39 Huurbeleid

Aan de orde is het VAO Huurbeleid (AO d.d. 31/10).

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Monasch die als enige spreker het woord zal voeren.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. Laat ik het tempo er dan maar inhouden. Ik zou de Kamer de volgende motie willen voorleggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er naar aanleiding van de motie-Omtzigt/Groot (33003, nr. 49) geen werkbare uitzondering is gekomen voor corporaties voor directe betaling van huurtoeslag aan de verhuurder;

constaterende dat woningcorporaties wel uitdrukkelijk de wens uitspreken voor een vorm van directe uitbetaling van huurtoeslag;

overwegende dat het uit grond van het voorkomen van huurachterstanden zeer wenselijk is dat corporaties direct de huurtoeslag krijgen uitgekeerd;

overwegende dat het onwenselijk is dat er risico-overdracht plaatsvindt van huurder naar verhuurder of anderszins beperkingen die het huurders lastig maken om huurtoeslag direct te laten uitkeren aan de verhuurder;

overwegende dat voorkomen moet worden dat per 1 januari 2014 de directe betalingen van huurtoeslag aan verhuurders stopt;

verzoekt de regering, snel met de sector in overleg te treden om voor 1 januari 2014 tot een werkbare oplossing te komen, met als doel een efficiënt systeem van directe betaling van de huurtoeslag aan verhuurders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch, Paulus Jansen en Knops. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 208 (27926).

Mevrouw Visser (VVD):

De heer Monasch vraagt in de motie om een werkbare oplossing voor 1 januari 2014. Dit onderwerp is uitgebreid besproken bij de behandeling van het Belastingplan 2012. Toen is door de staatssecretaris van Financiën gezegd dat hij, kijkend naar de oplossing die wordt aangedragen en naar de grootte van het probleem, dit niet bij de Belastingdienst kan neerleggen, gelet op alle opdrachten die de Kamer qua taakstelling al heeft neergelegd en ook gelet op de fraudeaanpak. Ik ben dus benieuwd hoe de PvdA deze twee zaken beoordeelt als zij het heeft over een werkbare oplossing, terwijl we enerzijds taakstellingen bij de Belastingdienst neerleggen en anderzijds de fraudeaanpak centraal staat. Wat verstaat de PvdA in deze motie dan onder werkbaar?

De heer Monasch (PvdA):

Het feit dat het kabinet die bespreking is aangegaan, duid ik aldus dat de staatssecretaris van Financiën serieus van plan was om naar een oplossing te zoeken. Dus het is niet zo dat de staatssecretaris in 2012 heeft gezegd dat hij het niet zou doen vanwege allerlei andere taken, want anders had hij nooit dat overleg moeten beginnen. Ik duid het dus zodanig dat hij er serieus op heeft ingezet om dat voor elkaar te krijgen. Het tweede is dat er op dit moment een systeem is. Dat zou verbeterd moeten worden. Het kan zijn dat de minister zegt: gelet op de oproep van de Kamer, verleng ik dat en ik hoop dat wij volgend jaar tot een beter systeem kunnen komen. Dat zou het antwoord van de minister kunnen zijn, maar dat wachten wij af.

Mevrouw Visser (VVD):

Dat klopt. Ik wil u echter toch meegeven om de notulen van de vergadering erop na te slaan. De staatssecretaris zegt letterlijk: ik ontraad deze motie ten stelligste, gelet op de fraudeaanpak en de taakstelling die we bij de Belastingdienst neerleggen. Daarom vraag ik u wat u onder "werkbaar" verstaat, mede omdat u in de motie al een datum neerlegt, namelijk 1 januari 2014. Het is nu bijna 1 december. Als je voor die tijd systemen van de Belastingdienst en dergelijke wilt aanpassen, is dat volgens mij geen werkbare oplossing. Ik ben benieuwd wat de speelruimte is die de heer Monasch en zijn mede-indieners met deze motie zoeken, zowel qua inhoud als qua proces.

De heer Monasch (PvdA):

Ten eerste: de staatssecretaris heeft de motie ontraden, maar zo werkt het niet in de Tweede Kamer. Een Kamermeerderheid heeft de motie aangenomen omdat zij wil dat wij die kant opgaan. De staatssecretaris heeft, zoals het hoort, die opdracht op zich genomen. Ik ga ervan uit dat hij met de intenties van de Kamer die onderhandelingen heeft gevoerd. Ik denk dat het belangrijk is om dat nogmaals te constateren.

Ten tweede: er is op dit moment een systeem. Dat zou moeten worden verbeterd. Wellicht moet dat langer worden voortgezet. Wij willen dat er uitvoering wordt gegeven aan de motie. Als het kabinet overtuigende tegenargumenten heeft, horen wij die graag, maar er ligt een uitspraak van de Kamer en die willen wij graag uitgevoerd zien.

De voorzitter:

Ik dacht dat de heer Monasch de enige spreker was, maar de heer Jansen heeft zich intussen ook aangemeld.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. De heer Jansen heeft zich niet alleen gemeld, hij heeft zelfs het VAO aangevraagd, maar hij was zo vriendelijk om de heer Monasch voorrang te geven omdat die mede namens hem een motie wilde indienen.

De voorzitter:

Dat is erg collegiaal.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat heb ik graag gedaan, voorzitter.

Ik heb een aanvulling op de argumenten die de heer Monasch al heeft gegeven voor zijn motie om de huurtoeslag via de corporatie te kunnen laten uitbetalen. De SP-fractie denkt dat het aantal fouten dat gemaakt wordt door de Belastingdienst met het uitbetalen van de huurtoeslag, aanzienlijk kan worden teruggedrongen als de uitbetaling via de corporatie loopt. Er zijn heel veel situaties waarin huurtoeslag teruggevorderd wordt, niet omdat de huurder een fout heeft gemaakt, maar omdat de Belastingdienst foute informatie heeft over het inkomen. Dat ziet een corporatie, vooral een kleine corporatie, veel sneller. Ons lijkt het dus goed voor het aanpakken van fouten en bureaucratie.

Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord het goedkope scheefwonen wil aanpakken, maar dat er niets in staat over het dure scheefwonen;

constaterende dat uit onderzoek van ABF blijkt dat ruim 454.000 huurders met een laag inkomen een woning huren die eigenlijk te duur is;

verzoekt de regering, beleid te formuleren om het dure scheefwonen tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 209 (27926).

De heer Monasch (PvdA):

Ik wil de motie graag goed begrijpen. Aan welke voorstellen denkt de SP om verdere uitwerking te geven aan het beleid betreffende die andere vorm van scheefwonen, zoals de heer Jansen het noemt?

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik constateer dat er uitgebreid beleid geformuleerd is voor het goedkope scheefwonen in de vorm van inkomensafhankelijke huurverhogingen. Dat debat gaan wij hier niet overdoen. Het heeft in ieder geval een zeer groot beleidsmatig instrumentarium veroorzaakt. Het dure scheefwonen, dat destijds voor iemand als Jan Schaefer politiek probleem nummer één was in zijn huurportefeuille, is inmiddels helemaal van de politieke agenda verdwenen. Ruim een half miljoen mensen heeft een veel te hoge huur in verhouding tot hun inkomen. De SP-fractie denkt dat het hoog tijd wordt dat wij op dat punt weer eens onze historische les leren en daar iets aan doen.

De heer Monasch (PvdA):

Dat laatste was de aanleiding van mijn vraag: wat vindt u dat eraan moet gebeuren? Moeten mensen gaan verhuizen? Wilt u daarvoor verhuispremies beschikbaar stellen? Wilt u daarvoor een ander type woningen laten bouwen? De vraag is: wat moet eraan gebeuren?

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik zou daar allerlei voorstellen voor kunnen doen, maar in dit stadium wil ik juist de minister de ruimte geven om dit zelf in te vullen. Dat is niet omdat ik geen voorstellen wil doen, maar omdat ik de ervaring heb dat, als ik een voorstel doe, de minister zegt: dat wil ik niet, dus ontraad ik de motie. Ik geef de minister in eerste instantie de ruimte om zelf met een invulling te komen. Bevalt die mij niet, dan doe ik zelf uiteraard aanvullende voorstellen. Ik denk dat de heer Monasch niet zo veel fantasie nodig heeft om zich te kunnen voorstellen met welk type maatregelen de SP zou komen.

Minister Blok:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 208, van de heren Monasch, Jansen en Knops, wordt ingegaan op de directe betaling van de huurtoeslag aan de verhuurder, wat in het verleden mogelijk was, maar in het kader van de aanpak van de fraude zal verdwijnen, omdat de Belastingdienst — met instemming van de Kamer — ervoor heeft gekozen om voortaan toeslagen, dus ook de huurtoeslag, nog maar op één rekeningnummer uit te keren. Wij hebben serieus gezocht in verschillende sectoren, dus ook de sociale verhuursector, naar werkbare mogelijkheden om toch, wanneer daar behoefte aan bestaat, een toeslag uit te keren via de dienstverlener. Dat is gelukt in de kinderopvangsector. Daar zijn de aanbieders inderdaad bereid gebleken om te werken op een manier die ook voor de Belastingdienst werkbaar is — terecht wees mevrouw Visser erop dat de Belastingdienst efficiënt moet werken — en op basis waarvan zorgvuldig wordt omgegaan met het belastinggeld dat gemoeid is met toeslagen, want het is immers mogelijk dat er teruggevorderd moet worden. In de kinderopvangsector is dit zoals gezegd gelukt. Een soortgelijk voorstel is ook gedaan aan Aedes, de koepel van woningcorporaties. Die heeft gezegd dat deze manier van werken haar niet past. De constatering in de motie op stuk nr. 208 dat er geen werkbare uitzondering is gekomen, kan ik dus niet helemaal delen. Er is een voorstel gedaan dat werkt in een vergelijkbare sector, alleen is hiervan door verhuurders gezegd dat dit hun niet erg aanspreekt.

Het in de motie gedane verzoek om nog een keer in overleg te gaan, willigen mijn collega Weekers en ik graag in, maar wel met enkele kanttekeningen. Wij moeten blijven binnen de randvoorwaarden van uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst en zorgvuldig omgaan met het belastinggeld dat gemoeid is met de toeslagen. Het voorgaande houdt in dat de wens om voor 1 januari 2014 tot een werkbare oplossing te komen, sowieso onhaalbaar is. Die termijn is echt veel te kort. Als we eruit komen met Aedes, zal dit ongetwijfeld om aanpassingen vragen, bijvoorbeeld op het vlak van de automatisering en mogelijk ook om aanpassing van wetgeving. Het is echt onmogelijk om dit voor 1 januari aanstaande te regelen. Op grond van de in de motie genoemde datum moet ik haar sowieso ontraden, maar als mij wat de datum betreft meer speelruimte wordt geboden, zal ik in overleg treden, maar binnen de door mij genoemde randvoorwaarden en altijd op een manier waarmee de Belastingdienst, die een en ander moet uitvoeren, kan werken. Er is dus geen succesgarantie, maar wel een inzetgarantie. De ervaring in de kinderopvang leert dat het zou moeten kunnen werken.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb er waardering voor dat de minister daaraan wil werken. Dat is mooi. Zal zich geen vervelend probleem van discontinuïteit voordoen als de minister zegt dat hij een oplossing voor het probleem op zijn vroegst per 1 januari 2015 kan invoeren? Dan belanden wij in de situatie dat wij het in 2014 op een manier gaan doen die verschilt van de manier waarop hij het tot nu toe deden, waarna wij met ingang van 2015 weer in de oude stijl verder gaan. Dat lijkt mij niet bevorderlijk voor een rustige gang van zaken bij de Belastingdienst.

Minister Blok:

De heer Jansen heeft wel een punt. Een belangrijke kanttekening is dat er voor de mensen die onder de schuldsanering vallen wel de mogelijkheid is om de toeslagen, dus ook de huurtoeslag, aan de bewindvoerder over te maken. Voor de meest knellende gevallen is er dus een oplossing.

Inderdaad kunnen wij niet onmiddellijk aan de slag gaan, maar dat is helaas het gevolg van het feit dat wij wel gezocht hebben naar een oplossing, maar die in deze sector, in tegenstelling tot de kinderopvangsector, niet hebben kunnen vinden. Overigens is er nog een ontsnappingsroute, want een individuele woningcorporatie kan nog steeds in overleg met de Belastingdienst wel voor deze procedure kiezen. Dat vraagt overigens veel haast, want 1 januari 2014 is heel dichtbij. Het is echter niet juist dat er helemaal niets mogelijk is. Alleen lukt het gewoon niet om een sectorale oplossing te vinden. Dat is geen onwil, maar daarvoor is de zaak veel te complex.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat lijkt mij in ieder geval een stap in de goede richting voor de corporaties die dat willen. De minister gaat praten met de corporaties. Kan hij toezeggen dat hij, als deze weg door een groot aantal corporaties gevolgd gaat worden, ook eens zal bezien of dat een functie kan hebben voor het terugdringen van de terugvorderingen? Ik denk dat de meeste corporaties, met name de kleinere, beter zicht hebben op de situatie van hun huurders dan de Belastingdienst.

Minister Blok:

Ik kan niet inschatten of die mogelijkheid er is, maar als die er is, is die natuurlijk aantrekkelijk voor alle partijen, dus dat neem ik graag mee. Maar nogmaals, ik doe dat allemaal binnen de randvoorwaarde dat wij niet op korte termijn zo'n wijziging in het systeem kunnen invoeren.

De heer Monasch (PvdA):

Ik dank de minister voor de toelichting. Ik denk dat het een belangrijke toelichting is, ook om aan te geven wat de mogelijkheden zijn rond schuldsanering en individuele corporaties. Ik moet natuurlijk in overleg, want er staan drie handtekeningen onder de motie, maar als wij het laatste dictum zouden veranderen, welke datum zou de minister dan voorstellen, wil het minimaal een "oordeel Kamer"-motie worden?

Minister Blok:

De voorwaarde is dan wel dat wij eruit komen. Ik kan niet garanderen dat wij het eens worden over iets wat tot nu toe niet is gelukt. Dan zou zo'n systeem pas een jaar later kunnen gaan draaien, maar echt alleen als wij eruit komen.

De heer Monasch (PvdA):

Ik treed eerst nog in overleg met de andere indieners en dan laten wij voor de stemmingen horen hoe wij verder gaan.

Minister Blok:

Dan kom ik nu op de motie op stuk nr. 209 van de heer Jansen, die tot mijn spijt zei dat als hij met een voorstel kwam, ik dan wel nee zou zeggen. Dat hangt natuurlijk af van de kwaliteit van het voorstel, mijnheer Jansen. De discussie over het dure scheefwonen hebben wij inderdaad gevoerd op grond van het ABF-rapport, specifiek over Den Bosch. Toen heb ik aangegeven dat ook de cijfers van Den Bosch lieten zien dat de voorraad goedkope huurwoningen gelukkig op zichzelf genomen wel aansluit bij de omvang van de doelgroep, maar dat de toewijzing van huurwoningen beter moet aansluiten op de inkomenssituatie van de doelgroep. Daar ligt een belangrijke opgave voor de woningcorporatie. Die opgave kan ik niet van een corporatie overnemen door landelijk beleid te voeren. Het gaat echt om lokaal maatwerk voor die corporatie. Het spijt mij, maar om die reden moet ik de motie toch ontraden.

De heer Paulus Jansen (SP):

De minister heeft wel een hele wet opgetuigd rond de inkomensafhankelijke huurverhoging, om de corporaties te "helpen" om al die scheefwoners hun huis uit te krijgen. Ik begrijp dat hij het niet tot zijn taak rekent om iets te doen voor de half miljoen mensen met een laag inkomen die in een veel te duur huis wonen. Dat vindt hij dus geen landelijke hulp voor de woningcorporaties waard?

Minister Blok:

Ik vind de positie van mensen met een laag inkomen op de woningmarkt heel belangrijk. Dat is ook de reden waarom wij het hele stelsel hebben van corporaties en overheidsgarantie, waarom wij de inkomensafhankelijke huurverhoging juist zo hebben vormgegeven dat lage inkomens worden ontzien en waarom wij extra geld voor de huurtoeslag hebben. Als het gaat om de vraag of woningen met een lage huur ook goed worden toegewezen, zeg ik: dat kan ik niet landelijk doen. Ik kan alleen landelijk blijven meten of de omvang van de voorraad aansluit bij de doelgroep. Ook het ABF-rapport weerspreekt dat niet. Dan gaat het dus echt om de allocatie in Den Bosch of andere plaatsen en dan is dat inderdaad een opgave waar landelijk beleid niet voor helpt. De corporatie moet daar lokaal invulling aan geven.

De heer Paulus Jansen (SP):

Is de minister bereid om in die groep van een half miljoen steekproefsgewijs na te trekken hoeveel mensen graag weg willen? De minister heeft in een recent debat aangegeven dat hij bereid is om te bekijken waar die mensen heen kunnen. Het zou het begin kunnen zijn van beleid om de dure scheefheid aan te pakken.

Minister Blok:

De heer Jansen verwijst terecht naar de toezegging die ik in het AO heb gedaan. Op grond van de bestaande databestanden, waaronder het WoonOnderzoek, ga ik proberen die vraag te beantwoorden. Ik vind het namelijk een relevante vraag. Met de uitkomst daarvan zouden wij dit debat kunnen voeren. Ik wil eerst die gegevens op tafel hebben.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij aanstaande dinsdag stemmen.

De vergadering wordt van 17.36 uur tot 18.35 uur geschorst.

Naar boven