2 Vragenuur: Vragen Bosman

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Bosman aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht "Sint-Eustatius heeft recht op een referendum als onderdeel van de evaluatie".

De voorzitter:

Ik heet de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat thuis volgen, van harte welkom.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Statia wil een referendum. Dat is aan de orde gekomen tijdens de CN-week, de Caribisch Nederland-week. Wat schetst mijn verbazing? Statia heeft de ambitie om zelf te kiezen voor de toekomst, maar er blijkt door de Nederlandse overheid een beperking te zijn opgelegd. Het betreft een inkadering: prima wat u met uw eigen toekomst wilt, maar dat moet wel passen binnen het Nederlandse kader. Daar ben ik zeer bezorgd over. Wij hebben een aantal keuzes binnen het Koninkrijk. Wij hebben ook een ambitie binnen het Koninkrijk. Dat geeft aan dat de volwassen relaties verder mogen en kunnen groeien. Dan moeten wij niet van tevoren vanuit Nederland met een inkadering komen die de rechten van de mensen aldaar verder zou beperken. Is er volgens de minister sprake van een bepaalde vooringenomenheid en een kader waarbinnen de landen van het Koninkrijk zich moeten bewegen? Zo ja, waarop is die vooringenomenheid gebaseerd?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Laat ik allereerst benadrukken dat de vraagstelling voor de evaluatie van de positie van de openbare lichamen nog gemaakt moet worden. Vorige week hebben wij tijdens de Caribisch Nederland-week afgesproken dat wij met de drie eilanden en Nederland een werkgroep zullen vormen om de vraagstelling gezamenlijk op te stellen. Er is dus nog niets vastgelegd over de vraagstelling van de evaluatie.

Ik zeg twee dingen in reactie op de vragen die zijn gesteld. Allereerst is zelfs in het Handvest van de Verenigde Naties geregeld dat een voormalige kolonie op elk moment de vrijheid heeft om uit een verband te stappen. Daarvoor moet slechts de mening van het volk nadrukkelijk worden getoetst. Een referendum is daarvoor op elk moment een reële optie. Ik mag wel hopen dat er, mocht er ooit in een bepaald deel van het Koninkrijk zo'n referendum komen, een reële optie wordt voorgelegd en dat men zich realiseert dat er zo'n 300 miljoen euro per jaar vanuit de rijksbegroting van Nederland naar de openbare lichamen gaat. Naar Statia toegerekend, betreft het misschien 40 miljoen per jaar. Als men zou besluiten om uit te treden, heeft dit natuurlijk ook consequenties voor de bijdrage vanuit Nederland aan Statia. Er moet de bevolking dus altijd een reële keuze worden voorgelegd.

Ik maak ook een tweede kanttekening. De vraagstelling moet nog worden geformuleerd, maar mijn inzet tijdens de evaluatie is dat het niet verstandig is om elke vijf jaar de staatkundige verhoudingen helemaal opnieuw, blanco, te gaan verzinnen. Mijn uitgangspunt zal zijn om, aan de hand van wat wij vijf jaar geleden hebben geconstrueerd, te bekijken of wij die constellatie kunnen verbeteren zodat die beter werkt. Dat zou mijn startpositie zijn in dat gesprek, maar een ander kan een andere startpositie hebben.

De heer Bosman (VVD):

De startpositie van Nederland is afwachtend; wij hebben hierin geen leidende rol. Dat is namelijk aan de landen zelf. De vraag moet dus altijd zijn: wat wenst u; hoe wilt u dat doen en hoe gaan we dat regelen? Ik maak mij wel een beetje zorgen om het antwoord van de minister, omdat hij aangeeft: het is allemaal leuk en aardig, maar u kunt nu kiezen voor Nederland of u stapt eruit. Hij zegt ook: aan deze kant hebben wij de zak met geld, maar aan de andere kant is er helemaal niets. Dat is echter niet waar. Er zijn namelijk veel meer mogelijkheden. Dat gaat in goed overleg met elkaar, waarbij wij verschillende opties hebben. Mensen in deze Kamer zullen vast weten dat de VVD en de SP samen een notitie hebben gemaakt over bijvoorbeeld een gemenebestconstructie, waarbij heel veel tussenliggende opties mogelijk zijn. Ik vind het dus absoluut niet terecht dat de minister op dit moment zegt: het is óf Nederland met de zak met geld, óf eruit treden en dat heeft consequenties. Dat vind ik heel zorgelijk, want dat legt een bepaalde spanning op het overleg. Dat zorgt ook voor spanning in de landen en die hoort er niet te zijn. Ik vind het echt vervelend dat dit soort spanning wordt veroorzaakt. Zoals de minister al zei, is de VN er heel duidelijk over. Misschien moet ik het even oplezen: "All peoples have the right to self-determinination. By virtue of that right they freely determine their political status and freely pursue their economical, social and cultural development". Vrij, dus. In totale vrijheid, zonder dat er een last of druk komt vanuit Nederland.

Ik vind het dus niet verstandig dat Nederland begint met een positie. Mijn vraag aan de minister is dan ook om dat niet te doen.

Minister Plasterk:

Er dreigt hier het risico dat er dat er twee zaken door elkaar heen lopen. Ik hoorde zojuist de heer Bosman zeggen dat alle landen natuurlijk zelf hun positie in het Koninkrijk mogen bepalen. Hij verwees naar het voorstel dat hij samen met de heer Van Raak heeft gedaan over de gemenebestconstructie voor het Koninkrijk. Echter, de eerste vraag ging natuurlijk niet over landen in het Koninkrijk maar over een openbaar lichaam in het land Nederland. Tenminste, zo heb ik de vraag over Statia verstaan.

De heer Bosman (VVD):

Het geldt voor iedereen.

Minister Plasterk:

Dan nog, overigens, blijft het waar wat de heer Bosman zojuist zei, dat zij als voormalig onderdeel van een voormalige kolonie op ieder moment het recht hebben om eruit te treden. In feite, echter, zouden zij dan kiezen voor de variant waar andere landen in het Koninkrijk ook voor hebben gekozen. En inderdaad, als je Bonaire vergelijkt met het naastgelegen eiland van de voormalige Nederlandse Antillen, dan gaat er naar Bonaire ieder jaar 200 miljoen Nederlands rijksgeld en naar de andere, Aruba en Curaçao, niet meer. Het feit dat je onderdeel bent van Nederland heeft baten, maar brengt ook met zich mee dat je uiteraard niet de mate van autonomie hebt die je hebt indien je kiest voor een positie als eigen land binnen het Koninkrijk, zoals Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hebben gedaan.

De heer Bosman (VVD):

Het wordt een beetje een technische discussie, maar ieder land binnen het Koninkrijk, of het nou een BES-eiland is of Aruba, Curaçao of Sint-Maarten, heeft hetzelfde keuzerecht. Dat punt wil ik principieel neergelegd hebben: het keuzerecht is principieel, fundamenteel hún recht. Dat er aan de keuze gevolgen zitten, snap ik, maar dat snapt ieder land. Het is echter wel het gesprek dat we moeten gaan voeren, maar dan op een neutrale basis vanuit Nederland, waarbij men niet vooringenomen is in de trant van: luister, als je kiest voor Nederland krijg je die zak met geld maar daarbuiten niet meer. Er zijn immers nog heel veel tussenliggende opties, waarbij we heel goed kunnen nadenken over de manier waarop we met elkaar omgaan. Volgens mij heeft Aruba ook nog steeds geld gekregen terwijl het de status aparte had. Het zijn dus nog steeds allemaal opties die ter discussie staan en die mogelijk zijn.

Er gaat zo meteen een aantal werkgroepen aan de slag. Die werkgroepen gaan praten over de toekomst en over de manier waarop we omgaan met elkaar. Ik wil graag van de minister horen dat er van de kant van Nederland geen onnodige druk wordt gelegd en geen vooringenomenheid zal zijn en dat de keuze van de landen echt principieel de hunne is, zonder dat wij daar onevenredige druk op leggen.

Minister Plasterk:

Dan gaat het opnieuw over de keuze van de landen. Ik wil daar geen druk op leggen. Ik wil wel wijzen op de opties waarvoor twee jaar geleden gekozen kon worden. De ene optie was dat men een autonoom land in het Koninkrijk is. Die landen krijgen nu geen begrotingssteun meer vanuit Nederland. Hoewel er wel samenwerkingsverbanden zijn, krijgen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten geen begrotingssteun meer. De andere optie was dat men een openbaar lichaam werd. Voor de drie openbare lichamen is er wel begrotingssteun, voor 300 miljoen. We moeten ons realiseren dat er wat dat betreft op ieder moment een keuze voorligt.

We hebben vorige week besloten dat we de vraagstelling voor de evaluatie van de openbare lichamen gezamenlijk zullen opstellen, vanuit Nederland met de drie eilanden. Ik kan mij voorstellen dat we bij een volgende gelegenheid ook de Nederlandse invloed in die vraagstelling met elkaar in een andere context kunnen bespreken. Ik denk dat het punt van de heer Bosman dan uitgebreider aan de orde kan komen dan nu mogelijk is door de tijdsbeperking.

De voorzitter:

Er meldt zich niemand aan de interruptiemicrofoon. Dan dank ik de minister hartelijk voor zijn komst naar de Kamer.

Naar boven