7 Voorjaarsnota 2014

Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2014. 

De voorzitter:

De heer Merkies staat al klaar. Hij heeft het woord namens de SP-fractie. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. We bespreken vandaag de Voorjaarsnota 2014. Het begint bijna een traditie te worden dat er tegenvallende btw-inkomsten zijn. Ze zouden gebaseerd zijn op de tegenvallende inkomsten in 2013. Die krimp zou verschillende oorzaken hebben, waaronder de wereldhandel, zo kunnen we lezen in de beantwoording van het kabinet. Dat is bijzonder, want in 2013 trok de wereldhandel juist aan. Bovendien worden de tegenvallende inkomsten doorgetrokken naar 2014. Inmiddels trekt de wereldhandel alweer harder aan: zelfs twee keer zo hard. Het is zelfs zo veel dat Nederland er ook een graantje van meepikt en op een klein plusje lijkt uit te komen, ondanks het economie-afremmende beleid. Ook de huizenmarkt trekt inmiddels aan. Ik vraag me daarom af waar de negatieve bijstelling van de btw-inkomsten op gebaseerd is. Ik lees nooit: "we hebben de effecten van ons beleid te rooskleurig ingeschat". Een logische vraag is natuurlijk of de regering zich dat nooit afvraagt. 

De Europese boekhoudregels zijn veranderd en als gevolg daarvan zullen de begrotingen van de lidstaten er wellicht anders gaan uitzien. Dat heeft ook gevolgen voor Nederland. Nu is er in de Voorjaarsnota een post opgenomen met de naam "reservering augustus". Ik vind het een onduidelijke benaming, en ook de bijbehorende uitleg is vaag. Er staat namelijk alleen dat het kabinet heeft besloten om 600 miljoen te reserveren, en dat dit mede in het licht van de gevolgen voor het bbp van de implementatie van de ESA-2010-boekhoudregels wordt gedaan. Als je "mede in het licht van" zegt, roept dat vragen op. Is de 600 miljoen ook ergens anders voor bedoeld? Waar bestaat die 600 miljoen uit? Kan er een opsplitsing worden gemaakt, of kan er een onderbouwing worden gegeven hoe men tot dit bedrag is gekomen? Waarom heet de post "reservering augustus"? Er is namelijk pas in september of oktober duidelijkheid over de nieuwe regels voor afdracht. Dat heeft de minister zelf geschreven in zijn brief van 23 mei 2014. De vraag rijst of dit al dan niet gedeeltelijk gaat om een reservering om eventuele eisen van gedoogpartijen in te willigen. Kan de minister dit uitsluiten? 

Kan de minister sowieso nu al stellen dat we meer gaan afdragen aan de EU? Als je dat nog niet weet, waarom neem je er dan nu al een post voor op? Welk deel van de post is bedoeld voor de hogere uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking op basis van het nieuwe nationaal inkomen? Wordt hierbij gekeken naar die verhoging van 3 procentpunt als gevolg van de overstap naar ESA-2010, of ook naar de verhoging van 4,6 procentpunt als gevolg van de bronnenrevisie van het CBS? Een ander punt waarbij de Voorjaarsnota niet uitblinkt in duidelijkheid, zijn de zogeheten kasschuiven. Bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een flinke kasschuif toegepast die in het algemene deel van de Voorjaarsnota verder niet is toegelicht, maar die gezien het bedrag wel aandacht verdient. Volgens de minister is deze kasschuif nodig omdat er anders in 2016 en 2017 bij I en M sprake zou zijn van een dip in de beschikbare budgetten. Kan de minister toelichten wat de reden is van dit lage budget in die jaren? Welke maatregelen zijn daar debet aan? Volgens de minister zijn er geen projecten vertraagd. Zouden er infrastructurele projecten in gevaar komen als deze kasschuif niet was gedaan? Als wij kijken naar de budgetten bij I en M de komende jaren, zou een kasschuif die ten goede komt aan het jaar 2015 of 2018 dan niet net zo goed te verdedigen zijn? Waarom is er juist gekozen voor 2016 en 2017? Kan de minister meer toelichting geven dan de toch wel summiere toelichting die wordt gegeven in de Voorjaarsnota? Met name als er wordt geschoven tussen de jaren, zou je toch wel wat meer toelichting verwachten. Is de minister ook bereid om vanaf nu jaarlijks bij de Voorjaarsnota een lijst mee te geven van alle kasschuiven? Je kunt dat weliswaar met veel speurwerk zelf vinden, maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat als er een vraag wordt gesteld in de schriftelijke ronde, er netjes een lijstje met alle kasschuiven komt. Je zou dit dan net zo goed direct kunnen doen. 

Dan wil ik nog iets opmerken over de korting die wij krijgen op de EU-afdrachten. Het eigenmiddelenbesluit waarin de verlenging van de Nederlandse korting op de EU-afdrachten is geregeld, treedt in werking na ratificatie door alle lidstaten. Volgens de minister gaat dat niet lukken voor het einde van het jaar. Op basis waarvan zegt de minister dat je die korting niet in het jaar 2014 kunt boeken, maar pas in 2015? Klopt het dat je dan in 2015 de korting hebt van 2014 en 2015, dus dat die dan allebei staan geboekt? De minister zal wel zeggen dat dit prudent begrotingsbeleid is, maar in feite weten wij toch al dat wij die korting krijgen? 

Over prudent begrotingsbeleid gesproken: het kabinet verwacht dat het opschalen van kleine gemeenten naar grote gemeenten structureel 1 miljard gaat opleveren. Het kabinet is daar zo zeker van dat deze voor de komende jaren alvast staat ingeboekt. Eerst is het nog een laag bedrag, maar het loopt uiteindelijk op tot 975 miljoen. Nu heeft het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden onderzoek verricht naar de financiële effecten van het opschalen van kleine gemeenten naar grotere gemeenten. De uitkomst daarvan staat in schril contrast met de effecten die de regering verwacht. De verwachting van het kabinet dat dit 1 miljard gaat opleveren, is volgens de onderzoekers op drijfzand gebaseerd. Het COELO deed onderzoek naar de herindelingen die tussen 1997 en 2011 hebben plaatsgevonden. In die periode zijn 329 gemeenten samengevoegd tot 122 grotere gemeenten. De uitkomst van het onderzoek is dat schaalvergroting geen efficiencywinst oplevert en geen dalende uitgaven tot gevolg heeft, zelfs niet bij de kleine gemeenten. Ook de sociale voorzieningen worden er niet beter van. Zijn deze resultaten voor de minister van Financiën aanleiding om de ingeboekte miljard aan besparingen te heroverwegen? En zo nee, met welke argumenten houdt hij dan die verwachting van 1 miljard besparing staande? 

Ten slotte, in de Voorjaarsnota lezen wij dat er een tekort bij de huurtoeslag is ontstaan door het niet-afschaffen van de aftrek voor specifieke zorgkosten. De mensen hebben door deze regeling een lager belastbaar inkomen en zij ontvangen dus meer huurtoeslag. Nu dat een tekort veroorzaakt, kunnen zij er alsnog via een omweg voor opdraaien, want vanaf 2015 wordt er jaarlijks 31 miljoen gekort op de huurtoeslag. Wat betekent dat voor de mensen die huurtoeslag ontvangen? Hoeveel raken zij vanaf 2015 kwijt? Was dit effect niet te voorzien bij het opstellen van het Begrotingsakkoord 2014? Wordt er zo meteen, in jaren van overschot, ook in omgekeerde richting gecompenseerd door meer huurtoeslag uit te keren? Huurders hebben het door het beleid van de overheid al zwaar te verduren. Misschien is het effect hiervan niet groot, maar ik hoor graag van de minister hoe groot dat effect precies is. Het komt namelijk wel bovenop alle andere ellende die over huurders wordt uitgestrooid. Huurders zagen zich gisteren ook al geconfronteerd met een enorme huurstijging, terwijl ze die vorig jaar ook al hebben gehad. Huurachterstanden nemen toe, evenals het aantal huisuitzettingen. Vorig jaar zijn bijna 7.000 huishoudens hun huis uitgezet, wat voor al die mensen een groot persoonlijk drama is. Collega Sadet Karabulut heeft daarvoor gisteren nog aandacht gevraagd; dat doe ik hier ook. Steeds meer huurders kunnen simpelweg de huur niet meer betalen. Sluit het kabinet de ogen voor de problemen van huurders? Daar lijkt het namelijk op. Of is het kabinet op zijn minst bereid, de problemen voor huurders beter in kaart te brengen? Wil het kabinet de gevolgen van zijn beleid voor huurders onder ogen zien? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Merkies zei het al: ons bbp is opeens van de ene op de andere dag op papier met 40 miljard gegroeid. De SP is nogal begaan met ontwikkelingshulp en vandaar de volgende vraag. Vindt de heer Merkies van de SP nu dat het budget voor ontwikkelingshulp ook omhoog moet vanwege die papieren werkelijkheid? 

De heer Merkies (SP):

Het bedrag voor ontwikkelingshulp is al enorm gedaald. We zitten al niet eens meer op de internationale norm van 0,7%; we zijn al naar 0,55% gegaan. Als dat percentage stijgt, gaan we weer naar de oude norm, zelfs als je volgens de oude methodiek rekent. 

De voorzitter:

Tot slot. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het maakt me niet uit of het 0,55% of 0,7% is. Wat ik wel weet, is dat we elk jaar 4 miljard overmaken naar ontwikkelingslanden. 4 miljard. Geld dat we keihard nodig hebben voor zaken waarvoor u altijd staat: armoedebestrijding, schuldsanering en al die mensen die bij de voedselbanken staan. We pompen 4 miljard in ontwikkelingslanden en de heer Merkies gaat mij nu vertellen dat ontwikkelingshulp dankzij die papieren werkelijkheid van een bbp dat 40 miljard groter is geworden met een paar honderd miljoen stijgt. Daar staat hij voor. 

De heer Merkies (SP):

Er is al voor miljarden bezuinigd op ontwikkelingshulp. Ik vind dat een kwalijke zaak. Je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat ontwikkelingshulp goed besteed wordt. De heer Van Dijck en ik verschillen van mening als het gaat om internationale solidariteit: wij staan voor internationale solidariteit, dus ook voor solidariteit buiten de grenzen. 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Tijdens de voorbereiding van dit debat over de Voorjaarsnota 2014 bedacht ik me dat het lang geleden is dat we zo'n saaie Voorjaarsnota hebben gehad. Overigens is het ook lang geleden dat we maar één begrotingscyclus in het jaar hadden. Want terugdenkend aan de afgelopen jaren herinner ik me de Voorjaarsnota 2010, waar met de motie-Koolmees/Weekers van D66 en VVD de aanzet werd gegeven tot een eerste bezuinigingspakket van 3,2 miljard, vooruitlopend op het nieuwe kabinet-Rutte/Verhagen. In het voorjaar van 2011 was er een heel grote tegenvaller op de zorg die moest worden opgevangen. In 2012 hadden we het lenteakkoord met 12 miljard extra ombuigingen, in het najaar gevolgd door het regeerakkoord. Nog maar een jaar geleden keken we in het voorjaar aan tegen een extra opgave van 6 miljard euro, waarover we in de herfst met de vijf partijen VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP afspraken maakten. Het waren jaren waarin we binnen de begrotingsregels helaas meer aan saldosturing moesten doen dan ons lief was. Maar het was wel noodzakelijk om de overheidsfinanciën niet te laten ontsporen en terug te brengen naar een gezond pad waarmee we ook over 30 jaar nog de politie, de leraren en de zorg kunnen betalen. 

Nu hebben we dan de Voorjaarsnota 2014, die er overzichtelijk uitziet. Rechttoe rechtaan, zonder grote verschuivingen, een paar tegenvallers en een paar meevallers die ongeveer tegen elkaar wegvallen, maar zonder grote tegenvallers of dreiging van een extra ombuigingsoperatie. En Nederland is dit jaar ook nog ontslagen uit de buitensporigtekortprocedure. Ons tekort zit binnen de 3%. Ik hoop dat wij die gevaarlijke uiterste grens van 3% ook nooit meer overschrijden. 

Dat reflecteert hoe de economie eruitziet, want die trekt eindelijk weer aan. Wat begon als een paar lichte signalen, lijkt nu steeds meer het begin van economisch herstel. De doemdenkers en pessimisten die voorspelden dat het kabinet de economie kapot zou bezuinigen en dat snoeien om te groeien simpelweg niet kan werken, krijgen ongelijk. De economische groei is in 2014 opwaarts bijgesteld ten opzichte van de raming in de Miljoenennota, maar het is niet alleen de locomotief van de exporttrein die begint te rollen. Ook van de latere wagons, consumptie van huishoudens en de werkgelegenheid, beginnen de wielen voorzichtig te draaien, zodat ondernemers vanaf volgend jaar hopelijk ook weer beginnen te doen waar ondernemers, en zij alleen, goed in zijn, namelijk het creëren van banen. 

Dit alles heeft ook effect op de overheidsfinanciën. Ik kan mij de laatste jaren geen voorjaarsnota herinneren waarin alle cijfers positief zijn bijgesteld, dit met uitzondering van de ruilvoet, waarop ik zo meteen nog even terugkom. 

Goed beschouwd zit er nog wel een enorme bijzonderheid in deze Voorjaarsnota, want voor het tweede jaar op rij zijn er meevallers in de zorg, en nog wel een structurele meevaller ook. Dat is opmerkelijk na meer dan een decennium van miljarden aan tegenvallers in de zorg. Daar past een compliment aan het kabinet voor het langzamerhand keren van de trend van de stijgende zorgkosten. Dat wil zeggen een compliment voor minder meerzorgkosten, want we zitten weliswaar onder het basispad, maar wij blijven de komende jaren elk jaar meer geld aan zorg uitgeven. De hervormingen in de zorg werpen op deze manier hun vruchten af. 

Twee andere hervormingen merken wij inmiddels ook. Nederlanders gaan later met pensioen en met het woonakkoord is er rust op de woningmarkt, zodat wij ook daar de eerste vormen van herstel zien en vaker om ons heen horen of soms zelf meemaken dat een huis wordt verkocht. Andere hervormingen zijn weliswaar in wetgeving een heel eind gevorderd of afgerond, maar het echte effect daarvan gaan wij pas in de komende jaren merken. Hervormingen zoals de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de Participatiewet en ook de langdurige zorg zorgen ervoor dat wij houdbare overheidsfinanciën krijgen en dat wij een groeiende economie verder kunnen ondersteunen. De overheid schept immers zelf geen banen en zij is niet de baas van de economie. De rampzalige voorbeelden in het vroegere Oostblok laten zien wat er gebeurt als de overheid denkt dat zij met een zwaai van het toverstokje de economie kan veranderen. Nee, de overheid kan ondersteunen en bevorderen dat de economie zelf weer tot volle wasdom komt door, als je het met de natuur vergelijkt, te snoeien om te groeien, zodat de plant van de economie zelf goed kan doorgroeien. Het kabinet heeft deze les begrepen. Het heeft in de afgelopen jaren bezuinigd en structurele hervormingen doorgevoerd die de economie weer kansen geven om te groeien. 

Tegelijk liggen hier ook nog wat uitdagingen. Dat is nog zo'n verschil met de afgelopen jaren. Toen was het geen uitdaging, maar toen was er ieder jaar een grote opgave om de boel sluitend te krijgen. Nu wij dergelijke opgaven achter ons laten, komen er nog interessantere uitdagingen. Het gaat dan niet alleen om het in de hand houden van de overheidsuitgaven als continue uitdaging. Ondanks alle inspanningen van het kabinet blijven de uitgaven aan sociale zekerheid en zorg een soort natuurlijke groeiers die direct toenemen zodra wij ook maar een seconde de andere kant op kijken. Ook dit zet een druk op de last op arbeid, omdat deze uitgaven veelal gefinancierd worden door de premies die aan deze uitgaven gekoppeld zijn. 

Bij de uitdagingen gaat het ook om de groei en het verdienvermogen van Nederland in de toekomst, waarover vorige week nog werd gedebatteerd. De komende tijd gaat het erom, als de uitdaging op tafel ligt, om tot een beter belastingsysteem te komen met lagere belastingen en premies op arbeid en ondernemen. Dit is een klus met een mooie, breed gedragen ambitie, maar het is ook taaie materie in de uitwerking om echt tot iets beters te komen. Niettemin verwacht ik dat het kabinet ook deze klus zal klaren, al is het maar omdat de uit de hand gelopen complexiteit van het huidige systeem de rook uit het ICT-systeem van de Belastingdienst doet komen. Dit zijn thema's die hun schaduw vooruitwerpen en die ongetwijfeld weer tot interessante financiële discussies zullen leiden. 

De vraag blijft dan: is er dit keer niets om over te somberen? Jawel. Het eerste risico is natuurlijk dat de Staat in 497 jaar niet zo'n lage rente op de staatsschuld heeft betaald. Dat zal dus wel niet altijd zo blijven. Andere risico's zijn er ook. Het Centraal Planbureau en de Nederlandsche Bank wijzen er terecht op dat er andere risico's zijn voor economisch herstel. DNB wijst erop dat wij groei nodig hebben omdat de huishoudens die onder water staan de komende jaren nog niet tot grote bestedingen kunnen komen. Er zijn ook bedreigingen verder weg, bijvoorbeeld de situatie in het Midden-Oosten en, iets dichterbij, de situatie met Oekraïne en Rusland. Daarnaast zijn er ook nog steeds financiële bedreigingen. Hoewel de bankenunie in de steigers staat en de eerste probleemlanden in de eurozone, namelijk Ierland, Portugal en Spanje, weer op eigen benen staan, moeten we niet denken dat we er al zijn. De eurozone moet stap voor stap nog steeds verder herstellen van de eurocrisis. 

Ik noemde in het begin al even de ruilvoet. Deze wijst natuurlijk op de lage inflatie. De ECB heeft onorthodoxe maatregelen, zoals een negatieve rente, uit de kast gehaald om de investeringen aan te wakkeren en de inflatie te bestrijden. Ook Nederland heeft een lage inflatie en weinig kredietverstrekking, zoals de president van de Nederlandsche Bank vorige week nog hier in de Tweede Kamer vertelde. De ECB gebruikt dus onorthodoxe middelen, waarvoor ik eigenlijk ook geen goed alternatief weet. Het werkt echter alleen als de landen binnen de eurozone die nog hoognodig hervormingen moeten doorvoeren, daar ook daadwerkelijk toe worden gedwongen. Concreter: het werkt alleen als Frankrijk en Italië doen wat de Nederlandse regering in de afgelopen jaren deed. We hebben het vanochtend, in het AO Ecofin, al uitvoerig daarover gehad. We zijn nu in afwachting van de begrotingen van de lidstaten in het najaar, waarin ze die aanbevelingen moeten opvolgen. Voor mij is duidelijk dat er helemaal niks uitzonderlijks is aan het gebrek aan hervormingen in Frankrijk en al helemaal niet aan de torenhoge staatsschuld in Italië. Ze moeten dus gewoon alles op alles zetten en leveren. Iets anders kan het voor die landen niet zijn. Ik neem aan dat de regering dat met de VVD eens is en dat zij de nieuwe Europese Commissaris daarop zal wijzen. 

Ik ga afronden. Zolang 650.000 mensen nog geen baan hebben en de overheid, wij allemaal dus, elke dag meer uitgeeft dan er binnenkomt, is er ondanks het glorende economische herstel nog heel veel te doen. De Voorjaarsnota laat zien dat we op de goede weg zijn, maar ik reken erop dat we op komende Prinsjesdag bij de Miljoenennota een begroting krijgen die met volle ambitie de voorwaarden schept voor meer banen. Om het in voetbaltermen te zeggen: Oranje stopt ook niet met trainen nu het in de kwartfinale staat. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Als je je op voetbal gaat beroepen, dan wordt het wel heel spannend, want dat kan ook alle kanten opgaan. Ik heb nog een vraag over de risico's die de heer Harbers, terecht, benoemde. Afgelopen week verscheen er ook een rapport van de BIS, de Bank voor Internationale Betalingen. Die schetste een risico waarover ik de heer Harbers nog niet zo gehoord heb, namelijk de privateschuldenlast. De rente is nu nog laag. We hebben met leningen de groei, de vraag op peil weten te houden. Als de rente echter stijgt, zit daar een enorm risico in. Dan zal de privateschuldenlast nog meer als een molensteen om de nek van de burgers gaan hangen. Is de heer Harbers het met mij eens dat dit kabinet ook het terugdringen van de privateschuldenlast als een belangrijk thema voor het komende jaar zou moeten agenderen? 

De heer Harbers (VVD):

Ik heb wel aan het risico gerefereerd, namelijk toen ik aangaf dat ook de president van de Nederlandsche Bank vorige week die waarschuwing gaf in de Tweede Kamer. Bij huishoudens die onder water staan is, denk ik, in de grootste mate het risico aanwezig dat mevrouw Schouten schetst. Die kunnen in de komende jaren nog niet tot grote bestedingen komen. Tegelijkertijd constateer ik dat door het kabinet wel oplossingen voor dit probleem zijn aangebracht, bijvoorbeeld het beperken van de mogelijkheid om schuld op schuld te stapelen en een hoge hypotheek te verkrijgen. Ik zou echter niet verder willen gaan. Als mevrouw Schouten van het kabinet vraagt om dit op te lossen, dan betekent dit linksom of rechtsom dat de overheid die schuld moet overnemen of er op een andere manier voor moet zorgen dat huishoudens die schuld oplossen. Het is echter wel de privateschuldenlast. Het gaat niet over de schulden van de overheid. Het gaat over de schulden van privépersonen, van huishoudens. Uiteindelijk werkt daar maar één ding tegen. Er is alleen tijd nodig om uiteindelijk tot een oplossing te komen. En er moet duidelijkheid zijn, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is inderdaad wel een privateschuldenlast, maar wel een die door allerlei overheidsmaatregelen is gestimuleerd. De BIS wijst zelf bijvoorbeeld op het ruime monetaire beleid, waarbij de vraag kunstmatig een beetje op peil wordt gehouden. We hebben dat zelf op de woningmarkt ook lange tijd gestimuleerd. Nu zijn we de maatregelen aan het nemen om het terug te dringen. Ik heb de president van de Nederlandsche Bank ook horen zeggen dat we daar misschien nog wat strikter in moeten zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de "loan to value"-ratio voor het lenen. Hoe ziet de VVD dat als ze zelf zich zorgen maakt over dat probleem en de overheid daar misschien nog wel iets aan zou kunnen doen? 

De heer Harbers (VVD):

Het verbaast mij een beetje, want uiteindelijk hebben de partij van mevrouw Schouten en mijn partij, de ChristenUnie en de VVD, zelf samen aan het woonakkoord gewerkt, waarin we die afspraken hebben gemaakt. Je kunt dan wel zeggen dat we de loan to value verder onder de loep moeten nemen en verder naar beneden moeten brengen, maar daarmee verruil je het ene probleem voor het andere. Juist door het feit dat we langjarig duidelijkheid hebben geboden over de woningmarkt, komt de woningmarkt nu eindelijk uit het slop. Door toch maar weer eens vrolijk een discussie te beginnen om de loan to value naar beneden te brengen, de oplossing die mevrouw Schouten nu lijkt voor te stellen, verruil je het probleem van de privateschuldenlast weer voor een ander probleem, namelijk dat de woningmarkt dan voor een tweede keer tot stilstand komt. Ik zou dat niet willen. Ik denk dat huishoudens op de huidige koers waarbij we langjarig duidelijkheid hebben geboden, kunnen anticiperen. Als we de economie uiteindelijk weer tot groei kunnen brengen, kunnen we huishoudens op die manier ook in staat stellen om uit dat nare dal van de schulden te komen. Dat kan alleen door de tijd te nemen, maar ik vind dat toch beter dan het ene probleem verruilen voor het andere. 

De voorzitter:

We doen interrupties in tweevoud. Vooruit dan maar. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank u wel voor uw coulance, voorzitter. 

Het klopt dat wij onze handtekening ook onder het woonakkoord hebben gezet. Ik wil echter alleen maar vragen om geen taboes te laten bestaan bij het verder nadenken over de wijze waarop wij de privateschuldenlast naar beneden moeten brengen. Als de noodzaak daartoe pregnanter wordt, bijvoorbeeld door allerlei ontwikkelingen die nu op de financiële markten gaande zijn, dan mogen wij toch niet stoppen met nadenken over dit soort thema's? 

De heer Harbers (VVD):

Ik zal een afrondende opmerking maken. We moeten niet stoppen met nadenken, maar ik kan mij op dit moment niet voorstellen dat ik het ene probleem zou willen vervangen door het andere. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De Voorjaarsnota staat vol met selfmade meevallers, zoals de 900 miljoen als lekkere meevaller voor 2015. 600 miljoen is gereserveerd. Dat bedrag heeft nog geen bestemming, maar toch is het kader sluitend. Heeft de heer Harbers al een bestemming voor de 1,5 miljard die straks te verdelen is? 

De heer Harbers (VVD):

Nee, maar ik vind het heel verstandig als het kabinet, net als heel veel mensen en bedrijven in Nederland in de afgelopen jaren, zelf een appeltje voor de dorst aanlegt en meevallers niet gelijk uitgeeft. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dit is toch de kans voor de VVD om iets te doen aan belastingverlaging? "Werkend Nederland verdient belastingverlaging" staat nog op de grote billboards. Er zit 1,5 miljard in een potje zonder bestemming. Nederland snakt naar belastingverlaging. Gaat de heer Harbers ons na de zomer verrassen met een fors pakket aan lastenverlaging of gaat het geld weer naar allerlei overheidsuitgaven, collectieve uitgaven en subsidies? 

De heer Harbers (VVD):

Eén verrassing hebben we dit voorjaar al weggegeven. Dat was een belastingverlichting van 0,5 miljard. Die zal de heer Van Dijck op Prinsjesdag zien. Verdere verrassingen kan ik hier onmogelijk verklappen. Daarnaast weten wij natuurlijk dat er mogelijk nog wat tegenvallers komen. In de vorige interruptie heeft de heer Van Dijck al gerefereerd aan de statistische herziening van het bbp. Wij weten dat dit consequenties kan of zal hebben voor de afdracht aan de Europese Unie. Ik vind het dan heel verstandig dat het kabinet hetzelfde doet als het van heel veel huishoudens in de afgelopen jaren heeft gevraagd. Als je eventuele tegenvallers ziet aankomen, houd dan vooral de hand op de knip, zet de meevallers apart en spaar ze even op. Dan hebben wij straks op Prinsjesdag een verhaal waar wij netjes uit kunnen komen. 

De heer Merkies (SP):

De heer Harbers stak de loftrompet over het beleid. Hij stelde dat de opgang van de economie te danken is aan het beleid. Ik hoorde een paar jaar geleden nog dat de neergang de consequentie was van allerlei internationale natuurrampen et cetera. De heer Harbers heeft toch ook gezien dat er in Nederland in de jaren 2012 en 2013 een krimp was, terwijl er wereldwijd een forse groei was die nu nog aantrekt? Hoe verklaart de heer Harbers dat dan? 

De heer Harbers (VVD):

Ik dank de heer Merkies voor deze interruptie, want die geeft mij de gelegenheid om te benadrukken dat je met beleid weliswaar iets kunt beïnvloeden, maar dat het echte economische herstel niet in dit gebouw ontstaat, maar doordat de mensen in dit land, de ondernemers en de werknemers, keihard hun schouders eronder zetten. Dat heb ik zojuist ook in mijn bijdrage gezegd. De afgelopen jaren was er wereldwijd groei, maar niet in Europa. De heer Merkies weet ook dat we in Europa met name kampen met de naweeën van de eurocrisis, ja daar zelfs middenin zaten. Je kunt dan twee dingen doen. Zo kun je als overheid zeggen die je het eens even rustig gaat uitzingen. Maar we hebben al bij vele debatten uitgewisseld dat volgens mij daardoor de ellende alleen maar groter was geworden. Je kunt als overheid ook snel gaan optreden, zodat de schulden en tekorten zich niet verder opstapelen, en je ervoor zorgt dat je de economie niet meer in de weg staat op het moment dat zij echt weer tot bloei komt. Volgens mij is dat moment nu gekomen. We hebben de hervormingen uitgevoerd. Het land weet waar het aan toe is. Daardoor zal de economie in de komende jaren inderdaad tot volle wasdom komen. 

De heer Merkies (SP):

De heer Harbers haalt Europa aan. Inderdaad, Europa doet het slechter dan de wereld. En dat heeft inderdaad ook iets te maken met dat bezuinigingsbeleid in heel Europa. Hoe kan de heer Harbers zeggen dat het zo goed gaat, terwijl we het vorig jaar na Griekenland het slechtst deden? Van die krimp hebben we nu nog last. We zijn nu nog steeds meer gekrompen, of minder gegroeid. Als de wereldeconomie enorm stijgt, moet je daar uiteindelijk altijd wel enigszins voordeel van hebben, maar dat voordeel is nu veel minder dan wanneer we een beter beleid hadden gevoerd. 

De heer Harbers (VVD):

Het feit dat we alle cijfers voor dit jaar omhoog hebben kunnen bijstellen, is ook een gevolg van het feit dat we daadwerkelijk maatregelen durfden nemen op het moment dat dat nodig was. Andere landen vóór ons hebben dat ook laten zien. De Baltische staten durfden een jaar of drie, vier geleden bijvoorbeeld ook snel in te grijpen. Buiten de eurozone heb je dit in IJsland gezien. Ik ben blij dat het Nederlandse kabinet dit ook heeft gedaan. Daardoor hebben we ook iets bereikt wat we een jaar geleden wel hoopten, maar nog niet konden voorspellen, namelijk dat er nu meer groei is dan we een jaar geleden dachten en dat het tekort ook lager is dan we toen dachten. 

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Het jaar 2014 is het jaar waarin de coalitie vrolijk voortging op de ingeslagen weg van belastingverhogingen. Er komt dit jaar maar liefst 7 miljard euro aan lastenverzwaringen bij, waardoor de collectieve lastendruk uitkomt op 40,7% van het bruto binnenlands product. Dat niveau is sinds de jaren negentig van de vorige eeuw niet meer voorgekomen. Het tast het besteedbaar inkomen van gezinnen aan. Het remt de investeringen in het midden- en kleinbedrijf. Kortom, het frustreert de groei van de economie en de werkgelegenheid. 

Het Herfstakkoord met de drie partijen heeft een aantal zaken zeker verbeterd, maar van structurele lastenverlichting is geen sprake. De eenmalige lastenverlichting in 2014 is betaald met creatieve schuiven en met ondoordachte belastingverhogingen. Om de reddingboei voor 2014 te betalen, worden door het Herfstakkoord in 2015 bijvoorbeeld de belastingen met 1,5 miljard euro extra verhoogd. En er zijn nieuwe belastingen bij gekomen, zoals de verdubbeling van de leidingwaterbelasting, die per 1 januari is ingegaan. Die was zogenaamd bedoeld om duurzaam watergebruik te stimuleren, maar in de praktijk blijkt de maatregel waterbesparing door duurzame investeringen bij bedrijven juist te ontmoedigen. Daarom komt het kabinet alweer voor een deel terug op het voorstel. De rekening van 80 miljoen euro wordt via nieuwe milieubelastingen wel weer bij het bedrijfsleven neergelegd, maar het is nog onduidelijk hoe en waar. Kan de minister aangeven hoe hij in 2014 dit gat financieel zal dekken? 

De totale belastingopbrengsten lijken mee te vallen. Maar als je goed naar de cijfers kijkt, blijkt dat vooral te komen doordat de economie zich iets gunstiger ontwikkelt dan geraamd. Dat is de zogenaamde "endogene groei". De beleidsmaatregelen laten juist een tegenvaller zien van 1,2 miljard euro. Uit de tabellen blijkt bijvoorbeeld dat onder andere de btw-opbrengsten en de accijnzen fors tegenvallen. De heer Merkies wees daar ook al op. Onduidelijk is het effect van maatregelen als de eenmalige verlaging van het box 2-tarief, die 1 miljard euro zou moeten opbrengen, en het opnemen van geld uit de stamrecht-bv's, dat 2 miljard zou moeten opbrengen. De econoom Bas Jacobs noemde die trucs met het naar voren halen van belastinginkomsten al eens "Grieks boekhouden". Wat het ook is, wij willen graag opheldering over de stand van zaken rond die maatregelen. 

Nu de uitgaven. Bij die uitgaven lijkt het allemaal netjes sluitend. De ruimte die ontstaat binnen de kaders van de sociale zekerheid en zorg wordt echter niet gebruikt om het tekort terug te dringen, maar deels voor extra uitgaven in 2014 en 2015. De heer Van Dijck noemde dat net ook even. Zo wordt er bijvoorbeeld 600 miljoen euro ingeboekt voor de gevolgen van een statistische bijstelling van het bbp, ofwel ruimte voor extra afdrachten aan de EU, en wellicht ook andere uitgaven. De onderbouwing van die reservering is echter niet terug te vinden in de Voorjaarsnota. Dus wil ook mijn fractie graag weten uit welke componenten deze reservering precies is opgebouwd. Wat is de veronderstelde extra afdracht aan de EU en zit daar ook ruimte in voor andere uitgavenintensiveringen? 

Er is ook sprake van forse kasschuiven. Zo worden de verplichtingen voor de ov-jaarkaart 2015 al voor een deel in 2014 voldaan om zo in 2015 weer 450 miljoen op de begroting te kunnen creëren. Het lijkt er kortom op dat het verjubelen van de meevallers is begonnen, maar hoe structureel zijn die meevallers? In de sociale zekerheid vallen gelukkig de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en de kinderopvang mee. Daarbij moet wel worden bedacht dat het kabinet het uitgavenkader voor die sociale zekerheid eerder met 1,7 miljard had verhoogd. "Het kabinet matst Asscher", concludeerde collega Koolmees vorig jaar nog. Eigenlijk is dit helemaal geen meevaller, maar ingebakken lucht in de begroting. De onderliggende trend is zorgwekkend. De verhouding tussen inactieven en actieven stijgt in 2014 naar 77%. Op elke vier werkenden staan inmiddels meer dan drie uitkeringsgerechtigden. De uitgaven voor sociale zekerheid stijgen van 13,8% naar 14,3% van het bbp. Mijn vraag aan de minister is of hij de zorg over deze toename deelt en of hij bereid is de kaders ook weer te verlagen. 

In de zorg vallen de uitgaven voor geneesmiddelen en eerstelijnszorg mee. Ook hier wijst het CPB echter op forse onzekerheden in de uitgaven voor curatieve zorg en langdurige zorg. Onduidelijk is bijvoorbeeld hoe de onderliggende groei van de zorguitgaven zich de komende jaren zal ontwikkelen. Dan gaat het bijvoorbeeld over ziekenhuiszorg, geneesmiddelen en de vraag hoe de zorgpremie zal uitvallen. Ook is er sprake van een tegenvaller — een kleine weliswaar, maar toch — in de care. De grote vraag van mijn fractie is hoe structureel de zorguitgaven echt onder controle zijn. De heer Harbers was hier heel optimistisch over. Ik help het hem oprecht hopen, maar de vraag is of dit ook echt het geval is. Graag hoor ik hier een reactie op. 

Bij de rijksbegroting in enge zin zien we een opeenstapeling van kasschuiven. Daarbij worden ook nuttige investeringen uitgesteld. Alleen al bij Defensie wordt er in 2014 400 miljoen aan investeringen uitgesteld, bovenop 600 miljoen in 2013. De Algemene Rekenkamer wijst erop dat de gewenste investeringsquote van 20% in nieuwe technieken en wapensystemen bij Defensie al een aantal jaar niet wordt gehaald. Ondertussen wordt er wel een miljard gespendeerd aan een ICT-drama met de naam SPEER. Hoe veelbetekenend is dat: we rusten de krijgsmacht uit met speren, maar niet met moderne technologieën en modern materieel. Graag hoor ik in een reactie of die investeringsquote nu daadwerkelijk gehaald gaat worden. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De zorgen van de heer Van Hijum over het defensiebudget zijn terecht, maar kan de heer Van Hijum nog even noemen hoeveel het kabinet-Rutte I, en dan specifiek minister Hans Hillen, heeft bezuinigd? 

De heer Van Hijum (CDA):

Dat exacte bedrag kent mevrouw Schouten ongetwijfeld. Ik weet alleen dat wij in onze tegenbegroting voor het afgelopen jaar ook een intensivering voor Defensie hebben opgenomen en dat ook wij het belang van een goed uitgeruste krijgsmacht zien. Om die reden hebben wij dan ook zorgen over wat er op dit moment bij Defensie gebeurt, zeker als het beschikbare budget niet eens op een fatsoenlijke manier wordt benut ten behoeve van het materieel en de noodzakelijke investeringen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Onder een CDA-minister is er 1 miljard op Defensie bezuinigd. Dat moeten wij nu gaan repareren. Daar is in het Herfstakkoord een begin mee gemaakt. Het is geen geheim dat mijn fractie vindt dat wij daarin nog verder moeten gaan. Dan past volgens mij wel enige bescheidenheid van de heer Van Hijum om er nu zo'n groot nummer van te maken. 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik doe dat niet alleen, het is ook de Rekenkamer die dat doet. Die wijst niet zozeer op het punt dat er geld bij zou moeten komen. Het gaat erom dat het geld dat er is op een effectieve en goede manier wordt besteed en daadwerkelijk wordt omgezet in investeringen. De Rekenkamer wijst erop dat dit al een aantal jaren kennelijk niet lukt. Daar maak ik mij zorgen over. Daarover is vandaag ook een brief binnengekomen van de minister van Defensie die ik nog niet hebben kunnen bestuderen maar die volgens mij wel een debat in deze Kamer hierover rechtvaardigt. 

Hetzelfde zien we een klein beetje bij infrastructuur. Daar wordt 250 miljoen minder dan gepland uitgegeven en doorgeschoven naar latere jaren terwijl het budget voor aanleg van die infrastructuur door de coalitie al fors was verlaagd. Het motto was toch "niet doorschuiven maar aanpakken"? Wij sporen de regering aan om de beschikbare investeringsruimte in 2014 alsnog te benutten voor projecten die eerder zijn uitgesteld. In het debat over infrastructuur zijn door mijn collega De Rouwe al een aantal voorbeelden genoemd: de N59 in Zuid-Holland, het aquaduct in de A6, de A67, de N35 en het Twentekanaal. Dat zijn allemaal projecten die oorspronkelijk op de planning stonden maar die zijn uitgesteld, waarvan ik niet begrijp waarom de beschikbare ruimte in 2014 niet wordt benut om die investeringen daadwerkelijk te doen. Dat zou goed zijn voor de regionale economie en werkgelegenheid en dus ook voor banen. 

Vorige week stelde DNB-president Knot in de Kamer dat de groei de komende jaren nog zal lijden onder de hoge private schuld. Ook de Bank voor Internationale Betalingen waarschuwt voor de grote schok die zal ontstaan als de ultralage rente weer stijgt. Maar wat doet het kabinet? Door het leenstelsel voor studenten verhoogt het de private schuld en de publieke schuld. Uit de Voorjaarsnota blijkt dat de staatsschuld dit jaar met 0,4 miljard extra stijgt doordat meer studenten meer lenen en er minder wordt omgezet naar giften. Dat bedrag zal natuurlijk fors toenemen als het leenstelsel wordt ingevoerd. Ook nemen de risico's voor de rijksbegroting toe. 

De Amerikaanse centrale bank waarschuwde onlangs nog voor "pretty significant consequences" van studieleningen op groei en welvaart. Studieschulden achtervolgen mensen lange tijd en drukken de beschikbare inkomens en de mobiliteit. In die zin deel ik de zorgen die ook mevrouw Schouten over die private schulden heeft uitgesproken. Graag vernemen wij concreet wat nu het effect is van het leenstelsel op de staatsschuld, op de rijksbegroting en op de economische groei. Is de minister bereid om de welvaarts- en financiële effecten van het akkoord dat over het leenstelsel is gesloten te laten onderzoeken door het Centraal Planbureau? 

In de afgelopen week is wel gesuggereerd dat het kabinet ongeveer klaar is met de uitvoering van het regeerakkoord, maar daar is geen sprake van wat de CDA-fractie betreft. De economische groei is veel te laag, de lastendruk en de overheidsuitgaven als percentage van het bbp te hoog. Hoge private en publieke schulden drukken de economische groei naar beneden en vormen een reëel risico bij toekomstige rentestijgingen. Wat de CDA-fractie betreft moet het kabinet er een tandje bij zetten en werk maken van lagere lasten. Geen meevallers verjubelen maar minder uitgeven en meer verdienen. 

De heer Merkies (SP):

Ik heb een onderwerpje gemist. De heer Van Hijum kwam vandaag met het nieuwtje dat het CDA duidelijkheid wil over ontwikkelingshulp, dus ik dacht dat hij daar ook iets over zou zeggen. 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb over 600 miljoen gesproken. 

De heer Merkies (SP):

Hij noemde alleen het woord "ontwikkelingshulp" daarbij dan niet. Ik wil graag duidelijkheid van het CDA over ontwikkelingshulp. Het CDA heeft namelijk in haar verkiezingsprogramma gezegd te willen vasthouden aan de internationale norm van 0,7%. We weten dat die inmiddels enorm omlaag is gegaan naar ongeveer 0,55%. Het wisselt een beetje, maar dat zijn de schattingen. Het CDA zegt nu dat het buiten kijf is dat er geen cent meer mag bijkomen bij ontwikkelingshulp. Dat klopt dan toch niet met het verkiezingsprogramma? 

De heer Van Hijum (CDA):

Nee, wij hebben het hier over een statistische aanpassing van het bruto binnenlands product. Er verandert in de buitenwereld helemaal niets, alleen in de manier waarop we dingen berekenen. Dan is de vraag of een consequentie daarvan moet zijn dat je honderden miljoenen aan welk willekeurig doel dan ook extra gaat uitgeven of uitgaat van het budget voor ontwikkelingshulp. Ook wij hebben daarin moeilijke keuzes moeten maken, wij zijn niet tegen ontwikkelingshulp. U had daarover net een debatje met de heer Van Dijck. Moet die statistische herberekening nu betekenen dat je extra geld gaat uitgeven? Daarvan zie ik de noodzaak niet. Sterker nog, in deze tijd, waarin er fors wordt bezuinigd, waarin we met een enorme schuld- en tekortproblematiek zitten, kiezen wij er inderdaad voor om niet meer geld te gaan uitgeven. 

De voorzitter:

Tot slot, de heer Merkies. 

De heer Merkies (SP):

Stapt het CDA dan van zijn verkiezingsprogramma af? Daarin staat 0,7%. We weten dat we een stuk lager zitten. Laat het dan vanwege een statistische correctie zijn of vanwege wat dan ook, dat we iets dichter bij die 0,7% komen. Daar kan het CDA op grond van zijn verkiezingsprogramma toch alleen maar voor zijn? 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik vind dat de heer Merkies wel een beetje voorbijgaat aan de aanleiding voor deze discussie. Het is niet zo dat er nu in een keer veel minder door die herberekening naar ontwikkelingshulp gaat. Integendeel, het niveau wordt daar helemaal niet door beïnvloed. De vraag is of er als gevolg van die herberekening ineens heel veel geld bij moet komen. Ik betwist dat. In het kader van de discussie die wij met elkaar voeren over enorme bezuinigingen en de tekortreductie vindt mijn fractie het niet verstandig om extra geld te gaan uitgeven, dat er niet ineens bijkomt. Dat geld komt er namelijk niet bij, het is alleen maar een andere manier van kijken naar het bbp. 

De heer Merkies (SP):

Ik kan alleen maar concluderen dat het CDA zijn verkiezingsprogramma hierin loslaat. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik wil de heer Van Hijum toch even bijvallen dat het een andere discussie is in hoeverre je een statistische herberekening nu aanleiding laat zijn voor meer geld, te geven aan ontwikkelingslanden. Geldt dat ook voor EU-afdrachten? Ik neem aan van wel. 

De heer Van Hijum (CDA):

Als het even zou kunnen wel, maar hier geldt wel iets anders, want het effect van die statistische herberekening van het bbp is niet van invloed op de omvang van de EU-uitgaven op zich. Het is niet zo dat daardoor de EU-uitgaven omhoog gaan. Nee, wat er verandert is de maatstaf tussen landen. Stel dat Nederland een hoger bbp heeft en alle andere EU-landen dat ook hebben. Dan verandert er helemaal niets. Maar als de stijging in Nederland iets hoger is dan in andere landen, dan verandert er iets in de onderlinge verhouding. Dat is toch een iets andere discussie, aangezien de spelregels voor alle andere landen gelden. Daar kunnen we denk ik niet omheen. Ik zou het betreuren als het tot meer uitgaven leidt, maar ik zie daar minder ruimte voor eigen keuzes dan bij alle andere onderwerpen waar je meer geld aan kunt uitgeven. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Zoals de heer Van Hijum ook weet, is Nederland de grootste nettobetaler. Nederland zal straks met deze nieuwe herberekening de grootste nettobetaler zijn van Europa. Legt de heer Van Hijum zich daar zomaar bij neer en zegt hij: oké, die herberekening leidt ertoe dat we een nog grotere nettobetaler worden? Of zegt de heer Van Hijum: nee, dat mag niet leiden tot meer dan wat we nu al netto betalen? 

De heer Van Hijum (CDA):

Het zou mij op zichzelf een lief ding waard zijn als dat niet de consequentie was. Maar als alle landen op dezelfde manier, op grond van dezelfde spelregels hun bbp berekenen en de uitkomst daarvan is dat het aandeel van Nederland verandert, dan kunnen we daar niet onderuit. We moeten overigens nog zien in welke richting en in welke mate het verandert. De voorwaarde hierbij moet wel zijn dat alle landen het op dezelfde berekenen, want anders wordt Nederland ten opzichte van die andere landen benadeeld. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Nederland klimt gestaag uit het economische dal. De economische groei neemt toe. De investeringen nemen toe. Het consumentenvertrouwen stijgt. De huizenmarkt komt weer op gang. En de koopkracht stijgt voor het eerst sinds jaren. We zien die positieve ontwikkelingen ook terug op de begroting. Het tekort voor dit jaar is voorzien op 2,7% in plaats van 3,3% en we zijn een jaar eerder uit de excessievetekortprocedure van de Europese Commissie ontslagen. We staan hier dan ook in een heel ander debat dan vorig jaar. De heer Harbers herinnerde daar ook aan. Toen hadden we het over 4,3 miljard of 6 miljard. We hadden het over de vraag hoeveel er bezuinigd zou moeten worden en of dat nodig of niet nodig zou zijn geweest. Dit jaar is het helder. Dat geeft rust, zekerheid en stabiliteit. Dat zijn belangrijke waarden in deze tijd. 

We komen uit onzekere tijden. Een keiharde financiële crisis leidde tot grote gevolgen voor onze economie. De financiële deregulering, de moraal van "pakken wat je pakken kunt" en het roekeloze gedrag van sommigen brachten de westerse economieën in een keiharde val. Nederland is daarvoor kwetsbaar gebleken. Nederland heeft een grote financiële sector en een open economie. Er is sprake van opgeblazen balansen. Eerder sprak ik in vergelijkbare debatten over een "boom-bust"-economie. Als het goed gaat, gaat het extra goed, creëren we bubbels en schieten we door. Dan kopen we via de hypotheekrenteaftrek extra keukens. Dan worden de pensioenpremies verlaagd en is er ruimte voor extra lastenverlichting. En als het slecht gaat, is het vice versa. Dit is het moment om meer stabiliteit te bieden, om mensen zekerheid te bieden. Die stabiliteit geldt ook voor het begrotingsproces. Ik heb er eerder voor gepleit: we moeten terug naar het trendmatig begrotingsbeleid en weg van de vangrail van 3%. We moeten naar een begrotingsbeleid waarbij we rekening houden met tegenvallers en waarbij we vermijden dat we in tijden van crisis extra moeten bezuinigen. 

Maar voor het eerst sinds de jaren nul zien we dit jaar overschotten bij Sociale Zaken en de zorg. De zorg lijkt ook structurele elementen te kennen. Vooral wat betreft het geneesmiddelenbeleid, zijn er keer op keer meevallers te bespeuren. Dat is mooi. Er worden goedkopere medicijnen ingekocht en dat levert elk jaar weer 600 miljoen op. Bij Sociale Zaken komt het overschot voornamelijk doordat de werkloosheid lager is dan geraamd. Dat leidt begrotingstechnisch tot een meevaller, maar maatschappelijk gezien is er natuurlijk geen meevaller. De PvdA-fractie vindt de werkloosheid nog altijd veel te hoog. Het moet ook de prioriteit van het kabinet blijven om het stimuleringspakket dat naast de begrotingsafspraken is samengesteld, tot volle wasdom te brengen. 

De Partij van de Arbeid staat voor een verantwoord begrotingsbeleid. De begrotingsregels ondersteunen dat, maar in de praktijk werken ze soms wel knellend uit. Begrotingsregels zijn immers bedoeld voor rust en stabiliteit, maar bij een paar dingen komt het geld niet daar terecht waar het voor is bedoeld. Ik noem drie thema's expliciet: bij de huurders, bij de kinderopvang en bij de bouw. 

Bij de huurtoeslag is er een tegenvaller. Anderen spraken er ook al over. Die tegenvaller komt mede doordat de inkomens lager zijn dan voorzien. Minister Blok heeft maar één begrotingspost, serieus, en dat is de huurtoeslag. Als de inkomens wat lager zijn en de uitgaven voor huurtoeslag nemen toe, is er een tekort en is dat eigenlijk het enige waarnaar moet worden gekeken. Vorig jaar is dit bij de begrotingsafspraken gerepareerd, maar het kan niet de bedoeling zijn dat jaren achtereen ditzelfde fenomeen zich voordoet. Hoe kijkt de minister tegen dit probleem aan en is de minister bereid het onder ogen te zien? 

Ik vervolg met de uitgaven voor kinderopvang. Daarvoor is een meevaller van 100 miljoen geboekt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dit punt, over de huurtoeslag, is een terecht punt van de heer Nijboer. Het wonderlijke is dat het zich heeft voorgedaan doordat het kabinet bij aanvang kennelijk al had ingeboekt dat als de aftrek van de zorgkosten geheel doorgang zou vinden, daarmee het budget voor de huurtoeslag op peil zou kunnen worden gehouden. Omgekeerd zou, als er iets bij zou komen, dit gelijk doorwerken in de huurtoeslag. Was dit volgens de PvdA ook de bedoeling toen dit kabinet aantrad en hierover afspraken werden gemaakt? 

De heer Nijboer (PvdA):

Mevrouw Schouten heeft haar vraag heel precies geformuleerd. Dat vind ik ook goed. Ik zou deze vraag eigenlijk om de volgende reden willen doorgeleiden naar de minister. Ik heb de toelichting en de feitelijke vragen op de begroting van Wonen en Rijksdienst gelezen en ik heb de toelichting gelezen op de vragen die wij hebben gesteld. Wat nu precies de verdeling is van het deel dat fiscaal is gemaakt voor chronisch zieken, waar dit een onderdeel van is, wat het effect is van lage inkomens waardoor er meer toeslag is gebruikt, wat het effect is van de stelselherziening én wat het effect is van wat bij het regeerakkoord is ingeboekt, zijn nog wel enkele vragen die voor mij onbeantwoord zijn. Ik vind de vraag van mevrouw Schouten precies geformuleerd en zou graag eerst het antwoord van de minister horen voordat ik er precies antwoord op kan geven, omdat de effecten voor mij nog niet eenduidig zijn. Ik heb er een heel stel feitelijke vragen over gesteld en vond het geven van een eenduidig antwoord nog niet zo eenvoudig. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik begin mij wel een beetje zorgen te maken. De heer Nijboer zal ongetwijfeld hebben meegelezen op het moment dat de begroting werd opgesteld en op het moment dat het kabinet aantrad en de financiële plaat opstelde. In de Voorjaarsnota wordt wel degelijk een-op-een een koppeling gelegd met de afspraken uit het herfstakkoord over de aftrek van de zorgkosten en de stijging van de huurtoeslag. De koppeling moet bij de heer Nijboer bekend zijn geweest, los van de vraag hoeveel er nu uit de effecten van de huur an sich naar voren treedt en wat hiermee te maken heeft. Was de koppeling bij de heer Nijboer bekend en heeft hij daar toen ook bewust mee ingestemd? 

De heer Nijboer (PvdA):

De koppeling is bekend. Mevrouw Schouten geeft terecht aan dat dit gewoon in de stukken staat. Er staan ook andere argumenten in. In de opmerkingen van mevrouw Schouten lag ook de vraag besloten of er bij het regeerakkoord een en ander anders is geboekt. Deze vraag is in de Voorjaarsnota niet beantwoord en ik geef hem graag door aan de minister. In de tweede termijn zal ik hier verder op terugkomen. Ik wil eerst weten hoe het zit en dat kon ik niet eenduidig uit de stukken halen. Het beginsel is wel — ik maak dat punt hier — dat minister Blok een begrotingspost heeft, dat ministers altijd de eigen broek moeten ophouden en dat deze begroting eigenlijk maar één pijp kent, de huurtoeslag, waaruit het gehaald kan worden. In vergelijking met andere departementen vind ik dit wel wat scheef. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik kom op de uitgaven voor de kinderopvang, waarbij sprake is van een meevaller van 100 miljoen. De vraag is natuurlijk of dit wel meevalt. De kinderopvangtoeslag is bedoeld om werkende ouders te stimuleren en om een werkend persoon te stimuleren om kinderen op te vangen. Het zou juist wel goed zijn als dit budget zo veel mogelijk wordt aangewend. Vorig jaar hebben wij al eenzelfde discussie gevoerd. Hoe is het kabinet van plan dit te gaan doen? 

Een derde punt dat ik noem is het Infrafonds. Er wordt in 2014 250 miljoen verschoven naar 2016 en 2017, terwijl nu toch juist de handen uit de mouwen gestoken moeten worden. Ik heb nog een vraag die hierbij hoort. Wij hebben extra geld besteed aan het fonds voor energiebesparing. Het gaat om 150 miljoen, waarvan 50 miljoen in 2013 en 100 miljoen in dit jaar. Hoe staat het ermee? Worden deze bedragen al aangewend? 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik hoorde de heer Nijboer zeggen dat het geld voor infrastructuur nu eindelijk moet worden uitgegeven. Is hij bereid om samen met mij op te trekken en de minister te vragen om de kasschuif ongedaan te maken, zodat die 250 miljoen wordt uitgegeven aan projecten die gewoon op de plank liggen, dus klaar zijn, maar eerder zijn uitgesteld? 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vind dat de economie op dit moment zo veel mogelijk moet worden gestimuleerd en dat geld zo veel mogelijk moet worden uitgegeven aan zijn oorspronkelijke bestemming. Ik roep het kabinet daartoe op en hoor graag in de eerste termijn van de minister of het kan en, zo ja, in welke mate. De heer Van Hijum zal er evenmin als ik voorstander van zijn dat geld wordt uitgegeven aan nog niet uitvoerbare projecten. Daarom vraag ik naar de achterliggende redenen. Ik vind dat het kabinet aan zet is om zo veel mogelijk van de begrote middelen, bijvoorbeeld voor de bouw, maar ook voor andere terreinen, daadwerkelijk te gaan besteden. Daarmee geven we het kabinet ook de bevoegdheid om dat geld te besteden. 

De heer Van Hijum (CDA):

Tussen de mitsen en maren door hoor ik de intentie om het kabinet er gewoon aan te houden dat het de beschikbare middelen voor infrastructuur in 2014 uitgeeft. Klopt dat? Als we daarin samen kunnen optrekken, komen we vandaag misschien een stuk verder. 

De heer Nijboer (PvdA):

De PvdA heeft de intentie om alle begrotingsposten die zij steunt, tot uitvoering te brengen en om de daarmee gediende doelen te bereiken. Dat geldt voor alle posten op de begroting, ook voor infrastructuur. 

Ik kom op de inkomstenkant van de begroting. Er is 237,2 miljard aan belastinginkomsten geraamd, terwijl nu wordt voorzien dat het 237,5 miljard is. Kortom, we liggen daarmee op koers in tegenstelling tot vorig jaar, waarin meer dan 10 miljard aan tegenvallers werd ingeboekt. Dit toont de kentering in de economie aan. Niettemin is er op fiscaal terrein veel te doen. We kijken reikhalzend uit naar de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Van Dijkhuizen. Die reactie moet in het teken staan van werk en het bestrijden van werkloosheid, van rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid. 

We staan aan het slot van dit parlementaire jaar, waarin het kabinet volop aan het regeren is en belangrijke wetsvoorstellen door beide Kamer heeft geloosd. Het kabinet biedt helderheid, rust en stabiliteit, hetgeen weer een basis vormt voor het verder aantrekken van de economie. Ook sociale partners kunnen hieraan bijdragen. Voor hen en voor individuele bedrijven is een grote rol weggelegd, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het Sociaal Akkoord. Ik sluit af met een oproep aan hen, mede gebaseerd op een recent WRR-rapport dat de voor mij nieuwe term "predistributie" bevatte. Rechtvaardigheid in de samenleving is niet alleen een zaak van de overheid alleen. De overheid treedt op door een nieuwe Wet Normering Topinkomens in te voeren, door een eerlijk fiscaal stelsel in te voeren en door bankiersbonussen te beperken. Toch is rechtvaardigheid ook een taak van de maatschappij zelf. Tegen bedrijven zou ik willen zeggen: beloon de top goed, maar ook normaal. Dit houdt een normalisering in de topsalarissen in. Ook dat draagt bij aan de rust en stabiliteit die ons land nu nodig heeft. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Het kabinet ziet lichtpuntjes. De economie laat een klein plusje zien. "De crisis is voorbij!", riep onze minister begin dit jaar. "Koop die auto!", riep premier Rutte. Het herstel is nog nauwelijks zichtbaar of het kabinet klopt zich al op de borst. Als er al sprake is van een klein plusje, is dat dankzij de wereldeconomie. Het kabinetsbeleid heeft tot nu toe elk herstel alleen maar gefrustreerd. Door de eenzijdige focus op de tekortnorm van 3% vorig jaar, zijn de lasten gigantisch gestegen, terwijl de consumptie is verschrompeld. Het gevolg? Een veldslag met een recordaantal werklozen en faillissementen. 

Het kabinet houdt vast aan een groei van 0,75% voor dit jaar, ondanks de krimp van 1,4% in het eerste kwartaal. Hoeveel moet de economie in de rest van het jaar wel niet groeien om uit te komen op die 0,75% voor dit jaar? Ik heb het eens uitgerekend: de economie moet dan groeien met gemiddeld 1,5% per kwartaal. Gelooft de minister het zelf? 

De Nederlandsche Bank is iets realistischer en voorspelt een groei voor dit jaar van 0,2%: verwaarloosbaar klein dus. Na twee jaar van achteruitgang staan we nu stil en hopen we dat de wereldeconomie ons uit het slop trekt. Het bbp staat al vier jaar op 600 miljard. We worden dus elk jaar armer. De nieuwe berekenmethode, de ESA-2010, kwam voor de minister als een geschenk uit de hemel. Van de een op de andere dag zijn we 40 miljard rijker. In één klap is de economie met 7% gegroeid, dankzij de nieuwe berekeningsmethode en dankzij de criminelen in ons land, want opeens tellen drugs, prostitutie, gokgeld, smokkel en heling allemaal mee voor ons bbp. Wat betekent dit voor het tekort en voor onze staatsschuld? Klopt het dat Frankrijk weigert om drugsgeld mee te tellen in zijn bbp? 

Waarom groeit onze economie zo veel harder dan die van andere lidstaten? Is Nederland zo veel crimineler dan Italië en Spanje? Je zou denken dat corruptie, belastingontduiking, zwarte economie en criminaliteit juist in de periferie aan de orde van de dag zijn. Wordt dat wel voldoende meegenomen in de periferie? Ik snap niet dat Nederland de grootste groeier is door de nieuwe methode. Hoe is de 40 miljard extra aan ons bbp tot stand gekomen? Hoe betrouwbaar is dat cijfer? Ik neem aan dat je niet zomaar weet wat prostitutie, drugsgeld en heling allemaal doen voor de economie. Hoe is dat bedrag tot stand gekomen? 

Papieren groei is leuk, maar de mensen in het land hebben er niets aan. De enige die ervan profiteren, zijn Brussel en Afrika. De minister staat dan ook alweer met zijn portemonnee te zwaaien en reserveert alvast 600 miljoen om straks extra te mogen afdragen aan Brussel en Afrika. Het moet toch niet gekker worden. Op papier groeien we met 7% en het kost de Nederlandse burger dit jaar 600 miljoen. 

De minister presenteert vol trots een sluitend uitgavenkader. De overheid geeft weliswaar 1,5 miljard te veel uit, maar dat wordt gecompenseerd met meevallers in de sociale zekerheid en de zorg. De tegenvaller van 1,5 miljard lijkt erg gekunsteld. Een reservering van 600 miljoen is daarom erg prematuur. We weten immers niet eens of we extra geld kwijt zijn aan Brussel en Afrika. De minister presenteert een tegenvaller van 900 miljoen omdat we moeten wachten op onze korting uit Brussel. Dat is geen tegenvaller, maar een kasschuif: volgend jaar hebben we dus een meevaller van 900 miljoen. Zo kan ik het ook. Verder vult het kabinet alvast een deel in van de in=uittaakstelling, terwijl er nog geen zicht is op onderbesteding. Tot slot betaalt de minister alvast 450 miljoen aan de NS voor de ov-jaarkaart. Dat is ook niet echt een tegenvaller. Het lijkt erop dat het kader sluitend is gemaakt in de meest gekunstelde vorm. 

We zien bij de uitkeringen een meevaller van 800 miljoen. Hoe is dat mogelijk? We hebben een recordaantal werklozen. Er zitten 460.000 mensen in de WW en 420.000 mensen in de bijstand. Nog nooit kregen zo veel mensen in Nederland een uitkering. En de minister presteert het om een meevaller te presenteren? Een kwestie van slim en ruimhartig begroten. De heer Van Hijum zei het al: eerst worden de WW-uitgaven met 1,4 miljard opgeplust, om vervolgens te kunnen sieren met een meevaller. 

Andere meevallers worden gecreëerd door investeringen uit te stellen of door te schuiven naar het volgende jaar. Op die manier ontstaat de ene meevaller na de andere. Maar we hebben ook tegenvallers. De aardgasbaten vallen 0,5 miljard tegen. Eerst werd ons verteld dat dit door de zachte winter kwam, nu lees ik dat het daar helemaal niet aan lag, maar aan het feit dat het kabinet de gaskraan in Groningen deels heeft dichtgedraaid. 

Ook de btw-inkomsten vielen weer eens tegen. In 2013 vielen ze 3 miljard tegen, dit jaar met 1,2 miljard. Feitelijk heeft de btw-verhoging dus niets opgeleverd, behalve werklozen en economische misère. Deze maatregel kan, naast de accijnsverhogingen, dan ook in het Guinness Book of Records als de domste maatregel ooit, dankzij het CDA dat zich nu opwerpt als de bevechter van de btw en accijnzen. Tijdelijke verlaging van het tarief in box 2 zou 1 miljard moeten opleveren. Ook zou de stimulering door de vrijval van de stamrecht-bv's 1,2 miljard opleveren. Wat is de tussenstand van die twee maatregelen? Niemand, werkelijk niemand, gelooft dat er 2,2 miljard wordt opgehaald met de prikkel van die stamrecht-bv's. Ik lees daarover in de Voorjaarsnota helemaal niets. Wat heeft dit tot nu toe opgeleverd? Denkt de minister nog steeds 2,2 miljard op te halen met deze twee maatregelen? 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Met de economie en de begroting is het net als met het WK-voetbal. En ik ga het ook doen: een gevaarlijke vergelijking met voetballen maken. Eerst had niemand er vertrouwen in, maar na een paar gewonnen wedstrijden denken wij al wereldkampioen te zijn. Costa Rica, Argentinië en Brazilië gaan de komende week echter nog best lastige hobbels worden. De minister heeft weliswaar Duitsland en België in zijn poule staan, maar bij mij zijn dat Argentinië en Brazilië. Laten wij de euforie dus nog een beetje temperen. Dat geldt ook voor de economie en de begroting. Wij zien weer groei en het saldo valt mee, maar er zijn nog te veel risico's om echt enthousiast te worden. Ik ga daar zo nog verder op in. Daarnaast heb ik nog een aantal specifieke vragen over defensie, de juridisch verplichte uitgaven, de toelichtingen op de uitvoeringsmutaties en de beleidsevaluaties. 

Laat ik positief beginnen: het gaat de goede kant op met de begroting. De uitgaven blijven binnen het uitgavenkader en het begrotingssaldo valt mee. Werd er in de Miljoenennota nog uitgegaan van een tekort van 3,3% van het bbp, in de Voorjaarsnota is dat tekort al gedaald naar 2,7%. Daardoor zijn wij, ook vorig jaar al, uit de gevarenzone in Europa. Dat is allemaal goed nieuws, maar daarmee houdt het goede nieuws wel op. Het mag dan beter gaan dan in de afgelopen jaren, maar de risico's zijn nog steeds groot. Wordt er wel voldoende hervormd in Europa? Heeft het kabinet voor alle hervormingen steun in de Eerste Kamer? Welke verrassingen komen uit de doorlichting van de bankenbalansen? Wat zijn de gevolgen van de spanningen rond Oekraïne en in het Midden-Oosten? Al deze ontwikkelingen kunnen grote effecten hebben, ook in Nederland. Datzelfde geldt voor het beleid van de centrale banken die zich met langdurige lage rentes en een heel ruim geldbeleid op onontgonnen terrein begeven. Euforische financiële markten dansen op de muziek van de centrale banken, aldus de Bank voor Internationale Betalingen. Maar wat gebeurt er als de muziek ophoudt? Zijn wij daarop voorbereid? 

