen heeft vorig jaar bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een motie ingediend. Die motie is aangenomen. In die motie wordt de regering verzocht om in gesprek te gaan met sociale partners om met hen afspraken te maken over duurzame inzetbaarheid en een leeftijdsbewust personeelsbeleid, in de hoop dat zij daarover afspraken maken bij de cao-onderhandelingen. Wat heeft de minister met die motie gedaan en hoe heeft hij de motie uitgevoerd? En wat zijn de effecten daarvan?
De heer De Graaf (PVV):
Ik zal het de heer Mulder niet al te moeilijk maken in zijn maidenspeech op het terrein van Sociale Zaken. Ik heb daarom twee simpele vragen voor hem. Het is net alsof ik iemand van de PvdA hoor praten. Kan de heer Mulder duidelijk maken van welke partij hij is?
De heer Anne Mulder (VVD):
Dat is inderdaad een simpele vraag. Wat zou ik daar nou eens op zeggen? Ik denk de VVD; dat weet ik wel zeker.
De heer De Graaf (PVV):
Oké, dan is dat voor de mensen thuis duidelijk. Dan is de tweede vraag: waarom staat de VVD hier PvdA-beleid uit te voeren? Dan hebben we het niet over het halve miljard van vanmiddag, want daar gaat het nu niet over. Waaruit blijkt met dit verhaal nog dat de VVD de VVD is?
De heer Anne Mulder (VVD):
Een van de belangrijke punten waarmee wij de twee meest recente verkiezingen zijn ingegaan, is het op orde brengen van de financiële positie van de overheid. Een begrotingstekort is immers niets anders dan een uitgestelde bezuiniging of een uitgestelde belastingverhoging. Als je dat laat voortbestaan, ontstaat ontzettend veel onzekerheid bij mensen. Dan geven ze geen geld uit omdat er misschien nog een belastingverhoging of een bezuiniging komt. Een voorwaarde voor een goed economisch beleid is dus het op orde brengen van het overheidsbeleid. Dat is dus niet wat de PVV doet: die maakt een verkiezingsprogramma, doet tot 2017 wat dingen en laat het overheidstekort daarna ontploffen. Wat de PVV doet, is dus verkeerd. Wat de VVD doet, is goed, want het op orde brengen van de overheidsfinanciën is een voorwaarde voor economische groei. Daar zijn wij druk mee bezig, want het tekort is dit jaar lager dan geraamd.
De heer Klein (50PLUS):
Ik heb begrepen dat we ook nog 500 miljoen hebben om ergens iets te verspijkeren.
De heer Anne Mulder (VVD):
Dat is een lastenverlaging.
De heer Klein (50PLUS):
Ik vond uw verhaal heel treurig, want het is een verhaal zonder enig perspectief. Het enige wat u aangeeft, is dat u hoopt dat er economische groei zal ontstaan en dat we dan na 2016 of 2017 misschien iets kunnen doen. Dat biedt geen enkel perspectief voor de 55-plussers die nu werkloos zijn en die nu te maken hebben met een banenproblematiek. Daar doet u nu niets aan. Ik had gehoopt in uw bijdrage te horen welk perspectief u op korte termijn concreet kunt bieden voor de mensen die nu thuis op de bank zitten, geen werk kunnen krijgen en alleen maar afwijzing na afwijzing krijgen.
De heer Anne Mulder (VVD):
Ik heb al gewezen op het perspectief. Langzamerhand — dat duurt helaas lang — zie je dat de economie aantrekt. De export neemt toe, bedrijfsinvesteringen nemen toe, het consumentenvertrouwen neemt toe en je ziet de werkgelegenheid langzaam aantrekken. Het is een kwestie van tijd, maar ook van goed beleid: de overheidsfinanciën op orde brengen. Tegelijkertijd moet je in de tussentijd zo veel mogelijk proberen te doen voor werklozen, onder wie ouderen. De minister doet dat goed. Ik heb de maatregelen al genoemd, en anderen ook: mobiliteitsbonussen, de no-riskpolis, proefplaatsingen, de sectorplannen en het plan van het UWV. Op de lange termijn gaat het dus langzaam beter. Liever zou ik het nog sneller zien gaan, maar er is geen knop waarmee je de economie in één keer laat draaien. In de tussentijd moet je plannen maken, zodat mensen zo veel mogelijk aan het werk kunnen blijven. Dan heb je langetermijnperspectief. Op de korte termijn probeer je wat te doen voor mensen die onverhoopt werkloos worden.
De heer Klein (50PLUS):
Dat "onverhoopt" is al een behoorlijke diskwalificatie. Veel belangrijker is dat de maatregelen die de heer Mulder noemt, dan juist contraproductief zijn. De leeftijd voor de mobiliteitsbonus was 50 jaar en is nu verhoogd naar 56 jaar. Wat was bedoeld om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om 50-plussers in dienst te nemen, wordt door de VVD weggehaald. En wat betreft die andere maatregelen: het is maar de vraag of het gaat werken met de scholingsvouchers en het is maar de vraag of de plaatsingsvouchers voor de uitzendbureaus überhaupt gaan werken. De heer Mulder is allemaal cadeautjes aan het uitdelen die er feitelijk helemaal niet zijn.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Klein (50PLUS):
Mijn vraag is of de heer Mulder werkelijk weet wat er aan de hand is. En hoe kan hij werkelijk perspectief bieden aan de werkloze 50-plusser die op dit moment thuiszit?
De heer Anne Mulder (VVD):
Ik heb de maatregelen genoemd die dit kabinet uitvoert. De vraag over het verlagen van de leeftijd voor de mobiliteitsbonus heeft de heer Klein aan mijn collega van D66 gesteld. Je moet die bonus inzetten daar waar hij effectiever is. Die maatregelen nemen we allemaal. Ik heb ze al twee keer genoemd. Dat doen we dus; we zitten niet op onze handen. We zijn druk bezig met economische groei op lange termijn en doen op korte termijn zo veel mogelijk om de werkloosheid tegen te gaan.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Tegelijkertijd heeft de woordvoerder van de VVD, net als een aantal andere woordvoerders, gevraagd naar de effectiviteit van een aantal van die maatregelen. Zijn betoog, ook het herhaaldelijk refereren aan de soliditeit van de overheidsfinanciën, brengt me tot een vraag naar aanleiding van de beeldvorming van vandaag. Ik heb vandaag berichten gelezen als zou dat extra geld, die 500 miljoen, worden gedekt door extra bezuinigingen. Ik heb echter ook berichten gezien waarin staat dat het uit andere meevallers in de begroting moet komen en dat het dus in het saldo zal lopen. Mag ik uit het betoog van de heer Mulder opmaken dat de eerste berichten kloppen, dat er dus daadwerkelijk een dekking voor gevonden zal worden, en dat het niet zo is dat het in het saldo gaat lopen? Dat laatste staat namelijk nogal haaks op het betoog dat de heer Mulder hier in eerste termijn houdt.
De heer Anne Mulder (VVD):
De heer Mulder heeft in zijn maidenspeech op Sociale Zaken al meer interrupties gehad dan de rest van de collega's.
De voorzitter:
Het was ook niet echt een maidenspeech. Daarom laat ik ze ook toe.
De heer Anne Mulder (VVD):
Nee. Op de vraag hoe het precies wordt gedekt, zeg ik het volgende. We weten in ieder geval zeker dat die lastenverlichting er komt, zoals gezegd, maar wat betreft de dekking zal de heer Heerma nog even moeten wachten op de minister van Financiën.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Als de heer Mulder het namens de VVD bij herhaling heeft over de soliditeit en over het op orde brengen van het saldo, dan staat het toch op zijn minst haaks op dat verhaal als het wel in het saldo loopt en er geen dekking voor wordt gevonden?
De heer Anne Mulder (VVD):
We zullen zien hoe de minister van Financiën daarop reageert. Ik constateer dat het saldo inmiddels lager is dan we oorspronkelijk hadden gedacht. Dat is dus ook weer goed nieuws.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben ook altijd blij als het saldo onder de 3% is. We hebben onder meer het Lenteakkoord niet voor niets gesloten. De heer Mulder zei iets interessants. Ik neem hem zo serieus dat ik hem dan ook maar meteen interrumpeer in deze pseudomaidenspeech. Ik weet dat hij dat kan hebben. Hij zei: er is nu eindelijk ruimte voor lastenverlichting. Die 0,5 miljard was een goed begin, net zo'n goed als het stoppen met de plannen voor het strafbaar stellen van illegaliteit. Ik sta hier dus als een dubbeltevreden mens. Die 0,5 miljard is toch pas het begin? De heer Mulder is het toch wel met mij eens dat 1 miljard dan nog veel mooier is?
De heer Anne Mulder (VVD):
Het liefst voer ik het hele verkiezingsprogramma van de VVD uit. Je kunt wel 41 zetels halen, maar het liefst heb je er 76. Als de VVD het hier alleen voor het zeggen zou hebben gehad, dan was die lastenverlichting nog een stuk groter. Dat is echter niet het geval, en dat is jammer.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben hartstikke blij met dat antwoord. Daarmee kan ik op het punt van die 1 miljard aan lastenverlichting de VVD aan de zijde van D66 vinden. Ik heb dat vol enthousiasme genoteerd.
De voorzitter:
Ik merk dat u de randen van het debat aardig opzoekt met uw interrupties.
De vergadering wordt van 21.18 uur tot 21.30 uur geschorst.
Minister Asscher:
Voorzitter. Wij praten vanavond over de arbeidsmarktpositie van ouderen. De heer Klein vraagt namens de fractie van 50PLUS regelmatig aandacht voor dit onderwerp. Ik vind dat zeer belangrijk, enerzijds omdat langdurige werkloosheid onder ouderen een ernstig probleem is waarvoor wij ons sterk inzetten, anderzijds om toch ook de positieve kant te belichten, namelijk dat de arbeidsmarktpositie van ouderen steeds beter wordt. Ik denk dat de heer Klein het met mij eens is dat wij moeten oppassen om alle ouderen als ziek en zwak weg te zetten. Dat doet geen recht aan de vitaliteit en de toegevoegde waarde van heel veel oudere werknemers. Het helpt ook niet bij de bestrijding van vooroordelen.
Ik zal kort ingaan op de feiten over de arbeidsparticipatie.
De voorzitter:
Mijnheer Klein, de minister is net aan zijn inleiding begonnen.
De heer Klein (50PLUS):
Jawel, maar de minister doet alsof ouderen ziek, zwak en misselijk zijn en dan zeker werkloze ouderen. Dit debat is er juist op gericht dat de vitaliteit van de 50-plusser, ook al is hij werkloos, nog zo groot is dat hij juist aan de slag moet. Wij moeten dus niet schetsen dat 50-plussers ziek, zwak en misselijk zijn. Integendeel, er zijn juist kansen. Ik wil dit beeld van de minister dus corrigeren.
Minister Asscher:
Ik zei: ik denk dat de heer Klein het met mij eens is dat het wegzetten van ouderen als zielig en zwak geen recht doet aan de vitaliteit en de inzet van oudere werknemers. Volgens mij is hij het met mij eens en probeert hij dat in zijn interruptie nog eens duidelijk te maken.
De heer Klein (50PLUS):
Als ik het zo mag interpreteren, is het duidelijk: wij zijn het eens. Wij zullen ouderen ook nooit zo wegzetten, maar zelfs de suggestie dat je dat kunt doen, verwerp ik ten zeerste.
De voorzitter:
Dit is een buitengewoon inventieve redenering, maar ik heb de minister niet iets anders horen zeggen.
Minister Asscher:
Ik zei: ik denk dat de heer Klein het met mij eens is, en hij heeft mij nu twee keer geïnterrumpeerd om duidelijk te maken dat hij het met mij eens is. Wij zetten ouderen niet weg als zielig en zwak, mijnheer Klein. Dat doet u niet en ik ook niet. Ik voel mij een beetje als de heer Mulder die ook in twee zinnen al drie keer werd geïnterrumpeerd.
De werkloosheid onder oudere werknemers is in 2013 laag, lager dan het OESO-gemiddelde, lager dan de werkloosheid onder jongeren en lager dan het gemiddelde. Het is goed om dat te beseffen. Ten opzichte van andere leeftijdscohorten is de werkloosheid laag. In de Kamer is ook gesproken over de stijgende arbeidsparticipatie van 39% in 2003 tot boven de 55% in 2013. Zelfs in de moeilijke jaren die wij nu doormaken, stijgt de participatie van jaar tot jaar. Het is ongelooflijk belangrijk om dit te benadrukken, juist omdat dit laat zien hoe belangrijk ouderen op de arbeidsmarkt zijn en dat werkgevers er dus belang bij hebben die groep niet uit het oog te verliezen.
Geheel terecht wordt vanavond natuurlijk vooral aandacht gevraagd voor de niet-rooskleurige kant van het verhaal. De werkloze 55-jarigen hebben veel meer tijd nodig om weer aan het werk te komen. Gemiddeld heeft 45% van de 55-jarigen binnen een jaar een baan. Als mensen 60 jaar zijn, is dat percentage gedaald tot 25, ofwel een kwart. Dit laat zien hoe schrijnend de verschillen zijn en dat je op de huidige arbeidsmarkt langer moet zoeken naarmate je ouder bent.
Daarom is het belangrijk dat wij vol inzetten op het voorkomen en bestrijden van de werkloosheid onder ouderen. Met name langdurige werkloosheid betekent niet alleen een forse terugval in inkomen, maar ook een knauw in het zelfvertrouwen. Wij zetten samen met de sociale partners via drie kanalen in op het bestrijden van werkloosheid onder ouderen: via het Actieplan 55-plus Werkt van het UWV, via stimulering van werkgevers om oudere werklozen in dienst te nemen en via de sectorplannen die met de verschillende sectoren in onze economie worden afgesloten.
Naar aanleiding van de afspraken in het sociaal akkoord heb ik het UWV voor een periode van twee jaar een bedrag van 67 miljoen ter beschikking gesteld. Het UWV heeft gekozen voor een plan, het Actieplan 55-plus Werkt, met een aantal maatregelen die zijn geselecteerd op hun effectiviteit. Ik zal zo ingaan op de specifieke vragen die daarover zijn gesteld.
Daarnaast zijn er drie instrumenten waarmee werkgevers gestimuleerd worden om oudere werklozen in dienst te nemen. Het eerste is de mobiliteitsbonus, waardoor het aantrekkelijker wordt om iemand met een grote afstand tot de arbeidsmarkt toch in dienst te nemen. Het tweede is de no-riskpolis voor WW'ers, waarbij de risico's op langdurige ziekte en/of arbeidsongeschiktheid voor een werkgever bij het aannemen van de werkloze oudere worden gecompenseerd. Het derde is de proefplaatsing, die de mogelijkheid biedt om een werkloze oudere gedurende een bepaalde periode in dienst te nemen, waarbij de werknemer zijn uitkering behoudt. Zo kan een werkgever zonder additionele kosten een reëel beeld krijgen van de werkzoekende.
Daarnaast zijn er nog de sectorplannen, die zijn bedoeld om verantwoordelijkheid te nemen voor de arbeidsmarkt. Mede op verzoek van de heer Klein, de Partij van de Arbeid en vele anderen hebben de ouderen hierin een bijzondere plaats gekregen. Er zijn er nu zes beschikt en een stuk of dertig in proces. Vandaag is een tweede termijn begonnen voor die plannen. Je ziet ook voorbeelden dat dit inderdaad specifieke maatregelen voor ouderen oplevert. Bij het sectorplan voor de bouw is afgesproken dat 250 langdurig werkloze werknemers boven de 55 jaar weer in dienst komen. Daarbij zullen 2.500 leermeesters boven 55 jaar die bbl-2 en bbl-3-leerlingen begeleiden, in dienst blijven in plaats van op straat komen te staan. In het sectorplan voor de procesindustrie zie je dat er specifiek aandacht wordt besteed aan mensen van 50 jaar en ouder. Bij werknemers die boven de 40 jaar zijn, wordt via loopbaanchecks bekeken hoe je ze duurzaam inzetbaar en fit kunt houden voor de arbeidsmarkt. Ook in de andere plannen wordt veel ingezet op het behoud van vakkrachten, het verbeteren van duurzame inzetbaarheid en ervoor zorgen dat mensen aantrekkelijk blijven op de arbeidsmarkt.
Terecht is de vraag gesteld wat ik vind van het actieplan van 50PLUS, dat mij zojuist is aangereikt, zodat ik er even een blik op heb kunnen werpen. Ik waardeer het bijzonder dat er niet alleen kritiek wordt gegeven, maar dat er ook wordt meegedacht, om te kijken wat je zou kunnen doen om oudere werkzoekenden te helpen.
Ik denk ook dat we moeten vaststellen dat een deel van de suggesties die 50PLUS doet, in feite al beleid is, zoals bij- en omscholing van ouderen, het stimuleren van het aannemen van 50-plussers en het begeleiden van jongeren door ouderen, zoals je terugziet in een aantal sectorplannen. Dat is onderdeel van het kabinetsbeleid. Dat zijn goede manieren om mensen aan het werk te houden of te krijgen.
Er zijn ook onderdelen waar ik minder enthousiast over ben, zoals een specifieke ambassadeur voor de ouderen. We hebben daar vaker over gedebatteerd. De reden is niet dat ik dit niet zou willen voor die ouderen, maar dat we moeten bekijken waarmee zij het meest gebaat zijn. Ongetwijfeld komen er nog momenten waarop wij uitgebreider over de plannen van de heer Klein kunnen debatteren.
De heer Klein (50PLUS):
Even over die ambassadeur ouderenwerkloosheid. Ik denk dat deze precies in de lijn ligt van de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid. Mevrouw Sterk is nu een jaar actief. Zij zet zich goed in om dit op te zetten. Dan is dat toch alleen maar een lichtend voorbeeld om dat ook te doen voor een ambassadeur ouderenwerkloosheid?
Minister Asscher:
Ik denk dat het een heel andere problematiek is. Zij hebben met elkaar gemeen dat er sprake is van werkloosheid, waar we wat aan moeten doen. Bij ouderen is vooral het probleem dat het heel lang duurt om weer aan het werk te komen als zij werkloos raken. Het beleid moet erop gericht zijn om die werkloosheid te voorkomen en om ze weer aan de slag te krijgen als het toch gebeurt. Bij jongeren zie je nu juist een relatief hoog percentage. Dat zie je altijd als de conjunctuur slecht is. Dan is het bijvoorbeeld nodig om jongeren langer te laten doorleren en om stages, werkervarings- of startersplekken te creëren. Dat zijn andere maatregelen, waarvoor je ook andere methoden nodig hebt.
We hebben niet voor niets afgesproken bij het bekendmaken van het sociaal akkoord dat er specifiek aandacht voor ouderen zou zijn. Niet alleen het actieteam crisisbestrijding houdt zich daarmee bezig, maar ook in de sectorplannen zien we dat terug. Om die reden heb ik ook gekeken of er wat gebeurt voor ouderen, als je die sectorplannen op de hand weegt. Ik kan de heer Klein recht in de ogen kijken en zeggen: zeker, en dat zijn ook maatregelen die we verstandig en effectief vinden.
De heer Klein (50PLUS):
De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk dat de problematiek van de jeugdwerkloosheid anders is dan de problematiek van de ouderenwerkloosheid. Daarom is het ook verstandig om een andere persoon te nemen als ambassadeur, maar niet zozeer vanwege de persoon, want zo'n ambassadeur creëert geen werk. Wat een ambassadeur wel kan doen, is de specifieke problematiek van de groep extra onder de aandacht brengen van met name werkgevers, in aanvulling op de maatregelen en plannen die de minister voorstaat. Ik zie het dus meer als een aanvulling. Het is juist dat er specifiek andere maatregelen nodig zijn. Die maatregelen zitten niet altijd in de persoon, dus in de werkzoekende die je moet hebben, want een 50-plusser heeft veel ervaring en kennis. De maatregelen zullen juist meer bezien moeten worden in het licht van de werkgevers: hoe kunnen de bestaande vooroordelen over oudere werknemers worden weggenomen? Daar kan een ambassadeur ouderenwerkloosheid een goede rol in vervullen. Dat is uiteraard — dat ben ik met de minister eens — heel anders dan de problematiek van de jeugdwerkloosheid. Ik zou de minister willen meegeven dat het misschien een goed idee is om dit verder uit te werken.
Minister Asscher:
Ik vind dat je altijd een open mind moet houden, dus dit debat gaat nog wel even verder. Vooralsnog zie ik niet wat een ambassadeur juist bij dit probleem — aan de ene kant vooroordelen over oudere werknemers, aan de andere kant specifiek beleid — zou toevoegen. De taak die Mirjam Sterk heeft om in de regio's plannen te maken met opleidingsinstellingen en werkgevers zodat jongeren snel een eerste kans krijgen, is een heel andere taak dan die hier nodig is. Wat hier nodig is, is inderdaad het wegnemen van vooroordelen en dat doe je, denk ik, veel minder met zo'n ambassadeur. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat het beleid daar komt waar het nodig is. Ik denk bijvoorbeeld aan een bonus als je een oudere in dienst neemt, een plaatsingsfee voor een uitzendbureau dat zich meer gaat inzetten voor ouderen en het aanpakken van leeftijdsdiscriminatie.
In mei komen wij met een reactie op wat wij allemaal kunnen doen aan discriminatie op de arbeidsmarkt. Wat ons betreft gaat die over alle vormen van discriminatie, dus op grond van ras, geslacht — twee weken geleden ging het over zwangerschapsdiscriminatie — en ook leeftijd. Alle onderdelen waar 50PLUS aan refereert, vindt het kabinet belangrijk om mee te nemen, maar over de manier waarop ben ik nog niet overtuigd door de heer Klein.
Ik kom bij de vragen over de uitvoering van het actieplan van het UWV, niet te verwarren met het actieplan van 50PLUS. Het actieplan van het UWV heet: Actieplan 55-plus Werkt. In algemene zin, zo recht door zee als mogelijk, klopt het beeld dat het achterblijft. Dat baart mij zorgen. Aan de ene kant is het terecht dat er geen geld wordt uitgegeven als dat niet effectief is. Daarom hebben wij die maatregelen ook scherp geformuleerd. Het moet leiden tot plaatsing, het moet leiden tot echte banen. Aan de andere kant verwacht ik meer van het UWV en de uitzendbureaus die zich hiervoor hebben hardgemaakt. In mei komt er een evaluatie. Dan kennen wij ook de precieze cijfers. Dat was al met de Kamer afgesproken. Ik verwacht van alle betrokken partijen dat zij een extra stapje gaan zetten om de verwachtingen waar te maken en te laten zien dat oudere werkzoekenden profiteren van de extra middelen die wij hiervoor ondanks de schaarste van deze tijd hebben uitgetrokken.
Er gaan ook dingen goed. De uitstroom uit de WW blijkt hoger dan geraamd. Er zijn 20.456 oudere werklozen uitgestroomd uit de WW. Dat aantal is hoger dan verwacht. Ook de deelname aan een aantal van de programma's die worden aangeboden, neemt toen. Wij hebben intussen een aantal acties ingezet om een inhaalslag te maken bij het gebruik van de instrumenten die zijn bedacht. Dan gaat het over de scholingsvoucher, over meer voorlichting — dat was ook een van de suggesties — en over de mogelijkheden van uitzendbureaus om, als ze een oudere werkzoekende plaatsen, te profiteren van een plaatsingsfee. In mei hoort de Kamer daar meer over. Ik zal er alles aan doen om zowel de bekendheid als het gebruik van die maatregelen te bevorderen, maar wel op een effectieve manier. Ik geloof dat dit ook, terecht, de wens van de Kamer is. Het moet wel leiden tot echte plaatsingen en banen.
Het CDA heeft vragen over de sectorplannen. We zouden dat geld op een andere manier moeten inzetten, het is bureaucratisch en het duurt te lang. Ik nodig de heer Heerma graag uit om samen met mij in een paar sectoren te gaan zien wat dat oplevert, want het wordt langzamerhand een beetje een karikatuur van de werkelijkheid. We hebben afgesproken twee keer 300 miljoen incidenteel in te zetten in die sectoren die zelf plannen maken, met werkgevers en werknemers die het samen doen en daarvoor geld overhebben. Wat betekent dat in de praktijk? Dat betekent dat een schildersleerling nu een baan heeft die hij anders niet had gehad. Het betekent dat een bouwvakker in dienst blijft en een jonge bouwvakker kan opleiden. Het betekent dat er geïnvesteerd wordt in omscholing, zodat mensen van de ene naar de andere baan gaan.
