4 Vragenuur: Vragen Rebel

Vragen van het lid Rebel aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat burgemeesters meer bevoegdheid willen bij terugkeer pedo's.

Mevrouw Rebel (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen zondag werd in KRO Brandpunt aandacht besteed aan een door onderzoeksbureau OverheidinNederland.nl uitgevoerde enquête onder burgemeesters over hun opvattingen over de terugplaatsing van pedoseksuelen in de samenleving. Ieder jaar betreft dit zo'n 200 pedoseksuelen, die na het uitzitten van hun gevangenisstraf terugkeren in de samenleving. Uit het onderzoek bleek dat 55% van de burgemeesters deze terugkeer in de wijk als problematisch ervaart. Burgemeesters geven aan dat ze onvoldoende handvatten hebben en zoeken naar oplossingen voor een goede begeleiding van veroordeelde zedendelinquenten die hun straf hebben uitgezeten en terugkeren in de maatschappij. Sinds 2010 krijgen alle burgemeesters van de grote steden een melding als een zedendelinquent vrijkomt. Vanaf volgend jaar zal dat gelden voor alle burgemeesters. Door de informatie die de burgemeesters krijgen, worden ze medeverantwoordelijk gemaakt voor wat er mogelijk zal gebeuren als de zedendelinquent in hun gemeente terugkeert in de maatschappij. Ze geven aan dat ze geen of nauwelijks instrumenten hebben om daar preventief iets mee te doen. Kan de staatssecretaris aangeven welke middelen en bevoegdheden volgens hem nodig zijn om veroordeelde zedendelinquenten gericht te laten resocialiseren? Zie hij ook het belang ervan in dat burgemeesters gerichte aanwijzingen kunnen geven die de-escalerend kunnen werken op sociale onrust, bijvoorbeeld aanwijzingen tot verplicht toezicht of verplichte behandeling? Mijns inziens moeten er bij voorkeur vóór terugkeer duidelijke afspraken komen tussen de betrokken partijen, zoals gemeenten, reclassering en hulpverlening, om maatschappelijke onrust zo veel mogelijk te beperken. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Rebel voor het aan de orde stellen van dit onderwerp, waarover we in deze Kamer al veelvuldig hebben gesproken. Bij de maatregelen die ter beschikking staan, moeten we onderscheid maken tussen gevallen waarin er een justitiële titel is en gevallen waarin er geen justitiële titel is. Als er wel een justitiële titel is, is er vaak reclasseringstoezicht. Niet altijd, maar wel nagenoeg altijd. Er is discussie over de vraag of dat reclasseringstoezicht lang genoeg kan duren. Er zijn situaties waarin voorwaardelijke tbs wordt opgelegd en het daarna maximaal negen jaar mogelijk is om toezicht te hebben in de gemeente waarin bijvoorbeeld de ex-zedendelinquent woont. Om die periode uit te breiden, werkt het kabinet op dit moment aan het wetsvoorstel langdurig toezicht gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De Kamer weet dat ik voornemens ben om dit in de tweede helft van 2013 aan de Kamer aan te bieden. De heer Van der Steur van de VVD-fractie heeft daar al een aantal keren naar gevraagd, net als fractiegenoten van mevrouw Rebel. Dat gaat dus over de justitiële titel.

Het komt ook voor dat er een niet-justitiële titel is, waarbij mensen gewoon hun straf hebben uitgezeten en ook hun tbs, inclusief het voorwaardelijke deel, volledig is afgelopen. Dan voorzien wij de burgemeesters via het project Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen (BIJ) van informatie. In de enquête die Brandpunt heeft uitgevoerd, is een derde van het aantal burgemeesters in Nederland bevraagd. De helft van dat aantal maakt nog geen gebruik van het project Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen. Gemeenten kunnen zich daarvoor nu vrijwillig aanmelden. Burgemeesters krijgen dan informatie, bijvoorbeeld over wat er gebeurt in een bepaald justitietraject en wanneer iemand vrijkomt en dus naar hun gemeente toe komt. Ik denk dus dat het aan het ministerie is, in samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, om ervoor te zorgen dat gemeenten die hieraan nog niet vrijwillig meedoen, zo snel mogelijk wel gaan meedoen.

Wat kan een burgemeester doen? Een burgemeester kan een aantal dingen concreet doen. Hij kan op grond van artikel 172 van de Gemeentewet een gebiedsverbod instellen. Het is natuurlijk mogelijk om afspraken te maken over extra inzet van de politie; dat gebeurt op dit moment ook. Het is ook mogelijk om een gesprek te voeren met de delinquent of ex-delinquent — sommige burgemeesters hebben dat gedaan — waarna die beslist om niet in die gemeente te gaan wonen maar naar een andere gemeente te gaan. Ook kan naar maatregelen worden gezocht met ketenpartners of woningcorporaties, bijvoorbeeld als het gaat om het assisteren bij het vinden van een andere woonruimte.

Dit is een serieus probleem voor de gemeenten die niet goed zijn aangesloten op de bestuurlijke informatievoorziening. Ik zeg mevrouw Rebel toe dat we zo snel mogelijk contact zullen opnemen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om ervoor te zorgen dat de vrijwilligheid erin komt en burgemeesters daadwerkelijk allemaal aangesloten raken op de informatievoorziening.

Mevrouw Rebel (PvdA):

Dank aan de staatssecretaris. Dit lijkt mij een goede toezegging, want het is in het grootste belang van zowel slachtoffers als terugkerende zedendelinquenten dat dit in alle gemeenten goed kan worden uitgevoerd. Burgemeesters moeten in ieder geval over de informatie en de hulpmiddelen beschikken om dit goed te doen.

Ik heb nog een andere vraag. De burgemeesters geven in de enquête ook aan dat zij de invloed van social media zien als een groot probleem. Dat hebben we ook gezien in het incident van gisteren waarin een aantal mensen het recht in eigen hand meende te moeten nemen en het huis van een vermeende pedoseksueel is binnengedrongen. Burgemeesters vragen zich af hoe zij moeten omgaan met het verstrekken van informatie over zedendelinquenten. Hoe ziet de staatssecretaris dit en wat kan hier specifiek aan worden gedaan?

Staatssecretaris Teeven:

Aan de gemeenten die aangesloten zijn op het project Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen wordt informatie gegeven over de manier waarop daarop kan worden geanticipeerd. Maar nogmaals, een aantal burgemeesters zijn niet aangesloten op dat project, tot mijn grote spijt. Het is tot nu toe op basis van vrijwilligheid; er is geen verplichting voor gemeenten om daarop aangesloten te zijn. Dat betekent dat de communicatie nog kan worden geoptimaliseerd. We zullen daarin ook het punt van de social media meenemen.

Mevrouw Rebel (PvdA):

Een verplichting is misschien niet nodig, maar het is van groot belang dat burgemeesters ervoor zorgen dat ze deze informatie hebben en dit daarmee beter kunnen realiseren in hun gemeente.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen van collega Rebel. Ik denk dat er inderdaad een wereld te winnen is voor de burgemeesters als zij zich aanmelden bij dat project. Tegelijkertijd blijkt uit het onderzoek dat enkele burgemeesters vinden dat zij te weinig bevoegdheden hebben om daadwerkelijk een breed pakket aan maatregelen te kunnen nemen als zich een probleem voordoet. Daarnaast zegt een aantal burgemeesters dat zij in een eerder stadium gehoord zouden moeten kunnen worden. Zij zouden advies willen geven aan het Openbaar Ministerie of aan de rechter om voorwaarden op te laten leggen die zij in het belang achten van de openbare orde in hun gemeenten. Hoe kijkt de staatssecretaris tegen die aspecten aan?

Staatssecretaris Teeven:

Het kabinet is daar geen voorstander van. Het kabinet herkent om te beginnen het beeld dat er onvoldoende bevoegdheden zouden zijn voor burgemeesters niet. Ik heb net uiteengezet dat er wel degelijk mogelijkheden zijn voor burgemeesters om op dit moment de stand van zaken buiten het justitiële traject te beïnvloeden. Binnen het justitiële kader vind ik dat we de bevoegdheden moeten laten waar ze zijn. We zullen het moeten zoeken in het overleg tussen burgemeesters, in dit geval regioburgemeesters, en het Openbaar Ministerie. Als we iedereen binnen het justitiële traject laten meepraten over de manier waarop we de executie ten aanzien van veroordeelden en ex-veroordeelden vormgeven, dan wordt het een heel ingewikkeld verhaal. Het kabinet is daar geen voorstander van.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik ben blij dat de staatssecretaris het niet nodig vindt dat er extra bevoegdheden komen, want burgemeesters hebben al de nodige bevoegdheden. Toch zitten burgemeesters af en toe met de handen in het haar, terwijl die ex-delinquenten toch gehuisvest moeten worden. Die bestuurlijke informatie is dus hartstikke belangrijk. Zou daarbinnen niet een soort expertisecentrumpje — misschien bij het genootschap? — kunnen worden ingericht met best practices uit heel Nederland? Veel burgemeesters hebben er al mee te maken gehad en hebben daarvoor, bijvoorbeeld qua huisvesting, een oplossing gevonden.

Staatssecretaris Teeven:

Als de gemeenten zijn aangesloten op de BIJ, dan weten de burgemeesters vaak ook welke best practices in andere gemeenten worden gehanteerd. Wij informeren bijvoorbeeld de burgemeester van Veenendaal over de manier waarop we dat eerder in Utrecht hebben opgelost. Ook door het Openbaar Ministerie worden burgemeesters geïnformeerd over manieren waarop ze dat beter zouden kunnen oplossen. Het gaat om heel heftige zaken, maar ze zijn beperkt in aantal. Ik denk dus dat de weg van de Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen de beste is, vooral als alle gemeenten daaraan meedoen. Dan hebben zij een complete informatievoorziening en kunnen ze van elkaar zien hoe ze ermee omgaan. Inderdaad, het kabinet zoekt het deze keer nou eens niet in extra bevoegdheden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Als je wilt voorkomen dat pedoseksuelen weer in oud gedrag vervallen, dan is het heel belangrijk dat er goed toezicht is door een breed netwerk. Daarom is de reclassering heel belangrijk en zijn we blij dat zij door de nieuwe wet straks mogelijk langer toezicht kan houden. Toch heeft de SP nog een belangrijke vraag. Er is al jaren gekort op de reclassering, daar zijn PvdA en VVD mede verantwoordelijk voor. Bovendien komen er behoorlijke bezuinigingen aan. Bij elkaar wordt de reclassering 20% gekort op haar budget. Hoe willen we ervoor zorgen dat juist op deze groep goed toezicht wordt gehouden?

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Kooiman weet wel — zij leest immers ook de begrotingen van voorgaande jaren van Veiligheid en Justitie — dat er voor de reclassering voor het eerst een situatie is van echt minder. Er is altijd een situatie geweest van minder meer. Wat dat betreft is het niet onlogisch dat als er overal moet worden bezuinigd — een meerderheid van het parlement wil dat Veiligheid en Justitie meedoet in die ronde — we ook bekijken hoe er efficiënter kan worden gewerkt bij de reclassering. Ik denk dat er op dit moment goede afspraken zijn tussen het ministerie, mij en de leiding van de drie reclasseringsinstellingen over de vraag hoe er toch nog heel effectief kan worden gewerkt. Daarvoor moeten soms wel wat bevoegdheden worden uitgebreid; daar wel. Daarom komen we met dat wetsvoorstel over levenslang toezicht op bijvoorbeeld zedendelinquenten. Ik herinner me dat de SP zich in het verleden altijd hard heeft gemaakt voor voorwaardelijke tbs in combinatie met de maximale grens van negen jaar toezicht. Ik vind het bijzonder fijn om te horen dat de SP ook bij dit wetsvoorstel aan de zijde van het kabinet staat.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn komst naar de Kamer. Voordat ik het woord geef aan mevrouw Berndsen-Jansen, die een vraag wil stellen aan de minister van Veiligheid en Justitie …

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter, de minister heeft mij gevraagd om voor hem waar te nemen, als hij er bij de vierde vraag nog niet zou zijn.

De voorzitter:

Ik heb net een briefje gekregen dat hij onderweg is. Wij kunnen dus ook heel even wachten. Mevrouw Berndsen geeft aan dat zij daar de voorkeur aan geeft. Ze heeft net al met u van gedachten gewisseld, dus ik neem aan dat dit te maken heeft met het feit dat zij u beiden eerlijk wil behandelen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister van Veiligheid en Justitie is inmiddels gearriveerd. Hij had het druk in de Eerste Kamer, vandaar dat hij er nu pas is.

Naar boven