5 Samenwerking Defensie EDA/Benelux

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 maart 2013 over samenwerking Defensie EDA/Benelux.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Defensie welkom. Er zijn twee deelnemers aan het debat, van wie er eentje spreekt. Dat is mevrouw Hachchi; het woord is aan haar.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. De noodzaak tot Europese defensiesamenwerking is sterker dan ooit. Het gaat niet alleen om geld – want er wordt veel bezuinigd op defensie in de Europese landen – maar ook om slagkracht. Ik dien in dat kader de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AlV adviseert om de Europese veiligheidsstrategie uit 2003 te actualiseren;

overwegende dat dit kan bijdragen aan een goede basis voor overleg over de wijze waarop de Europese lidstaten elkaar qua militaire capaciteiten kunnen aanvullen, om dubbelingen en verspilling te voorkomen,

verzoekt de regering, in het kader van de GVDB-onderhandelingen het voortouw te nemen bij het doen van een voorstel om de veiligheidsstrategie te actualiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (21501-28).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Verdrag van Lissabon een stevige ambitie is vastgelegd voor de Europese defensiesamenwerking en dat het verdrag de Europese solidariteit en wederzijdse verdediging vergroot via het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

constaterende dat Defensie al deelneemt aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden en dat het Europees Defensieagentschap (EDA) samenwerking op het gebied van materieel, research- en technologieprojecten en aanschaf bevordert;

van mening dat het vanuit financieel en strategisch oogpunt nodig is om de kansen voor synergieën en schaalvoordelen te benutten via Europese samenwerking op materieelaanschaf en onderzoek, en dat Nederland als koploper op dit gebied een belangrijke stem kan zijn in de discussie over het nieuwe GVDB;

verzoekt de regering, bij de GVDB-herziening, in lijn met het AIV-advies in Europees verband ervoor te pleiten om:

  • - één EU-onderzoeksbudget voor interne en externe veiligheid in het leven te roepen, teneinde meer synergie in het onderzoek naar interne en externe veiligheid te stimuleren en daarover afspraken te maken tussen de Europese Commissie en het EDA;

  • - het EDA een expliciete rol te geven bij het adviseren en monitoren van lidstaten over de vereiste aanpassingen van het defensieplanningsproces, op basis van opgedane ''best practices",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (21501-28).

Ik zie mevrouw Eijsink bij de interruptiemicrofoon staan. U staat niet op de lijst, mevrouw Eijsink, maar vooruit dan maar.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Dank u, voorzitter. Het is geweldig dat u dat toestaat.

Inhoudelijk is de tweede motie de Partij van de Arbeid-fractie uit het hart gegrepen, want inhoudelijk vindt zij dit ook al jaren. Tijdens het debat met de minister heb ik de toezegging gekregen dat zij de zestien aanbevelingen uit het AIV-rapport verder uitdiept, hetgeen eigenlijk in lijn is met een aantal zaken in de motie van mevrouw Hachchi. Nogmaals, de PvdA-fractie zegt dit al jaren, dus steunt zij dit ook. Ik vraag mevrouw Hachchi waarom ze niet kan of wil wachten op de brief van de minister over de zestien aanbevelingen. Ik kan me zo voorstellen dat dit een goede brief gaat worden met stappen voorwaarts en dat de Kamer daar vervolgens verder op doorgaat.

Mevrouw Hachchi (D66):

In het AIV-rapport staan zestien aanbevelingen. Een van die aanbevelingen, de laatste, heb ik vandaag in een motie gegoten omdat wij de afgelopen twee jaar continu dit voorstel naar voren hebben gebracht. Het is een van de aanbevelingen waarvan ik zeg dat het twee jaar geleden gewoon al geregeld had moeten zijn. Ik ga niet wachten op de brief van de minister. Ik ben wel benieuwd naar de brief als het gaat om de aanbevelingen 1 tot en met 15, maar de laatste aanbevelingen, de zestiende, is er een die wat mij betreft kan worden geregeld. Ik ben blij om te horen dat de PvdA-fractie de motie zal steunen als ik haar in stemming breng.

Mevrouw Eijsink (PvdA):

Ik begrijp het enthousiasme van mevrouw Hachchi over haar laatste conclusie, maar dat is toevallig niet zo. Bovendien heeft de Partij van de Arbeid-fractie er de afgelopen jaren zelf al moties over ingediend en heeft zij de zaak ook al voortgetrokken. In die zin stel ik dus voor om samen op te trekken en elkaar aan te vullen. Volgens mij kan dat heel goed. Ik heb aanbeveling 16 voor mij. Mevrouw Hachchi begrijpt al dat de Partij van de Arbeid-fractie de motie in deze zin niet wil steunen, omdat zij wil wachten op de conclusies, de aanbevelingen en de brief van de minister alvorens de zaak voort te trekken. Ik begrijp dat mevrouw Hachchi en ik daarin vandaag niet aanvullend zijn.

Mevrouw Hachchi (D66):

We hebben heel vaak hierover gesproken. Er zijn vele papieren, rapporten en brieven over geschreven. De afgelopen jaren heb ik inderdaad samenwerking gezocht en gevonden met de Partij van de Arbeid. Dat doe ik nog steeds. Ik heb ook aangegeven dat ik het zou toejuichen als de minister nog eens een aparte brief schrijft over de aanbevelingen 1–15. Voor aanbeveling 16, over het onderzoeksbudget voor interne en externe veiligheid, hebben we alleen geen enkele brief nodig. Nogmaals, ik reken er op dat de Partij van de Arbeid deze motie gewoon kan steunen, zoals in de afgelopen jaren.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de Kamer. Het woord is aan de minister.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Hachchi voor de moties. Mevrouw Eijsink bracht zojuist een heel terecht punt naar voren. Ik heb reeds toegezegd dat ik de zestien AIV-aanbevelingen van een uitgebreide reactie zal voorzien. Ik behandel de moties even in omgekeerde volgorde. Ik vind met name de motie op stuk nr. 96 voorbarig en daarmee overbodig.

De voorzitter:

Minister, u vindt de motie overbodig. Ontraadt u daarmee deze motie?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ja, ik ontraad de motie. Graag voeg ik nog één inhoudelijke zin hieraan toe. Het herzien of actualiseren van een Europese veiligheidsstrategie is nooit een doel op zich. In 2008 is er nog een herziening geweest. De grote vraag is of het nodig is om uiteindelijk te komen tot het verhogen van de effectiviteit, de zichtbaarheid en de impact van het GVDB. Ik heb bovendien tijdens het algemeen overleg over dit onderwerp gezegd dat de Kamer de komende maanden ruimschoots de gelegenheid heeft voor debat met mij en dat hierbij de minister van Buitenlandse Zaken en de premier ook nauw betrokken zijn. Dit alles gebeurt in aanloop naar de top in december. Nogmaals, de motie op stuk nr. 96 is echt voorbarig en dus wil ik haar ontraden.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik begrijp dat de minister hier nog op zal terugkomen, want zij heeft tot nu toe slechts één debat met deze Kamer gevoerd over dit onderwerp. Dan zullen wij met elkaar van gedachten wisselen. Dat is prima. Ik blijf er echter bij dat mijn motie op stuk nr. 96 heel duidelijk over een voorstel gaat dat al twee jaar besproken wordt in deze Kamer. De minister heeft volgens mij geen brief nodig om daarop in te gaan. Als de minister wel die mening is toegedaan, vind ik op zijn minst dat het aan de Kamer is om over deze motie te oordelen. Verder heb ik mijn motie op stuk nr. 95 niet voor niets zo zorgvuldig geformuleerd. Ik heb dit gedaan naar aanleiding van de woorden van de minister tijdens haar eerste debat over Europese defensiesamenwerking. De minister vindt de motie voorbarig, maar in deze motie wordt de regering opgeroepen om Nederland het voortouw te laten nemen om de verspilling en de doublures op het vlak van Defensie in Europa te voorkomen. Als de minister die motie al niet kan omarmen, weet ik niet wat haar inzet de komende tijd gaat worden.

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat zijn pittige woorden, maar het was een goed debat waarbij vele partijen elkaar wel degelijk vonden. Voor alle duidelijkheid, het effectief functioneren van het Europees Defensie Agentschap is voor mij ook van cruciaal belang. Ik zal daar volop op inzetten. Het is echter de vraag of de voorgestelde moties bewerkstelligen wat wij willen, namelijk de samenhang en de effectiviteit van het GVDB verhogen. Ik heb tijdens het AO al gezegd dat ik niet zit te wachten op papieren exercities. Het herzien van een veiligheidsstrategie of het creëren van nieuwe structuren kan verzanden in een papieren strategie. Het gaat om wat wij willen, namelijk het bewerkstelligen van een effectiever GVDB binnen de bestaande structuren en kaders, als dit mogelijk is. Als het niet kan, zal daar beleid op volgen.

De komende maanden gaat de Kamer hierover ruimschoots in debat zowel met mij, de minister van Buitenlandse Zaken als met de premier. Ik herhaal mijn eigen woorden als ik zeg dat dit alles zal plaatsvinden in aanloop naar de top in december aanstaande. De aanneming van beide moties moet ik ontraden, omdat zij echt voorbarig en overbodig zijn.

De voorzitter:

Er zijn geen vragen meer van de zijde van de Kamer. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid en het becommentariëren van de moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag stemmen wij over de beide moties van mevrouw Hachchi.

De vergadering wordt van 11.39 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven