8 Voedsel en voedselprijzen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2013 over voedsel en voedselprijzen.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat vandaag op een andere manier volgen.

Alle sprekers hebben twee minuten spreektijd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Voedsel is een van de belangrijkste vraagstukken van onze generatie, zo niet het belangrijkste vraagstuk. Ik dien drie moties in om de staatssecretaris op de goede weg te helpen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Economische Zaken voor de zomer van 2013 met een visie zal komen op de verduurzaming van voedselproductie en -consumptie;

constaterende dat de VN-Mensenrechtenraad een onafhankelijk rapporteur heeft aangesteld met de opdracht om op basis van de beschikbare kennis over duurzame voedselproductie en -consumptie aanbevelingen te doen over het voedselvraagstuk en het recht op voedsel;

verzoekt de regering, in de voedselvisie uit te gaan van de uitgangspunten voor verantwoorde voedselconsumptie en -productie die de speciale rapporteur voor het recht op voedsel van de Verenigde Naties heeft vastgelegd in zijn rapporten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Economische Zaken voor de zomer van 2013 met een visie zal komen op de verduurzaming van voedselproductie en -consumptie;

constaterende dat de hoge vleesconsumptie in de westerse wereld een onhoudbaar beslag legt op het landbouwareaal en de grootste veroorzaker is van de opwarming van de aarde en het verlies aan biodiversiteit;

constaterende dat de UNEP, de milieuorganisatie van de Verenigde Naties, heeft opgeroepen tot vleesvermindering in het rijke Westen, zodat het recht op voedsel van mensen in ontwikkelingslanden niet in het gedrang komt;

overwegende dat het consumeren van minder dierlijke eiwitten goed is voor mens, dier, natuur en milieu;

verzoekt de regering, in de voedselvisie duidelijk te maken op welke wijze zij de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten wil verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties aangeeft dat excessieve voedselconsumptie in ontwikkelde landen, veroorzaakt door effectieve marketingstrategieën, zorgt voor druk op de voedselmarkten;

van mening dat de Duitse landbouw- en voedselbeurs Grüne Woche een voorbeeld is van marketing die bijdraagt aan ongewenste excessieve voedselconsumptie in het Westen;

van mening dat een dergelijk marketingevenement niet gesubsidieerd zou moeten worden uit publieke middelen;

verzoekt de regering, de jaarlijkse bijdrage van het Rijk aan de Grüne Woche te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (31532).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik reken op de warme steun van de VVD-fractie.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dien een tweetal moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, met ING, ABP, SNS en ABN AMRO in gesprek te treden, met het verzoek om in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het voorzorgprincipe, zich terug te trekken uit de voedselderivatenmarkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (31532).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, zich achter onderstaand citaat te scharen: "Als er alleen al een redelijke kans bestaat dat speculatie met grondstoffen leidt tot honger en mensenlevens in gevaar brengt, dan moet de overheid sterk handelend optreden. Zij moet dat alleen al doen op basis van het voorzorgsprincipe. Die redelijke kans bestaat op dit moment inderdaad. In de Verenigde Staten heeft de overheid daadwerkelijk opgetreden. Wij vragen de staatssecretaris dan ook of hij er in Brussel concreet voor wil pleiten dat de voorgestelde Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) en Markets in Financial Instruments Regulation (MiFIR) op zijn minst op hetzelfde niveau worden gebracht als bij de Amerikaanse Dodd-Frank Act. Is de staatssecretaris het met mijn fractie eens dat in de Europese richtlijnen de volgende zaken zouden moeten worden opgenomen? In de eerste plaats moet het instrument van positielimieten worden toegepast als er sprake is van excessieve speculatie. In de tweede plaats moet het besluit hierover bij een sterke, kundige en onafhankelijke Europese publieke toezichthouder worden neergelegd.",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104 (31532).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zie uit naar de visie van de staatssecretaris op de verduurzaming van de voedselproductie en -consumptie. Ook kijk ik uit naar het actieplan Voedselverspilling. Het is nu vier jaar geleden dat de doelstelling van 20% vermindering in 2015 is gepresenteerd. Het is nu tijd voor concrete resultaten. Het bedrijfsleven lijkt zich echter op 2020 te richten. Mijn fractie houdt echter nog steeds vast aan de oorspronkelijke doelstelling en daarom wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zich in 2009 tot doel heeft gesteld de voedselverspilling in 2015 met 20% te verminderen ten opzichte van 2010;

constaterende dat de Alliantie Verduurzaming Voedsel zich in haar aanpak van reststromen en voedselverspilling op het jaar 2020 richt;

overwegende dat vier jaar na het formuleren van de doelstelling concrete resultaten op zich laten wachten;

verzoekt de regering, zich actief in te spannen voor het bereiken van de oorspronkelijke doelstelling en de partners in de alliantie te houden aan deze doelstelling van 20% reductie van voedselverspilling in 2015,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105 (31532).

