29 Algemene financiële beschouwingen

Aan de orde is de voortzetting van de algemene financiële beschouwingen,

en de behandeling van:

- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2014 (33750-IX).

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Eindelijk zijn ze er, de CPB-cijfers. En wat een afgang! Het akkoord werd met veel bombarie aangekondigd — wij zijn eruit! — maar het effect is nul. Het CPB-stuk staat vol met nullen. Het crematoriumakkoord blijkt één groot nul-akkoord te zijn.

De werkgelegenheid stijgt met nul volgend jaar en de jaren daarna. Niets geen 50.000 extra banen, gewoon nul. En de economische groei? Ook nul, evenals de koopkracht voor de meeste mensen na 2014: nul. De oppositie heeft haar ziel verkocht voor één grote nul. Geen banen, geen groei, geen koopkracht, drie keer nul. Dit jaar 100.000 extra werklozen erbij. Volgend jaar verliezen weer 70.000 mensen hun baan, met dank aan deze oppositie. Alle ellende gaat gewoon door. Het kabinet kan zijn karwei afmaken. De afbraak van Nederland kan doorgaan. Het kabinet hoopt op het aantrekken van buitenlandse handel, maar doet zelf niets om de economie te stimuleren. Het kabinet is meer met Brussel bezig dan met Nederland. Dat er 700.000 mensen werkloos thuis zitten, daar is niets aan te doen. Dat er dit jaar 10.000 bedrijven failliet gaan, dikke pech. En dat Nederland al acht kwartalen in een diepe recessie zit: helaas. Maar die 6 miljard die we moeten bezuinigen van Brussel, die worden gehaald.

Het ergste is nog dat dit kabinet de crisis verergert. Het maakt de verkeerde keuzes. Door de accijnsverhogingen op alcohol, tabak en benzine gaan steeds meer mensen in Duitsland en België tanken en shoppen. Door de btw-verhoging is alles duurder geworden. Door de belastingverhogingen hebben mensen steeds minder te besteden. Door de hervormingen op de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de pensioenen, zijn mensen onzeker en houden ze de hand op de knip. De burgers van dit land vertrouwen het zaakje niet meer. Een gevolg is dan ook dat — zo hebben we gisteren kunnen lezen — de helft van de winkels in de steden van Nederland op dit moment met verlies draait. Vele bedrijven houden het voor gezien. Het wordt van kwaad tot erger. Het ergste is nog dat dit kabinet miljarden weghaalt bij onze ouderen, onze gehandicapten en chronisch zieken. De pensioenen worden gekort en de compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten wordt gekort met 600 miljoen. De tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten wordt gekort, de AOW-koopkrachttegemoetkoming wordt gekort, de huishoudelijke hulp wordt grotendeels geschrapt, de partnertoeslag wordt geschrapt en de ouderenkorting wordt inkomensafhankelijk en overgeheveld naar de huishoudentoeslag. De ouderen zijn bij dit kabinet echt het kind van de rekening. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gepensioneerden met een klein aanvullend pensioen disproportioneel hard in hun portemonnee gepakt worden;

overwegende dat een groot deel van de gepensioneerden geraakt wordt door de bezuinigingen op de tegemoetkomingen, toeslagen en kortingen;

verzoekt de regering om de koopkracht voor deze groep gepensioneerden te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (33750).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ook de automobilist is weer helemaal terug op de politieke agenda, maar dan wel als melkkoe, welteverstaan, met dank aan de VVD, de partij van de automobilist. Uit berekeningen van de ANWB blijkt namelijk dat de automobilist bijna twee keer zoveel kwijt is aan belastingen als in Duitsland en in België. Ook de accijnzen op, en dus de prijzen van, de brandstoffen diesel en lpg gaan omhoog, net als de motorrijtuigenbelasting en de bpm. In 2014 mag de automobilist maar liefst 1 miljard inleveren bij staatssecretaris Weekers. Onder het excuus van vergroening worden de transportsector en de hardwerkende Nederlander als rijpe citroenen uitgeknepen. Daarom dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de automobilist volgend jaar 1 miljard aan lastenverzwaringen tegemoet kan zien;

constaterende dat de brandstofprijzen en autobelastingen in Nederland vele malen hoger zijn dan in omringende landen;

overwegende dat hierdoor inkomsten weglekken naar het buitenland en dat dit schadelijk is voor de concurrentiepositie;

verzoekt de regering om de lasten voor de automobilist substantieel te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (33750).

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Financiële nabeschouwingen werden ze al genoemd. De financiële beschouwingen waren gisteren in elk geval door het voorafgaande debat wat korter dan gebruikelijk. Soms was het wat kort, maar met bevlogenheid. Soms was het voorspelbaar, zoals de inbreng van de heer Klaver van GroenLinks over de lastenverlaging in 2000-2001. Wat een prachtige periode was dat. Er was een begrotingsoverschot van 2% en een schuld van net boven de 50%. Wij zijn in deze jaren, dus nu, met vereende krachten bezig om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. Als wij dat hebben bereikt en op ons middellangetermijndoel zitten, is het, zo verzeker ik, wat de VVD betreft tijd om opnieuw aan echte belastingverlaging te werken. Dat is mede de reden dat wij nu moeten bezuinigen en ombuigen.

Dat sluit ook aan op het debat dat een aantal collega's had met de staatssecretaris over het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. De staatssecretaris temperde de verwachtingen over wat je kunt doen aan herziening van het belastingstelsel in tijden van krapte. Binnen de mogelijkheden kan worden bezien wat er nog gedaan kan worden, zoals is gebeurd met de huishoudentoeslag. Voor het overige is het wachten op betere tijden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb geen lofzang gehouden op het begin van deze eeuw. Ik gaf juist aan dat wij er in die goede tijden misschien verstandiger aan hadden gedaan om het geld dat wij toen hadden, te stoppen in het terugdringen van het tekort, in plaats van in een lastenverlichting. Dan hadden wij namelijk nu niet in de problemen gezeten. Dat is mijn kritiek op het beleid van de VVD, dat zij juist in slechte tijden wil bezuinigen. Je zou het eigenlijk moeten omdraaien, zodat je anticyclisch beleid kunt voeren.

De heer Harbers (VVD):

Het begin van de eeuw is dertien jaar geleden, dus acht jaar voor het begin van de kredietcrisis. Als je met een begrotingsoverschot zit en een staatsschuld van net 50% hebt, is er wat de VVD betreft geen enkele reden om als overheid het geld nog in de knip te houden. Dat zullen wij ook in de toekomst niet doen. De heer Klaver doelt op iets wat je helaas vaak ziet in de politiek: wel de goede kant van Keynes willen navolgen, namelijk in slechte tijd geld uitgeven, maar niet in goede tijden noodzakelijk werk doen om ook dan de overheid kleiner te maken. Ik moet even terug in de geschiedenisboeken, maar ik denk niet dat er van rond de eeuwwisseling veel pleidooien terug te vinden zijn van GroenLinks voor het terugdringen van de overheidsuitgaven op dat moment.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik daag de heer Harbers uit om terug te gaan. Volgens mij zijn wij daar altijd kritisch over geweest. Laten wij elkaar niet de maat nemen over hoe het toen is gegaan, maar laten wij vooral naar de toekomst kijken. Zou het niet verstandiger zijn om elkaar vast te leggen — misschien moet dat wel in wetgeving — zodat dat wij er juist in die goede tijden voor zorgen dat de overheid kleiner wordt, zoals de heer Harbers zegt? Laten wij ervoor zorgen dat de overheid dan in tijden dat het slechter gaat de ruimte heeft om niet te hoeven bezuinigen en wat meer te investeren. Zullen wij elkaar daarop proberen te vinden? Laten wij niet het gevecht van tien jaar geleden uitvechten, maar laten wij ervoor zorgen dat wij klaarstaan voor de toekomst.

De heer Harbers (VVD):

Er zijn twee dingen die sowieso gaan gebeuren. In de eerste plaats zijn we op weg naar een doel op de middellange termijn waarbij het saldo van de Nederlandse overheid zich beweegt tussen plus 0,5% en min 0,5%. In de tweede plaats wordt de weg daarnaartoe geschetst in een wet die inmiddels in dit huis is aangenomen, namelijk de Wet houdbare overheidsfinanciën. Daarvoor hebben we dus al getekend. Ik hoop dat ook de heer Klaver zich achter dat doel schaart.

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording en wil er nog een paar onderwerpen uitlichten. Wij zien met belangstelling uit naar de rapportage over de Alt-A-portefeuille van de ING. Wij zien eveneens met belangstelling uit naar de verdere aanpak van garantieregelingen en de bijbehorende premiestelling. Als ik de minister goed beluister, kunnen wij vanaf volgend jaar in alle begrotingen een overzicht vinden van garanties en de bijbehorende premies. Dat is goed, want zo kunnen wij er zicht op houden.

Dit roept overigens nog wel een vraag op, namelijk wat we met de opbrengsten van de premies doen. Aangezien het risico van de garantie uiteindelijk bij de Staat als geheel ligt en we juist die risico's voor de Staat willen afbouwen, moeten de opbrengsten van de premies ook naar de Staat gaan. Ik bedoel dat ze moeten worden gebruikt voor de aflossing van de staatsschuld. We moeten het geld gebruiken om het risico voor de Staat af te bouwen, om zo een klap die kan ontstaan door het materialiseren van de garanties op te kunnen vangen. We moeten voorkomen dat er nieuwe inkomstenbronnen worden gecreëerd voor ministeries. Dat zou het afgeven van garanties namelijk alleen maar stimuleren. Dan zou gaan gelden: meer garanties leidt tot meer inkomsten. Ik hoor graag een reactie hierop van de minister.

Ik heb goed genoteerd dat het niet zeker is dat er een NHI wordt opgericht. De minister heeft ook gezegd dat hij er stevige voorwaarden aan stelt. Niettemin zit de VVD er nóg voorzichtiger in. Wij vinden het moeilijk voor te stellen hoe er een vehikel kan ontstaan waarbij de risico's voor de Staat niet materieel toenemen. Ik verzoek de minister om daarbij ook in ogenschouw te nemen dat een extra voorwaarde zou kunnen zijn dat er geen verdringing plaatsvindt op de markt voor staatsobligaties. Immers, als het product van een NHI voor institutionele beleggers door een vorm van overheidsgarantie aantrekkelijker zou zijn dan het kopen van staatsobligaties, schieten we er volgens mij alsnog niets mee op.

Gisteren zei ik al dat alle inspanningen van het kabinet in de komende jaren gericht moeten zijn op niet alleen het beheersen van de overheidsuitgaven, maar ook het beperken ervan. Nu we kiezen voor dat recept, kunnen we ook het prille herstel een kans geven in de wetenschap dat er geen doorgeschoven rekeningen meer zijn als er weer groei is.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb nog een vraag die ik de heer Harbers uit nieuwsgierigheid wil stellen. We hebben zojuist gestemd over de motie-Madlener. Daarin stond dat het ESM niet mag worden gebruikt om banken met tekorten uit andere Europese landen te herkapitaliseren. Ik heb altijd begrepen dat de heer Harbers daar ook voor was. Waarom wil hij onze premier niet met die boodschap naar de Europese top sturen?

De heer Harbers (VVD):

Omdat dit al uitvoerig is gewisseld tijdens het algemeen overleg over de Ecofin-Raad van vóór de zomer. Daarin hebben we de nieuwe BRRD-richtlijn besproken, en de mogelijkheid die daarachter zou kunnen volgen voor een directe herkapitalisering uit het ESM van banken. Dat is wat mij betreft alleen mogelijk in de vorm zoals we het bij het ESM doen. Daarbij geldt dat men zich met een landenprogramma tot het ESM kan richten nadat eerst een bank er niet uit is gekomen en daarna een land er niet uit is gekomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Precies, met een landenprogramma. We hebben het nu echter over directe herkapitalisering. Daarbij wordt dus het land gepasseerd en wordt een bank rechtstreeks voorzien van geld uit het ESM. Er stond ook duidelijk in de motie-Madlener dat we ons daarmee scharen achter de lijn van Duitsland. De heer Harbers heeft gisteren zelfs gezegd dat hij de Duitse lijn wil vasthouden. Hij heeft de minister er zelfs toe opgeroepen om die Duitse lijn te volgen. Ik begrijp dus niet goed waarom de heer Harbers altijd wel in woorden heel kritisch is op Europa, maar niet thuis geeft als het daarbij op daden of op stemmen aankomt.

De heer Harbers (VVD):

Wij hebben zo gestemd omdat we in het genoemde debat al uitvoerig hebben gehoord dat, als dit instrument zou worden ingezet, altijd de lidstaat een rol speelt, ook bij directe herkapitalisering van banken. Daarbij zal ook altijd de vraag een rol spelen, welke conditionaliteit er voor de lidstaat zal moeten gelden, aanvullend op de herkapitalisering van banken.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik neem even een slok water, zolang het nog kan nu het water goedkoop is.

Voorzitter. Wij zijn aangekomen bij deel 3 van de financiële beschouwingen. Vandaag kunnen wij eindelijk een debat voeren op basis van cijfers die wij vandaag hebben gekregen. Wij hebben weliswaar nog niet alle cijfers. Het gaat immers om ex-antecijfers. De effecten van de verhoging van de motorrijtuigenbelasting en een verdubbeling van de belasting op water zitten hierin bijvoorbeeld nog niet verwerkt.

Zelfs nu zien wij echter al een zorgelijk beeld voor de koopkracht. Voor 2014 lijkt het nog wel mee te vallen, maar na 2014, als de eenmalige reparatie is weggevallen, is het gehele effect weg. Dat wil zeggen: voor de lage inkomens. Die krijgen er helemaal niets bij op basis van dit begrotingsakkoord. De hoogste inkomens krijgen er een heel procent bij. Het akkoord vergroot dus de verschillen tussen arm en rijk.

Alleen al het schrappen van de afbouw van de algemene heffingskorting in de vierde schijf levert inkomens van €100.000 meer dan €1.000 op. Ik wacht overigens nog op het plaatje van het CPB over het resultaat daarvan voor de jaren 2015 tot 2017. Nu geeft het CPB alleen het verschil aan en als je dat verschil kunt aangeven, kun je eigenlijk ook het eindresultaat aangeven. Dan zal je zien dat, net als dit jaar, ook de komende jaren de verschillen tussen arm en rijk worden vergroot.

De woordvoerder van de PvdA kan, zoals hij in zijn eerste termijn deed, glashard ontkennen dat de laagste inkomens er dit jaar het hardst op achteruitgaan, maar ik raad hem aan om nog eens te kijken naar pagina 57 van de Macro Economische Verkenning, want daar staat het keihard. Waar is het verhaal over eerlijk delen gebleven bij de PvdA? Als ik moet noemen wat die partij er allemaal voor heeft ingeleverd, zou ik tweemaal zoveel spreektijd moeten aanvragen. Zelfs dat eerlijk delen heeft zij niet gekregen. Het plaatje in het regeerakkoord liet een licht nivellerend beeld zien voor de periode 2013 tot 2017. Er worden allerlei onzinverhalen geschreven over nivellering, maar het tegendeel is waar. Het verschil tussen arm en rijk wordt alleen maar groter. Ik hoor graag van de minister of het kabinet nog steeds het koopkrachtbeeld voor de periode 2013 tot 2017, dat in het regeerakkoord staat, denkt te halen.

En dan te bedenken dat de inkomensverschillen de afgelopen decennia al fors zijn toegenomen. Uit het onlangs gepresenteerde rapport van Salverda en anderen blijkt dat de 10% huishoudens die het minst verdienden er 30% op achteruitgingen in reëel inkomen, terwijl de rest erop vooruitging. In 1977, het startpunt van het onderzoek, verdienden de rijkste 10% inkomens nog vijfmaal zoveel als de 10% laagste inkomens. In 2011 is dat acht keer zoveel. Sindsdien is het er niet beter op geworden. Ik zou graag een reactie van de minister horen op dit rapport. Is dit voor hem en voor het kabinet een aansporing om iets te doen aan die groeiende kloof, vooral als je vindt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen?

Naast koopkracht zou het afgesloten akkoord ook banen opleveren. Welke banen?

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Merkies noemt een heleboel getallen. Dat is op zichzelf goed, want die vormen een onderbouwing. Hij geeft echter ook heel veel waardeoordelen over inkomensverdeling. Hoeveel is drie min één?

De heer Merkies (SP):

Twee.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat is juist. De hoogste inkomens zouden er in de gehele kabinetsperiode 3% op achteruit gaan, andere groepen veel minder en de laagste inkomens zouden er zelfs iets op vooruit gaan. Uit de grafieken van het CPB, waarnaar de heer Merkies verwijst, blijkt dat de hoogste inkomens er nu ruim 2% op achteruit gaan. De achteruitgang is dus minder geworden, maar het verhaal van eerlijk delen staat als een huis overeind. Waarom erkent de heer Merkies dat niet?

De heer Merkies (SP):

Nee, wacht even, dit klopt niet. De hoogste inkomens krijgen er 1% bij op basis van de hele kabinetsperiode. De eerste twee inkomenscategorieën krijgen er niks bij. Dat kan de heer Nijboer toch niet eerlijk delen noemen? Als je het ook nog eens omzet in absolute getallen, in bedragen, is het nog veel meer; 1% op basis van zo'n hoog inkomen.

De voorzitter:

Uw laatste vraag, mijnheer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Moet u nagaan, 2% van €100.000 is dus €2.000 koopkracht! Daar gaat het precies om. De marginale druk — ik heb dit gisteren in het debat meermalen erkend — was voor een aantal partijen een aangelegen punt. Die zat bij de hoogste inkomens. Dat wordt deels teruggedraaid. Wij spreken over de hele kabinetsperiode, over een pakket van 16 miljard, over gewoon beleid, over armoedebestrijding, over extra middelen voor mensen met een laag inkomen en over 1,5 miljard volgend jaar voor de eerste schijf. Als je het allemaal optelt, zie je dat de laagste inkomens er iets op vooruitgaan. Hoe hoger het inkomen, hoe meer er wordt ingeleverd. De hoogste inkomens leveren nog altijd zeker 2% in gedurende deze kabinetsperiode. Verder laat ik mij niets aanleunen door de heer Merkies, die allerlei getallen noemt of de som niet goed wil maken. Dat is het beeld dat uiteindelijk uit de kabinetssommen naar voren komt. Als u dat niet wilt aannemen, vraag ik het kabinet om hierop nog eens expliciet te reageren. Zo ziet de verdeling er uiteindelijk wel uit.

De heer Merkies (SP):

Nee, u maakt er een potje van. U hebt het over een reparatie voor het komende jaar. Dat is die eerste schijf. Inderdaad is dat een reparatie. Vervolgens hebt u het over de hele kabinetsperiode. 2014 mag dan nog meevallen, maar daarna worden de laagste inkomens extra hard gepakt. Daar gaat mijn betoog nu juist over. Ik ben benieuwd of u inmiddels op pagina 57 van de Macro Economische Verkenning hebt gekeken. Daar hoor ik u niet over. Daar staat heel duidelijk dat de laagste inkomens er het hardst op achteruitgaan. De heer Nijboer zegt daar helemaal niets over. Hij heeft het zelfs ontkend. Dat vind ik echt te gek voor woorden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik kom op de banen. 50.000 banen zou het opleveren. Welke banen? Op de komende jaren heeft het geen enkel positief effect; we hoorden het de PVV ook al zeggen. Je ziet alleen maar nullen. Er is geen effect op de werkgelegenheid of de groei. En zelfs die 50.000 banen in 2040 waarvan wordt gedroomd, komen er niet. Ten opzichte van het sociaal akkoord zou het nog gaan om 20.000 banen, maar ten opzichte van het regeerakkoord gaat het om helemaal niets. Dan heb ik het zelfs over die banen op termijn. De komende jaren komen er geen banen bij, en ik dacht toch dat dat belangrijk was voor veel partijen hier, vooral voor de partijen die aanschoven voor de gezinnen, voor de kostwinners die werkloos zouden worden. De kostwinners krijgen er niets bij. Sterker nog, ze raken hun baan kwijt. Volgens mij waren deze partijen juist hierover zo bezorgd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het staat de heer Merkies natuurlijk vrij om kritisch te zijn op plannen die hij niet steunt; daarvoor zijn wij allemaal verschillend. Gisteren gebeurde het ook al en vandaag gebeurt het weer: de heer Merkies trekt een heel grote broek aan als het gaat om de structurele werkgelegenheidseffecten, ook van dit pakket. Wilt u ook eens naar uw eigen verkiezingsprogramma kijken, mijnheer Merkies, en dan vertellen hoeveel banen er bij de SP op termijn bijkwamen?

De heer Merkies (SP):

Ik maak juist bezwaar tegen deze doorrekening op basis van banen in 2040. De ChristenUnie maakte zich zorgen over banen voor de komende tijd. Ik kan zelfs de heer Slob citeren. Hij zei: het kabinet is gefixeerd op cijfers, terwijl mensen centraal moeten staan; 6 miljard bezuinigen en extra lastenverzwaring is te veel, dat verdiept de crisis, kost banen en belemmert duurzame groei. Vervolgens heeft hij het over 147.000 banen die verloren gaan en spreekt hij over schrijnende situaties in gezinnen doordat mensen hun baan kwijtraken. Dan kun je het toch niet ineens over 2040 gaan hebben? Dat is toch een heel gekke figuur? De fractie van de ChristenUnie sprak over banen nu. Ik kan er niets anders van maken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zal eerst de vraag beantwoorden die de heer Merkies zelf niet beantwoordt. Die gaat over zijn eigen verkiezingsprogramma. In het verkiezingsprogramma van de SP verslechtert de werkgelegenheid structureel met 3,75%. Maar goed, dan zullen wij het nu over de korte termijn hebben.

De heer Merkies (SP):

Graag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

U zult in het CPB-rapport ook een aantal zaken lezen, maar kennelijk leest u heel selectief, waarin wordt bevestigd dat de lasten op arbeid worden verlicht, volgend jaar met 1,8 miljard. Er wordt in bevestigd dat de werkgeverslasten omlaag gaan, wat goed is voor de werkgelegenheid. Het staat er allemaal in genoemd, mijnheer Merkies. Als u dat niet wilt lezen, is dat uw goed recht, maar ga dan niet hier lopen roepen dat dat is wat er staat. U hebt een andere perceptie van wat er met het begrotingsakkoord moest gebeuren. Prima. Ik heb u gemist daar aan tafel. U hebt nog niet de moeite genomen om naar Financiën te komen om überhaupt maar te pleiten voor die groepen waarover u ons nu heel erg de maat staat te nemen. Trek dan niet zo'n grote broek aan.

De heer Merkies (SP):

U hebt mij gemist. Ik maak dat uit uw gezichtsuitdrukking niet op, maar ik ben blij dat u mij daar aan tafel hebt gemist. De reden waarom wij daar niet waren, hebben wij volgens mij heel duidelijk aangegeven. Wij gaan niet praten over hoe je de 6 miljard moet gaan invullen terwijl wij daartegen zijn. De fractie van de ChristenUnie zei dat aanvankelijk ook, die kwam uit op 3 miljard. Daarom noemde ik u net even. De heer Slob zei het zelfs expliciet. Die 6 miljard was juist het probleem. Dat is ook niet zo gek — want dat gaat over banen nu — omdat hij sprak over schrijnende situaties bij gezinnen nu. Wat zie je vandaag in die doorrekeningen? Je ziet dat er helemaal geen banen bij komen. U kunt een verhaal houden over lasten op arbeid. Als je naar de komende jaren kijkt, zie je gewoon dat de koopkracht omlaag gaat. Je kunt wel alleen naar 2014 kijken, maar ik kijk naar het geheel. Alle effecten zijn nog niet eens meegerekend, want wij weten dat dit ex-antecijfers zijn. Je ziet dat de koopkracht omlaag gaat en er komt geen baan bij. Dat is de realiteit.

Ik dien twee moties in. Ik heb al aangekondigd dat ik iets wil doen aan de rechtsbijstand. Ik vond het heel jammer dat de minister van Financiën daarop in het geheel niet heeft geantwoord. Ik hoop dat hij nu niet alleen zal antwoorden of hij mijn motie ontraadt of niet, maar dat hij in eerste instantie zegt wat hij vindt van de ontwikkeling in de afgelopen jaren dat er steeds minder geld is gegaan naar rechtsbijstand, waardoor het steeds moeilijker wordt om toegang te krijgen tot het recht. Ik heb die vraag in de eerste termijn gesteld en ik wil graag dat hij daarop eerst ingaat. Ik hoop dat hij daarna op mijn motie ingaat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand uit het verleden reeds het risico bestaat dat mensen niet meer voor hun recht kunnen opkomen;

constaterende dat tot 2018 nog eens een bedrag van ongeveer 85 miljoen euro zal worden bezuinigd op het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand waardoor het recht op toegang tot de rechter onaanvaardbaar wordt belemmerd;

verzoekt de regering, af te zien van deze bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand en dekking te vinden in het systematischer aanpakken van fraude in diverse sectoren en het intensiveren van het afpakken van misdaadgeld van veroordeelde criminelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (33750).

De heer Merkies (SP):

Mijn laatste motie gaat over passende arbeid. Wij kunnen hervormingen voorstellen. Ik heb daarover al een interruptiedebatje gevoerd met de heer Koolmees. Als hij hervormingen voorstelt, waarmee wij het overigens niet eens zijn, vind ik dat wij hier ten minste het fatsoen moeten hebben dat er gelijke monniken, gelijke kappen geldt, en dat die regels ook voor onszelf moeten gelden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het begrotingsakkoord 2014 is afgesproken om al in 2015 de maatregel voor passende arbeid in te voeren, waarbij werklozen al na zes maanden werk onder hun niveau moeten aannemen;

van mening dat voor politici dezelfde normen dienen te gelden als voor anderen in de samenleving;

verzoekt de regering, per 2015 een vergelijkbare maatregel in te laten gaan voor politici,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (33750).

De heer Dijkgraaf (SGP):

De laatste motie is wel boeiend. Ik vind het persoonlijk geen enkel probleem om, als er een einde aan deze carrière zou komen, brieven te gaan bezorgen als er niets anders is. Maar, even voor de consistentie: vindt de heer Merkies dan ook dat bijvoorbeeld de ontslagvergoeding voor Kamerleden hetzelfde moet zijn als in de maatschappij?

De heer Merkies (SP):

Wij vinden dat er überhaupt dezelfde regels moeten gelden. Wij zijn het niet eens met die maatregel van passende arbeid, maar wij streven wel naar gelijke monniken, gelijke kappen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, precies. Maar in het private bedrijfsleven krijg je als je ontslagen wordt, een ontslagvergoeding mee. Dat is gewoon gebruikelijk. De SP pleit ervoor dat als Kamerleden ermee stoppen, zij binnen een halfjaar alle arbeid moeten aanvaarden en dat zij tevens een riante ontslagvergoeding meekrijgen.

De heer Merkies (SP):

Je moet twee dingen uit elkaar houden. Ik ga mijzelf herhalen. Ik ben tegen de maatregel van passende arbeid. U weet ook wat ons standpunt is over de ontslagvergoeding. Daar wil ik natuurlijk ook wel op ingaan. U weet dondersgoed dat wij tegen de flexibilisering van het ontslagrecht zijn en dat wij ervoor zijn om de ontslagvergoeding in stand te laten. Het gaat er mij om dat, als je al die beslissingen en maatregelen hebt genomen, het gelijke monniken, gelijke kappen is.

De heer Koolmees (D66):

Dat was de vraag niet van de heer Dijkgraaf. Ik help hem even, want hij mag niet meer interrumperen. U hebt het over gelijke monniken, gelijke kappen. Dat is prima; heel veel mensen zijn het daarmee eens. Betekent dit echter ook dat de SP pleit voor ontslagvergoedingen voor Kamerleden?

De heer Merkies (SP):

U wilt die introduceren.

De heer Koolmees (D66):

Ik wil niets introduceren. De heer Merkies heeft het over gelijke monniken, gelijke kappen. Ik constateer dat er in de private sector, zeker met de nieuwe ontslagwetgeving van minister Asscher, op termijn een vaste ontslagvergoeding komt. Pleit de SP nu voor vaste ontslagvergoedingen voor Kamerleden en oud-ministers?

De heer Merkies (SP):

Kijk, ik vind dit een leuke vondst, maar je gaat het dan alleen over deze situatie hebben. U hebt de maatregel inzake passende arbeid vervroegd. Ik wil het daar best over hebben, maar het gaat mij om iets anders. U kunt allerlei fantastische dingen bedenken, zoals een ontslagvergoeding voor uzelf. Maar daarvoor sta ik hier niet. Ik sta hier om het volgende te zeggen. Als u tegen mensen in de maatschappij zegt dat zij elke baan moeten aannemen — ik begrijp dat de heer Dijkgraaf dan de post gaat lopen; ik vind het prima — moeten wij dat ook voor onszelf zeggen. Daarvoor proef ik eigenlijk wel brede steun.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Het betoog van de vorige spreker dreigde een beetje zuur te worden. Ik zou hem daarom graag 1.000 liter, een kuub, water cadeau willen doen. Dan hoeft hij daar in ieder geval geen belasting over te betalen. Dit is overigens niet al te ruimhartig, want het scheelt €0,17, om de angstige gevoelens bij deze of gene wat te temperen.

Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van de vele vragen. De staatssecretaris is uitgebreid ingegaan op de autobelastingen en hoe hij wil voorkomen dat deze weer worden uitgehold. Hij wil strijden voor een eenvoudigere en gerichtere regeling voor chronisch zieken. Veel partijen hebben in eerste termijn aandacht gevraagd voor de fundamentele discussie over het fiscale stelsel; arbeid minder belasten en internationale bedrijven wel belasten, zodat de lasten op arbeid kunnen worden verlicht en de werkgelegenheid wordt geholpen. Die discussie gaat de PvdA-fractie heel graag aan.

In eerste termijn heb ik aandacht gevraagd voor de opgeblazen balansen, die hebben geleid tot een boom-busteconomie. Die balansen moeten worden verkort. De schulden moeten worden afgelost, breed in de maatschappij. Dat vergt een fundamentele hervorming van de financiële sector. Het is goed dat daar in dit debat, dat niet alleen over de begroting gaat maar ook over de financiële sector, zo veel aandacht voor is geweest en dat er uitgebreid is gesproken over de bankenunie. De minister heeft aangegeven door te willen gaan met zijn strijd voor een hogere leverage ratio, een groter eigen vermogen van banken en hogere buffers, zodat de rekening van het omvallen van een bank minder snel terechtkomt bij de belastingbetaler. Ik dank de minister ook voor zijn toezegging om na het herfstreces de consultatie over het wetsvoorstel over het maximeren van bonussen te doen en het resultaat daarvan rond het eind van het jaar naar de Kamer te sturen. Ik dank de minister ook voor zijn inzet voor de standaardproducten.

In de Kamerdebatten hebben wij heel veel aandacht besteed aan de situatie van de banken en de bankenunie. Dat is ook geen wonder, want wij hebben er dit jaar nog een moeten nationaliseren. Er zijn echter ook zorgen over de verzekeraars, die ook een groot deel vormen van de financiële sector, met elk jaar 20 miljard aan premie-inleg. De aandacht daarvoor is beperkt, terwijl daar grote veranderingen gaande zijn. Mensen wisselen vaker van product. Het vliegtuigmodel wordt daar nog te vaak toegepast. Je stapt in en als je uitstapt, heb je wel een redelijke verzekering of dekking, maar als je tussendoor uit het vliegtuig stapt, donder je een eind naar beneden en dan heb je een groot probleem. Ik verzoek de minister om een commissie in te stellen die bekijkt of het toekomstmodel van verzekeraars nog past bij de wensen van deze tijd. Daarbij mogen ook de regulering en de fiscaliteit worden betrokken. Hierover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verzekeraars een belangrijke maatschappelijke functie vervullen;

overwegende dat de buffervereisten en het toezicht voor verzekeraars worden aangescherpt;

constaterende dat zowel de omzet als winstgevendheid van verzekeraars onder druk staat door ontwikkelingen op de woningmarkt, veranderende klantvoorkeuren en wijzigingen in het fiscale regime;

verzoekt de regering, op korte termijn een onafhankelijke commissie in te stellen, met als doel te onderzoeken of er belemmeringen zijn in het overheidsbeleid en de regelgeving die de verzekeringssector hinderen in het vervullen van zijn maatschappelijke rol van het spreiden en beheersbaar maken van risico's en het verzorgen van langetermijninvesteringen in de economie;

verzoekt de regering tevens, bij de vaststelling van het mandaat in ieder geval aandacht te schenken aan:

  • -de invloed van nieuwe regelgeving (waaronder Solvency II en de zorgplicht);

  • -de veranderende vraag van consumenten naar flexibelere producten door veranderende voorkeuren, leefomstandigheden en gezinssituaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33750).

De heer Nijboer (PvdA):

Nu het eind van de financiële beschouwingen in zicht komt, staan we ook aan de start van de begrotingsonderhandelingen. Ik hecht eraan, nogmaals de collega's te noemen die vanuit de inhoud hebben gekeken naar de manier waarop wij overeenstemming kunnen bereiken in deze moeilijke tijden, met het oog op werkgelegenheid, vergroening, onderwijs en het ontzien van gezinnen. Er is gekeken naar hoe we tot elkaar kunnen komen voor een goede en degelijke begroting voor het volgende jaar. Met dit brede draagvlak in het parlement hebben we de basis gelegd voor vruchtbare begrotingsbesprekingen. Ik wens het kabinet daarbij alle succes toe.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik begrijp hieruit dat de heer Nijboer graag op inhoud tot elkaar komt. Laat ik nog een poging doen met betrekking tot de chronisch zieken en gehandicapten. Ik heb gisteren gevraagd of er met de PvdA te praten valt over een verzachting van de maatregelen, dan wel of er iets meer tijd genomen kan worden om naar die voorstellen te kijken. De heer Nijboer zei dat hij dat nog niet kon toezeggen. Daar heb ik hoop uit geput dat er misschien overleg in de fractie zou plaatsvinden. Is hierover een gesprek mogelijk?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vind dat hier een goed debat op hoofdlijnen is gevoerd over de regeling voor chronisch zieken. We willen weer een deel fiscaal doen, zodat er inkomenszekerheid wordt geboden. Daarnaast willen we de gemeenten de mogelijkheid bieden om mensen tegemoet te komen die dat echt nodig hebben. Ik vind dat beginsel goed. Hoe dat in detail wordt uitgewerkt, heeft het kabinet gezegd. De heer Weekers is ingegaan op het fiscale aspect daarvan en staatssecretaris Van Rijn zal op de situatie bij gemeenten ingaan. Dat debat met de fractie van het CDA zet ik graag daar voort.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij voeren op dit moment de financiële beschouwingen. Wij hebben van de staatssecretaris gehoord dat hij de fiscale regeling best wil bekijken. Tegelijkertijd weten wij echter ook dat de compensatie van het eigen risico al per 1 januari wordt geschrapt en dat er in dat pakket ook allerlei andere maatregelen zitten. Mijn voorstel is nu juist om met elkaar iets meer tijd te nemen om dat totale pakket in zijn samenhang te bekijken. Dit gaat maar om 100 miljoen; dat moet je in 2014 compenseren. Laten wij dat gat nu met elkaar overbruggen en deze regeling, met toch heftige consequenties voor de doelgroep, iets beter te doordenken.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb al eerder gezegd dat ik in het precieze debat over de voorstellen graag nader tot elkaar wil komen. Daar ben ik graag toe bereid. Een en ander heeft ook altijd te maken met dekkingsvoorstellen. In de eerste termijn deed de heer Van Hijum een dekkingsvoorstel dat mij nog niet direct aansprak: het inzetten van het armoedebudget, waardoor er geen geld meer is voor schuldhulpverlening en voor mensen die lang in de bijstand zitten. Daar moet je het ook met elkaar over eens worden. Een ander debat lijkt mij daarvoor het gepaste moment.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zie een hoop gegoochel met cijfers als het over de koopkracht gaat. Waarmee vergelijken wij nou de notitie van het CPB? Kijken we naar de MEV, of kijken we naar de cijfers die bij het regeerakkoord werden gepresenteerd? Ik heb een heel eenvoudige vraag. Op pagina 6 staan in tabel 4.1 de inkomenseffecten van de begrotingsafspraken 2014. Ik zie daar dat de hoogste inkomens erop vooruitgaan en de andere op nul blijven staan. Dat betekent dat er met dit akkoord voor is gekozen om de koopkracht te repareren van de hoogste inkomens en niet van de laagste inkomens. Kan de heer Nijboer mij vertellen wat dat te maken heeft met eerlijk delen?

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, dat kan ik. De heer Klaver verwijst nu naar een tabelletje over het totale pakket van 2014. Uit de tabel ernaast blijkt dat de laagste inkomens er in totaal 0,75% op vooruitgaan, dat de middeninkomens er ook 0,75% op vooruitgaan en dat de hoogste inkomens er 0,5% op vooruitgaan. Dit is het resultaat van alles, van 6 miljard, maar ook van de 16 miljard van het pakket voor volgend jaar. Ik kan ook verklaren waardoor dat komt. Dat komt bijvoorbeeld door de 1,5 miljard aan lastenverlichting, die voornamelijk bij de laagste inkomens terechtkomt. De heer Klaver verwijst naar de maatregel inzake de marginale druk, het hoge tarief dat wordt betaald door mensen met een hoog inkomen. Dat is teruggedraaid. Dat is natuurlijk terug te zien in die inkomens. In totaal is eigenlijk een heel evenwichtig pakket te zien. Sterker nog, het is licht nivellerend: drie keer drie kwart en een half voor de hoogste inkomens volgend jaar.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat is volgend jaar. Daar sprak ik nou net niet over. Over volgend jaar heeft de heer Nijboer helemaal gelijk. Het gaat echter om al die jaren daarna. Misschien kan de heer Nijboer daar ook op ingaan. Bij de laagste inkomentjes zien wij gewoon overal nullen staan en bij de hoogste inkomens zie je dat zij er veel meer op vooruitgaan. Dat is een keuze die is gemaakt, een politieke keuze. De heer Nijboer kan proberen om weg te lopen en zeggen dat het om een evenwichtige inkomensverdeling gaat en proberen te goochelen met cijfers. Kan hij uitleggen waarom het dan gerechtvaardigd is, of wat het met eerlijk delen te maken heeft, dat er voor de jaren na 2014 voor is gekozen om koopkracht te repareren van de hoogste inkomens en niet van de laagste inkomens? Wat is daar sociaaldemocratisch aan, mijnheer Nijboer?

De heer Nijboer (PvdA):

Dat zijn grote woorden. De heer Klaver kwam zojuist bij mij langs om even te kijken hoe nu zat met die tabellen. Het valt mij vies van hem tegen dat hij nou dit nummertje maakt, want dat doet hij eigenlijk. In totaal, over het gehele kabinetsbeleid, worden de laagste inkomens ontzien en leveren de hoogste inkomens de grootste bijdrage. Het enige effect van dit pakket is dat de hoogste inkomens een iets minder grote grote bijdrage leveren dan initieel was voorzien. Dat is wat de heer Klaver hier ziet. Het totale effect van dit kabinetsbeleid is nog steeds dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, mijnheer Nijboer.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik maak een persoonlijk feit.

De voorzitter:

U mag een persoonlijk feit maken. Dat maken wij voor de Handelingen. Dat is geen debat voeren met elkaar.

De heer Klaver (GroenLinks):

Nee, zeker niet. Ik ging zojuist naar de heer Nijboer toe omdat ik even wilde kijken aan welke cijfers hij refereerde. Die heb ik erbij gepakt. Ik zal nu niet op de inhoud ingaan; dat is niet de bedoeling van een persoonlijk feit. Ik heb die cijfers erbij gepakt om te kijken of hij gelijk had. In mijn optiek was dat niet het geval. Ik probeer hier duidelijk te krijgen wat dit met eerlijk delen te maken heeft. Dat is gewoon politiek bedrijven en dat heeft niks te maken met het maken van een nummertje.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Nijboer (PvdA):

Daar mag ik kennis van nemen, maar ik mag er, meen ik, ook nog iets tegenover zetten. Ik blijf er echt bij dat de inkomensverdeling eerlijk is en dat van de hoogste inkomens het meest wordt gevraagd. Dat kun je zien in het 6 miljardpakket en de wijzigingen in dat pakket, als je die netjes bij elkaar optelt. Dat weet de heer Klaver ook. Persoonlijk feit of niet, ik betreur het dat hij er zo'n nummertje van heeft gemaakt.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Namens de CDA-fractie bedank ik de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden in de eerste termijn. Namens het CDA heb ik gezegd dat het ons, ook in dit debat vandaag, in de eerste plaats gaat om een structurele koerswijziging. Het gaat ons om lagere uitgaven, belastingverlaging en het niet-treffen van maatregelen die werken ontmoedigen. Dit is de nivellering, waar veel over gedebatteerd is. Voor mijn fractie is het echt belangrijk dat we juist nu de basis leggen voor herstel van de economie en de werkgelegenheid en voor gezonde overheidsfinanciën. Die omslag wordt helaas niet gemaakt, niet in de Miljoenennota en ook niet in het Herfstakkoord. Naar het oordeel van mijn fractie bevestigen de analyses van het Centraal Planbureau die we vandaag en gisteren hebben ontvangen, dat beeld.

Ook de goede elementen worden overigens bevestigd, zeg ik er maar meteen bij. Je ziet in de koopkrachtcijfers dat de positie van gezinnen met kinderen wordt versterkt. Dat is zeker een feit. Het beeld dat het gaat om marginale verschuivingen, tussen uitgaven aan de ene kant en lasten aan de andere kant, wordt echter nadrukkelijk bevestigd. Bovendien is er sprake van grote onzekerheden. Ik heb gisteren gezegd dat mijn fractie het op onderdelen niet solide vindt. Er zijn nauwelijks structurele verbeteringen voor de economie en de werkgelegenheid. De claim van 50.000 extra banen wordt in ieder geval niet waargemaakt. Dat moet toch wel een domper zijn.

Wat mijn fractie betreft, is de conclusie gerechtvaardigd dat de coalitie kan doorgaan op het ingeslagen pad, waarmee naar onze mening onvoldoende wordt ingezet op een structurele verbetering. Het is nu wel verzekerd van bredere steun.

Het CDA wil dus structurele lastenverlichting. Een aantal collega's — ik meen de heer Nijboer, de heer Koolmees en de heer Dijkgraaf — is ingegaan op de commissie-Van Dijkhuizen. Iedereen vindt die structurele lastenverlichting belangrijk. Dat is logisch, want die levert in de plannen van de commissie-Van Dijkhuizen 142.000 banen op, structureel. Er wordt wel geshopt in de voorstellen die geld opleveren, maar er wordt niet ingezet op lastenverlichting, die echt broodnodig is. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Miljoenennota 2014 opnieuw een fors aantal maatregelen bevat die de lasten voor burgers en bedrijven verder verzwaren en werken ontmoedigen;

voorts constaterende dat de collectievelastendruk inmiddels opgelopen is naar meer dan 40% en ook de marginale druk verder oploopt;

overwegende dat Nederland sneller en sterker uit de crisis komt als gekozen wordt voor structurele lastenverlichting, het stimuleren van de arbeidsdeelname en het beperken van de overheidsuitgaven;

verzoekt de regering, te komen met een nota van wijziging op het Belastingplan 2014 waarin het inkomensafhankelijk maken van de heffingskorting en het verder inkomensafhankelijk maken van de arbeidskorting worden teruggedraaid, waarin de lasten voor burgers en bedrijven structureel worden verlaagd, en de dekking voor de lastenverlichting te zoeken in onder meer:

(a) een (vrijwillige) nullijn in de zorgsector;

(b) het beleidsmatig koppelen van de uitkeringen, exclusief AOW, aan de ambtenarensalarissen;

(c) het gerichter uitkeren van toeslagen;

(d) het invoeren van eigen bijdragen voor de spoedeisende hulp, het eerste bezoek aan de polikliniek en de huisartsenpost;

(e) het afzien van intensiveringen, zoals scholingssubsidie, subsidies bedrijven en stortingen in het Revolving fund internationale samenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (33750).

De heer Van Hijum (CDA):

Ik ben in mijn bijdrage in het debat met de minister en de staatssecretaris ingegaan op de chronisch zieken en gehandicapten. Op dat punt wil ik ook een motie indienen. Ik hoop oprecht dat we op dat punt tot zaken kunnen komen, zowel met de leden van het kabinet als met fracties in de Tweede Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een besparing inboekt op de regelingen voor inkomensondersteuning voor chronisch zieken en gehandicapten, die oploopt van netto 100 miljoen euro in 2014 tot 750 miljoen euro vanaf 2015;

constaterende dat de regering het voornemen heeft om een fiscale voorziening voor chronisch zieken en gehandicapten te handhaven van 438 miljoen euro, naast een maatwerkvoorziening voor gemeenten van ruim 300 miljoen euro;

overwegende dat inkomensbeleid primair rijksbeleid hoort te zijn, ook als het gaat om kwetsbare groepen in de samenleving, en dat gemeentelijk minimabeleid het sluitstuk is;

verzoekt de regering om:

  • -af te zien van het schrappen van de Compensatie eigen risico (Cer), van de bezuiniging op de AO-tegemoetkoming en van de vorming van een gemeentelijke maatwerkvoorziening per 1 januari 2014, en meer tijd te nemen voor een zorgvuldige invoering van de nieuwe ondersteuningsregeling;

  • -de dekking hiervoor te zoeken in de extra middelen voor armoedebeleid, de koopkrachtenveloppe en de maatwerkvoorziening;

  • -de beschikbare middelen voor de fiscale voorziening voor chronisch zieken en gehandicapten verder te verruimen, ten koste van de gemeentelijke maatwerkvoorziening;

  • -de koopkrachteffecten van de nieuwe regeling in beeld te brengen, de Kamer hierover tijdig te informeren en ongewenste negatieve inkomenseffecten te repareren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33750).

De heer Van Hijum (CDA):

Ik kondig vast aan dat wij nog een aantal amendementen zullen indienen op het terrein van infrastructuur, de verhuurdersheffing en defensie, ten laste van de onderdelen sociale zaken, buitenlandse zaken en fiscale maatregelen uit onze tegenbegroting. Ik vind het wel zo netjes om dit aan te kondigen, omdat het over begrotingen heen gaat. Ik dank de leden van het kabinet voor de toezegging van de hoofdlijnennotitie over de huishoudentoeslag. Dat zal een forse maatregel inhouden. Ook dank ik hen voor het aanbod om een briefing te houden over het belastingvoordeel voor KPN. Tot slot wil ik de leden van het kabinet succes toewensen bij de uitvoering van de Miljoenennota en de bijgestelde plannen in een voor Nederland buitengewoon belangrijk jaar.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording vandaag. Toen ik de heer Van Hijum net een heel uitgebreide motie hoorde voorlezen met een lang verlanglijstje, dacht ik: was zijn partij maar aan de onderhandelingstafel gebleven, dan hadden wij daarover kunnen spreken. Helaas, dat is niet gebeurd. Ja, dat is een uitlokkertje voor de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Koolmees kan voor de motie stemmen.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb de motie alleen maar gehoord, ik heb haar nog niet gelezen. Ik hoorde al dat er een incidentele dekking in zit voor een structurele lastenverlichting. Dat lijkt mij een ingewikkeld punt, vanuit het oogpunt van de begrotingsregels.

Vandaag hebben wij de doorrekening van het CPB ontvangen. Ik heb geconstateerd dat een aantal zure reacties vanavond te noteren is: van de heer Merkies, van de heer Van Dijck en ook een beetje van de heer Van Hijum. Dat begrijp ik niet zo goed. Ik ben trots op de resultaten. De werkgelegenheid stijgt nu al met 0,6%. Daar zijn nog niet eens maatregelen in opgenomen zoals het werken na je 65ste, de onderwijsmaatregelen en het meer uren werken. Uit al die maatregelen, die nog moeten worden uitgewerkt, spreekt echt wel ambitie. Ik ga ervan uit dat het kabinet verdergaat met het uitwerken van die ambitie om inderdaad die 50.000 banen te regelen. Daarnaast zijn er positieve cijfers over de koopkracht: iedereen komt in de plus, de consumptie zal stijgen, de bedrijfsinvesteringen zullen stijgen. Ik vind het eigenlijk een heel goed plaatje. Dat is nog een uitlokkertje voor de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

Het is leuk geprobeerd. De heer Pechtold zei bij de presentatie van het Herfstakkoord: door de maatregelen ontstaan er ruim 50.000 extra banen, veel meer dan in het oorspronkelijke sociaal akkoord of regeerakkoord; zo blijkt dat hervormen loont. Dit was een citaat; ik had het er even bij gezocht. Kortom, de suggestie is toch echt gewekt — ik hoop dat de heer Koolmees dat ook erkent — dat er dankzij het Herfstakkoord 50.000 banen bij komen. Uit de doorrekening van het pakket blijkt echter buitengewoon duidelijk dat het oude niveau van het regeerakkoord, namelijk die 48.000 banen, weer bijna wordt gehaald, maar dat dit niet komt door het Herfstakkoord, maar door de maatregelen betreffende de zorgpremie en een aantal andere maatregelen die helemaal niet in het Herfstakkoord zijn afgesproken. Wat is nu eigenlijk de winst voor D66?

De heer Koolmees (D66):

Het is een eerste stap. We hebben de negatieve effecten op de werkgelegenheid door het sociaal akkoord weten te compenseren. Dat is al een pluspunt. Nogmaals, alle nieuwe hervormingen — het doorwerken na 65 jaar, de maatregelen in het onderwijs, het meer uren werken — moeten nog worden uitgewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat daar een flinke plus uit voortvloeit. Dat is alleen maar goed voor ons allemaal. Ik ben ervan overtuigd dat we daarmee nog hoger uitkomen dan de ambitie die in de brief is opgenomen. Maar het moet nog wel gebeuren. Ik hoop eigenlijk dat het CDA meedenkt over het uitwerken van die hervormingen. Dan zorg je echt voor een plus voor de werkgelegenheid in plaats van een beetje zuur te doen over de bereikte resultaten.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik snap dat de heer Koolmees graag zou zien dat ik zuur reageer. Ik kan hem verzekeren dat ik dit niet doe. Ik vind dat we nu even op inhoud en feiten met elkaar moeten discussiëren. Het is zijn inzet geweest, net als die van ons, om de maatregelen zo te nemen dat de werkgelegenheid er structureel beter van wordt, de economie ervan groeit en we uiteindelijk met elkaar beter af zijn en sneller uit de crisis komen. Dat heb ik de heer Koolmees en D66 steeds horen zeggen. Maar het zit gewoon niet in de maatregelen. Het zit er gewoon niet in. Die structurele lastenverlichting is er niet. De heer Koolmees bepleit een echte hervorming. Sorry, die zit er ook niet in en het Centraal Planbureau legt dat niet bloot. Kortom, of de heer Koolmees zegt nu: het is niet genoeg, er zullen nieuwe maatregelen moeten komen om onze ambitie van 0,8% te halen. Of de heer Koolmees heeft misschien toch iets te enthousiast over de resultaten gecommuniceerd.

De heer Koolmees (D66):

Ik wil het even over de inhoud en de feiten hebben. Het startpunt voor aanvang van dit Herfstoverleg was 0,3% werkgelegenheidsgroei. Dat was de stand na het sociaal akkoord. Nu zien we dat het op dit moment al 0,6% is. Daarnaast is een aantal hervormingen opgenomen in de herfstafspraken. Dat is het doorwerken na het behalen van de 65-jarige leeftijd, dat zijn de onderwijsmaatregelen maar dat zijn ook de maatregelen over het werken van meer uren, die nog moeten worden uitgewerkt. Daar zit een grote ambitie in, waarmee we naar mijn overtuiging die 0,8% gemakkelijk gaan halen. Ik hoop zelfs dat we nog veel hoger zullen uitkomen. Dat zijn de inhoud en de feiten. Meer kan ik er niet van maken.

De heer Merkies (SP):

De heer Koolmees doet steeds meer aan creatief boekhouden. Hij deed dat niet alleen al eerder vandaag toen het ging over de begroting zelf, over de zaken die we volgend jaar nog moeten uitzoeken en die we maar alvast inboeken, maar hij doet dat ook als het gaat over de onderuitputting die we maar alvast besteden. Nu doet de heer Koolmees hetzelfde met de banen. Hij zegt dat er nog maatregelen zullen worden genomen om die banen te creëren. Ik wil hem de vraag nog een keer feitelijk stellen. Die 50.000 banen die erbij zouden komen, dat klopt toch gewoon niet?

De heer Koolmees (D66):

Ik zal mijn antwoord nog een keer geven. In het regeerakkoord was een ambitie opgenomen van 0,7% werkgelegenheidsgroei. Dat waren bijna 50.000 banen. Na de motie-Zijlstra/Samsom is dat 0,6% geworden en na de doorrekening van het sociaal akkoord is er 0,3% — dat zijn ruim 20.000 banen — overgebleven. Onze ambitie was om weer terug te keren naar de ambitie van het regeerakkoord, en het liefst nog naar een hoger percentage, om te laten zien dat je door hervormingen, door het nemen van maatregelen, op de langere termijn werkgelegenheid kunt creëren. Dat is in tegenstelling tot bijvoorbeeld de SP, die inderdaad 225.000 banen vernietigt in haar verkiezingsprogramma.

De eerste doorrekening na drie dagen laat zien dat het gaat om 0,6%. Dat is inderdaad nog geen 0,8%. Ik zeg echter tegelijkertijd dat drie belangrijke hervormingen uit het afsprakenlijstje nog niet uitgewerkt zijn. Die kan het Centraal Planbureau dus ook nog niet meerekenen. Dat neem ik het CPB ook helemaal niet kwalijk. Die staan echter wel in het afsprakenlijstje, in bijlage 2 bij de brief inzake het Herfstakkoord. Dat zijn maatregelen die naar mijn stellige overtuiging een positief effect hebben op de structurele werkgelegenheid. Ik noem het langer doorwerken na 65 jaar, de onderwijsmaatregelen en het meer uren werken. Dat zijn allemaal maatregelen die ervoor kunnen zorgen dat ons arbeidsaanbod, en daarmee ook de werkgelegenheid, op lange termijn een flinke impuls krijgt.

Dit zijn de feiten. Dit is de analyse. Ik kan het niet mooier maken dan het is. De heer Merkies kan elke keer vragen stellen over die 50.000 banen en ik antwoord netjes aan de hand van de feiten.

De heer Merkies (SP):

Dat was een heel lang antwoord.

De heer Koolmees (D66):

Dat klopt.

De heer Merkies (SP):

De heer Koolmees had over die 50.000 banen ook gewoon kunnen zeggen "ja, het klopt" of "nee, het klopt niet". Ik vraag me af waarom hij zo'n lang antwoord moet geven. Het CPB zegt in de doorrekening die vandaag is gestuurd, dat we eigenlijk gewoon nog op het niveau van het regeerakkoord zitten. Dus zelfs daar is niets bij gekomen. Dan heb ik nog niet eens over de banen die de komende jaren zouden moeten worden gecreëerd. De heer Koolmees zegt niets over de komende jaren. In de komende jaren is de groei van de werkgelegenheid op basis van dit pakket nul.

De heer Koolmees (D66):

De heer Merkies wil niet luisteren naar mijn antwoord. Dat respecteer ik, dat vind ik prima. Tegelijkertijd is de heer Merkies met de SP nooit te beroerd om weg te lopen voor verantwoordelijkheden en vindt hij altijd een argument om tegen iets te zijn, terwijl hij ook zou kunnen meedenken met maatregelen die ervoor zouden kunnen zorgen dat de werkgelegenheid gestimuleerd wordt, ook op de langere termijn. Nogmaals, de SP vernietigt banen in het verkiezingsprogramma. Ik vind dat geen sterke zet.

Ik ga verder. Gisteren heb ik het gehad over de terugblik op het proces. De minister heeft vanochtend letterlijk aangegeven: "Ik hoop dat het proces volgend jaar beter gaat, maar ik durf niets te beloven". Eerlijk gezegd vind ik dat nog wat magertjes. De minister is het daarmee eens, want hij lacht. Een goed begrotingsproces zorgt voor rust, duidelijkheid en stabiliteit. Dat is de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Laten wij zorgen dat wij hier geen Amerikaanse begrotingstoestanden krijgen en dat inderdaad op tijd wordt begonnen met de voorbereiding van de begroting. Ik ga niet herhalen wat de minister hierop net heeft gezegd.

Het is heel goed dat het Centraal Planbureau volgend jaar in de zomer een update maakt van de houdbaarheidssommen. Bij het begin van het regeerakkoord was er een houdbaarheidsoverschot. Dat zou betekenen dat op langere termijn de overheidsfinanciën gezond zouden zijn. Door alle ontwikkelingen van de afgelopen jaren zie ik dat somberder in. Ik ben zeer benieuwd naar de nieuwe stand van zaken. Het is goed om daarbij de vinger aan de pols te houden.

De kadersystematiek is een andere hobby van mij. Dank voor de toezegging van de minister dat als de stijging van de werkloosheidsuitgaven inderdaad meevalt — laten wij met zijn allen hopen dat dat ook gebeurt — het geld terugvalt naar de algemene middelen. Kan de minister dat volgend jaar in de Miljoenennota inzichtelijk maken en bij een WW-meevaller het SZA-kader daarvoor verlagen? Dat is transparant en disciplinerend. Ik hoop op een toezegging van deze minister.

Ik wil een groot compliment maken aan mijn fractie voor de inzet van de minister als het gaat om het realiseren van de bankenunie. Mijn fractie is een groot voorstander van de ingeslagen weg. Een belangrijk punt is dat het tempo erin moet blijven. Zoals gisteren gememoreerd, zijn wij al sinds 2009 bezig met gezamenlijk toezicht. Mijn fractie zal deze minister blijven aansporen om inderdaad zo snel mogelijk die bankenunie te realiseren. Dat is belangrijk voor de stabiliteit in het eurogebied, om te voorkomen dat wij weer in een crisis terechtkomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben toch nieuwsgierig, want D66 heeft aardig zijn nek uitgestoken om met dit kabinet in zee te gaan als gedoogpartner.

De heer Koolmees (D66):

Als meest geliefde oppositiepartij!

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik hoorde namelijk de heer Pechtold zeggen: we doen dit voor banen, groei en het wegwerken van het tekort. Op al die punten zie ik voor 2014 een nul. De economie groeit niet door dit pakket, er komen geen banen bij door dit pakket en het tekort verandert niet door dit pakket. U hebt uw nek uitgestoken. U had een ambitie. Maar is dit nu het pakket dat Nederland uit de crisis moet helpen?

De heer Koolmees (D66):

Een pakket dat Nederland uit de crisis helpt, is niet te maken. Dat kan ik voorspellen. Ik denk dat het heel verstandig is dat de overheidsfinanciën op orde worden gebracht en dat wij ook vooral kijken naar de structurele economische groei, naar de ontwikkelingen op de lange termijn, want er komen nog genoeg uitdagingen aan. De vergrijzing, de betaalbaarheid van de gezondheidszorg en de betaalbaarheid van onze AOW zijn de langetermijnuitdagingen. Tegelijkertijd zitten wij nu in een wereldwijde economische en financiële crisis waaraan Nederland niet kan ontkomen, zeker niet als kleine, open economie. De heer Van Dijck kan het uitleggen zoals hij doet, dat het geen effect heeft. Hij kan ook andersom redeneren als hij ziet dat een miljard extra meer of minder bezuinigen ook geen effect heeft op de economie. Dat is dan ook een uitleg van dezelfde cijfers van het Centraal Planbureau. Dat komt doordat wij afhankelijk zijn van ontwikkelingen in de wereld. Gelukkig trekt de export weer aan. Gelukkig trekt de wereldeconomie weer aan. Hopelijk gaat de werkgelegenheid volgend jaar weer stijgen. Maar de heer Van Dijck moet niet doen alsof de Nederlandse regering banen kan creëren. Die illusie moet hij ook niet wekken. Wat je wel kunt doen, is goed beleid voeren, waardoor je op de langere termijn een gezonde economie hebt en klaar bent voor de nieuwe uitdaging.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Koolmees verschuilt zich weer achter de wereldeconomie, maar ook het kabinet kan wel degelijk beleidsmaatregelen nemen die de consumptie stimuleren, de koopkracht bevorderen en ervoor zorgen dat de mensen niet in Duitsland hun boodschappen doen en tanken, maar dat de Duitsers naar Nederland komen om te tanken en boodschappen te doen. Dat zijn allemaal impulsen die het kabinet kan geven om de economie te stimuleren. Volgens mij heeft de heer Koolmees een telefoontje gekregen van Olli Rehn, die heeft gezegd dat D66 het kabinet aan die 6 miljard helpt. Die 6 miljard, dat moet ik toegeven, zijn gehaald.

De heer Koolmees (D66):

De heer Van Dijck zegt dat stimulering van de consumptie belangrijk is, maar daar hebben wij juist voor gezorgd in dit pakket. Volgend jaar is er een lastenverlichting van 1,8 miljard. Juist over de cijfers over de consumptie is het CPB heel positief. De consumptie wordt gestimuleerd. De koopkracht zit over de brede linie in de plus. Ondanks alle stimulering van de consumptie zien wij de economie echter niet harder groeien. Dat verbaast mij niets, omdat wij nu eenmaal afhankelijk zijn van de wereldeconomie. Tegelijkertijd zit Nederland in een bijzondere positie door de situatie op de woningmarkt en de pensioenproblemen. De heer Van Dijck zegt daarover: eigen schuld. Dat klopt, die problemen hadden wij veel eerder moeten aanpakken. Hetzelfde geldt voor de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg en de sociale zekerheid. Als wij nu niet beginnen met het aanpakken van de problemen die wij op die terreinen ons af zien komen, zitten wij over tien jaar weer in hetzelfde schuitje en zitten wij elkaar opnieuw vliegen af te vangen. Dat lijkt mij niet verstandig.

Ik ben blij dat de minister aangeeft dat hij het liefst zo spoedig mogelijk afstand doet van de Alt-A-portefeuille van de ING. Ik ben zeer benieuwd naar het resultaat. De minister heeft aangegeven dat hij eind oktober, dat is al volgende week, antwoord zal geven. Ik wacht dat rustig af.

Tot slot een opmerking over de fiscale agenda. Het is goed dat de staatssecretaris ruimte laat voor de versnelde invoering van onderdelen van de aanbevelingen van de commissie-Van Dijkhuizen. Wij zien daar veel perspectief in. Ook de heer Van Hijum zei dit zo-even. Op de lange termijn zullen er 140.000 banen bij komen door het belastingstelsel efficiënter, slimmer en robuuster vorm te geven. Ik ben zeer benieuwd naar zijn voorstel.

De heer Merkies (SP):

De woningmarkt wordt vaak als excuus aangevoerd. Men zegt dan dat een bepaalde ontwikkeling aan de woningmarkt ligt en dus niet aan het beleid. Ik ben benieuwd of de heer Koolmees het artikel van Mars Cramer in ESB heeft gelezen. Ik zie de minister nu geïnteresseerd opkijken. Mars Cramer heeft een vergelijking gemaakt tussen het consumptiegedrag van huurders en mensen met een koophuis en zag daar eigenlijk geen verschil tussen. Hij heeft geconstateerd dat door de stijging van de huizenprijzen de consumptie van huiseigenaren niet meer omhoog ging dan die van huurders.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb het artikel niet gelezen, dus ik kan er niet op reageren. Wel denk ik te weten, ook uit analyses van het Centraal Planbureau in de afgelopen jaren, bijvoorbeeld in het CEP en de MEV, dat het consumptie-effect dat voortvloeide uit de stijging van de huizenprijzen eveneens heeft geleid tot een hogere inkomensontwikkeling, ook voor huurders. Dat heeft een effect gehad op de consumptie. Doordat de huizenprijzen bleven stijgen, waardoor de mensen steeds meer gingen betalen voor hun huis, maar ook dachten dat het meer waard werd, werd er meer geconsumeerd, waardoor de economie harder ging draaien. Daar profiteerde iedereen van. Alleen is die economische groei gebaseerd op lucht. Dat blijkt nu. De huizenprijzen zijn in de afgelopen vijf jaar met 20% gedaald.

De heer Merkies (SP):

In een van de stukken van het CPB staat dat dit voor 0,15% heeft bijgedragen aan de stijging van de consumptie. De woningmarkt heeft dus heel weinig bijgedragen aan die stijging. Daarom kan dit argument niet steeds als excuus gebruikt worden. Ik hoorde dit tot nu toe alleen van de regering, maar nu zit de heer Koolmees met een half been in de regering en gaat hij dat excuus eveneens gebruiken. Ik denk dat het ligt aan het feit dat wij de koopkracht de nek hebben omgedraaid.

De heer Koolmees (D66):

D66 pleit al sinds 2006 voor het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. Dat deed ze volgens mij dus eerder dan de partijen die nu in de coalitie zitten. Wij zagen dat er een flinke zeepbel werd gecreëerd met schulden. Wij zijn een van de eerste partijen geweest die dit punt in het verkiezingsprogramma hebben opgenomen, dus wij zijn op dit punt hartstikke consistent. Consumenten zijn door de gebeurtenissen in de afgelopen jaren onzeker geworden, zeker jongere gezinnen. Zij worden geconfronteerd met een daling van de huizenprijzen. Dit leidt ertoe dat hun hypotheek hoger is dan de waarde van hun huis, waardoor zij onder water staan, blijven zitten waar zij zitten en bovendien heel terughoudend worden in hun consumptie. Ik denk dat dit een heel goede verklaring is voor de achterblijvende ontwikkeling van bijvoorbeeld het consumentenvertrouwen in Nederland. Dat is uit verschillende analyses gebleken. Ik vind het leuk geprobeerd van de heer Merkies, maar volgens mij is D66 op dit punt juist ontzettend consistent.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Het zijn financiële beschouwingen in drie bedrijven, zo hoorde ik, maar eigenlijk zijn het vier bedrijven, want onze fractievoorzitters mochten gisterochtend aftrappen. Volgens mij is het niet vaak gebeurd dat wij in zo veel delen een begroting behandelen, terwijl wij twee weken daarvoor al de algemene politieke beschouwingen hadden gehad. Ik zei dan ook dat wij gelukkig nu eindelijk het debat kunnen aanvangen. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording in hun termijn. Ook dank ik voor de debatten die wij met de collega's hebben gevoerd.

Wij hebben vandaag ook de CPB-doorrekening gehad. Wij stellen vast dat de doelen die wij ons hadden gesteld, namelijk lagere lasten op arbeid en een koopkrachtverbetering voor de gezinnen, zijn gehaald. De CPB-doorrekening toont dat aan en daarmee zijn wij bevestigd in onze keuze om mee te doen met het begrotingspakket. Wij ontkennen natuurlijk niet dat er nog steeds pijn blijft. 2014 zal geen gemakkelijk jaar worden. Dan heb je twee keuzes. Je kunt zeggen: wij blijven aan de zijlijn staan en kijken hoe het allemaal misgaat. Je kunt ook kijken hoe je met elkaar de handen ineen kunt slaan om het tij nog enigszins ten goede te keren. Ik constateer ook na deze financiële beschouwingen dat er gelukkig partijen zijn die niet aan het begrotingspakket hebben meegedaan, maar wel hebben aangegeven de punten die zij goed vinden in het pakket te zullen steunen. Ik denk en hoop dat dit de houding is die ons volgend jaar verder brengt. Dat is niet zozeer belangrijk voor deze Kamer, maar vooral voor de mensen in het land die op zoek zijn naar een baan en die bang waren voor de aantasting voor hun koopkracht. Voor hen hebben wij het uiteindelijk gedaan.

Ik wil nog twee punten aan de orde stellen. Ten eerste dank ik de staatssecretaris hartelijk voor het feit dat hij een bredere discussie wil gaan voeren over het beklemd vermogen en dat hij ook wil kijken naar het punt van de pensioenen van ondernemers. Kunnen wij daarin nu een stap verder zetten? Het zal nog een boeiende discussie worden, maar ik ga die graag aan met de staatssecretaris.

Ik heb een discussie gehad met de minister over de bankenunie. Wij hebben daarover uitgebreid gesproken. Wij blijven met elkaar van mening verschillen over de vraag wat de rol van het ESM zou moeten zijn ten aanzien van het resolutiefonds. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) is opgericht om lidstaten in de eurozone met ernstige financieringsproblemen noodsteun te verlenen;

overwegende dat het Europees resolutiefonds straks mogelijk geld kan lenen via het ESM ten behoeve van tijdelijke overbruggingsfinanciering voor de afwikkeling van banken;

overwegende dat hierdoor de prikkel voor de bankensector om te zoeken naar alternatieve private financiering voor het resolutiefonds wordt weggenomen, waardoor de impliciete staatsgaranties via het ESM aan banken kunnen stijgen;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met de inzet van ESM-middelen ten behoeve van:

  • -herkapitalisatie van banken in de aanloopfase naar ECB-toezicht;

  • -een publieke achtervang in de opbouwfase van het Europees resolutiefonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (33750).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Rest mij om de bewindslieden veel wijsheid toe te wensen in het komende jaar, ook bij de uitvoering van alle plannen en bij het realiseren van allerlei doelen die wij hier vandaag met elkaar besproken hebben. Ik heb daar vertrouwen in.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Het waren bijzondere nabeschouwingen. Op sommige momenten mis je iemand als Johan Derksen om af en toe nog een beetje extra dynamiek in zo'n debat te brengen, maar ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden in eerste termijn. Ik dank de collega's voor het gevoerde debat.

Ik heb nog twee korte punten die ik wil maken en een motie die ik wil indienen. Ik begin met het eerlijk delen. We hebben het er vaker over gehad. Voor mijn fractie is wat er nu gebeurt met dit akkoord, niet voldoende. Ik had zojuist een debatje met collega Nijboer, die zei: als ik kijk naar 2014, dan zie ik dat we het eigenlijk nog heel goed doen voor alle inkomensgroepen, en als ik kijk naar het totaalpakket, dan gaat het ook heel erg goed. Waar ik op inzoomde, was wat dat pakket van 6 miljard uiteindelijk doet aan koopkrachtverbetering. Daar zie ik dat het pakket zich vooral richt op de hogere inkomens en dat vind ik een gemiste kans. Ik kijk dus niet naar het geheel, ik kijk naar wat dit pakket doet. Het geld dat je daarvoor uitgeeft, had je ook kunnen uitgeven aan de lagere inkomens. Dat had mij in deze tijden, waarin zwaar bezuinigd moet worden en waarin iedereen in crisis zit, persoonlijk rechtvaardiger geleken.

Dan de vergroening. Ik ben blij dat er in dit pakket stappen worden gezet voor vergroening. Vergroening gaat er niet alleen over dat we milieuvervuiling belasten. Het gaat er ook over dat je inzet op innovatie en dat je daar milieuwinst mee boekt. Ik zou graag willen weten wat die milieuwinst is. Ik ben daar in mijn eerste termijn al op ingegaan en de minister zei in zijn antwoord dat hij geen CPB- en geen planbureau-manie wilde en dat we daar toch een rem op moesten zetten. Als we nu echter doorrekeningen hebben van de ex-ante-effecten en van de koopkracht, zou het ook goed zijn als we inzicht kregen in wat de milieueffecten zijn van de begrotingsafspraken die zijn gemaakt. De begrotingsdiscipline is belangrijk, maar ook milieuwinst is belangrijk. Die zou dan ook inzichtelijk moeten zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de in de begrotingsafspraken 2014 overeengekomen fiscale vergroening mede tot doel heeft, milieuwinst te realiseren;

overwegende dat de effecten van de begrotingsafspraken 2014 op het EMU-saldo, de werkgelegenheid en de koopkracht reeds zijn berekend;

verzoekt de regering, ook de milieuwinst van de begrotingsafspraken 2014 in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (33750).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik moet eerlijk zeggen dat ik enigszins teleurgesteld ben, en dat zit hem in het feit dat ik een paar weken geleden dacht dat dit een spetterend debat zou worden. Ik moet constateren dat het niet zo is. Dat is echter wel een goede zaak, want wij hebben nu zekerheid en duidelijkheid dat er een goede samenwerking kan zijn tussen het kabinet en de coalitie en het parlement als geheel. Dat is winst. Het is winst voor Nederland, het geeft zekerheid en het geeft duidelijkheid.

Aangezien mijn vragen allemaal zeer naar tevredenheid zijn beantwoord, waarvoor ik de bewindslieden dank, en aangezien mijn spreektijd behoorlijk beperkt is bij alle begrotingen, zou ik het graag hierbij laten.

De voorzitter:

Dank u wel, maar u krijgt nog wel een vraag. Hebt u toch weer geluk.

De heer Dijkgraaf (SGP):

En het kost geen tijd!

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het is niet afgesproken, maar ik sla aan op de teleurstelling van de heer Dijkgraaf. Ik kan mij voorstellen dat hij teleurgesteld is over deze CPB-cijfers, die toch aanzienlijk afwijken van het plaatje wat we gisteren kregen van Financiën. Daar stonden allemaal dikke plussen in, ook voor de iets langere termijn, 2014-2017. Nu staat het allemaal op nul. Bent u teleurgesteld — eerlijk zeggen! — over deze uitkomst?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Absoluut niet. Als je kijkt naar de koopkracht volgend jaar, zie je allemaal plussen. Als de heer Van Dijck ergens voor heeft gepleit, is het investeren in koopkracht. Dat hebben we gedaan. Als je kijkt naar de structurele werkgelegenheid, zie je een geweldige plus. Dat heeft de PVV nooit voor elkaar gekregen. Daar stond het slechtste cijfer van allemaal voor de structurele werkgelegenheid. Wij hebben in deze tijd een plan kunnen presenteren dat én goed is voor de koopkracht én goed is voor de structurele werkgelegenheid én ervoor zorgt dat gezinnen beter af zijn. Mijnheer Van Dijck, ik ben niet teleurgesteld.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik denk dat de mensen thuis iets meer belang hebben bij werk morgen en werk volgend jaar dan bij misschien 50.000 banen erbij in 2040. Dan bent u zelf over de 90 jaar, mijnheer Dijkgraaf. Waar hebben wij het over? Wij hebben het over werkgelegenheid in 2014 en daar staat gewoon een nul. Wij hebben het over economische groei, die Nederland nu nodig heeft, en daar staat gewoon een nul. En inderdaad staat er een klein plusje voor gezinnen, maar dat is eigenlijk iets minder bezuinigen dan men aanvankelijk van plan was. Ik zei gisteren al bij interruptie dat er nog steeds bijna 0,5 miljard op de kindregelingen wordt bezuinigd. Hebt u zich niet gewoon blij laten maken met een dooie mus, mijnheer Dijkgraaf? U hebt uw nek uitgestoken en u laat het kabinet zitten. De vreselijke afbraak van Nederland gaat door. U bent daar nu medeverantwoordelijk voor en u wordt blij gemaakt met plus een kwartje en een nul op groei. Ik kan mij voorstellen dat u nog steeds in die feestvreugde verkeert over het feit dat er een akkoord is. Wij spreken elkaar nog over een paar maanden.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is toch wel tekenend van de PVV dat zij zelfs bij zoiets simpels als het berekenen van de leeftijd van een Kamerlid er twintig jaar naast zit. Twintig jaar, dat is toch wat. Dat tekenend omdat ik dat ook in de begroting van de PVV terugzie. Als je ziet dat de PVV niet eens de moeite heeft genomen om een tegenbegroting in te dienen en als je ziet dat de PVV bij het eerste beste debat al na vijf minuten een motie van wantrouwen indient, ben ik blij met de SGP, met de ChristenUnie, met D66, met de PvdA en met de VVD die met zijn vijven zeggen: wij gaan voor een beter Nederland, wij geven Nederland zekerheid en wij laten zien waar Nederland aan toe is. Wat de PVV wil, is weer anderhalf jaar onzekerheid. Eén ding garandeer ik u, mijnheer Van Dijck: dan gebeurt er niets, dan stijgt de werkloosheid, dan raken mensen hun baan kwijt en dan is er chaos in dit land. Daar tekenen wij niet voor.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. 50PLUS wil allereerst ingaan op de CPB-cijfers die wij vanmiddag hebben ontvangen. Vervolgens zal ik nog een paar opmerkingen maken naar aanleiding van de beantwoording van de bewindslieden in eerste termijn.

Hoe staan wij er nu voor na het begrotingsakkoord en de doorrekening ervan door het CPB die wij vanmiddag ontvingen? Wat het meest opvalt is het uiterst geringe positieve effect voor de economie en de werkgelegenheid. Er lijkt vooral sprake te zijn van schuifwerk, waardoor positieve macro-effecten beperkt zijn. Voor de consumptieve bestedingen wordt een klein plusje voor 2014 verwacht ten opzichte van de Miljoenennota, maar dan gaat de consumptie nog met 0,75% achteruit. Daarna is het effect van het akkoord nul. Overheidsbestedingen blijven onveranderd en investeringen vallen ietsjes hoger uit, maar alleen in 2014. Het beeld ziet er qua koopkracht vooral in 2014 iets minder slecht uit, namelijk +0,25 mediaan voor alle huishoudens samen. Daarna vallen wij terug in het reeds bekende slechtere koopkrachtbeeld.

Voor de gepensioneerden — die zijn in de CPB-cijfers als één grote verzamelgroep genomen — zien wij alles bij elkaar dat de helft van hen er volgend jaar minder dan 0,75% op achteruit gaat en de andere helft gaat er meer dan 0,75% op vooruit. Dat is een rare schijnvertoning, want wij hebben het hier over de mediane koopkracht. Mediaan betekent dat het gaat om de helft aan de ene kant en de helft aan de andere kant. Daarbij dekken we de verschillen tussen de groepen uiteindelijk allemaal af onder de mantel van een soort gemiddelde. Het lijkt daardoor allemaal niet zo erg, maar het mediane dat erachter zit, maakt het erg versluierend.

Uit de cijfers van het Nibud blijkt echter dat er ook in 2014 nog steeds gepensioneerden zijn die geconfronteerd worden met een koopkrachtdaling van meer dan 5%. Daarbij is het eenmalige positieve koopkrachteffect van het begrotingstekort voor 2014 al meegerekend. In de jaren daarna blijven de inkomenseffecten, ook na het begrotingsakkoord, even slecht voor gepensioneerden als ze al waren, en dus flink slechter dan voor alle andere groepen. Gepensioneerden worden dus onrechtvaardig behandeld. Het is volgens 50PLUS niet te rechtvaardigen dat één groep zo veel koopkrachtverlies ondervindt.

De stapelingsmonitor is inmiddels beschikbaar. Daarin worden ook de andere effecten meegenomen, bijvoorbeeld van wonen en van zorg. Het gaat er nu om dat het kabinet ook met deze andere effecten iets gaat doen. De effecten van alle maatregelen op de diverse beleidsterreinen tezamen moeten bij elkaar worden opgeteld en daarna moet worden bekeken hoe we koopkrachtreparatie kunnen realiseren voor groepen die onevenredig worden getroffen. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met name AOW-gerechtigden, in het bijzonder de mensen met een klein aanvullend pensioen tot €10.000, onevenredig aan koopkracht verliezen;

overwegende dat deze groep door stapeling van maatregelen op de gebieden zoals zorg, wonen en belastingen, grote nadelen in hun inkomenspositie ondervinden;

overwegende dat het om een kwetsbare groep gaat die geen mogelijkheid meer heeft om hun inkomenspositie op de arbeidsmarkt te verbeteren;

verzoekt de regering, aan de hand van de stapelingsmonitor en het Nibud-koopkrachtonderzoek maatregelen te treffen om onevenredig koopkrachtverlies voor AOW-gerechtigden tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (33750).

De heer Klein (50PLUS):

Ik hoop met deze motie duidelijk meer zicht te geven op de mogelijkheden voor de gepensioneerden dan met de wat beperkte, brave motie die de heer Van Dijck zojuist indiende.

Ik keer terug naar de eerste termijn. Ik dank de bewindslieden voor de uitvoerige beantwoording van onze vragen. Veel is verduidelijkt.

Nee, wij denken niet gemakkelijk over de staatsschuld, zeg ik in reactie op opmerkingen van de minister. Wij zeggen niet dat de staatsschuld best hoger zou kunnen zijn. Daarbij moet je kijken naar de relatie tussen de staatsschuld en de rentelasten en de schuldenpositie in het verleden. Een degelijk financieel beleid is natuurlijk nodig. Maar dat beleid is nu naar onze smaak te krampachtig. Alles op z'n tijd. Door een fixatie op het staatshuishoudboekje op de korte termijn komen we niet voldoende tot het nemen van maatregelen die structureel nodig zijn. Dat zien we eigenlijk ook terug in de effecten van het begrotingstekort. De intenties zijn goed, maar de uitvoering niet. De mensen willen dat lasten niet vooral worden verschoven, maar dat ze worden verlicht, en wel structureel.

Ook het uitvoerige antwoord van de minister over de regelingen voor de chronisch zieken heeft mijn fractie niet gerustgesteld. Wij vragen de minister om goed te kijken naar de stapeling van koopkrachteffecten voor individuele groepen, iets wat we zojuist in de motie ook hebben gedaan. Door alleen de gemiddelde koopkrachteffecten te bezien, doen we de mensen geen recht die er soms 4% of 6% of zelfs meer op achteruitgaan. Mijn fractie vindt dat onacceptabel. We verwachten de toezegging van de minister dat hij niet voorbij zal gaan aan het effect van deze stapeling, en dat we derhalve zo veel mogelijk moeten corrigeren.

De minister heeft ook een grondig college gehouden over de staatssteungaranties en over maatregelen die worden genomen om de risico's van de garanties te beperken en beheersbaar te houden. Dit neemt niet weg dat de Algemene Rekenkamer hierover wel min of meer de noodklok heeft geluid. De Rekenkamer waarschuwt voor het risico dat de Staat loopt. Onze eenvoudige maar fundamentele vraag is of het risico dat de Staat loopt door de omvang van de huidige garantstellingen, nog wel aanvaardbaar is. In aansluiting daarop willen wij weten of landen als Duitsland, België en Frankrijk voor een vergelijkbaar percentage van het bbp garant staan voor Europese steunmaatregelen. Dat percentage is in Nederland op dit moment 35% van het bbp. Wij vragen de minister om een integrale rapportage op dit vlak, inclusief een internationale vergelijking. Met zorg kijken wij naar de diverse gedachten over de aanpak van pensioenvoorzieningen voor ondernemers, de zogenaamde beklemde vermogens. Dit mag nooit kortetermijnpolitiek worden. Gauw ergens geld vrijmaken leidt later tot een pensioenaantasting van de betrokkenen.

50PLUS mist ook een samenhangende visie van het kabinet op de vraag hoe de totale collectieve maatschappelijke schuld verder moet worden teruggedrongen. Slechts 17% daarvan is overheidsschuld. Andere vormen van schuld dienen ons aller aandacht. Schulden van particulieren, bedrijven en vooral ook van banken moeten evenwichtiger worden. Dat is bijvoorbeeld ook van belang voor de kredietverleningspositie van het mkb. Balansen moeten met voorrang gezond gemaakt worden. Goed financieel-economisch beleid moet dat mogelijk maken.

De uitspraken van de staatssecretaris over het zo snel mogelijk robuust maken van het belastingstelsel steunen wij graag. Lagere lasten zijn cruciaal voor het herstel van de werkgelegenheid. De frictiekosten moeten daarbij worden ingecalculeerd. Wij verwachten een specifieke, concrete inzet van het kabinet hierop.

Ter afsluiting dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onevenredige lastenveranderingen voor de burger als gevolg van fiscale systeemwijzigingen, zo veel mogelijk opgevangen moeten worden, zodat een fiscale systeemwijziging geen onevenredige "winnaars" of "verliezers" kent;

verzoekt de regering, bij fiscale systeemwijzigingen te voorzien in een gericht frictiebudget, om onevenredige lastenveranderingen als gevolg van systeemwijzigingen op te vangen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33750).

De voorzitter:

Hiermee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De regering heeft verzocht om een schorsing van tien minuten ter voorbereiding van de reactie op de ingediende moties.

De vergadering wordt van 21.42 uur tot 21.54 uur geschorst.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn en ik dank die Kamerleden die het kabinet, en deze minister in het bijzonder, succes hebben gewenst met het uitwerken en uitvoeren van alle voornemens uit de Miljoenennota. Wij gaan er onze schouders onder zetten.

Ik heb met interesse geluisterd naar en zelfs genoten van het debatje tussen de VVD en GroenLinks over Keynesiaans beleid en procyclisch of contracyclisch. Mijn beeld van de gouden jaren van minister Zalm was dat er elk jaar meer geld kon worden uitgegeven, dat er tegelijkertijd ruimte was voor miljarden aan lastenverlichting, ook samenhangend met de belastinghervorming in die tijd, en dat tegelijkertijd het tekort werd weggewerkt. Kijk, dat waren nog eens tijden! Ik zou dolgraag in die tijd minister van Financiën zijn geweest.

(Hilariteit)

Minister Dijsselbloem:

De enige verklaring daarvoor is heel simpel. Er was in die tijd, in de periode-Zalm, gemiddeld over al die jaren 3,5% economische groei. Jaar in jaar uit gemiddeld 3,5% groei. Ja, dat zijn andere tijden. Ik hoor links en rechts al verklaringen voor het fenomeen, maar de tijd is te kort om te verklaren waarom dat toen wel lukte en nu niet.

Ik ga snel naar de nog openstaande vragen en naar de moties. De heer Merkies heeft een aantal indringende vragen gesteld over inkomensverschillen in Nederland. Hij heeft verwezen naar een onderzoek waaruit zou blijken dat de inkomensverschillen zijn toegenomen. Het onderzoek waarop hij doelt, gaat over de verhouding tussen het eerste en het tiende inkomensdeciel als maatstaf voor inkomensongelijkheid. Het eerste inkomensdeciel — voor de fijnproevers — betreft voor een belangrijk deel studenten en daarnaast vaak ondernemers die zeer fluctuerende inkomsten hebben. Om iets te zeggen over de inkomensongelijkheid in Nederland zou je ook naar andere indicatoren moeten kijken, zoals de verhouding tussen het tweede en het tiende inkomensdeciel: de kans op armoede en de ontwikkeling van de ginicoëfficiënt.

Uitkeringsgerechtigden, huishoudens met een minimumuitkering of AOW zonder overige inkomsten, zitten in grote mate in het tweede en derde inkomensdeciel. Uit hetzelfde onderzoek waaruit de heer Merkies citeerde, blijkt dat het inkomen van huishoudens in dat tweede en derde inkomensdeciel in de jaren tachtig is achtergebleven bij huishoudens in het hoogste inkomensdeciel, maar dat de ontwikkeling sinds 1990 evenwichtig is geweest. Ook uit de vergelijking van de kans op armoede en ontwikkeling van de ginicoëfficiënt over de tijd blijkt een genuanceerd beeld. De kans op armoede is sinds 1990 fors gedaald. De nog sterkere daling van de kans op langdurige armoede laat zien dat veel huishoudens zich aan armoede ontworstelen. Daarnaast laat de ontwikkeling van de ginicoëfficiënt sinds 2000 een vlak patroon zien. Daarmee heb ik alle informatie die mij op dit moment ter beschikking staat op dit punt met de Kamer gedeeld. Ik hoop het sombere maatschappijbeeld van de heer Merkies iets te hebben bijgesteld.

De heer Merkies (SP):

Ik vraag om een reactie op een onderzoek. Het lijkt nu een beetje alsof een aantal ambtenaren heeft geprobeerd dat onderzoek te ontkrachten. Het is echter juist andersom. In het onderzoek wordt vastgesteld dat het beeld van de ginicoëfficiënt niet klopt. Het was juist een reactie op het feit dat men steeds zegt dat de ginicoëfficiënt altijd gelijk blijft. Wij hebben gezien dat het gat tussen de 10% armsten en de 10% rijksten steeds groter wordt. Volgens mij ontkent de minister dat niet. De minister gaat toch niet zeggen dat de laagste 10% allemaal studenten zijn?

Minister Dijsselbloem:

Ik heb alleen willen zeggen dat de uitkeringsgerechtigden, mensen met een minimumuitkering of AOW zonder aanvullend pensioen, in grote mate in het tweede en derde inkomensdeciel zitten. Deze groepen bleven in de jaren tachtig achter bij de hoge inkomens, maar de ontwikkeling sinds 1990 is evenwichtig geweest. Ook dat komt uit hetzelfde onderzoek. Als de heer Merkies erin persisteert om alleen het eerste inkomensdeciel te vergelijken met het hoogste, dan heeft hij gelijk.

De heer Merkies (SP):

Het is niet zo gek om de 10% armsten met de 10% rijksten te vergelijken, maar mijn vraag is meer of de minister van Financiën ten minste ook is gealarmeerd door het rapport, of hij denkt dat er iets in zit en of hij mogelijk zelfs denkt: misschien moeten wij als kabinet ook zelf onderzoek doen naar die inkomensverschillen.

Minister Dijsselbloem:

Nee, want het is een heel goed en genuanceerd onderzoek. Ik zeg alleen dat de heer Merkies er net dat deel uit haalt dat het scherpst zijn betoog ondersteunt. Als hij wil opkomen voor de laagste inkomens, de minima, de uitkeringsgerechtigden, de AOW'ers zonder pensioen, dan geef ik hem in overweging om iets verder in te zoomen en te kijken hoe de verschillende inkomensdecielen in dat onderzoek eigenlijk zijn samengesteld, wie daarin zitten. Dan moet hij echt naar het tweede en derde inkomensdeciel in dit onderzoek kijken. Als hij dat niet wil, zijn wij even goede vrienden, maar dan ga ik daaraan geen energie meer besteden.

De heer Merkies zegt: vooral de hoge inkomens profiteren van de begrotingsafspraken, dat is toch niet eerlijk? Het CPB laat in de doorrekening alleen de mutatie en de koopkracht zien ten opzichte van de MEV. Het zegt niets over de cumulatieve koopkrachtontwikkeling over het geheel van de kabinetsperiode. De heer Nijboer heeft dat ook prima verdedigd. Ja, het is zo, de hoge inkomens hebben voordeel van de afspraak in het begrotingsakkoord dat de algemene heffingskorting niet volledig wordt afgebouwd. Daar hoef ik niet omheen te draaien. Dat is heel eenvoudig. Als je 0,5 miljard besteedt om de afbouw van de algemene heffingskorting te repareren of te corrigeren — het is maar hoe je het waardeert — dan zie je daar een plusje ontstaan. Dat zie je keurig in het tabelletje van het CPB. Dat hadden wij tevoren ook wel met elkaar kunnen bedenken. De vraag is echter of met het totale inkomensbeleid van dit kabinet, over de gehele kabinetsperiode, sprake is van een evenwichtig, progressief, of hoe u ook wilt noemen, inkomensbeeld. Dat is het geval. Het gaat overigens allemaal om relatief kleine, maar niet onbelangrijke, bewegingen. Als je zulke ingrijpende maatregelen in de begroting moet nemen, ook nog eens in tijden waarin het economisch slecht gaat, waarin de werkloosheid oploopt et cetera, dan vangen de laagste inkomens de klappen op, tenzij je dit met je beleid gericht corrigeert. Dat doet het kabinet.

De heer Merkies (SP):

Je ziet dat dit pakket in ieder geval voor de onderste twee inkomensgroepen een effect heeft van nul.

Minister Dijsselbloem:

Dat klopt.

De heer Merkies (SP):

Dat plusje, die 1%, is natuurlijk wel een enorm bedrag. Dat is 1% van de hoogste inkomens. Met die algemene heffingskorting zit je bij een ton al aan €1.000 die men cadeau krijgt.

Ik wil heel graag kijken naar het totaalbeeld. Helaas heeft het Centraal Planbureau dat niet gegeven. Het geeft alleen het effect van dit pakket voor die vier groepen. Het zou mooi zijn als wij vervolgens het totaalbeeld zouden hebben. Het CPB heeft helaas ook niet de effecten in het basispad gegeven. Wij hebben wel die van het regeerakkoord, maar dat is gebaseerd op het verschil met de MEV. Is de minister van Financiën het met mij eens dat wij die cijfers toch nodig hebben? Dan weten wij waarover wij spreken. Misschien kan dat wanneer wij de ex-postcijfers ontvangen.

Minister Dijsselbloem:

Er komen weer decemberramingen. De heer Koolmees wees er al op dat de tabel over de hele regeerperiode gaat. Die zit bij de brief van afgelopen vrijdag, zie ik uit mijn ooghoeken. Daarin staat inderdaad een tabel die betrekking heeft op de hele regeerperiode, inclusief de verwerking van het pakket van afgelopen vrijdag.

De heer Harbers heeft gevraagd of de premies kunnen worden aangewend voor de wensen van de departementen. Dat gaat over de risicopremies die samenhangen met garantieregelingen. De premies voor crisisinterventies gaan rechtstreeks naar de vermindering van de staatsschuld. De premies voor garantieregelingen moeten worden gestort in een begrotingsreserve en kunnen niet worden uitgegeven aan andere onderwerpen. De begrotingsreserve is afgebakend. In het jaarverslag van het departement wordt precies uitgelegd hoe het met de begrotingsreserves staat, zodat de Kamer dit kan volgen.

De heer Harbers (VVD):

Wat de minister zegt, staat in de Miljoenennota. Dat bracht mij juist op mijn vraag. Ik vind het verschil tussen crisisgerelateerde regelingen en gewone garanties nogal gekunsteld. De methodiek die de minister schetst, gaat wel op als je normale, kleine garantieregelingen hebt bij departementen, maar er zijn een paar heel grote regelingen, zoals de NHG, het WSW et cetera, die je volgens mij eerder als crisisgerelateerd kunt beschouwen. Als het daar misgaat, is het goed crisis in Nederland. Als daarvoor premies betaald worden of gaan worden, dring je de schuld terug. Dat versterkt het vermogen van de overheid om in zo'n geval nog iets te kunnen doen.

Minister Dijsselbloem:

Het is misschien geen gebruikelijk antwoord van een minister, maar ik ga daarover nadenken. Ik denk niet dat de NHG als een crisismaatregel moet worden gezien. Die is gewoon staand beleid. Je kunt daarnaast vaststellen dat de NHG, nu er een crisis is op de woningmarkt, nog steeds goed functioneert en dat zich daarbij geen enorme risico's voordoen. Hypotheken worden in Nederland over het algemeen nog steeds netjes afgelost, zelfs in de huidige omstandigheden. Desalniettemin ga ik erover nadenken. Misschien kunnen we er op een later moment op terugkomen. Ik begrijp het punt van de heer Harbers. Ondertussen krijg ik een onleesbaar briefje van mijn ambtenaren; toch dank voor de aangereikte suggestie. Ik stel voor dat we op een later moment de discussie hernemen over de vraag hoe we omgaan met deze reserves. Als die een zekere omvang hebben en ze wel crisisgerelateerd zijn, wat ik in dit voorbeeld niet sterk naar voren vind komen, zou je kunnen overwegen om ze voor de staatsschuld te gebruiken. Mochten de risico's zich alsnog voordoen, dan moet je die gewoon uit de algemene middelen betalen.

De heer Harbers (VVD):

Het is prima om daar verder over na te denken. Ik denk dat we dat ook moeten doen met een schuin oog op de schokproef voor de overheidsfinanciën, die volgend jaar komt. Ik denk dat je zo'n stuk ernaast moet leggen om goed te kunnen beoordelen waar de risico's zitten en hoe we die gaan opvangen.

Minister Dijsselbloem:

Inmiddels heb ik geprobeerd om het briefje te ontcijferen. Daarin wordt er slechts feitelijk op gewezen dat het WSW en de NHG niet op de begroting staan. Ze zijn ondergebracht in aparte fondsen. Om die reden gaat de redenering niet op.

De voorzitter:

De minister sprak over nadenken en de heer Harbers had het over een stuk dat hij ergens naast kan leggen. Resulteert dat nadenken nog in een stuk dat naar de Kamer komt en, zo ja, wanneer kan zij dat dan verwachten?

Minister Dijsselbloem:

Ik zou met de staatssecretaris willen zeggen: als het nadenken klaar is, dan …

De voorzitter:

Hij zei uiteindelijk: aan het einde van het jaar.

Minister Dijsselbloem:

Ik denk niet dat dit nodig is. Ik weet niet hoe de Kamer wenst om te gaan met de stukken die zijn gestuurd over de Commissie Risicoregelingen en het nieuwe garantiekader dat ik heb geformuleerd. Ik kan mij voorstellen dat we daar later een apart debat over voeren. We kunnen de discussie hierover dan hernemen. Dat is een suggestie. Deze stukken zijn allemaal op Prinsjesdag aan de Kamer gestuurd, maar verdienen misschien nog wel een aparte behandeling. Het hele thema van risico's en garanties is echt heel groot. Daarover zijn vele vragen gesteld; ik heb er nog een paar liggen.

Een van die vragen is van de heer Harbers en betreft de NHI. De heer Harbers heeft duidelijk aangegeven dat hij daarover zorgen heeft. Ik heb hem nog niet kunnen overtuigen op dit punt. Dat is ook logisch, aangezien we er nog niet zijn. De uitwerking is er nog niet. De heer Harbers heeft zeer kritische vragen over de garanties. Hij vraagt zich af of het wel een meerwaarde in de markt heeft als risico's naar de overheid gaan. Een van zijn vragen is of er geen verdringing zal plaatsvinden op de markt voor staatsobligaties. De NHI gaat obligaties uitgeven. Dezelfde institutionele beleggers zouden die voortaan kunnen kopen in plaats van een staatsobligatie. Het karakter van de obligaties is anders. De verwachting is dat de NHI vooral relatief kleine obligaties zal uitgeven en deels ook obligaties met een onzeker aflossingspatroon. Bij staatsobligaties geldt juist dat ze vaak een grotere omvang, een zeker aflossingspatroon en een grotere liquiditeit hebben. Het zal dus ook voor een deel een ander investeerderspubliek aantrekken en geen substituut zijn voor de Nederlandse staatsleningen. Een bijkomend aspect is dat buitenlandse institutionele beleggers ook zeer geïnteresseerd zijn in dit type obligaties, en het ook beter herkennen dan de wijze waarop wij tot nu toe onze hypotheekmarkt financieren. Dat maakt het ook mogelijk om buitenlandse institutionele beleggers te interesseren in de Nederlandse hypotheekmarkt. Er bestaan al vergelijkbare instituten in enkele andere landen, met een directe of indirecte overheidsgarantie, bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk en Canada.

De heer Klein heeft ook een vraag gesteld over risico's en garanties, namelijk of het risico nog wel aanvaardbaar is. Hij heeft ook gevraagd naar de vergelijkbaarheid van de mate waarin andere landen garanties op zich hebben genomen. Die vergelijkbaarheid is heel slecht, daar wijst de Commissie Risicoregelingen ook op. Dat heeft te maken met de wijze waarop deze statistisch worden verwerkt in de nationale begrotingen. Als je daar sec, zonder de definities erbij te pakken, vanuit zou gaan, lijkt Duitsland een minder groot aandeel te hebben in de Europese risicoregeling, maar dat is niet zo. De garanties voor de Europese crisisfondsen zijn versleuteld op basis van het bbp. Duitsland draagt daarvan dus een veel groter deel dan Nederland. De statistieken zijn nog niet vergelijkbaar. Een van de adviezen van de Commissie Risicoregelingen die wij ter hand nemen, is om deze vergelijkbaar te maken, zodat we veel beter kunnen vergelijken hoe de verschillende eurolanden omgaan met risico's, welke risico's zij dragen en hoe dat tot uitdrukking komt op hun begroting.

De heer Klein (50PLUS):

Wanneer denkt u dat die vergelijking klaar is?

Minister Dijsselbloem:

De Commissie Risicoregelingen heeft dat vergeleken en vastgesteld dat ze slecht vergelijkbaar zijn. Tegelijkertijd weten we dat de sleutel naar rato van het bbp is, dus daar moet een slag worden gemaakt. Dat is een taai proces. Ik ga er geen datum op plakken. We moeten er met alle landen over gaan praten hoe we inzichtelijk en vergelijkbaar maken in welke mate de verschillende landen risico's dragen en welke invloed dat heeft op hun begroting. Dat is taaie materie.

De heer Klein (50PLUS):

Daarom vraag ik het ook. Taaie materie heeft vaak een extra duwtje nodig om ervoor te zorgen dat deze wat minder taai is. Het is van belang om te bepalen wat de risico's zijn, zodat je daarmee rekening kunt houden bij je financiële beleid. Dat is de achtergrond van deze vraag. Dan gaat het juist om het Europese verband, want anders ben je in een pot aan het roeren waar allerlei verborgen dingen achter zitten. Dat willen wij absoluut voorkomen, nietwaar, minister?

Minister Dijsselbloem:

De heer Klein is mij nu aan het overtuigen van iets wat ik al op basis van het rapport van de Commissie Risicoregelingen aan de Kamer heb geschreven. Wij gaan ervoor zorgen dat dit vergelijkbaar wordt. Op de vraag of hij mag weten wanneer ik dat klaar heb, kan ik zo snel geen jaartal plakken. Ik zou er een slag naar kunnen slaan, maar dat zou geen enkele betekenis hebben. Het vergt samenwerking tussen Europese landen om de wijze van begroten en van statistische verwerking van risico's en garantieregelingen vergelijkbaar te maken. We gaan eraan werken. We zijn het volstrekt eens over het belang hiervan.

De heer Koolmees kwam nog even terug op de discussie over de werkloosheidsuitgaven en het kader SZA. Hij heeft mij gevraagd of ik meevallers, als deze zich voordoen onder het kader SZA, zichtbaar kan maken en vervolgens het kader kan verlagen. Ja, dat zal ik doen. Ik zal de meevallers zichtbaar maken. Dat is ook gebruikelijk in de budgettaire nota's die ik in de loop van het jaar naar de Kamer stuur. In begrotingsregel 19, die de heer Koolmees kent als geen ander, staat dat over de aanwending van per saldo meevallers in een begroting of in een budgetdisciplinesector wordt besloten door de ministerraad, dus er zullen niet sluipenderwijs meevallers worden aangewend. Ik heb vanmiddag al gezegd dat de meevallers onder dat kader, als deze zich voordoen, maar laten we ons de komende jaren niet te snel rijk rekenen, teruggaan naar het generale beeld. Het is aan de orde bij het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar. Dat brengt mij terug op de discussie die wij met de heer Koolmees hadden over het belang van een rustig en geordend begrotingsproces en het belang van het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar.

Dan ga ik in op de moties. Excuus, ik heb nog een vraag liggen. Het is een vraag van de heer Klein. Hij sprak over de stapeling van koopkrachteffecten voor individuele groepen. Hij zei: kijk nou niet alleen naar het gemiddelde. Hij vroeg mij, toe te zeggen dat ik niet voorbij zal gaan aan de effecten van deze stapeling en dat deze gecorrigeerd worden. Het hele idee van de maatwerkvoorziening is juist dat je in staat bent om maatwerk te leveren als de stapeling individuen extra sterk raakt. Daarom blijf ik in de Kamer ook voor een maatwerkvoorziening pleiten. Dan kan op lokaal niveau maatwerk worden geboden. Dat geldt zeker voor de chronisch zieken en gehandicapten; daarbij is sprake van een grote overlap met de groep ouderen, zoals de heer Van Dijck ook benadrukte. Daarnaast is er een deel fiscaal via de aftrek bijzondere zorgkosten, die niet wordt afgeschaft.

Dan de moties. De eerste motie is van de heer Van Dijck.

De voorzitter:

Een moment nog. De heer Klaver rent naar de interruptiemicrofoon, want hij heeft nog een vraag over het vorige deel.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Als ik het mij goed herinner, heeft de minister in eerste termijn toegezegd dat hij nog zou terugkomen op de huishoudentoeslag en de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de berekeningen van de koopkrachtcijfers. Als ik het mis heb, corrigeert de minister mij direct.

Minister Dijsselbloem:

Nee. Alleen, door de toezegging dat de minister van Sociale Zaken nog een brief zou sturen, dacht ik het antwoord daarmee te kunnen integreren. Ik heb het antwoord hier wel. Ik wil het ook graag met de Kamer delen, maar … Nou ja, laat ik het maar gewoon doen. Ik hoop dat de Kamer de daarop volgende discussie zal hervatten met de minister van Sociale Zaken, want het is een technische materie.

De huidige zorgtoeslag, de MKOB, de ouderenkortingen en het kindgebonden budget worden geïntegreerd tot één toeslag per huishouden met één afbouwpercentage. Het bedrag bij een minimuminkomen blijft gelijk of neemt zelfs wat toe, zoals bij ouderen die de huidige ouderenkorting niet volledig kunnen verzilveren. Het samenvoegen van het volledige budget van de zorgtoeslag en de ouderencomponent, verminderd met de ingeboekte bezuiniging, resulteert in een verhoging van het afbouwpercentage met circa 1%. Dat betekent dat het afbouwpercentage van de huishoudentoeslag circa 1% hoger ligt dan het afbouwpercentage dat wij nu kennen in de zorgtoeslag. Bij de recente begrotingsafspraken is de integratie van het kindgebonden budget in de huishoudentoeslag verder uitgewerkt. Bovendien is een aanvullende bezuiniging van 150 miljoen op de huishoudentoeslag ingeboekt. Dat zorgt voor een verdere verhoging van het afbouwpercentage met 2,5%. Dit is allemaal een voorlopige invulling. In de brief, en daarna in het wetsvoorstel, zal dit nader worden uitgewerkt.

Dan is er nog een vraag gesteld over het effect van deze huishoudentoeslag op de marginale druk, en dus op de werkgelegenheid. Voor gezinnen met kinderen met recht op het kindgebonden budget neemt de marginale druk door de huishoudentoeslag af. Een huishouden met recht op het kindgebonden budget en zorgtoeslag heeft voor invoering van de huishoudentoeslag een afbouwpercentage van circa 18, circa 10% zorgtoeslag en 7,6% kindgebonden budget. Ik had ervoor gewaarschuwd: dit gaat zo nog een tijdje door. Door de huishoudentoeslag wordt dit afbouwpercentage circa 13. Dat betekent een verlaging van de marginale druk voor dit huishouden van 5%.

Voor mensen met alleen een zorgtoeslag, zoals veel ouderen, neemt de marginale druk inderdaad toe. Overigens is het afbouwpercentage van de zorgtoeslag de afgelopen jaren flink toegenomen. Zo kende de zorgtoeslag in 2001 nog een afbouwpercentage van 5. Het effect van de invoering van de huishoudentoeslag is dus relatief beperkt.

Dat verklaart ook dat het CPB bij het structurele werkgelegenheidseffect de invoering van de huishoudentoeslag noemt als een positieve bijdrage aan werkgelegenheid. Grosso modo verbetert immers de marginale druk voor de actieven, terwijl de marginale druk voor de inactieve groep, de ouderen, verslechtert.

De heer Merkies (SP):

Inmiddels is iedereen thuis wel afgehaakt, denk ik. Voordat de minister aan de moties begint, heb ik nog een opmerking. Ik heb gevraagd om de bezuinigingen op de rechtsbijstand apart te behandelen, niet als onderdeel van de motie. Ik wil graag de mening weten van de minister.

Minister Dijsselbloem:

Ik zal zo een mening geven bij de behandeling van de motie.

De heer Merkies (SP):

Dan wordt het een beoordeling van de motie en gaat het misschien alleen maar om de dekking. Het gaat mij ook om de toegang tot het recht. Er is de afgelopen jaren al steeds bezuinigd op de rechtsbijstand.

Minister Dijsselbloem:

Ik zal straks eerst op de inhoud ingaan en daarna flauw doen over de dekking van de motie.

In de motie op stuk nr. 24, van de heer Van Dijck, wordt de regering verzocht om de koopkracht voor de gepensioneerden te repareren. Ik moet de motie ontraden. Alle huishoudens zullen de effecten van de maatregelen voelen. Dat geldt zeker ook voor de ouderen. Voor de ouderen is het inkomensbeeld negatiever dan voor de andere groepen. Dat is ook waar. Dit is voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling van de aanvullende pensioenen, de ontwikkeling in de pensioenfondsen. Wij gaan op dit moment geen nadere compenserende maatregelen nemen. Ik ontraad de motie.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij krijgen net van deze minister het schokkende nieuws dat de ouderen nog verder gepakt worden. Hij zegt net dat de zorgtoeslag in de huishoudentoeslag lager wordt voor ouderen, mensen met AOW. Heb ik dat goed begrepen?

Minister Dijsselbloem:

Nee, ik sprak over de marginale druk en gaf aan dat die voor actieve mensen — ik gaf het voorbeeld van werkenden en gezinnen …

De heer Tony van Dijck (PVV):

Er is een verslechtering voor ouderen met AOW, omdat ze minder zorgtoeslag krijgen.

Minister Dijsselbloem:

Dat heeft te maken met de marginale druk.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik concludeer hieruit dat de ouderen nog een keer extra gepakt worden met de huishoudentoeslag, want ze krijgen minder zorgtoeslag. Is deze huishoudentoeslag meegenomen in de koopkrachtplaatjes of was hij nog niet bekend bij het CPB?

Minister Dijsselbloem:

Het is een ingrijpende maatregel, met verschillende effecten. Om volledige openheid te geven heeft het kabinet deze opgenomen in de doorrekening, in de tabellen bij de brief van vrijdag. Daar zit hij in.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Is hij ook meegenomen in de koopkrachtplaatjes van het CPB? Financiën wijkt namelijk nogal af van het CPB. Ik ben heel benieuwd of die huishoudentoeslag separaat naar het CPB kan worden gestuurd, zodat de inkomenseffecten ervan doorgerekend kunnen worden voor de verschillende categorieën. Volgens mij zit er namelijk nog een klein staartje aan.

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat is niet zo. In de brief die we vandaag hebben gekregen van het CPB, is de huishoudentoeslag al meegenomen. Er is geen staartje. Hij is er al in meegenomen. Straks zullen we bij het wetsvoorstel natuurlijk gewoon inzichtelijk maken wat de precieze effecten zijn van de precieze invulling die u dan zult krijgen.

De heer Klein (50PLUS):

Het klinkt heel dramatisch als we spreken over een verhoging van de marginale druk voor ouderen. Dat is inderdaad het geval wanneer er extra inkomen is. Dan ontstaat die marginale druk pas. Iedere euro die je meer krijgt boven je AOW en je aanvullende pensioen, wordt dan zwaarder belast. Dat is natuurlijk niet direct aan de orde. Ouderen werken namelijk niet, ten minste dat is de bedoeling. Zo was het in het oude systeem.

Minister Dijsselbloem:

Ze ervaren natuurlijk wel marginale druk.

De heer Klein (50PLUS):

Precies. Mijn punt is echter dat ze die marginale druk juist sterker ervaren als het kabinet niet pleit voor compensaties en niet werkt aan een bevordering van ouderen die extra werk moeten verrichten. Je kunt het koopkrachtverlies compenseren door extra te werken, maar daarmee vergroot je dus de marginale druk. Dan ben je in feite nog slechter af.

Minister Dijsselbloem:

Nee. Het kabinet heeft er nadrukkelijk voor gekozen om ouderen met alleen een AOW of een heel klein aanvullend pensioen te ontzien in alle maatregelen. Dat is volgens mij de kern van de discussie die wij vaker voeren in de Kamer. Sommige partijen behandelen de ouderen als een homogene groep en dat is echt ten onrechte. Er zijn heel grote verschillen. De vorige fractievoorzitter van 50PLUS heeft daar vaak op gewezen en heeft dat onderscheid zelf ook gemaakt. Er zijn ouderen met een heel goed inkomen, met een buitengewoon goed inkomen zelfs. Met die groep mag je in je inkomensbeleid best anders omgaan dan met de groep ouderen met een heel klein inkomen. En ja, dat zit in het beleid van het kabinet.

De voorzitter:

Mijnheer Klein, tot slot.

De heer Klein (50PLUS):

50PLUS is consistent in deze zaak. Uiteraard moet je onevenredige lastenverlichtingen en lastenverzwaringen spreiden. Dat betekent ook dat je, als je naar de inkomenspositie kijkt, niet kunt zeggen dat gepensioneerde AOW'ers één grote homogene groep zijn. Je kunt ook bij de ouderen de sterkste schouders de zwaarste lasten laten dragen. Bij de plaatjes en bij de brief van het ministerie die wij gisteren hebben besproken in het debat over het begrotingsakkoord, werd dan ook nadrukkelijk gekeken naar mensen met AOW en mensen met AOW plus een aanvullend pensioen of een klein aanvullend pensioen van €10.000. Dat zijn de groepen waarover wij hier spreken. Dus: ja, u hebt gelijk en nee, wij kijken expliciet naar deze groepen omdat zij te weinig mogelijkheden hebben om extra inkomen te verwerven.

Minister Dijsselbloem:

Akkoord. Daarover zijn wij het eens.

In de motie-Van Dijck op stuk nr. 25 wordt de regering verzocht om de lasten voor de automobilist substantieel te verlagen. Deze motie moet ik ontraden. Een dekking ontbreekt. Wij hebben nadrukkelijk andere keuzes gemaakt. Het gratis uitdelen van een lastenverlichting, in dit geval aan automobilisten, zit er in deze zware jaren niet in.

Voordat ik op de motie-Merkies op stuk nr. 26 inga, zal ik inhoudelijk reageren op het punt van de rechtsbijstand en de toegankelijkheid van het recht. Als je bezuinigt op uitgaven, is het beeld al snel dat daarmee fundamenteel de toegankelijkheid van voorzieningen wordt aangetast. Dat is niet het geval, naar ons oordeel. In de afgelopen jaren is er een enorme stijging geweest van de uitgaven aan de rechtsbijstand, van 320 miljoen naar 495 miljoen na 2012. Met de bezuiniging van 85 miljoen blijft er dus nog steeds meer geld beschikbaar ten opzichte van eerdere jaren. Het inhoudelijke debat over de rechtsbijstand moet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie denk ik met de Kamer voeren. Ik geloof dat hij daarover een brief aan de Kamer heeft gestuurd, waarover binnenkort een AO zal plaatsvinden, gevolgd door wetgeving.

In zijn motie op stuk nr. 26 verzoekt de heer Merkies de regering om af te zien van de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand. Ik heb al gezegd dat wij denken dat het wel mogelijk is om daarop te besparen. Over de dekking moet ik toch een kritische opmerking maken. De heer Merkies zoekt de dekking in het systematischer aanpakken van fraude in diverse sectoren. Dat is een buitengewoon aansprekende dekking. Ik denk niet dat iemand hier vindt dat fraude niet moet worden aangepakt, maar om ongericht te zeggen "ga maar meer fraude bestrijden en vind daar maar het geld" beschouw ik niet als een deugdelijke dekking. De SP zal heel precies moeten aangeven waar die extra fraudeaanpak moet plaatsvinden en hoe wij die kunnen beleggen met maatregelen en instrumenten zodat het geld echt binnenkomt.

De heer Merkies (SP):

Het is opmerkelijk dat het bij de prijsbijstelling blijkbaar wel kan. Toen werd gezegd: wij komen volgend jaar terug op waar wij het precies bij de ministeries zullen weghalen. Het lijkt mij dat wij dan ook bij de Voorjaarsnota kunnen zeggen dat we het nog nader zullen invullen.

Minister Dijsselbloem:

Nee. Bij de prijsbijstelling geldt dat het geld gewoon bij Financiën staat. Dat is heel prettig en handig, want dan weet ik zeker dat het niet wordt uitgegeven. Geld dat fraudeurs zich hebben toegeëigend, heb ik helaas niet bij Financiën op de plank liggen. Als dat wel zo was, zou ik het onmiddellijk inboeken als een deugdelijke dekking. Ik ben toe aan de motie op stuk nr. 27 van de heer Merkies over het invoeren van het criterium passende arbeid na zes maanden. De regering wordt verzocht, een vergelijkbare maatregel te laten ingaan voor politici. Het lijkt mij het meest chic om deze motie over te laten aan het oordeel van de Kamer. Het gaat over de arbeidsvoorwaarden van politici. Het gaat misschien ook wel over de arbeidsvoorwaarden van mij, maar dan heb ik er al helemaal geen oordeel over. Ik laat het oordeel over aan de Kamer. Ik ben zeer bereid om de post te gaan rondbrengen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat doen we samen!

Minister Dijsselbloem:

We verdelen de wijk. Dan wordt het wel sappelen.

In de motie-Nijboer op stuk nr. 28 wordt de regering gevraagd, een onafhankelijke commissie in te stellen die zich richt op de toekomst van de verzekeringssector. Het gaat daarbij vooral om het overheidsbeleid en de wet- en regelgeving die eventueel zouden moeten worden aangepast, zodat de verzekeringssector zijn maatschappelijke rol beter kan vervullen. In de motie wordt terecht gewezen op een aantal problemen en op de dynamiek die op dit moment in de verzekeringssector aan de orde is. Ik wil nog een kanttekening maken. Ik ben niet heel dol op grote adviescommissies. Toen ik minister werd, had ik mij voorgenomen om zo min mogelijk adviescommissies in te stellen. Ik laat het oordeel over deze motie desalniettemin aan de Kamer over. Ik denk dat we vaak met elkaar over de toekomst van de bankensector spreken. De financiële crisis heeft laten zien dat een crisis en het dreigende omvallen van banken een veel grotere maatschappelijke en economische impact hebben dan vanuit de verzekeringssector als risico tevoorschijn zou kunnen komen. Desalniettemin is het goed om ons te buigen over de situatie in de verzekeringssector. We kunnen nagaan wat daar aan de hand is en zeker ook wat daar rond wet- en regelgeving te doen is. Mocht die motie worden aangenomen, dan kom ik bij de Kamer terug met een voorstel om dat thema onder de loep te nemen en daarbij vooral ook de rol van de overheid en het overheidsbeleid te betrekken. Dan kom ik terug met een voorstel om dat op te pakken. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 28 dus over aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 29, van de heer Van Hijum, komt eigenlijk overeen met de kern van de tegenbegroting van het CDA. De voorstellen die erin staan, zijn op zichzelf gedekt. We kunnen twisten over de inhoud. Wij maken andere keuzes in onze begroting en in het aanvullend begrotingsakkoord. Er zijn kleine kanttekeningen te maken bij de haalbaarheid van de vrijwillige nullijn in de zorgsector. Ik denk dat die er niet zal komen. Een ingrijpende loonwet zou wel mogelijk zijn, maar dat is niet wat het CDA bepleit. Op een enkel punt is er geen sprake van een structurele dekking, maar er is grosso modo wel sprake van een structurele dekking. Ik wil de motie echter toch ontraden, omdat het kabinet in de Miljoenennota en in het aanvullend begrotingsakkoord een aantal andere keuzes heeft gemaakt, waarbij het én het evenwichtig inkomensbeeld én het bewaren van zorgvuldig begrotingsbeleid, ook in deze tijden, én het ontzien van het economisch herstel volgend jaar in een goede balans heeft gebracht. We hebben daarbij een aantal politieke accenten en keuzes kunnen inpassen. Deze motie brengt heel helder een aantal andere keuzes die het CDA maakt, tot uitdrukking. Die zijn op dit moment niet inpasbaar in ons beleid. Ik moet de motie derhalve ontraden.

De motie-Van Hijum op stuk nr. 30 gaat over het inkomensbeleid dat is gericht op chronisch zieken en gehandicapten. We hebben daar vandaag op verschillende momenten met elkaar over gesproken. Ik heb richting de heer Van Hijum aangegeven dat het onze keuze is om én een landelijke fiscale regeling én de maatwerkvoorziening te behouden. Als Kamermeerderheden zouden zeggen dat het een slag anders moet, dan valt er met mij te praten over de verhouding tussen die twee. Dat lijkt mij echter een debat dat verder met de staatssecretaris gevoerd moet worden. De heer Van Hijum heeft ook gepleit voor meer tijd en meer geld. Meer geld heb ik op dit moment niet en kan ik daarvoor nu dan ook niet vrijmaken. Meer tijd is er ten dele. De staatssecretaris heeft ook aangegeven dat wij, doordat wij nu de fiscale regeling houden, met ingang van 2015 met een wat wezenlijker herijking van die regeling kunnen komen. Die tijd hebben wij dan dus nog. Het debat daarover kan natuurlijk nog volop worden gevoerd.

De motie gaat op een aantal punten een slag verder en timmert zaken al heel definitief vast. In plaats van dat wij nu met elkaar kijken hoe wij het goed zouden kunnen uitwerken en wat wij eventueel nog kunnen doen aan die verhoudingsgetallen en hoe de fiscale regeling er uiteindelijk uit komt te zien, gaat deze motie al een stuk verder. Ik probeer de motie nu snel te lezen. Er staat heel veel in. Ik meen dat de maatwerkvoorziening de facto verdwijnt in deze motie, dat de middelen van het armoedebeleid volledig worden aangewend in dit kader en dat de koopkrachtenveloppe in de dekking van de afspraken uit het aanvullend akkoord al is ingezet. Daarmee zou dan dekking ontvallen aan het begrotingsakkoord. Dus hier zitten echt andere keuzes in, met name ook in relatie tot de maatwerkvoorziening en het overeind houden van de compensatie voor het eigen risico. Dat is een van de regelingen die veel ongericht gebruik kennen, waar wij dus echt kritisch naar kijken. Dus er zitten te veel elementen in deze motie op grond waarvan ik die op dit moment moet ontraden.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik begrijp misschien wel enigszins de verwarring van de minister, want het is inderdaad een motie waar heel veel in staat, maar wij hebben geprobeerd het zo scherp mogelijk te formuleren. Het eerste deel van het dictum ziet er vooral op om niet al per 1 januari 2014 deze bezuinigingen te hoeven treffen, zodat je daarmee iets meer ruimte creëert om, zoals ook de minister voorstelt, beter te kunnen nadenken over wat een goede verhouding is tussen een landelijke regeling en een maatwerkvoorziening. Dus het is niet zo dat wij hiermee die hele maatwerkvoorziening terugdraaien, maar wel voor 2014. Dan is die namelijk nog maar 100 miljoen. Daarmee draaien wij dus ook de afschaffing van de compensatie eigen risico en de eerste maatregelen voor dat totale pakket terug. Dat geheel geeft je de ruimte om voor 2015 met een samenhangend pakket te komen en niet vooruitlopend daarop al een aantal dingen af te schaffen.

Minister Dijsselbloem:

Dank voor de nadere toelichting van de heer Van Hijum. Ik denk toch dat het ingewikkeld is om nu te zeggen dat wij afzien van de bezuiniging en daarna verder zien. Wij denken dat die besparing echt mogelijk is, ook de oplopende besparing, die voor een groot deel overigens ook in de plannen van het CDA te vinden is. Wij denken dat dat mogelijk is door regelingen gerichter te maken. Dat zullen wij al doen in het Belastingplan van dit jaar en meer fundamenteel in het Belastingplan voor 2015. Ik moet echt de dekking afraden om de middelen te halen uit het armoedebeleid, de koopkrachtenveloppe en de maatwerkvoorziening. Wij moeten het debat over de maatwerkvoorziening versus de landelijke regeling en de vraag hoe die regelingen er dan uitzien op een later moment met elkaar vervolgen. Ik denk dat wij elkaar dan zeker tegemoet kunnen komen, maar op dit moment het beleid eigenlijk stilzetten en zeggen: u moet er nu 100 miljoen bijleggen, moet ik ontraden.

De voorzitter:

De heer Van Hijum, tot slot.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is jammer, want volgens mij dienen wij geen voorstellen in zonder dekking. Ik heb dus geprobeerd concreet aan te geven waar wij die dekking kunnen zoeken. Als de minister, of de PvdA-fractie, want ik kan mij voorstellen dat dit ook daar op vraagtekens stuit, zegt dat wij met elkaar op zoek gaan naar een andere dekking is dat ook prima, maar de zorgvuldigheid vraagt hier wel dat je niet vooruitloopt op een discussie over de samenhang van die regelingen, want je kunt deze fiscale regeling niet los zien van de maatwerkvoorziening en alle andere zaken die worden afgeschaft. Je kunt niet vooruitlopend daarop al allerlei dingen gaan afschaffen en gaan bezuinigen. Ik zou het dus zeer op prijs stellen als wij met elkaar de poging ondernemen om toch die ruimte te creëren.

Minister Dijsselbloem:

Op dit moment handhaaf ik mijn advies aan de Kamer op dit punt. Mocht de dekking en dus ook de motie veranderen, dan kan ik daar schriftelijk op reageren voor de stemmingen.

Voorzitter. In de motie-Schouten/Van Hijum op stuk nr. 31 wordt de regering verzocht om niet in te stemmen met de inzet van ESM-middelen ten behoeve van de herkapitalisatie van banken in de aanloopfase naar ECB-toezicht en om niet in te stemmen met de middelen ten behoeve van een publieke achtervang in de opbouwfase van het Europees resolutiefonds. Het eerste deel, de herkapitalisatie van banken in de aanloopfase naar ECB-toezicht, is een vrij theoretische exercitie. Zoals wij het nu zien, zal de ECB in januari beginnen met de doorlichting van banken. Volgens mijn laatste informatie is de ECB daar in november 2014 mee klaar. Grosso modo januari 2015 zal de ECB formeel beginnen met zijn toezichtstaak. Het is een zeer theoretische aanname dat, voordat de ECB echt zijn toezicht vestigt, herkapitalisatie van banken vanuit het ESM plaatsvindt. Ik neem aan dat wordt bedoeld dat dit rechtstreeks wordt gedaan. Dat wordt niet gestipuleerd, dus nu vul ik het eigenlijk al in. Directe herkapitalisatie is in die fase niet denkbaar. Sterker nog, in de SSM-richtlijnen staat dat de ECB altijd zijn toezicht per direct zou moeten vestigen, wil directe herkapitalisatie mogelijk zijn. Ik denk dat de indieners van deze motie bedoelen dat zij dit überhaupt niet willen. In deze fase is het niet denkbaar. Daarom zou ik kunnen zeggen dat ik het eerste deel van het dictum als ondersteuning van beleid zie. Ik heb daar niet zo'n moeite mee, tenzij wordt gedoeld op herkapitalisatie via een bankenprogramma, zoals Spanje dat kent. Het gaat hierbij ook om ESM-middelen. Dat vindt nu al plaats, nog voordat de ECB met het toezicht is begonnen. Dat zou ook kunnen worden begrepen onder het eerste gedachtestreepje. Bankenprogramma's bestaan nu al. Die mogelijkheid zou ik zeker niet nu willen dichtschroeien.

Het tweede gedeelte van het dictum gaat over publieke achtervang in de opbouwfase van het resolutiefonds. In de eerste plaats is dit prematuur. Het is nog helemaal niet gezegd dat er een Europees resolutiefonds komt. Er ligt nu een voorstel en daar is veel discussie over. Het kan ook een samenwerkingsverband worden of een netwerk, zoals de Duitsers het noemen, van nationale resolutiefondsen, met mechanismen waardoor ze gekoppeld worden. Het is echt nog volop in beweging.

Het woord "opbouwfase" suggereert dat het vooral gaat om de volgende problematiek. Stel dat het fonds nog niet is gevuld en er een bank omvalt. Dan zit er nog niet genoeg geld in. Hoe moet het dan gefinancierd worden? Mevrouw Schouten en ik willen allebei voorkomen dat de overheid dat geld moet fourneren. Iets anders is dat het resolutiefonds waar het geld dan nog niet in zit, geld kan lenen. Het is mogelijk dat het fonds dat geld zelf gaat lenen op kapitaalmarkten. Maar er is nog geen resolutiefonds, dus ik blijf die kanttekening maken. Het is ook mogelijk dat men geld leent via het ESM. Ook die optie is in bespreking. Dan gaat het niet om publiek geld, maar om geld uit de markt dat wordt ingeleend door het ESM en dat direct wordt doorgeleend aan het resolutiefonds. Mijn absolute voorwaarde zou zijn om in de richtlijnen vast te leggen dat het geld door de sector ex post wordt terugbetaald in een overzichtelijke periode. Ik spreek steeds van een periode van drie tot vijf jaar. In een van de bestaande richtlijnen, de BRRD-richtlijnen, hebben we dacht ik drie jaar als terugbetalingstermijn opgenomen. Dat valt allemaal uit te werken.

Nogmaals, het kabinet vindt dat die route onder strenge voorwaarden bespreekbaar is. In de motie wordt het "publieke achtervang" genoemd. Ik neem aan dat hiermee de leenfaciliteit wordt bedoeld. Een eventuele leenfaciliteit van het ESM onder strenge voorwaarden met een terugbetalingstermijn vanuit de sector et cetera vindt het kabinet wel denkbaar. Daar gaan we over onderhandelen. Daar zullen we naar kijken. In deze motie staat dat het niet zou moeten gebeuren. Daarom ontraad ik ten minste het tweede deel van het dictum.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Toen de minister sprak over het eerste onderdeel van de motie, refereerde hij aan Spanje. Volgens mij is er geen sprake van een directe herkapitalisatie van banken, maar gebeurt dit via een landenprogramma. Wij zouden derhalve kunnen zeggen dat de minister dit onderdeel van het dictum van de motie ondersteunt. Ik wil dit onderdeel van de motie wijzigen als het tot onduidelijkheid leidt.

Over het tweede onderdeel van het dictum van de motie hebben wij vanmiddag een uitgebreide discussie gevoerd. De vraag is of wij inderdaad een leenfaciliteit willen faciliteiten via het ESM, want daarmee nemen de risico's voor de landen die garant staan voor het ESM uiteraard wel toe, ook al wordt via het ESM privaat kapitaal aangetrokken. Wij voorzien op dit punt een probleem, dat wij met deze motie willen dichtschroeien. Dat wordt bedoeld in onze motie. Wellicht helpt dit de minister in zijn beoordeling van de motie en verandert dit zijn standpunt. Gelet op de manier waarop de minister nu kijkt, verwacht ik niet dat er enige wijziging aankomt. In dat geval moet de Kamer zich maar over de motie uitspreken.

Minister Dijsselbloem:

Ik dank mevrouw Schouten voor haar toelichting op het eerste onderdeel van het dictum van de motie. Het gaat haar om directe herkapitalisatie. Ik heb daarover gezegd dat dit in de aanloopfase, dus de fase voordat de ECB het toezicht start, niet zal gebeuren. Nogmaals, met het eerste deel van het dictum van de motie heb ik geen probleem; het oordeel daarover kan ik overlaten aan de Kamer. Met het tweede deel van het dictum heb ik echter wel moeite. Aangezien de beide onderdelen tegelijkertijd in stemming komen, moet ik de motie helaas ontraden. Het gestelde in het tweede onderdeel van het dictum van de motie is echt prematuur, omdat er aannames aan ten grondslag liggen die ik niet deel. Wij kunnen dat nog helemaal niet beoordelen. Ik vraag de Kamer om in de onderhandelingen ruimte te houden. Zoals gebruikelijk worden afspraken onder parlementair voorbehoud gemaakt. Dat is in dit geval nog eens expliciet afgesproken. Ik zal de Kamer stap voor stap rapporteren over de voortgang. Tegen die achtergrond ontraad ik de motie op stuk nr. 31.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik raak nu een beetje in verwarring. Aan de ene kant zegt de minister dat de motie prematuur is en dat wij nog niet weten hoe een en ander eruit zal zien. Aan de andere kant wil hij onderhandelingsruimte houden, dus hij houdt wel degelijk de optie open dat dit eruit zal komen. Wij willen de minister richting geven in het onderhandelingsproces dat al gaande is. Als dit punt aan de orde komt, weet hij in elk geval dat hij daarvoor geen steun krijgt van de Kamer. De motie kan de minister een beetje helpen in de onderhandelingen, want als zij wordt aangenomen, kan hij zijn collega's meteen duidelijkheid geven over het standpunt van de Kamer, mocht dit punt ter sprake komen.

Minister Dijsselbloem:

Het is uiteraard aan de Kamer om een oordeel over de motie te geven. Het verbaast mij dat dit ene punt er nu uitgelicht wordt en dat de Kamer daarover een absolute stelling betrekt in het geheel van de onderhandelingen. Dat is uiteraard aan de Kamer. Ik meen dat wij, kabinet en Kamer, goede afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop wij dit proces zouden doorlopen, waarbij het eindoordeel uiteraard aan de Kamer is. Ik ontraad de motie op stuk nr. 31.

In de motie op stuk nr. 32 wordt de regering verzocht, de milieuwinst van de begrotingsafspraken 2014 in kaart te brengen. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer. Als de Kamer de motie aanneemt, hecht zij daar blijkbaar aan en zal ik het in de motie gevraagde direct doorgeleiden aan de planbureaus. Ik kan er niet op vooruitlopen wanneer het resultaat gereed zal zijn. De planbureaus zullen vragen om een toelichting op de wijze waarop het kabinet bepaalde onderdelen zal uitwerken, maar dat kunnen wij op dit moment nog niet op alle onderdelen zeggen. Morgen zal de nota van wijzigingen bij het Belastingplan naar de Kamer gaan. De meeste vergoedingsmaatregelen staan daarin. Nogmaals, ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 32 over aan de Kamer.

Ik ontraad de motie van de heer Klein op stuk nr. 33 over de stapelingsmonitor en over het treffen van maatregelen om onevenredig koopkrachtverlies voor AOW-gerechtigden tegen te gaan. Ik acht op dit moment geen maatregelen nodig. Het kabinet heeft een integrale afweging gemaakt over het koopkrachtbeeld, meerdere keren zelfs. Wij hebben immers daarna nog onderhandeld over het aanvullende pakket. Naar de mening van het kabinet is er nog steeds sprake van een evenwichtig inkomensbeeld. Wij zullen per jaar bij de koopkrachtbesluitvorming opnieuw bezien hoe het beeld is, op basis van de meest actuele ontwikkelingen, en dan een integrale afweging maken. Zoals gezegd zullen ouderen met alleen AOW zo veel mogelijk worden ontzien, maar wij kunnen niet de hele groep, die zeer heterogeen is — zoals de heer Klein ook bevestigde — ontzien. Dat vraagt de heer Klein ook niet, in alle eerlijkheid. Hij vraag nu al om onevenredig koopkrachtverlies van AOW-gerechtigden tegen te gaan. Naar ons oordeel is er voor de groep die het meest kwetsbaar is, de AOW'ers met geen of een heel klein pensioen, geen sprake van onevenredig koopkrachtverlies. Er is altijd ruimte voor lokaal maatwerk. Van jaar tot jaar zullen wij bij de koopkrachtbesluitvorming in augustus daar preciezer naar kijken.

In de motie-Klein op stuk nr. 34 wordt de regering verzocht, bij fiscale systeemwijzigingen of systeemwijzigingen anderszins te voorzien in een gericht frictiebudget, om onevenredige lastenveranderingen op te vangen. Bij iedere grote hervorming wordt goed gekeken naar inkomenseffecten. Als het kabinet ze al niet inzichtelijk maakt, vraagt de Kamer er altijd naar. Bij grote hervormingen zal er ook altijd sprake zijn van enige verschuiving. De Kamer kent de wolken met alle inkomenseffecten. Het is onmogelijk om daar budgetten tegenaan te zetten om iedereen te compenseren voor verschuivingen die zullen plaatsvinden. Soms zijn verschuivingen gewoon gewenst. Je kunt niet elke hervorming beleggen met zodanig veel smeerolie dat er zich geen negatieve inkomenseffecten zullen voordoen.

De heer Klein (50PLUS):

Dat begrijp ik en dat heb ik ook in de motie verwoord. Het gaat om onevenredige lastenverzwaringen. Het is een kwestie van techniek, maar je kunt bijvoorbeeld een bandbreedte met elkaar afspreken waarbinnen je die verschuiving accepteert, van bijvoorbeeld min of plus 1,5%. Dat soort afspraken kun je maken en dat zit hierin verwoord. Dat is een proces dat in het vervolg komt. Het uitgangspunt is dat je daarmee rekening houdt wanneer je een systeemwijziging hebt en dat het inzichtelijk is. Ik denk dan natuurlijk aan de ontwikkelingen die straks komen met de commissie-Van Dijkhuizen. Dat is het enige wat wij vragen.

Minister Dijsselbloem:

Wij zullen het zeker inzichtelijk maken. Bij alle grote hervormingen die de inkomens van mensen raken, zullen wij de inkomenseffecten inzichtelijk maken. Het kabinet zal geen voorstellen aan de Kamer voorleggen waarbij groepen onevenredig worden geraakt. Wij zullen het altijd moeten verdedigen als er een verschuiving plaatsvindt. In veel hervormingen vinden verschuivingen tussen groepen plaats, waarbij soms de een erop vooruitgaat en de ander erop achteruit. Soms gaat bijna iedereen er iets op achteruit in deze lastige tijd. Maar wij zullen er steeds voor zorgen dat de effecten verdedigbaar zijn en zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Vervolgens is het aan de Kamer om te bepalen wat onevenredig is, want het is uiteindelijk gewoon een politieke weging. In deze motie staat het woord onevenredig, maar dat is een politieke weging. Het kabinet zal geen onevenredige voorstellen aan de Kamer voorleggen.

De heer Klein (50PLUS):

Enerzijds gaat het om de afspraken die je met elkaar maakt. Wat is onevenredig en wat niet? Dat is een politieke afweging. Een van de dingen die we vaak zien, is dat we vooraf niet altijd weten wat de gevolgen zijn, en dat achteraf ineens blijkt — en dan haal ik natuurlijk het voorbeeld aan van de Wet uniformering loonbegrip — dat er toch een foutje is gemaakt. Een duur foutje, dat we niet meer kunnen repareren, jammer dan. Dan zijn er gewoon winners en verliezers. Dat vind ik een verkeerd uitgangspunt, als je vooraf in feite een soort budget reserveert om het even op te pakken. Mocht naderhand blijken dat het helemaal geen probleem is, dan is dat geld dat vrijvalt.

Minister Dijsselbloem:

Ik stel voor om deze gedachte te betrekken bij de individuele hervormingen. Als er een risico is dat zich effecten zullen voordoen die nu niet in de koopkrachtplaatjes bij een hervorming tot uitdrukking komen — dat is immers het punt van de heer Klein: er kunnen daarna effecten optreden die niet waren voorzien of individuele uitschieters — dan kan dat worden betrokken bij de behandeling. Bij de hervorming gaat het om vragen als hoe we de lasten verdelen, waar het geld wel naartoe gaat en waar niet. Er kan ook worden besloten om daar een reservering of een voorziening voor te maken. In algemene zin is die voorziening er, dat is bijvoorbeeld het lokale inkomensbeleid waar we de maatwerkvoorziening nog aan toevoegen. We gaan echter niet nu een reservering aanbrengen om in algemene zin inkomensreparaties alvast klaar te zetten in het kader van allerlei hervormingen die er aankomen. Ik zie ook geen dekking in de motie staan, maar ik probeerde dat punt te vermijden. We gaan per hervorming bekijken wat de inkomenseffecten zijn en beargumenteren. Als de Kamer vindt dat het onevenredig is, dan kan dat in een Kamerdebat altijd worden gecorrigeerd. Dat is aan de Kamermeerderheid.

Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording en naar onze waarneming waren er aan de staatssecretaris geen vragen meer gesteld.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik zie niemand opspringen, dus ik geloof dat iedereen het op dit punt met u eens is. Daarmee is er een einde gekomen aan de algemene financiële beschouwingen. Over de ingediende moties zullen we de dinsdag na het reces stemmen, en over de begroting ergens in december, hoop ik.

Naar boven