We zien nu de eerste 6 goedgekeurde plannen, terwijl er nog 30 in de pijplijn zitten en de aanvraagmogelijkheid begint. Dit betekent wel degelijk voor heel veel mensen het verschil in de crisisjaren 2014 en 2015, waarvoor eindelijk wordt voorspeld dat de werkloosheid gaat dalen. Maar om daar te komen, kun je als kabinet ervoor zorgen dat mensen aan het werk blijven en aan het werk komen. Je ziet dat die plannen daar ook toe leiden.
Wordt het geld zomaar uitgekeerd, zonder veel gedoe? Nee, natuurlijk niet. Het is overheidsgeld, geld van alle Nederlanders, dus er wordt goed gecontroleerd of het echte plannen zijn en of de bedrijven daar echt voor gaan. Kun je het bureaucratie noemen? Ik vind het zuinig met onze centen omgaan. Het gaat er wel degelijk om om mensen aan het werk te houden, met een incidentele investering. Als we dat geld op een andere manier hadden uitgegeven, daag ik de heer Heerma echt uit om dat uit te leggen aan die schildersleerling en die bouwvakker. Ik neem hem mee, als hij dat ook wil.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat aanbod neem ik sowieso graag aan. Ik snap de irritatie van de minister, want dit is niet de eerste keer dat het CDA kritisch is over deze banenplannen. Maar als de minister goed naar mijn betoog geluisterd heeft, heeft hij begrepen dat ik verwees naar steeds meer economen en ook geluiden uit de sectoren zelf die de effectiviteit ter discussie stellen. Zegt de minister hiermee dat die economen, en ook de geluiden uit de sectoren, zoals de bouw, een karikatuur zijn van de plannen die er liggen? Ik gaf niet alleen aan dat we allang kritisch zijn, maar de geluiden komen nu van veel meer kanten.
Minister Asscher:
Er was zeker geen irritatie, en al helemaal niet jegens het CDA, of de heer Heerma. Anders had ik hem ook niet uitgenodigd. Leuk dat hij die uitnodiging aanneemt. Ik heb gewoon aangegeven waarom kabinet en coalitie dit doen, en waarom in het Herfstakkoord is afgesproken dat we daarmee vooral door moeten gaan. We willen mensen aan het werk houden en jongeren een kans geven. Het gaat om concrete gezichten: mensen die 's morgens naar hun werk gaan, in plaats van op de bank te blijven zitten. Dat is waarom we het doen. Hoor je ook andere geluiden? Ja, je hoort ook andere geluiden. Ik stel vast dat sectoren zelf geld op tafel leggen om daarvan gebruik te kunnen maken, dat ze zelf investeren, dat ze zelf hun plannen voor de toekomst op tafel leggen en zeggen: we willen in de lastige jaren 2014 en 2015 onze mensen wel degelijk in dienst houden. Ik denk dat dat een nastrevenswaardig doel is. Neem ik die economen serieus? Jazeker, ik neem ze allemaal serieus, maar niet altijd allemaal tegelijk, want ze zeggen niet altijd hetzelfde. Je moet daarnaar luisteren, maar wel koers houden. Die koers werd goed samengevat door de heer Mulder: herstel van het groeivermogen van Nederland, de veranderingen doorvoeren die nodig zijn en zorgen voor solide overheidsfinanciën, maar intussen in de crisisjaren mensen niet in de kou laten staan. Daar zijn die plannen voor.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Kennelijk was de minister niet geïrriteerd, maar hij gaf wel heel duidelijk aan: het begint zo nu en dan ongeveer een karikatuur te worden. Vindt hij daarmee de geluiden van die economen en de kritiek vanuit de sectoren zelf een karikatuur? Of staat de minister wel open voor het feit dat de plannen, die wellicht goedbedoeld zijn, misschien niet tot extra banen leiden, maar wellicht zelfs negatieve gevolgen kunnen hebben?
Minister Asscher:
Ik sprak vooral de hoop uit dat de bijdrage van het CDA aan het debat over de sectorplannen niet zou verworden tot een karikatuur. Ik stel vast dat de heer Heerma zich wat dat betreft niet onbetuigd laat. Ik ben dus geheel gerustgesteld. Ik merk dat de heer Heerma mijn uitnodiging accepteert en met mij in gesprek gaat met mensen die op die manier een baan hebben gekregen. Je zult zien dat we daarna nader tot elkaar zijn gekomen. Geen antwoord op de vraag ...
De voorzitter:
Wordt hier non-verbaal gecommuniceerd.
Minister Asscher:
Laat ik daar verbaal antwoord op geven. De vraag was ook of ik anderen beschuldig van karikaturaal gedrag. Het antwoord daarop is nee. Ik ben zeer geïnteresseerd in alle op- en aanmerkingen, want daar wordt het beleid beter van. Maar ik blijf wel van mening dat je mensen niet in de kou moet laten staan in 2014 en 2015. Dat is niet alleen mijn mening namens het kabinet, maar ook de mening van een duidelijke meerderheid in deze Kamer.
Ik zal afzien van het opsommen van alle maatregelen die we nu zien in de sectorplannen. Ik heb daar net al een kleine teaser van gegeven.
Het CDA spreekt ook over reshoring. Op dat punt kunnen we elkaar denk ik juist heel goed vinden. Reshoring, dus het terughalen van productiecapaciteit en van arbeidsplaatsen, is vaak een gevolg van het mooie, positieve vestigingsklimaat van Nederland. Dat mogen we ook met elkaar vaststellen. Ook vandaag zagen we weer een rapportage waaruit blijkt dat Nederland meedoet in de top van landen waar men zich graag vestigt. Ik heb daar ook mooie voorbeelden van gezien. Een paar weken geleden ben ik in Rotterdam geweest, waar ondergrondse vuilcontainers worden gemaakt en waar men de productie uit Polen heeft kunnen terughalen om een en ander hier te doen. Dat is een fantastisch project, dat ook nog uitkomt en waar goed werk kan worden gedaan.
Samen met minister Kamp van Economische Zaken bekijk ik hoe we dat verder kunnen verbeteren. In de motie van de heer Heerma en mevrouw Hamer werd gevraagd om met reshoring aan de gang te gaan. Dat betekent ook dat het model Total cost of ownership — wat moet je eigenlijk allemaal meenemen bij het berekenen van wat het kost om iets in Nederland te produceren versus elders? — wordt uitgerold in heel Nederland. Dat kan dan ook leiden tot meer initiatieven. Vervolgens is het de vraag of je dat terugziet in de sectorplannen. Het antwoord op die vraag is nee, want het is niet echt een onderdeel van de sectorplannen. De sectorplannen zijn vooral bedoeld om mensen aan het werk te houden en aan het werk te krijgen. Reshoring zie je daar nog niet zo in terug. Ik denk wel dat er veel mogelijkheden zijn als gevolg van de nieuwe Participatiewet. Juist het aanvullen met loonsubsidie kan helpen om mensen aan het werk te krijgen in dit soort banen.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Mijn geheugen kan mij in de steek laten, maar volgens mij heeft het kabinet vorig jaar aan het einde van de zomer een brief gestuurd waarin naast de Participatiewet wel degelijk ook in het kader van de sectorplannen op reshoring en de mogelijkheden daarvan werd gewezen. Ik hoor de minister nu echter zeggen dat het niet zichtbaar is. Kan het dan niet inzichtelijk worden gemaakt, indachtig de brief die eind augustus of begin september naar de Kamer is gestuurd? Wij zijn zeer kritisch over de sectorplannen, maar ten aanzien van reshoring zie ik mogelijkheden om met incidenteel geld structureel banen terug te halen naar Nederland. Het zou toch zonde zijn als we niet inzichtelijk kunnen maken welke bijdrage de sectorplannen daaraan wel of niet hebben geleverd?
Minister Asscher:
Het is zeker niet uitgesloten. Het is dus prima als het gebeurt. Ik probeerde te antwoorden dat ik er nu nog weinig voorbeelden van heb gezien. We gaan uiteraard inzichtelijk maken wat al die sectorplannen opleveren, in getallen, banen en maatregelen. Die mogelijkheid is er. Ik zie dat nog weinig gebruik wordt gemaakt van die route voor reshoring. We gaan wel door met de afgesproken acties naar aanleiding van de motie-Heerma/Hamer, die de Kamer heeft aangenomen.
De SP zoekt het in herverdeling van arbeid en vraagt met name waarom er geen VUT en werktijdverkorting geïntroduceerd worden om de werkloosheid te bestrijden. Ervaringen uit het verleden leren dat dit soort maatregelen in de praktijk vaak leiden tot minder werkgelegenheid en minder welvaart, omdat het niet op de goede plekken terechtkomt. Het verhoudt zich ook slecht met de filosofie dat je mensen juist langer door wilt laten werken en dat het belangrijk is voor Nederland dat dit gebeurt, ook om de consequenties van de vergrijzing te kunnen opvangen. Vervroegde uittreding mogelijk maken vinden we dus niet verstandig als dat collectief zou worden gefinancierd. Met veel pijn en moeite hebben we het in 2006 afgeschaft. Daarna zie je dat er sprake is van een enorm stijgende arbeidsparticipatie, wat een belangrijk succes is. Wel staat het werkgevers en werknemers vrij om afspraken te maken over bijvoorbeeld deeltijdpensioen. Ik kan mij voorstellen dat dit soort afspraken bijvoorbeeld bij zware beroepen wordt gemaakt. De kosten zijn dan voor werkgevers en werknemers zelf. Bij dergelijke afspraken verzacht ons belastingstelsel de inkomensachteruitgang van een dag minder werken voor ouderen aanzienlijk. Dat geldt in het bijzonder voor ouderen met een lager inkomen.
De verhoging van de AOW-leeftijd moeten we niet terugdraaien. Hogere participatie is immers nodig voor het draagvlak van sociale voorzieningen en werkt ook goed, want het leidt ertoe dat veel meer ouderen aan het werk blijven.
De vraag van het CDA is wat wij vinden van het signaal dat uitgaat van de VNG-gedachte om een soort VUT voor gemeenteambtenaren in te voeren. Het is geen geheim wat ik daarvan vind. Ik ben daar geen voorstander van. Ik vind dat ook geen goed signaal. Wij hebben daar al een aantal keren over van gedachten gewisseld. Ik heb de VNG daar ook over geschreven. Ik geloof dat het plan intussen een stille dood is gestorven, ware het niet dat wij het nu weer oprakelen. Maar nee, dat is niet de juiste weg.
De SP vroeg: hoe kun je maatwerk maken van de sollicitatieplicht van oudere werkzoekenden? Ik heb met veel oudere werkzoekenden gepraat en ik kan mij alles voorstellen bij de frustratie die sommigen van hen ondervinden bij het bijna machinaal versturen van sollicitatiebrieven en het krijgen van afwijzingen. Het is ongelooflijk belangrijk om ons te realiseren dat er nu al maatwerk mogelijk is. Het UWV kijkt daar ook naar. Bij trainingen waar ik bij ben geweest, worden werkzoekenden bijvoorbeeld geleerd hoe je dat effectiever kunt doen, hoe je je netwerk beter kunt gebruiken en dat het vaak veel beter uitpakt als je je kunt presenteren aan een werkgever dan als je via de brievenbus moet communiceren.
Ik ben het dus met de SP eens dat het niet moet gaan over het aantal sollicitaties. Je mag wel van mensen verwachten dat ze zich inzetten om een baan te vinden. Dat moet dan op een zo effectief mogelijke manier. Als daar verdere verbetering in mogelijk is, dan vind ik dat wij dat moeten doen. Dat is overigens een van de dingen waar ik met het UWV over praat. Wel is het belangrijk om ons te realiseren dat er, ondanks de zware tijden, nog heel veel dynamiek is op de arbeidsmarkt. Heel veel mensen vinden wel degelijk een baan. Ik zei net al dat de uitstroomcijfers, ook uit de WW, beter zijn dan verwacht.
Dan zijn er vragen gesteld over lastenverlichting, met name door de SP en de PVV. Vandaag was er inderdaad nieuws over lastenverlichting. Ik heb de PVV daar weer minder over gehoord. Die telde blijkbaar niet mee, maar wat je er verder ook van vindt, het is ook goed voor koopkracht, het is ook goed voor werkgelegenheid.
De SP vroeg: had je het niet aan andere dingen kunnen uitgeven? Natuurlijk, dat is altijd zo. Ik denk dat het een goede uitgave is. Ik denk niet dat wij daarmee klaar zijn. De heer Van Weyenberg spreekt van een eerste stap. Zo ken ik D66. Die zijn altijd gretig en gulzig, maar vandaag is wel een belangrijke stap gezet. Er komt ongetwijfeld nog een debat met de Kamer over de dekking en de precieze inhoud. Ik heb begrepen dat er een brief gevraagd is aan de minister-president. Ik zie de voorzitter streng kijken, dus daar wilde ik het in het kader van dit debat bij laten.
De voorzitter:
Die brief heeft de Kamer inmiddels bereikt.
Minister Asscher:
Kijk eens.
De voorzitter:
Maar dat is niet het onderwerp van dit debat. Dus u hoeft vragen daarover inderdaad niet te beantwoorden.
De heer De Graaf (PVV):
Vanmiddag moest die 500 miljoen nog komen uit een meevaller die nog niet bekend was, dus dit is een vrij goedkope beantwoording van de minister op dit punt. Natuurlijk zal dat enigszins helpen, maar het zal lang niet allen helpen. Ik heb heel veel lastenverzwaringen genoemd. Ik heb de verzwaring van de energienota genoemd, de opslag daarop. Ik heb de btw, de accijnzen en de verhoging van de loonbelasting genoemd. Daar moet iets plaatsvinden. Daar moet lastenverlichting plaatsvinden. Anders gebeurt er namelijk helemaal niets. 500 miljoen is inderdaad veel geld, maar op het geheel is het niet veel. Kan de minister toch nog eens keer op die andere lastenverlichtingen ingaan?
Minister Asscher:
Het is niet zozeer een goedkope beantwoording, als wel goed nieuws voor de mensen die het betreft. Ik heb vanmiddag aangegeven dat dat niet leidt tot extra bezuinigingen. Het is belangrijk om dat snel duidelijk te maken, anders ontstaan daar weer andere zorgen over. Zeker, het zou mooi zijn als wij ook andere lastenverlichtingen kunnen doorvoeren, maar wij hebben als kabinet een heel ingewikkelde taak. Wij hebben de taak om én de overheidsfinanciën op orde te brengen — dat is echt een voorwaarde voor Nederland — én economisch herstel mogelijk te maken door een aantal veranderingen door te voeren, en dat ook nog op een manier te doen waarop iedereen dat kan meemaken, dat dat in balans gebeurd. Dat doen wij ook. Hoe moeilijk dat ook is, je ziet dat de eerste resultaten daarvan komen, doordat de economie aantrekt, maar wel degelijk ook doordat het vertrouwen herstelt. En daar gaan wij ook mee door.
De heer De Graaf (PVV):
En wat zien we dan inderdaad? Dat er door accijnsverhogingen minder accijnzen binnenkomen. Zo simpel is het. Dus een lastenverlichting is ook op dat vlak het enige wat echt helpt. De minister draait eromheen, want de taak is simpeler dan gedacht: lastenverlichting zorgt uiteindelijk voor hogere belastinginkomsten. Dat wilde ik nog even geconcludeerd hebben.
Minister Asscher:
Ja, wij kennen inderdaad de voodoo economics van het verkiezingsprogramma van de PVV. Dat is twee jaar lang heel erg leuk en daarna staan wij met zijn allen verschrikkelijk rood. Dat is een manier om het te doen. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat hij voor de zomer komt met een evaluatie van de accijnzen. Ik geloof niet dat wij nu al weten wat de effecten precies zijn, dus dat debat volgt nog. Verder is het toch wel verstandig om voorzichtig om te gaan met het geld van alle Nederlanders.
De heer Ulenbelt (SP):
De minister zegt het: het gaat om het geld van alle Nederlanders. Wij hebben net de brief binnen. Dit wordt betaald uit een meevaller. Waarom moet die te verwachten meevaller van 500 miljoen nu terechtkomen bij de mensen met inkomens boven €40.000? Waarom wordt dat geld niet gebruikt om werk te behouden in de zorg en de sociale werkplaatsen? Kan een minister van sociaaldemocratische huize verantwoorden dat de eerste meevaller die wordt verwacht, terechtkomt bij mensen met inkomens van boven de €40.000 tot €110.000?
Minister Asscher:
De heer Ulenbelt heeft gezien dat wij er wat betreft de koopkracht van 2014 in geslaagd zijn om de mensen met lage inkomens juist iets extra's te bezorgen en hun te ontzien, na heel veel jaren kommer en kwel. De heer Ulenbelt weet ook dat wij in augustus weer gaan kijken naar de koopkracht voor het nieuwe jaar. De heer Ulenbelt zal begrijpen dat het kabinet ook dan wil zorgen voor balans. Het is wel vreemd om te doen alsof mensen die €40.000 verdienen het niet lastig hebben gehad, alsof die ook niet enige lastenverlichting kunnen gebruiken en alsof het slecht is voor Nederland als de politieagent die na een aantal jaren op dat salaris is gekomen, hier niet van zou kunnen profiteren. Als dat de stelling van de heer Ulenbelt is, ben ik het gewoon niet met hem eens.
De heer Ulenbelt (SP):
Meer dan de helft van de mensen verdient minder dan €40.000; ook kinderen leven in armoede. De minister heeft zich altijd ingezet om die armoede te bestrijden. Nu ziet Nederland 500 miljoen gaan naar mensen met inkomens boven €40.000. Dat is de eerste meevaller! Ik vraag de minister van Werkgelegenheid waarom dit geld niet gebruikt wordt om banen te behouden in plaats van hoge inkomens een douceur te geven.
Minister Asscher:
Wij doen gelukkig wel meer! In dit jaar is er een aanzienlijke lastenverlaging geweest die ook bij de lage inkomens terecht is gekomen. Dat heeft ertoe geleid dat de loonstrookjes van de mensen met lage inkomens erop vooruit zijn gegaan. Dat hebben wij allemaal kunnen zien. Bovendien zijn wij hier nog niet mee klaar. Vandaag is er een lastenverlichting voor de middeninkomens. Dat is goed voor de koopkracht en de economie. Dit leidt ook weer tot werkgelegenheid. Vervolgens zal het kabinet altijd de balans houden tussen de verschillende groepen in de samenleving.
De voorzitter:
Ik zie nu allerlei mensen aan de interruptiemicrofoon. Wij gaan het debat voeren dat door de heer Klein is aangevraagd. Dat gaat erover dat de helft van de 55-plussers zonder werk zit. Ik zie langzamerhand een verschuiving, namelijk dat de brief waarvan de inkt nog niet helemaal droog is, nu behandeld wordt. Dat gaan wij vandaag niet doen. Als u daarover vragen hebt, krijgt u niet het woord. Als u een vraagt hebt over het debat of over de beantwoording van de minister, krijgt u wel het woord. Allereerst geef ik het woord aan de heer Klein.
De heer Klein (50PLUS):
Ik heb geen directe vraag, want ik vind dat het belangrijk is dat wij de discussie over de 500 miljoen en het koopkrachtverhaal inderdaad op een andere plek organiseren. Wat mij betreft, is dit een punt van orde. Als je het echt over koopkracht hebt, vind ik namelijk ook dat je niet onbesproken kunt laten wat de minister zegt, namelijk dat wij alle groepen eerlijk willen behandelen. Als wij echter constateren dat de AOW'ers met een klein aanvullend pensioen op de nullijn staan en daardoor dus juist gepakt worden, kan dat toch moeilijk een evenwichtige verhouding zijn? Ik denk echter dat wij die discussie beter niet nu verder kunnen voeren, hoewel het koopkrachtontwikkelingsverhaal wel deze minister regardeert.
De voorzitter:
Ik ben blij dat de heer Klein mijn voorstel steunt.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Het zou de minister sieren om dan ook niet steeds de positieve kanten van de brief aan te geven. Dan moeten wij ook helemaal niet over de brief praten, zeker na de nogal stevige discussie die hierover vanmiddag in de regeling heeft plaatsgevonden. Dit geldt voor alle deelnemers aan het debat. Een debat over de brief in zijn geheel moeten wij dan op een andere plek voeren. Wij moeten dan nu dus ook niet alleen de positieve dingen uit de brief belichten en voor de rest van de discussie verwijzen naar een ander moment.
De voorzitter:
Dat lijkt mij een goed voorstel.
Minister Asscher:
Ik vind het prima. Ik was natuurlijk niet bij de regeling. Ik krijg hier vragen die ik probeer te beantwoorden naar eer en geweten. Het zal de heer Heerma niet verbazen dat ik positief ben over het kabinetsbeleid.
De heer Heerma vroeg naar de mogelijkheden van persoonlijke scholingsfondsen in het kader van de O&O-fondsen. De besteding van die O&O-fondsen is natuurlijk aan de sociale partners. Zij zorgen voor de vulling. Er zijn allerlei varianten van scholing mogelijk. Het kan soms individueel zijn, soms sectoraal en soms per bedrijf. Er is ook heel veel aandacht voor in de sectorplannen. Een en ander leidt tot heel veel scholing. Daardoor worden heel veel individuele werknemers geholpen. Ik heb wat dat betreft veel vertrouwen in de sociale partners. We hebben bij de Wet werk en zekerheid en het amendement van de heer Van Weyenberg de scholingskant extra benadrukt. Dat paste ook bij de eenentwintigste eeuwse arbeidsmarkt. Ik denk dat het minder zou passen als wij voorschrijven op welke manier ze dat moeten doen. Ik ben er wel voor, ook namens de heer Heerma, om de sociale partners te blijven aanspreken op het belang van permanente scholing. Als je dat doet, zie je ook bij schokken op de arbeidsmarkt dat werknemers weerbaarder zijn.
Het CDA vroeg ook hoe ik aankijk tegen traineeplekken voor ouderen. Traineeplekken zijn specifiek bedoeld om vanuit een studie of een beperkte werkervaring kennis te maken met een bedrijf of met een departement. Ouderen hebben doorgaans juist heel veel ervaring. Wat dat betreft vind ik dat niet het meeste geschikte of meest logische middel. Waar het gaat om het fenomeen dat je even aan elkaar kunt wennen, een positief element dat traineeplekken ook met zich brengen, hebben wij al een instrument, namelijk de proefplaatsing. Dat staat de overheid ook ter beschikking. Het is goed als daar veel gebruik van wordt gemaakt. Dat kan inderdaad leiden tot heel verrassende en goede matches.
D66 vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de effectiviteit van het re-integratiebeleid. Dat is in de afrondende fase. Dat wordt rond de zomer aan de Kamer verstuurd.
De VVD vroeg naar de uitvoering van de motie over duurzame inzetbaarheid en het benadrukken van het belang daarvan bij de sociale partners. Daarover zijn wij in gesprek, onder andere in de Regiegroep. Ik rapporteer zeer regelmatig aan de Kamer over wat wij aantreffen aan afspraken in cao's, maar ik ben het met de VVD en anderen eens dat duurzame inzetbaarheid voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse arbeidsmarkt een steeds belangrijker plek moet innemen in cao's. Dat gesprek is wat mij betreft nog niet afgelopen. Het lijkt mij goed de sociale partners bij een volgende rapportage over het sociaal akkoord — zij doen eens per kwartaal verslag van wat ze in dat kader hebben gedaan — te vragen om specifiek op deze motie en dit belangrijk onderwerp in te gaan.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb nog twee vragen. De minister heeft die deels beantwoord, maar ik wil er nog even op terugkomen. De eerste gaat over de scholingsvouchers. De minister zegt dat dit wat achterblijft. Trouw meldt dat het er enkele tientallen zouden zijn waar er enkele duizenden waren beoogd. Dat vind ik net wat verder gaan dan: het blijft wat achter. Als dat getal van enkele tientallen klopt, is dan de conclusie dat het instrument niet heeft gewerkt? Dat kan soms gebeuren. De minister stelt dat iedereen zijn best gaat doen, maar ik vind dit gat eigenlijk te groot voor: het blijft wat achter.
Minister Asscher:
Ik zei niet: het blijft wat achter. Ik zei: het blijft achter. Ik was daar volgens mij vrij duidelijk over. Ik ben daar niet tevreden over. Mijn informatie is dat het over honderden gaat, dus niet over duizenden, maar ook niet over tientallen. Het is duidelijk dat het achterblijft bij wat nodig is. Ik wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de vouchers alsnog terechtkomen bij de mensen die er baat bij hebben. In mei wordt de evaluatie opgesteld. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer voor de zomer per brief wordt geïnformeerd over wat het actieplan tot nu toe heeft opgeleverd en wat we nog meer kunnen doen om het een succes te laten worden.
De heer Van Weyenberg (D66):
Daar gaat het om. Mensen moeten ermee aan de slag kunnen. Kan ik ervan uitgaan dat in de evaluatie wordt aangegeven hoeveel mensen een voucher hebben gebruikt, tot hoeveel van de beloofde banen dit heeft geleid — er zijn namelijk heel ambitieuze getallen over uitstroom genoemd — en in hoeverre er nog geld op de plank ligt?
Minister Asscher:
Wat mij betreft wel. We zijn het erover eens dat overheidsgeld effectief moet worden besteed. We willen er alles aan doen om die ouderen alsnog aan het werk te krijgen, hoe lastig dat soms ook is. Uitzendbureaus hebben zich niet voor niets opgegeven. Zij willen en kunnen dat doen, hebben ze aangegeven. Ik houd ze daar ook aan. UWV heb ik kritisch bevraagd toen het plan werd opgesteld. Ik heb gevraagd wat effectief is en hoe we met die 67 miljoen zoveel mogelijk ouderen bereiken. Ik heb ook gevraagd welke rol de netwerkbijeenkomsten en de scholingsvouchers hebben. Ik heb tevens gevraagd welke rol de plaatsingsbonussen hebben als je een oudere werkloze aan het werk krijgt. Dat blijft achter. Ik ben daar niet tevreden over. Daar spreek ik UWV op aan en de aangesloten uitzendorganisaties. Ik zal de Kamer precies laten zien wat er met het geld is gebeurd. Ik heb geen enkel belang om er niet helder over te zijn. Het moet leiden tot meer banen voor ouderen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik stel graag mijn tweede vraag; dat bespaart mij ook een tweede termijn. Mijn vraag gaat over die netwerkbijeenkomsten en die inspiratiedagen. Klopt mijn beeld — ik begrijp dat er een evaluatie komt — dat gelet op de ervaringen tot nu toe die inspiratiedagen en netwerkbijeenkomsten wel echt werken? "Wel echt" klinkt wat negatief. Heeft de minister het beeld dat die tot meer uitstroom leiden? Ik krijg daar vaak positieve reacties op van deelnemers. Is dat ook het beeld van de minister?
Minister Asscher:
Dat is zeker het beeld. Mensen hebben meer kansen op werk na het meedoen aan dit soort bijeenkomsten en na het bijwonen van dit soort bijeenkomst. Mijn beeld is echter maar een ding; we willen gewoon feiten, banen en dat ouderen aan het werk zijn. Ik ga dat meenemen in de evaluatie. Het klopt echter dat die bijeenkomsten goed worden bezocht en zeer worden gewaardeerd. Dat is echter niet waar het uiteindelijk om gaat. Het gaat erom dat mensen weer met zelfvertrouwen aan het werk kunnen.
De voorzitter:
Dank u. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van het kabinet. Het woord is aan de heer Klein voor zijn tweede termijn. U hebt één minuut spreektijd.
De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en voor zijn inspiratie en inzet om voor de oudere werklozen oplossingen te vinden. Wij denken echter dat dat nog versterkt moet worden, dat we het nog beter kunnen doen. Die aanvullende maatregelen zijn nodig. Om die reden dien ik twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat werkloosheid oudere werkzoekenden zwaar treft;
overwegende dat het kabinetsbeleid gericht is op langere deelname van ouderen aan het arbeidsproces;
verzoekt de regering om een ambassadeur ouderenwerkloosheid in te stellen die zich, net als de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid en rekening houdend met de specifieke problematiek van ouderenwerkloosheid, kan inzetten voor een beter perspectief op werk voor werkzoekende 50-plussers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Klein (50PLUS):
Mijn tweede motie is in feite een ondersteuning van wat de minister net heeft aangegeven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bijna een op de twee 50-plussers geen baan vindt voordat de maximale WW-duur is verstreken;
constaterende dat bijna de helft van de 50-plussers een halfjaar na afloop van de WW-uitkering nog steeds geen baan heeft gevonden;
overwegende dat werkzoekenden van 50 jaar en ouder ten onrechte met veel negatieve vooroordelen van potentiële werkgevers worden geconfronteerd;
overwegende dat 50-plussers met hun kennis en ervaring nog zo veel waardevols te bieden hebben voor de Nederlandse economie en samenleving;
verzoekt de regering, zich extra in te gaan zetten op het voorkomen en bestrijden van de werkloosheid onder 50-plussers en nog voor de zomer met aanvullende maatregelen te komen, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik stel graag een vraag over de eerste motie. Er zijn nogal wat hoogleraren die zeggen dat de ambassadrice jeugdwerkloosheid beleidshomeopathie is. Daarmee bedoelen ze dat het niks voorstelt en geen werk oplevert. Waarom zou 50PLUS dan een ouderenambassadeur oprichten? Die zal toch evenmin werk opleveren?
De heer Klein (50PLUS):
De ambassadeur zelf zal geen werk creëren maar zal wel stimuleren. Dat heeft ook de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid aangetoond. Die zal als oliemannetje of olievrouwtje kunnen werken zodat partijen extra aandacht geven aan de problematiek en er contracten worden gemaakt. Zo heeft de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid contracten weten te bevorderen met werkgevers om meer jongeren aan te nemen. Dergelijke contracten en initiatieven kunnen ook opgepakt worden door een ambassadeur ouderenwerkloosheid. Op die manier kunnen werkgevers gestimuleerd worden om oudere werklozen aan te nemen.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Ik ben blij dat de minister mijn zorg deelt en ook vindt dat solliciteren niet een automatische plicht is die routinematig moet worden vervuld. Ik vraag hem waaraan wij gaan merken dat er maatwerk bij de sollicitatieverplichting wordt toegepast. Dus in die zin dat als er nauwelijks of geen kansen zijn in een bepaalde sector, voor kortere of langere tijd, de sollicitatieplicht wordt opgegeven.
Ik loop nu een risico, want ik heb een motie die te maken heeft met die 500 miljoen. Ik ga haar toch maar voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering 500 miljoen wil uitgeven aan inkomensverbetering van mensen met een inkomen boven de €40.000;
overwegende dat langdurige zorg onder druk staat in situaties dat AOW-gerechtigden die een gemeenschappelijke huishouding voeren met een of meerdere van hun kinderen, geconfronteerd worden met de kostendelersnorm;
verzoekt de regering om een deel van de 500 miljoen in ieder geval in te zetten om de AOW uit de kostendelersnorm te halen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ulenbelt (SP):
Deze motie is uitdrukkelijk bedoeld om gezinnen waarin iemand met AOW zit — dat zijn ook werklozen — te compenseren voor deze grote aanslag op hun inkomen.
De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, ik heb toch moeite met deze motie. Het debat hierover gaat nog plaatsvinden. Ik heb zojuist al gezegd dat dit debat daar niet over gaat. Ik heb goed geluisterd naar de tekst van de motie. Ik zie nauwelijks verbindingen met dit debat, maar ik laat het graag aan de Kamer of zij de indiening van deze motie in voldoende mate ondersteunt. Zo gaat dat in dit huis.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, het is in elk geval een notie van mijn partij dat het iedereen op zich vrij staat om een motie in te dienen. Ik deel uw inhoudelijke conclusie, maar mijn fractie zal het indienen van moties nooit in de weg staan.
De heer De Graaf (PVV):
Wat ons betreft is het geen enkel probleem.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik wil me daarbij aansluiten.
De voorzitter:
Dan is de vraag of de indiening van deze motie in voldoende mate wordt ondersteund. Dat kan bij handopsteken. U hoeft niet allemaal een verklaring af te leggen.
De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, deze motie past duidelijk niet in het debat. Als de heer Ulenbelt echter staat op het indienen van zijn motie, wie zijn wij dan om hem tegen te houden?
De voorzitter:
U hebt die mogelijkheid, te allen tijde. Het is dus aan u om daar wel of niet gebruik van te maken. Daarom leg ik u de vraag ook voor.
De heer Klein (50PLUS):
Het lijkt mij prima om de democratische gang te vervolgen, dus akkoord met de indiening.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Wij gaan de indiening niet blokkeren. Ik geef de heer Ulenbelt wel in overweging om zijn motie straks aan te houden en bij een volgend debat, dat er wel over gaat, opnieuw op de lijst te zetten.
De voorzitter:
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund. Dan maakt zij onderdeel uit van de beraadslaging.
Mevrouw Hamer ziet af van haar tweede termijn en de heer Van Weyenberg ook. Dan geef ik het woord aan de heer Heerma van de CDA-fractie.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik zie de concretisering van zijn uitnodiging graag tegemoet. Ik vermoed overigens dat dit niet de laatste keer is dat wij een discussie met elkaar voeren over die banenplannen. Ik dank de minister voor zijn ruiterlijke erkenning dat de resultaten van die scholingsvouchers achterblijven, conform de berichtgeving in Trouw vanmorgen. Ik ben zeer nieuwsgierig naar wat het beeld later dit jaar zal zijn — wij krijgen voor de zomer de rapportage daarover — en of het middel dan daadwerkelijk tot meer heeft geleid dan wel dat de conclusie hetzelfde blijft.
Wat betreft reshoring blijf ik toch met een wat ongemakkelijk gevoel zitten. De minister zegt dat hij niet wil dat deze discussie een karikatuur wordt. Hier hebben wij een element te pakken waar het CDA wel altijd positief over is geweest en kansen in heeft gezien. De minister zegt enerzijds dat hij hier binnen de sectorplannen nog geen resultaten van ziet en anderzijds dat het kabinet nog wel aan de slag gaat met de nadere uitwerking ervan. Is dan niet het risico dat wij de boot missen en dat een positief initiatief dat werk zou kunnen creëren uitgewerkt is als de sectorplannen al klaar zijn en het geld al vergeven is? Is het dan niet te laat?
De voorzitter:
De heer De Graaf geeft ook aan dat hij geen gebruik wil maken van de tweede termijn, net als de heer Mulder. Ik zie dat de minister alle moties in zijn bezit heeft, dus geef ik hem het woord voor zijn beantwoording in tweede termijn.
Minister Asscher:
Voorzitter. Ik dank 50PLUS voor de constructieve houding, de waardering voor het kabinetsbeleid en de opvatting dat het natuurlijk door samen te werken altijd beter kan. Dat is ook zo. Ik hecht er zeer aan om telkens met de Kamer te kijken hoe het beter kan, hoe wij het beleid effectiever kunnen krijgen en wat er aanvullend nodig is. Op die manier wil ik ook het actieplan benaderen dat de heer Klein heeft overhandigd. Dat wil nog niet zeggen dat het kabinet het met alle ideeën eens is die daarin staan. Dat hoort bij de werking van de democratie.
Dat blijkt ook uit de preadvisering van de twee moties die de heer Klein heeft ingediend. Daarover moet ik helaas negatief oordelen. Over de eerste, op stuk nr. 509, hebben we zojuist vrij uitgebreid gediscussieerd. In de tweede, op stuk nr. 510, wordt de regering gevraagd om precies te doen wat ze al doet. Ik begrijp niet precies waarop de motie doelt. Ik heb al gezegd dat we, met de middelen die we hebben, tot het uiterste willen gaan om ouderen aan het werk te houden en om de ouderen weer aan het werk te krijgen die onverhoopt werkloos zijn geworden. De opmerking in de motie over extra inzet is wat mij betreft te open. Niet duidelijk is wat daarmee precies wordt bedoeld en hoe het wordt betaald.
De heer Klein (50PLUS):
In de motie wordt gevraagd om extra inzet. Daarmee wordt natuurlijk gedoeld op de maatregelen die we samen gaan bekijken. Hoe kunnen we dit verder invullen? Daarbij gaat het ook om de resultaten die zullen volgen uit de aangekondigde evaluatie van het Actieplan 55-plus Werkt en om de aanvullende maatregelen. De extra inzet waarvan in de motie sprake is, is tegelijk natuurlijk ook een oproep aan het kabinet om te zorgen voor de daarbij behorende middelen. Het is niet aan mij om te zeggen waar er moet worden geschoven om te zorgen voor die middelen. Uit die 500 miljoen zou bijvoorbeeld best wel iets kunnen worden besteed voor dit doel. Het lijkt mij echter verstandig om dat naderhand met elkaar te bespreken. De boodschap van de motie is uiteraard dat er middelen moeten worden vrijgemaakt voor de extra's en voor de aanvullende maatregelen.
Minister Asscher:
In de motie wordt eigenlijk de betekenis van de Kamer zelf onderschat. De Kamer heeft het budgetrecht. De Kamer bepaalt waar ik namens haar het geld aan mag uitgeven. Met het budget dat de Kamer heeft bestemd voor het bestrijden van de werkloosheid onder ouderen moeten we zo effectief mogelijk opereren. Daarover debatteren we nu. Ik maak duidelijk over welke dingen ik tevreden ben en over welke dingen ik niet tevreden ben. Die moeten we dus in de komende tijd verbeteren. Ik hoop dat ik daarover met de heer Klein van gedachten kan wisselen. Een motie waarin de regering wordt gevraagd om iets extra's te doen zonder dat duidelijk is waar het extra geld daarvoor vandaan moet komen en zonder dat duidelijk is wat er precies wordt beoogd, moet ik op dit moment ontraden. Ik zie zeer uit naar het vervolg van dit debat, bijvoorbeeld naar aanleiding van de evaluatie van het Actieplan 55-plus Werkt.
Ik kom op de motie-Ulenbelt, op stuk nr. 511. Die gaat over het uit de kostendelersnorm halen van de AOW en over het hiervoor inzetten van een deel van de 500 miljoen. Dit heeft werkelijk niet te maken met het onderwerp van het debat dat wij vandaag voeren, namelijk de werkloosheid onder ouderen. Er is intussen een brief van de minister-president naar de Kamer gestuurd. Ik kom tegemoet aan het verzoek van de voorzitter om hierop inhoudelijk niet in te gaan. Ik ontraad deze motie. Als de SP moties zou willen indienen over dat onderwerp, dan heeft zij daarvoor de gelegenheid bij het debat over de brief van de minister-president.
De heer Ulenbelt (SP):
Het is echter nog allerminst duidelijk of er een debat over die brief zal worden gevoerd. Vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden waren de coalitiepartijen daar nog niet voor. In de brief staat niet meer dan in de berichten staat. Als de woordvoerders van de coalitiepartijen mij dus nu zeggen dat het debat over die brief er zal komen, dan wil ik wel iets doen met de motie die ik zojuist heb ingediend.
De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, u bent buitengewoon creatief. U probeert van dit debat bijna een regeling van werkzaamheden te maken. Ik ben ingehuurd om het debat van vanavond te leiden op basis van het onderwerp dat voorligt. Ik heb eerder geconstateerd dat deze motie daarover niet gaat. U zult het moeten doen met het antwoord van de minister. Dat was volgens mij inhoudelijk heel helder.
De heer Ulenbelt (SP):
Dat begrijp ik, voorzitter. Het gaat mij ook niet om uw rol als voorzitter; alle complimenten daarvoor. Er wordt op mij echter een beroep gedaan om de motie tijdens dit debat niet in te dienen. Oké, dat wil ik doen. Ik wil dan echter wel weten of de coalitiepartijen morgen bij de regeling van werkzaamheden een verzoek om een debat over die brief zullen steunen. Op die vraag van mij geven de woordvoerders van de coalitie nu geen antwoord.
De voorzitter:
U kunt de motie aanhouden of niet aanhouden. U hebt haar echter al ingediend. Dat is dus al gebeurd. U kunt er nu voor kiezen om haar aan te houden of haar in stemming brengen. U kunt daarover nog een week nadenken. Misschien weten we over een week meer over het eventueel inplannen van dat debat.
Minister Asscher:
Ik blijf buiten dit onderdeel van het debat, maar ik sluit mij wel aan bij de complimenten aan de voorzitter.
Voorzitter. Ik heb nog één vraag te beantwoorden. Het CDA heeft gevraagd of we straks niet te laat zijn. De kracht van de sectorplannen is dat ze uit de sectoren zelf komen. Bedrijven in de bouw, in het transport, in het schildergebeuren, in de chemie maken plannen. Het staat ze vrij om te komen met plannen voor scholing, voor "van werk naar werk", voor leerbanen en ook voor reshoring. De overheid moet dat niet gaan invullen. Als sectoren gebruik willen maken van dat element, staat ze dat vrij. Wat mij betreft gaan we volop door met het verkennen van de mogelijkheden van reshoring en het bevorderen daarvan. Dat heeft vooral te maken met het gunstige vestigingsklimaat in Nederland. We moeten bedrijven daarop wijzen. Op zichzelf is het daar niet te laat voor. Als sectoren daar gebruik van willen maken, kunnen ze dat zelf doen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Over de moties zal aanstaande dinsdag gestemd worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-69-26.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.