6 JBZ-raad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 juni 2013 over de JBZ-raad.

De voorzitter:

Ik heet de mensen op de publieke tribune, vandaag in groten getale aanwezig, evenals de mensen die het debat op een andere manier volgen van harte welkom, en natuurlijk ook de staatssecretaris.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het is bijna onvoorstelbaar, maar de Europese Unie stuurt erop aan om seizoensarbeiders van buiten de EU toe te laten. Er zijn al grote problemen met seizoensarbeiders uit bijvoorbeeld Polen. Vanaf 1 januari komen de Roemenen en Bulgaren daar nog eens bij. Maar zelfs dat is nog niet genoeg, want Brussel wil ook de grenzen voor seizoensarbeiders uit bijvoorbeeld Noord-Afrika openen.

De staatssecretaris probeerde gisteren de Europese richtlijn seizoensarbeid, waarin dit allemaal staat, nog wat te bagatelliseren, maar dat is onterecht. Dit voorstel is heel gevaarlijk. Zo staat er duidelijk in dat de komst van vele seizoensarbeiders moet worden gestimuleerd, omdat aan ongeschoolde arbeidskrachten van buiten de EU permanente behoefte zou bestaan. De Europese Commissie wil daarom ook dat de richtlijn deel gaat uitmaken van een integraal migratiebeleid. Tegen zulke wereldvreemdheid – want je kunt dit toch niet anders noemen – moet natuurlijk stelling worden genomen. De PVV vindt dat Nederland ervoor moet zorgen dat deze rare richtlijn van tafel gaat. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie de komst van seizoensarbeiders van buiten de Europese Unie (EU) wil faciliteren;

overwegende dat dit mede gelet op de zeer hoge werkloosheidscijfers binnen de EU en de problemen die thans al bestaan rond arbeidsmigratie onwenselijk is;

verzoekt de regering, te verhinderen dat seizoensarbeiders van buiten de EU toegang krijgen tot EU-lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174 (32317).

De heer Azmani (VVD):

Ik vraag me af wat de heer Fritsma exact met deze motie beoogt. In principe verschilt wat de PVV wenst niet van wat de VVD wenst: dat we op dit moment, gezien de grote werkloosheid die we in Nederland kennen en het vrije verkeer van werknemers binnen Europa, in het kader van seizoensarbeid überhaupt geen mensen uit derde landen zouden moeten toelaten. Als ik de staatssecretaris gisteren goed heb begrepen, ziet die richtlijn er niet op dat wij mensen zouden moeten toelaten uit derde landen. Ik begrijp inhoudelijk dus niet waarom de PVV deze motie indient, als het al kabinetsbeleid is om geen seizoensarbeiders uit derde landen hiernaartoe te halen.

De heer Fritsma (PVV):

De heer Azmani heeft dan helaas die richtlijn niet goed gelezen. Ik heb hem hier bij me. De Europese Commissie laat er geen twijfel over bestaan dat deze richtlijn tot doel heeft om seizoensarbeiders van buiten de EU toe te gaan laten. Dat moet zelfs worden gestimuleerd. Als je dat leest, is daarover geen twijfel mogelijk. Iedereen moet het erover eens zijn dat dit gekkenwerk is. Nogmaals, we hebben al heel veel Polen op onze arbeidsmarkt, met wie we problemen hebben. De Roemenen en Bulgaren komen erbij. Nu wil de EU ook nog seizoensarbeiders van buiten de EU toelaten. Dat kan toch niet? De staatssecretaris zei gisteren dat hij hier niet vóór gaat liggen. Daarom dien ik deze motie in. Het doel daarvan is natuurlijk om deze rare richtlijn van tafel te krijgen. Het is gekkenwerk om seizoensarbeiders van buiten de EU toe te laten.

De heer Azmani (VVD):

Natuurlijk hebben wij die richtlijn zelf ook gelezen. Inhoudelijk verschillen wij er niet over van mening dat we geen seizoensarbeiders of laaggekwalificeerde arbeid zouden moeten toelaten, als wij in dit land al zo veel werklozen hebben. De heer Fritsma heeft de richtlijn dus goed gezien. De Kamer heeft daarop een parlementair voorbehoud gemaakt. Een van de punten die we willen terugzien in die richtlijn is dat we een tewerkstellingvergunningplicht kunnen handhaven, zodat we kunnen zeggen: we gaan nul tewerkstellingvergunningen geven aan derdelanders. Dat zit toch ook in dat voorstel? Dat zit toch ook in dat voorstel? Met de inzet van dit kabinet om geen seizoensarbeiders uit derde landen te halen in combinatie met een tewerkstellingsvergunningsplicht is de angst toch niet zo gerechtvaardigd als de angst die de PVV middels deze motie wil vergroten?

De heer Fritsma (PVV):

Die angst is wel degelijk gerechtvaardigd. Nogmaals, die richtlijn heeft als doel om makkelijker meer seizoensarbeiders van buiten de EU toe te laten. Dat staat er letterlijk in. De VVD-fractie heeft zich daar in het verleden ook tegen verzet, dus ik had de hoop dat u deze motie zou steunen, zodat we dit tegen kunnen houden.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Ik zal zelf geen moties indienen, maar een motie mede-indienen met de heer Van Hijum van het CDA. Voor ik daarop inga, wil ik eerst melden dat ik terugkijk op een goed AO. Ik ben heel erg benieuwd naar de lunch die morgen plaatsvindt en in het teken staat van de negatieve effecten van het vrije werknemersverkeer. De VVD heeft daarover in een eerder stadium al een motie ingediend. Ik heb in het AO van 6 maart aangegeven dat Nederland samen met Duitsland dit onderwerp prominent op de agenda moet plaatsen. Ik ben blij dat deze staatssecretaris dat ook heeft gedaan. Ik heb aan de minister van SZW, die hiervoor medeverantwoordelijk is, gevraagd om een officiële reactie op de brief die we hebben gekregen. Ik verneem dan ook graag de ervaringen van deze staatssecretaris morgen in Luxemburg.

Een ander punt is het MTV. Met het CDA zijn wij van mening dat we verder moeten bekijken wat we daarmee kunnen doen. Uit de jurisprudentie komen strikte beperkingen naar voren in het kader van de Schengengrenscode. Wij zouden graag een vergelijking maken met andere lidstaten om te bezien of wij niet roomser zijn dan de paus op dit onderwerp. Wellicht kan de staatssecretaris meer flexibiliteit bepleiten in Europa. Ik wens de staatssecretaris morgen heel veel succes in Luxemburg.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. Graag wil ik van de gelegenheid van dit VAO gebruik maken om de staatssecretaris te danken voor zijn toezegging tijdens het AO van gisteren om de asielprocedure in Griekenland te verbeteren. De staatssecretaris zal volgende week een bezoek afleggen. Hij zal op verzoek van de PvdA specifiek kijken naar de invulling van het actieplan dat Griekenland heeft opgesteld om de asielprocedure ten aanzien van de toelating, opvang en bewaring te verbeteren en het naar het Europese standaardniveau te brengen.

Voorts wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om de opvang van Syrische vluchtelingen te bespreken. De staatssecretaris vertelde ons dat er inmiddels een verzoek van UNHCR is binnengekomen om, naast ruimhartige en belangrijke steun voor opvang in de regio, ook een aantal Syrische vluchtelingen in Europa op te vangen. UNHCR heeft, zo meldde de staatssecretaris, de Europese Unie gevraagd om hervestiging van 2.000 mensen en tijdelijke opvang voor 10.000 mensen. Kan de staatssecretaris in een brief aangeven, en dat morgen met zijn collega's bespreken, hoe andere Europese landen hierop reageren en hoe ruimhartig de Nederlandse regering daarin zou kunnen zijn?

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. We hebben gisteren een goed algemeen overleg gehad. Op een punt wil ik de afspraken met de staatssecretaris nog wat aanscherpen, en wel op het punt van het Mobiel Toezicht Veiligheid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) aan strikte beperkingen is onderworpen als gevolg van jurisprudentie inzake de Schengengrenscode en het in 2011 gewijzigde Vreemdelingenbesluit;

overwegende dat het aantal MTV-controles aanzienlijk is afgenomen en de aanpak van illegale immigratie, mensensmokkel en grensoverschrijdende criminaliteit door de Koninklijke Marechaussee door de strikte voorschriften wordt belemmerd;

overwegende dat onduidelijk is of het Vreemdelingenbesluit meer beperkingen oplegt aan het binnenlands vreemdelingentoezicht dan op grond van jurisprudentie is vereist;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de concrete beperkingen die andere lidstaten opleggen aan het binnenlands vreemdelingentoezicht en hoe deze zich verhouden tot de bepalingen in het Vreemdelingenbesluit;

verzoekt de regering voorts om in het Vreemdelingenbesluit meer ruimte te scheppen voor binnenlands vreemdelingentoezicht dat is gebaseerd op informatie en ervaringsgegevens en deze ruimte indien nodig op Europees niveau te bepleiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en Azmani. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175 (32317).

De heer Van Hijum (CDA):

Tot slot wens ook ik de staatssecretaris een bijzonder goede lunchbijeenkomst, want daar verwachten wij veel van.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik zal één enkele motie indienen.

De discussie gisteren in het algemeen overleg over het vreemdelingen- en asielbeleid in het kader van de JBZ was heel erg duidelijk. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de Nederlandse inzet bij het opnemen van Syrische vluchtelingen beperkt zal blijven tot de afspraak die met de minister van Buitenlandse Zaken is gemaakt, namelijk 50 mensen herhuisvesten en 100 mensen tijdelijk asiel verlenen. Gezien het aantal mensen dat in Syrië op de vlucht is voor behoud van lijf en leden en voor vervolging en terreur, maar liefst 1,6 miljoen mensen, doen we met het aantal mensen dat we in Nederland in veiligheid willen brengen, geen recht aan de ernst van de situatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meer dan 1,6 miljoen Syrische vluchtelingen worden opgevangen in de regio en dat de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) de gehele Europese Unie daarom heeft opgeroepen om 2.000 Syrische vluchtelingen in nood te hervestigen alsmede 10.000 Syrische vluchtelingen tijdelijk asiel te verlenen;

constaterende dat de regering tot dusver bereid is om slechts 50 vluchtelingen te hervestigen en 100 vluchtelingen tijdelijk asiel te verlenen;

constaterende dat Nederland heeft afgesproken met de UNHCR om tussen 2012 en 2015 in totaal 2.000 vluchtelingen te hervestigen en er in dit kader in 2012 nog maar 430 vluchtelingen zijn uitgenodigd;

overwegende dat de noodlijdende situatie in de Syrische buurlanden nopen tot andere oplossingen dan alleen opvang in regio;

verzoekt de regering om conform de afspraak met de UNHCR in ieder geval 250 Syrische vluchtelingen uit te nodigen en om in het kader van de oproep van de UNHCR voor tijdelijk asiel aan in ieder geval 750 Syrische vluchtelingen tijdelijk asiel te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 176 (33217).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter, één heel korte opmerking tot slot.

Over welke aantallen je het ook hebt, het is altijd lastig om over aantallen mensen te spreken als je je realiseert dat er zo veel mensen ontheemd en op de vlucht zijn. Ik meen dat Nederland met de bijdrage die ik nu voorstel, meer recht doet aan zijn internationale verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris geeft aan dat hij direct over kan gaan tot beantwoording van de gestelde vragen en direct een reactie kan geven op de ingediende moties.

Het woord is aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun inbreng in dit voortgezet algemeen overleg. Ik zal de vragen op volgorde van sprekers langslopen en een oordeel geven over de moties.

De heer Fritsma verzoekt de regering in zijn motie, te verhinderen dat seizoenarbeiders van buiten de EU toegang krijgen tot EU-lidstaten. In zijn interruptiedebatje met de heer Azmani, is al veel gewisseld van wat ik ook ga zeggen. Ik zal mijn standpunt desondanks nog eens nadrukkelijk herhalen. Ik ontraad de aanneming van de motie. Ik zie weinig reden om tegen het huidige voorstel voor een seizoenwerkersrichtlijn te stemmen.

Zonder de richtlijn kan iedere lidstaat op basis van de nationale regelgeving – de heer Azmani wees er al op – seizoenwerkers toelaten en de concept-EU-richtlijn werkt dan ook eerder beperkend dan uitnodigend. In de conceptrichtlijn wordt veel ruimte gegeven aan de lidstaten om de toelating van seizoenwerkers te beperken of zelfs tot nul te reduceren. Lidstaten kunnen verder seizoenwerk definiëren, een arbeidsmarkttoets uitvoeren en een quotum tot nul invoeren. De conceptrichtlijn stelt zelf geen quotum voor het aantal toe te laten seizoenwerkers. Bepalingen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en de huisvesting zorgen er bovendien voor dat seizoenwerkers geen goedkope arbeidskrachten zijn. Duidelijker kan ik niet zijn, want eigenlijk is dit ook al in het algemeen overleg gewisseld.

De conceptrichtlijn maakt het Nederland mogelijk om niemand toe te laten. Ik zie het probleem dat de heer Fritsma de Kamer onder de aandacht probeert te brengen, dan ook niet. Ik ontraad om die reden de aanneming van de motie.

De heer Fritsma (PVV):

Het lijkt wel alsof de staatssecretaris die richtlijn gewoon niet heeft gelezen. Iedereen kan het nalezen. Er staat duidelijk dat die richtlijn tot doel heeft om meer en makkelijker seizoensarbeiders van buiten de EU over te laten komen. Dat staat er gewoon letterlijk in. De Europese Commissie verdedigt dat ook nog met de belachelijke mededeling dat er permanente behoefte is aan ongeschoolde arbeid van buiten de EU. Dat staat er ook letterlijk in. De staatssecretaris kan hier toch nooit voor stemmen? Nederland kan weliswaar zeggen dat het geen seizoensarbeiders van buiten de EU toelaat – dat is waar, al weet je nooit wat er na de eerste de beste PvdA-bijeenkomst gebeurt – maar belangrijker is dat je nooit weet wat andere Europese landen doen. Zij kunnen met die richtlijn in de hand heel veel mensen toelaten. Als Spanje dat doet, dan hebben wij daar ook last van. De staatssecretaris weet net zo goed als ik dat illegaliteit vaak begint met legaal verblijf. Als Spanje heel veel seizoensarbeiders toelaat, dan heeft dat effect op Nederland omdat die mensen makkelijk kunnen doorreizen en hier de illegaliteit in kunnen gaan. Ik begrijp eerlijk gezegd niet helemaal waarop de naïviteit van de staatssecretaris gebaseerd is. Ik hoor hierop graag een reactie.

Staatssecretaris Teeven:

Naïviteit is mij vanmorgen ook al een beetje verweten. Blijkbaar gaan wij daarmee de hele dag gewoon door. Ik hoor het wel vaker in dit huis, maar dat even daargelaten. Gisteren hebben wij in het AO hierover gesproken. Ik ben natuurlijk niet naïef. Wij zijn op dit moment in onderhandeling over de richtlijn. In internationaal verband spreken we ook over het toelaten van seizoenswerkers. De heer Fritsma zegt nu in tegenstelling tot gisteren dat het quotum ook op nul kan worden gezet. Dat is met een aantal landen af te spreken. Ik zie daarom geen reden om tegen deze conceptrichtlijn te stemmen. Ik ontraad daarom het aannemen van de motie.

De heer Van Hijum (CDA):

Zegt de staatssecretaris nu dat met het aannemen van deze richtlijn de doorreismogelijkheden van mensen die voor seizoensarbeid worden toegelaten, worden ingeperkt ten opzichte van de huidige situatie?

Staatssecretaris Teeven:

Nee, dat zeg ik niet. Ik zeg wel dat in internationaal verband afspraken kunnen worden gemaakt over hoeveel quota landen onderling toestaan. Dat is ook onderwerp van die onderhandelingen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ontstaat er door deze richtlijn ruimte voor lidstaten zoals Spanje, het voorbeeld dat de heer Fritsma net noemde, om seizoensarbeiders toe te laten die vervolgens een doorreismogelijkheid krijgen zodat zij in andere Europese landen aan de slag kunnen gaan?

Staatssecretaris Teeven:

Juist daarom is die lunchbijeenkomst morgen zo nuttig. Ik krijg daarmee de gelegenheid om met mijn collega uit Spanje, een land met 24% werkloosheid, dit onderwerp bilateraal te bespreken. Als het niet lukt tijdens die inmiddels beruchte lunch, die ik inderdaad ga genieten, dan lukt het wel op een ander moment. Ik ga het in elk geval bespreken. Dit is een punt van aandacht.

In reactie op de motie van de heren Van Hijum en Azmani geef ik aan dat ik het geen probleem vind om de Kamer te informeren over de ervaringen en de beperkingen in andere lidstaten. Evenmin heb ik moeite met het scheppen van meer ruimte in het Vreemdelingenbesluit voor informatie- en ervaringsgegevens. Ik zoek op dat punt ook de flexibiliteit op, de randen van de regeling. Ik heb het voorbeeld van de MTV op treinen genoemd in dat verband. Wij hebben gesproken over de doorlopende urenaantallen en ik heb gezegd dat de uren en de dagen te knippen zijn. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook over aan de Kamer.

Mevrouw Maij en mevrouw Gesthuizen hebben bij motie aandacht gevraagd voor het onderwerp van de Syrische vluchtelingen.

De voorzitter:

De heer Schouw is in verwarring. Ik geef hem daarom de mogelijkheid om een vraag te stellen.

De heer Schouw (D66):

Dat u dat van een afstand kunt zien.

De voorzitter:

Daarom heb ik mijn bril opgezet.

De heer Schouw (D66):

Ik was inderdaad enorm in verwarring door het antwoord van de staatssecretaris op de tweede motie. De staatssecretaris maakt een voor zijn doen royaal gebaar en laat het oordeel over die motie aan de Kamer. Die motie gaat over verruiming van het Vreemdelingenbesluit. Mijn fractie heeft het dan wel nodig om te weten op welke manier de staatssecretaris het Vreemdelingenbesluit wil verruimen. Als we dat niet weten, is het een praatje voor de vaak.

Staatssecretaris Teeven:

Volgens mij woonde de heer Schouw op dat moment het algemeen overleg even niet bij, dus ik vertel het graag nog een keer; dat is totaal geen probleem. In het algemeen overleg hebben we met elkaar gesproken over de vraag hoeveel flexibiliteit er in de regeling zat. De heer Van Hijum en anderen hebben dat aangekaart in het algemeen overleg. Ik heb gezegd dat dit buitengewoon lastig is, omdat er een uitspraak van de Raad van State ligt uit 2012 waarmee dat best wel een beetje is ingeperkt. Ik zie de heer Schouw knikken, dus hij kent die uitspraak. Ik denk dat het nu de kunst is – dat is de bereidheid waarnaar de heer Van Hijum vraagt en die ik uitspreek – om te kijken of er nog rek zit in de regeling. Je denkt dat je de zaak niet al te veel aan banden moet leggen. Er is kritiek op de MTV-controles aan de grens, maar ze zijn wel buitengewoon nuttig. Dat deel ik met de heer Van Hijum en anderen die dit hebben gezegd in het algemeen overleg. Dat is het verzoek. We gaan kijken of er nog ruimte zit in het Vreemdelingenbesluit. Die moet je zoeken in de flexibiliteit van de regeling. Dat hebben we gisteren in het AO met elkaar gedeeld, maar ik zeg het graag nog een keer tegen de heer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Dat betekent dat de staatssecretaris kijkt of er rek zit in de bestaande regeling. Ik vraag me dan toch af wat dit betekent in verhouding tot de laatste zin, waarin staat "om deze ruimte, indien nodig, op Europees niveau te bepleiten". Ik lees dat als het bepleiten van een verruiming van de bestaande regeling.

Staatssecretaris Teeven:

Het is het bepleiten van een mogelijkheid om aan de binnengrenzen het mobiel toezicht in een wat ruimere mate toe te passen. Zo lees ik de motie. Ik zie de heer Van Hijum knikken, dus ik heb de motie goed begrepen.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 176 van de leden Gesthuizen en Schouw en bij de opmerkingen die mevrouw Maij in dat verband heeft gemaakt. De regering wordt met deze motie verzocht om meer Syrische vluchtelingen uit te nodigen. Dat kan in het kader van hervestiging maar ook op andere wijze. Ik vraag mevrouw Gesthuizen om deze motie aan te houden, zodat ik binnen enkele weken – ik denk aan een periode van twee weken – een brief kan sturen met het standpunt van het kabinet op dit punt. Ik wil namelijk ook overleg plegen met de minister van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ben best bereid om de staatssecretaris wat meer tijd te geven. Hij heeft het over enkele weken. Ik stel dan voor om het af te tikken op een dag of tien. Dat moet toch voldoende zijn?

Staatssecretaris Teeven:

Ik wil niet vervelend doen, maar ik ben volgende week in het buitenland, ook voor deze portefeuille. Daarom vraag ik echt om twee weken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik snap het. Dus over exact twee weken, op de laatste vergaderdag, op donderdag, hebben wij die brief in ons bezit. Dan houd ik de motie aan.

Staatssecretaris Teeven:

Ja. Dan heeft de Kamer ook het standpunt van het kabinet op dat punt.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Gesthuizen stel ik voor, haar motie (32317, nr. 176) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

Ik dank de heer Azmani voor zijn opmerkingen. Ik merk daarbij op dat ik de Kamer uiteraard zo snel mogelijk zal adviseren over het vrij verkeer van werknemers, de besprekingen die we daarover hebben en het vervolg op de brief van de Commissie. Tot degenen die mij een prettige lunch hebben gewenst, zeg ik dat ik niet denk dat ik ervan kan genieten, want zoals u ziet moet ik er wel op letten dat het allemaal nog past!

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen over de ingediende moties direct na de regeling van werkzaamheden.

Naar boven