8 Uitwerking directe betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Aan de orde is het VAO Uitwerking directe betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) (AO d.d. 01/07). 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dik-Faber. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb drie moties en vanwege de tijd begin ik gelijk. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie vanggewassen toestaat op de generieke lijst van vergroening; 

overwegende dat Nederland de vergroening ambitieus en flexibel wil inrichten; 

overwegende dat vanggewassen een bijdrage leveren aan de stikstofbinding, de bodemvruchtbaarheid en alternatieven kunnen bieden voor chemische gewasbescherming en daarmee een positief milieueffect hebben; 

verzoekt de regering om vanggewassen op de generieke lijst toe te staan onder de volgende voorwaarden: 

  • -vanggewassen die verplicht worden ingezaaid na de teelt van maïs of granen, worden uitgesloten; 

  • -het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan; 

  • -vanggewassen moeten minimaal tien weken op het land staan om zodoende beschutting aan fauna te bieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Dijkgraaf, Geurts en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 195 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen een duurzaam alternatief is voor het gebruik van de grondontsmetter metam-natrium in de bollenteelt; 

overwegende dat dergelijke gewassen daarmee een positief milieueffect hebben en kunnen bijdragen aan vergroening van de bollenteelt; 

verzoekt de regering om de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen op te nemen in de lijst met vergroeningsopties en hieraan een wegingsfactor toe te kennen, mits kan worden aangetoond dat hiermee het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen kan worden voorkomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 196 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat onderzoek van PRI (2014) aantoont dat combinaties van maatregelen zoals de teelt van luzerne en rode klaver in combinatie met braakstroken ("vogelakkers"), een extra bijdrage leveren aan de vergroening vergeleken met afzonderlijke maatregelen; 

overwegende dat de effectiviteit en efficiëntie van het concept "vogelakkers" voor akkervogels in de provincie Groningen inmiddels duidelijk is aangetoond; 

overwegende dat het voorgestelde equivalente pakket onvoldoende garantie biedt dat het concept "vogelakkers" ook werkelijk gerealiseerd zal worden; 

verzoekt de regering, een apart equivalent pakket te maken voor het concept "vogelakkers" op basis van de ervaringen in Groningen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 197 (28625). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie dient twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer bestaat uit de verplichting 5% van het bouwland in te richten als ecologisch aandachtsgebied om in aanmerking te komen voor de vergroeningsbijdrage uit de directe betalingen binnen het GLB; 

constaterende dat de Europese Commissie een longlist heeft samengesteld waarin de mogelijke invulling van het ecologisch aandachtsgebied staat beschreven; 

constaterende dat de Europese Commissie een wegingsfactor heeft toegekend aan de verschillende gewassen op deze longlist en die meer of minder bijdragen aan de verduurzaming van de agrarische sector; 

verzoekt de regering om alle gewassen en elementen uit de longlist van de Europese Commissie over te nemen bij de nationale invulling van de ecologische aandachtsgebieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders, Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 198 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet voornemens is een nulmeting te laten uitvoeren om de voortgang van de biodiversiteit te kunnen meten; 

constaterende dat aanvullend op deze nulmeting het Landbouw Economisch Instituut de kosten van de vergroening in beeld gaat brengen; 

overwegende dat een aantal sectoren kwetsbaarder wordt als gevolg van de uniformering van de hectarepremie in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid; 

verzoekt de regering om naast de kosten van de vergroening ook de invloed van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid op het inkomen van ondernemers in kwetsbare sectoren en de administratieve lasten in beeld te brengen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders, Dijkgraaf en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 199 (28625). 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Vanwege de tijd leid ik de moties niet in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de vergroening van de eerste pijler van het GLB in 2015 wordt ingevoerd, terwijl het nieuwe stelsel van agrarisch natuurbeheer in de tweede pijler pas in 2016 van kracht wordt; 

overwegende dat een goede aansluiting tussen de vergroening van de directe betalingen en het agrarisch natuurbeheer van groot belang is om te zorgen dat het GLB een meerwaarde heeft voor biodiversiteit en milieu en om te zorgen dat boeren bereid zijn om door te gaan met agrarisch natuurbeheer; 

verzoekt de regering om: 

  • -het jaar 2015 te gebruiken als een overgangsjaar en dit jaar te benutten voor het uittesten van het equivalente pakket, afstemming met provincies over complementariteit van de eerste en tweede pijler en afstemming over invulling van de voorwaarden voor collectieven; 

  • -in 2016 van start te gaan met een meerjarig programma waarin het equivalente vergroeningspakket en agrarisch natuurbeheer in samenhang worden opgenomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 200 (28625). 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik ga direct door met de motie over het belang van landschapselementen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat landschapselementen een belangrijke bijdrage leveren aan ons cultuurlandschap en aan de biodiversiteit; 

overwegende dat dat niet alleen geldt voor de landschapselementen die op dit moment via agrarisch natuurbeheer onderhouden worden; 

overwegende dat het voor het voortbestaan van landschapselementen van belang is dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid is over het al dan niet meetellen in de invulling van de vergroening; 

overwegende dat het voor het behoud en beheer van landschapselementen van belang is dat vergroening en agrarisch natuurbeheer in samenhang worden uitgevoerd; 

verzoekt de regering, het voortbestaan van landschapselementen te monitoren, eveneens te monitoren hoe het aantal landschapselementen dat gemeld wordt als ecologisch aandachtsgebied zich ontwikkelt, en de Kamer daarover te informeren; 

verzoekt de regering tevens, in overleg te treden met natuurorganisaties, organisaties voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische organisaties en RVO om te komen tot een ingroeimodel van het toestaan van landschapselementen als vergroeningsmaatregel en de Kamer daar zo spoedig mogelijk over te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 201 (28625). 

En dat was één motie? 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ja, voorzitter. Het is een lang verhaal, maar het is heel belangrijk voor de landschapselementen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Gisteren hebben wij een debat gevoerd over de invulling van de vergroeningsmaatregelen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De staatssecretaris herkende de zorgen die door de Kamer werden geuit niet echt, bijvoorbeeld de zorgen over het verdwijnen van bestaande akkerbiotopen omdat de prikkels … 

De voorzitter:

Hoeveel moties hebt u? 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb twee moties en ik heb twee aangehouden moties, waarover ik de staatssecretaris alsnog om een reactie wil vragen. 

Ik heb eerder al gevraagd om te voorkomen dat de bestaande akkernatuur verdwijnt. De staatssecretaris maakte zich daar gisteravond in het debat geen zorgen over. Zij maakte zich echter ook geen zorgen over het areaal blijvend grasland, terwijl we vanmorgen konden lezen dat dat wel degelijk is gedaald. Ik wil de staatssecretaris dus vragen om nu een reactie te geven op de moties die ik al heb ingediend, over het behoud van de bestaande akkernatuur en het uitsluiten van het gebruik van mest- en bestrijdingsmiddelen in ecologische aandachtsgebieden. Zij had mij eerder gevraagd om deze moties aan te houden tot aan de invoering. 

Ik dien twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid tot doel heeft de biodiversiteit te bevorderen; 

verzoekt de regering, de ambities met betrekking tot de biodiversiteitswinst van de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om te zetten in meetbare en afrekenbare doelen en de Kamer jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het behalen van deze doelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 202 (28625). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan de tweede motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat vanggewassen verplicht zijn in het kader van de mestwetgeving; 

overwegende de breed gedeelde wens dat de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet mag verworden tot greenwash; 

verzoekt de regering, de teelt van vanggewassen die in het kader van de mestwetgeving geteeld worden niet onder de subsidiabele vergroeningsmaatregelen te laten vallen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 203 (28625). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als de staatssecretaris behoefte heeft aan de nummers van de aangehouden moties, kan ik die wel even voorlezen. Is dat handig? 

De voorzitter:

Ja, dat is prima. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het gaat om de motie op stuk nr. 786 (21501-32), ingediend op 14 mei, en om de motie op stuk nr. 178 (28625), ingediend op 18 december. 

De voorzitter:

Dank u wel. Als u de moties ook meegeeft aan de bode, worden ze ook rondgestuurd. 

Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts van het CDA. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik begin direct met de moties. Ik heb er drie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om de 10 miljoen euro per jaar die beschikbaar is gesteld voor het bevorderen van systeeminnovaties in de kalfsvleesketen op het boerenerf te laten landen; 

verzoekt de regering om in samenwerking met de kalverhouderijsector te komen tot een aanpak waarbij zo veel mogelijk kalverhouders van de regeling gebruik kunnen maken en deze aan de Tweede Kamer te zenden voor 1 november 2014, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Graus, Dijkgraaf en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 204 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, het mogelijk te maken om landbouwers ieder jaar de keuze te geven hoe zij het ecologisch aandachtsgebied en zo ook het equivalent pakket invullen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Graus, Dijkgraaf en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 205 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om voor de teelt van vlas in combinatie met een vanggewas voor beide gewassen de weegfactor van 0,3 te rekenen en gezamenlijk 0,6, indien de Europese regels dit toestaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 206 (28625). 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik wil drie moties indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat landschapselementen zeer waardevol voor vergroening zijn, maar slechts in uitzonderingsgevallen mee mogen tellen als ecologisch focusgebied; 

verzoekt de regering om haar administratieve problemen te overwinnen en in overleg met landbouw- en natuurorganisaties alsnog een pad uit te stippelen om de landschapselementen zo spoedig mogelijk volledig te laten meetellen als ecologisch focusgebied, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 207 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat beheerde akkerranden naar schatting slechts 1% van de ecologische focusgebieden zullen bedragen; 

verzoekt de regering, een doelstelling voor beheerde akkerranden te formuleren die een veelvoud daarvan is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 208 (28625). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat veldbonen volgens het rapport van Plant Research International geen positieve bijdrage leveren aan ecologische focusgebieden en dat geen voordelen van de teelt van vanggewassen voor bovengrondse biodiversiteit worden gegeven; 

overwegende dat lupine volgens het PRI-rapport slechts een beperkte bijdrage levert aan ecologische focusgebieden en lupine zelfs geen positieve bijdrage levert indien bestrijdingsmiddelen of kunstmest worden toegepast; 

verzoekt de regering, conform het PRI-rapport geen lupine, veldbonen en vanggewassen toe te staan in ecologische focusgebieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 209 (28625). 

De heer Van Gerven (SP):

Vanmorgen hadden we een bijzondere procedure over het feit dat natuurplannen en gebiedsplannen twee aparte werelden zijn die niet op elkaar ingrijpen. De motie-Smaling/Jacobi over groene-ruimtecollectieven, die door de Kamer is aangenomen, geeft daar een goed antwoord op. Met regionale collectieve invulling van vergroening is veel winst te behalen, vooral daar veel Natura 2000-gebieden bij elkaar in de buurt liggen, zoals in westelijk Drenthe, Twente en Zuid-Limburg. Het GLB biedt de mogelijkheid tot regionale collectieve invulling. De vraag is of de staatssecretaris samen met de provincies hiermee aan de slag wil gaan en ons op de hoogte wil houden. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dien gelijk mijn motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, als equivalente maatregel voor de invulling van het areaal ecologisch aandachtsgebied ruimte te bieden voor de teelt van boekweit, winterkoolzaad, zonnebloem en olievlas, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Geurts, Graus en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 210 (28625). 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daarmee ben ik in ieder geval de snelste. 

De voorzitter:

Inderdaad! Ik wou dat dat vaker voorkwam. 

Ik zie dat de staatssecretaris behoefte heeft aan een korte schorsing en schors de vergadering voor vijf minuten. 

De vergadering wordt van 17.59 uur tot 18.05 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Er zijn maar liefst zestien moties ingediend, dus ik wil meteen beginnen met het reageren op de moties. Wij hebben gisteren een lang en indringend debat gevoerd over de noodzaak om onze landbouw te vergroenen. Wij hebben daarbij vastgesteld dat de regering ervoor kiest om niet te gaan doen aan window dressing of aan greenwashing. Vanuit dat oogpunt zal ik de ingediende moties beoordelen. 

In de motie-Dik-Faber c.s. op stuk nr. 195 staat in de overweging dat de Nederlandse vergroening ambitieus en flexibel moet zijn. Wat er in het dictum wordt gevraagd, betekent echter per saldo dat de vanggewassen zoals wij die nu al kennen, worden gekwalificeerd. De voorwaarden die hier gesteld worden, zullen gaan leiden tot greenwashing. Om die reden moet ik de motie ontraden. 

Het oordeel over de motie-Dik Faber op stuk nr. 196 laat ik graag aan de Kamer. Wij zijn aan het werk met de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen en wij willen die heel graag opnemen in de lijst met vergroeningsopties en hieraan een wegingsfactor toekennen. Dat zou wel degelijk een mogelijkheid kunnen zijn om onder goede voorwaarden vanggewassen te kunnen inzetten. Met deze motie maakt de fractie van de ChristenUnie wel ruimte voor een groene aanpak, in tegenstelling tot de eerste motie die door de ChristenUnie is ingediend. Dat is dus een tegenstrijdig signaal. 

De leden Dik-Faber en Jacobi hebben een motie ingediend op stuk nr. 197. Zij stellen voor om ruimte te maken voor het concept vogelakkers op basis van de ervaringen in Groningen. Vogelakkers kunnen al plaatsvinden in het voorgestelde equivalente pakket. Dat zijn namelijk akkerranden plus luzerne. Ik zal daar bij de beantwoording van de motie van de heer Van Gerven op terugkomen. Dat is precies de reden waarom je zo'n gewas in het pakket moet kunnen opnemen. Ik laat het oordeel over de motie dan ook graag over aan de Kamer. 

Dan kom ik bij de motie-Lodders c.s. op stuk nr. 198. Die motie lijkt in principe heel erg op de motie die op stuk nr. 195 is ingediend. Het komt per saldo op hetzelfde neer, namelijk dat wij de generieke lijst, de longlist, openstellen voor vanggewassen. Gisteren is uitgelegd dat de vergroening dan weinig tot niets zal opleveren, omdat er in Nederland al heel veel vanggewas wordt geteeld. Tegenover de inzet van publieke middelen moeten maatschappelijke prestaties staan. Om die reden moet ik deze motie ontraden. 

De motie op stuk nr. 199 gaat over de evaluatie, vooral met betrekking tot de kwetsbare sectoren. In die motie wordt de regering gevraagd om, naast de kosten van de vergroening, ook de invloed van het nieuwe GLB op het inkomen van ondernemers in de kwetsbare sectoren alsmede de administratieve lasten in beeld te brengen. Ik vind het een verstandig idee om die vinger aan de pols te houden. Ik heb toegezegd dat ik bereid ben om dat te doen. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid en laat het oordeel graag over aan de Kamer. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 200 van de leden Jacobi en Dik-Faber. Hoewel ik inhoudelijk heel goed begrijp waar de leden naartoe willen en ook sympathiek sta tegenover de gedachte achter deze motie, moet een equivalent algemeen, een ANB-pakket, altijd meerjarig zijn. Natuurlijk kunnen wij met de provincies en de sector in overleg gaan over de goede samenhang, maar ik moet de motie ontraden, vooral vanwege het tweede punt. Ik wil graag aandacht hebben voor de overgang en ik wil ook doen wat er wordt gevraagd, namelijk ervoor zorgen dat er samenhang tussen pijler 1 en 2 is. In deze vorm kan ik de motie echter niet uitvoeren en ontraad ik haar. 

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik begrijp van de staatssecretaris dat vooral het tweede deel van de motie een probleem oplevert. We zullen overwegen om dit deel van de motie te wijzigen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik vermoed dat de motie daardoor acceptabel wordt. Ik verzoek de leden immers om iets te vragen wat al kan. Ik zou het zeer op prijs stellen als mevrouw Jacobi bereid is om de motie aan te passen. 

In de motie op stuk nr. 201 wordt gepleit voor een ingroeimodel voor de landschapselementen. Ik ga ervan uit dat het hier gaat om landschapselementen die een bijdrage leveren aan de vergroening. Het is belangrijk om daarmee aan de slag te gaan. Het is ook goed om te monitoren, zoals in de motie wordt gevraagd. Ik heb de Kamer uitgelegd waarom het niet mogelijk is om vanaf nu alle landschapselementen op te nemen. Ik heb voorgesteld om te werken aan een ingroeimodel. Naar mijn smaak is de motie in deze vorm ondersteuning van beleid en kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten. 

Dat zou ik ook willen bij de motie op stuk nr. 202, maar ik moet daarbij mevrouw Ouwehand wel vragen of ik de motie als volgt mag uitleggen. Ik stel me voor dat Alterra al gaat monitoren. Dan zal zichtbaar worden welke bijdrage het vergroeningspakket gaat leveren. Met de opties die de Kamer biedt, heeft zij heel grote invloed op de vraag hoe het monitorpakket eruit gaat zien en hoe groen het echt wordt. Dat heb ik gisteren al gezegd. Ik wil dat dus monitoren, maar als mij meer wordt gevraagd dan dat door bijvoorbeeld geheel nieuwe doelen vast te stellen, wordt het lastig. Als ik de motie mag zien als een aansporing om Alterra haar werk goed te laten doen en het debat met de Kamer erover te voeren als de resultaten bekend zijn, beschouw ik haar als ondersteuning van beleid. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik neig ernaar om ja tegen de staatssecretaris te zeggen, maar het blijft een beetje wringen dat we geen zicht hebben op het eindbeeld. Kan zij de situatie waarop zij wil uitkomen, enigszins schetsen? 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat hebben wij gisteren ook besproken. Toen heb ik gesteld dat het al lastig genoeg zal zijn om de internationale doelen te behalen die wij op het terrein van biodiversiteit altijd voor ogen houden. Uiteindelijk zal dat voor elke regering het eindbeeld zijn waar ze naartoe werkt. Tegelijkertijd is het volgens mij heel goed mogelijk om door Alterra in beeld te laten brengen wat we ermee opschieten in de loop der jaren. Alterra gaat een nulmeting doen, dus we kunnen zien welke voortgang er is ten opzichte van nu. Een eindbeeld is natuurlijk statisch, maar de voortgang kun je heel goed zichtbaar maken. 

De voorzitter:

Als dat gisteren is besproken, lijkt het me handig om het debat niet te gaan herhalen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, maar ik ben de staatssecretaris nog wel een reactie verschuldigd. Ik denk dat ik haar uitleg van de motie accepteer. Als we aan de hand van de rapportages toch behoefte krijgen aan een scherper eindbeeld, kunnen we dat proberen in te brengen in de debatten die we ongetwijfeld nog gaan voeren. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dan blijf ik erbij dat het oordeel over deze motie aan de Kamer kan worden toevertrouwd. 

In de motie op stuk nr. 203 wordt verzocht om de teelt van vanggewassen die in het kader van de mestwetgeving geteeld worden, niet onder de subsidiabele vergroeningsmaatregelen te laten vallen. Vanggewassen worden toegestaan als ze voldoen aan de voorwaarden uit het EFA-pakket. Dat heb ik zojuist omstandig uitgelegd. We gaan daarnaast aan de slag met het aaltjesbestrijdende vanggewassenpakket. De voorwaarde zoals mevrouw Ouwehand die hier nu stelt, is daarmee te beperkend. Voor sommige gewassen heb je namelijk gewoon mest nodig, al is het niet zo heel veel. Om die reden moet ik deze motie helaas ontraden. 

Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 204 van de heer Geurts. Ik moet ook hem verzoeken om iets preciezer uit te leggen wat hij bedoelt. De Kamer weet dat ik voorstel om een regeling te maken waarmee 10 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor kalverhouders die willen voldoen aan de voorwaarden van de regeling. Dat is iets anders dan hetgeen gisteren door de heer Geurts in het debat gesuggereerd werd, namelijk een premie in de eerste pijler en de avv. Ik ga ervan uit dat hij mij in deze motie niet vraagt om dat alsnog te doen, maar dat hij mij vraagt om de regeling die we voornemens zijn te gaan uitwerken in goed overleg met de sector op te stellen, en daar zo veel mogelijk kalverhouders voor in aanmerking te laten komen als zij daarvoor een prestatie willen leveren. Dat zou ook mijn streven zijn. Als ik de motie zo mag uitleggen, kan ik het oordeel daarover aan de Kamer overlaten. Ik wil daar een kleine winstwaarschuwing bij geven: ik zet in op 1 november, maar ik weet niet of het op die exacte datum gaat lukken. Dat is echter wel het streven. 

De heer Geurts (CDA):

Het is terecht dat de staatssecretaris opmerkt dat mijn bijdrage van gisteravond die kant opging. Ik heb echter ook naar de Kamer gekeken. Gezien de vele tegenstand dacht ik: dat wordt hem niet. Ik dacht: dan gaan we voor de next best oplossing. De uitleg die de staatssecretaris geeft, is ook de uitleg die wij er in korte bewoordingen aan proberen te geven. Ik snap dat de staatssecretaris een winstwaarschuwing geeft. Het valt niet mee om met iedereen te overleggen. Ik vraag haar echter wel de druk erop te houden. Het signaal daarvan aan de sector is dat we er nou wel komen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Helder. In dat geval laat ik het oordeel aan de Kamer. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Ouwehand. Gaat het over deze motie? U bent namelijk geen mede-indiener. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb gisteren in het debat gevraagd wat nu precies de ambities zijn waarvoor die 10 miljoen wordt uitgegeven. Dat hebben we nog niet gehoord. De staatssecretaris zegt nu dat het aan de Kamer is om te kijken hoe die 10 miljoen verdeeld gaan worden. We weten niet eens waar dat geld naartoe gaat. Kan de staatssecretaris toezeggen dat ze dit aan de Kamer doet toekomen voor we hierover stemmen? 

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, we gaan het debat echt niet overdoen. Dat geldt overigens voor iedereen en niet alleen voor u. 

Staatssecretaris Dijksma:

Mijn reactie is heel kort. Ja, dat kan ik uiteraard. Het punt is dat we eerder in samenhang met de brief over het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook het LIS-rapport aan de Kamer hebben gestuurd. Daarin staat een aantal belangrijke aanbevelingen op het gebied van dierenwelzijn en antibioticagebruik. Dat zijn onder andere de thema's die aan de orde moeten komen. 

In de motie op stuk nr. 205 wordt de regering verzocht om mogelijk te maken dat landbouwers ieder jaar kunnen kiezen hoe zij het equivalent pakket of het ecologisch aandachtsgebied gaan invullen. Dat is bij een ANB-pakket niet mogelijk. Dat is altijd meerjarig. Dat heb ik net ook aangegeven bij de motie van mevrouw Jacobi. Om die reden heb ik die motie ontraden. Het is gewoon niet zeker dat het op een andere manier kan. Ik wil echter wel in overleg met de Europese Commissie kijken wat er mogelijk is. Als de motie nu zo wordt ingediend, moet ik haar ontraden. Daarin wordt mij iets gevraagd wat ik gewoon niet kan waarmaken. De heer Geurts zou de motie dus kunnen aanhouden. Misschien wil hij daar even over denken. 

Het ontraden geldt ook zeker voor de motie van de heer Geurts op stuk nr. 206. Wat hij mij vraagt, mag namelijk niet. De weegfactoren liggen vast. Om die reden moet ik de motie ontraden. 

Ik kom dan bij de motie van het lid Van Gerven op stuk nr. 206. Ook die moet ik ontraden. De administratieve last komt gewoon voort uit de verordening zelf. Die verander ik niet in overleg met landbouw- en natuurorganisaties, want dit is gedelegeerde wetgeving uit Brussel. Ik heb verwezen naar het positieve oordeel over het ingroeimodel dat ik bij de motie van mevrouw Jacobi heb uitgesproken. De heer Van Gerven zou kunnen overwegen om die motie wel te steunen. Het is maar een suggestie. Dan de motie op stuk nr. 208, van het lid Van Gerven. In deze motie wordt gevraagd een doelstelling voor beheerde akkerranden te formuleren die een veelvoud is van 1% van de ecologische focusgebieden. Ik neem aan dat wordt bedoeld: een veelvoud van het equivalente akkerrandpakket dat wij voorstellen. Het is niet duidelijk hoe deze doelstelling eruit zou moeten zien. Ook wijkt het gestelde in de motie af van het pakket waarvan ik denk dat het aan de ene kant werkbaar is en aan de andere kant een enorme bijdrage kan leveren aan hetgeen wij voorstellen. Om die reden moet ik de motie helaas ontraden. 

De heer Van Gerven (SP):

Ter verduidelijking merk ik op dat de beheerde akkerranden op dit moment naar schatting 1% van de ecologische focusgebieden vormen. Wij willen dat dit bijvoorbeeld 4% of 5% wordt. Dat is concreet de bedoeling van de motie. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat staat niet in de motie. Daarnaast leggen wij een pakket voor met verschillende sporen die een goed effect hebben op de biodiversiteit. Het is goed mogelijk dat er veel meer beheerde akkerranden komen, ook in samenhang met het agrarisch natuurbeheer, waar ik een groot voorstander van ben. Ik ben er dan ook niet tegen dat dit het eindbeeld zou worden, maar dat is iets anders dan dit eindbeeld via deze motie afdwingen. 

De heer Van Gerven (SP):

Als de staatssecretaris het een goede zaak zou vinden als die 1% zou groeien naar 2%, 3%, 4% of 5%, waarom spreekt zij dan niet uit dat zij dit gaat realiseren? 

Staatssecretaris Dijksma:

Omdat je soms ook de mensen zelf dat soort keuzes moet laten maken. Ik ben ervan overtuigd dat het, als wij erin slagen om de samenhang tussen de eerste en de tweede pijler ook in het komend jaar beter te organiseren, vanzelf aantrekkelijker zal worden, ook voor mensen die nu actief zijn vanuit het agrarisch natuurbeheer, om heel mooie pakketten te maken. Recent heb ik in Oost-Groningen kunnen zien dat men staat te popelen om te beginnen. Laten wij dat doen, zonder ons vast te pinnen op doelstellingen waarvan ik niet zeker weet of zij te halen zijn, ook niet via de voorstellen van de heer Van Gerven. 

De voorzitter:

Gaat u verder met de motie op stuk nr. 209. 

Staatssecretaris Dijksma:

In de motie op stuk nr. 209 verzoekt de heer Van Gerven de regering een aantal gewassen niet toe te staan. Ik heb ook gisteren omstandig uitgelegd dat wij een advies van WUR volgen. Wij hebben een grens vastgesteld. Er is een aantal moties ingediend die duidelijk onder die grens uitkomen, dus die moties heb ik ontraden. Andersom wil ik geen soorten die goed scoren van de lijst halen. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 209. 

In de motie op stuk nr. 210, van de heer Dijkgraaf, wordt de regering om ruimte gevraagd voor de teelt van boekweit, winterkoolzaad, zonnebloem en olievlas. Deze gewassen scoren te laag, zoals ook blijkt uit het WUR-rapport, op het punt van de bijdrage aan de biodiversiteit. Om die reden ontraad ik de motie. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Opnieuw is de staatssecretaris niet consistent. In reactie op de motie van de heer Van Gerven zegt de staatssecretaris dat lupine en veldbonen goed zijn volgens het WUR-rapport. De drie gewassen waarover in de door mij ingediende motie gesproken wordt, hebben precies dezelfde score als lupine en veldbonen. Als de staatssecretaris consequent is, moet zij de door mij genoemde gewassen hetzelfde behandelen. Zonder bemesting en gewasbescherming scoren die zelfs het hoogste van alle gewassen. Die score gaat naar beneden als er gewasbescherming en mest aan te pas komen. De staatssecretaris moet wel consistent zijn. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ik ben graag consistent. Ik heb niet de precieze weging van alle gewassen op mijn netvlies. Het lijkt mij goed dat wij de reden om kritisch te zijn over de door de heer Dijkgraaf genoemde gewassen voor de stemming op schrift aan de Kamer doen toekomen. Wij kunnen dan precies uitleggen waarom de consistentie — waar ik altijd van uitga — aanwezig is. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij zijn zeer benieuwd. 

De voorzitter:

Morgen wordt er gestemd over de moties. 

Staatssecretaris Dijksma:

Daar ben ik mij zeer van bewust. De brief komt snel. Het zal ook geen heel lange brief worden. 

De Kamer heeft van mij nog een reactie tegoed op de moties die mevrouw Ouwenhand als het ware van stal gehaald heeft. Allereerst kom ik op de motie-Ouwehand (28625, nr. 178), waarin de indiener vraagt het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen in de ecologische aandachtsgebieden uit te sluiten. Wij hebben in de ecologische pakketten juist een balans gezocht tussen economie — dat zijn dus de vanggewassen, waar je soms ook een beperkte gift aan mest of gewasbescherming voor nodig hebt — en ecologie. Als mevrouw Ouwehand mij vraagt om deze motie uit te voeren, dan kom ik in de problemen met mijn eigen voorgestelde pakket. Dus alleen al om die reden moet ik haar ontraden. 

Dan kom ik op de laatste motie. Dat is de motie-Ouwehand (21501-32, nr. 786) waarin wordt verzocht in de Nederlandse uitwerking te voorkomen dat duizenden hectares wetenschappelijk aantoonbare effectieve echte vergroening verdwijnen. Ik verwacht helemaal niet dat er effectieve vergroening gaat verdwijnen. Het agrarisch natuurbeheer kan niet alleen blijven; wij gaan er de komende jaren juist op inzetten dat het ontbureaucratiseert en veel meer focus krijgt op biodiversiteit. Er komen 10.000 akkerbouwers met een EFA-verplichting bij. In die zin is deze motie echt overbodig. Daarmee heeft de Kamer mijn oordeel. 

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, u mag echt alleen een vraag ter verduidelijking stellen, want dit zijn moties uit een eerder debat, heb ik begrepen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Waarvan de staatssecretaris mij had verzocht om ze aan te houden tot wij dit debat zouden voeren. 

Staatssecretaris Dijksma:

Ja, dat is zo. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het verschil zit hem een beetje erin dat de staatssecretaris wel de ambities heeft die wij kunnen steunen, maar dat er zorgen zijn. Daar hebben wij het gisteren in het debat ook over gehad. De zorgen over grasland deelde de staatssecretaris niet, maar vanmorgen lazen wij dat juist het aandeel blijvend grasland is gedaald. Dus de zorgen over het verdwijnen van bestaande akkerbiotopen staan nog steeds. Ik ben bereid de motie iets te wijzigen in die zin dat ik de staatssecretaris wil vragen zich ervoor in te zetten dat die behouden blijven. Het lijkt mij goed als zij dan zegt dat de motie niet overbodig is maar ondersteuning van beleid, want zij kan het niet garanderen. 

Staatssecretaris Dijksma:

Nogmaals, het is juist van belang dat wij inzetten op het versterken van vergroening. Daar is het beleid ook op gericht, maar dat ziet mevrouw Ouwehand ook terug in alle voorstellen die wij doen. 

De voorzitter:

De heer Van Gerven, gaat u een of andere motie aanhouden, intrekken of aanpassen? 

De heer Van Gerven (SP):

Nee, ik had nog gevraagd of de staatssecretaris wil ingaan op regionale collectieve invulling. 

Staatssecretaris Dijksma:

De heer Van Gerven doelt op het agrarisch natuurbeheer, de vergroening en de samenhang daartussen? 

De heer Van Gerven (SP):

De vraag over de natuurplannen en de gebiedsplannen. En de staatssecretaris gaat nog een brief sturen. Wil zij mijn motie ook betrekken bij de uitleg dat zij toch een consequent antwoord heeft gegeven bij de beoordeling van de moties? 

Staatssecretaris Dijksma:

Oh, dat kan ik best doen. Dat laatste is geen enkel probleem. Twee vliegen in één klap, hè? Wat de eerste vraag betreft: het lijkt mij uitstekend om samen met de provincies te bespreken hoe wij kunnen bijdragen aan het versterken van de samenhang tussen het agrarisch natuurbeheer enerzijds en de vergroening anderzijds. Het zou heel goed zijn als dat zo veel mogelijk gebiedsgewijs wordt opgepakt. Dat is lastig, want de eerste pijler is sterk geïndividualiseerd. De tweede pijler gaat uit van het collectief. Dat zie ik ook. Dus laten wij de handschoen vooral oppakken. 

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber, hebt u een vraag over een motie van u? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, ik heb een vraag over mijn eerste motie. Ik ben daar straks niet naar voren gelopen. Ik doe dat nu toch nog even. Mijn motie is door de staatssecretaris gekwalificeerd of ik mag wel zeggen "gediskwalificeerd" als greenwashing. Ik wil haar er heel graag op wijzen dat er een aantal voorwaarden in de motie zijn opgenomen. Gewasbeschermingsmiddelen zijn uitgesloten. Ook de verplichte inzaaiing van vanggewassen is uitgesloten. Dus ik bestrijd dat hier sprake is van greenwashing. Ik hoorde de staatssecretaris zojuist zeggen over een andere motie: ik kom nog met een schriftelijke reactie. Ik wil haar uitnodigen om dat ook bij deze motie te doen, omdat wij met deze voorwaarden erbij tot een heel acceptabel voorstel zijn gekomen waarbij greenwashing niet aan de orde is. 

Staatssecretaris Dijksma:

Dat kan. Ik kan dat op papier zetten. Dan zal ik ook uitleggen waarom de voorwaarden die mevrouw Dik stelt eigenlijk voorwaarden zijn die per saldo, in vergelijking met het huidige beeld, ook rondom de vanggewassen, gewoon geen verandering zijn. Daar gaat het om. De vraag is namelijk of je met het grote bedrag van de 30% vergroeningspremie, aan mensen vraagt om er ook iets voor te doen. Mevrouw Lodders was gisteren glashelder. Ik respecteer dat ook. Zij zei: ik vind eigenlijk dat je dat gewoon niet moet vragen en ik ben het ook niet met de vergroening eens. Dus wil zij alle mogelijkheden die er zijn, introduceren. Wat mevrouw Dik hier nu doet, is feitelijk, weliswaar op papier, een aantal voorwaarden stellen, maar in de praktijk is het verschil met datgene wat mevrouw Lodders mij vraagt maar heel minimaal. Het effect zal dan ook zijn dat bijvoorbeeld niet het equivalente pakket, dat echt meerwaarde heeft voor de biodiversiteit, gekozen zal worden, omdat heel veel van de mensen in de praktijk ook nu al gewoon voldoen aan datgene wat zij voorstelt. Vandaar ook dat ik de term greenwashing heb gebruikt. Ik zal graag ook op papier uitleggen waarom ik dat zo zie. Ik hoop dat dat misschien nog kan leiden tot een wijziging van de motie. Dat zou natuurlijk altijd kunnen en dat zou ik ook mooi vinden. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het eind van dit VAO. Over de ingediende moties zullen we morgen stemmen. Daaraan voorafgaand krijgen we een brief van de staatssecretaris. 

Naar boven