28 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip

Aan de orde is het VAO Evaluatie Wet uniformering loonbegrip (AO d.d. 04/09).

Voorzitter: Agema

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Op 4 september hebben wij een algemeen overleg gevoerd over de evaluatie van de Wet uniformering loonbegrip. Uit de evaluatie bleek dat het een zeer onzorgvuldig en slecht uitgevoerde uniformering, of liever vereenvoudiging was. De informatie die wij nadien nog hebben gekregen, maakt het alleen maar erger. Daarom dien in twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat 37% van de vroeggepensioneerden, 27% van de ib-ondernemers, 83% van de dga's en 10% van de gepensioneerden hard getroffen worden door inkomenseffecten van meer dan -1,5%, als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip (Wul);

overwegende dat bij de totstandkoming en behandeling van de wet is aangegeven en geïmpliceerd dat inkomenseffecten binnen een bandbreedte van -1,5% tot +1,5% als acceptabel worden beschouwd;

voorts overwegende dat deze negatieve inkomenseffecten optellen bij de reeds bestaande stapeling van negatieve inkomenseffecten als gevolg van budgettaire maatregelen van de regering;

roept de regering op, over te gaan tot financiële compensatie voor bedoelde groepen, zodat de inkomenseffecten zo veel mogelijk binnen de genoemde bandbreedte komen te vallen;

roept de regering tevens op, te komen met voorstellen en dekking voor compensatie, en deze voor ib-ondernemers te laten verlopen via verhoging van de zelfstandigenaftrek, voor dga's via verlaging van het fiscale "gebruikelijke dga-loon", en voor vroeggepensioneerden en gepensioneerden door hen in aanmerking te laten komen voor toepassing dan wel verhoging van de ouderenkorting naar rato van het te compenseren nadelig WUL-effect,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33682).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een van de wijzigingen van de Wet uniformering loonbegrip (Wul) betrekking heeft op het afschaffen van de Awf-franchise, waardoor met name ondernemingen met veel lage lonen fors negatieve loonkosteneffecten ondervinden;

overwegende dat het doel van de invoering van de Wul onder andere is om te komen tot lagere loonkosten voor werkgevers;

overwegende dat 64.000 ondernemingen, verantwoordelijk voor ongeveer 1 miljoen banen ondanks de compensatie via de Zorgverzekeringswet per saldo te maken krijgen met een loonkostenstijging;

overwegende dat het niet zo mag zijn, dat door een fiscale systeemverandering werkgevers aan de onderkant van de arbeidsmarkt te maken krijgen met onnodig stijgende loonkosten, en dat het juist nú van groot belang is om jeugdige en oudere werkzoekenden aan de onderkant van het loongebouw aan het werk te krijgen, en vervolgens ook te houden;

roept de regering op, te komen met een compensatieregeling die de nadelige inkomenseffecten voor de bedoelde groep ondernemers repareert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33682).

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Wij hebben het over de Wet uniformering loonbegrip, meestal afgekort tot Wul. Eigenlijk moet het "wulo" zijn, namelijk de "wet uitzonderlijk leed voor ouderen". Wij weten allemaal wat het gevolg is van de invoering van deze wet, namelijk dat een beperkt aantal groepen er buitensporig op achteruit is gegaan in koopkracht. Dat is weliswaar een neveneffect van de wet, maar toch eentje waar wij nog steeds niet mee kunnen leven als PVV. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de koopkracht van ouderen door de effecten van de Wet uniformering loonbegrip is verzwakt;

overwegende dat sprake is van een stapeling van koopkrachtuithollende maatregelen van de zijde van het kabinet;

verzoekt de regering, de 65-plussers te compenseren voor de negatieve effecten van de Wul,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33682).

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb in het algemeen overleg ook nog een punt gemaakt over de communicatie omtrent wetgeving. Ook bij de Wul zien wij dat er een heleboel percepties op tafel tafel kwamen te liggen die behoorlijk uiteenliepen. Dat is erg jammer. Als wij met zijn allen aan een wet werken, moet duidelijk wat de gevolgen zijn. Dat geldt met name voor de Nederlandse burgers. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de communicatie over de Wet uniformering loonbegrip heeft geleid tot veel onbegrip en een uiteenlopende perceptie bij enerzijds de regering en anderzijds betrokken burgers en Kamerleden;

verzoekt de regering, bij toekomstige wetgevingstrajecten de financiële gevolgen voor burgers beter uit te leggen en niet alleen maar te baseren op puntenwolken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33682).

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Neppérus. Ik zie dat zij geen inbreng heeft. De heer Koolmees ook niet. Dan geef ik het woord aan de heer Bashir.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Twee politieke partijen in de Tweede Kamer waren tegen de Wet uniformering loonbegrip (Wul). De SP was daar een van. Wij hebben gewaarschuwd, er is niet geluisterd en nu zien wij de gevolgen. Zo zijn veel ouderen in januari van dit jaar geconfronteerd met een inkomensachteruitgang van tientallen euro's per maand. Vooral gepensioneerden maar ook mensen met een prepensioen zijn hard geraakt. 57% van de werkenden heeft dit jaar een loonstijging gekregen van 3%, terwijl het bij ouderen om slechts 4% van de mensen ging. Ouderen hebben het niet gemakkelijk. De pensioenen zijn verlaagd, al jaren niet geïndexeerd. Nu komt daar ook nog eens de Wul boven op. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel ouderen in 2013 als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip geconfronteerd zijn met een inkomensachteruitgang van tientallen euro's per maand;

constaterende dat dit boven op de verlaging of niet-indexering van pensioenen komt;

verzoekt de regering om met compenserende maatregelen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33682).

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Voor de zomer wilde een aantal partijen dit debat niet. Daarom hebben wij het er nu pas over en wordt het steeds moeilijker om nog zaken te veranderen. Er is een kleine groep waarvan zelfs de coalitiepartijen niet kunnen zeggen dat zij geconfronteerd worden met eerlijke koopkrachteffecten. Weer zijn de chronisch zieken en gehandicapten de dupe van het paarse beleid. Als arbeidsgehandicapten een aangepaste auto nodig hebben om naar hun werk te komen, worden ze door de uniformering loonbegrip geconfronteerd met een lastenverzwaring van enkele tientallen procenten. Dit is niet de groep waar het kabinet de bezuinigingen vandaan moet halen. Om deze onrechtvaardige lastenverhoging recht te zetten dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inkomensgevolgen van de Wet uniformering loonbegrip het grootst zijn voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een (aangepaste) leaseauto;

constaterende dat hun uitkering fors gekort wordt, omdat de leaseauto niet in hun referteloon sociale zekerheid was opgenomen, maar de bijtelling van de leaseauto sinds 1 januari wel in mindering gebracht wordt op hun uitkering;

overwegende dat het onrechtvaardig is dat werkende chronisch zieken en gehandicapten met een (aangepaste) leaseauto er tientallen procenten in koopkracht op achteruitgaan;

verzoekt de regering, deze inkomenseffecten te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Knops en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33682).

De heer Groot (PvdA):

De heer Knops zet deze wet neer als een wet van een paars kabinet, maar het is een wet van het vorige kabinet, waar het CDA de volle verantwoordelijkheid voor draagt. Begrijp ik het goed dat het CDA de wet die onder de verantwoordelijkheid van zijn eigen minister is ingediend, weer wil terugdraaien? Hoe zit dat?

De voorzitter:

Ik geef kort het woord aan de heer Knops, want ik neem aan dat dit uitvoerig is behandeld in het algemeen overleg.

De heer Knops (CDA):

Ongetwijfeld, maar ik weet dat niet. Wij nemen de verantwoordelijkheid voor een wet op het moment dat die door de Kamer aanvaard is. Als blijkt dat er ongewenste effecten optreden en de regering daar zelf geen oplossing voor bedenkt, dan is het de plicht van Kamerleden om de regering daarop te wijzen. Dit is zo'n voorbeeld. De heer Bashir noemde er ook een. De heer Van Vliet noemde een aantal voorbeelden. Voordat die wet hier in formele zin wordt vastgesteld, lijkt het mij goed dat wij dat soort vaak ook onbedoelde onvolkomenheden repareren.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik heb ook een motie en die is een variant op de motie van de heer Van Vliet. Ik ben het met de heer Van Vliet eens dat de Wet uniformering loonbegrip misschien ambtelijk gezien een hoogstandje is, maar in de praktijk heeft geleid tot heel veel onrust en heel veel verwarring. Dat moeten we bij toekomstige wetgeving voorkomen. Het was in dit geval ook onnodig, omdat veel van de koopkrachtgevolgen voor gepensioneerden dit jaar worden rechtgetrokken in de belastingaanslag. Maar dat hadden de gepensioneerden eerder moeten weten. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet uniformering loonbegrip tot grote maatschappelijke onrust en verontwaardiging heeft geleid en het draagvlak voor op zichzelf wenselijke hervormingen heeft aangetast;

constaterende dat veel van de onrust rond de Wul is te herleiden tot de invoering in afzonderlijke delen in afzonderlijke jaren en tekortschietende communicatie over de effecten op loonstrookjes en de belastingaangifte van gepensioneerden;

verzoekt de regering, lessen te trekken uit deze gang van zaken en nieuwe wetgeving, die al dan niet in onderlinge samenloop de inkomenspositie van mensen raakt, te voorzien van een duidelijk plan van communicatie en een toets op de effecten op loonstrookjes en hierover de Kamer per brief te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33682).

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Hij krijgt nog één motie, maar ik hoor dat hij direct kan antwoorden.

Staatssecretaris Weekers:

Mevrouw de voorzitter. We hebben de afgelopen jaren en ook dit jaar heel veel gesproken over de Wet uniformering loonbegrip. Dit is uiteindelijk het afsluitend VAO. De Wet uniformering loonbegrip heeft toen de loonstrookjes op de deurmat vielen, een aantal mensen onaangenaam verrast. Dat hebben we in dit huis een aantal malen besproken, ook een paar keer dit jaar, in januari en ergens in april. Ik heb naar aanleiding van het eerste debat de Kamer toegezegd dat ik de zaak zou evalueren en dat ik zou kijken of de effecten die werden geschetst in het wetsvoorstel, zich uiteindelijk ook hebben gemanifesteerd, dan wel of er bij invoering onbedoelde effecten zijn opgetreden, die de Kamer niet eerder in beeld heeft gehad.

Zou dat laatste het geval zijn geweest, dan zou er aanleiding zijn om mogelijk over reparatie te spreken, ook in het kader van een totaal koopkrachtbeeld. Maar de evaluatie heeft uitgewezen dat de gemanifesteerde effecten zich allemaal bewegen binnen de marges die bij de behandeling van het wetgevingstraject en in de nadere informatie van de regering voor de invoering, zijn aangegeven. Dus wat dat betreft, is er voor het kabinet geen aanleiding om welke compensatie dan ook te doen op dit punt. Dat heeft niet weggenomen dat we natuurlijk wel in het kader van het algemene koopkrachtbeeld 2014 met een aantal voorstellen zijn gekomen die in de diverse begrotingsbehandelingen zullen worden besproken. Een deel daarvan met mij bij de behandeling van het Belastingplan, waar we vanavond verder over spreken, en een deel zal uiteindelijk worden besproken in het afsluitend koopkrachtdebat met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter:

De heer Klein wil een interruptie plegen, maar ik neem aan dat deze introducerende woorden ook aan de orde zijn geweest in het algemeen overleg.

De heer Klein (50PLUS):

Niet helemaal. De staatssecretaris verwijst naar het AO en naar de evaluatie, maar in de evaluatie is wel degelijk duidelijk aangegeven dat bij een aantal groepen, de zzp'ers, de DGA'ers, de vroeggepensioneerden en de gepensioneerden, de effecten buiten die bandbreedte zijn gegaan. De staatssecretaris zegt nu: ach, het was allemaal binnen de bandbreedte en het was helemaal niet erg. Dat geldt misschien voor het totaal, maar als je kijkt naar de daadwerkelijke evaluatiegegevens is dat niet voor iedereen het geval. Ik begrijp dan ook niet waarom de staatssecretaris hier keihard loopt te roepen dat er niets aan de hand is, terwijl de evaluatie die wij hebben gekregen en die wij ook hebben besproken in het AO, wel degelijk aangaf dat er wel verschillen zouden zijn.

De voorzitter:

U hoort nu dus nieuwe informatie ten opzichte van het AO van 4 september?

De heer Klein (50PLUS):

Precies! Ja, als er niets aan de hand zou zijn zoals de staatssecretaris zegt, had ik mijn motie natuurlijk ook helemaal niet hoeven indienen. In de evaluatie stond echter duidelijk dat er wel iets aan de hand is.

Staatssecretaris Weekers:

Het zou fijn zijn als de geachte afgevaardigde Klein zijn stukken zou lezen, niet alleen de stukken van de evaluatie, maar ook de stukken die naar de Kamer zijn gestuurd voor de introductie van de wet en voordat het wetsvoorstel in werking ging. Ik hoef maar te verwijzen naar de brief van 20 juni 2012, van anderhalf jaar geleden dus, waarin in een tabel staat aangegeven dat 11% van de mensen er meer dan 1,5% op achteruit zou gaan, uitgesplitst over een aantal inkomenscategorieën. In dezelfde tabel staat dat 11% van de gevallen er meer dan 1,5% op vooruitgaat. De rest bevindt zich binnen die bandbreedte. Dit was dus allemaal bekend. Het is uiteindelijk ook bevestigd in de evaluatie, die wij uitvoerig hebben besproken tijdens het AO. Tot die feiten wil ik mij beperken.

Daarmee geef ik ook aan dat de overweging in de motie op stuk nr. 5 van de heer Klein niet klopt. Dientengevolge is het dictum van deze motie ook niet concludent. Om die reden moet ik deze motie dan ook met klem ontraden. Dat staat nog los van het feit dat de motie op geen enkele wijze dekking aanlevert. Als je de motie zou uitvoeren, zou dat dus honderden miljoenen kosten. Ik daag de heer Klein uit om tijdens de behandeling van het Belastingplan met concrete voorstellen te komen, zodat hij niet alleen cadeautjes geeft aan bepaalde groepen, maar dat hij er meteen bij vertelt wie dat grapje moet betalen.

De heer Klein (50PLUS):

De geachte staatssecretaris wijst alleen naar de ex-antegegevens uit 2012, terwijl wij te maken hebben met de effecten die daadwerkelijk pas opgetreden zijn in 2013. Daarvoor hebben wij de evaluatie gehad. Daarin wordt duidelijk aangegeven dat die verschillen er zijn. Het is dus volkomen onzinnig om te zeggen dat de cijfers uit mijn motie op grond van de evaluatie van wat er feitelijk is gebeurd, uit de lucht komen vallen. Die cijfers komen uit de evaluatie van het ministerie. Het is dus volstrekt onzinnig om dat te doen.

Verder is er de vraag van de dekking. Op het moment dat je fouten hebt gemaakt in je wetgeving, is het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de regering om ervoor te zorgen dat de effecten worden gecompenseerd. Ja, het is makkelijk om foute wetgeving te maken, vervolgens iedereen te pakken en daarna te zeggen dat zij het maar ergens anders moeten halen. Dat is een omkering van de zaak. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik houd mij dus verre van de opmerkingen van degene die ze heeft gemaakt.

Staatssecretaris Weekers:

Ik raad de heer Klein toch aan om naar de Evaluatie Wet ULB te kijken van juni 2013. Daarin staat precies in alle tabellen dat dit allemaal past binnen de bandbreedtes die ook staan in de brief die ik op 20 juni 2012 heb verstuurd. De heer Klein kan zeggen dat het niet waar is en ik kan alle tabellen hier voor hem gaan oplepelen, maar dan zijn wij de hele avond bezig. Dat is een herhaling van zetten.

De heer Knops (CDA):

Volgens de staatssecretaris is er helemaal geen probleem en moeten wij gewoon snel instemmen met deze wet. Is de staatssecretaris het ermee eens dat de effecten voor militairen — laten we gewoon een voorbeeld noemen — echt buiten de bandbreedte vallen waar de staatssecretaris zojuist van zei dat het allemaal aanvaardbaar is en ex ante, van tevoren, zo bepaald?

Staatssecretaris Weekers:

Van de houding van het CDA begrijp ik al helemaal niets meer. Het wetsvoorstel is al aanvaard. Sterker nog, het is per 1 januari van dit jaar in werking getreden. De Kamer heeft het al enkele jaren geleden aanvaard. Ik zal het geheugen van de heer Knops nog iets verder opfrissen …

De heer Knops (CDA):

De staatssecretaris hoeft mijn geheugen niet op te frissen! Hij hoeft dit soort taal ook niet uit te slaan.

De voorzitter:

Mijnheer Knops, u hebt het woord niet gekregen. De staatssecretaris was aan het woord.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb er erg veel moeite mee dat de heer Knops in zijn bijdrage zegt dat hij wordt geconfronteerd met paarse wetsvoorstellen. Dit is echter een wetsvoorstel dat door mijn ambtsvoorganger, staatssecretaris De Jager, ten tijde van het kabinet-Balkenende IV is ingediend. Toen is gewezen op de positie van de militairen en op tal van groepen die erop achteruit zouden gaan en op groepen die erop vooruit zouden gaan. Daarbij zijn ook de frequentietabel en de puntenwolk weergegeven. Dan vind ik het een beetje goedkoop — ja, dat zeg ik hier toch maar met die woorden — om hier nu tranen met tuiten te huilen en dit kabinet al deze verwijten te maken.

De voorzitter:

Maar goed, een lid mag altijd wijzigingen aanbrengen.

De heer Knops (CDA):

Deze staatssecretaris is volgens mij op dit moment vol in functie als staatssecretaris van Financiën. Daarom spreek ik hem hierop aan. Hij kan zoveel naar het verleden verwijzen als hij wil, maar ik spreek hem aan op wat er nu gebeurt. Daar zou ik het dus over willen hebben. Ik heb een vraag gesteld, maar daar krijg ik totaal geen antwoord op. Volgens mij zitten wij hier om wetgeving te maken, ook om onbedoelde effecten teniet te doen. Ik zie dat deze staatssecretaris het ministerie van Defensie, Defensie en de militairen opscheept met een groot probleem. Eigenlijk zegt hij: zoek het zelf maar uit.

Staatssecretaris Weekers:

Ik vind dit, in alle eerlijkheid, een buitengewoon merkwaardig VAO. Als staatssecretaris van Financiën aanvaard ik uiteraard de gevolgen van beleid dat door mijn ambtsvoorgangers is ingezet. Daar ben ik politiek verantwoordelijk voor, maar ik wil het beeld wegnemen dat dit een paars bedenksel zou zijn. Niets is minder waar. De door de heer Knops genoemde gevolgen zijn allemaal beschreven. In het afgelopen jaar, nadat de wet in werking is getreden, zijn die gevolgen ook nog een aantal malen besproken. We hebben een apart debat gehad met de minister van Defensie over de gevolgen voor de militairen. De minister van Defensie heeft daar uiteindelijk oplossingen voor aangedragen. We hebben gesproken over een aantal andere gevolgen. Ik heb toegezegd dat ik de zaak zou evalueren. De Kamer vond het niet nodig om de evaluatie te bespreken voor het zomerreces, omdat de evaluatie uitwees dat de gevolgen pasten binnen datgene wat eerder met de Kamer was gecommuniceerd. Toen we uiteindelijk nog wel even een AO hadden over de evaluatie, was het CDA helemaal niet aanwezig. Ik vind het dus buitengewoon merkwaardig dat uitgerekend het CDA hier vanavond zulke woorden spreekt.

De heer Knops (CDA):

Deze staatssecretaris spreekt echt onzin en hij beantwoordt mijn vraag ook niet. Daar heb ik moeite mee.

De voorzitter:

Mijnheer Knops, ik heb u nog niet het woord gegeven. Het verhaal van de staatssecretaris is duidelijk, maar het is natuurlijk zo dat het CDA altijd nog voorstellen mag doen die we dan in dit VAO bespreken. Het woord is aan de heer Bashir.

De heer Bashir (SP):

Ik vind het merkwaardig wat hier gebeurt, want deze staatssecretaris heeft dit wetsvoorstel in de Kamer verdedigd en heeft de wet ook ingevoerd. Hij was daar uiteraard mee opgescheept door zijn voorganger, maar nu constateren we dat zelfs het CDA afstand neemt van het wetsvoorstel. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of het niet beter was geweest als hij een stapje terug had gedaan en wat kritischer naar het wetsvoorstel had gekeken in plaats van het zomaar over te nemen van zijn ambtsvoorganger en in te voeren.

De voorzitter:

Ik geef het woord heel graag aan de staatssecretaris, maar het debat in het algemeen overleg is al geweest, in tweevoud. We hebben nog een hele avond voor ons met het Belastingplan. De staatssecretaris is nog niet eens toegekomen aan de moties. U hebt alle recht om een interruptie te plaatsen, maar ik wil ook zeggen dat dit onderwerp al in twee termijnen is besproken. De staatssecretaris zal nog op uw vraag reageren, maar laten we daar daarna niet over doorgaan, want anders beginnen we vanavond pas om 23.00 uur aan het Belastingplan.

De heer Bashir (SP):

Dit gaat wel over de evaluatie van dat wetsvoorstel. Daar wijs ik even op.

De voorzitter:

Dat snap ik. De staatssecretaris geeft nog antwoord en gaat dan vervolgens door met de moties. We zijn straks een uur bezig met dit VAO.

Staatssecretaris Weekers:

Dank u zeer, voorzitter. Het gaat inderdaad om de evaluatie. De zeer concrete vraag van de heer Bashir was of ik hier beter naar had moeten kijken. Ik heb er goed naar gekeken en ik heb dit wetsvoorstel vol overtuiging in deze Kamer verdedigd. Ik heb het uiteindelijk ook vol overtuiging geïmplementeerd. In de evaluatie en ook in het AO naar aanleiding van de evaluatie en de eerdere debatten die we dit jaar hebben gehad naar aanleiding van de loonstrookjeseffecten, hebben we uitvoerig met elkaar besproken wat in dit hele proces beter had gekund. De heer Groot heeft daar een heel specifieke motie over ingediend. Omwille van de tijd zal ik deze vraag straks bespreken in het kader van de motie van de heer Groot.

De heer Bashir (SP):

Ik vind dit toch verbazend. Er is heel veel maatschappelijke onrust ontstaan en de mailboxen van Kamerleden zijn volgestroomd met mails hierover, maar de staatssecretaris doet net alsof er niets aan de hand is.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is niet het geval. Ik heb de signalen uitermate serieus genomen, maar ik heb de Kamer wel voorgehouden dat er winnaars en verliezers zijn als je een behoorlijke vereenvoudigingsoperatie doorvoert met geschuif van meer dan 8 miljard euro, die uiteindelijk budgettair neutraal moet geschieden. De winnaars horen we natuurlijk niet, maar de verliezers, de mensen met nadelen, melden zich terecht, niet alleen bij de Kamer maar ook bij mij. We hebben hier een- en andermaal besproken of er effecten te onderkennen zijn die niet werden onderkend bij de behandeling van het wetsvoorstel of voor de invoering van de wet. Dan hadden we hier namelijk een heel ander debat gevoerd. Dan hadden we moeten spreken over het wegnemen van bepaalde onbedoelde of te vermijden effecten. De effecten die zijn opgetreden, zijn van tevoren beschreven. Wij hebben die uitvoerig met elkaar gewisseld. Als de Kamer dan achteraf zegt dat we deze vereenvoudiging van het loonstrookje beter niet hadden kunnen doorvoeren, dan doet zij dat met de wijsheid van achteraf. Als je dit echter nu zou gaan terugdraaien, zou je een enorme chaos creëren. Daar kies ik niet voor.

Ik loop nu de rest van de moties langs.

De motie van de heer Klein op stuk nr. 5 ontraad ik, omdat zijn overweging dat ooit is afgesproken dat niemand er meer dan 1,5% op achteruit zou gaan, niet klopt. Ik heb daarvoor zojuist verwezen naar de brief van 20 juni 2012 en naar de evaluatie.

In de andere motie van de heer Klein, op stuk nr. 6, wordt de regering opgeroepen om met een compensatieregeling te komen die de nadelige inkomenseffecten voor een bepaalde groep ondernemers repareert. Dat gaat dan met name over ondernemingen met gemiddeld lage loonkosten. Dit is uitvoerig aan de orde geweest in de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel. Ik kan mij dat nog heel goed herinneren. Toen is ook aangegeven dat ondernemingen met lage gemiddelde loonkosten een stijging van de loonkosten zouden ervaren. De consequenties zijn, op verzoek van de Kamer, nader uitgesplitst in de evaluatie die in het voorjaar is gedaan. Daarbij zijn ook de cijfers gegeven. Ook daaruit blijkt dat datgene wat zich manifesteert ook past binnen datgene waar de Kamer uiteindelijk zelf voor heeft getekend. Ook daarin zien wij dus geen aanleiding om met compensatie te komen, nog los van de vraag waarvan je die zou moeten betalen en op welke wijze je die zou moeten vormgeven. Om deze reden moet ik de tweede motie van de heer Klein ook ontraden.

De heer Van Vliet vraagt de regering in zijn motie op stuk nr. 7 om 65-plussers te compenseren. Hij is daar zeer consequent in geweest in het afgelopen jaar. Daarvoor geldt overigens dezelfde argumentatie die ik ook de heer Klein heb gegeven, maar dat zal de heer Van Vliet begrijpen. Dit past binnen de bandbreedtes, hoe vervelend het ook is voor 65-plussers. Dat wil ik natuurlijk benadrukken. Deze motie is ook niet gedekt.

Het staat de Kamer overigens vrij om nog voor de stemmingen over het Belastingplan, amendementen in te dienen over alle groepen die nu worden geadresseerd om te compenseren. Dat staat de Kamer vrij. Ik zal daar uiteraard wel de gebruikelijke voorwaarde aan verbinden dat elk amendement netjes moet zijn gedekt.

De motie van de heer Van Vliet op stuk nr. 8 gaat over de communicatie. Die motie wil ik zo meteen gelijktijdig met de motie van de heer Groot bespreken.

De heer Bashir vraagt de regering in zijn motie op stuk nr. 9 om met compenserende maatregelen te komen voor ouderen met een inkomensachteruitgang. Hiervoor geldt dezelfde argumentatie. Ook deze motie moet ik ontraden.

De motie-Knops/Omtzigt op stuk nr. 10 gaat over gedeeltelijk arbeidsongeschikten met een aangepaste leaseauto. Daarvoor geldt dat ik in het voorjaar in de eerdere debatten die hierover zijn gevoerd, heb aangegeven dat ik dit niet via de fiscaliteit kan oplossen. Ik heb dat ook schriftelijk gemeld. Ik heb toen tegen de heer Omtzigt gezegd dat de minister van Sociale Zaken hierbij moet worden betrokken als dit moet worden opgelost. Tijdens het algemeen overleg naar aanleiding van de evaluatie is dit punt niet aan de orde gekomen. Ik acht het ook niet opportuun om voor een mogelijk heel kleine groep een regeling te maken. Aangepaste leaseauto's zullen zeer zeldzaam zijn; bij het UWV is in ieder geval niet bekend dat ze voorkomen. Aangepaste auto's worden meestal niet via de werkgever verstrekt. Wij zouden dan een niet bestaand, dan wel heel klein probleem met een ingewikkelde regeling met hoge uitvoeringskosten oplossen. Daar voel ik in ieder geval niet voor. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan kom ik bij de moties van de heer Van Vliet en de heer Groot over de voorlichting. In de motie van de heer Van Vliet wordt de regering verzocht in toekomstige wetgevingstrajecten de financiële gevolgen voor burgers beter uit te leggen en die niet alleen maar te baseren op puntenwolken. Ik zou moeten bekijken in hoeverre dat mogelijk is, omdat er veel verschillende situaties zijn. In het Belastingplan bijvoorbeeld staan maatregelen waarvan mensen profijt hebben, maar van andere maatregelen hebben zij nadeel. Vaak compenseert het een het ander, maar mensen kunnen ook door de zeven plagen van Egypte worden getroffen. Zeker als het kleinere groepen betreft, is het moeilijk om dat goed te onderscheiden. Dat proberen wij met die puntenwolken weer te geven, omdat iedere punt staat voor een aantal gevallen. Daarin zie je de uitschieters van beleid. Ik kan mij voorstellen dat als een puntenwolk bepaalde uitschieters vertoont, bij de behandeling van een wetsvoorstel wordt gevraagd: waar heb je het over, hoe kan worden verklaard dat mensen zich in dat segment bevinden en kun je daarvoor een oplossing verzinnen of niet. Laten wij proberen om gedurende het wetstraject alle feiten helder te krijgen om te voorkomen dat wij achteraf voor verrassingen komen te staan. Ik kan nu niet overzien wat de gevolgen zijn als ik de motie naar de letter moet uitvoeren. Als de motie in stemming komt, zal ik in ieder geval samen met de minister van Sociale Zaken moeten bekijken of en zo ja, op welke wijze je dat zou moeten doen.

De heer Van Vliet (PVV):

De staatssecretaris kent mij als een pragmatisch mens. Deze motie is ook niet bedoeld om iemand op de komma vast te pinnen. Het gaat om een betere communicatie opdat wij tevoren precies weten waarover wij het hebben. Dit is grosso modo hetzelfde als de heer Groot wil. Ik vraag de staatssecretaris om een positief oordeel over de motie. Ik denk dat wij elkaar op dit punt wel kunnen vinden.

Staatssecretaris Weekers:

Ik denk dat wij elkaar met deze uitleg wel kunnen vinden.

Ik kom nu op de motie van de heer Groot die constateert dat veel van de onrust over de Wet uniformering loonbegrip is te herleiden tot de invoering in afzonderlijke delen en afzonderlijke jaren. In de richting van de heer Knops en de heer Van Vliet zeg ik dat de participanten en de gedoogpartner van het kabinet-Rutte I er welbewust voor hebben gekozen om dit te splitsen. Dit heeft er inderdaad mede toe geleid dat het wel heel zuur smaakte doordat in het ene jaar alvast het zoet werd aangeboden en pas een jaar later het zuur. Dit is zeker een punt van aandacht. Daarnaast wijst de heer Groot op tekortschietende communicatie over de effecten op loonstrookjes en de belastingaangifte van gepensioneerden. Hij verzoekt de regering lessen te trekken uit deze gang van zaken en nieuwe wetgeving, die al dan niet in onderlinge samenloop de inkomenspositie raakt, te voorzien van een duidelijk communicatieplan en een toets op de effecten op loonstrookjes, en de Kamer hierover te rapporteren. In wezen is dat volgens mij ook wat de heer Van Vliet vraagt.

Ik heb al eerder aangegeven dat de communicatie over de Wet uniformering loonbegrip beter had gekund. Dat zit niet alleen bij mij, maar bij het hele kabinet tussen de oren. Zoals ik de motie lees, gaat het niet zozeer om het loonstrookjeseffect als wel om de communicatie over het gecumuleerde effect van inkomensmaatregelen. Dat manifesteert zich op het zogenaamde deurmatmoment; op het moment dat het loonstrookje, het uitkeringsstrookje of de beschikking rondom de toeslag bij de mensen in de brievenbus valt.

Mede naar aanleiding van de problemen rond deze wet is de stuurgroep inzake samenhang in het leven geroepen. Dat is een overleg tussen meerdere ministeries, op dg-niveau, met onder meer als doel: meer aandacht voor koopkracht in de besluitvorming, meer zicht op het deurmatmoment, meer in samenspraak met de uitvoerders en aandacht voor communicatie op die momenten. Het primaat van de communicatie blijft bij de uitvoerders, maar ik versta de heer Groot zo dat je ook al in een wat vroegtijdiger traject nadenkt over communicatie, zeker als het gaat om vereenvoudigings- of hervormingsvoorstellen.

De Wet uniformering loonbegrip was een enorm vereenvoudigingsvoorstel. Wat staat er nog aan te komen? Ik noem als voorbeeld de huishoudtoeslag. Dat is toch een enorme hervorming van de toeslagen, die ook grote gevolgen heeft voor veel mensen. Je zult tijdig moeten nadenken over de communicatie en wat dit betekent voor mensen. Ik ben door de Kamer opgeroepen om de rapporten van de commissie-Van Dijkhuizen serieus te nemen. Als we enkele elementen uit dat rapport overnemen en als we dat budgettair neutraal moeten doen, dan zullen er niet alleen winnaars, maar ook verliezers zijn. Het is zaak dat we dat met elkaar onderkennen.

Als deze motie wordt aangenomen — en hetzelfde geldt voor die van de heer Van Vliet — neem ik die graag mee naar het kabinet. Er zal dan een brief van het kabinet naar de Kamer gaan om nog even te resumeren welke lessen eruit worden getrokken. Ik heb dat al op tafel gelegd bij het AO, maar ik snap dat de heer Groot dat toch nog even in een brief neergelegd wil zien, zodat ook de collega's in het kabinet er allemaal kennis van kunnen nemen, net als de collega's van de heer Groot in de Kamer. Vervolgens moeten we aandacht schenken aan de communicatie. Ik waarschuw dat we niet moeten verwachten dat er een blauwdruk voor communicatie op tafel komt te liggen. Het is in elk geval van belang dat de Kamer zich over dit stuk kan buigen, om wat meer comfort te krijgen over wat de effecten van wetsvoorstellen zijn en hoe deze naar de samenleving worden gecommuniceerd, zodat mensen niet schrikken op het moment dat het uitkeringsstrookje, de beschikking over de toeslag of het loonstrookje in de brievenbus valt.

De voorzitter:

De staatssecretaris zegt een brief toe. Wanneer kan de Kamer die verwachten?

Staatssecretaris Weekers:

De brief die ik toezeg, is eigenlijk naar aanleiding van de moties, die niet voor niets door de Kamer zijn ingediend. Als de Kamer over deze moties heeft gestemd, zal ik deze in het kabinet bespreken. Dan kom ik daarna met een brief. Dat zal interdepartementaal moeten worden afgestemd, dus daar heb ik wel enkele maanden voor nodig.

De heer Groot (PvdA):

De staatssecretaris heeft veel woorden nodig, maar hij komt wel tot zijn punt. Het gaat inderdaad gewoon om een brief, waarin wordt uitgelegd dat de Kamer dit bij toekomstige wetgeving niet nog een keer gaat meemaken. Simpel gezegd gaat het daarom.

Staatssecretaris Weekers:

Dat was voor mij volstrekt duidelijk. Ik denk dat zowel de Kamer als het kabinet lessen trekken uit dit wetgevingstraject, de implementatie ervan en alles wat ermee samenhangt. We zullen in de toekomst natuurlijk proberen om niet in dezelfde val te lopen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 19.10 uur tot 19.15 uur geschorst.

Naar boven