Zo beschouwd, ziet de rijksbegroting er nog niet florissant uit. Ook al wordt het tekort kleiner, het is nog altijd 2,7% van onze economie. De schuld blijft ook doorstijgen, naar bijna 75% van het bbp. Het gaat slechter dan bij de start van het kabinet was voorzien. Om de overheidsfinanciën werkelijk houdbaar te maken, is een verdere verbetering noodzakelijk. Het is natuurlijk heel mooi dat het tekort weer kleiner is dan 3%, maar het tekort moet echt naar nul. 3% is niet de norm voor het tekort, maar het maximum. Geen tekort is dus de norm. Op welke termijn verwacht de minister begrotingsevenwicht te bereiken? 

Ook met de economie gaat het nog niet heel goed. Natuurlijk zijn er lichtpuntjes, maar met een werkloosheid van 650.000 mensen en een economische groei van minder dan 1% hoeven wij daarover nog niet naar huis te schrijven. Wat vooral opvalt, zijn de achterblijvende bestedingen van mensen. De groei in Nederland komt vooral door de export en de investeringen van bedrijven. De consumptie van mensen daalt dit jaar voor het vierde jaar op rij. De combinatie van werkloosheid en achterblijvende consumptie is dé reden waarom D66 pleit voor minder belasting op arbeid. Als wij de lasten op arbeid verlagen, levert werken gewoon meer op. Werkgevers kunnen dan goedkoper mensen in dienst nemen. Als mensen meer gaan werken en meer verdienen, hebben zij meer te besteden. Dat leidt weer tot meer vraag, nieuwe groei en meer banen. In de wetenschap dat de belastingdruk op het hoogste niveau sinds 1994 ligt, het begrotingstekort nog steeds te hoog is en wij de lasten op arbeid moeten verlagen, is voor D66 een verlaging van de uitgaven de eerstaangewezen manier om de belastingverlaging te betalen. Deelt de minister deze analyse? Is hij bereid, hiervoor op Prinsjesdag voorstellen te doen? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben nieuwsgierig. Ik hoor D66 namelijk al een paar maanden tamboereren op belastingverlaging op arbeid. Gelukkig maar dat het kwartje nu ook bij D66 is gevallen. Maar de vraag is natuurlijk of minder belastingverhoging ook een belastingverlaging is voor D66. 

De heer Koolmees (D66):

Minder belastingverhoging is minder belastingverhoging en geen belastingverlaging. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Maar ik hoop dat D66 weet dat voor 2015 op de rol staat dat de belasting op arbeid met 1 miljard wordt verhoogd. 

De heer Koolmees (D66):

Zeker. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Eigenlijk is dat 1,5 miljard. Ik ga ervan uit dat, voordat D66 iets kan zeggen over belastingverlaging, eerst die 1,5 miljard wordt gedekt en dat daarna pas sprake is van een feitelijke verlaging. 

De heer Koolmees (D66):

Het punt is dat we de afgelopen jaren noodgedwongen maatregelen hebben moeten nemen aan de uitgavenkant van de begroting, maar ook aan de inkomstenkant van de begroting om het tekort terug te dringen. Dat zijn geen prettige maatregelen geweest. Sommige hervormingen zijn echt goed voor de Nederlandse economie en voor de toekomst daarvan, andere lastenverzwaringen of kortetermijnbezuinigingen hebben natuurlijk pijn gedaan. Inderdaad, er staat voor 2015 nog een lastenverzwaring in de boeken die meegroeit met de overheidsuitgaven, die volgend jaar ook gewoon weer oplopen. Maar we zitten zoals ik net zei qua belastingdruk op het hoogste niveau sinds 1994. Dus willen we weer terug naar een belastingdruk van voor de crisis, dus naar 2006/2007, dan zullen de komende jaren de overheidsuitgaven onder controle moeten worden gebracht. Ik noem als oorzaken vooral de uitgaven voor sociale zekerheid en zorg, uitgaven die jaar op jaar blijven stijgen. Er zijn goede maatregelen genomen, waaronder de hervormingen in de gezondheidszorg en het laten stijgen van de AOW-leeftijd. Dat zijn allemaal maatregelen die ervoor zorgen dat de groei omlaag gaat. Maar per saldo is er nog steeds sprake van minder meer. Vandaar mijn vraag aan de minister van Financiën of hij deze analyse deelt. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Even kort: als u de overheidsuitgaven onder controle wilt houden, neem ik aan dat u niet gaat beginnen met meer afdrachten aan Brussel, vanwege de bbp-revisie en meer geld naar Afrika, vanwege diezelfde revisie. Dan zijn we nog verder van huis. 

De heer Koolmees (D66):

De heer Van Dijck haalt nu een heleboel dingen door elkaar. De heer Van Hijum heeft net prima antwoord gegeven op een vraag van de heer Van Dijck: er is sprake van een statistische werkelijkheid, waarvan we in augustus zien hoe dat uitpakt in heel Europa en wat het betekent voor de bbp's van alle Europese landen. Eurostat is daar nu mee bezig. Dat kan, zoals de heer Van Hijum uitlegde, consequenties hebben voor de verdeling over landen. Voor D66 staat voorop dat wij Europa heel belangrijk vinden en dat via de Europese begroting heel nuttige uitgaven worden gedaan, bijvoorbeeld op het gebied van innovatie, kennis en toekomstig groeivermogen. Dat lijken me verstandige investeringen, juist voor banen en voor groei in de toekomst. 

De heer Van Hijum (CDA):

Toch nog even een vraag over die lastenverlichting. Het valt mij op dat de kritische toon van D66 in de richting van het kabinet de laatste weken weer wat toeneemt. De heer Koolmees heeft net heel duidelijk gezegd: die lastenverlichting moet eigenlijk betaald worden door de uitgaven te verminderen. Hij wees daarbij op de stijgende kosten in de zorg en de sociale zekerheid, waarnaar ik in mijn bijdrage ook heb verwezen. Is het voor hem een hard punt dat die lastenverlichting door uitgavenbeperking wordt gefinancierd? Want daarover wordt binnen de coalitie heel verschillend gedacht. Hoe hard is dat punt voor D66? 

De heer Koolmees (D66):

Je moet hierbij onderscheid maken tussen twee dingen. In de eerste plaats vindt D66 dat de lasten op arbeid omlaag moeten. Uit de OESO-vergelijking van een paar weken geleden blijkt dat bijna 60% van de belastinginkomsten in Nederland komt uit belasting op arbeid. Dat maakt werken duur en het zorgt ervoor dat meer werken minder loont en dat werkgevers meer kosten hebben om mensen in dienst te nemen. Dat is een apart probleem. Wij vinden dat de belasting op arbeid omlaag moet. Dat kan op verschillende manieren: via verlaging van de uitgaven, waarmee geld wordt vrijgespeeld om de lasten op arbeid te verlagen of via het verschuiven van lasten, bijvoorbeeld door vergroeningsmaatregelen. Dat is de afgelopen jaren een aantal keren gedaan. Daardoor kun je inderdaad de lasten op arbeid verlagen en de vervuiler meer kunt laten betalen. 

Je ziet dat de collectievelastendruk — het totaal aan belastingen en premies van de hele economie — de afgelopen jaren fors is opgelopen naar het hoogste niveau sinds 1994. Als je dat naar beneden wilt krijgen, zul je ook aan de andere kant van de begroting, namelijk aan de uitgavenkant wat moeten doen. Je zult minder moeten uitgeven om die belastingen te kunnen verlagen. 

De heer Van Hijum (CDA):

Met dat laatste ben ik het zeer eens. Ik heb er zelf in mijn inleiding ook op gewezen dat we inmiddels op 40,8% zitten als het gaat om de collectieve lastendruk. Maar die laatste optie die de heer Koolmees noemt, namelijk het verschuiven van belastingen, gaat daar niet zo veel aan veranderen. Als je de last op arbeid naar beneden duwt en de lasten op biefstukken of andere maatregelen verhoogt, dan verander je de collectieve lastendruk niet. Mijn vraag is dan ook of die maatregelen echt betaald zullen moeten worden door minder uitgaven of dat voor D66 verschuivingen ook bespreekbaar zijn. Dan ben ik wel benieuwd hoe de heer Koolmees over het element vermogen denkt. 

De heer Koolmees (D66):

Ik probeerde net heel duidelijk te antwoorden en een onderscheid te maken tussen twee aparte vragen. De belastingen in de Nederlandse economie moeten naar beneden. Dat kun je alleen maar voor elkaar krijgen door uitgaven te verlagen. Dat is punt één. Daar zijn de heer Van Hijum en ik het volgens mij zeer over eens. Daarnaast is er een andere aandachtspunt, namelijk de hoge belastingdruk op arbeid en de beperkte belasting op consumptie en vervuiling. D66 heeft al een aantal jaar gezegd dat door lasten te verschuiven, door lastenverlichting op arbeid en lastenverhoging op vervuiling en consumptie, je ervoor kunt zorgen dat meer werken meer gaat lonen en dat de kosten voor de werkgevers naar beneden gaan. Wat betreft de discussie over vermogen heb ik alleen maar algemeenheden gehoord en nog geen concreet voorstel voor wat er dan precies moet gebeuren. We hebben de afgelopen jaren al wat maatregelen genomen, bijvoorbeeld op het punt van pensioenen en de hypotheekrenteaftrek bij een eigen huis. Daar heb ik verder geen concrete voorstellen voor gehoord. 

Voorzitter. Wij willen dus via verlaging van de uitgaven de belastingdruk in Nederland te verlagen. Het mag verder ook niet ten koste gaan van het begrotingstekort. Het kan niet zo zijn dat we nu geld gaan uitgeven dat we eigenlijk niet hebben — we hebben namelijk al een begrotingstekort — om de lastenverlichting te betalen. Dat zal echt moeten komen uit minder uitgaven. Is de minister het daarmee eens? 

Een verlaging van de belasting op arbeid komt het best tot zijn recht in een grote herziening van het belastingstelsel. De commissie-Van Dijkhuizen heeft daar in oktober 2012 en juni 2013 al over geadviseerd aan het kabinet en aan de Kamer. De kabinetsreactie op dit rapport is nu twee keer uitgesteld. De laatste stand van zaken is dat de reactie nu na de zomer komt. Na de zomer is echter altijd een rekbaar begrip in dit huis. Kunnen we de reactie al op Prinsjesdag verwachten, zodat goede ideeën nog meegenomen zouden kunnen worden in het Belastingplan voor 2015? 

Ik kom op een aantal specifieke onderwerpen. Ik begin met de begroting van Defensie. Daarin gebeuren een paar rare dingen met de verplichtingenruimte op het investeringenartikel. De verplichtingenruimte geeft de minister, in dit geval de minister van Defensie, de financiële mogelijkheid om voor komende jaren investeringen te doen en daar contracten voor af te sluiten. In 2013 is de verplichtingenruimte bij het jaarverslag met bijna 700 miljoen verlaagd en in 2014 komt daar nu bij de Voorjaarsnota nog eens 470 miljoen bij. Wat het kabinet hierover schrijft, brengt mij in verwarring. De brief die de minister van Defensie vanmiddag stuurde, heeft die verwarring nog niet weggenomen. Volgens de minister van Defensie zijn de verplichtingen verlaagd, omdat Defensie er vanwege capaciteitsproblemen nog niet aan toe gekomen is om de geplande investeringen daadwerkelijk uit te voeren. De plannen waren er wel, maar mensen en geld ontbraken, zei minister Hennis vorige week tijdens de behandeling van haar jaarverslag. De minister van Financiën schrijft iets anders. Volgens hem waren er geen plannen. Het verplichtingenbedrag was historisch gegroeid, er waren geen concrete projecten ter onderbouwing, Defensie had dus geen plannen en de administratie was niet op orde. 

Deze verklaringen kunnen niet allebei waar zijn. Ik wil graag weten hoe het echt zit. Zijn er nu geplande investeringen uitgesteld? In dat geval vraag ik welk effect dat heeft op de investeringen van Defensie en de uitgaven op de begroting van Defensie. Als er voor meer dan 1 miljard euro aan verplichtingen worden uitgesteld, zou dat toch ook tot effecten in het uitgaveritme terug moeten komen, zo zou je verwachten, want de uitgaven en de verplichtingen zijn op de lange termijn aan elkaar gekoppeld. Of — dat is wellicht een andere verklaring — waren er geen concrete projecten en is er niets uitgesteld en was het verplichtingenbedrag veel te hoog? Dan maak ik me grote zorgen over het beheer van de begroting van Defensie en de informatievoorziening aan de Kamer. Hebben we dan niet ingestemd met een veel te positieve Defensiebegroting, doordat er verplichtingenruimte was zonder dat daarvoor echt ruimte in de begroting zat? Wat als Defensie die verplichtingenruimte wel volledig had benut? Waren wij dan opeens geconfronteerd met een tegenvaller aan de uitgavenkant van 1 miljard? Graag krijg ik een uitgebreide reactie op dit punt. 

Daarnaast heb ik vragen over de juridisch verplichte uitgaven. Op verschillende begrotingen zijn de juridische verplichtingen in de Voorjaarsnota opeens lager dan geraamd. Dat is vreemd. De verklaring in de schriftelijke antwoorden gaat niet voor elk artikel op. Ik vraag hier aandacht voor omdat het voor het budgetrecht van de Kamer essentieel is dat zij goed geïnformeerd wordt over de juridisch verplichte uitgaven. Amendementen in dit huis gaan vaak over een paar miljoen. Een paar procent verschil in juridisch verplichte uitgaven maakt dan veel uit bij het vinden van een dekking voor zo'n belangrijk amendement. Daarom stel ik de minister van Financiën twee vragen. Wil hij dit expliciet onder de aandacht brengen van zijn collega's, zodat zij hiermee niet te lichtvaardig omgaan? Wil hij de begrotingen hierop goed toetsen in de zomer? Ook daarop krijg ik graag een reactie. 

Eenzelfde soort vraag heb ik bij de toelichting op de uitvoeringsmutaties. Het speelt name bij de begroting van SZW en van VWS. Tijdens het jaar wordt de begroting daar soms met honderden miljoenen aangepast op basis van nieuwe ramingen van het CPB of nieuwe uitvoeringsinformatie van de NZa. Vaak wordt dit niet verder toegelicht. Voor ons is het heel prettig om in ieder geval te weten of de uitgaven stijgen of dalen vanwege dan wel prijs- dan wel volume-effecten en hoe groot die effecten zijn. Kan de minister toezeggen dat deze informatie wordt uitgebreid? 

Mijn laatste concrete puntje gaat over de toezegging die ik vlak voor het kerstreces van de minister heb gekregen over de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek. Als Kamer hebben wij gevraagd om in elke evaluatie die de komende tijd komt, standaard een besparingsoptie op te nemen van 20% en die in beeld te brengen. De minister heeft dat verzoek overgenomen. Dat is goed voor de kwaliteit van de beleidsevaluaties en helpt ons om een beeld te krijgen van slimme besparingsmogelijkheden. Bij mijn weten is dit nog niet geregeld in die regeling. Ik vraag de minister of hij dit wil doen. De minister kijkt verbaasd. Hij komt hierop zo waarschijnlijk terug in zijn eerste termijn. 

Ik rond af. Over anderhalve week weten wij of de euforie over het Wereldkampioenschap voetbal terecht is. Voor de begroting zal dit iets langer duren, maar ik hoop dat de minister van Financiën net zo blijft redeneren als de bondscoach met zijn 5-3-2-systeem. We moeten eerst zorgen dat de verdediging op orde is en dan kunnen wij frivool gaan spelen. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Als vrouw durf je al bijna niets meer te zeggen over voetbal met zo veel kennis hier in huis, maar ik hoop dat de minister niet blijft hangen in reactievoetbal, maar dat hij gewoon proactief zijn beleid uitvoert. Dat lijkt mij de allerbeste strategie, overigens ook voor het Nederlands elftal, maar dat terzijde. 

Toen ik het debat over deze Voorjaarsnota ging voorbereiden, moest ik even terugdenken aan vorig jaar. Vorig jaar zaten wij in een heel andere situatie. Nederland zat op het Europese strafbankje. Er waren behoorlijk wat uitgaven die uit de pas gingen lopen. Ook was er veel discussie over een mogelijk aanvullend bezuinigingspakket, dat uiteindelijk zijn beslag heeft gekregen in het herfstakkoord. 

Als wij nu kijken naar deze Voorjaarsnota, lijken wij de weg naar boven voorzichtig te hebben gevonden. Bedrijven durven weer te investeren, de economie trekt weer iets aan en wij zijn ontslagen van het Europese strafbankje. Laten wij echter goed beseffen dat de crisis voor 650.000 Nederlanders en hun gezinnen onverminderd voortduurt, omdat zij nog steeds zonder baan zitten. De absolute prioriteit voor het kabinet moet wat ons betreft dan ook werk, werk en werk zijn. Wij weten dat de werkgelegenheid vertraagd weer aantrekt en dat het dus nog even kan duren voordat wij dit opgelost hebben. In de Voorjaarsnota is het wel een klein lichtpuntje dat de WW-uitgaven lager zijn uitgevallen dan geraamd, maar dit is natuurlijk een papieren werkelijkheid, want in de praktijk betekent dit nog steeds dat heel veel mensen wanhopig op zoek zijn naar een baan. 

Wij hebben de afgelopen jaren een heel aantal maatregelen genomen. Ik meen dat de heer Harbers het allemaal al opsomde. Een belangrijk deel daarvan was natuurlijk ook het terugdringen van de overheidsschuld. Ik begon er al over in mijn interruptie bij de heer Harbers: we zijn hard bezig met de overheidsschuld, maar een grote zorg blijft de hoge private schuld. Afgelopen week waarschuwde de Bank voor Internationale Betalingen, BIS, dat deze private schuldenlast weleens een molensteen om onze nek zou kunnen worden. Het positieve effect van het laten oplopen van de schulden, namelijk het op peil houden van de vraag, is zo langzamerhand uitgewerkt. Als de rente gaat stijgen, zou dat een heel groot risico vormen, niet alleen voor de economie, maar ook voor de positie van vele huishoudens en bedrijven die de rentelasten dan niet meer kunnen opbrengen. BIS zegt zelfs dat er een moment kan komen dat we schulden moeten gaan afschrijven om weer tot groei te komen. Wat vindt de minister van dit rapport? Herkent hij zich in het beeld dat BIS schetst? Belangrijker nog, hoe beoordeelt hij deze zaken in het licht van de stand van de Nederlandse economie? Wat betekent dit volgens hem voor Nederland? 

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Van Hijum. Aan de ene kant zijn we druk doende om de schuldenlast naar beneden te brengen, maar aan de andere kant wordt er een leenstelsel ingevoerd, waarmee de private schuldenlast vooral zal worden verhoogd. Wat betekent dit leenstelsel uiteindelijk voor de rijksbegroting? Een deel van het leenstelsel zal namelijk oninbaar zijn. Andere landen, zoals Engeland, hebben daar vergelijkbare ervaringen mee. We zien dit niet direct terug op de rijksbegroting, maar we zien dat zeker wel over pak 'm beet 30 jaar. Schuiven we nu niet een probleem vooruit? Onderkent de minister dat risico? 

Ik heb nog een vraag over de tegenvaller van 900 miljoen als gevolg van de vertraging van de ratificatie van het eigenmiddelenbesluit; de heer Merkies wees er al op. Voor 2014 zou het om een tegenvaller gaan en voor 2015 om een meevaller. Begrijp ik goed dat we in 2015 de korting twee keer krijgen? In principe was die al wel ingeboekt, of was verondersteld dat die voor 2014 zou ingaan. Dat is mij niet helemaal duidelijk. Ik mag er toch van uitgaan dat die korting twee keer wordt toegekend in 2015. 

Het is niet alleen gesomber, we moeten ook lichtpuntjes erkennen. Overigens begon ik mijn betoog al met wat lichtpuntjes. Het is in ieder geval heel bijzonder dat we bij het Budgettair Kader Zorg zelfs een onderschrijving hebben. Ik kan mij niet heugen dat dit eerder is voorgekomen in al die jaren dat ik hier werkzaam ben — dat is nog niet zo lang — maar ik denk dat we dit expliciet moeten benoemen. Een deel van de onderschrijving lijkt zelfs structureel te zijn. 

Ook mijn fractie heeft een vraag over de huurtoeslag. We zien dat juist door een maatregel die we hebben genomen, de uitgaven aan de huurtoeslag weer verondersteld worden te stijgen. Dat moet binnen de begroting van Wonen en Rijksdienst worden opgevangen. Was die koppeling al bekend bij het regeerakkoord? Hoe verhoudt die zich tot de andere toeslagen? Is daarbij ook een-op-een genoemd dat de uitgaven aan bijvoorbeeld de zorgtoeslag zullen stijgen doordat andere maatregelen worden genomen? Moeten die dan ook weer allemaal worden opgevangen? Ik heb de indruk dat dit bij de huurtoeslag nogal heel exclusief wordt toegepast. Ik krijg graag een nadere toelichting hierop van de minister. 

Op het punt van de juridische verplichtingen waren wij nogal verrast. Ik heb bij het verantwoordingsdebat samen met mevrouw Van Veldhoven een motie ingediend om het budgetrecht van de Kamer te versterken, omdat bij de begrotingen het deel "juridische verplichtingen" altijd zo hoog wordt opgetrokken dat de Kamer heel weinig ruimte meer heeft. Bij bepaalde posten zie ik dat de juridische verplichtingen opeens van 90% naar 50% worden bijgesteld. Dit lijkt mij toch wel iets wat wij ons als Kamer zouden moeten aantrekken. Hoe kan daar zo'n groot verschil in zitten? Ons wordt altijd verteld dat dit van tevoren allemaal al bekend is en dat het door onze Kamer zelf komt dat wij wetten vaststellen waarin deze juridisch verplichte uitgaven allemaal worden vastgelegd, maar vervolgens blijkt dat heel erg mee te vallen. Wij vinden het juist vanwege het budgetrecht van de Kamer heel erg van belang om hier meer duidelijkheid over te krijgen. 

Het is niet zo relevant voor deze Voorjaarsnota, maar ik wil de minister van Financiën nog danken voor de SIS, de stimuleringsmaatregel voor de innovatieve scheepsbouw. Die maatregel is via de minister van EZ gegaan, maar wij hebben er bij de Najaarsnota een amendement op ingediend. We hebben gezien dat dat nu is uitgevoerd. Het budget is na één dag zelfs al helemaal overtekend. Er bestaat dus een grote behoefte aan. Het is mooi dat we dit nu hebben kunnen realiseren. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens de fractievoorzitter van de VVD, de heer Zijlstra, is Nederland door de storm gevaren en is de storm gaan liggen. Dat is een prachtige beeldspraak. Het is zijn manier om aan te geven dat Nederland uit de crisis is. De minister van Financiën is, terecht, veel genuanceerder in zijn uitspraken: ja, de crisis is voorbij als we kijken naar de economische groei, maar nee, de crisis is nog lang niet voorbij als we kijken naar al die mensen die hun baan hebben verloren. Met dat laatste ben ik het hartgrondig eens. Ruim 650.000 mensen zitten nog steeds midden in die storm van de crisis en voor naar schatting 50.000 medewerkers in de zorg is er slecht weer op komst. Het kabinet mag niet denken dat het achterover kan leunen. Integendeel, het is tijd om aan de andere twee pijlers uit het regeerakkoord, namelijk "eerlijk delen" en "duurzame groei", de prioriteit te geven die ze verdienen, te starten bij de aanpak van de werkloosheid. Uit de Voorjaarsnota blijkt dat het kabinet kan rekenen op in totaal zo'n 1,6 miljard aan meevallers. Wat GroenLinks betreft heeft de bestrijding van de hoge werkloosheid bij de besteding van deze meevallers de allerhoogste prioriteit. Is dat ook het streven van de minister? Gaat de minister op zoek naar structureel geld om de werkloosheid te lijf te gaan? Op welke wijze gaat de minister deze middelen inzetten? 

Er zijn vele manieren denkbaar om de werkgelegenheid te stimuleren. Lastenverlichting op arbeid is hiervan een voorbeeld. Op dat terrein heeft zich in de afgelopen jaren een verschuiving voorgedaan. Sinds jaar en dag pleit mijn partij al voor fiscale vergroening. Ik kan dan ook alleen maar heel blij zijn met de constatering dat deze term haast gemeengoed is geworden in de Kamer. Ik durf de stelling te verdedigen dat er geen enkel parlementair jaar is geweest waarin de term "fiscale vergroening" vaker is gevallen dan in dit jaar. Dat op zich is al winst, zeker als we dat ook om weten te zetten in beleid. De roep om fiscale vergroening komt niet langer van GroenLinks alleen, maar is een steeds breder levende wens in het parlement. Ik roep de minister dan ook op om deze wens in zijn plannen voor na de zomer te betrekken. Ik krijg hierop graag een reactie. 

Ik zei het al: er zijn meerdere manieren om de werkloosheid te bevechten. Een van die manieren zou met name de PvdA kunnen aanspreken. Enkele dagen geleden verscheen er in de krant een artikel met de titel "Zorg, zorg, zorg". De strekking van het stuk was dat mensen zich het meest druk maken over de vraag of goede zorg in de toekomst nog wel gewaarborgd blijft. Deze conclusie is niet nieuw. De PvdA-leider, Diederik Samsom, had die conclusie ook al getrokken na de nederlaag van zijn partij bij de gemeenteraadsverkiezingen. De inzet van de Partij van de Arbeid is nu echter "werk, werk, werk", zo heb ik kunnen lezen. Wellicht hoeven die twee elkaar niet uit te sluiten. Je hoeft niet te kiezen tussen die twee. 50.000 zorgmedewerkers dreigen hun baan te verliezen. De meest directe manier om te voorkomen dat er nog meer mensen werkloos raken, is: een deel van de bezuinigingen op dit terrein terugdraaien. Deelt de minister deze analyse? Op welke wijze neemt hij dit mee in zijn plannen om te komen tot meer werk of minder werkloosheid? 

Tot slot, wat betreft het punt van werk, sta ik graag nog stil bij de kinderopvang. In de Voorjaarsnota staat een meevaller bij de kinderopvang, die wordt verklaard doordat het aantal kinderen in de kinderopvang afneemt. De Algemene Rekenkamer concludeert dat het onduidelijk is welk deel van de afname in het gebruik van de kinderopvang komt door bezuinigingen en welk deel wordt veroorzaakt door conjuncturele ontwikkelingen. Om hierin inzicht te krijgen heeft de minister van Sociale Zaken het Sociaal en Cultureel Planbureau gevraagd om dat te onderzoeken. Worden de uitkomsten van dat onderzoek nog steeds deze zomer verwacht? Indien blijkt dat de afname in het gebruik vooral wordt veroorzaakt door bezuinigingen, wat betekent dat dan voor het beleid van de minister? 

Ik ga naar de tegenvallers. Een deel van de tegenvallers wordt veroorzaakt door andere rekenmethoden voor het bbp. Voor GroenLinks is hierbij één vraag cruciaal: wat betekent de nieuwe berekening van het bbp voor de hoogte van het OS-budget? Wordt dit aangepast? Oftewel: kunnen we in september een investering in ontwikkelingssamenwerking verwachten? Dat die uitgaven zijn gekoppeld aan het bbp, is niet nieuw. Zo'n koppeling zien we ook bij uitgaven voor Europa. Daarbij zien we dat wordt gesproken over reserveringen die moeten worden gedaan. Kunnen we dat ook tegemoetzien als het gaat over ontwikkelingssamenwerking? Het gaat hier namelijk om een principieel punt. Houdt het kabinet de koppeling van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget aan de hoogte van ons bnp in stand, of laat het die nu helemaal los? Ik zie dit punt graag opgehelderd. 

Ik kom tot een afronding. Ik heb zomaar het vermoeden dat er volgend jaar ook nog wel slecht weer op komst is voor dit kabinet. Het komende jaar zal blijken of het begrotingstekort daadwerkelijk zo sterk daalt als verwacht. Gaan de maatregelen, zoals de versobering van het Witteveenkader, wel de verwachte besparingen opleveren? Hoe gaan de decentralisaties van de jeugdzorg en de langdurige zorg verlopen? Waren de snelle invoering en de forse bezuinigingen waarmee de decentralisaties gepaard zijn gegaan, echt verantwoord? Weet het kabinet het komende jaar wel iets te doen aan de nog steeds torenhoge werkloosheid? Blijft het streven naar duurzame groei slechts bij een paar letters uit het regeerakkoord, of gaat het kabinet eindelijk ambitie tonen op het terrein van vergroening? Er zijn uitdagingen genoeg, zou ik zeggen. Ik wens de minister dan ook een goede zomer en een welverdiende rust. Het kabinet zal in september vol aan de bak moeten. 

De voorzitter:

Wij zijn hiermee aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. 

De vergadering wordt van 15.43 uur tot 16.07 uur geschorst. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Een gewaarschuwd minister telt voor twee. Als de woordvoerders van tevoren tegen de minister zeggen dat het kort kan, is dat blijkbaar een teken dat er een mêlee aan vragen gesteld wordt over een breed terrein. Ik weet dus niet of dit antwoord kort zal worden. Misschien hadden de Kamerleden een andere verwachting, maar hun vragen waren echt breed en uitvoerig. 

Ik begin met mijzelf een enkele opmerking te permitteren over het WK voetbal. 

De voorzitter:

Men heeft bij mij het verzoek neergelegd om daarover een spreekverbod op te leggen. Ik doe dat echter niet. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter, dan maak ik daar geen opmerkingen over. Mag ik misschien wel een essentieel verschil tussen het WK voetbal en ons begrotingsbeleid, ons economische beleid, naar voren brengen? Bij het WK voetbal kan er maar één winnen. Tijdens elke wedstrijd, zeker in deze fase, staat weer alles op alles. Zo nodig gaat men over tot opportunisme, trucs, schwalbes en drama om de volgende ronde te bereiken. Zo zit ons begrotingsbeleid niet in elkaar. Dat hoeft ook niet, omdat er macro-economisch gezien meer winnaars kunnen zijn. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat er meerdere winnaars moeten zijn, zeker nu wij in een Economische en Monetaire Unie zitten. Wij hebben ons lot daarmee namelijk nog sterker aan elkaar verbonden in Europa. 

Dit gezegd hebbende ga ik over op de beantwoording van de vragen. In de eerste plaats ga ik in op enkele vragen die zien op de economie. Met het oog op de tijd heb ik besloten om de inleiding over te slaan. Ik geef dus geen exposé over de stand van de economie. Ik had overigens geen juichverhaal voorbereid — dat zeg ik er dan toch maar even bij — maar een buitengewoon terughoudend verhaal over waar wij feitelijk staan. Dat is allemaal nog precair, zowel op het gebied van de begroting als op dat van de macro-economie. 

Mevrouw Schouten heeft aandacht gevraagd voor het probleem van de private schuldenlast. De heer Merkies heeft dit in eerdere debatten ook gedaan. Ik heb toen gezegd dat ik daar in de Miljoenennota expliciet bij zal stilstaan. Het is evident dat we uit de crisis komen met balansproblemen. Die doen zich niet alleen voor bij de overheid, maar ook bij het bedrijfsleven; zo hebben we het vaak met elkaar over de problemen rond de kredietverlening aan het mbk. Die problemen doen zich ook voor bij banken, die hun vermogensposities moeten versterken. Ze doen zich voor bij pensioenfondsen, die hun dekkingsgraad op orde moeten brengen enzovoort. Ze doen zich zeker ook voor bij huishoudens. Die balansproblemen zijn overigens niet alleen ontstaan in de crisis, maar ook door de hypotheekrenteaftrek in de jaren vóór de crisis, zoals mevrouw Schouten terecht zei. Daardoor hebben wij de balansen van de huishoudens erg lang gemaakt. Hoge schulden vertragen het economisch herstel absoluut. De president van de Nederlandsche Bank heeft daar terecht op gewezen. In de periode waarin mensen bijvoorbeeld een hypotheek die onder water staat, proberen af te lossen en deze proberen overeen te brengen met de mogelijke marktwaarde van hun woning, kunnen zij geen andere consumptieve bestedingen doen. Dat probleem is niet eenvoudig oplosbaar. Het helpt ook niet om schulden te verplaatsen of, zoals sommigen weleens suggereren, dat deze door de overheid worden overgenomen. Ook dat zou via de lastendruk nu of in de toekomst op de koopkracht en bestedingsruimte van de huishoudens drukken. Zowel overheid, huishoudens als bedrijfsleven zullen dat allemaal dus geleidelijk aan, met prudent beleid, moeten wegwerken. Het goede nieuws hierbij is dat bedrijven inmiddels echt weer zeer flink investeren en dat de consumptie naar verwachting volgend jaar ook echt weer gaat groeien. Dat beeld zien we in de gehele eurozone. Ik kom daar in de Miljoenennota uitgebreider op terug. Ik heb dat eerder aan de heer Merkies toegezegd. 

De heer Koolmees refereerde aan de Bank voor Internationale Betalingen. Hij relateerde een en ander ook aan het monetaire beleid. Ruimhartig monetair beleid stimuleert de economie natuurlijk, maar het heeft meerdere nadelen en risico's in zich die wij ook onder ogen moeten zien. Zo is er het aanjagen van de prijzen van activa in verschillende markten, als gevolg van de beschikbaarheid van het goedkope geld. Verder zijn er de risico's van het weer afbouwen van het ruimhartige monetaire beleid. Het is onze taak om de Nederlandse economie en de begroting schokbestendig te maken, ook in het licht van de schokken die in de toekomst kunnen voortkomen uit de afbouw van het monetaire beleid door, bijvoorbeeld, de VS. Er is een sterke relatie met het thema dat ik zojuist besprak: de verkorting van de balansen. Die draagt zeer bij aan de vergroting van de weerbaarheid van ons bedrijfsleven, van de overheid maar ook van de huishoudens, tegen externe schokken. 

De heer Van Dijck vroeg naar de groeipercentages. Zijn vraag was hoeveel de groei moet bedragen om na de tegenvallende groei in het eerste kwartaal nog op 0,75% over het jaar uit te komen. Het is bekend dat 0,75% het laatste cijfer van het CPB was. De grote krimp in het eerste jaar komt voort uit de lagere gasconsumptie. Die is overigens gewoon een meevaller voor huishoudens, die zich weer vertaalt in extra consumptie of het extra aflossen van schulden, waarover we zojuist spraken. Het CPB gaat er in zijn juniraming van uit dat dit in het tweede kwartaal tot een extra plus zal leiden. Wij hanteren gewoon de CPB-ramingen en we wachten die cijfers af. 

Het onderliggende consumenten- en producentenvertrouwen neemt verder toe. Zoals gezegd stijgen de investeringen fors en aantoonbaar. Zoals men weet, is de krimp in het eerste kwartaal bijgesteld: van de eerder gepubliceerde -1,4% naar -0,6%. Op dit moment zijn die getallen die voortdurend lijken te veranderen, bij de wijzigende onderliggende cijfers en wijzigende methodologieën, een handicap waar we allemaal mee te maken hebben. 

De heer Van Dijck heeft specifiek gevraagd naar de revisie van het bruto nationaal inkomen, de onderbouwing van de 40 miljard. Voor de duidelijkheid: dat cijfer komt voort uit de berekening die is gemaakt over 2010. Daar zitten illegale activiteiten in. De bulk van die 40 miljard komt voort uit R&D-uitgaven en militaire uitgaven die als investering mogen meetellen. Er zitten echter ook illegale activiteiten in: drugsproductie, prostitutie en smokkel. Ik ga er ook niet over; hiervoor hebben we onafhankelijke instanties in het leven geroepen die dit soort definitiekwesties oplossen. In Nederland gaat het overigens om een relatief kleine bijstelling van 2,5 miljard, die uit deze illegale activiteiten nu wordt meegeteld. Dat is nog steeds veel geld. We kunnen daar van alles van vinden, maar we hebben onafhankelijke afspraken waar iedereen zich aan moet houden. 

Er werd ook nog gevraagd of Frankrijk zich eraan houdt of zich ertegen verzet. Ik heb deze discussie niet gevolgd, maar ik heb me laten vertellen dat de Franse overheid vindt dat illegale transacties niet mogen meetellen als ze niet vrijwillig zijn. Ik zeg daar verder maar niets meer over. Het enige waar ik zeer aan hecht is dat dit soort normen en berekeningswijzen onafhankelijk worden getoetst en uniform worden toegepast. 

De heer Van Dijck heeft gevraagd naar de werkloosheidsuitgaven. Hoe kan het dat we hier zogenaamd een meevaller hebben, terwijl de werkloosheid is opgelopen? Is dat geen gevolg van het kunstmatig opplussen van de raming, vroeg hij. Dat heeft natuurlijk te maken met verwachtingen die we hebben gehanteerd in de begroting ten aanzien van economische groei en conjunctuur. Die bepalen de raming voor de werkloosheidsuitgaven. De verwachtingen over de conjunctuur zijn inmiddels beter dan ten tijde van het verschijnen van de Macro Economische Verkenning in het najaar van vorig jaar. Dus u hebt gelijk: het is alleen een ramingsverschil. De onderliggende echte cijfers van de werkloosheid hebben zich niet reëel verbeterd, maar alleen verbeterd ten opzichte van wat we verwachtten. We verwachtten een nog somberder beeld. 

Er is gevraagd naar enkele elementen die meer te maken met de begrotingscijfers. In de eerste plaats de huurtoeslag, waar de heer Nijboer, de heer Merkies en mevrouw Schouten naar hebben gevraagd. Er spelen daarbij een paar dingen door elkaar, waardoor er verwarring dreigt. Er was een maatregel voorzien in het regeerakkoord, die te maken had met de fiscale aftrekbaarheid voor specifieke zorgkosten. Die maatregel uit het regeerakkoord is later bij het maken van de begrotingsafspraken teruggedraaid. Die twee kun je dus tegen elkaar wegstrepen. Dan blijft over dat er zowel vorig jaar als dit jaar tegenvallers zijn. Dus die vergelijking met die fiscale maatregel die eerst wel en toen niet was afgeroomd bij W en R, kan er gewoon helemaal uit. Dan nog blijven er tegenvallers over als gevolg van met name de economische ontwikkeling, zowel vorig jaar als dit jaar. Om een bezuiniging op de huurtoeslag te voorkomen hebben we dat bedrag voor een belangrijk deel gehaald uit de koopkrachtenveloppe die we toen nog hadden gereserveerd voor de augustusbesluitvorming. Zo'n koopkrachtenveloppe hebben we dit jaar niet. De heer Nijboer maakte zich daar zorgen over en stelde vast dat, ook omdat de begroting van W en R voor 90% bestaat uit de huurtoeslag, een tegenvaller ten aanzien van de huurtoeslag zich vertaalt op een bezuiniging op de huurtoeslag. Dat is op zichzelf juist. 

Er spelen eigenlijk twee dingen. Enerzijds dat de begroting van W en R ons weinig ruimte geeft om het anders te doen. Ook de minister voor Wonen moet in principe zijn eigen broek ophouden. Anderzijds hebben we ermee te maken dat wanneer tegenvallers een structurele vertaling moeten krijgen, er voor de zomer een besluit over moet worden genomen, omdat de AMvB uiterlijk in september bekend moet zijn met het oog op de voorbereidingen van de Belastingdienst. Uiterlijk september/oktober moet de Belastingdienst de politieke beslissing kennen of de huurtoeslag omhoog of omlaag gaat. Er is dan ook nog sprake van een voorhangtermijn van zes tot acht weken. Dus we zitten altijd in die zomerbesluitvorming. 

Ik zou dan ook twee dingen aan u willen voorstellen. Ten eerste dat we een brief schrijven over hoe dat zit qua besluitvorming. Je kunt eventuele tegenvallers in de huurtoeslag in de voorjaarsbesluitvorming meenemen, maar dan is de Kamer er niet bij betrokken. Die vindt namelijk plaats binnen het kabinet en dan kan de Kamer er eigenlijk niets van vinden. Wij melden namelijk niet wat wij in het kader van de voorjaarsbesluitvorming aan voorbereidingen hebben getroffen. Ten tweede zou je het kunnen meenemen in de augustusbesluitvorming, maar dat is eigenlijk te laat omdat je dan de AMvB al moet voorhangen. Daar hebben wij dus gewoon een procedureel probleem. Wat wij kunnen doen, is nog eens op papier zetten hoe we daarmee omgaan. Daarbij geef ik de Kamer al meteen een deel van de oplossing. De AMvB kan nog eind augustus aan de Kamer worden gestuurd. Dan redden we het net met de termijnen. Dat stelt het kabinet, dit is geen toezegging dat we daarmee de bezuiniging die we nu hebben voorgenomen van tafel halen, want in principe gaan we de 35 miljoen zoals u nu in de Voorjaarsnota hebt gezien gewoon bezuinigen. De Kamer krijgt dus in principe gewoon in augustus de AMvB waarin die bezuiniging wordt verwerkt, maar als wij die AMvB pas eind augustus naar de Kamer sturen, stelt dat ons in staat om bij de koopkrachtbesluitvorming in augustus zo nodig ook te kijken naar de huurtoeslag. 

Stel dat wij in de koopkrachtbesluitvorming in augustus toch moeten repareren voor sommige groepen, dan kan ook de huurtoeslag daarvoor een heel geëigend instrument zijn. Dan houden wij binnen het kabinet in augustus de optie open in de koopkrachtbesluitvorming om ook de huurtoeslag als instrument van koopkrachtreparatie daarbij te betrekken. Als dat niet nodig is of als dit niet het geëigende instrument is, zullen wij de voorgenomen bezuiniging die men in de Voorjaarsnota aantrof gewoon doorzetten en dan krijgt de Kamer de AMvB eind augustus, zodat de Belastingdienst de beslissing op tijd heeft en die op tijd kan verwerken in haar systemen. Dat is wat ik zou willen voorstellen op dit punt. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb geen vragen over dit punt maar wel over het vorige punt, namelijk over de revisie. Het viel mij op dat het bbp nu met 40 miljard groter is geworden door de herberekening, maar ik zag ook dat het tekort in 2010 0,1% groter werd, tegen de verwachting in. Je zou denken dat het tekort kleiner wordt als het bbp groter wordt. Hoe zit het nu met het tekort en de staatsschuld over 2014 en 2015? Is daar enig zicht op? We kennen nu namelijk het bbp. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, de berekeningen waaraan u refereert, zijn bijna als oefening uitgevoerd op 2010 en de getallen voor 2014 en verder hebben wij pas in augustus de cijfers, dus ik kan er nu niks over zeggen. 

De voorzitter:

De heer Van Dijck, tot slot. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik begrijp het niet, want als het bbp bekend is, kun je toch ook het tekort herberekenen en de staatsschuld op basis van het nieuwe bbp? Dus waarom krijgt de Kamer nu geen inzicht in het nieuwe tekort conform dat nieuwe bbp? 

Minister Dijsselbloem:

Omdat CBS en CPB daarbij in de lead zijn. Wij krijgen deze nieuwe berekeningen over de situatie nu pas in augustus. Het enige wat wij hebben zijn cijfers over 2010, maar dat is vier jaar geleden. Dan kunnen wij wel zelf wat gaan rekenen op de achterkant van een sigarendoosje en dan zullen wij voor 2014 wel hier of daar uitkomen, maar daar heb ik niks aan en daar hebt u niks aan, dus wachten we die cijfers in augustus af. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Koolmees heeft de stelling betrokken: het tekort is kleiner dan 3%, dat is mooi, maar het moet terug naar 0%, en wanneer verwacht de minister dat te bereiken? Ik ben het zeer eens met de stelling dat we niet de -3% zo moeten gaan beschouwen dat het oké is als als je daaronder zit. Dat is ook niet de insteek van het regeerakkoord. Wij hebben een saldopad dat verder afneemt en wij zitten daar nagenoeg weer op. Wie mij dat een jaar geleden had voorspeld, had ik voor gek verklaard, maar zo lopen dingen soms. Wij zitten daar dankzij een vasthoudend beleid en brede steun in deze Kamer weer bijna op. Aan het einde van deze kabinetsperiode is een tekort voorzien van 1,4%. Ik kan niet inschatten hoe snel een en ander zich daarna zal ontwikkelen. Dat ligt aan een volgend kabinet. Dat zou de problemen in één keer kunnen oppakken of zou er nog twee jaar over kunnen doen. Het pad moet duidelijk zijn. In het Europese Groei- en Stabiliteitspact staat dat wij jaar in jaar uit het structurele tekort moeten verbeteren. Maar goed, dit is een feitelijk tekort in het saldopad van het regeerakkoord. Dit is echter waar ik op stuur: -1,4% aan het einde van de regeerperiode, in 2017. 

De heer Koolmees (D66):

Dank voor het antwoord. Dit is inderdaad de doorwerking van het regeerakkoord met het basispad van het Centraal Planbureau. Er zijn ook allerlei hervormingen ingevoerd, zoals de verhoging van de AOW-leeftijd en de hervorming in de gezondheidszorg, die langjarig een effect hebben. Heeft de minister recent inzicht in wat er na 2017 tot bijvoorbeeld 2020 in het saldopad gebeurt en wat dit betekent voor de houdbaarheidssommen? Hoe houdbaar zijn de Nederlandse overheidsfinanciën op de iets langere termijn? 

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat heer Koolmees een beetje naar de bekende weg vraagt. Hij weet dat het CPB niet elk jaar de houdbaarheidssommen opnieuw maakt. Ik weet zo uit mijn hoofd niet precies wanneer de volgende zijn voorzien, maar één keer in de paar jaar worden de houdbaarheidssommen opnieuw gemaakt door het CPB. 

Zoals mevrouw Schouten en anderen opmerkten, is er een historisch moment bereikt, gelet op hoe de zorguitgaven zich dit jaar opnieuw ontwikkelen. Maar de heer Van Hijum heeft toch gewezen op de forse onzekerheden als het gaat om de zorguitgaven. Die zijn er; daar heeft hij gelijk in. Hij refereerde daarbij aan het CPB en vroeg: zijn die zorguitgaven wel structureel onder controle? Het CPB heeft terecht aandacht gevraagd voor de grote veranderingen in de zorg, zeker op het gebied van de langdurige zorg. Het is ook een van de taken van het CPB om op dat soort risico's te wijzen. Voor de ramingen geldt dat we zo veel mogelijk rekening houden met de budgettaire onzekerheden, zoals ook door het CPB geschetst. Het beleid zal erop gericht moeten zijn om die onzekerheden verder terug te dringen. Daar zien alle hervormingen ook op. Worden de risico's voldoende teruggedrongen met de voorgenomen beleidsaanpassingen, bijvoorbeeld de verdere aanpassing in het stelsel van de zorgverzekeringen? Dat lijkt mij een inhoudelijk debat dat met de minister van VWS gevoerd moet worden. 

De heer Van Hijum heeft gevraagd of ik de zorg deel over de verslechtering van de inactieven/actieven-ratio, dus de verhouding tussen het aantal werkenden en niet-werkenden, en de effecten daarvan op de sociale zekerheidsuitgaven. De situatie is zeker zorgelijk, ook omdat het werkloosheidspercentage zeer hoog is op dit moment. Tegelijkertijd zie je in de ramingen dat het hoogtepunt, dat eigenlijk een dieptepunt is, is bereikt en dat de arbeidsmarkt zich geleidelijk zal herstellen. Het duurt nog wel even voordat we weer terug zijn bij wat wordt gezien als een evenwichtsniveau qua werkloosheid. We hebben heel veel belang bij het versterken van de groei en het terugdringen van de werkloosheid. Dat is een centraal thema in het kabinetsbeleid. Het zal ook op Prinsjesdag een centraal thema zijn. Op dit punt moet er nog veel gebeuren. Ook dat toont aan dat er geen enkele reden is om nu juichverhalen te houden. Er moet immers nog te veel gebeuren. 

De heer Van Hijum en de heer Van Dijck hebben vragen gesteld over het kader Sociale Zaken. Zoals bekend, zal dat in het najaar weer worden aangepast. Deze keer gaat het om een neerwaartse aanpassing. Vorig jaar hebben we hier een debat gevoerd over de vraag wat er gebeurt met het SZA-kader. Toen hebben we in het licht van de omstandigheden van de crisis en de oplopende WW-uitgaven, bewust toegestaan dat dat werd verruimd. Maar die lucht gaat eruit; die blijft niet zitten bij Sociale Zaken. Het is niet zo dat de minister van Sociale Zaken nu ruimte heeft om andere uitgaven te financieren. Die ruimte wordt er gewoon uitgehaald en het SZA-kader wordt verlaagd. 

De heer Hijboer heeft gevraagd ... 

(Hilariteit) 

Minister Dijsselbloem:

Wat zei ik? 

De voorzitter:

Hijboer. Hij heet Nijboer, maar dat wist u ook. 

Minister Dijsselbloem:

Henk Nijboer, niet te verwarren met Anton Heyboer. De een heeft ook veel meer bruiden dan de ander. Dat bruggetje ga ik erbij onthouden. 

De heer Nijboer heeft gevraagd hoe het staat met het fonds voor de energiebesparing. Wordt er nu al geld uitgegeven? Van de 185 miljoen voor dat revolverend fonds voor energiebesparing in de gebouwde omgeving is 50 miljoen gestort in het Nationaal Energiebesparingsfonds. Op dit moment worden hieruit al leningen verstrekt aan eigenaar-bewoners voor investeringen in energiebesparende maatregelen in hun woningen. Exacte getallen, preciezer dan dit, kan ik niet geven, maar die leningen vinden plaats. Dit is dus volop in bedrijf. 

De heer Merkies heeft gevraagd naar de bezuinigingen op de gemeenten. Hij refereerde aan het rapport van het COELO, als ik het zo mag noemen. Hij zei dat dit rapport laat zien dat schaalvergroting geen efficiencywinst oplevert. Die bezuinigingen moeten dus van tafel, zo vervolgde hij. Ik ben benieuwd naar de dekkingsvoorstellen van de SP op dit punt. De minister van BZK heeft Kamervragen van de Partij van de Arbeid op dit punt gekregen en beantwoord. Hij zal het onderzoek van een nadere kabinetsreactie voorzien. In de beantwoording heeft hij alvast aangegeven dat het onderzoek niet aantoont dat er geen besparingspotentieel is bij herindeling. Uit meerdere andere onderzoeken, onder andere een onderzoek gedaan in Denemarken, waar een forse schaalvergroting in gemeenteland heeft plaatsgevonden, blijkt dat gemeentelijke herindelingen wel degelijk potentiële schaalvoordelen kunnen opleveren en dat er efficiencyvoordelen te behalen zijn. 

De opschalingskorting is meerdere malen met de VNG besproken. Ook als de opschaling niet zou plaatsvinden, is onze lijn dat er geen reden is om de korting te heroverwegen. Dat is ook nog eens met elkaar besproken en vastgesteld toen ik en de heer Plasterk, de minister van BZK, begin vorig jaar een financieel akkoord sloten met de VNG. Daarover kan dus geen discussie meer zijn. 

De heer Klaver heeft ook gevraagd of bestrijding van de werkloosheid de hoogste prioriteit blijft. Dat is zo, dat is breed zo en dat proef ik ook breed in de Kamer. Gaat de minister dan ook op zoek naar structureel geld om de werkloosheid te lijf te gaan, zo vroeg hij vervolgens. Op zichzelf heeft het kabinet, zoals de heer Klaver weet, middelen vrijgemaakt voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid, de financiering van sectorplannen. Dat is overigens geen structureel geld. Dat hoeft ook niet. Het gaat om heel gerichte impulsen. Ik hoef de bedragen niet allemaal te noemen; ik heb ze hier wel. Al deze bedragen zijn via de begroting van Sociale Zaken beschikbaar voor arbeidsmarktbeleid. Wij zullen in de begroting voor 2015 opnieuw gerichte maatregelen nemen, ook aan de lastenkant, om de arbeidsmarkt verder te stimuleren en zo de werkgelegenheid te helpen aanjagen. Daarop komen wij bij de Miljoenennota op Prinsjesdag graag terug. 

De heer Klaver heeft in dat verband ook gevraagd of het kabinet daarbij fiscale vergroening zal betrekken. De staatssecretaris heeft een visie op de fiscale vergroening toegezegd bij de behandeling van het Belastingplan in de Eerste Kamer in het afgelopen najaar. Die visie wordt dus dit jaar nog naar beide Kamers toegestuurd. Het recentelijk door het Planbureau voor de Leefomgeving uitgebrachte rapport over dit onderwerp wordt hierbij betrokken. Overigens zal uiteraard wanneer we gaan kijken naar het nieuwe belastingstelsel het thema vergroening daarin in meer of mindere mate, dat is nog nader te bezien, een rol bij spelen. 

Dan heeft de heer Klaver in zijn pleidooi voor de werkgelegenheid — werkgelegenheid is beleid — gewezen op de dreigende ontslagen in de zorg. Zijn eenvoudige redenering is: als wij de bezuinigingen nu gewoon afblazen, blijven mensen aan het werk. Hoe simpel kun je het krijgen. Op zichzelf is de redenering juist, maar het is eenzelfde redenering als: als wij nu maar de begroting uit de hand laten lopen, kunnen wij mensen aan het werk houden. De vraag is of dit structureel een oplossing is. Het is structureel geen oplossing voor de begroting en ook niet voor de economie. Minister Asscher en staatssecretaris Van Rijn zullen wel binnenkort met een brief komen over het arbeidsmarktbeleid ten aanzien van de zorg. Zij zullen de Kamer informeren over de initiatieven die het kabinet gaat nemen. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik stelde de vraag over de zorg, inderdaad, omdat vandaag ook de bonden met hun plan voor de arbeid zijn gekomen. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de bezuinigingen op de zorg en het effect daarvan op de werkgelegenheid. Ik weet niet of de minister al tijd heeft gehad om naar dat plan te kijken. Hoe kijkt de minister naar de voorstellen die de bonden doen om de werkgelegenheid in de zorg op peil te houden? 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben echt niet in staat geweest om daar kennis van te nemen. Ik heb nog net de kop op NU.nl gezien, maar dieper dan dat ging het niet. Het zou de bonden ook geen recht doen als ik daarover nu al een opvatting zou hebben. Zoals gezegd, de minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris van VWS komen met een aparte brief over de problematiek van de arbeidsmarkt in de zorgsector. Er zullen daarover ongetwijfeld ook overleggen met de bonden plaatsvinden. 

De heer Klaver en, als ik het goed heb, de heer Nijboer hebben gevraagd naar de kinderopvang en de meevallers die zich daar hebben voorgedaan. Ik geloof dat de heer Nijboer formuleerde: "Meevaller? Valt het eigenlijk wel mee? Wij willen toch immers dat mensen aan het werk gaan en dat zij daar zo nodig ook kinderopvang bij kunnen inhuren?" Ik geloof dat de minister van Sociale Zaken al aan de Kamer heeft toegezegd dat het SCP een onderzoek zal doen naar precies die vraag. Komt dit nu voort uit een te groot, en groter dan beoogd, verwacht effect van de bezuinigingen? Of is er onderliggend een effect, vanwege de economische ontwikkelingen, werkloosheid, verlaging van participatie van mensen? Dit laatste is zeker het geval, maar de mate waarin is onduidelijk. De ontwikkeling van de instroom- en uitstroomredenen zal uit dit onderzoek blijken. Het SCP zal dit onderzoek deze zomer afronden is mij gemeld. Het komt dan naar de Kamer. 

Dan nog een aantal andere opmerkingen over het lastenbeeld en belastingen. Een paar heb ik al genoemd. De heer Koolmees heeft met ambitie gesproken over belastinghervormingen. Hij vraagt de minister of hij bereid is de uitgaven te verlagen. Hij formuleerde de vraag: kunnen wij in ieder geval met de minister afspreken dat een belastingverlaging niet wordt betaald door het tekort te laten oplopen? Dit laatste ben ik zeker niet van plan. De plannen ten aanzien van een herziening van het belastingstelsel zullen met de Miljoenennota op Prinsjesdag naar de Kamer worden gebracht. Wij zijn uiteraard gecommitteerd aan onze eigen begrotingsdoelstellingen, maar ook aan de Europese begrotingsafspraken. Ruimte onder het plafond, als deze zou ontstaan, kan worden ingezet voor de verdere verbetering van het EMU-saldo of voor lagere lasten. Het inzetten van meevallers aan de uitgavenkant voor lastenverlichting heeft aan beide kanten een positief effect: minder uitgaven en lagere lasten. Die mogelijkheid is niet uitgesloten door het kabinet en kan worden benut. 

Wat overigens vaak gebeurt in deze discussies, is dat veel mensen pleiten voor lastenverlichting, maar vervolgens weinig concreet kunnen aangeven waar het geld vervolgens gevonden moet worden. Wij staan vanuit het kabinet echter open voor alle suggesties van de zijde van de Kamer. 

Het helpt als het dan iets concreter wordt, want in algemene zin valt mij op dat als je " de mensen in het land", zoals Hans Wiegel dat zegt, vertelt dat de overheid de uitgaven gaat verlagen, zij dat een heel goed idee vinden. Maar zodra je dan invult waar je die uitgaven wilt verlagen — bijvoorbeeld in de zorg; ik noem maar een willekeurige grote uitgavencategorie — is het enthousiasme beduidend minder. Vandaar ook dat ik de heer Koolmees oproep om heel concreet aan te geven waar hij zou willen snijden en om ook de beoogde omvang te noemen. We weten immers dat belastingherziening eenvoudiger wordt naarmate er meer smeerolie, echte netto lastenverlichting, mogelijk is. Ook daar zullen we dus moeten kijken welke mogelijkheden er zijn. 

De heren Van Hijum en Van Dijck spraken over het effect van de maatregelen. Het betrof met name de eenmalige verlaging van het tarief in box 2 en het opnemen van geld uit stamrecht-bv 's. Hier moet mij iets van het hart. De heer Van Hijum hield een pittig betoog. Hij brengt het altijd heel rustig, maar er zaten flinke krachttermen in. Hij sprak in dit verband over "trucs". Hij refereerde met instemming aan de heer Bas Jacobs. Op een ander moment had hij het over het "verjubelen" van meevallers en zo waren er nog wat kreten in zijn betoog. 

Mijn stelling is dat als het CDA daadwerkelijk vindt dat dit trucs zijn, het allereerst in het verleden niet onder de eigen verantwoordelijkheid vergelijkbare mogelijkheden moeten creëren. Ten tweede had het CDA dan — voor de eigen geloofwaardigheid hoor, verder maakt het mij niet zo veel uit — kunnen overwegen om in de tegenbegroting deze maatregelen te vervangen door ander beleid. Het CDA heeft dat niet gedaan. Het CDA heeft overwogen dat dit wel een interessante manier is om middelen vrij te maken in lastige tijden, zoals het kabinet dat ook heeft overwogen. Het CDA heeft, kortom, deze maatregelen gewoon laten staan in de alternatieve begroting. Het begint mij lichtelijk te storen dat de heer Van Hijum vooral in de media geen kans onbenut laat om dit weg te zetten als "ondeugdelijk begrotingsbeleid" en "trucs". Als dat zo is, zou het een serieuze oppositiepartij passen om dat dan ook in een alternatieve begroting met alternatieve maatregelen te beleggen. 

De heer Van Hijum (CDA):

Om te beginnen kom ik op de referentie aan maatregelen in eerdere perioden, waarbij slechts de structurele vermindering van de inkomsten is geboekt en niet de incidentele opbrengsten voor het EU-saldo. De wijze waarop dat in de begroting is verantwoord, is in het verleden echt een andere geweest dan waar het kabinet nu voor gekozen heeft. 

Onze grootste bedenking bij deze maatregel is dat er eigenlijk een lastenverlichting eenmalig wordt betaald door een lastenverschuiving via een maatregel in box 2 of een stamrechtmaatregel. Het kost je in de toekomst belastingopbrengsten. Ik vind het gewoon niet meer dan normaal dat ik het kabinet vraag naar de hardheid daarvan. Wij zijn overigens niet de enige partij die daar vragen bij stelt; het Centraal Planbureau heeft dat ook gedaan. Ook heb ik gevraagd naar de stand van zaken op dat punt, dus of de verwachtingen echt worden waargemaakt. Dat was mijn betoog. 

Minister Dijsselbloem:

Als een serieuze oppositiepartij als het CDA de regering in het kader van deze maatregelen "trucs" verwijt en in de media spreekt over een "volstrekt ondeugdelijk begrotingsbeleid", had het die serieuze oppositiepartij niet misstaan als zij had gezegd: wij doen dat anders; in onze tegenbegroting laten wij zien dat wij alternatieve maatregelen neerleggen. Dat heeft het CDA nadrukkelijk niet gedaan. We hebben daar eerder over gesproken. In eerdere debatten heeft de heer Van Hijum gewoon toegegeven dat het CDA deze maatregelen niet heeft vervangen door alternatieve maatregelen. Dat vind ik allemaal prima, maar laten we even serieus zijn. Als u het echt zulk ondeugdelijk beleid vindt — dat is het niet, maar als u dat vind … Sorry voorzitter: als de heer Van Hijum dat vindt, had hij dat beleid moeten vervangen door alternatieve maatregelen. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Hijum. 

De heer Van Hijum (CDA):

Over de alternatieven en onze tegenbegroting hebben we inderdaad een uitgebreid debat gevoerd. Ik verwijs er nogmaals naar dat wij wel degelijk tal van concrete maatregelen hebben voorgesteld. Waartoe de heer Koolmees wordt opgeroepen, hebben wij al in de tegenbegroting gedaan: aangeven waar uitgaven verminderd kunnen worden om lastenverlichting te betalen. Dus daar kan de minister ons volgens mij echt geen verwijt maken. Op dit punt herhaal ik mijn vraag of met deze maatregelen daadwerkelijk wordt bereikt wat ermee beoogd werd. Ik hoop dat daar ook een antwoord op komt. Wat betreft de term "trucs" wijs ik erop dat niet de eerste de beste econoom daar uitdrukkelijk vraagtekens bij heeft gezet. Nogmaals, wordt met de maatregelen bereikt wat ermee werd beoogd? 

Minister Dijsselbloem:

Uiteraard zal ik deze feitelijke vraag beantwoorden, die ook door de heer Van Dijck is gesteld. Ik stel wel vast dat het CDA deze maatregelen niet door andere heeft vervangen. Zo nodig pakken we de tegenbegroting er dadelijk nog even bij. Het zou de heer Van Hijum sieren als hij in zijn bewoordingen iets minder ruig zou zijn over dit beleid. Als hij het echt zo slecht en onverstandig vindt, had het anders moeten worden ingevuld. 

Ik kom op de feiten. Zoals vaak bij dit soort maatregelen, verwachten we dat de meeste dga's zich pas in de laatste maanden van dit jaar een dividend zullen uitkeren. Om die reden hebben we pas begin 2016 een goed zicht op het bedrag aan dividenden dat door dga's in 2014 is uitgekeerd, in verband met de eenmalige verlaging van het box 2-tarief. 

Op de stamrechten hebben wij pas volledig zicht als wij de aangiften inkomstenbelasting 2014 hebben ontvangen. Uit cijfers die banken in mei bekend hebben gemaakt, zou blijken dat ruwweg 10% van de stamrecht-bv's en stamrechtspaarrekeningen tot dan is uitgekeerd. Onze verwachting was dat over geheel 2014 circa 25% van de stamrechten zou worden uitgekeerd. We hebben dat heel conservatief geraamd. 10% zo vroeg in het jaar is meer dan wij op dat moment verwachtten. Wij verwachten ook op dit punt de grootste animo aan het einde van het jaar, voordat het loket dichtgaat. Zoals gezegd, kunnen we de definitieve cijfers pas volgend jaar geven en over de stamrecht-bv's zelfs nadat alle belastingaangiften binnen zijn. 

De voorzitter:

In verband met de planning kijk ik of de minister nog meer tijd nodig heeft. 

Minister Dijsselbloem:

Ik heb nog wel wat liggen. 

De voorzitter:

Hoeveel tijd denkt u nodig te hebben? 

Minister Dijsselbloem:

Nog een halfuur. Er zijn heel veel vragen gesteld die allemaal relevant zijn. Ik durf er niet in te selecteren en dus zal ik tempo maken. 

In de belasting op leidingwater is inderdaad een wijziging aangebracht in verband met de uitvoerbaarheid van het aanvankelijke voorstel. De derving die daar optreedt, zal worden gedekt in de sfeer van de milieubelastingen. Een specifieke invulling en de dekking van deze belastingderving zullen in het Belastingplan worden opgenomen. 

Onder anderen de heer Merkies heeft gevraagd naar de negatieve btw-instelling. Hij vroeg ook of de raming niet te rooskleurig is. We moeten twee zaken uit elkaar houden. In de eerste plaats is dat het bijstellen van een raming ten opzichte van de vorige raming, de zogenaamde verticale mutatie. Het gaat over hetzelfde jaar, maar het betreft een bijstelling van de vorige raming voor hetzelfde jaar. In de tweede plaats gaat het om de ontwikkeling van de ontvangsten in 2014 ten opzichte van 2013, de zogenaamde horizontale ontwikkeling. Bij de Voorjaarsnota is de raming van de btw-ontvangsten over 2014 naar beneden bijgesteld, dus verticaal gemuteerd. Deze bijstelling volgt volledig uit de realisaties over 2013 die lager uitkwamen dan in de Miljoenennota 2014 nog werd verwacht. Dat had inderdaad te maken met een lagere ontwikkeling van de wereldhandel. Zelfs als de wereldhandel aantrekt, kan die nog tegenvallen ten opzichte van de raming. Ziedaar de verwarring. 

De ontwikkeling van de ontvangsten in 2014 ten opzichte van 2013 is echter niet bijgesteld. Wij verwachten in 2014, net als in de Miljoenennota 2014, een positieve groei in de btw-ontvangsten. De horizontale ontwikkeling is dus positief. 

Ik heb nog enkele specifieke onderwerpen. Wij hebben in de Voorjaarsnota 2014 vanuit overwegingen van prudentieel begrotingsbeleid de reservering van 0,6 miljard opgenomen, mede in het licht van de gevolgen voor het bruto binnenlands product van de implementatie van de ESA 2010-boekhoudregels. Zoals gezegd weten we daar in augustus meer van. Vandaar de benaming "augustusreserve", die, zo geef ik toe, nog erg algemeen is. 

Enkele leden hebben specifiek gevraagd welk deel voor ODA en welk deel voor andere wensen is. Afhankelijk van de uitkomst van die bijstelling en de politieke besluitvorming over de mate waarin die moet doortikken in ODA, is die reservering beschikbaar. Die is ruim en laat mogelijk — dat weten we nog niet — ook nog ruimte voor enkele andere wensen. Bij de Miljoenennota 2015 zal de Kamer worden geïnformeerd over de inzet van de reservering. Het kabinet heeft er dus nog geen definitief besluit over genomen. Het zal dus niet leiden tot uitgaven dan nadat uw Kamer daar heel specifiek over geïnformeerd is en er uiteraard mee akkoord is gegaan. 

Zowel de heer Merkies als mevrouw Schouten heeft gevraagd naar de korting op de EU-afdrachten: waar is de korting op 2014 gebleven? Het korte antwoord is: ja, uw aanname is correct. Nadat dit besluit overal is geratificeerd, zal in 2015 de korting worden ontvangen over 2014 en 2015. Dat was de concrete vraag en dat klopt. 

De heer Merkies (SP):

Die 600 miljoen moet toch ergens vandaan komen? Ik begrijp dat er wat ruimte in zit die misschien voor onderhandelingen wordt gebruikt, maar die is dus ook voor ontwikkelingssamenwerking en ook voor de EU-afdrachten. Waarom is er geen opsplitsing gemaakt? Het komt ergens vandaan. 

Minister Dijsselbloem:

Er is een verschil tussen "waar wilt u het aan besteden" en "waar komt het vandaan". Waar komt het vandaan? Er is ruimte gemaakt op de begroting om zo'n reservering neer te zetten. Het is een ongelukkige omstandigheid ... 

De heer Merkies (SP):

De vraag is verkeerd geïnterpreteerd. Waar is de berekening op gebaseerd? Waar is de 600 miljoen op gebaseerd? 

Minister Dijsselbloem:

Dat is een zeer ruwe aanname op basis van de oefenberekeningen die wij hebben gehad. Het is een schatting, maar die is zeer ruim omdat ik niet wil dat we dadelijk in problemen komen. 

De heer Merkies (SP):

Daarom zijn er ook zo veel schriftelijke vragen over gesteld door heel veel partijen. Eigenlijk zijn we nog geen stap verder gekomen. Vooral als je de zaken bij elkaar optelt, is het helemaal onduidelijk. Er zijn toch een paar zaken bij elkaar opgeteld. Volgens mij willen heel veel mensen weten wat er is gereserveerd voor ontwikkelingssamenwerking en wat er is gereserveerd voor de hogere afdrachten. 

Minister Dijsselbloem:

Dat zijn heel reële vragen, maar ik kan ze nog niet beantwoorden. Ten eerste weet ik nog niet wat precies de bni- of bbp-bijstelling zal zijn en wat de consequenties daarvan zijn. Ten tweede is het zeker wat het ODA-deel betreft aan de nationale politiek, dus aan coalitie en kabinet, om te besluiten in welke mate ook ODA naar rato zou moeten worden gecompenseerd of verhoogd. Dat hoeft niet, ook niet op basis van het regeerakkoord, waarin wel een koppeling is gelegd met de economische welvaartsontwikkeling. Het is een statistische correctie. Het is een politiek besluit over de mate waarin je de ODA-uitgaven weer positief bijstelt. Dat besluit is nog niet genomen. Ik vraag de Kamer dan ook geen goedkeuring of instemming. Ik maak nu alleen een reservering — dat laat ik wel zien — omdat dat dat behoedzaam begrotingsbeleid is. Ik weet dat het issue eraan komt. In augustus weet ik pas hoe groot het is. Dan beslissen we pas wat we daarmee doen. Het is een bijzondere omstandigheid. Ik vraag de Kamer om begrip dat we wel een reservering hebben, maar nog geen conclusies kunnen trekken over de precieze inzet van die reservering. Als ik er geen reservering voor zou maken, zou u zeer terecht kunnen zeggen: u weet dat het eraan komt, hoe gaat u dat dadelijk oplossen? Zo is het ook. Dan kom ik bij een aantal vragen over het infrafonds, kasschuiven en Defensieverplichtingen en -uitgaven. Eerst maar even de brief van de minister van Defensie over wat er aan de hand is met de verplichtingen bij Defensie et cetera. De bijstelling van de verplichting van 1 miljard valt in twee bijstellingen uiteen: 700 miljoen in 2013 en 400 miljoen in 2014. Defensie heeft mede naar aanleiding van een opmerking van de Algemene Rekenkamer de verplichtingenadministratie grondig doorgelicht. Dat valt zeer te prijzen. Dat is een goede zaak. Dit heeft geleid tot een verlaging van de verplichtingenraming 2014 met 400 miljoen. Het begrotingsbeheer bij Defensie wordt door deze minister op orde gebracht. Als je de verplichtingenruimte nog eens goed doorlicht, kan die in 2014 worden verlaagd met 400 miljoen. De 700 miljoen in 2013 komt voort uit vertragingen in diverse projecten. Er was in 2013 ook sprake van terughoudendheid bij het aangaan van nieuwe verplichtingen. Die had te maken met de aanloop naar de nieuwe Defensienota, getiteld "In het belang van Nederland". 

In de schriftelijke beantwoording hebben wij aangegeven dat de verlaging van de verplichting met 400 miljoen bij Defensie geen effect heeft. Het is een technische aanpassing van de verplichtingenruimte als gevolg van de doorlichting van de verplichtingenadministratie. Dat is gebeurd op advies van de Rekenkamer. Beide stellingen zijn dus waar. In een extra brief die minister Hennis vandaag aan de Kamer heeft gestuurd, heeft zij dat nogmaals uiteengezet. Zij heeft het als volgt omschreven: de reden voor de mutatie in de verplichtingen is dat de verplichtingenbegroting voor 2014 opnieuw is opgebouwd op basis van onderliggende plannen, mede naar aanleiding van de opmerking van de Algemene Rekenkamer, et cetera. Ik heb dat zojuist gemeld. 

De heer Koolmees (D66):

Als ik het goed begrijp, heeft de verlaging van de verplichtingenruimte in 2013 ten bedrage van 700 miljoen te maken met de visienota van Defensie. Dat betekent een spreiding in de tijd van de investeringsuitgaven bij Defensie. In 2014 wordt het verplichtingenbedrag met 400 miljoen verlaagd door het opschonen van de administratie, om het maar even huiselijk te zeggen. Dat komt als het ware uit de lucht vallen en heeft geen consequenties voor de investeringen van Defensie in de komende jaren. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, het is gewoon een bijstelling op basis van de juistheid van onze inschatting en de planning van de verplichtingen. De Rekenkamer heeft erop gewezen dat die niet op orde was en niet was geactualiseerd. Dat is nu alsnog gebeurd. Er is 400 miljoen aan niet-bestaande lucht uit geduwd. Het zijn geen geschrapte plannen of geschrapte investeringen. 

De heer Koolmees (D66):

Het is helder dat er 400 miljoen aan lucht, om het weer huiselijk te zeggen, uit de begroting is gehaald. Normaal gesproken hebben wij een kasverplichtingenstelsel. Op enig moment zouden de kasuitgaven bij een begroting in lijn moeten zijn met de verplichtingen van diezelfde begroting. Blijkbaar was er in de begroting van het ministerie van Defensie een verschil ontstaan tussen die twee. De uitgavenruimte was niet in overeenstemming met wat er aan verplichtingenruimte of plannen bestond. 

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat die stelling juist is. Wij werken nauw samen met de minister van Defensie om het begrotingsbeheer, zowel de verplichtingen- als de uitgavenkant, op orde te brengen. Dat was immers echt niet op orde. De Rekenkamer heeft er jarenlang op gewezen en er wordt nu heel veel werk verzet om het deze kabinetsperiode volledig op orde te brengen. Ik vind dat zelf cruciaal. Wij hebben het steeds gekoppeld aan het uitbrengen van de kabinetsnota, omdat het niet zo kan zijn dat je allerlei plannen lanceert en er onmiddellijk vragen ontstaan of die eigenlijk wel kunnen worden uitgevoerd, zowel qua investeringen als qua exploitatie. In het verleden zijn daar heel veel problemen mee geweest. De minister van Defensie brengt dat gewoon op orde en wij werken daar nauw in samen. 

I en M heeft een flinke kasschuif. De heer Merkies heeft hier een toelichting op gevraagd. Anderen vroegen er ook naar. Het egaliseren van de budgetten voor infrastructuur is noodzakelijk omdat de projecten die in 2014 worden gestart, meerjarig doorlopen. Om projecten in 2014 te starten, moet zeker gesteld zijn dat de aannemer ook in 2016 en 2017 betaald kan worden, om het maar eens huiselijk te zeggen. De dip in het budget in 2016 en 2017, die hiermee voor een deel is plat gemaakt, wordt met name veroorzaakt door het verlagen van het infrafonds in deze jaren. Vergeef mij de technische uitleg, maar dat hing samen met het omzetten van een aanlegbudget in een meerjarige beschikbaarheidsvergoeding voor DBFM-projecten. DBFM staat voor Design, Build, Finance en Maintain: de hele trits is bekend. Het is een andere manier van financieren en exploiteren van infrastructuur. Dat heeft geleid tot een aanpassing in de uitgaveverplichtingen in het fonds. Het zijn dus technische wijzigingen. Als de vraag, simpel gezegd, is of er bepaalde investeringen zijn uitgesteld, dan is het antwoord: nee. Het is een andere wijze van financieren. Wij hebben zeker gesteld dat de projecten die dit jaar worden gestart ook de komende jaren betaald kunnen worden. Dergelijke schuiven komen in het infrafonds overigens met grote regelmaat voor, omdat het lastig is om projecten te plannen. Soms worden ze versneld, meestal vertraagd, en soms moet je dan schuiven over de jaren heen. Dat is hier ook gebeurd. 

De heer Van Hijum (CDA):

Het is natuurlijk waar dat dit soort schuiven regelmatig plaatsvinden. Meestal wordt dat echter in de loop van het jaar vastgesteld. Het is nu vrij vroeg om te kunnen vaststellen of het beschikbare budget inderdaad niet bestemd en besteed kan worden. Is de minister bereid om, met het oog op de werkgelegenheid en de banen, te kijken in hoeverre de ruimte die er is, benut kan worden door projecten toch tot uitvoer te brengen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat de heer Van Hijum mijn antwoord niet goed heeft begrepen. Het is niet zo dat er dit jaar geld blijft liggen. Er worden dit jaar gewoon projecten gestart, maar een deel van de uitgaven die daaruit voortvloeien, vindt plaats in de jaren 2016-2017. Ik noemde het al "de aannemer die betaald moet worden". Om ervoor te zorgen dat die uitgaven gedaan kunnen worden, is er een schuif geweest. 

Het tweede heeft te maken met de andere wijze van financieren en de modernere manier van aanbesteden en exploiteren van infrastructuur. Ook dat leidt tot schuiven. Het is dus niet zo dat er dit jaar geld onbenut blijft. 

De heer Van Hijum (CDA):

In zoverre dat het geld wordt verschoven naar 2016 en 2017, terwijl het nu op de begroting staat. In beginsel kan het geld in 2014 uitgegeven worden. Mag ik toch nog even erop wijzen dat tal van projecten die in 2014 op de rol stonden om uitgevoerd te worden, naar achteren zijn verschoven? Dat was misschien niet het gevolg van deze actie, maar van eerdere bezuinigingen. Deze projecten zouden best eerder opgepakt kunnen worden. 

Minister Dijsselbloem:

Het lijkt alsof ik vandaag niet kan doordringen tot de heer Van Hijum. In zijn vraag ligt namelijk besloten dat er dit jaar geld onbenut zou blijven. Dat is niet zo. Projecten worden gewoon dit jaar gestart. Maar ze worden niet in zijn geheel dit jaar afgerekend. Een deel van de projecten wordt pas in 2016 en 2017 afgerekend. Daar zat een dip in de financiële ruimte. Het geld wordt nu verschoven naar die jaren, maar het gaat nog steeds om projecten die dit jaar starten. Het is niet zo dat we nu meer projecten zouden kunnen uitvoeren. Dat zou onmiddellijk andere projecten die we proberen te financieren met deze schuif, eruit drukken. 

Ik wil mezelf nog één opmerking permitteren, hoewel ik niet heel veel tijd in beslag wil nemen. Dit jaar bereikt het infrafonds zijn grootste omvang in de geschiedenis. Kijk maar eens hoe het fonds zich ontwikkelt. Er zit dit jaar echt een bult in. Er doen zo veel verhalen de ronde dat er vreselijk veel is bezuinigd op infrastructuur, maar bekijk de cijfers eens. Er zijn verschuivingen geweest. De ene keer kwam er wat bij en de andere keer ging er wat af, maar de optelsom van de omvang van het infrafonds bereikt dit jaar echt een piek. 

De heer Merkies heeft gevraagd of ik volgend jaar een lijst met alle kasschuiven bij de voorjaarsnota kan voegen. Alle kasschuiven worden echter al in de begrotingswetten zichtbaar gemaakt. Ik geloof dat de heer Merkies het een puzzel vindt om die bij elkaar te leggen. Alle kasschuiven die groter zijn dan 50 miljoen, brengen we in het kader van de kadertoets bij elkaar in de voorjaarsnota. Ik wijs slechts op de wijze waarop we de heer Merkies bedienen. Ik hoop dat dit voor hem voldoende is. 

De heer Koolmees heeft gevraagd of ik kan toezeggen dat de informatie over uitvoeringsmutaties wordt uitgebreid. De belangrijkste bijstellingen worden doorgaans reeds apart gepresenteerd en toegelicht in de miljoenennota, de najaarsnota en de voorjaarsnota. Op pagina 5 van de voorjaarsnota kan de Kamer zien welke bijstellingen er gedurende het begrotingsjaar in de kaders voor SZA en BKZ hebben plaatsgevonden. In de suppletoire begroting bieden wij meer detailinformatie over de achtergrond van de mutaties. Ik weet dus niet naar welke extra informatie de heer Koolmees op zoek is. Ik weet dat mijn collega-ministers hun uiterste best doen om die mutaties goed toe te lichten. Misschien kunnen we hier in de tweede termijn nog bij stilstaan. 

De heer Koolmees heeft ook nog gevraagd naar de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek. We hebben daar tijdens een verantwoordingsdebat in de commissie voor de Rijksuitgaven recent bij stilgestaan. Dat is dus een terugkerend thema. De aangepaste regeling is al besproken en geaccordeerd in de ministerraad. Ik geloof dat ik die binnen twee weken nadat we dat hier toezegden naar de ministerraad heb gebracht. De aangepaste regeling zal worden gepubliceerd in de Staatscourant. Dat is misschien waar de heer Koolmees op zit te wachten. Dat zal op korte termijn gebeuren. 

De heer Koolmees (D66):

Terwijl ik terugliep van het spreekgestoelte werd ik er door mijn collega's op aangesproken dat dit vorige week behandeld is in het AO over de commissie voor de Rijksuitgaven. Ik kon daar niet bij zijn omdat ik hier stond, in het debat met de staatssecretaris van Financiën over de accijnzen. Ik dank de minister voor deze toelichting. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Hijum en mevrouw Schouten hebben nog gevraagd naar de effecten van het leenstelsel op de staatsschuld, de rijksbegroting, et cetera. Zoals de Kamer weet, wordt de looptijd van de leningen aan studenten in het kader van deze discussie verlengd naar 35 jaar. In vergelijking met het regeerakkoord zal de staatsschuld als gevolg van de voorstellen zoals ze nu worden voorbereid naar verwachting met circa 17 miljard toenemen. Die toename zal bereikt zijn in 2050. 

Het betreft hier overigens een prognose. Dit is namelijk sterk afhankelijk van hoeveel er precies zal worden geleend en zeker ook van hoe snel er zal worden terugbetaald. Het is natuurlijk niet zo dat iedereen de maximale termijn waarbinnen betaald moet worden, zal benutten. Ook nu is er een maximumtermijn voor aflossing. De ervaring is dat studenten gemiddeld genomen veel sneller aflossen. De aanname is dat dit in de toekomst ook zal gebeuren. De mogelijkheden tot flexibeler aflossen zullen ook nog groter worden, zodat we verwachten dat de staatsschuld minder zal toenemen dan met dit maximum. De rentelasten hiervan worden gecorrigeerd. Althans, er wordt gewoon rente over de leningen betaald. De rente op studieleningen wordt aangepast van de gemiddelde vierjaarsrente naar de vijfjaarsrente. 

Ook werd gevraagd naar oninbaarheid en kwijtscheldingen, en naar het verlies dat hierop geleden zal worden. Net als onder het oude stelsel wordt dit gewoon geraamd en gedekt binnen de OCW-begroting. In de raming wordt uitgegaan van een aflossingspercentage uit de doorrekening van het CPB, door het CPB gepubliceerd op 22 mei 2014. Daarnaast worden de risico's in kaart gebracht in het kader van het Toetsingskader Risicoregelingen. Het kader zal worden geactualiseerd en met het wetsvoorstel naar de Kamer worden verzonden. De opbrengsten van het studievoorschot worden zoals bekend geïnvesteerd in het onderwijs. In de literatuur wordt geen precies getal gegeven waar het de positieve effecten daarvan op de economische groei betreft. Onze stelling is echter dat de extra investeringen die wij kunnen doen in het hoger onderwijs als gevolg van de introductie van het sociale leenstelsel een positief effect zullen hebben op de economische groei. 

De heer Van Hijum (CDA):

Misschien heb ik het gemist omdat ik even afgeleid was, maar ik heb de minister niet horen zeggen dat hij bereid is om het voorstel inzake het studievoorschot door het CPB te laten doorrekenen op de consequenties voor de staatsschuld, op de risico's voor de overheidsbegroting en op zaken als groei, waar inderdaad meer aspecten aan zitten. 

Minister Dijsselbloem:

Die doorrekening hebben wij gemaakt. Daarom ook kon ik de cijfers geven. Als straks het wetsvoorstel naar de Kamer komt, zullen wij in de memorie van toelichting ingaan op de financiële en macro-economische aspecten. Ik vind het niet zinvol om daar weer een nieuwe doorrekening bij te vragen. 

De voorzitter:

Ik wijs erop dat wij ook nog een tweede termijn hebben. 

De heer Van Hijum (CDA):

Het is goed als bij de presentatie van het wetsvoorstel juist op deze punten wordt ingegaan. Toch zou het goed zijn, omdat het wetsvoorstel ook grote consequenties heeft voor de lange termijn, om daar de toets van het CPB bij te kennen. Waarom zou dat niet tot de mogelijkheden behoren? De CPB-studies tot nu toe zien vooral op het effect op studieschuld en het gedrag van studenten. 

Minister Dijsselbloem:

Dat klopt, maar de zaken die de begroting raken, zal het CPB natuurlijk sowieso meenemen en betrekken in zijn ramingscijfers. De effecten op de lange termijn zullen door het CPB in de houdbaarheidssommen worden meegenomen. Ik voel er daarom niet zo veel voor om tussentijds weer een nieuwe langetermijndoorrekening van het CPB te vragen. In het licht van de lange looptijden — en dus lange terugbetalingstermijnen — die aan het voorstel verbonden zijn en de inschatting van het bedrag dat geleend zal worden, heb ik aangegeven in hoeverre de staatsschuld maximaal zou kunnen toenemen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb nog een vraag over de kasschuiven. Ik lees in de Voorjaarsnota een aantal keren dat er wordt geschoven om het kasritme te optimaliseren. Op dit punt val ik de heer Merkies bij, die vraagt om een apart overzicht van de kasschuiven, met daarbij een fatsoenlijke uitleg. Met alleen de uitleg over het optimaliseren van het kasritme wordt de Kamer met een kluitje in het riet gestuurd. Een van de punten is de huishoudentoeslag. Ik meende dat die niet doorging, tot ik zag dat er 429 miljoen naar volgend jaar wordt geschoven. Dat snap ik niet. De ov-jaarkaart wordt elk jaar een jaar eerder dan noodzakelijk is betaald aan NS. Ook dat wordt niet uitgelegd. Waarom wordt die 450 miljoen altijd een jaar eerder betaald aan NS? 

Minister Dijsselbloem:

Ik kan niet zo veel toevoegen aan mijn eerdere antwoord. In de voorjaarsnota presenteren wij altijd een overzichtje van de grotere kasschuiven. De toelichting op alle kasschuiven vindt men in de suppletoire begrotingen. De financiële woordvoerders zullen misschien graag alle informatie uit de voorjaarsnota halen, maar de voorjaarsnota hoort bij alle onderliggende suppletoire begrotingen. Daarin ziet men vrij gedetailleerd en steeds met een toelichting hoe de kasschuiven in elkaar zitten. Als men dus wil weten wat er is gebeurd met de vergoedingen voor de studenten-ov-kaart, kan men de suppletoire begroting van OCW raadplegen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik draai al wat langer mee. Elk jaar voeren wij dezelfde discussie over die ov-jaarkaart. Meestal wordt die in de najaarsnota gepresenteerd als kasschuif. Kan de minister nog eens ingaan op de huishoudentoeslag? Die was toch van de baan? Waarom wordt er 429 miljoen naar volgend jaar geschoven voor iets wat niet meer doorgaat? 

Minister Dijsselbloem:

Wij kunnen nu alle kasschuiven langs gaan, maar ik kom daar graag in tweede termijn op terug. Een toelichting op de verschillende kasschuiven staat in de onderliggende suppletoire begrotingen. Informatie over de huishoudentoeslag kan men vinden in de suppletoire begroting van Sociale Zaken. Informatie over de ov-studentenkaart kan men vinden in de suppletoire begroting van OCW. De studentenkaart is overigens niet iets wat zich jaarlijks voordoet. Dit gaat meen ik over een kasschuif die te maken heeft met de voorgenomen start van het sociaal leenstelsel. Maar ik ga nu improviseren. De toelichting staat in de begrotingen. Als de heer Van Dijck dat wil, kom ik daar in tweede termijn op terug. 

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de regering. Ik geef de heer Merkies als eerste het woord in de tweede termijn. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik probeer mij een beetje een voorstelling te maken bij de woorden "geen schwalbes in het begrotingsbeleid". Ik neem aan dat de minister daarmee bedoelt dat hij ons niet op het verkeerde been wil zetten. Dat is goed. Er was wel veel onduidelijkheid in de Voorjaarsnota. Ik denk dat dat wel breder gedeeld wordt. Deels hebben we daar wel antwoord op gekregen, maar ik hoop dat, met name als het gaat om de kasschuiven of zo'n post van 600 miljoen voor augustusreserveringen, we daar volgend jaar wat meer duidelijkheid over krijgen. 

Het opschalen van de gemeenten naar grotere gemeenten zou een miljard opleveren. Mijn kritiek is juist dat het kabinet zich op dat punt eigenlijk rijk rekent, in ieder geval als je het vergelijkt met het onderzoek dat daarnaar is gedaan. Ik vind het dan ook beetje gek dat de minister zegt dat ik daar dan een dekking voor zou moeten vinden. Dat is een beetje de wereld op zijn kop. Ik vraag juist of die efficiëntiewinst wel optreedt. Dat blijkt in ieder geval niet uit het onderzoek van COELO. Ik hoop dat de minister dat serieus neemt. Daarin wordt wel degelijk gerefereerd aan buitenlandse onderzoeken die elkaar tegenspreken — in Denemarken zou overigens juist sprake zijn van een stijging — maar dit is een onderzoek dat in Nederland is gedaan. Dat is dus eigenlijk het meest representatieve onderzoek en daaruit blijkt dat die efficiencywinst er niet zou zijn. 

Ik dank de minister voor zijn antwoorden op vragen over de specifieke zorgkosten en de huurtoeslag. Dat is een beetje ingewikkeld verhaal. Eerst wordt de aftrek afgeschaft en vervolgens wordt die niet afgeschaft en uiteindelijk komt het erop neer dat de huurtoeslag wordt gekort met 31 miljoen. Ik begrijp dat er nu een voorstel komt van de minister voor een AMvB. Maar eigenlijk is mijn vraag gewoon of dit betekent dat die 31 miljoen nog kan worden teruggedraaid. 

Het is altijd goed om na de zomer ergens naar uit te kunnen kijken. Ik ben dan ook blij dat er in de Miljoenennota — dat was al eerder toegezegd — uitgebreid aandacht zal worden besteed aan de aanpak van de private schuldenlast. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Ik wil daar dan ook graag met het kabinet over spreken. 

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en reactie in eerste termijn. Waar we het zeker over eens zijn, is dat het van belang is om de komende tijd echt werk te maken en te blijven maken van banengroei en daling van de werkloosheid. We zullen de voorstellen waarmee het kabinet in augustus, september komt, daarop beoordelen. Er moet sprake zijn van lagere lasten op arbeid en er moet minder worden uitgegeven. We zullen het wederom concreet maken als wij vinden dat het anders of beter zou kunnen. Ook moet nadrukkelijk worden ingezet op meer verdienen, ruimte voor ondernemerschap, mkb, innovatie en dat soort zaken. 

Als het gaat om de specifieke punten die ik heb ingebracht, dan constateer ik — ik mag het geen verjubelen noemen — dat er ruimte onder de kaders is die aan extra uitgaven wordt besteed en niet aan lastenverlichting. De minister zegt nu: we gaan de kaders weer naar beneden bijschroeven. Daarover dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de uitgavenkaders voor sociale zekerheid voor 2014 door het kabinet tussentijds zijn verhoogd; 

voorts constaterende dat de ontstane ruimte onder de uitgavenkaders in de Voorjaarsnota niet wordt benut om het begrotingstekort te reduceren, maar deels wordt aangewend voor extra uitgaven; 

verzoekt de regering om de uitgavenkaders te verlagen om zo ruimte te scheppen voor lastenverlichting en incidentele uitgavenmeevallers te benutten voor tekortreductie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 3 (33940). 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik ga toch nog even door op het punt van de regionale infrastructuur. Ik wil gevoelig zijn en blijven voor reële argumenten, maar ik snap oprecht niet waarom de ruimte die er nu is, 250 miljoen euro, niet bestemd en benut kan worden voor projecten in de regio, vaak van minder grote omvang, die in een eerdere fase van het kabinetsbeleid zijn uitgesteld, namelijk toen over de 250 miljoen aan structurele bezuinigingen en de invulling daarvan werd gesproken. Ik dien daarover de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering in de Voorjaarsnota een kasschuif voorstelt van 250 miljoen euro op het gebied van infrastructuur, terwijl er door bezuinigingen al veel projecten zijn uitgesteld of geschrapt; 

overwegende dat aanleg en verbetering van infrastructuur bijdraagt aan regionale economische structuurversterking en werkgelegenheid in de bouwsector; 

verzoekt de regering om de beschikbare investeringsruimte alsnog te benutten door waar mogelijk uitgestelde investeringen naar voren te halen, en de Kamer in de Najaarsnota over de resultaten te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (33940). 

De heer Van Hijum (CDA):

Ik kom, tot slot, op het punt van de private schulden en de mate waarin zij de economische ontwikkeling remmen. Ik vind het belangrijk om over de consequenties daarvan meer duidelijkheid te krijgen, zeker in relatie tot de invoering van het leenstelsel. Daarvoor dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er politieke overeenstemming is bereikt over de invoering van een leenstelsel voor studenten; 

overwegende dat de effecten van het leenstelsel op de staatsschuld, de risico's voor de begroting en de economische ontwikkeling onduidelijk zijn; 

verzoekt de regering om het CPB een onderzoek te laten uitvoeren naar de financiële gevolgen en welvaartsgevolgen van de invoering van de afspraken over het leenstelsel, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (33940). 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik heb nog een drietal thema's waarop ik wil terugkomen. Ik heb vragen gesteld over de huurtoeslag. Ik dank de minister voor de onderkenning van het probleem. Ik vind de geschetste oplossingsrichting een juiste. Het betrekken hiervan bij de bredere koopkrachtbesluitvorming in augustus lijkt mij de aangewezen weg, voor dit jaar maar ook voor de komende jaren. 

Ik heb, net als de heer Van Hijum, vragen gesteld over de budgetten voor de bouw en het infrafonds. Luisterend naar het antwoord begreep ik van de minister dat het eigenlijk een andere manier van financieren is: publiek-private constructies, waarop de Kamer ook vaker heeft aangedrongen, boek je begrotingstechnisch anders in. Wat dat betreft is wel geld besteed aan de bouw, liggen projecten niet stil en is het kabinet bezig. 

Ik heb ook vragen gesteld over het energiebesparingsfonds. Het aggregatieniveau van de antwoorden was hierbij iets hoger. Ik moedig het kabinet aan om het echt tot besteding te laten komen. Er is wel 50 miljoen in het fonds gestopt en er worden ook dingen uit gefinancierd, maar het is wel zaak om dat zo spoedig mogelijk aan te wenden. 

Het laatste punt is de kinderopvangtoeslag. We wachten het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau af, om te zien of het echt leidt tot meer werk. We weten het allemaal natuurlijk al wel, maar je kunt aan het stelsel altijd nog dingen verbeteren, zodat het nog meer op werk is gericht. 

Tot slot, als financieel woordvoerders kijken we terug op een relatief rustig halfjaar. Er is geen bank genationaliseerd. Er is geen land gered. De begrotingsonderhandelingen waren anders dan een jaar geleden. Ik wens ons allen, in het bijzonder de minister, een net zo rustig komend halfjaar toe en een fijn reces. Dat geldt overigens ook voor de ambtenaren. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Dank aan de minister. Ik heb heel veel technische vragen gesteld, die allemaal zijn beantwoord. Een aantal punten wil ik nog kort langslopen. Ik heb gevraagd naar het verlagen van uitgaven om lastenverlichting mogelijk te maken. Daar is de minister het inderdaad mee eens. Het tekort laten oplopen om lastenverlichting te financieren, vond hij geen goed signaal; daar ben ik het ook mee eens. Tegelijkertijd deed de minister een oproep om het concreet te maken. Die handschoen pak ik graag op, want we hebben heel vaak gezien dat het in abstracto praten over het verlagen van uitgaven makkelijk is. D66 heeft in het verkiezingsprogramma maar ook in de tegenbegroting van vorig jaar concrete voorstellen gedaan. Dat zullen wij natuurlijk weer doen, maar nogmaals: ik pak graag de handschoen op om het concreet te maken. 

Dan kom ik bij de uitvoeringsmutaties. De minister gaf aan dat in de Voorjaarsnota maar ook in de suppletoire begrotingen informatie wordt gegeven over de uitvoering. Ik heb daar een concreet voorbeeld bij, op pagina 5 van de eerste suppletoire begroting van SZW. Daarin staat dat het bijstandsbudget op basis van de verwachte daling van de werkloosheid met 456 miljoen neerwaarts is bijgesteld. Deze toelichting vind ik nogal summier, omdat ik geen idee heb waardoor het komt. Is het het volume, of is het de prijs? Op basis waarvan vindt de bijstelling plaats? Ik weet natuurlijk dat het CPB ramingen maakt en dat de SVB ramingen maakt. Ik hoor de minister nu overigens antwoorden dat het het volume is. Dat is interessant om te weten. Dat is dus de informatie waarnaar ik op zoek ben om te achterhalen op basis waarvan de raming in die mate wordt bijgesteld. Het gaat hierbij om 456 miljoen, wat in twee zinnen wordt uitgelegd. Daar krijg ik graag nog een reactie op. 

Ik dank de minister om de toelichting inzake de kas- en verplichtingensituatie bij Defensie. Ik vind het opvallend dat de verplichtingen cumulatief in 2013 en 2014 met 1,1 miljard afnemen, maar de minister heeft duidelijk onderscheid gemaakt tussen de 700 miljoen enerzijds en de 400 miljoen anderzijds. Ook heeft hij helder gemaakt dat de administratie niet op orde is en nu realistischer en op orde wordt gebracht. Dat vind ik goed nieuws. 

Ook ik sluit af met een stichtelijk woord. Dit is het einde van het parlementaire jaar. Het afgelopen halfjaar is relatief rustig geweest, maar het hele parlementaire jaar is natuurlijk best wel druk geweest. Ik roep het herfstakkoord, het pensioenakkoord maar ook het sociaal leenstelsel in herinnering, evenals de visie op de toekomst van de banken, de bankenunie, CRD IV et cetera. Er is veel gebeurd. Heel veel dingen zijn in de steigers gezet. Ik wens de minister en zijn ambtenaren een rustig reces toe. Na Prinsjesdag gaan we er weer vol ambitie tegen aan. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere en vrij rappe beantwoording. Ik dank hem voor de uitgebreide beantwoording op het punt van de huurtoeslag. Daar knelt inderdaad iets. Ik ben ook blij dat de minister zichzelf de vraag stelt hoe dat beter inzichtelijk kan worden gemaakt en hoe dat kan worden meegenomen in de totale afweging van de koopkracht. Wat ons betreft zou het dus goed zijn als dat bij de augustusbesluitvorming wordt betrokken en als de AMvB voor eind augustus klaar is. Wat kunnen wij daar als Kamer nog van vinden? Eind augustus zijn wij namelijk nog niet terug. Ik snap dat de procedures kort zijn. Dat is altijd heel vervelend bij dat soort toeslagen. Dat begrijp ik vanuit het perspectief van de Belastingdienst, maar voor ons is dat wat lastiger. Kunnen we daar dan nog wel wat van vinden? De minister zei overigens dat daarmee grotendeels een overschrijding in 2013 wordt opgevangen. Dat heb ik ook in de stukken gelezen. Op pagina 44 van de verticale toelichting wordt er echter nadrukkelijk een koppeling gemaakt met de afspraken uit het begrotingsakkoord. Waarom worden die daar zo nadrukkelijk genoemd? Dat verraste mij een beetje. 

Ik kom op het punt van de private schuldenlast. Ik dank de minister voor de toezegging om daar in de Miljoenennota op terug te komen. Ik wist eerlijk gezegd niet van de toezegging aan de heer Merkies. Ik ben daar dus weer wijzer van geworden. Het lijkt mij goed als wij daar dieper over doorpraten, want dit is een van de grote risico's niet alleen voor onze rijksbegroting, maar ook voor ieders persoonlijke huishoudboekje. 

Tot slot kom ik op het punt van de juridische verplichtingen. Volgens mij heb ik in de beantwoording gemist hoe het kan dat die opeens zo bijgesteld worden. Wij willen graag enige ruimte om daar zelf iets van te vinden. 

Ik ga niet veel stichtelijke woorden spreken, maar ik wens de minister wel veel rust toe in dit reces, evenals alle collega's en ambtenaren. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Per ongeluk scheur ik alle moties kapot. 

De voorzitter:

U mag ze van mij hebben! 

Minister Dijsselbloem:

Ja, nu heb ik ze weer compleet: een, twee, drie. 

Via u, voorzitter, spreek ik even tot mijn ambtenaren. Ik moet nog even antwoord hebben op de laatste vraag van mevrouw Schouten, waar zij nog antwoord op was verschuldigd, over de juridische verplichtingen en waarom die halverwege het jaar zomaar zo fors worden bijgesteld. Zij heeft nog recht op het antwoord daarop. Als dat zo snel niet meer lukt, komen wij daarop schriftelijk terug, want ik vind het een belangrijk punt. 

De heer Merkies is teruggekomen op de bezuinigingen op de gemeenten die samenhangen met de gewenste schaalvergroting. Het kabinet heeft daarvan gezegd dat het die schaalvergroting niet top-down zal opleggen. Het is aan gemeenten zelf om daar desgewenst bottom-up voor te kiezen. Desalniettemin wordt de bezuiniging van 1 miljard wel doorgevoerd op het Gemeentefonds. Zo simpel is het. Het klinkt nogal bot, maar ik kan het niet mooier maken dan het is. Het is aan gemeenten zelf om, indien zij dat gewenst vinden, bottom-up efficiencyvoordelen na te streven, bijvoorbeeld door schaalvergroting. Daarmee is ook het debat dat de heer Merkies graag met mij wil aangaan over de vraag of schaalvergroting wel tot efficiencywinst leidt, maar dat hij met de minister van BZK zal moeten aangaan, voor mij als minister van Financiën niet meer interessant. Ik neem er kennis van dat daar verschillend over wordt gedacht. Het enige wat ik zeker weet, is dat wij schaalvergroting niet zullen uitrollen over het land. Wel zal een deel van de financiële problematiek die wij deze kabinetsperiode voor de kiezen moeten nemen, neerslaan in de bezuiniging van 1 miljard op het Gemeentefonds. 

Ten aanzien van de huurtoeslag heeft de heer Merkies gevraagd of de 31 miljoen nog kan worden teruggedraaid. Ja, op zichzelf kan dat, maar ik maak er geen geheim van dat in deze Voorjaarsnota het voornemen van het kabinet staat om voor 31 miljoen te bezuinigen op de huurtoeslag. Wij zullen het echter betrekken bij de besluitvorming in augustus. Wij kunnen hier dan nog op terugkomen als dit in het licht van koopkrachtreparatie zinvol, noodzakelijk en gewenst is. Dan zullen wij met alternatieve voorstellen moeten komen. Dat is het voordeel van hetgeen ik heb voorgesteld. De AMvB wordt verschoven naar eind augustus. Dan kunnen we dat zien. 

In antwoord op mevrouw Schouten zeg ik dat de AMvB dan natuurlijk wordt voorgehangen bij de Kamer. Zij vroeg of de Kamer er dan nog iets mee kan. De Kamer kan dan gewoon vragen wat daarvan de effecten zijn, wat de koopkracht is, waarom ik dat niet anders heb gedaan en hoe het koopkrachtbeeld eruitziet, en zal dat ook doen. Dat kunnen wij dan zeker beantwoorden zodra het Prinsjesdag is, maar dat valt in die voorhangtermijn. Dan kunnen wij alle antwoorden geven over de effecten van de huurtoeslagbezuiniging, als die dan nog doorgaat. Ik denk dat dat een goede oplossing is. De heer Van Hijum heeft drie moties ingediend, waar ik tot slot op terugkom. 

De heer Nijboer heeft geen aanvullende vragen gesteld. 

De heer Koolmees heeft met een voorbeeld aan de hand van de eerste suppletoire begroting van SZW aangetoond dat de toelichting op mutaties echt vrij summier is. Wij zullen daarop letten. Ik zal mijn collega's aanmoedigen om meer tekst aan mutaties te besteden, zeker als het om grote bedragen gaat. Overigens is de vermindering van de uitgaven aan de bijstand vooral een volume-effect. Dat begrijpt de heer Koolmees ook. Dit heeft te maken met de economie. De bijstandsuitkeringen zijn niet ineens drastisch verlaagd, want dat had de heer Koolmees wel geweten. 

De vraag van mevrouw Schouten ging over de juridische verplichtingen in de begroting. Ik zal dit aspect zeker onder de aandacht van mijn collega's brengen. In de rijksbegrotingsvoorschriften zijn spelregels opgenomen over verplichtingen. Het moet echt gaan om zogenaamde "juridische verplichtingen". Als het daadwerkelijk om dergelijke verplichtingen gaat, kunnen die niet ineens halverwege het jaar vervallen. Dat zou raar zijn. Een juridische verplichting vervalt immers over het algemeen niet zomaar. Als zaken onder het kopje "juridische verplichting" worden geplaatst, verkleint dit de budgetruimte voor de Kamer natuurlijk aanzienlijk. Daar heeft mevrouw Schouten gelijk in. Hier moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Naar aanleiding van de opmerkingen van mevrouw Schouten zullen wij de begrotingen daar in de zomer nog eens nadrukkelijk op toetsen. Een juridische verplichting moet ook echt een juridische verplichting zijn. Het kan niet zo zijn dat die zo fors verandert in de loop van een jaar. 

Met de heer Van Dijck voerde ik in het staartje van de eerste termijn een debat over de kasschuif huishoudentoeslag. Een onderdeel van de huishoudentoeslag is dat fiscale kortingen worden omgezet in een toeslag voor ouderen. De toeslagen worden van tevoren uitbetaald. Je moet daarvoor geld naar voren halen en dat is het kaseffect van 279 miljoen. De invoering van de huishoudentoeslag is echter een jaar uitgesteld. Daarom is het kaseffect nu weer tegengesteld. Het geld was eerst naar voren gehaald om de toeslag te kunnen gaan uitbetalen, maar het is nu weer naar achteren geschoven. Dat is de toelichting op de kasschuif. Die hangt dus samen met het uitstel van de huishoudentoeslag voor een jaar. 

De heer Van Dijck had een vergelijkbare vraag over de ov-studentenkaart. De vervoersbedrijven worden in december 2014 reeds betaald voor het jaar 2015. Deze vooruitbetaling dient om het geheel van de rijksuitgaven, zowel in 2014 als in 2015, zo veel mogelijk in te passen binnen het uitgavenkader. Dit heeft geen gevolgen voor de studenten. Ik nam iets te snel aan dat dit samenhing met het sociaal leenstelsel, maar dat is nog niet zo. 

Nu ga ik in op de drie moties. In zijn motie op stuk nr. 3 verzoekt de heer Van Hijum de regering om de uitgavenkaders te verlagen om zo ruimte te scheppen voor lastenverlichting en incidentele uitgavenmeevallers te benutten voor tekortreductie. In de overwegingen van de motie gaat het eigenlijk al fout. Daarin concludeert de heer Van Hijum dat de ontstane ruimte onder uitgavenkaders wordt benut voor extra uitgaven. Dat is nog niet zo. Er is wel een reservering, waarover de besluitvorming pas in augustus plaatsvindt. Dan kan ook worden besloten om de reservering deels of geheel aan te wenden voor lastenverlichting. De heer Van Hijum zou deze motie kunnen aanhouden. De huidige motie is immers feitelijk onjuist, omdat ze vooruitloopt op besluiten die het kabinet nog moet nemen. Ik geef de heer Van Hijum dus in overweging om deze motie aan te houden, want anders moet ik de motie ontraden. 

De tweede motie, de motie op stuk nr. 4 van de leden Van Hijum en De Rouwe, ziet op de beschikbare investeringsruimte voor infrastructuur. Deze motie brengt ons opnieuw op de discussie die ik hierover eerder met de heer Van Hijum heb gevoerd. Zijn aanname is dat er 250 miljoen euro niet wordt benut of pas later wordt benut en dat dit geld nu zou kunnen worden ingezet. Zoals ik heb aangegeven, wordt het geld wel degelijk benut, ook voor projecten die al dit jaar worden gestart. Niet alle uitgaven vinden echter in dit jaar plaats. In het Infrafonds hebben wij dit jaar een flinke piek en in een aantal jaren daarna juist een dip. Dat wordt nu wat vlakker getrokken. Dit doet dus niets aan de planning van projecten. Het is niet zo dat projecten worden uitgesteld of dat wij nu allemaal op onze handen zitten. Dat is geenszins het geval. Ik kan dus ook geen additionele investeringsruimte beschikbaar maken. Dat zou gewoon leiden tot een overschrijding van de uitgavenkaders. Ik moet deze motie dus ontraden. 

De motie op stuk nr. 5 van de heer Van Hijum en de heer Rog gaat over een onderzoek naar de financiële gevolgen en welvaartsgevolgen van de invoering van het leenstelsel. Deze motie is in mijn beleving overbodig. Wij zullen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel uitgebreid ingaan op de begrotingseffecten, de effecten op de staatsschuld en de kosten van het leenstelsel et cetera. Ik heb de voorlopige cijfers met betrekking tot het effect gegeven. Deze gaan uit van de aanname dat er zeer fors wordt geleend en traag wordt terugbetaald. In dat geval kom je op het bedrag dat ik heb genoemd. Dit is echt een aanname. In de praktijk van de afgelopen jaren werd er in ieder geval vaak veel sneller terugbetaald. Dit zijn de cijfers die ik op dit moment kan geven. Ik vind het niet zinvol om het CPB hiervoor nu additionele berekeningen te laten uitvoeren. Die berekeningen kunnen wij zelf ook maken en dat zullen wij precies doen in de memorie. Ik ontraad de motie. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van dit debat. Over de ingediende moties zullen wij morgen stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven