4 Vragenuur: Vragen De Graaf

Vragen van het lid De Graaf aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de minister van Infrastructuur en Milieu, over het bericht "3 miljoen Nederlanders wonen achter zwakke dijken".

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Waterveiligheid is een onderwerp waarover alle partijen in deze Kamer het wel eens zijn. Nederland moet veilig zijn. De dijken moet ons beschermen tegen het water. Nederland voert al eeuwen strijd tegen het water. In ons nationale geheugen staat natuurlijk vooral de datum van 1 februari 1953. Van latere datum zijn Itteren en Borgharen, de blank staande A2 bij Den Bosch en de doorgebroken dijk in Wilnis. We zijn goed in de strijd tegen het water, maar toch gaan dingen af en toe nog flink mis. Over de hele wereld wordt onze expertise gevraagd en gebruikt om de problemen met water op te lossen en meer ellende te voorkomen. Dat is mooi en daar is onze economie ook bij gebaat.

Daarom schrok ik nogal, net als de rest van de fractie van de PVV, van de berichtgeving van afgelopen zaterdag op RTL Nieuws. Momenteel wonen 3 miljoen mensen, zo blijkt, achter zwakke dijken. Zwolle, Krimpen aan den IJssel, Groningen, Friesland en Zeeland worden genoemd als gebieden die binnen nu en 200 jaar een reële kans lopen om te overstromen. Aan de veiligheid van mens en dier, niet alleen met betrekking tot natte voeten maar ook met betrekking tot een reëel gevaar van de verdrinkingsdood, mag geen enkele concessie worden gedaan. Ook de economische schade zal bij overstromingen in de tientallen miljarden lopen.

Ik stel daarom de volgende vragen aan de minister, die ik dank voor het vervangen van de minister van I en M. Wat is het verschil tussen de nu gehanteerde normen en de nieuwe normen van Veiligheid Nederland in Kaart? Uit deze VNK-normen blijkt het geschetste risico. Wat gaat de minister met deze nieuwe inzichten doen? Wat zijn volgens de minister de gevolgen van een flinke dijkdoorbraak en/of overstroming in Nederland voor ons imago in het buitenland, helemaal gelet op wat ik net schetste, namelijk dat overal om onze expertise wordt gevraagd? Hoe worden de problemen met betrekking tot het zogenaamde "piping" op dit moment aangepakt? Kan de minister toezeggen dat er geen windturbines worden gebouwd op dijken aangezien windturbines de dijken kunnen ontwrichten of versterking kunnen bemoeilijken?

Minister Asscher:

Mevrouw de voorzitter. Het is een grote eer om de Kamer op dit onderwerp te mogen beantwoorden. Ik ben het eens met de vraagsteller dat het niet wenselijk is dat veel van onze dijken minder sterk zijn dan zou moeten. Het inzicht op zichzelf is niet nieuw. Sinds 2011 is het rivierengebied door de toenmalige staatssecretaris aangemerkt als een aandachtsgebied. De Kamer is daar ook per brief over geïnformeerd. Op zichzelf is de informatie van het VNK niet nieuw. Het laat wel scherp zien hoe belangrijk het is en hoe groot de rol is van dat pipingfenomeen, waarbij een dijk als het ware van onderaf wordt uitgehold.

Er worden nu al maatregelen genomen, via het Hoogwaterbeschermingsprogramma, de Maaswerken en Ruimte voor de Rivier waarbij op een slimme manier wordt omgegaan met die rivierrisico's. Daarnaast loopt een verkenning naar nieuwe en slimme oplossingen voor het fenomeen piping. Nog dit jaar komt het kabinet met een besluit voor de nieuwe normering voor waterveiligheid. De nieuwe technische inzichten worden gebruikt om het voorstel voor de nieuwe normen te onderbouwen en daarbij wordt ook rekening gehouden met de toename van mensen en de waarde — beide punten zijn genoemd door de heer De Graaf: 3 miljoen mensen en grote economische betekenis — achter de dijken. Voorbereidingen daarvoor worden getroffen in het Deltaprogramma samen met provincies, gemeenten en waterschappen.

Er is gevraagd in hoeverre er nu gevaar bestaat. Er is op dit moment geen acuut gevaar. De waterschappen houden van oudsher, en ook nu, de dijken goed in de gaten, zeker bij hoog water. Als er toch piping wordt geconstateerd, dan kan het waterschap dit gelijk aanpakken met tijdelijke en relatief eenvoudige maatregelen. Daarmee is ook ervaring opgedaan en daarmee kan eventueel optredend acuut gevaar voorkomen worden.

In relatie tot de vraag over de windturbines verwijs ik de heer De Graaf naar het algemeen overleg met minister Schultz van Haegen over waterveiligheid dat reeds gepland staat voor 19 juni aanstaande.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de eerste antwoorden. Een of twee vragen zijn nog niet helemaal beantwoord, maar daar kom ik zo op. Er gebeurt natuurlijk veel. De aanstaande nieuwe normen maken voor veel mensen duidelijk dat er gevaar dreigt, al was dat er natuurlijk al eerder. Nu wordt duidelijk dat het om zo veel mensen gaat, op zo veel cruciale plaatsen, zoals Zeeland maar ook in Groningen en Friesland. De antwoorden stellen mij niet zodanig gerust dat ik het gevoel heb dat het kabinet acuut ermee aan de slag is gegaan. Een paar zandzakken is natuurlijk hartstikke mooi — er is wereldwijd heel veel ervaring met zandzakken — maar daar komt heel veel mankracht bij kijken. Wij zouden graag zien dat dit kabinet meer prioriteit geeft aan het verstevigen van deze dijken. Wij hebben te maken met bodemdaling. Bodemdaling is een veel groter fenomeen dan een eventuele zeespiegelstijging, want die blijkt gewoon heel erg mee te vallen. Er moet dus nogal wat gebeuren aan het verhogen, verbreden en versterken van deze dijken.

De vraag wat de minister nu echt met deze nieuwe inzichten gaat doen, behalve een aantal programma's uitrollen, is nog niet beantwoord. Wat gaat er acuut gebeuren? De minister zegt dat het gevaar niet zozeer acuut is. Als je het verhaal en het rapport leest dan is een acuut gevaar niet wat er morgen of in augustus kan gebeuren, maar wat er in de komende jaren kan gebeuren. Wij hebben in de afgelopen jaren gezien dat er in Nederland heel veel is gebeurd met wateroverlast. Een andere vraag die nog openstaat, is wat volgens de minister de gevolgen zijn van een flinke dijkdoorbraak in Nederland voor ons imago als reddende engelen in het buitenland. Dan kunnen wij onze expertise wel verkopen, maar dan staan wij toch in ons hemd. Wat is daar het antwoord van de minister op?

Minister Asscher:

De stem van het water wordt in alle gewesten gehoord en gevreesd. Dat was zo, dat is zo en dat zal ook zo blijven. Niemand moet de illusie hebben dat het ooit vanzelfsprekend is, in een land dat voor een groot deel onder de zeespiegel ligt met bovendien allemaal grote rivieren. Wij hebben echter wel wat opgebouwd. De traditie die wij hebben opgebouwd, is dat wij telkens kijken naar de veiligheid van onze dijken. Wij kijken naar de veiligheid van het wonen onder het zeespiegelniveau en nemen dan maatregelen. Dat gaan wij ook nu doen. Alle nieuwe inzichten en alle nieuwe onderzoeken verwerken wij. Dat doen wij op drie manieren. De eerste is dat wij nu al maatregelen nemen via de programma's die ik noemde. De tweede is dat wij kijken naar dit specifieke probleem: zijn daar nieuwe oplossingen voor nodig? De derde is het aanpassen van de normering. De heer De Graaf zegt terecht dat er nu meer mensen wonen en dat er meer economische waarde is. Op die drie manieren kan Nederland ook dit water de baas worden.

Toen er een paar weken geleden overstromingen waren in Groot-Brittanië, was er niets voor niets weer Nederlandse expertise beschikbaar en stonden er niet voor niets Nederlandse pompen het land daar droog te pompen. Dat zal zo blijven. Het schept een verplichting, in de eerste plaats naar onze eigen mensen, om die waterveiligheid te garanderen. De manier waarop het kabinet dat doet, waarop wij dat met elkaar doen, is de juiste: acuut gevaar meteen bestrijden, kijken naar het specifieke probleem en de normen telkens aanpassen aan wat het land nodig heeft.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Wij wisten al langer van deze problematiek. Mede daarom is binnenkort een algemeen overleg gepland over waterveiligheid. Ik wil graag aan de bewindspersoon vragen of het mogelijk is om heel specifiek over deze kwesties per gebied een schriftelijke reactie aan de Kamer te sturen zodat scherp gedebatteerd kan worden over de vraag wat de beste oplossing is voor welk gebied. Is de bewindspersoon daartoe bereid?

Minister Asscher:

Deze bewindspersoon is tot heel veel bereid, maar dit is toch echt iets wat met de minister van Infrastructuur en Milieu besproken moet worden. Zij is aan het eind van deze week weer terug. Het algemeen overleg staat gepland voor 19 juni. Zij zal daar ongetwijfeld nog een convocatie voor naar de Kamer sturen en er zullen allerlei stukken voor geagendeerd zijn. Ik denk dat de Kamer tussen nu en 19 juni nog alle ruimte heeft om eventueel vervolgverzoeken te doen. Ik wil die toezegging niet doen, eenvoudigweg omdat ik niet wil treden in het verkeer tussen de minister en de Kamer en het op zich ook niet raakt aan de mondelinge vragen die vandaag zijn gesteld door de heer De Graaf.

De voorzitter:

U kunt nog een vraag stellen mevrouw Jacobi, maar dan kan uw fractie de rest van het vragenuur geen vragen meer stellen. U zou natuurlijk ook schriftelijke vragen over dit onderwerp kunnen stellen aan de minister van Infrastructuur en Milieu en de antwoorden daarop bij dat algemeen overleg kunnen betrekken.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Ook D66 maakt zich zorgen over overstromingen. Ook wij vinden de veiligheid van onze dijken belangrijk. Wij moeten echter ook niet vergeten wat de oorzaken zijn van overstromingen. Dat zou ik ook tegen collega De Graaf willen zeggen. Er is gisteren een rapport uitgekomen over klimaatverandering. Ik vraag het kabinet of het het beperken van klimaatverandering tot prioriteit gaat maken.

Minister Asscher:

Dit kabinet heeft een zeer ambitieuze energieagenda, die direct raakt aan de milieudoelen. De staatssecretaris van Milieu, Wilma Mansveld, is namens Nederland bijzonder actief in Europa en daarbuiten om een steentje bij te dragen aan het stoppen of beperken van de klimaatverandering. De vraag die nu is gesteld, gaat over waterveiligheid. Wat kunnen mensen nu verwachten? Wat zijn de risico's? Nederland heeft wat dat betreft een lange traditie in het op een goede manier leren omgaan met het gevaar van het water. Daarom nemen we nu al maatregelen daar waar nodig. Er lopen programma's met betrekking tot rivieren — sinds 2011 is bekend dat dit een risicogebied is — om de situatie te verbeteren. We kijken naar dit relatief nieuwe fenomeen van uitholling van de dijken van onderaf met rivierwater en we maken nieuwe normen, zodat iedereen zich veilig weet.

De voorzitter:

Dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer ter vervanging van uw collega.

Naar boven