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. In het AO Voedsel en Voedselprijzen is veel besproken met de staatssecretaris. Er komen nog wat visies en uitwerkingen van de staatsecretaris en wij wachten deze met belangstelling af. Ik heb toch nog een motie die voedsel en met name de voedselprijzen aangaat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naast het waarborgen van de voedselveiligheid ook het gerechtvaardigde vertrouwen van de consument in voedsel moet worden behouden;

constaterende dat er genoeg regels zijn en dat bestaande regels gehandhaafd moeten worden;

verzoekt de regering, zich binnen de Europese Unie ervoor in te zetten dat controleurs van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Europese Commissie meer onaangekondigde controles in lidstaten kunnen verrichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106 (31532).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft een motie ingediend waarin zij mij verzoekt om in de voedselvisie die ik namens het kabinet zal opstellen de uitgangspunten van VN-rapporteur De Schutter over te nemen. Ik wil deze motie ontraden, maar wil u wel een ander voorstel doen. Uiteraard ben ik graag bereid om in die voedselvisie in te gaan op de opinie van de heer De Schutter. Dat is echter iets anders dan op voorhand zijn uitgangspunten over te nemen. Ik zeg er in alle eerlijkheid bij dat ik het rapport nog niet heb gelezen. Die belofte kan ik dus niet doen, maar vanzelfsprekend wil ik er wel op reageren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou de staatssecretaris een tussenvoorstel willen doen. Ik wil niet al te onaardig doen, maar een van de belangrijkste rapporten van de heer De Schutter stamt al uit 2010. Ik vond het eerlijk gezegd schokkend om te horen dat op het ministerie van voorheen Landbouw nog niets bekend was over de onafhankelijke mensenrechtenblik op het voedselvraagstuk.

Als de staatssecretaris de tijd krijgt en de moeite neemt om dat rapport te lezen, en ik de motie aanhoud, kan zij er dan mee leven om een schriftelijke reactie te geven? Misschien kunnen we de motie, zodra zij het rapport gelezen heeft, dan toch in stemming brengen. Misschien ook kan zij de motie alsnog overnemen omdat zij vindt dat er waardevolle dingen in staan waarop ze haar beleid wil gaan baseren.

Staatssecretaris Dijksma:

Volgens mij komen wij nu in een semantische discussie terecht. U krijgt in die brief gewoon een reactie op dat rapport. Daarin staat ook mijn oordeel en leest u of ik het wel of geen interessante gedachten vindt. Voor het overige kan ik u verzekeren dat we het inderdaad heel druk hebben op het ministerie van Economische Zaken. Ik zeg er maar bij dat dit niet in de laatste plaats is vanwege de vele verzoeken en vragen van uw kant. We zijn daar aardig mee in de weer. Elke avond opnieuw heb ik stukken in mijn tas. Dat neemt niet weg dat ik dit rapport natuurlijk ga lezen. Dat beloof ik u. Ook beloof ik dat u er in de brief een fatsoenlijke reactie op krijgt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou graag voorafgaand aan de voedselvisie een reactie op het rapport krijgen. Dat voorkomt dat we een heel goed uitgewerkte visie hebben – want inderdaad: daar werken de staatssecretaris en haar mensen op het ministerie hard aan – waar we vervolgens nog heel veel discussie over moeten voeren. Het voorkomt dat we daarna nog een oorlog moeten voeren tussen mensen die op dit moment belang hebben bij de intensieve landbouw – de "Wageningenjongens", om het maar even plat te zeggen – en de onafhankelijke mensen die in opdracht van de Verenigde Naties vanuit een mensenrechtenperspectief naar het voedselvraagstuk hebben gekeken. Als we één tussenstapje doen, kunnen we ons die ellende volgens mij besparen.

Staatssecretaris Dijksma:

Toch wilde ik eigenlijk één samenhangend stuk aan u sturen, en niet alsmaar brieven blijven stapelen. Naast het feit dat dit een versnelling van het aantal stukken zou vragen, zeg ik u dat het ook gewoon een enorme berg extra werk is. Ik zie niet in waarom het nou zo'n probleem is om een reactie te geven. U vraagt die reactie en krijgt haar ook, in de voedselvisie. We kunnen hier dus geen zaken doen. Ik blijf de motie ontraden. Ondertussen komt er echter wel iets uw kant op; dat dan weer wel.

Ik kom dan op de volgende motie van mevrouw Ouwehand over consumenten en vleesconsumptie. Mijn visie is dat het consumenten vrij moet staan om hun eigen keuzes te maken. In het debat hebben we daar ook over gesproken. Ik wil consumenten niet vanuit de overheid dwingen om minder vlees te eten. Beïnvloeding van het gedrag van mensen is echt het meest effectief als je hen intrinsiek overtuigt. Overtuiging bereik je niet met afdwingen. Het is daarom belangrijk om consumenten te laten beseffen dat juist zij de sleutel in handen hebben om de kwaliteit van voedsel te verbeteren. Daarover wil ik afspraken maken met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Ook daarover zult u in die voedselvisie worden geïnformeerd. U kunt dan bekijken of u dat voldoende vindt of niet. Uw motie wil ik echter ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De motie laat ruimte voor de weg die de staatssecretaris wil volgen. Dat hebben we in het AO ook al gewisseld. In de motie wordt alleen gevraagd om duidelijk te maken hoe het gebeurt. Ik hoor de staatssecretaris nu al zeggen dat ze niet gelooft in afdwingen. Prima, maar laat dan zien hoe het wel moet. De erkenning die de staatssecretaris van I&M in de Kamer heeft uitgesproken dat de consumptie van dierlijke eiwitten omlaag moet, is volgens mij op geen enkele manier strijdig met de koers van het kabinet. De staatssecretaris zou deze erkenning ook kunnen omarmen. Nogmaals, in de motie wordt zij helemaal vrij gelaten om het in te vullen zoals ze zelf verstandig acht.

Staatssecretaris Dijksma:

Voor die invulling heb ik de motie niet nodig. Dat ga ik gewoon op mijn eigen manier doen. Ik wil dat in de voedselvisie beschrijven en tot nu toe hebben wij een andere aanvliegroute genomen dan mevrouw Ouwehand. Ik vind dat ik de ruimte moet nemen om op mijn eigen manier met de Kamer het gesprek te voeren. Dat ga ik ook doen. Als de Kamer dan in de voedselvisie vindt dat ik niet hard genoeg loopt, of ze wil andere instrumenten, hebben we daar nog wel oorlog over, zoals mevrouw Ouwehand het zojuist zei.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil alleen even het punt markeren. De staatssecretaris zegt dat ze uit een andere hoek komt. Dat is niet waar. Ze legt mij dingen in de mond en vervolgens zegt ze dat ze er niet in gelooft. Dat deed ze in het AO ook al. Ik vind dat niet fair. Als de staatssecretaris vindt dat ze de motie niet nodig heeft, kan ze haar ook ondersteuning van beleid of overbodig noemen. Er wringt dus iets: het gaat niet helemaal op dat de staatssecretaris de motie ontraadt, terwijl deze helemaal past bij wat ze aan het doen is. Wij willen dat juist met de motie onderstrepen.

Staatssecretaris Dijksma:

Het is van tweeën één. Ik probeer mevrouw Ouwehand echt geen dingen in de mond te leggen. Maar ze heeft al eerder een pleidooi gehouden, ook tijdens het debat, voor een instrument waarvan ik gezegd heb dat ik er niet in geloof. Volgens mij loopt ze daar ook niet voor weg: ze heeft gezegd dat ze voor een vleestaks is. Daar ben ik niet voor en ik heb geprobeerd uit te leggen waarom ik denk dat het uiteindelijk niet werkt. Overigens hebben we ook in andere landen gezien dat het ingewikkeld is. Ik heb vervolgens gezegd: laten we kijken, ook in het debat met het bedrijfsleven en uitmondend in de voedselvisie, hoe we de discussie over de bewustwording onder consumenten kunnen versterken. Het is uiteindelijk iets waarvan je mensen moet overtuigen en dat kun je niet afdwingen. Ik vind het verstandig om dit niet via moties te doen, maar om daar mijn eigen bewoording voor te kiezen en mijn eigen aanloopje voor te nemen. Mijn stelling is dus dat ik de motie niet nodig heb. Ik kan haar ook overbodig verklaren, maar dat doe ik liever niet. Laat ons onze eigen route kiezen en daarna het debat over de voedselvisie hebben. Wat dat betreft blijf ik staan voor wat ik eerder heb gezegd. Mevrouw Ouwehand heeft een andere agenda. Dat mag. Maar ik wil niet de suggestie wekken dat ik haar hele agenda deel. Volgens mij gaat het daar over. Dat wringt inderdaad.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik word getriggerd door deze discussie. Ik zou de staatssecretaris nadrukkelijk willen vragen om in de voedselvisie in te gaan op de constateringen die in de motie staan. De VVD-fractie is het absoluut niet eens met de constateringen dat vleesconsumptie in de westerse wereld onhoudbaar beslag legt op het landbouwareaal en de grootste veroorzaker is van opwarming van de aarde. Als de staatssecretaris toezeggingen doet, zou ik ook hier nadrukkelijk meer informatie over willen hebben.

Staatssecretaris Dijksma:

Kijk, daar gaan we al. Dat is nu precies de reden waarom het mij beter lijkt dat ik mijn eigen aanloop neem. Dan hoeven we deze discussie niet te voeren en kan ik uitleggen waar ik wel een probleem zie en waar niet. We weten allemaal dat vlees eten letterlijk een footprint met zich meebrengt. Dat is iets anders dan alle overwegingen van mevrouw Ouwehand per definitie te ondersteunen. Ik wil de discussie heel graag met de Kamer voeren, maar liever op basis van een kabinetsstandpunt dan op basis van een motie.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dan zijn de staatssecretaris en ik het zeer met elkaar eens. Wat de voetprint betreft – dat heb ik ook in het debat gezegd – praten we bij onze Nederlandse landbouw over het meest duurzame systeem van de wereld.

Staatssecretaris Dijksma:

De Grüne Woche. Ik ga mevrouw Ouwehand vandaag echt drie keer teleurstellen. Het spijt mij zeer. Ik denk dat ze deze teleurstelling al heel hard voelde aankomen. Wij gaan de subsidie aan de Grüne Woche niet beëindigen. Het is een goed podium om de positie van Nederland ook als duurzaam en innovatief herkomstland – daar is die dan, mevrouw Lodders – van landbouwproducten internationaal te versterken. Het is een uitstekend podium voor onze topsectoren en het bedrijfsleven heeft er een grote rol in, evenals de overheid. We hebben een belangrijke positie, ook als exporteur. Ik kan daar nog wel langer mooie verhalen over houden, maar dat ga ik niet doen. Ik ontraad de motie.

Dan kom ik als vanzelf bij de heer Van Gerven. Hij vroeg twee dingen. Hij had het net even over "hij". Ik kan mij heel goed voorstellen waarom hij dat deed toen hij het had over een motie en daarbij zei dat "hij" het een en ander wilde doen, want de heer Van Gerven moet inderdaad bij staatssecretaris Weekers en de minister van Financiën zijn. Dat is twee keer "hij". Dat weet de heer Van Gerven ook. Immers, gesprekken met banken voer ik niet, dat doet het departement van Financiën. Wat betreft het terugtreden uit de derivatenhandel waar in de eerste motie om wordt verzocht, heeft de staatssecretaris al mede namens het ministerie van Economische Zaken laten weten dat zijn inzet gericht is op EU-regelgeving. Hij wil daar op die wijze opereren. Als de heer Van Gerven het daar niet mee eens is, wil ik hem vriendelijk doch beslist verwijzen naar het debat met de staatssecretaris, een "hij".

Dan ga ik in op de tweede motie van de heer Van Gerven. De onderhandelingen die gaande zijn over speculatie worden door de minister van Financiën gevoerd. Ik moet dat echt aan hem overdragen. Ik heb de Kamer in het debat al toegezegd dat ik het punt van de heer Van Gerven van harte bij de minister onder de aandacht wil brengen. Als hij daarover echter moties wil indienen, moet hij dat echt doen in een debat met de minister van Financiën zelf. Het is immers zijn onderhandelingsmandaat en niet het mijne. Als de motie hier in stemming wordt gebracht, dan kan ik collegiaal niet anders dan de motie ontraden. Ondertussen wil ik het punt van de heer Van Gerven best bij de minister onder de aandacht brengen. Dat heb ik al toegezegd en dat ga ik ook doen.

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp van de staatssecretaris dat het kabinet vindt dat beide moties het ministerie van Financiën betreffen?

Staatssecretaris Dijksma:

Ja.

De heer Van Gerven (SP):

Oké. Dan houd ik beide moties aan en komen ze te zijner tijd wel weer terug.

Staatssecretaris Dijksma:

Ondertussen – dat heb ik u al toegezegd – zal ik vanzelfsprekend contact opnemen over uw laatste punt. Op het eerste punt hebt u al een reactie ontvangen van staatssecretaris Weekers.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (31 532, nr. 103) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (31 532, nr. 104) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Dik-Faber. Daarin staat dat we de doelstelling van 20% minder voedselverspilling in 2015 moeten vasthouden. Ik heb in het debat gezegd dat ik een inspanningsverplichting wil leveren, maar geen resultaatsverplichting. Ik heb met de Kamer vastgesteld dat het belangrijk is dat we de doelstelling gewoon overeind houden en dat het op dit moment lastig is om te zien waar we precies staan. Eigenlijk doen we op basis van reststromen afval een soort van educated guess over de hoeveelheid voedselverspilling en over hoe we dat kunnen terugdringen. Ondertussen heb ik een heel goed gesprek gehad met de Alliantie Verduurzaming Voedsel. We hebben afgesproken dat we toch proberen om de uitwisseling van gegevens – ik had het er al eerder over – op een rij te krijgen. Ik ben optimistisch over de inzet die ook het bedrijfsleven in dezen wil plegen. De motie is dus ondersteuning van beleid en er is ruimte om het oordeel van de Kamer over deze motie te ontvangen.

Ten slotte kom ik op de motie van de heer Geurts, op stuk nr. 106. Daarin verzoekt hij het kabinet om zich er binnen de EU voor in te zetten dat controleurs van het Voedsel- en veterinair bureau van de Europese Commissie meer onaangekondigde controles in lidstaten verrichten. Misschien moet ik hierover een paar dingen zeggen. Via de NVWA hebben wij uiteraard al voldoende mogelijkheden voor onaangekondigde controles. Uit de motie zou je bijna de conclusie kunnen trekken dat de NVWA op dit punt haar werk niet voldoende goed doet. Er moet inderdaad worden gehandhaafd. Daarover hebben wij een belangrijk debat met elkaar gevoerd. Volgens mij moeten wij echter niet extra controleurs uit bijvoorbeeld Ierland of van elders hier naartoe halen om het werk te doen dat eigenlijk van ons is. Ik zoek dus een beetje naar de achtergrond. Waarom wordt deze motie nu zo ingediend? De heer Geurts had uiteraard weinig tijd, dus misschien kan hij dit nog wat toelichten.

De heer Geurts (CDA):

Dat wil ik zeker doen. Het is niet de bedoeling dat de controleurs van dit bureau zomaar Nederland binnenkomen. Ik heb redelijk veel vertrouwen in de NVWA en in Nederland. In andere lidstaten, en met name in het voormalige Oostblok, ontbreekt nog wel wat aan de controles. Daar is mijn motie op gericht.

Staatssecretaris Dijksma:

Ja. Daarop moet ik reageren met te zeggen dat het dan logischer zou zijn als Nederland zich in het Europees debat zou uitspreken. Wij zouden moeten zeggen dat wij vinden dat lidstaten de eigen controle beter op orde moeten hebben. Ik vind het niet heel sterk als wij voortdurend pleiten voor een soort interventie vanuit de Europese Commissie, waar wij eigenlijk voortdurend bij moeten zeggen dat het niet over onszelf gaat. Ik ben het met de heer Geurts eens dat het noodzakelijk is om te handhaven, ook in andere landen. Ik zeg er alvast maar bij dat ik ook bereid ben om dat onderwerp stevig op te voeren in de debatten die hierover ongetwijfeld nog worden gevoerd. Ik vind het echter niet verstandig om via deze route de Europese Commissie als het ware in te zetten om bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit haar werk te laten doen. Dat vind ik ook, omdat dit volgens mij voor onze eigen organisatie geen goed signaal is.

De heer Geurts (CDA):

Nu maakt de staatssecretaris het wel wat complex. Zij vindt het geen goed signaal voor haar eigen apparaat. Daarover moet ik nog eens nadenken. De woorden die zij daarvoor sprak, spreken mij echter wel aan. De staatssecretaris houdt van deals. Kunnen wij de deal maken dat zij binnenkort in een verslag van de Landbouw- en Visserijraad terugkomt op de vraag wat zij hieraan heeft gedaan? Als zij dat kan toezeggen, ben ik bereid om deze motie in te trekken.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat is een deal.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Geurts (31 532, nr. 106) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dijksma:

Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn inbreng.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen volgende week dinsdag over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven