6 Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013 ( 33400-VI );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013 (onderdelen Immigratie en Asiel) ( 33400-VII ).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik begin met het complimenteren van de minister en de staatssecretaris voor de aandacht die zij geven aan criminaliteit met een hoge impact. Daar bedoelen we criminaliteit mee die mensen aantast in hun bestaan, zoals woningovervallen, winkelberovingen, winkeldiefstallen, woninginbraken, geweldpleging en intimidatie op straat door hun eigen buurtgenoten. Er is geen "maar", maar wel een verzoek aan de minister en de staatssecretaris om deze ambitie er flink in te houden, zodat de dappere juwelier in Amsterdam-West, die elke keer na een overval zijn winkel toch weer opendeed, maar nu na acht keer tijdens koopavond gesloten blijft, zich beschermd voelt door de inzet van deze twee bewindspersonen en deze Kamer.

Mevrouw Helder (PVV):

De heer Marcouch begint zijn betoog met het noemen van ernstige misdrijven. Daar vallen ongetwijfeld slachtoffers bij. Moeten die met de dader gaan praten?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik neem aan dat collega Helder het heeft over het onderwerp "mediation". Misschien had ik daarmee moeten beginnen, maar collega Recourt zal dit onderwerp straks uitvoerig bespreken. Ik zal er zo ook iets over zeggen.

Mijn centrale pleidooi is bekend: verhoog de pakkans. Jazeker, wij pleiten voor opvoeden. Iedereen die zelf kinderen heeft, weet wat dit betekent: straffen en belonen, voorkomen en genezen, repressie en preventie. Wij pleiten voor adequate reclassering en voor gesloten onderwijs als extra maatregel bij de straf, een terbeschikkingstelling aan het onderwijs. Jazeker, ik pleit ervoor dat de dader de schade vergoedt aan het slachtoffer. Nu kom ik bij mevrouw Helder. Als de dader berouw heeft en zijn straf heeft ondergaan, vind ik dat gesprekken tussen daders en slachtoffers heilzaam kunnen zijn, juist ook voor de slachtoffers.

Mijn centrale pleidooi is echter: verhoog de pakkans. Alle andere maatregelen zijn zinloos, zolang wij er niet in slagen de pakkans te verhogen. Als de pakkans groot is, hebben ouders en docenten het een stuk gemakkelijker met de opvoeding: kijk, je broer zit vijf jaar op water en brood; wil jij liever de cel in of een mooie opleiding en later een mooie baan? Als de pakkans groot is, zijn de ex-gevangenen plotseling een stuk gemotiveerder om alsnog onderwijs te volgen en andere aanbiedingen van de reclassering te benutten. Als de pakkans groot is, is criminaliteit niet langer aantrekkelijk en wordt werken toch nog een concurrerend alternatief. Wij mogen namelijk nooit vergeten dat criminelen heel goed kunnen rekenen. Tot nu toe is de rekensom simpel: de pakkans is klein, dus misdaad loont.

Wij kunnen heel lang speculeren over de oorzaken van misdaden. Het gaat niet om armoede. Ik zeg niet dat arme mensen niet fatsoenlijk kunnen zijn. Het gaat ook niet om een ongelukkige jeugd. Er zijn genoeg kinderen die bij een chaotische thuissituatie hulp zoeken bij een docent of die andere hulptroepen mobiliseren. De oorzaak is veel eenvoudiger dan gedacht: misdaad loont. De vrienden, buurjongens en kleine broertjes van een misdadiger zien dit. Veel geld, veel goud en weinig gevangenis. Daarom is de pakkans dus de alfa en de omega van alle criminaliteitsbestrijding.

Waar blijft eigenlijk de buit van onze acht keer overvallen juwelier in Amsterdam-West? Er zit een groot zwart gat tussen de maar liefst over de 600.000 geregistreerde diefstallen en slechts 6.000 geregistreerde helingzaken. Dat gat bestaat uit websites, pandhuizen, kopers en zwarte markten. Het wordt echter tijd dat wij de websites en de pandhuizen aanpakken die hiertoe gelegenheid bieden en dus wat mij betreft medeplichtig zijn. Ik heb daar een voorstel voor. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop. Ik stel voor om in het nieuwe wetsvoorstel voor de circa 60 pandhuizen, dat de Tweede Kamer nog gaat behandelen, een extra bepaling op te nemen over heling. Wat ons betreft moeten de pandhuizen een vergunning van de gemeente hebben, zodat de eigenaar ook via de Wet Bibob gecontroleerd kan worden op een eventueel crimineel verleden. Ik stel voor dat gemeentelijke handhavers controleren of de vergunning voldoet, of er aan de eisen wordt voldaan van registratie en identificatie, of er al dan niet strafbare feiten plaatsvinden en of die vervolgens aan de politie worden doorgegeven. Gaat deze minister dit regelen met de minister van Economische Zaken?

Die gemeentelijke handhavers brengen grote tijdwinst voor de politie met zich. De politie kan die tijd besteden aan de kwaliteit van de opsporing. De kwaliteit van de politie is de slagader bij de criminaliteitsbestrijding. De VNG introduceert nu de goed opgeleide, sterk getrainde, stevig geüniformeerde handhaver met opsporingsbevoegdheid, die niet alleen parkeervergunningen checkt maar ook andere overtredingen aanpakt en extra ogen en oren is voor de politie. Dat is dus handig voor de pakkans. Omarmt de minister dit initiatief van de VNG?

Een ander concreet punt dat ik de minister wil meegeven bij het bestrijden van criminaliteit en het verhogen van de pakkans, is het probleem van de malafide autoverhuurder. Wij krijgen deze signalen uit het veld van de politie maar ook van de bonafide autoverhuurders die hier last van hebben. Criminelen worden helaas niet alleen door helers geholpen. Zij gebruiken ook auto's voor benzinediefstal, drugstransporten en dergelijke. Het is bekend, vooral in sommige kringen, dat enkele autoverhuurbedrijven willens en wetens criminelen helpen. Die bedrijven stellen nauwelijks vragen over de achtergrond of identiteit van de huurder. Deze bedrijven zijn de rotte appels die geld verdienen aan louche klanten. De grote meerderheid, meestal BOVAG-verhuurbedrijven, werkt hier niet aan mee, maar die paar louche bedrijven kunnen nu nog nauwelijks worden aangepakt. Ze zijn naar de letter van de wet niet medeplichtig omdat niet bewezen kan worden dat ze met opzet middelen tot het plegen van een misdrijf hebben verschaft. De verhuurder hoeft immers niet te weten wat een huurder met de auto doet. Dat wordt echter anders als de verhuurder door de politie erop wordt aangesproken en als hij te horen heeft gekregen dat een bepaalde cliënt van hem bij herhaling gehuurde auto's heeft gebruikt voor het plegen van een misdrijf. Op basis van artikel 19 van de Wet politiegegevens kan onder voorwaarden aan het autoverhuurbedrijf worden verteld dat het auto's verhuurt aan criminelen. De autoverhuurder kan dan ook worden gevraagd geen auto's meer aan een bepaalde persoon te verhuren. Wat mij betreft kan de verhuurder niet zomaar meer zijn handen in onschuld wassen als hij toch een auto verhuurt aan die persoon, terwijl die er een misdrijf mee pleegt of hem gebruikt voor allerlei criminele activiteiten. Wat mij betreft mag die auto in beslag worden genomen en kan de verhuurder voor medeplichtigheid worden aangeklaagd. Wat vindt de minister van dit idee?

Ik ben er blij mee dat in het regeerakkoord niet op de politie wordt bezuinigd. We zien echter ook dat de kwaliteit van blauw, de kwaliteit van agenten, beter kan. De agenten kunnen beter worden voorbereid op de taak die zij namens de samenleving uitoefenen. Ik roep de minister dan ook op om onze agenten te leren hoe zij moeten opsporen op het internet. Leid ze goed op bij de politieacademie. Leer hun de feiten goed op orde te hebben. Oefen hen in opsporen. Leer hun trefzekere vragen te stellen die de verdachte recht in het geweten treffen. Dat vergroot de kans op waarheidsvinding en het oplossen van zaken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wachtte even totdat het blokje "pakkans groot" afgelopen was. Ik hoor de PvdA heel duidelijk zeggen dat zij de pakkans groot wil hebben. Geldt dat ook voor illegaliteit?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb de prioriteiten genoemd: de high impact criminaliteit. Als de politie illegalen tegenkomt, dan hebben wij daar uiteraard allerlei regels voor.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoor dus goed dat de strafbaarstelling van illegaliteit door de PvdA niet alleen echt wordt gedragen, maar dat de PvdA ook echt een heel hoge pakkans wil hebben.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb het vooral gehad over criminelen en misdadigers. Ik heb het gehad over criminaliteit met een hoge impact op mensen. Daar hoort de genoemde illegaliteit niet bij. Illegaliteit is nog niet strafbaar. In dit land wordt echter op basis van de Vreemdelingenwet bepaald wie hier wel en niet mag verblijven en de politie heeft ook tot taak die Vreemdelingenwet uit te voeren. Het kan dus gebeuren dat politieagenten illegalen tegenkomen en op grond van de Vreemdelingenwet illegalen meenemen. Als mevrouw Van Tongeren dat wenst, zal mijn collega Recourt straks terugkomen op de strafbaarstelling die in het regeerakkoord wordt genoemd. Die is nu echter nog niet aan de orde, want dat onderdeel moet nog worden uitgevoerd. Illegaliteit conform het strafrecht is er dus nog niet.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik hoor de heer Marcouch net zeggen dat hij vindt dat de verhuurder van een huurauto ook strafbaar gesteld moet kunnen worden als blijkt dat met die huurauto een misdrijf is gepleegd. Zo heb ik het begrepen. Ik hoop dat ik dat onjuist zie, want dat zou namelijk inhouden dat er opeens ook een strafrechtelijk gevolg is voor iemand die een graafmachine of een bulldozer verhuurt of voor een bouwmarkt waar een breekijzer wordt gekocht waarmee vervolgens een inbraak wordt gepleegd. Nou vind ik het erg verkeerd als met een breekijzer een inbraak wordt gepleegd – laat daarover geen misverstand bestaan – maar ik meen wel dat de heer Marcouch misschien wat ver gaat, tenminste, als ik zijn woorden goed heb begrepen.

De heer Marcouch (PvdA):

Collega Van der Steur heeft het niet goed opgevat. Een aantal verhuurbedrijven faciliteert stelselmatig criminelen door aan hen auto's te verhuren. Ik krijg die signalen ook van de recherche. Daardoor wordt de pakkans geringer. Die jongens hebben immers telkens een andere auto. Heel vaak weten de verhuurders dat die auto daarvoor wordt gebruikt. Als je aan de verhuurder vraagt of hij een bewijs heeft van identificatie of registratie van degene aan wie hij die auto heeft verhuurd, dan blijkt dat hij zijn administratie niet goed genoeg bijhoudt. Daardoor wordt de opsporing bemoeilijkt. Die categorie wil ik aanspreken. Als zij vervolgens dan toch willens en wetens criminelen faciliteren, dan wil ik hen medeplichtig maken voor de activiteiten van die criminelen.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is ook het antwoord. In het geval dat de heer Marcouch schetst, gaat het gewoon om een medeplichtige aan een misdrijf. Dat is allang strafbaar, namelijk vanaf het begin van de invoering van deze wetgeving. Eigenlijk zie ik dan niet de meerwaarde van het voorstel van de heer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):

Daarom heb ik ook gezegd dat de politie de ruimte moet hebben om de verhuurder op de hoogte te stellen van het feit dat hij de auto aan criminelen verhuurt. De verhuurder kan zich op dit moment beroepen op het feit dat hij weliswaar auto's verhuurt, maar niet bijhoudt wat de huurders ermee doen. De politie moet kunnen melden dat de huurder stelselmatig auto's gebruikt voor criminele activiteiten en dat het dus niet wenselijk is dat de verhuurder de auto verhuurt. Die informatiedeling en het aanpakken van die louche bedrijven is mijn uitgangspunt. Volgens mij is dat op dit moment nog een probleem.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De heer Marcouch loopt een beetje weg voor de vragen over het strafbaar stellen van illegaliteit. Hij zegt dat de heer Recourt daarop terugkomt, maar ik heb hier een artikel uit de Volkskrant en de PvdA heeft volgens mij aan tafel gezeten toen het regeerakkoord werd opgesteld. Wij zien daarin vooral de toon en de taal van beide VVD-bewindspersonen. We merken daarin erg weinig van de PvdA-inbreng. Die lezen we op de voorpagina van de Volkskrant.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter, ik moet mijn vraag wel een beetje kunnen inleiden.

De voorzitter:

Nee, niet met daaraan voorafgaand een heel betoog.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dit is geen betoog, maar een inleiding op mijn vraag.

De voorzitter:

Ik wil dit toch even helder hebben, want er zijn meer collega's die straks willen interrumperen. Het gaat echt om vragen en niet om inleidingen voordat de vraag wordt gesteld. Anders hebben we gewoon een probleem. Het gaat echt om een interruptie en om het stellen van korte vragen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter, we zijn bezig met een begrotingsbehandeling en daarbij gaat het over belangrijke dingen. Ik wil toch echt een beetje de ruimte hebben om mijn vraag in te kunnen leiden, want anders wordt het wel erg een ja/neespelletje. Dat kan nooit de bedoeling zijn van een dergelijk debat. Mijn vraag aan de heer Marcouch is dus de volgende. De toon en de taal van beide bewindspersonen bevallen hem eigenlijk niet. Ik heb de heer Van der Steur vanmorgen horen zeggen dat die toon en taal hem uitstekend zijn bevallen. Wat gaat de PvdA nou precies veranderen aan die toon en die taal die haar niet bevalt?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik gaf een antwoord op het punt van de pakkans van illegalen. De strafbaarstelling van illegaliteit staat in het regeerakkoord en wij staan achter het regeerakkoord. De uitwerking van die strafbaarstelling komt hier dus nog aan de orde. Ik verwees naar de woordvoerder asiel en migratie, die daar meer over kan zeggen. Vervolgens gaan de bewindspersonen over hun eigen toon. Ik moet zeggen: we zijn nu kort bezig, maar ik ben niet ontevreden over de toon van de afgelopen weken en maanden. Voordat ik een vervolgvraag krijg: als er wordt geciteerd, moet dat heel goed gebeuren en dit is ook precies wat ik heb gezegd in dat interview met de Volkskrant.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen, tot slot.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

"We moeten met een andere bril kijken, minder ideologisch"; "Teeven kan beter niet meer zeggen dat inbrekers het risico lopen doodgeslagen te worden". We hebben het over toon en taal. Ik wil van de PvdA horen waar die toon en die taal worden veranderd.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben van de PvdA. De PvdA is een coalitiepartij, samen met de VVD. De bewindspersonen gaan over hun woorden. We hebben in deze Kamer dualisme. Als de toon of de woorden mij storen, is het aan mij om hen daarop aan te spreken. De bewindspersonen gaan echter over hun woorden en ik ga over mijn woorden. Ik ben Kamerlid en volksvertegenwoordiger en daar in vak-K zit het kabinet.

De heer De Wit (SP):

Is het artikel in de Volkskrant niet wat laat? Had de PvdA bij de onderhandelingen en de coalitiebesprekingen niet zodanig van zich af moeten bijten dat de taal in het regeerakkoord er anders uit had gezien?

De heer Marcouch (PvdA):

Nee, dat hoefden wij niet te doen, want wij hebben ontzettend veel vertrouwen in elkaar. Ik ben ontzettend trots op het feit dat wij in zeer moeilijke tijden – dat weten de collega's ook – een regeerakkoord hebben. We gaan met elkaar dat regeerakkoord uitvoeren. De kern daarvan is dat wij dit land besturen. Wij moeten als Kamer kritisch zijn op de regering en andersom hebben bewindspersonen hun vrijheid en hun verantwoordelijkheid om hun eigen toon en woorden te kiezen. Het is aan ons om daar iets van te vinden.

De heer De Wit (SP):

Ik vroeg dus waarom de PvdA die verandering niet in het regeerakkoord heeft weten door te drukken en waarom de heer Marcouch ons nu met de krant in de hand duidelijk moet maken dat hij vindt dat er een einde moet komen aan de repressie. De heer Marcouch wil dat de slinger de andere kant uit gaat; ik moet zeggen dat dat mij zeer aanspreekt. Waarom heeft de heer Marcouch dat niet in het regeerakkoord gedaan en komt hij nu met de boodschap dat hij maar moet proberen zijn voet tussen de deur te krijgen met zijn verhaal?

De heer Marcouch (PvdA):

Dat zijn woorden van de heer De Wit. Wij hebben in het regeerakkoord een aantal ambities, een aantal voor beide partijen belangrijke onderwerpen vastgesteld. Vervolgens gaan wij uit van vertrouwen. Het getuigt niet bepaald van vertrouwen als je ook nog eens de toon in een regeerakkoord vastlegt. Wij gaan met elkaar dit land besturen. Er is een regeerakkoord en de punten die daarin staan, moeten nog worden uitgewerkt. Repressie is noodzakelijk, net als preventie en resocialisatie belangrijk zijn. Ik ben van mening dat die een belangrijk deel zijn van de aanpak en die mening wordt gelukkig gedeeld door de bewindspersonen – volgens mij hebben zij daarop gereageerd in hetzelfde artikel – en door de collega's van de VVD.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wil dit interessante debat over toon en taal toch nog even vervolgen met de heer Marcouch. Ik meende dat hij zelf in de afgelopen periode ook de nadruk legde op het feit dat de repressieve kant juist heel belangrijk is. De vraag is wat er nu anders is in het nieuwe beleid ten opzichte van het oude.

De heer Marcouch (PvdA):

De heer Van der Staaij heeft net gehoord dat ik ook een pleidooi houd voor de pakkans. Repressie is zeker belangrijk, maar dan hand in hand met preventie en goede reclassering en resocialisatie. Wat is veranderd, is dat de Partij van de Arbeid nu deel uitmaakt van de regering. Dat is toch anders.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit was een echte VVD-tekst van de heer Marcouch: "het moet hand in hand gaan" en "repressie met preventie". Is de conclusie juist dat het eigenlijk niets uitmaakt, VVD-beleid of PvdA-beleid?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik nodig de heer Van der Staaij om eens bij ons op werkbezoek te komen en zich te verdiepen in onze sociaaldemocratische beginselen. Hij zal dan ontdekken dat die niet des VVD zijn. De sociaaldemocraten en de Partij van de Arbeid vinden veiligheid net zo belangrijk. Dat is een voorwaarde om al die andere dingen te doen op het terrein van verheffing zoals onderwijs, je bewegen, ontwikkelen en vormen. Het is dus niet zo'n VVD-onderwerp.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik ben dol op werkbezoeken en beginselen, maar ik was nu op zoek naar wat er echt gaat veranderen als er een PvdA-toon en -taal in komen. Kan de heer Marcouch aan de hand van een paar voorbeeldjes concreet maken wat bij het vorige kabinet echt niet te verwachten was en wat er nu nieuw is in dit kabinet waarop de Partij van de Arbeid een stempel heeft gezet?

De heer Marcouch (PvdA):

In dat andere regeer- en gedoogakkoord – waaraan de heer Van der Staaij overigens ook een beetje deelnam – stond een aantal dingen die er nu niet in staan. Dat stemt ons tevreden. Ik heb de heer Van der Steur horen spreken en wat hij zegt, spreekt mij aan. Hij heeft een goede boodschap en een goede toon en ik verheug mij erop dat wij samen Nederland veiliger zullen maken.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u gaat afronden.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik was gebleven bij het trainen van agenten. Ik wil dit onderdeel afsluiten door aandacht te vragen voor de fysieke en mentale training van agenten. Daaraan zouden wij de komende jaren ook met de nationale politie veel aandacht moeten besteden opdat wij gezaghebbende agenten hebben die goed gesteund en gefaciliteerd hun werk kunnen doen.

Ik wend mij nog tot de staatssecretaris met een aantal opmerkingen over het gevangeniswezen. Wij hebben natuurlijk de onrust gezien en de reactie van de staatssecretaris in de pers gelezen en gehoord. Ik heb er begrip voor dat er moet worden bezuinigd, ook op het gevangeniswezen. Door de verhoging van de pakkans zou het aantal gevulde cellen toch zo maar kunnen stijgen, maar we ontkomen niet aan bezuinigingen. Door een uitgelekt bericht is vorige week veel onrust ontstaan over de sluiting van gevangenissen in het noorden, Zeeland en Limburg. Veel werknemers, maar ook de mensen in de regio maken zich grote zorgen. Wij snappen dat er moet worden bezuinigd. Zij snappen dat ook, maar willen vooral dat dit eerlijk gebeurt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Twee vragen aan de heer Marcouch. Ten eerste: is de Partij van de Arbeid het met mij eens dat we niet twee nieuwe superbajessen moeten gaan bouwen, en vervolgens elf gevangenissen dicht moeten doen? Ten tweede: de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft in zijn advies gesteld dat we te weinig aan behandeling in detentie doen. Zoiets had de Partij van de Arbeid ook in haar verkiezingsplan staan. Is de heer Marcouch het met mij eens dat wij daarin moeten investeren, dus moeten inzetten op behandeling? De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming zegt in zijn advies immers dat dit nu onvoldoende gebeurt.

De heer Marcouch (PvdA):

Wat de eerste vraag betreft: wij reageren op uitgelekte plannen. De staatssecretaris heeft daarop inderdaad gereageerd. Daarom vraag ik hem om ons zo snel mogelijk te informeren en duidelijkheid te geven over wat er precies aan de hand is en wat de plannen zijn, maar ook om in die plannen in ieder geval rekening te houden met de lokale factoren. Voor een deel gaat het daarbij om werkgelegenheid, maar ook om het belang van resocialisatie die kan worden gekoppeld aan de regio. Het uitgangspunt van de Partij van de Arbeid is dat we mensen niet alleen straffen, maar ook behandelen en zo veel mogelijk scholen. Daarom ook dat "ter beschikking stellen van het onderwijs", om mensen beter de gevangenis uit te laten komen dan zij erin gaan.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is toch knap: twee gestelde vragen, geen antwoord. Ik zal daarom concreter zijn. Ten eerste: is de Partij van de Arbeid van mening dat we geen superbajessen moeten bouwen als we ook gevangenissen sluiten, ja of nee? Ten tweede: is de Partij van de Arbeid het met mij eens dat wij meer moeten inzetten op behandelen, omdat dit exact ook hetgeen is wat de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming ons heeft geadviseerd?

De heer Marcouch (PvdA):

Volgens mij heb ik op die laatste vraag ja gezegd, en daaraan toegevoegd hoe de Partij van de Arbeid daarnaar kijkt. In antwoord op de eerste vraag heb ik gezegd dat wij nu reageren op iets wat is uitgelekt. Alvorens allerlei conclusies te trekken over wat wel of niet moet, is het dus van belang dat wij wachten op de plannen van de staatssecretaris.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Omdat de PVV hierover ook graag duidelijkheid wil, gebruik ik mijn interruptie om het verhaal van mevrouw Kooiman voort te zetten. Dit is niet zomaar uitgelekt. De staatssecretaris heeft er ook op gereageerd in het Journaal en hij heeft ook in Nieuwsuur gezegd dat er moet worden bezuinigd op het gevangeniswezen: 90 miljoen in 2013. De staatssecretaris heeft ook een brief hierover gestuurd. Kan de heer Marcouch dus iets gedetailleerder ingaan op de vraag van de SP, en nu ook van de PVV?

De heer Marcouch (PvdA):

Volgens mij ben ik heel duidelijk. Ik vraag de staatssecretaris om de onrust serieus te nemen, daarop te reageren en rekening te houden met de problematiek in krimpregio's: Limburg, Zeeland en het noorden. Ik vraag hem om bij zijn afwegingen en in zijn plannen rekening te houden met de lokale factoren, waaronder werkgelegenheid, maar ook, en net zo belangrijk, de resocialisatie van mensen die daar gedetineerd zijn. Ik ga hier nu niet roepen wat de staatssecretaris wel en niet moet doen, terwijl ik nog niet weet wat zijn plannen zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

De staatssecretaris zegt dat er ook veel geld in stenen, in gebouwen zit, en dat het dus onherroepelijk is dat er gevangenissen worden gesloten. Ik wil de heer Marcouch meegeven dat hij dit mooi mag afwachten, maar voor de PVV is het totaal onacceptabel dat gevangenissen gaan sluiten, en al helemaal in het noorden en in het zuiden, zodat ze worden geconcentreerd in de Randstad. Wij hebben ons er altijd sterk voor gemaakt dat er geen rijksdiensten dienen te verdwijnen naar de Randstad.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik weet niet wat ik daarop moet zeggen. Mijn partij bouwt liever scholen dan gevangenissen. Als een gevangenis niet nodig is, dan is die niet nodig. Als die wel nodig is, dan moeten we die gevangenis natuurlijk in stand houden.

De heer Segers (ChristenUnie):

De staatssecretaris kan natuurlijk eindeloos veel rekening houden met allerlei overwegingen en uiteindelijk toch besluiten om een gevangenis in een krimpregio te sluiten. Ik denk dat de staatssecretaris er alleen maar mee geholpen is dat de PvdA-fractie zich duidelijk uitspreekt en zegt dat het een slechte zaak is waarmee zij niet akkoord kan gaan. In een regio die sterker dan andere regio's door de recessie wordt getroffen, moeten wij gevangenissen in ieder geval niet sluiten.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik begrijp waarom collega Segers dat heel graag wil horen, maar dit debat moeten we echt pas voeren op het moment dat het aan de orde is. We spreken nu over de begroting voor 2013 en daarin komt het niet aan de orde. Er is onrust en die onrust neemt mijn fractie serieus. Verder is het waar dat de staatssecretaris heeft gezegd dat er een kern van waarheid in de geruchten zit. Ik heb de staatssecretaris dan ook gevraagd om daarop te reageren. Als het te zijner tijd aan de orde komt, moeten we met elkaar bespreken wat we wel of niet gaan doen.

De heer Segers (ChristenUnie):

De PvdA-fractie kan toch zeker aangeven waar haar piketpalen staan. Wat zijn straks de uitgangspunten van de PvdA bij de beoordeling van die plannen? Geef gewoon hom of kuit en zeg of de PvdA-fractie wel of niet akkoord is met de sluiting van gevangenissen in krimpregio's.

De heer Marcouch (PvdA):

Dat laatste zou een voorbarige conclusie zijn, zeker omdat er nog helemaal geen plannen voorliggen. Ik geef de staatssecretaris nu al wel mee dat de PvdA het belangrijk vindt dat er rekening wordt gehouden met de situatie in de krimpgebieden. In de vorige periode is daarover een motie van de heer Heijnen aangenomen en dat betekent dat er een kader en een richting is. Ik zie uit naar de reactie en de plannen van de staatssecretaris, want daarover zullen we met elkaar moeten spreken als er echte keuzes moeten worden gemaakt.

Voorzitter. Als er dan toch bezuinigd moet worden, doe het dan slim. Elektronisch toezicht door middel van een enkelband kan in minder ernstige gevallen een alternatief voor detentie zijn. Ik denk daarbij in eerste instantie aan moeders in de cel die gescheiden zijn van hun kinderen. Dat is voor iedereen nadelig, dus zowel voor de moeder als voor de kinderen en de resocialisatie. Het is bovendien nadelig voor de schatkist, want cellen zijn hartstikke duur. Zal de staatssecretaris bij de uitwerking van zijn plannen bij voorrang aandacht schenken aan alternatieven voor de detentie van moeders? Deze vrouwen en de samenleving zouden er zeer wel baat bij kunnen hebben dat er wordt gekozen voor elektronisch toezicht. Het hoeft niet per se huisarrest te zijn, maar de vrouwen zouden in ieder geval een deel van hun straf in een Exodushuis of in vergelijkbare opvang voor gedetineerden moeten kunnen doorbrengen. Ik overweeg om een motie in te dienen over de invulling van de bezuinigingen op detentie.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik woon in een gewone buurt en ik voelde mij daar veilig, totdat de buurvrouw van een paar huizen verderop mij vertelde dat er die nacht bij haar was ingebroken. Ze was wakker geworden, hoorde inbrekers, schrok zich rot en pakte het eerste wat ze kon vinden om zich te verdedigen. Zo stond ze bovenaan de trap met een zwabber in haar hand. Haar kinderen slapen een verdieping hoger. Ze zag de lamp van de inbreker de trap op schijnen en begon te gillen. Ze hoorde de inbreker met een collega praten en gelukkig verlieten ze toen het pand.

Toen mijn buurvrouw mij dat vertelde, was ik ontzettend boos. Ik was boos, omdat iemand haar veiligheid durfde te schaden. Ik was boos om wat haar was aangedaan, maar natuurlijk ook trots op de moed die zij aan de dag legde. Ten slotte was ik ook boos, omdat ik weet dat de kans dat die inbrekers worden gepakt, ontzettend klein is, namelijk 10%. Niet alleen vanwege mijn buurvrouw, maar ook vanwege al die andere mensen die ik in mijn twintig jaar bij Justitie heb gesproken, wil ik dat de pakkans omhoog gaat. Ik wil overigens niet alleen een verhoogde pakkans, want ik wil nog veel meer.

Vandaag bespreken wij de eerste begroting van Veiligheid en Justitie onder dit nieuwe kabinet. Dezelfde bewindspersonen, een ander regeerakkoord. Een regeerakkoord dat Nederland veiliger maakt. Een regeerakkoord dat hard is tegen misdaad. Terecht, daarvoor staat de PvdA ook nadrukkelijk. Het zijn ook onze mensen die wonen in wijken waar relatief de meeste misdaad voorkomt. Wij voelen ons daarom zeer verantwoordelijk voor het verbeteren van de situatie aldaar.

Ik herhaal wat collega Marcouch ook al zei. Veiligheid is bij uitstek een probleem waarvoor de sociaaldemocratie zorg heeft. Die zorg geven wij vorm in het regeerakkoord, dat de bouwstenen biedt waarmee deze bewindslieden de komende jaren aan het werk gaan. Het is aan ons, de Kamer, de Tweede Kamerfractie van de PvdA, om hen daarbij te controleren en te kijken of de uitwerking van al die maatregelen ook goed uitpakt. In de uitwerking die de komende jaren zo zijn beslag gaat krijgen, zit het verschil tussen succes en falen.

Het is vervolgens aan de Kamer om daar ook bouwstenen naast te leggen, bouwstenen die hard werken tegen de oorzaken van misdaad. Die lijn kom ik onvoldoende tegen in het akkoord. Ik kom daar later op terug. Uiteindelijk wil ik over vier jaar terugkijken om te zien hoe het kabinet samen met de Kamer een succes heeft gemaakt van veiligheid en justitie en de situatie werkelijk heeft verbeterd.

Dan de inhoud. In de inleiding op het onderwerp veiligheid en justitie in het regeerakkoord staat al een visie met potentie. Daar staat bijvoorbeeld het betrekken van burgers bij veiligheid. Dat is voor ons een belangrijk punt. Aandachtswijken, lokale prioriteiten, vroegsignalering en de positie versterken van de agent en van al die andere mensen die op straat echt het werk doen versterken zijn allemaal elementen die wij belangrijk vinden als bouwstenen voor succes.

Ik vraag de bewindspersonen hoe die plannen uit die visie in de inleiding zich verhouden tot de 35 punten in het regeerakkoord. Is er een volgorde in de aanpak? Wat heeft prioriteit? Veel van die 35 plannen kan ik niet bespreken. Ik licht er paar uit en wellicht krijg ik bij interruptie de kans om een aantal andere punten te noemen.

Allereerst noem ik bijzondere aandacht voor de strafrechtketen. Dat staat terecht in het regeerakkoord, want het rapport van de Algemene Rekenkamer was vernietigend. De strafrechtketen kun je vergelijken met een trechter. Er komen veel strafbare feiten aan de bovenkant in. Vervolgens gaan zaken steeds lager. Eerst werkt de politie die af, dan de officier van justitie en uiteindelijk komen zaken bij de rechter. Dan komt er ten slotte maar een stuk minder uit. De bovenkant van die trechter zal, terecht, breder worden, met jaarlijks 105 miljoen structureel erbij. Over de onderkant maak ik mij daarentegen grote zorgen. Ik hoop dat de minister die zorgen kan wegnemen. Het is al eerder gezegd dat in de begroting van dit jaar bijvoorbeeld de rechterlijke macht voor het laatst inteert op eigen vermogen, dat bijna op is. Ook overigens ligt er een stevige bezuiniging te wachten, waarvan wij nog niet precies weten waar die gaat neerdalen. Als de minster mij kan geruststellen dat de trechter niet overloopt, dan ben ik hem daarvoor dankbaar.

Wellicht kunnen wij dan ook spreken over de financiering van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Die financiering verschilt en is sterk op cijfers gericht. Kwaliteit is echter ook een ontzettend belangrijk element.

Ik kom bij het volgende onderwerp uit het regeerakkoord, waaruit ik citeer: "Politie en justitie moeten daadkrachtig en gezaghebbend kunnen optreden". Dat gezag is uiteraard essentieel om burgers het vertrouwen in de overheid te laten behouden of om vertrouwen terug te geven, en hen actief te betrekken bij veiligheid. Dat is wat wij uiteindelijk willen. Veiligheid kun je alleen goed aanpakken als burgers meehelpen, bijvoorbeeld door aangifte te doen.

Dat gezag is nodig om moeilijke beslissingen acceptabel te maken. Daarom wil de Partij van de Arbeid leken betrekken bij het beoordelen van klachten over rechters. Voor het goed functioneren van rechters en de rechtsstaat is gezag van het grootste belang. Gezag is niet meer vanzelfsprekend in Nederland, maar het is wel broodnodig. Er wordt steeds kritischer gekeken naar het optreden van advocaten, artsen, notarissen en dus ook naar het optreden van rechters. Gezag vergroot je door open te zijn waar dat kan, bijvoorbeeld bij toezicht op klachten. Juist deze openheid ontbreekt nog bij rechters, terwijl bijvoorbeeld advocaten wel in de weer zijn met toezicht op de advocatuur. De Partij van de Arbeid pleit er dan ook voor om niet-rechters, dus leken te betrekken bij de beoordeling van klachten over rechters. Nu gaat alleen de president daarover. Laat een klachtencommissie deze klachten beoordelen, een klachtencommissie waarin ook een niet-rechter zitting heeft. Extra ogen van buiten leveren een bredere en daardoor rijkere blik op en komen dus de kwaliteit ten goede. Extra ogen van buiten komen ook het draagvlak ten goede. Immers, op die manier zal bij een klacht niet alleen maar de ene collega over de andere collega oordelen, maar zal ook een buitenstaander oordelen.

Mijn laatste vraag in dit verband is de volgende. Is het mogelijk te onderzoeken of het middel van wraking kan worden weggehaald bij de directe collega's en op een andere manier kan worden geregeld? Er kan gekozen worden voor een hof. Dan zal dus een hogere rechter bekijken of een rechter mogelijk vooringenomen is geweest. Een andere mogelijkheid is om ook bij de wraking een derde te betrekken. Dat zou in lijn zijn met het vorige voorstel. Ik ben heel nieuwsgierig hoe de bewindslieden hierop reageren.

De heer De Wit (SP):

De heer Recourt doet voorstellen over de behandeling van klachten over rechters. Waarom moeten daar volgens hem onafhankelijke personen bij betrokken worden? Een volgende vraag is wie de leden zou moeten benoemen. Hoe moeten wij ons dat voorstellen? Mijn derde vraag is wat zo'n klachtenbehandeling volgens de heer Recourt kan opleveren. Wat is de uitkomst daarvan?.

De heer Recourt (PvdA):

Er zitten twee belangrijke grenzen aan het inschakelen van niet-rechters, van leken bij de beoordeling van de gedragingen van een rechter. In de eerste plaats mag de beoordeling door een leek nooit gaan over vonnissen, dus over het juridisch oordeel. Dat kan wettelijk niet, maar dat zou ook in het systeem ondenkbaar zijn. Daarvoor hebben we nu juist het systeem van hoger beroep en cassatie. In de tweede plaats mag de beoordeling niet gaan over de rechtspositie van de rechter, want dat zou de rechterlijke onafhankelijkheid treffen. De leken kun je in een pool betrekken bij de beoordeling of een rechter juist heeft gehandeld. Veel klachten gaan over de bejegening ter zitting. Dat heeft niets te maken met het juridisch oordeel. Door leken hierbij te betrekken, wint het oordeel hierover aan gezag. Het betrekken van een derde hierbij leidt bovendien tot een bredere blik, dus tot meer kwaliteit. De derde kan worden betrokken in bijvoorbeeld een klachtencommissie. Die commissie kun je bijvoorbeeld samenstellen vanuit de rechtbank, maar je zou daarbij ook het ministerie of het Openbaar Ministerie kunnen betrekken. Dat maakt mij niet heel veel uit, als we er maar op een goede manier derden bij betrekken.

De heer De Wit (SP):

Ik vroeg wie de onafhankelijke derden gaat benoemen. Wie ontslaat ze? Wat zijn de uitkomsten van de procedure? Kunnen er bijvoorbeeld disciplinaire maatregelen worden opgelegd? Wil de heer Recourt zijn voorstel verder nog eens afzetten tegen het voorstel dat ik al vier jaar geleden heb gedaan? Ik heb het vanmorgen ook nog genoemd. Daarbij gaat het gewoon om interne toetsingscommissies, bestaande uit rechters per gerecht. Zij moeten periodiek bekijken welke rechter er een potje van maakt. Hoe behandelt hij mensen? Hoe treedt hij inhoudelijk op? Dat kan een rechter zelf beoordelen. Op die manier vermijd je de risico's die volgens mij kleven aan het inschakelen van onafhankelijke derden.

De heer Recourt (PvdA):

De heer De Wit stelt een aantal vragen. Ik zal proberen ze nogmaals te beantwoorden. Ik zeg nogmaals dat het in mijn voorstel niet gaat om de vraag of er een tuchtrechtelijke maatregel moet volgen. Dat zou namelijk de onafhankelijkheid van de rechter raken. Daarover gaat de president of een andere hogere rechter, en uiteindelijk de procureur-generaal bij de Hoge Raad. Mijn voorstel gaat wél over de vraag of een klacht gegrond is. Daar gaat zo'n klachtencommissie over. Het gaat dus over de vraag of een klacht gegrond is of niet. De vraag wat vervolgens de conclusie moet zijn, gaat een stap te ver.

De heer De Wit vraagt ook wie de onafhankelijke derden benoemt. Mijn voorstel is nog niet zo goed uitgewerkt. Ik zeg niet dat per se de rechter ze moet benoemen. Je zou je ook kunnen voorstellen dat een aantal beroepsgroepen mensen afvaardigt, bijvoorbeeld de advocatuur en het notariaat. Er zijn verschillende manieren denkbaar om die externe mensen erbij te betrekken. Wat het voorstel betreft: ik ga ervan uit dat er binnen de rechterlijke macht – collega Van der Steur heeft daar gelukkig ook aan gerefereerd – een kritisch systeem van kwaliteitscontrole is: controle op de kwaliteit van vonnissen en op het functioneren van rechters, net zoals in ieder ander bedrijf. Als dat niet zo is, spreken wij de minister en via hem de Raad voor de Rechtspraak daarop aan. Er is echter geen aparte commissie voor nodig, zoals wordt voorgesteld.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De heer Recourt sprak over vertrouwen in de rechtsstaat en over het gezag van rechters. Hoe vergroten wij dat vertrouwen door onschuldige mensen willens en wetens op te sluiten? Het is een soort collateral damage, waarmee de PvdA instemt. Je zegt: elders in het systeem zit een lek en wij nemen voor lief dat wij een percentage van ergens tussen 4 en 12 ten onrechte opsluiten.

De heer Recourt (PvdA):

Mevrouw Van Tongeren doelt op een van de andere punten uit het regeerakkoord. Als je door de eerste rechter veroordeeld bent en vervolgens in hoger beroep gaat, blijf je in principe vastzitten. Ik heb dat punt niet zelf verzonnen, maar ik kan het wel verdedigen. Net zo goed als ik kan verdedigen dat mensen vastzitten in aanloop naar de berechting. Die worden ook wel eens vrijgesproken en dan hebben ze ook ten onrechte vastgezeten. Hetzelfde geldt voor de volgende fase van cassatie. Om een en ander in lijn te laten zijn met bijvoorbeeld het Mensenrechtenverdrag, moet je wel een goede borging organiseren. Eén manier is de mogelijkheid van het hof om in zaken waarvan het verwacht dat het misgaat, de gevangenisstraf te schorsen of op te heffen. Als je het op die manier doet, krijg je een systeem waartegen geen principiële bezwaren zijn. Je kunt er anders over denken, maar de principiële insteek die mevrouw Van Tongeren kiest, is volgens mij niet overeind te houden. Ik verwijs ook naar een rechtsvergelijkend rapport van Bleichrodt, Mevis en Volker. Hierin worden vele landen aangehaald waar dit al gebeurt of waar hetzelfde proces in gang wordt gezet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb niets gehoord waardoor ik als burger zou denken: nou, die voorstellen die de PvdA steunt, versterken echt het geloof en het gezag in de rechtsstaat. Er zal maar iemand in je omgeving zijn die één of twee jaar onschuldig vastzit. Hoezeer wordt het vertrouwen in de rechtsstaat hierdoor niet geschaad? Waarom neemt de VVD willens en wetens het risico met het leven van andere mensen? Het wordt gewoon als collateral damage weggezet. Het is fijn dat u denkt dat u het wel kunt verdedigen, maar ik heb de verdediging nog niet gehoord.

De heer Recourt (PvdA):

Het is jammer dat mijn eerste antwoord nog niet overtuigend genoeg was. Ik vind het zelf wel overtuigend. Het vertrouwen in de rechtsstaat wordt ook niet versterkt als iemand die veroordeeld is door de eerste rechter en in afwachting van zijn hoger beroep op vrije voeten is gekomen, een nieuwe daad begaat. Dat is ook ontzettend moeilijk uit te leggen. Dan doelen wij op die 15.000 vrij rondlopende mensen die veroordeeld zijn en alleen heel moeilijk weer te vinden zijn. Daar biedt dit een oplossing voor.

De heer Oskam (CDA):

Ik hoorde de heer Recourt aan de minister vragen of hij niet bang was voor de onderkant van de trechter. Kennelijk bedoelt hij daar de justitieketen mee. Vindt de heer Recourt ook niet dat die 105 miljoen die de politie nu in de schoot geworpen krijgt, beter over de keten verdeeld moet worden?

De heer Recourt (PvdA):

Nee, dat vind ik niet. Die 105 miljoen is voor de politie. Dat vinden wij belangrijk en dat hebben wij ook zo afgesproken. Wij willen de politie daarmee beter equiperen en meer armslag geven. Ik vind alleen wel dat je naar de hele trechter moet kijken. Ook dat staat in het regeerakkoord. Gezien de extra gelden aan de bovenkant van de trechter is de zorg gerechtvaardigd of het aan de onderkant wel goed gaat komen. In die zin vinden wij elkaar.

Voorzitter. Een ander citaat uit het regeerakkoord is het volgende: "Er is sprake van toenemende bedreigingen en kwetsbaarheden op het terrein van cybersecurity." Vervolgens volgen de maatregelen die de opsporing moeten verbeteren. Uitstekend. Maar wat niet volgt, is hoe moet worden voorkomen dat er slachtoffers worden gemaakt, bijvoorbeeld bij oplichting door een webwinkel. Voorkomen is immers het allerbeste; daar zullen we het allemaal over eens zijn. Ik kan hier kort over zijn, want mevrouw Gesthuizen heeft haar amendement, waarvan ik medeondertekenaar ben, al toegelicht. Dit is een mooi voorbeeld van de reden waarom het belangrijk is dat het wordt aangepakt. Er moet echter wel een lijn bij: de preventieve lijn. In die zin verzoek ik de bewindspersonen hier heel positief naar te kijken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik wil de heer Recourt uiteraard niet vragen wat hij van ons gezamenlijk amendement vindt, maar wel hoe hij aankijkt tegen de mogelijke strafbaarstelling van zoiets als acquisitiefraude. We zitten samen met het amendement aan de voorkant van het traject – voorlichten, netwerken, mensen informeren en slachtoffers helpen – maar vindt de heer Recourt niet ook dat de overheid een taak heeft om de fraudeurs in de kraag te vatten en ze vervolgens via het strafrecht te bestraffen?

De heer Recourt (PvdA):

Jazeker. Faillissementsfraude is een onderwerp waar we de afgelopen tijd samen in zijn opgetrokken. Dat geldt in de breedte voor witteboordencriminaliteit of oplichting. Ten aanzien van faillissementsfraude ligt er gelukkig een brief van de minister. Die mag van mij ook wel wat scherper. Ik heb zelf voorstellen gedaan in dat kader. Ik ken ook uw boekje op dat punt. Ik ben overigens heel blij met de toezegging dat we dit jaar nog een brief ontvangen over het centraal aandeelhoudersregister. Dit is een belangrijk instrument om allerlei vormen van fraude en witwasserij rond vennootschappen op te lossen. In die zin kijken we graag verder met mevrouw Gesthuizen in andere overleggen in de Kamer hoe we die vorm van criminaliteit, waarvan de pakkans heel laag is, kunnen aanpakken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik bedoelde natuurlijk acquisitiefraude. Faillissementsfraude is in zekere zin al strafbaar. Overigens klopt het dat de pakkans erg laag is.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb uw betoog over acquisitiefraude gehoord. Dat klinkt heel positief. In die zin krijgt u een positieve grondhouding. Ik kan alleen op dit moment nog niet overzien wat de negatieve effecten zijn. Ik kan nog niet zeggen dat ik 100% meedoe, maar ik denk heel graag mee om dat voor elkaar te krijgen. We vinden het een belangrijk punt.

Voorzitter. Ik kom te spreken over mediation, in het bijzonder over mediation in strafrecht. Wat nou als de inbreker waar ik mee begon een van de buurjongens uit de straat blijkt te zijn? Het gaat om een jongen van 15, 16 jaar, die, nadat hij zijn straf heeft gekregen – die moet hij zeker krijgen – weer thuis komt wonen bij zijn ouders. Voortdurend wordt de buurvrouw geconfronteerd met die inbreker. Is er dan een mogelijkheid om haar verder te helpen? Die voortdurende confrontatie is voor haar vervelend. In dat geval kan mediation een middel zijn. Overigens is een inbraak een heel zwaar voorbeeld in dat kader. Mediation kan een middel zijn bij relatief lichtere delicten. Men kan, alleen als het slachtoffer het wil, in gesprek gaan in een direct gesprek of via een mediator, waarbij men elkaar niet eens ziet. Daarbij gaat men zoeken naar de allerbeste oplossing. Als men tot een oplossing komt – dat hoeft niet; het is alleen in het eigen belang – wordt die voorgelegd aan de rechter. Bij dit systeem zijn bewezen goede resultaten geboekt, vooral voor slachtoffers, om uiteindelijk tot volledig herstel te komen. Overigens zijn er ook goede resultaten geboekt voor daders. Het is ook zinvol om te zien wat de gevolgen zijn wat je gedaan hebt. Alleen straffen, alleen repressie geeft geen volledig herstel. Het is dus nodig, maar het is slechts één deel van de meerdere delen die soms echt beter werken.

Daarom doe ik het verzoek om bij de pilots die toch al in de steigers staan voor mediation in strafrecht – bij vijf rechtbanken beginnen deze binnenkort – gebruik te maken van professionele, NMI-gecertificeerde mediators. Er wordt in de pilots gekeken waar het het beste werkt en hoe het het beste werkt. Gebruikmaken van dergelijke mediators is niet gratis. Daarom doe ik het verzoek om te kijken of dit mogelijk is door middel van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand. Als je zo'n project, zo'n pilot begint, moet je dat wel onder de optimale omstandigheden doen. Je moet niet achteraf hoeven zeggen dat het mislukt is omdat je het net niet goed genoeg had georganiseerd. Argentinië lijkt een goed voorbeeld te zijn: als je het structureel aanpakt, kun je kwalitatief een enorme verbetering bereiken, niet alleen voor daders, maar vooral voor slachtoffers.

Slachtoffers van mensenhandel verdienen alle bescherming die nodig is. Zij hebben vaak te maken gehad met traumatische ervaringen. Ik denk bijvoorbeeld aan vrouwen die gedwongen in de prostitutie werken. Bovendien is het ook voor de opsporing van dit zware misdrijf van groot belang dat slachtoffers geholpen worden. Zonder een veilige, op maat van de situatie gemaakte opvang kunnen en durven zij vaak niet eens te getuigen over wat hun is overkomen. We hebben er in het verleden al vaak aandacht voor gevraagd. De voorzitter weet dat als geen ander. Het aantal opvangplaatsen is destijds uitgebreid, maar nog steeds krijgen wij signalen dat het er te weinig zijn. Willen de bewindslieden nog eens kijken naar de opvang? Wachtlijsten zijn niet toelaatbaar, zeker niet als het om minderjarige slachtoffers gaat.

Voor slachtoffers van mensenhandel en voor de opsporing van de daders is de B9-regeling van groot belang. Wij hebben daar al eerder over gesproken vandaag. Onmiddellijke dreiging kan worden weggenomen en slachtoffers krijgen tot drie maanden de tijd om na te denken over het doen van aangifte. In plaats van de B9-regeling volgt nu een versnelde procedure van tien dagen. Wat mij betreft, is dat te kort. Ik zou graag zien dat er ruimhartiger met slachtoffers van mensenhandel wordt omgegaan. Efficiency is goed, maar zorgvuldigheid is in dit geval beter. Kunnen de bewindslieden hierop ingaan? Dat mag schriftelijk, maar dan liefst wel voor morgen. Ik heb begrepen dat collega Segers dit punt nog uitgebreid zal behandelen, maar hopelijk trekken wij hierin samen op, dus ik laat het hierbij.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik zal een motie indienen om de tijd van de B9-regeling weer terug te brengen naar zes maanden. Is de heer Recourt van plan om die motie te steunen en wellicht mede te ondertekenen?

De heer Recourt (PvdA):

Mevrouw Berndsen heeft mijn inbreng gehoord. Die is ontzettend positief. In de motie zullen waarschijnlijk geen voorstellen voor een dekking zijn opgenomen. Daarom ben ik heel voorzichtig. Als coalitiepartner kun je geen ongedekte cheques naar het kabinet sturen, maar mijn grondhouding is bijzonder positief.

Ik ga mijn opmerkingen over de paragraaf over veiligheid en justitie afronden. De afgelopen jaren lag de nadruk naar de mening van de Partij van de Arbeid te eenzijdig op repressie, op hard straffen. Ik wil echter meer. Ik wil dat de pakkans omhooggaat, zodat degene die bij mijn buurvrouw heeft ingebroken, zal worden opgepakt. Ik wil dat de preventie verbeterd wordt, zodat niet meer zo gemakkelijk bij haar wordt ingebroken. Ik wil dat de daders zodanig worden berecht, dat de kans zo klein mogelijk is dat ze weer bij haar inbreken. Op al deze dingen zal ik blijven hameren. Het beeld was eendimensionaal, maar het is complex. We kunnen het gelukkig wel en we zullen het kabinet scherp houden om een bredere kijk op criminaliteitsbestrijding te krijgen en te houden. Wij zullen daarbij kritisch, maar ook constructief zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik verwijs naar het inmiddels bijna legendarische interview in de Volkskrant, waarin staat dat de PvdA bouwstenen zal aandragen. Daarover heb ik tot nu toe helemaal niets gehoord. Ik hoor alleen maar iets over leken en een commissie die rechters zal beoordelen, maar zoiets bestaat al. Ik hoor iets over mediation, waarbij verwezen wordt naar een pilot, maar die loopt al. Waar zijn nu de bouwstenen? Ik hoor alleen verzoeken, maar dat is toch te weinig.

De heer Recourt (PvdA):

Het is jammer. Het zou mooi geweest zijn als er luid applaus van de oppositie zou zijn gekomen, maar dat is helaas niet zo. Dat neemt niet weg dat ik wel degelijk bouwstenen heb aangedragen. Met name in de inleidende paragraaf van het regeerakkoord zitten veel elementen die er volgens de Partij van de Arbeid erg positief uitzien, maar ook van de 35 andere punten heb ik er veel geturfd – het zijn er geloof ik 26 – waar ik heel positief over ben. Mijn mening over een aantal andere punten hangt van de uitwerking daarvan af en er zit één punt bij dat ik verdedig, maar waar ik niet zo blij mee ben. Dat hebben we al besproken. Vervolgens heb ik in oplopende vorm vanuit punten in het regeerakkoord naar punten buiten het regeerakkoord zes of zeven zaken behandeld die ik allemaal bouwstenen heb genoemd, inclusief een amendement samen met mevrouw Gesthuizen. Ik snap dus niet zo dat mij hier een niet-constructieve houding verweten kan worden. Ik ben kritisch en meewerkend.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoor de heer Recourt net zeggen dat er 26 punten in het regeerakkoord staan waarover hij heel positief is. Dat zijn er veel meer dan de punten die hij net noemde, maar waarom luidt de kop boven het artikel dan "Het roer moet om bij Justitie"?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ga over mijn woorden in de Kamer, maar zoals mevrouw Helder weet ga ik niet over de kop in de krant. Ik ga wel over inhoud van het artikel in de krant. Volgens mij heb ik die inhoud herhaald en daar bovendien handen en voeten aan gegeven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wil graag weten wat mijn collega vindt van begeleiding nadat iemand zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten. Dat is verreweg de beste manier om nieuwe misdaden te voorkomen. Dat moet iets zijn wat ook de heer Recourt aanspreekt.

De heer Recourt (PvdA):

Ja, ik heb zelf diverse jaren bij de reclassering gewerkt. Ik ken het vak en daarin valt nog een hoop te verbeteren. Ik ben het eens met het belang van preventie en resocialisatie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Vind ik de uitgestoken hand van de PvdA als ik voorstel dat alle ex-gevangenen die er behoefte aan hebben ook dergelijke begeleiding moeten krijgen?

De heer Recourt (PvdA):

Ook hierbij ben ik op twee punten heel voorzichtig. Ten eerste, zoals ik al zei: ik ben constructief maar stuur geen ongedekte cheques naar het kabinet. Ten tweede kom ik hierbij op het terrein van een collega terecht. Ik spreek hier namens mijn fractie, maar die collega is net aan het woord geweest. Ik vind het heel moeilijk om in zijn portefeuille concrete toezeggingen te doen, maar ik heb zeker een positieve grondhouding.

De heer De Wit (SP):

Hoe staat de heer Recourt tegenover het systeem van de gefinancierde rechtshulp?

De heer Recourt (PvdA):

Ook dat is een belangrijk onderwerp, waarbij SP en Partij van de Arbeid vaak samen zijn opgetrokken om dat op een goede manier vorm te geven. Dat systeem staat al een poosje onder druk. Ik weet dat de staatssecretaris druk bezig is met een nieuw systeem en ik ben heel nieuwsgierig naar de uitwerking daarvan. Waarschijnlijk zullen SP en Partij van de Arbeid daarbij dezelfde uitgangspunten hebben. Het moet namelijk ten goede komen van mensen met een kleine beurs. Overigens is het ook een groot probleem voor mensen met een middelgrote beurs, want die vallen overal buiten.

De heer De Wit (SP):

Dat klopt, maar wat vindt de heer Recourt dan van de voorgenomen bezuinigingen in de vorm van de verhoging van de eigen bijdrage? Het betreft schrikbarende bedragen. En wat vindt hij van de verlaging van het tarief per punt, ook voor de mediators waarvoor hij juist een lans gebroken heeft?

De heer Recourt (PvdA):

Volgens mij onderhandelen in dit geval de staatssecretaris en de vakuitvoerders, advocaten en mediators, over het tarief. Daar treed ik niet in, tenzij ik denk dat het door het ijs gaat. Ik denk echter niet dat dit gebeurt. Tegenover de eigen bijdrage staat een steviger eerstelijns rechtshulp in rechtswinkels. Maar ik deel de zorg van de heer De Wit: gaat het wel goed? Ik ben het niet met hem eens dat nu al moet worden ingegrepen en dat wij niet op de structurele aanpak van de staatssecretaris kunnen wachten. Wat mij betreft wachten wij af en kijken wij wat het in de toekomst wordt.

De voorzitter:

De heer Recourt vervolgt zijn betoog.

De heer Recourt (PvdA):

Ik kom op het tweede onderwerp, immigratie en asiel. Vanaf dit jaar is het asielbeleid weer onderdeel van de begroting van Veiligheid en Justitie. De Partij van de Arbeid vindt het asielbeleid een belangrijk onderwerp. Het gaat namelijk over mensen en het barst van de dilemma's. Het is elke keer weer de kunst om een goede balans te vinden tussen strengheid en rechtvaardigheid. Het betreft dus individuele pijn en algemene rechtvaardigheid.

De Partij van de Arbeid staat vooral voor een humaan asielbeleid. Zij is er dan ook blij mee dat zij in deze kabinetsperiode medeverantwoordelijkheid kan dragen. Dat zal zij de komende vier jaar doen. Zij is gebonden aan het regeerakkoord en voor elk onderwerp hanteert zij steeds als toetssteen of een maatregel rechtvaardig uitpakt; is met schrijnende zaken genoeg rekening gehouden en werkt het beleid? Als het nodig is zet zij zaken op de agenda.

Dan kom ik bij een paar van die zaken die op de agenda moeten. Het kinderpardon is het eerste punt dat wij vandaag willen bespreken. Daar zijn wij trots op. Daar hebben wij met andere partijen in de Kamer voor gestreden. Ik ben er ontzettend blij mee dat dit in het regeerakkoord staat. De strijd heeft zin gehad, zeg ik er maar bij. Het moet echter wel snel duidelijk worden hoe het er precies gaat uitzien. We moeten de mensen zo kort mogelijk in onzekerheid laten. Kan de staatssecretaris zeggen binnen welke korte termijn wij voorstellen op dit punt tegemoet kunnen zien? De uitwerking staat in het regeerakkoord, maar het is nog lang niet concreet. Dus wij zien graag voorstellen op de zeer korte termijn tegemoet.

De vreemdelingendetentie is genoemd door mevrouw Gesthuizen. Ik sluit mij helemaal aan bij de woorden die zij daaraan heeft gewijd: zo min mogelijk. Welke maatregelen worden genomen om dat tot een minimum te beperken?

De voorzitter:

Voordat u verdergaat met uw betoog, heeft de heer Voordewind nog een vraag over het vorige punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, daar hebben wij gezamenlijk met de Partij van de Arbeid eerder een wetsvoorstel over ingediend. De Partij van de Arbeid wacht nu de overgangsregelingen van de regering af, maar er zijn natuurlijk wel piketpalen te slaan door de Partij van de Arbeid. Ik hoop bijvoorbeeld dat wij gezamenlijk kunnen optrekken ten aanzien van de eenmalige overgangsregeling. Geldt daar de heel harde grens van 21 jaar voor? Of zegt hij ook: als kinderen hier vijf jaar zijn en voor hun 18de zijn ingereisd, dan moet die vijf jaar gaan tellen vanaf de eerste aanvraag asielprocedure? Vallen ze dan onder de overgangsregeling? Ofwel: geldt voor de mensen die onder de asielwet zouden kunnen gaan vallen, nog een uitloop naar die 21 jaar?

De heer Recourt (PvdA):

Ik snap de aantrekkelijkheid om nu piketpalen te slaan, of om een deel alvast te gaan invullen. Daar wil ik toch voor waken. De piketpalen die geslagen moesten worden, zijn in het regeerakkoord geslagen. Het is duidelijk dat er een overgangsregeling komt met daarachter een aantal structurele criteria. Die structurele criteria zullen iets strakker zijn dan de overgangsregeling. Maar hoe precies, daar kan en wil ik op dit moment geen antwoord op geven. Vandaar dat ik zo tot spoed maan. Dan hebben we namelijk een geheel pakket en kunnen we het in zijn geheel bekijken. Ik ben echter niet van plan om er nu onderdelen uit te lichten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Maar het was hét moment geweest om het kabinet een aantal dingen mee te geven dat het bij de overgangsregeling zou kunnen betrekken. Die moeten nu namelijk snel komen. Een van die dingen staat echter wel in het regeerakkoord, namelijk de 1F-regeling. Nu kan het zo zijn dat kinderen wel onder de regeling zouden kunnen vallen maar daar niet onder vallen omdat hun vader in het verleden iets verkeerds heeft gedaan. Vindt de heer Recourt dat gerechtvaardigd?

De heer Recourt (PvdA):

Evident heeft de Partij van de Arbeid ook zorg voor die 1F-kinderen, maar ik wil niet nu alvast een klein onderdeel – voor die kinderen is het natuurlijk geen detail – dicht gaan zetten. Op alle vervolgvragen van de heer Voordewind of ik iets wil inperken of aanscherpen is mijn antwoord dus: nee.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Recourt noemde een aantal dingen op waarvan de heer Recourt blij was dat die in het regeerakkoord staan. Herinnert de PvdA zich nog de motie die het kabinet oproept om stages mogelijk te maken voor jongeren zonder verblijfsstatus die hier een beroepsopleiding volgen? Dat punt heb ik namelijk gemist in het regeerakkoord. Vindt de PvdA nog steeds dat dit moet worden geregeld?

De heer Recourt (PvdA):

Wat niet in het regeerakkoord staat, is in principe vrij. Wij willen het kabinet niet in de wielen gaan rijden met andere zaken, maar hierover is volgens mij een motie aangenomen. Die motie ligt er, dus het is niet geregeld. Ik wacht de uitvoering van de motie dus gewoon af.

De heer Van Hijum (CDA):

Het vorige kabinet weigerde die motie uit te voeren. Toen hebben wij aangegeven in dat opzicht de formatie af te wachten. Ik weet dat de PvdA heeft aangekondigd ondertussen aan een wetsvoorstel te werken. Eerlijk gezegd ga ik er dus van uit dat dit wetsvoorstel er op een bepaald moment komt of dat er iets geregeld wordt. Kan de heer Recourt bevestigen dat dit punt wat de PvdA-fractie betreft op de agenda blijft staan?

De heer Recourt (PvdA):

Die motie is aangenomen. Volgens mij heb ik haar zelfs medeondertekend, maar dat kan ik mij niet goed herinneren.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Spekman was dat.

De heer Recourt (PvdA):

Er is geen enkele reden om er op dit moment anders over te denken dan destijds.

In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over gezinsmigratie. Ook hierbij is het van het grootste belang dat we snel helderheid krijgen over wie er valt onder de eerder ingeperkte, maar nu weer een klein beetje verruimde regeling. Daar is al eens een motie over aangenomen. We vinden het belangrijk dat mensen hierover niet langer in onzekerheid verkeren. Ook de inhoud is natuurlijk van belang, want het regeerakkoord is er niet al te helder over. Kan de staatssecretaris die helderheid in zijn eerste termijn geven? Mogelijk kom ik er dan in de tweede termijn van de Kamer op terug.

Mevrouw Gesthuizen heeft de motie-Spekman al aangehaald. In sommige situaties kunnen zieke vreemdelingen opvang krijgen, maar de uitvoering van dit beleid werkt slecht. Onze fractie maakt hier al lang een punt van. Minister Leers heeft recentelijk één praktische verbetering doorgevoerd, maar het beleid ongewijzigd gelaten. Ik leg de staatssecretaris twee punten voor. Is hij bereid serieus te bekijken of zieke asielzoekers die in de fase van hoger beroep zitten, opvang kunnen krijgen op grond van dit beleid? Kan hij in dit beleid opnemen dat medische verklaringen van behandelaars maximaal drie maanden oud mogen zijn in plaats van één maand? Eén maand is wel erg kort. Dan moet er voortdurend weer een arts bezocht worden. Graag een reactie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

In het onderwerp van de gezinshereniging zijn we met bijna de hele oppositie gezamenlijk opgetrokken. Daarin zien we nu toch, in het verlengde van het vorige kabinet, een aanscherping, zoals de verhoging van de leeftijd van de partner naar 24 jaar. Stel dat de kinderen in Nederland zijn en een van de ouders niet in Nederland is, vindt de Partij van de Arbeid dan dat die verlenging van drie jaar niet van toepassing is? Dan moeten die kinderen namelijk nog langer wachten op de hereniging met hun ouder.

In het regeerakkoord staat dat de gezinshereniging wordt beperkt tot het kerngezin. Collega Van Dam heeft op deze plaats nog een fel pleidooi gehouden om vooral ook de meerderjarige kinderen daaronder te laten vallen. Is de heer Recourt het nog steeds met hem eens?

De heer Recourt (PvdA):

Dat felle pleidooi gold overigens voor uitzonderlijke situaties met meerderjarige kinderen en opa's en oma's. Uiteraard vindt de Partij van de Arbeid het zeer wenselijk. Ik heb hier net over gesproken en ik wacht de beantwoording van de staatssecretaris af. In de tweede termijn kom ik er zeker op terug, maar ik moet even horen wat het antwoord is.

Wij zijn altijd heel sceptisch geweest over de verhoging naar 24 jaar. Het staat inmiddels wel in het regeerakkoord en daar staat onze handtekening onder. De staatssecretaris gaat ermee aan de slag, maar onze scepsis is nog steeds vol aanwezig.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het gaat mij om de kinderen. Als er sprake is van een verhoging naar 24 jaar, betekent dit dat kinderen drie jaar langer moeten wachten op de hereniging met hun ouder. Daarin zit het belang van de ChristenUnie. Zijn hier uitzonderingen op mogelijk?

De heer Recourt (PvdA):

Ook op dit punt moet ik helaas pas op de plaats maken. Ik kan niet zeggen dat de Partij van de Arbeid het volledig met u eens is en dat we het zo gaan doen. We hebben een regeerakkoord. We proberen zo veel mogelijk Partij van de Arbeidideeën en -plannen samen met u te realiseren, maar ik ga de staatssecretaris hier in de Kamer niet volledig in de wielen rijden om een goede regeling te maken.

De Partij van de Arbeid stipt aan dat er problemen zijn met de terugkeer en met mensen op straat. Dat hebben we aan de oppervlakte zien komen in de tentenkampen. Het is de Partij van de Arbeid er veel aan gelegen om de komende kabinetsperiode samen met de Kamer te zoeken naar oplossingen om de terugkeer uit een impasse te halen. Dat betekent dat meer mensen teruggaan en minder mensen op straat zijn. Er zijn methodes die hieraan kunnen bijdragen. De PvdA is al langer gecharmeerd van een humane aanpak waarbij er intensief met uitgeprocedeerde vreemdelingen wordt gezocht naar een oplossing. Soms kan er ook vanuit een vertrouwde omgeving gewerkt worden aan terugkeer. Laten we eens kijken naar de Barka-aanpak voor Polen die geen perspectief meer hebben in Nederland. Die aanpak werkt goed. Misschien is iets vergelijkbaars mogelijk bij uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik hoop van de staatssecretaris te horen dat hij openstaat voor de beste oplossingen en dat hij de handschoen met ons oppakt om dit probleem structureel te verbeteren.

De heer Schouw (D66):

Ik heb de heer Recourt heel warme woorden horen spreken over wat er in het regeerakkoord staat over asiel en immigratie. Hij heeft daar ook het etiket "humaan" op geplakt. Ik wijs hem erop dat het woord "humaan" niet voorkomt in het regeerakkoord en dat de staatssecretaris vorige week weigerde om het zo te noemen. Ik zie daarbij dus een spanningsveld.

Mijn vraag gaat over het strafbaar stellen van illegaliteit. De Partij van de Arbeid en heel veel PvdA-bestuurders in de gemeenten hebben altijd gezegd dat dit symboolbeleid is. Nu staat het in het regeerakkoord. De Partij van de Arbeid heeft dat geaccepteerd. Kan de heer Recourt mij uitleggen wat de redenering is van de fractie? Hoe kun je iets eerst typeren als symbool, terwijl je later zegt dat het eigenlijk verstandig is dat het wordt gedaan?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het niet eens met de laatste opmerking van de heer Schouw. Dit is een punt waarbij je met buikpijn moet zeggen: oké, dit is de deal, dat doen we. Men kan echter niet beweren dat we over een maatregel waar we niet blij mee zijn, zeggen dat die verstandig is. We zijn niet blij met deze maatregel, maar hij is wel onderdeel van het regeerakkoord, waar onze handtekening onder staat. We bekijken hoe de staatssecretaris deze maatregel zal vormgeven. Afhankelijk van de uitvoering, maar dat lijkt goed te komen, gaan wij akkoord met strafbaarstelling van illegaal verblijf in Nederland.

De heer Schouw (D66):

Dank voor de duidelijkheid. De fractie van de Partij van de Arbeid is er niet blij mee, maar wacht ook op de uitvoering. Ik maak mij grote zorgen over de uitvoering, met name wat betreft de kinderen van de mensen die hier illegaal verblijven en het recht op onderwijs dat zij hier hebben. Ik weet niet of ik de heer Recourt hiermee overval, maar hoe zouden we dat moeten zien in het licht van de uitvoering?

De heer Recourt (PvdA):

De heer Schouw overvalt mij wel. Recht op onderwijs, dat is opgenomen in het kinderrechtenverdrag, is geen recht dat je eenvoudig kunt negeren. Sterker nog, dat kun je niet negeren. Ik ben heel benieuwd op welke wijze daar uitvoering aan wordt gegeven.

Ik heb nog een extra vraag naar aanleiding van de beantwoording van de vragen van collega Arib over de Servische asielzoeker die na terugkeer naar zijn land van herkomst is overleden. Mevrouw Gesthuizen had het er ook al over. Collega Arib had er al schriftelijke vragen over gesteld, maar die bevatten dezelfde strekking: kan worden uitgezocht hoe een en ander in zijn werk is gegaan? Wij vragen om meer informatie dan de staatssecretaris in zijn recente brief aan de Kamer heeft meegedeeld.

Ik heb een algemeen slot. Achter cijfers en beleidsplannen gaan mensen schuil. Voor die mensen mogen wij nooit wegkijken, zodat ons asielbeleid streng blijft maar ook rechtvaardig.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat vind ik dit erg! Ik vind het erg dat de heer Recourt niets zegt over de brief die wij vanochtend hebben ontvangen van staatssecretaris Teeven, waarin hij die hele motie over de opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers die niet kunnen terugkeren, die vorige week is aangenomen in de Tweede Kamer, volledig van tafel veegt. De staatssecretaris heeft geen enkele handreiking gedaan. Mag ik de heer Recourt vragen om daar nu wel op te reageren?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ga uiteraard over mijn eigen woorden. Dit was al aan de staatssecretaris gevraagd, maar nu mevrouw Gesthuizen mij deze vraag stelt, zal ik er antwoord op geven. Wij hebben de motie van mevrouw Gesthuizen gesteund. De staatssecretaris heeft daar een brief over gestuurd. Ik vat zijn reactie maar even samen: als er sprake is van buiten schuld, als een uitgeprocedeerde vreemdeling pogingen heeft gedaan het land te verlaten en dat niet kan, dan kan hij worden opgenomen in een asielzoekerscentrum. Die uitgestoken hand is prettig, ook al is het maar een kleintje. Ik maak mij wel zorgen over de Somaliërs, want zij vallen hier niet onder, terwijl zij feitelijk niet kunnen terugkeren, omdat ze niet via Mogadishu kunnen terugkeren. Ik vraag de staatssecretaris om daarop te antwoorden. Ook voor hen geldt immers dat het feitelijk onmogelijk is om terug te keren naar hun land van herkomst.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wij hebben de motie niet voor niets zo geformuleerd dat het ook mogelijk moet blijven dat mensen meewerken aan een andere oplossing dan terugkeer. In mijn eigen bijdrage heb ik al gezegd dat de staatssecretaris hieraan in zijn uitleg wel allerlei aanvullende eisen stelt, maar vervolgens niets toevoegt aan het beleid dat er al is. Dat heeft hij zelfs al letterlijk zo gezegd op Radio 1. De Partij van de Arbeid was eerst wel genegen om een motie te steunen waarin wordt gesteld dat geen illegalen op straat mogen worden gezet. Dat is ook in lijn met het gedachtegoed van de Partij van de Arbeid van de afgelopen jaren. Hoe komt het nou dat de heer Recourt nu zegt dat de PvdA genoegen neemt met deze handreiking, ook al is het een kleine? Dat is toch compleet in contradictie met wat hij hier eerder heeft gezegd?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben het eens met hetgeen mevrouw Gesthuizen zegt over de uitgangspunten van de Partij van de Arbeid. Wij hebben altijd een punt gemaakt van de opvang van mensen op straat en dat zullen wij blijven doen. Mensen in nood moet je helpen. Gemeenten moeten daar ruimte voor krijgen. Dat staat echter los van het tentenkamp. De feitelijke oplossing die het tentenkamp biedt, is dat vier weken opvang wordt geboden en dat in die vier weken wordt bekeken wat er moet gebeuren. De burgemeester van Amsterdam heeft dat ook geregeld met andere gemeenten. Het uitgangspunt blijft echter wel dat je wordt geacht het land te verlaten als je uitgeprocedeerd bent. Als er bijzonderheden zijn, moeten die in die vier weken worden bekeken, maar dat is wel het uitgangspunt. Daar lopen wij niet voor weg.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit is de derde interruptie, voorzitter, maar dan heb ik mijn interrupties ook gehad.

Ik heb een vraag aan de heer Recourt. Ik zag op de voorpagina stevige woorden: deze VVD-bewindslieden moesten vooral een menswaardige houding gaan aannemen, ook op het gebied van het asielbeleid. Wat moeten we met de Somaliërs doen die niet terug kunnen naar Somalië? Vindt de heer Recourt dat deze mensen opvang moeten krijgen? Ik hoop dat hij niet voor de derde keer verwijst naar het kabinet of aankomt met een afkoelingsperiode van vier weken, want dan is de oorlog daar niet voorbij.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb de staatssecretaris juist gevraagd om hierop antwoord te geven. Het is immers een feit dat Somaliërs niet via Mogadishu kunnen terugkeren. De Partij van de Arbeid hecht er daarom sterk aan dat hiervoor een oplossing wordt gevonden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Daar ben ik blij mee. Ik neem aan dat de Partij van de Arbeid dan ook zijn rug recht houdt en zorgt voor opvang van Somaliërs.

De ChristenUnie is inzake de Irakezen samen met de Partij van de Arbeid opgetrokken. De Irakezen die vrijwillig terugkeren, gaan volgens mijn gegevens naar Noord-Irak, naar Koşerdistan. Dat is veilig. De meeste Irakezen die in de tentenkampen zitten, komen echter uit Bagdad, uit Ninevé en noem maar op. Vindt de Partij van de Arbeid dat deze Irakezen ook in de opvang moeten blijven als zij niet gedwongen terug kunnen keren?

De heer Recourt (PvdA):

Hierbij kan ik minder stevig zijn dan bij de Somaliërs, omdat het anders bijna op een categoriaal beleid gaat lijken. Ik zit onvoldoende in de materie om die stelligheid te kunnen hanteren. Ik ga deze vraag doorgeleiden. Ik kom daar in tweede termijn op terug.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil toch terugkomen op het generaal pardon. Het is overigens geen kinderpardon, want hele gezinnen mogen blijven en juist de ouders worden beloond voor het negeren van de vertrekplicht. Ik sta hier omdat de heer Recourt vaak het woord "rechtvaardig" in de mond heeft genomen. Ik vraag mij af wat zijn boodschap is aan alle gezinnen die zich wel aan de regels hebben gehouden en die wel zijn teruggekeerd naar het buitenland omdat zij een vertrekplicht hadden en die respecteerden. Zegt hij tegen deze mensen: sorry, u had zich beter niet aan de regels kunnen houden, want dan hadden de VVD en de PvdA u een verblijfsvergunning gegeven? Wat is die rechtvaardigheid waard tegenover de mensen die zich wel aan de regels hebben gehouden?

De heer Recourt (PvdA):

Ik zal proberen deze vraag kort te beantwoorden langs twee lijnen. 1. De mensen die wel terug zijn gegaan, hebben duidelijkheid gekregen. Dat staat dus in contrast met de onduidelijkheid. 2. Het is een kinderpardon. Het gaat niet om de ouders van die kinderen, want wie hier is uitgeprocedeerd, heeft de plicht om terug te gaan. Het gaat om het belang van kinderen. Het kinderpardon is daarop gebaseerd. Wij vinden dat zwaarder wegen. Meer heb ik daarover op dit moment niet te zeggen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik kan mij voorstellen dat er niet meer over te zeggen is, want het is gewoon onzin. Iedereen heeft die duidelijkheid gekregen. Het is een fabeltje dat al deze gezinnen in onduidelijkheid verkeerden. De asielaanvragen zijn afgewezen, vaak meerdere malen. Er is dus tot aan de rechter vastgesteld dat de betrokkene geen vluchteling is, dat hij veilig kan terugkeren naar het land van herkomst en dat hij dat dus moet doen. Juist het negeren van die vertrekplicht wordt nu beloofd. Realiseert u zich dat u vreemdelingen er juist toe aanmoedigt om zich niet aan de regels te houden?

De heer Recourt (PvdA):

Met dat laatste ben ik het niet eens, met het eerste in zekere zin wel. Het kinderpardon – het gaat eigenlijk om een structurele regeling; het woord "pardon" is in die zin dus niet op zijn plaats – is evident en alleen gericht op kinderen die geworteld zijn. Dat is het criterium; dat is de hardheid die wij hebben willen bestrijden. Dat is gelukkig gelukt. Dat ouders daarvan profiteren, is ook in het belang van de kinderen, maar daar is het pardon niet voor bedoeld.

Voorzitter: Elias

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Een klein zinnetje in het regeerakkoord over meer betrokkenheid van burgers bij het veiligheidsbeleid in de wijken triggerde mij. Het is bekend dat de CDA-fractie daar blij mee is, omdat wij dat al vaker aan de orde hebben gesteld. Belangrijke klachten van bewoners gaan vaak over kleine ergernissen zoals onfatsoen, hufterigheid, vervuiling en wangedrag in het verkeer. Het gaat daarbij niet per se om heftige criminaliteit, maar deze zaken dragen wel degelijk bij aan de gevoelens van onveiligheid.

In Rotterdam, in de wijk Het Nieuwe Westen, is een project waarmee de politie hoge prioriteit geeft aan de problemen waar bewoners, horeca en winkeliers de meeste last van hebben. De politie luistert naar die mensen en zorgt voor een zodanige uitvoering dat de mensen zich serieuzer genomen voelen. Kunnen de bewindslieden meer vertellen over hoe zij invulling gaan geven aan die ene zin, namelijk dat de burgers erbij betrokken gaan worden? Moeten we daarbij denken aan pilots zoals in Het Nieuwe Westen en in Lansingerland, ook in Zuid-Holland?

De vraag naar veiligheid is oneindig, maar de politiecapaciteit is beperkt. Wat de CDA-fractie betreft, liggen er meer mogelijkheden voor burgerparticipatie, niet alleen in wijken in grote steden maar ook in dunbevolkte gebieden in Nederland, waar 's nachts bijvoorbeeld maar een of twee politieauto's rijden. Daar zouden vrijwilligers in nauwe afstemming met de politie hun steentje aan kunnen bijdragen, bijvoorbeeld door elke nacht ook een auto rond te laten rijden met twee vrijwilligers die een oogje in het zeil houden. Ik hoor graag van de bewindspersonen hoe zij hiertegen aankijken, wat hun eigen plannen op dit gebied zijn en wanneer wij een uitwerking van die plannen tegemoet kunnen zien.

De heer Bontes (PVV):

We besteden 5,2 miljard aan het politiebudget en nu moeten burgers met zijn tweeën in een surveillanceauto gaan zitten om de veiligheid van de burger te garanderen. Is dat niet te gek voor woorden? Er zijn vrijwilligers die op een normale manier kunnen instromen bij de politie en daar een dienstwapen krijgen. Die mogelijkheden zijn er. Er zijn ook mogelijkheden voor volunteers die bepaalde ondersteunende taken doen, maar twee burgers op surveillance in een politieauto? Zo gek heb ik het nog nooit gehoord.

De heer Oskam (CDA):

Ik weet niet of dat een vraag was, maar in ieder geval heb ik inmiddels begrepen dat het gaat om 5,3 miljard, want de heer Van der Steur heeft die 105 miljoen erbij opgeteld. Het CDA vindt het goed dat de politie er is. Het is ook goed dat er reservepolitie is of vrijwillige politie of hoe je het ook wilt noemen, maar dat zit allemaal in dat budget van 5,3 miljard. Als dat op is, is het op en als er geen politieauto rijdt, rijdt er geen politieauto. Dan moet je naar alternatieven zoeken. Wij denken dat het goed is als burgers dan participeren.

De voorzitter:

Mijnheer Bontes, een korte vervolgvraag.

De heer Bontes (PVV):

Hoe kijkt het CDA dan aan tegen de hele veiligheidssituatie? Ieder weekend en iedere dag worden er politiemensen mishandeld. Het is levensgevaarlijk werk. De heer Oskam weet dat als geen ander. Hoe kan hij het dan verkopen om twee burgers in een surveillanceauto te zetten en ze te laten patrouilleren? Dat is toch te gek voor woorden? Hoe kijkt hij daartegen aan?

De heer Oskam (CDA):

Ik maak het nog sterker, meneer Bontes: ze rijden niet in een surveillanceauto, maar in hun eigen auto. In beginsel is het een taak van de politie. Als de politie het niet aankan, vinden wij dat we het in de samenleving samen moeten oplossen. Een mogelijk alternatief is om burgers daarbij te betrekken, dat gebeurt wel vaker. Ik vraag de bewindslieden of zij een goede oplossing hebben.

Ik ga verder over de keten. Op instigatie van deze minister houdt het Openbaar Ministerie zich sinds vorig jaar bezig met ZSM. Dit is eigenlijk al twee jaar lang een succesvolle pilot. Het maakt het mogelijk dat verdachten van eenvoudige misdrijven, bijvoorbeeld vernieling of diefstal, snel kunnen worden bestraft, in een samenwerking tussen de politie, het OM, de reclassering en slachtofferzorg. Per 1 januari aanstaande wordt ZSM landelijk toegepast. Ik hoor nu links en rechts binnen het OM dat het onduidelijk is of er voor 2013 voldoende budget is. ZSM vraagt natuurlijk om officieren die ook 's avonds en op zondag werken. Dat geldt ook voor parketsecretarissen. Politiemensen krijgen een toelage als zij in het weekend of 's avonds werken, de officieren en parketsecretarissen naar alle waarschijnlijkheid niet. Ik heb begrepen dat het College van procureurs-generaal ertoe heeft opgeroepen om officieren dit op vrijwillige basis te laten uitvoeren, maar dezen staan niet in de rij. Ik vraag de minister of er wel voldoende financiering is om hiervan toch een succes te maken.

Ik blijf bij het Openbaar Ministerie. Er zijn allerlei berichten dat het Openbaar Ministerie in Zeeland moet verdwijnen. Collega Recourt heeft hierover eerder vragen aan de minister gesteld. De minister schreef dat hij nog geen beslissing had genomen. Commissaris van de Koningin Karla Peijs vertrekt binnenkort uit Zeeland. Zij heeft ons geschreven dat het Openbaar Ministerie wel degelijk uit Zeeland zal vertrekken, en wel per april 2013. In de media verschenen daarover ook diverse berichten. Maar goed, de minister heeft gezegd dat hij nog geen beslissing heeft genomen. Dat geloven wij wel, maar wij willen nu zeker weten hoe het zit met het OM in Zeeland. De CDA-fractie hecht er in ieder geval aan dat het OM in Zeeland vertegenwoordigd blijft; als het OM daar zou vertrekken, zou dat direct negatieve gevolgen hebben voor de gehele strafrechtketen in Zeeland. We lopen dan het risico dat uit efficiencyoverwegingen steeds meer zaken zullen worden afgedaan in Breda. Ik wijs de minister op de al genoemde motie van de leden De Pater en Heijnen, die met algemene stemmen is aangenomen. In die motie werd de regering verzocht om reorganisaties van de rijksoverheid zo veel mogelijk te laten bijdragen aan de versterking van de economische structuur en werkgelegenheid in krimpgebieden. Hoe gaat de minister met deze motie om? Is hij bereid om zich ervoor in te zetten dat het Openbaar Ministerie in Zeeland vertegenwoordigd blijft?

Ik spring gelijk door naar de staatssecretaris, want die kreeg dezelfde motie voor de voeten geworpen. Vorige week is het bezuinigingsplan voor de gevangenissen uitgelekt. Er wordt gezegd dat elf gevangenissen zullen moeten sluiten. De staatssecretaris heeft gisteravond een brief gestuurd, waarin hij stelt dat hij nog eens goed zal kijken naar hoe het zit met die regio's. Ik wijs erop – en anderen hebben dat ook gedaan – dat er in Groningen, Drenthe, Friesland, Zeeland en Limburg een hoge werkloosheid is, en misschien vergeet ik nog wel een paar provincies. De provincies maken zich in ieder geval ernstige zorgen over de werkloosheid. Vanochtend waren hier mensen uit Veenhuizen. Ik mocht van de vorige voorzitter geen reclame maken, maar bij deze voorzitter probeer ik het gewoon weer even. Veenhuizen is bekend om zijn rijkswerkinrichting, later gevangenis. Als de gevangenis daar wordt gesloten, wordt de ziel uit Veenhuizen gesneden.

Verder wil ik wijzen op de resocialisatie. Als mensen uit Zeeland zijn geplaatst in de gevangenis in Haarlem, wordt het voor de reclassering heel moeilijk en duur om hen te bezoeken, om plannen te maken voor de toekomst, als zij weer vrijkomen. Het CDA wijst natuurlijk ook op het gezinsbezoek: moeders en vaders met kinderen, die bij hun gedetineerde partner op bezoek gaan, lange afstanden moeten reizen, weinig geld voor de trein hebben en uiteindelijk besluiten om dan maar niet meer op bezoek te gaan, met alle problemen van dien.

De CDA-fractie vindt het een slechte zaak als we gaan werken met enkelbanden, als de rechter een gevangenisstraf heeft opgelegd. Het CDA is niet tegen enkelbanden als controlemiddel bij voorwaardelijke straffen, en is ook niet tegen enkelbanden in het kader van detentiefasering. Mijn fractie zou het wel een slechte zaak vinden om in plaats van die straffen, enkelbanden te plaatsen, als bezuinigingsmaatregel. Ik hoor dan ook graag van de staatssecretaris dat het zover niet zal komen.

In het regeerakkoord lezen we dat er vanaf 2017 structureel 105 miljoen wordt gereserveerd voor de nationale politie. Dat maakt meer blauw op straat mogelijk en daardoor komt er bovendien meer opsporingscapaciteit beschikbaar. Het heeft echter ook een follow-up, want andere partijen in de keten, het Openbaar Ministerie, de rechtbank en de reclassering, moeten hiermee ook aan de gang. Die organisaties hebben nu ook al weinig geld, sterker nog: het water staat hen vaak aan de lippen. Moet de veiligheidsketen dan ook niet meeliften op die 105 miljoen die aan de politie wordt gegeven?

De strafrechtspraak is vandaag nog niet echt aan de orde gekomen. Ik stel het wel aan de orde, meer in het bijzonder om aan te geven dat wij voorstander zijn van de tweefasenstructuur. Ook in dit regeerakkoord staat dat er meer werk moet worden gemaakt van de rechten van slachtoffers in strafzaken, onder andere door het spreekrecht uit te breiden. Dat lijkt het CDA een goede zaak. Overigens zet het kabinet hiermee een lijn voort die al jaren geleden is ingezet. Wij moeten wel waken voor het wekken van valse verwachtingen. Vandaar dat de CDA-fractie al een tijd geleden een tweefasenstructuur in strafzaken heeft bepleit.

In een tweefasenstructuur spreekt de rechter zich in eerste instantie uit over de vraag of de verdachte de dader is en of daarvoor voldoende bewijs kan worden geleverd. Als de rechter daarover heeft geoordeeld, kan het slachtoffer alle ruimte krijgen om zich over de zaak uit te spreken. Dit idee lijkt door steeds meer partijen te worden omarmd. Ik was laatst met de heren De Wit, Recourt en Van der Steur bij de advocatuur op bezoek. Dit onderwerp is toen aan de orde gekomen en in dit debat is ons duidelijk geworden dat ook zij positief tegenover dit idee staan.

Het WODC onderzoekt op dit moment welke voor- en nadelen er aan de tweefasestructuur kleven. Verder loopt er een pilot bij de rechtbank Amsterdam. Kan de staatssecretaris mij zeggen hoe die pilot loopt? Legt hij zijn oren wellicht breder te luister? Zo ja, is hij dan misschien ook van plan om de pilot naar andere rechtbanken uit te breiden? Praat hij hierover ten slotte ook met de Raad voor de rechtspraak, Slachtofferhulp Nederland en de NOVA?

De Wit van de SP heeft al iets gezegd over het plan in het regeerakkoord om het rechtsprekende deel van de Raad van State samen te voegen met de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Kan de minister mij zeggen of het één nieuw gerecht wordt of wil hij die colleges bij de Raad van State onderbrengen? Er zijn ook geluiden dat de Raad van State feitelijk een beroepsrechter is in tweede instantie. Is het met het oog daarop wellicht een idee om de functie van het hoger beroep, zoals bij de normale rechtspraak, neer te leggen bij de gerechtshoven en de Hoge Raad een bestuurskamer te laten formeren voor de cassatierechtspraak?

Collega Recourt heeft al iets gezegd over de wraking. Dat is vast niet toevallig. We zijn beiden oud-rechter en we weten in dit geval dan ook heel goed waar we het over hebben. De CDA-fractie vraagt zich af of het huidige wrakingssysteem nog wel te verkopen is. Als rechters volgens een partij vooringenomen zijn, kunnen ze worden gewraakt. Dat instrument wordt steeds vaker ingezet, in 2011 bijna twee keer per dag. Dat betekent 500 keer per jaar in heel Nederland. Het is goed dat mensen mondig zijn en aangeven dat zij zich slecht behandeld voelen of dat zij denken dat er een schijn van partijdigheid is. Aan de andere kant gaat het steeds vaker om flauwekulwrakingen die tot doel hebben, zand in de machine te gooien en het proces te vertragen. Dat is een enorme belasting voor het systeem van de rechtspraak en niet alleen dat, want het brengt ook enorme kosten met zich.

Ook bij de manier waarop het wrakingsverzoek wordt beoordeeld, zet de CDA-fractie vraagtekens. De beoordeling vindt nog steeds plaats door de wrakingskamers. Dat zijn rechters van de eigen rechtbank, rechters die je tegenkomt bij de koffieautomaat, in de kantine en in de fietsenstalling. Het is de vraag of het wel verstandig is om als collega's op die manier met elkaar geconfronteerd te worden. Het leidt ook tot interne spanningen, zie de zaak Wilders. Zou de discussie over partijdigheid niet beter bij een andere rechter of bij een ander gerecht kunnen worden beslecht? Waarom gaat Amsterdam bijvoorbeeld niet naar Haarlem en Haarlem naar Alkmaar? En als dat niet mogelijk is, kunnen we dan niet, zoals Recourt voorstelde, wachten op het hoger beroep? Als dat wordt toegewezen, kan de zaak worden terugverwezen naar de rechtbank in eerste aanleg. Daardoor wordt voorkomen dat mensen een instantie moeten overslaan. Ik denk dat dit beter zou zijn voor de rechtspraak onderling. Bovendien kan het wrakingsinstrument, als je dat doet in een hogerberoepssituatie, minder makkelijk worden ingezet om het proces te vertragen. Zien de bewindspersonen deze voordelen ook en, zo ja, zijn zij dan ook bereid om dit idee uit te werken?

Wat de financiering van de rechtspraak betreft, sluit ik mij aan bij het betoog van collega Van der Steur. Er zijn nieuwe ontwikkelingen binnen de rechtspraak. Bijna alle rechtbanken, niet allemaal maar wel de grote, schrijven rode cijfers. Voor een deel komt dat door ZSM omdat heel veel zaken niet meer bij de rechter komen maar door de officier van justitie worden afgedaan. Dat zijn de eenvoudige zaken, waarop de rechtbanken geen verlies lijden. Door de toenemende invloed van de slachtoffers, die spreektijd claimen, duren de procedures langer en blijft de prijs voor het product gelijk. Wordt het niet hoog tijd om eens een keer naar die Lamicienorm te kijken?

Een andere partner uit de keten is de reclassering. Wij hebben tijden gekend dat de meeste gedetineerden wel in hokjes konden worden geplaatst. Wij hadden de verslaafden, de gokkers en de dronkenlappen. Zij hoorden of bij het Leger des Heils of bij de verslavingszorg. Dan hadden wij ook nog de reguliere Reclassering Nederland, maar tegenwoordig hebben gedetineerden vaak multiproblemen. Dat betekent dat er een multidisciplinaire benadering nodig is. Het betekent ook dat samenwerking tussen reclasseringsorganisaties van groot belang is, maar daaraan schort het veel te vaak. Sterker nog, het komt regelmatig voor dat reclasseringsorganisaties elkaar de tent uit vechten om zaken te kunnen binnenhouden. Dan gebeurt er niets.

Ook zien wij dat het moeilijk is de nieuwe ontwikkelingen te volgen. Minister Opstelten is een groot fan van de ZSM-werkwijze maar daarbij zie je vaak dat de reclassering niet snel kan rapporteren of een plan kan bedenken. Dat zou toch moeten. Ook de reclassering moet met een quickscan gaan werken en moet ook op korte termijn op één A4'tje kunnen aanleveren wat er nodig is om zo'n strafzaak op een behoorlijke manier af te doen.

Vaak zie je bij ZSM, bij snelrecht en bij supersnelrecht dat de reclassering dan maar wordt overgeslagen omdat het allemaal snel moet, maar dat komt de kwaliteit natuurlijk niet ten goede. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris of hij bereid is om zich in te spannen voor een betere samenwerking tussen de drie organisaties. Laat ze bijvoorbeeld met zijn drieën om de tafel gaan zitten om een stevig plan van aanpak te maken over de wijze waarop je zaken wegzet en om te zorgen dat er niet meer om zaken wordt gevochten. Wij gaan dit heel precies volgen. Dat zeg ik maar vast.

De voorzitter:

U hebt volgens uw opgave nog een minuut of twee en ik zie nog een heleboel papier liggen, dus ik waarschuw u even.

De heer Oskam (CDA):

Ik heb nog drie kantjes. Ik ga heel snel.

De voorzitter:

Dat gaat u niet redden.

De heer Oskam (CDA):

Dan sla ik Exodus even over.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik sluit mij geheel aan bij het betoog van collega Oskam over de reclasseringsorganisaties. De VVD-fractie heeft in het verleden al een motie daarover ingediend maar er ook eerder in AO's over gesproken. Vindt ook collega Oskam niet met ons dat het misschien ook goed is als die drie organisaties met elkaar gaan praten om te komen tot één organisatie, of misschien, op weg daar naartoe, tot een gedeelde backoffice, een gedeelde administratie en dergelijke, zodat de efficiency die wij allemaal beogen op die manier wordt gewaarborgd?

De heer Oskam (CDA):

Dat is ook mijn idee. Ik zou willen dat er één organisatie komt, maar dat ligt op dit moment gevoelig. Het Leger des Heils heeft een eigen identiteit en een eigen doelgroep. Ik denk dat het verstandig is om eerst met elkaar rond de tafel te gaan zitten maar om uiteindelijk wel tot één organisatie te komen.

Ik wilde iets over Exodus zeggen, maar helaas moet ik dat maar overslaan, want ik vind het belangrijk om nog iets te vertellen over het gedoogbeleid. Wij zijn geschrokken van de brief van de minister van Justitie over het gedoogbeleid waarin staat dat de wietpas wordt afgeschaft en dat daarvoor in de plaats het GBA-uittreksel komt. Wij denken dat dat heel moeilijk te handhaven is, maar waar wij vooral boos over zijn is dat de achterdeur weer wagenwijd wordt opengezet. De minister legt het allemaal bij de burgemeester, die dan verder kan kijken hoe hij hiermee omgaat. Ik haal er één voorbeeld uit. Burgemeester Van der Laan heeft gezegd dat dit een uitnodiging is om drugstoeristen vooral naar Amsterdam te laten komen. Zij komen voor andere dingen maar zij nemen drugs mee. Hij heeft al gezegd dat hij niet gaat handhaven. Wij krijgen dus de situatie dat er een zwabberbeleid komt, waarin Venlo hard gaat aanpakken en Amsterdam het allemaal maar toelaat. Ook Aboutaleb heeft gezegd: voor ons is het geen probleem. Wij zijn bang dat Amsterdam een soort Las Vegas wordt voor wiettoeristen en dat Duitsers, Fransen en Belgen die in Maastricht en Terneuzen niet meer terecht kunnen 200 kilometer doorrijden naar Amsterdam om daar wel wiet te halen. Wij zijn ook bang dat Van der Laan van die wietverkoop aan buitenlanders een soort unique selling point gaat maken.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren wil u een vraag stellen, mijnheer Oskam. "Van der Laan" is overigens de burgemeester van Amsterdam. "Aboutaleb" is de burgemeester van Rotterdam.

De heer Oskam (CDA):

Ja, die bedoelde ik, ja.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Een heel simpele oplossing voor deze wietproblematiek zou uiteraard de legalisering en goede regulering van wiet zijn. Dat zou zowel aan de voorkant als aan de achterkant van de coffeeshop leiden tot een oplossing van de problemen. Is de CDA-fractie voor zo'n legalisering?

De heer Oskam (CDA):

Nee, daar zijn wij niet voor. Al een aantal jaren proberen wij dit op een goede manier te regelen. Tot op heden zijn wij daar niet in geslaagd. Daarom is ons standpunt dat wij de coffeeshops eigenlijk zouden moeten verbieden, tenzij er goede plannen komen waarmee een en ander op een fatsoenlijke manier wordt geregeld. Mijn fractie sluit de ogen niet voor de werkelijkheid; mensen willen een jointje roken. Wij vinden echter niet dat kinderen drugs moeten kunnen kopen, dat coffeeshops in de buurt van scholen kunnen staan, dat het THC-gehalte meer dan 15% mag zijn enzovoorts. Wij zijn dus zeker bereid om mee te denken over structurele oplossingen, maar vooralsnog zien wij geen oplossingen op dit vlak en zijn wij daarom eigenlijk voor sluiting van de coffeeshops.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Gereguleerde verkoop in de coffeeshop wordt aan de voorkant toegestaan. De coffeeshop moet dan toch op de een of andere manier aan de achterkant kunnen worden bevoorraad? Hoe denkt de CDA-fractie daarover?

De heer Oskam (CDA):

Nu is de handel in drugs verboden. Mijn fractie zal niet meewerken aan het legaliseren ervan. Ik kan hierover dus van alles vinden, maar dit is het standpunt van het CDA.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik zal het nu niet over de wietpas hebben, want daarover zullen wij binnenkort een uitgebreid debat voeren. Ik hoor de heer Oskam echter zeggen dat hij wiet helemaal wil verbieden. Gaat hij ook de verkoop van alcohol verbieden? Als er iets namelijk een zware drug is, dan is het wel alcohol.

De heer Oskam (CDA):

Ik kan daarover een heel betoog houden. Ik zeg er op dit moment over dat alcohol nu geen verboden middel is. Alcohol wordt al jaren toegestaan. Ook in het buitenland wordt alcohol toegestaan. Ik weet dat alcohol ook voor problemen zorgt. Drugs zijn op dit moment echter verboden. Mijn fractie zal niet meewerken aan de legalisering van drugs.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De verkoop van softdrugs wordt gedoogd. Dat gebeurt niet alleen in Nederland, maar in heel veel landen van Europa. Ik vind het een beetje hypocriet als je wel de verkoop van softdrugs wilt verbieden, maar de verkoop van een harddrug die voor kinderen veel gevaarlijker is, als legaal beschouwt. Hoe kan het CDA dat aan zichzelf verkopen?

De heer Oskam (CDA):

Ik hoorde mevrouw Berndsen spreken over harddrugs. Misschien heb ik het verkeerd gehoord, maar mijn fractie is niet voor de legalisering van harddrugs. Wij zijn tegen drugs, dus tegen softdrugs en tegen harddrugs. Mevrouw Berndsen geeft zelf eigenlijk al het antwoord; we gedogen het, maar we willen het niet.

De voorzitter:

De heer Oskam sluit zijn verhaal af. Hij heeft nog een paar seconden spreektijd.

De heer Oskam (CDA):

Ik wijs de minister erop dat hij namens het vorige kabinet de Kamer meermaals heeft toegezegd om de minimumafstand van 350 meter tussen een school en een coffeeshop te handhaven. Het lijkt erop dat deze regel is losgelaten. In theorie kan dus naast een school een coffeeshop worden geopend. Dat vindt mijn fractie uitermate onwenselijk. Uiteraard gaat daarover nu de burgemeester. Het moet echter niet veel gekker worden. Binnenkort is het mogelijk om in de schoolkantine wiet te kopen in de wietautomaat. Zo ver wil mijn fractie het absoluut niet laten komen.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik zal het namens de CDA-fractie vooral hebben over asiel en migratie. Dat is een apart onderdeel van de begroting. De begroting waarover we het hebben, is niet heel erg spannend. Ik zal met name verduidelijking vragen bij een aantal afspraken uit het regeerakkoord. Dat regeerakkoord hebben wij uiteraard met heel veel interesse gelezen, ook op dit onderdeel. Onze eerste indruk is dat er in grote lijnen sprake is van een voortzetting van het beleid dat door minister Leers is uitgezet. Ik begrijp wel dat er door de VVD-fractie en door de PvdA-fractie verschillende accenten worden gezet, maar wij herkenden toch het nodige. Ik koppel hieraan de vraag of de staatssecretaris vindt dat het geheel van de afspraken meer is dan de som der delen. Immers, als ik de uitleg van de heer Recourt maar ook van de heer Azmani hoor van de desbetreffende passage, dan beluister ik totaal verschillende accenten en een verschillende beleving. Ik wil graag weten of er ook een samenhangende kabinetsvisie is op basis waarvan wij de komende periode deze staatssecretaris kunnen aanspreken. Of zullen wij de komende tijd getuige zijn van een permanente tweekamp? Dat kan heel boeiend zijn, maar doet de uitvoering van het beleid niet veel goed. Ik zag hier en daar al een kleine indicatie die het ergste deed vrezen, bijvoorbeeld in de discussie over de motie van mevrouw Gesthuizen. Ik verneem graag een reactie op dit punt.

De vraagstukken in het kader van asiel en immigratie zijn enorm, net als de uitdagingen. Vorig jaar was er een recordaantal van 165.000 immigranten. Ik heb het nog even uitgezocht. Ik moet het wel nuanceren: 65.000 EU-ingezetenen, 45.000 Nederlanders ...

De voorzitter:

Eén seconde. Mag ik de leden vragen om in de gang te overleggen? Dit is storend.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik stel wel vast dat ondertussen de klok doorliep. Verder waren er 55.000 niet-westerse immigranten. Hier staan 140.000 vertrekkers tegenover. Het gaat om grote aantallen. Verschillende onderzoeksbureaus laten zien dat nog een verdere stijging wordt verwacht. Wij moeten dit wel in goede banen leiden. Staat voor dit kabinet vast dat op 1 januari 2014 de grenzen voor Roemenen en Bulgaren opengaan? Ik heb het dan over de arbeidsmarkt. Ik meen dit gelezen te hebben in het regeerakkoord. Of wordt er toch nog een poging gedaan om een muizengaatje te vinden in het kader van verstorende invloeden op de arbeidsmarkt?

Van de staatssecretaris wil ik ook iets horen over zijn internationale ambities. Immigratiestromen hangen sterk samen met conflicten en met gebrek aan perspectief in landen, op mondiale schaal. Ik denk dat het belangrijk is om een relatie te leggen tussen het immigratiebeleid, het buitenlands beleid en het beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking. Dan denk ik aan de opvang van vluchtelingen, een bijdrage aan de versterking van de rechtsstaat, maar ook – soms is dat ook in ons eigen belang – aan gedwongen terugkeer en het weer opnemen van vluchtelingen die hier uitgeprocedeerd zijn. Welke verbanden wil de staatssecretaris leggen? Is hij bereid om het instrument van gedwongen terugkeer vaker in te zetten in onderhandelingen en gesprekken met landen, ook als over andere zaken gesproken wordt? Ik ben heel benieuwd naar zijn ambitie en inzet op het terrein van het Europese asielbeleid. Immers, hoe wij het ook wenden of keren, wij hebben belang bij een gemeenschappelijk asielbeleid en een stevige controle aan de buitengrenzen.

Het viel mij ook op dat er een voornemen is om de instroom uit Aruba, Curaçao en Sint-Maarten te reguleren. In het regeerakkoord wordt een toets op inkomen en strafblad voorgesteld. Aan welke inkomenstoets denkt de staatssecretaris dan concreet? Welke juridische basis denkt hij te hebben om de toegang van onderdanen uit het Koninkrijk te kunnen beperken?

Ik kom op het mobiele grenstoezicht. Ik sprak zo-even over het belang van een stevige controle aan de buitengrenzen. Wij moeten echter ook erkennen dat die grenzen op sommige plekken nog steeds zo lek als een mandje zijn. Wij moeten de zegeningen van de open grenzen tellen, maar niet naïef zijn ten aanzien van de consequenties daarvan voor grensoverschrijdende criminaliteit en het vraagstuk van illegale vreemdelingen. Mijn fractie is er een voorstander van om stevig te blijven inzetten op mobiel grenstoezicht. Uit het jaarverslag van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer blijkt dat het met de beperkingen vanwege de huidige regels voor de marechaussee buitengewoon ingewikkeld en moeilijk is om de verantwoordelijke taak van mobiel grenstoezicht effectief uit te oefenen. Dan gaat het om een beperking in het aantal uren dat je überhaupt toezicht mag uitoefenen op wegen en om een beperking in het aantal treinen, zelfs op het niveau van treincoupés, die wordt opgelegd bij het controleren van treinen. Dit heeft een tamelijk absurd karakter. De beperkingen hebben een relatie met de discussie over het vrije verkeer van personen in Schengen, maar ik roep de staatssecretaris op, te kijken welke rek er zit in de Nederlandse interpretatie van de Europese afspraken op dat punt. Als die rek er niet mocht zijn, wat ik overigens betwijfel, roep ik de staatssecretaris op om dit punt samen met collega's in Europees verband aanhangig te maken om te kijken welke ruimte er daadwerkelijk gecreëerd kan worden om de marechaussee meer ruimte te geven om het werk te doen en haar niet aan handen en voeten te binden.

De heer Azmani (VVD):

In mijn eigen inbreng namens de fractie van de VVD heb ik het punt van de aanscherping van de MTV-controles naar voren gebracht. Dat punt heeft de VVD in het verleden al eerder naar voren gebracht. Deelt de heer Van Hijum wat ik heb gezegd over het ultimum remedium in het kader van de buitengrenzen? Griekenland kan bijvoorbeeld de stroom vanuit Turkije niet aan. Er zijn afspraken gemaakt, maar het land kan die afspraken niet goed nakomen. Uiteindelijk moet er een consequentie worden getrokken, namelijk dat landen, al dan niet tijdelijk, buiten Schengen worden geplaatst. Deelt de heer Van Hijum die analyse?

De heer Van Hijum (CDA):

De discussie daarover zou ik best willen voeren, maar het begint volgens mij met de opdracht om de buitengrenzen steviger te bewaken. In Europees verband hebben we daarvoor Frontex opgericht, het agentschap dat die landen kan helpen en ondersteunen om de grenzen beter te bewaken. Daar zou wat mij betreft de eerste aandacht naar moeten uitgaan. Vervolgens zou je als lidstaat meer mogelijkheden moeten hebben om ongewenste effecten van het vrije verkeer effectief te kunnen aanpakken. Dat is iets anders dan grenstoezicht of grenscontroles, waarbij iedereen bij de grens staande wordt gehouden. Het gaat om mobiel grenstoezicht, waarmee je illegaliteit en grensoverschrijdende criminaliteit effectief kunt aanpakken. Daarbij hoort het cameratoezicht waar de heer Azmani naar verwees. Ik vind het vreemd dat dit toezicht aan een urenbeperking onderhevig is. Er hoort wat mij betreft ook een effectieve marechaussee bij, die mensen staande kan houden, zeker als er indicaties zijn dat er iets mis is. Daarbij moet zij niet aan heel rare regels gebonden zijn.

De heer Azmani (VVD):

De essentie is dat de MTV-controles allemaal geïntensiveerd kunnen worden. Het probleem ligt eigenlijk bij de buitengrenzen. Ik geloof dat de heer Van Hijum dit met mij eens is. De vraag is hoelang en hoe ver je dit door wilt laten gaan. Wil je niet een stok achter de deur hebben? Het Europees Parlement is daar op dit moment echter vrij allergisch voor. We maken afspraken met landen, ook met landen die aan de buitengrenzen zitten, en we werken gezamenlijk mee aan Frontex. Maar als de afspraken niet worden nagekomen, moet je uiteindelijk de keuze kunnen maken en de mogelijkheid hebben om landen tijdelijk buiten Schengen te laten plaatsen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik denk dat ik nu begrijp wat de heer Azmani bedoelt. Wat mij betreft, is dat zeker bespreekbaar. Ik zeg erbij dat er discussies gaande zijn, ook met Roemenië en Bulgarije, over toetreding tot Schengen. We moeten daar heel terughoudend in zijn. Landen moeten het kunnen waarmaken. Op het moment dat landen zijn toegetreden, is het niet alleen maar een probleem van buitengrenzen. Ook binnen Europa, binnen het Schengengebied, binnen de EU-zone is er grensoverschrijdend verkeer en heb je ruimte nodig om effectieve controles te kunnen uitvoeren. Ook als we alle buitengrenzen prachtig hebben afgesloten, zou ik er nog steeds voor pleiten om vormen van mobiel toezicht mogelijk te blijven maken, ook binnen Europa.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de asielprocedures. We delen de ambitie van de staatssecretaris en van het regeerakkoord om in meer gevallen snel duidelijkheid te bieden, zowel bij de eerste aanvraag als bij de herhaalde aanvraag. Zorgen hebben we nog wel over de toename van het aantal herhaalde aanvragen, maar ook over de daadwerkelijke terugkeer. Ik las in het jaarverslag van de CITT dat ongeveer 40% van de vluchten op het laatste moment wordt gecanceld. Dat percentage is heel hoog. Ik vraag de staatssecretaris of hij, op het moment dat we hier de wetgeving behandelen over het versnellen van asielprocedures en het beperken van herhaalde aanvragen, bereid is om zich te committeren aan een ambitie wat betreft het verkorten van de procedures. Ik geloof dat nu iets van 60% van de aanvragen binnen acht dagen wordt afgehandeld. Van ons zou die ambitie omhoog mogen, bijvoorbeeld naar 80% of 90% in 2016. Graag zou ik hierover een discussie met de staatssecretaris willen om op dit punt met elkaar een ambitie af te spreken.

Bijzondere aandacht heeft en houdt de CDA-fractie voor de positie van kinderen. Ook als zij uitgeprocedeerd zijn, horen zij niet op straat te belanden. Dat heeft de Hoge Raad inmiddels in een uitspraak bevestigd. Deze is vertaald in een verruiming van het opvangregime. De vraag die ik aan de PvdA-fractie stelde, stel ik ook aan de staatssecretaris: is het kabinet bereid om het punt van de stages te regelen? Ik heb dit niet gelezen in het regeerakkoord, maar ik vind het wel een interessante vraag omdat daarop nogal stevig is ingezet door een van beide coalitiepartijen.

Wij vragen ook aandacht voor mensen met een verblijfsvergunning op medische gronden of op basis van het buitenschuldcriterium die op dit moment geen arbeid kunnen verrichten. Als ik het goed heb, is hierover in het kader van de discussie over het moderne migratiebeleid uitgebreid gesproken en is er een afspraak met de Kamer om in die gevallen meer mogelijkheden voor het verrichten van arbeid te bieden, vergelijkbaar met de mogelijkheden voor asielzoekers die in procedure zijn. Op dit punt is echter nog geen voorstel gedaan. Dat is op grond van het regeerakkoord ook niet te verwachten. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Tot slot kom ik op de samenhang in de aanpak in de vreemdelingenketen. De uitvoering is nu versnipperd over een aantal organisaties: de IND, het COA en de DT&V. Daar is in het verleden bewust voor gekozen. Je hoort echter steeds meer geluiden om de samenhang, de samenwerking en zelfs de bestuurlijke samenhang tussen die organisaties veel sterker te maken. Volgens mij is ook de voorganger van de staatssecretaris daarmee bezig geweest. Ik vraag om een toelichting op de plannen en ambities van de staatssecretaris op dit punt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Wijsheid komt met de jaren, maar niet bij dit kabinet, zo constateert de D66-fractie. Rutte II houdt immers onverstoorbaar vast aan de maakbaarheidsutopie van zijn ruige crimefighters. Zonder de PVV, maar wel maximaal rechts, dacht de staatssecretaris kennelijk. We gaan het gewoon doen, moet de minister hebben gezegd. De rechtsstaat zat niet in het kaartenspel, mijmerde de PvdA. Zo belandt het rechtsstatelijk besef opnieuw met blauwe plekken in een la. Natuurlijk, criminelen horen achter slot en grendel en er moet meer veiligheid op straat zijn. Daar gaat het om. Die ambitie deelt D66 met de VVD, maar hoeveel effect hebben maatregelen zoals een boerkaverbod, strafbaarstelling van illegaliteit en minimumstraffen daarop? Wetsvoorstellen zoals de prostitutiewet, de invoering van de wietpas, het instellen van de dierenpolitie en de verhoging van de griffierechten geven in de praktijk meer problemen dan zij oplossen. De staatssecretaris sprak in oktober in deze zaal mooie woorden: "dit kabinet – en ik hoop ook een volgend kabinet – zal gaan voor de resultaten en niet voor de symboolpolitiek en het geroffel op de trom". Dat klinkt als een mooie maatstaf om voorstellen aan te toetsen.

De heer Recourt (PvdA):

De maatregelen die mevrouw Berndsen noemt, zijn maatregelen van het vorige kabinet. Die zijn voor een groot deel weg. De introductie van haar betoog was dat het staatsrechtelijk gevoel met blauwe plekken in de bureaula verdween. Betreft die opmerking ook het vorige kabinet?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Nee, het gaat niet alleen over het vorige kabinet. Wij hebben een interruptiedebatje gevoerd over de bijdrage van twee woordvoerders van de Partij van de Arbeid in de Volkskrant. Zij probeerden daarin qua toon en taal iets van die rechtsstatelijkheid terug te brengen naar hun eigen gedachtegoed. Maar de maatregelen, onder andere het strafbaar stellen van illegalen, passen daar niet bij.

De heer Recourt (PvdA):

Het klopt dat het niet bij ons gedachtegoed past, maar ik snap niet meteen de link dat het ook niet rechtsstatelijk zou zijn. Die brug kan ik niet slaan, om in regeerakkoordtermen te spreken.

De voorzitter:

Mijnheer Recourt, wat is uw vraag?

De heer Recourt (PvdA):

Kan mevrouw Berndsen die brug wel slaan?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, wij vinden dat het in een fatsoenlijk land, met een rechtsstaat, niet past om illegalen alleen maar op basis van illegaliteit strafbaar te stellen.

Dit brengt mij op een belangrijk hoofdpunt, het functioneren van de strafrechtketen. Ik ben niet de enige die hier vandaag over spreekt.

De voorzitter:

Excuus, ik heb de indruk dat de heer Segers van de ChristenUnie nog een vraag over het vorige punt heeft.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw Berndsen noemde een rijtje van een aantal wetsvoorstellen die symbolisch zouden zijn. Zij noemde daarbij ook de wet regulering prostitutie. Dat verbaasde mij. Ik heb verschillende gesprekken met hulpverleners in het veld gevoerd die allemaal zeer gefrustreerd zijn dat die wet mede op instigatie van D66 in de Eerste Kamer gestrand is. Voor D66 was een mogelijk privacyprobleem belangrijker dan het handhaven van de orde en het tegengaan van mensenhandel. Het lijkt me dat deze wet misstaat in het rijtje dat mevrouw Berndsen noemde.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb die wet niet als voorbeeld van symboolwetgeving genoemd, maar in het rijtje "niet-uitvoerbare wetgeving" genoemd. Daar hoort de prostitutiewet nadrukkelijk bij. Als je mensenhandel wilt bestrijden, doe je dat niet via een prostitutiewet. Overigens was D66 niet de enige fractie in de Eerste Kamer die bezwaren had. Het afkeuren van de wet werd breed gedragen. Ik kan hier nu allerlei elementen uit die wet noemen die absoluut …

De voorzitter:

Ik stel voor om dat niet te doen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik dacht al dat u dat zou zeggen, voorzitter. Ik kan er een gloedvol betoog over houden waarom deze wet in de praktijk niet functioneert en zeggen dat dit de reden is dat de Eerste Kamer heeft gezegd: minister, gaat u maar terug met deze wet.

De strafrechtketen knarst en hapert, zo bleek uit onderzoek van de Rekenkamer. Van alle misdrijven is vorig jaar slechts 24% opgehelderd. Dat betekent dat ruim 40.000 geweldsmisdrijven en seksuele misdrijven niet zijn opgelost, dat ruim 618.000 vermogensmisdrijven nog op de plank liggen en dat ruim 145.000 vernielingen voorlopig onbestraft blijven. Van de zaken die bij de politie binnenkomen, belandt 70% direct op de plank. Ik ben niet de enige die deze cijfers vandaag heeft genoemd.

In zijn recente brief schroomt de minister niet om een aantal beloften te doen, maar D66 wil ook weten hoe hij die zal realiseren. Neem bijvoorbeeld de ambitie om aangevers van woninginbraken binnen twee weken te informeren over de voortgang van hun aangifte. De politie zegt dat dit niet haalbaar is. Daarom vraag ik de minister welke randvoorwaarden hij stelt zodat de strafrechtketen al die mooie beloften straks ook kan waarmaken.

D66 vindt dat het functioneren van de strafrechtketen voorlopig de hoofdprioriteit moet zijn. Is de minister bereid om eerst orde op zaken te stellen in de strafrechtketen? En is de minister bereid om alle nieuwe voorstellen voor intensivering, verharding én verhoging tot die tijd aan te houden?

Dit ministerie kent vele ambities. Prioriteiten stapelen zich zo hoog op dat politie en Openbaar Ministerie moeite hebben om aan alle verwachtingen te voldoen. Dat gaat een keer fout, houd ik de minister voor. Politie en Openbaar Ministerie trekken aan de bel omdat zij capaciteit tekortkomen om aan alle prioriteiten van de minister te voldoen.

Daarmee kom ik precies op mijn tweede grote hoofdpunt tijdens deze begrotingsbehandeling: de minister stapelt zo veel prioriteiten op elkaar dat zelfs de opsporing van georganiseerde misdaad faalt. De minister zegt het beeld niet te herkennen, maar zijn eigen diensten geven wel luid en duidelijk dit signaal af, nota bene in een verantwoording aan de minister over de aanpak van de misdaad. Praten zij dan tegen dovemansoren? Of pakt de minister dat signaal op?

Linksom of rechtsom: het capaciteitsprobleem moet worden opgelost voordat de minister aangevers en slachtoffers verdere beloftes doet, de aanpak van criminaliteit nog verder intensiveert en de druk van presteren opvoert. Kan de minister benoemen welke vijf prioriteiten naar zijn mening op dit moment de belangrijkste zijn en welke prioriteiten meer subprioriteiten zijn? Als hij dat nu eens hardop zou benoemen, dan kan de politie daar ook naar handelen.

Een belangrijke wens van dit kabinet en ook van mijn fractie is de verhoging van de pakkans, volgens dit kabinet door meer blauw en meer capaciteit voor opsporing. Daarvoor krijgt de politie jaarlijks structureel 105 miljoen euro extra. De D66-fractie is op haar hoede. In 2010 namelijk was de grap van de 3.000 extra agenten: die kwamen er niet want die waren er al. In 2012 is de grap: de 105 miljoen extra is niet bestemd voor meer agenten maar om de agenten te betalen die er al zijn. Die agenten zijn overigens hard nodig. En dus zal D66 ook instemmen met die 105 miljoen extra.

De veiligheid neemt echter niet zozeer toe door meer blauw, en zeker niet door meer boa's in blauw. Het gaat D66 vooral om beter blauw, en wel op twee punten, namelijk door een gerichte aanpak op hotspots en door te investeren in recherchecapaciteit. Is de minister voornemens om zijn investering in de politie en zijn prioriteiten ook langs deze twee meetpunten te leggen?

Het kabinet zegt mensenhandel harder te willen bestrijden. De minister zet er ook hard op in en dat is goed. Maar harder bestrijden moet ook resulteren in het daadwerkelijk oppakken en achter slot en grendel zetten van mensenhandelaren. Mijn fractie hekelt hoe de B9-regeling nu wordt ingevoerd. Slachtoffers kunnen niet in vier weken of in tien dagen hun verhaal zodanig doen dat het ook opsporingsinformatie oplevert. Wij stellen dan ook voor dat de termijn van zes maanden terugkomt en, indien nodig, traumadeskundigen worden ingeschakeld bij het verhoor. Deze bewindslieden doen veel voor slachtoffers. Kunnen zij dat ook hierbij laten zien?

Dan kom ik bij de wietpas, ik kan het niet laten. Ik weet dat er nog een debat over wordt gevoerd, maar we zijn nu toch bij elkaar, dus ik vind dat ik er toch even iets over moet zeggen. We komen er nog uitgebreid over te spreken, maar in dit debat moet al iets worden opgehelderd. Een jaar geleden verkocht dit kabinet de wietpas als het wondermiddel tegen overlast. En nu blijkt de wietpas juist een gegarandeerd middel voor overlast. De wietpas heeft gefaald en de aftocht wordt geblazen, maar wel met ruis. Want wat verstaat de minister precies onder lokale inkleuring? Die term wil mijn fractie vandaag weleens opgehelderd hebben. Welke ruimte krijgen de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam om die lokale inkleuring aan het wietbeleid te geven? Zij geven aan dat zij het GBA-formulier niet gaan vragen. Waaruit bestaat die lokale inkleuring dan? En hoeveel ruimte krijgen die burgemeesters daar dan voor?

De plannen om recidive te verminderen en de resocialisatie van daders te bevorderen, vindt mijn fractie onderbelicht in de kabinetsplannen. De enkelband wordt genoemd. Die is niet bedoeld om met een biertje thuis op de bank te zitten, zoals de staatssecretaris helder aangeeft, maar wel waardevol voor resocialisatie via werkstraffen. Wat gaat het kabinet hieraan doen?

Dan kom ik te spreken over levenslang toezicht. De kans op herhaling is groot bij zeden- en geweldsdelinquenten. De staatssecretaris stelt voor om levenslang toezicht te houden op deze categorie. Het voorstel oogt als levenslange straf, terwijl juist een sociaal vangnet hierbij effectief kan zijn. Waar denkt de staatssecretaris dus aan als hij voor deze groep levenslang toezicht bepleit?

D66 stond aan de wieg van het spreekrecht van slachtoffers. De mening die we toen hadden, hebben we vandaag ook, namelijk dat objectieve waarheidsvinding niet kan worden ingevuld met emotie. Geef het slachtoffer de ruimte om zijn relaas te doen, maar breng het slachtoffer niet in de positie dat het beginsel van een eerlijk strafproces ontwricht raakt. De staatssecretaris zei eerder dit jaar hierover: "Achteraf denk ik dat de initiatiefvoorstellers van destijds – ik doel op de heren Dittrich en Schonewille – een goed evenwicht hebben gevonden tussen de mogelijkheid van expressie van het slachtoffer en het belang van de verdediging. Volgens mij was hetgeen zij zochten niet zo verkeerd." Staat de staatssecretaris nog steeds achter deze woorden?

Rechters geven het slachtoffer nu al op passende wijze meer spreekruimte in het strafproces. Deze praktijk is toe te juichen. Ziet de staatssecretaris een mogelijkheid om zonder codificatie deze praktijk te stimuleren?

Mijn fractie kijkt met belangstelling naar de pilot voor een strafproces in twee delen. Als uitbreiding aan de orde is, is dat dan de weg die de staatssecretaris voor zich ziet?

Afgelopen zomer was het vertrouwen in de politiek historisch laag. Dat vertrouwen moet omhoog. We moeten erop kunnen vertrouwen dat het recht zegeviert, dat mensen hun recht kunnen halen als dat nodig is en dat onze rechten worden beschermd tegen inbreuken. Daar moet, wat D66 betreft, de ambitie van dit kabinet liggen, en niet voorbij de randen van de rechtsstaat.

Het tweede gedeelte zal mijn collega Schouw doen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Mevrouw Berndsen heeft mooi gesproken over resocialisatie en socialisatie. Verschillende sprekers hebben vandaag gesproken over de mogelijke sluiting van elf gevangenissen en het ontslag van 700 personeelsleden. Dat moet je natuurlijk niet doen als je wilt resocialiseren en gericht bent op socialisatie. Ik hoor graag de mening van de D66-fractie in dezen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Die krijgt mevrouw Kooiman van mijn collega Schouw, die dit in zijn portefeuille heeft.

Mevrouw Kooiman (SP):

Mooi.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Mij rest een aantal politiek interessante kluifjes. Allereerst feliciteer ik beide bewindslieden met het behoud van hun baan. Dat is tegenwoordig niet niks.

De fractie van D66 constateert een beetje een machtsconcentratie, niet alleen vandaag, in een debat met 21 woordvoerders – volgens mij is dat een unicum – maar misschien ook op het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er vallen namelijk steeds meer taken onder de heerschappij van de minister en de staatssecretaris. De politietaak is er twee jaar geleden al bij gekomen en nu volgt ook de vreemdelingenketen. Twee jaar geleden waren meerdere taken over twee departementen verdeeld, maar nu zien we wellicht een gebrek aan bestuurlijk tegenwicht ontstaan.

De heer Van der Steur (VVD):

D66 heeft jarenlang furore gemaakt met bestuurlijke vernieuwing en loopt nooit weg voor veranderingen in bestuurlijke zin. Deze verandering leidt er zichtbaar toe dat de strafrechtketen gestroomlijnd kan worden en dat alle rare eilandjes van vroeger weggenomen worden. Het verbaast mij daarom nogal dat D66 nu begint te piepen over allerlei problemen met het bestuurlijke tegenwicht. Daarvoor is er toch ook de fractie van D66 in de Tweede Kamer, als controlemiddel in democratische zin?

De heer Schouw (D66):

Dank voor deze VVD-promo. Ik ken de heer Van der Steur als een zeer belezen persoon. Ik durf er eigenlijk een fles wijn op te verwedden dat in alle verkiezingsprogramma's van D66, teruggaand tot 1966, altijd een paragraaf heeft gestaan over het scheiden van de politiefunctie en het Openbaar Ministerie. We willen dat heel graag. We hebben dat ook altijd bepleit. Onder anderen mevrouw Berndsen heeft gezegd: politie bij Binnenlandse Zaken en andere zaken bij Justitie, countervailing power. Vanmorgen heeft men in de Volkskrant kunnen lezen dat een paar voormalig bewindslieden van Binnenlandse Zaken zich daar zorgen over maken. Ik maak mij daar ook zorgen over, en ik doe dat vanuit een consistente politieke lijn.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Steur, u mag een vervolgvraag stellen. Ik sta een korte vervolgvraag toe, dus geen betoog.

De heer Van der Steur (VVD):

Heeft de D66-fractie dan niet ook al die jaren gezien dat juist die scheiding waar ze nu zo voor is, ervoor heeft gezorgd dat die samenwerking nooit op poten is gezet, dat er geen eenduidige leiding is en dat de politie als een apart eiland werd gezien, met het eiland van het Openbaar Ministerie en daarna het eiland van de rechterlijke macht? Juist dat is nu weggehaald. Wat wordt bewerkstelligd, is een eenduidige leiding en een zelfstandige positie van de politie. Ik zie het probleem niet.

De heer Schouw (D66):

Het probleem is het volgende. Dat zal de heer Van der Steur aanspreken. In communistische regimes houden ze ook vaak dit soort pleidooien om alle macht in één hand te houden. Alleen de keerzijde daarvan …

Mijnheer Van der Steur, u loopt nu weg, maar dit is natuurlijk wel de consequentie van alle macht bij elkaar brengen. Het lijkt snel en efficiënt, maar het leidt ook tot machtconcentratie, tunnelvisie en een beperkt kritisch vermogen. Ik vraag de bewindslieden daar dadelijk naar.

De voorzitter:

De afspraak was dat interrupties in tweeën zouden worden gepleegd, maar bij zo'n duidelijke uitlokking mag iemand ook wat terugzeggen.

De heer Schouw (D66):

Ik heb het niet ervaren als een uitlokking.

De voorzitter:

Ik heb dat als voorzitter wel zo ervaren, en de voorzitter gaat daarover.

De heer Van der Steur (VVD):

Het afgelopen kabinet en dit kabinet valt vast veel te verwijten, maar het is werkelijk voor het eerst dat er wordt gesproken van een communistisch regime. Het siert de fractie van D66 niet, gelet op het niveau dat zij over het algemeen in betogen in deze Kamer laat zien, dat zij dat soort verdachtmakingen en opmerkingen ter hand neemt. Ik verzoek de heer Schouw om aan te geven dat hij dat niet zo heeft bedoeld.

De voorzitter:

Dat is ook uitlokking.

De heer Schouw (D66):

De kern van het pleidooi van de heer Van der Steur was erop gericht dat alles goed komt als alles in één hand wordt gebracht, lees één VVD-hand, omdat dit efficiënter en voordeliger et cetera zou zijn. Ik wijs de heer Van der Steur erop dat het in een democratie altijd goed is om macht en tegenmacht te organiseren en dat in heel veel landen ook de politie en het Openbaar Ministerie onder verschillende politieke verantwoordelijkheden worden gebracht. Dat is niet voor niets. Er is ook buitengewoon veel wetenschappelijke literatuur daarover. Het is dus niet zomaar een onaardigheidje, zeg ik tegen de heer Van der Steur. Het is een serieus onderwerp, vandaar dat ik het breng als een prominent punt.

Het is trouwens jammer dat de tijd doorloopt tijdens de interrupties. Misschien kunt u daar ook wat aandacht aan besteden, voorzitter.

De voorzitter:

Bij mij loopt de tijd wel door; dat is fout. De griffier houdt het echter nog veel preciezer bij, dus het gaat niet ten koste van uw spreektijd. Gaat u verder, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Daarom vraag ik het kabinet of het bereid is om daar serieus op te reflecteren. Het is een majeure verandering geweest. Het wordt nu nog eens versterkt. Je kunt alles wel verkopen onder het mom van "dat is goed", maar ik vraag om een goede, wetenschappelijke reflectie. Ik ken met name de minister als een persoon die daar buitengewoon voor openstaat.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik kom op het goede nieuws over de rechterlijke macht. De minimumstraffen zijn eindelijk van tafel, in ieder geval voor de rechter. Chapeau! Dat is hartstikke goed. Een andere doorn in het oog van D66 is ook van tafel: de griffierechten. Daar hebben we buitengewoon hard voor geknokt. Dank voor het intrekken van dat wetsvoorstel. Ik heb daar wel een vraag over. Uit de begroting blijkt dat de minister met een gat zit, dat hij niet ten koste van de rechtspraak wil opvullen. Hoe gaat de minister dat doen? Een beetje in de termen van beide bewindslieden, wil ik graag namen en rugnummers. Kunnen we voor maart 2013 een voorstel op dat punt verwachten?

Een andere goede ontwikkeling vindt mijn fractie de splitsing bij de Raad van State. De collega's van de D66-fractie in de Eerste Kamer verzochten daar eerder al om. Mijn vraag aan de bewindspersonen is echter wanneer en hoe het gaat gebeuren. Kan het kabinet ook toezeggen dat in de nieuwe situatie geen dubbelfuncties worden ingevoerd? Het is leuk om, bij wijze van spreken, de gebouwen te splitsen, maar als dezelfde personen beide taken blijven uitvoeren, hebben we er niets aan. Ik krijg graag een heldere toezegging op dat punt.

Mijn fractie vindt wel dat er meer nodig is voor de rechterlijke macht. De D66-fractie heeft de minister eerder per motie verzocht om een onpartijdige en onafhankelijke klachten- en wrakingbehandeling in de rechtspraak. Ik zeg dat ook tegen de heer Recourt, die deze motie overigens mede had ondertekend. Hij brengt dat nu als nieuw idee en dat vind ik ook goed, want het scherpt nog eens aan dat de wijze waarop wordt omgegaan met de uitvoering van deze motie in de Kamer breed leeft. We hebben daarover deze zomer een brief gehad, maar ik wil graag precies weten wanneer het kabinet met voorstellen komt. Ik zou dat het liefst willen voor februari 2013.

Dan ga ik nu verder met een paar "Opsteltentjes", zoals wij die in de fractie altijd noemen.

De voorzitter:

Voordat we die bijzonderheden behandelen, wil ik het woord even geven aan de heer De Wit voor een interruptie.

De heer De Wit (SP):

Maakt de heer Schouw bij de klachtenbehandeling ook het onderscheid dat de heer Recourt maakt tussen enerzijds klachten over het optreden en functioneren van een rechter en anderzijds de klachtenbehandeling met betrekking tot de inhoud en de kwaliteit van vonnissen? Waar kiest de heer Schouw voor en hoe moet dat worden opgelost?

De heer Schouw (D66):

We hebben daarover vragen gesteld aan het kabinet en het kabinet zal daarop antwoorden. We moeten even heel precies met elkaar doornemen hoe we dat gaan doen. Het belangrijkste punt is de onafhankelijkheid, dus het punt dat er ook een onafhankelijke derde bij wordt gezet.

De heer De Wit (SP):

Heeft de heer Schouw het dan over de toetsing van de kwaliteit van vonnissen of uitspraken, of heeft hij het over een klachtenregeling voor het optreden van een rechter?

De heer Schouw (D66):

Ik heb het over het laatste: een klachtenregeling.

Ik ben nu weer aangekomen bij de "Opsteltentjes". Wat zijn dat? Het eerste kenmerk is dat dat voorstellen zijn die een bewindspersoon heel graag wil, maar – en dat is een tweede kenmerk – die niet lukken. Het derde kenmerk is dat ze dan heel soepel via een soort politieke zijdeur worden afgevoerd. In het regeerakkoord staan er daarvan een paar. Een punt is al genoemd, te weten het voorstel van het kabinet om straffen direct in eerste aanleg ten uitvoer te brengen. Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie daarover zorgen heeft. Wij willen graag de uitvoering daarvan met het kabinet bespreken. Ook hiervoor noem ik weer een datum: het voorjaar van 2013. We kunnen dan alle ins en outs bespreken. Hetzelfde geldt voor de eigenbijdrageregeling voor de gedetineerden. Het derde voorstel betreft het verhalen van de kosten van het strafproces op de dader.

Die drie voorstellen wil ik graag in het voorjaar met het kabinet bespreken. Ook verzoek ik om een toets vooraf op het EVRM, want daarop zouden ze weleens kunnen foutlopen en dan worden ze geruisloos via de zijdeur afgevoerd. We hebben dat graag aan de orde voor de zomer van 2013 in plaats van voor het eind van een regeringsperiode.

Over het gevangeniswezen is vandaag al veel gesproken. Ook daarover maakt mijn fractie zich zorgen. We hebben een brief gekregen van de staatssecretaris. Ik stel het op prijs om toch wat meer inzicht te krijgen in het hele besluitvormingsproces, want het is iets te eenvoudig om te zeggen: er is nog niets besloten, dus ga maar slapen want er is niets aan de hand. Nee, er is echt wel wat aan de hand en we moeten daar goed naar kijken. Mensen maken zich er ongerust om. Ik daag het kabinet uit om de Kamer daarin mee te nemen.

Wij maken ons zorgen over de werkgelegenheid in Zeeland, Drenthe en Groningen. Wij vinden dat bij de uitwerking van de bezuinigingen in dat soort regio's gekeken moet worden naar een aantal punten, zoals werkgelegenheid en arbeidsmarktperspectief. Ik hoor daar graag iets over van de staatssecretaris en kom anders op dat punt met een motie.

Mevrouw Helder (PVV):

Laat ik proberen een "Opsteltentje" te redden: de eigen bijdrage aan het strafproces. Ik doe dit vooral omdat het een PVV-plan was. De heer Schouw refereerde aan het EVRM. Ik denk dat hij dan artikel 6 bedoelt, het recht op een eerlijk proces. Wij hebben al jaren een eigen bijdrage in het civiele recht en in het bestuursrecht. Waarom zegt de heer Schouw daarvan dan ook niet dat dat misschien wel in strijd is met EVRM artikel 6?

De heer Schouw (D66):

Ik zeg niet dat het in strijd is met dat artikel, ik zeg dat ik het belangrijk vind een heldere toets vooraf te hebben. Ik denk dat het te maken heeft met de proportionaliteit van het invullen van de maatregel. Als je je eigen krant moet betalen, is daar misschien nog wel een verhaal bij te vertellen. Maar als alle directe en indirecte kosten dadelijk versleuteld worden, hebben wij een groot probleem. Ik ben heel benieuwd. Ik vind het in politieke zin belangrijk dat de bewindslieden dit soort ingewikkelde dossiers waarvan je toch een beetje aanvoelt dat het wringt, niet naar voren schuiven zodat wij er pas in 2014 of 2015 over praten. Dat moet de PVV-fractie natuurlijk met mij eens zijn. Nee, ik wil dit eigenlijk begin 2013 opgehelderd hebben, want dan weten wij of het realiteitswaarde heeft of niet.

Mevrouw Helder (PVV):

Als de heer Schouw snel antwoord wil, sluit ik mij geheel bij hem aan. Ik heb in mijn spreektekst ook gezegd dat ik benieuwd ben hoe en wanneer de bewindslieden die PVV-plannen gaan uitvoeren. Ik wil ook graag weten of het antwoord snel naar de Kamer komt.

De heer Schouw (D66):

Ik weet niet of het op alle onderdelen tot iets leidt tussen D66 en de PVV, maar in elk geval op dit onderdeel wel. Daarvoor dank ik mevrouw Helder. Overigens zeg ik nog even tegen het kabinet dat de fractie van D66 niet enthousiast is over de privatisering van het gevangeniswezen, want daarover las ik niets in het regeerakkoord.

De privacy is ook belangrijk. D66 wil een waakhond met tanden, een die blaft en bijt als het nodig is, dus een College bescherming persoonsgegevens dat wetgeving kan toetsen, dat een boetebevoegdheid heeft en dat toeziet op datalekken. Wat dat betreft ben ik blij met de inbreng van de Partij van de Arbeid, die altijd consequent heeft gepleit voor een toezichthouder met tanden. Ik zit wel met een probleem dat te maken heeft met de taakstelling bij het CPB. Ik heb mij laten vertellen dat bovenop de taakstelling van 12% nog een taakstelling komt van 10%. Dit betekent dat dadelijk een kwart van het budget moet worden afgehaald en dat het CBP de wettelijke taken niet kan uitvoeren. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn? Verder wil ik dat tempo wordt gemaakt met die boetebevoegdheid, want wij hebben het daar al een eeuwigheid over. Het zou fantastisch zijn als in februari 2013 hierover een voorstel de kant van de Kamer opkomt. Ik zou ook graag een toezegging van het kabinet krijgen dat het heel goed en serieus kijkt naar de bezuinigingstaakstelling van het college en daarover ook keurig netjes met de Kamer overlegt.

Ik vervolg met een aantal punten over asiel, de nieuwe aanwinst van de staatssecretaris. Is het een loden last of een verrijking voor zijn portefeuille? De vorige Kamer heeft heel regelmatig de vorige minister voor Immigratie en Asiel weten bij te sturen wat betreft de rechtvaardigheid en humaniteit van het beleid. Wij hebben het gehad over verwesterde meisjes zoals Sahar, over homoseksuele Irakezen, over alleenstaande meerjarige vreemdelingen, over Mauro, over christenen in islamitische landen, over kinderen van uitgeprocedeerde gezinnen. Op al die punten waar het kabinet iets anders wilde, heeft de Kamer bijgestuurd en ik verwacht dat dit deze periode ook weer gaat lukken. Daarover heb ik nog wel een vraag, want minister Leers deed altijd heel erg beperkend over zijn discretionaire bevoegdheden. Uiteindelijk nu hij weg is, bleek hij toch niet zo'n harde tante te zijn. Hij ging daar vrij soepel mee om en ik vraag deze staatssecretaris of hij daar verder mee wil gaan. Er zijn nog een paar punten, zoals de aanscherping van de Europese richtlijnen.

De voorzitter:

U heeft vast gezien dat het klokje inmiddels weer gelijk loopt. Dit is zoals het gaat. Gaat u verder.

De heer Schouw (D66):

Het kabinet gaat verder met de aanscherping van de Europese richtlijnen. Onze politieke opvatting daarover zal duidelijk zijn. Leers is tegen de muur gelopen, dus dat zal deze staatssecretaris waarschijnlijk ook doen. Ik zou toch graag – als je er heilig in gelooft dat het kan, dan moet je het ook serieus nemen – een serieuze evaluatie willen hebben van de pogingen die Leers twee jaar lang heeft gedaan om de Europese richtlijnen te veranderen. Daar kunnen we van leren: het kan een guidance zijn voor de huidige staatssecretaris.

Het strafbaar stellen van illegaliteit is een juridisch moeras. Ik had het hier zojuist in mijn interruptie al over. Ook voor dit onderwerp zou ik willen afspreken dat we in februari of maart 2013 concrete voorstellen krijgen: hoe ga je het uitvoeren, wat gaat het kosten, wat is de opsporingscapaciteit en al dat soort zaken. Ik zou ook van de staatssecretaris in dit debat duidelijkheid willen krijgen over de sanctie. Gaat hij mensen opsluiten of gaat hij mensen beboeten? Dan hebben we dat ook helder.

Ik zou verder van de staatssecretaris een indringend betoog willen horen over het belang van GEAS, een gemeenschappelijk Europees asielsysteem. In mijn 15 resterende seconden wil ik nog even zeggen dat wij minister Leers buitengewoon hebben gewaardeerd op dit punt. Hij heeft zich enorm ingezet om tot een Europees beleid rondom asiel te komen omdat dat veel nationale problemen voorkomt. Het zou fantastisch zijn als de staatssecretaris dit punt positief oppakt en ermee verder gaat.

Tot slot – dat gaat gewoon van mijn tweede termijn af, dat snap ik heel goed – wil ik de staatssecretaris een actualiteit voorhouden. Waarschijnlijk zal deze week in Uganda een antihomowet worden aangenomen. De staatssecretaris zal begrijpen dat in dat geval het beschermingsniveau van LHBT's uit Uganda waarschijnlijk moet worden aangepast. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris in zijn beantwoording hierop ingaat. Anders ben ik genoodzaakt om via een motie een uitspraak van de Kamer hierover te vragen.

De heer De Wit (SP):

Ik vraag de heer Schouw naar de mening van de D66-fractie over de bezuinigingen op de gefinancierde rechtshulp: de verhoging van de eigen bijdrage en de verlaging van de vergoeding.

De heer Schouw (D66):

Daar zijn wij niet voor. Als ons ooit de gelegenheid gegeven wordt, gaan wij samen tegen dit kabinet …

Mevrouw Helder (PVV):

Mevrouw Berndsen, de collega van de heer Schouw, sprak over een schending van de rechtsstaat, althans over blauwe plekken, waar het gaat om het strafbaar stellen van illegaliteit. Over de maatregel kun je van mening verschillen, maar het is geen schending van de rechtsstaat als er wetgeving over wordt opgenomen. De Kamer gaat daar immers nog over debatteren en stemmen. Ik wilde een bruggetje maken van de rechtsstaat naar wat de heer Schouw heeft gezegd in het kader van journalistiek verschoningsrecht.

De voorzitter:

Leidt dat bruggetje wel snel tot een vraag?

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, de vraag komt nu. De heer Schouw zei dat hij absoluut gaat proberen te verhinderen dat het kabinet in hoger beroep zal gaan. In het kader van de machtscheiding – de trias politica met een duur woord, wat nu net het kernwoord van de rechtsstaat is – gaat de heer Schouw toch wel met de rechtsstaat aan de haal, of niet?

De heer Schouw (D66):

Dat was het puntje van – wat was het ook alweer – de journaliste van de Telegraaf. Dat heb ik niet op hoeven te brengen, omdat de bewindslieden zelf al inzagen dat hoger beroep onnodig was. Of het kabinet in hoger beroep zou gaan bij het Europees Hof zou een politieke beslissing zijn geweest, maar dat hoefde niet omdat het kabinet zo verstandig was om daarvan af te zien. Volgens mij is dat precies wat de PVV had gewild. Want zomaar een journaliste, advocate of – die haal ik er even bij voor de heer Van der Staaij – geestelijke afluisteren, dat moeten we niet hebben in een rechtsstaat. Dat zou getoetst moeten worden door een rechter, en dat lijkt mij staatsrechtelijk gezien een zeer zuiver standpunt.

Mevrouw Helder (PVV):

Daarover verschillen we van mening. De verschoningsgerechtigden die in de wet staan, noemde u net, maar daar staan geen journalisten bij. Hierover is al in de jaren negentig een wetsvoorstel ingediend, waarover nota bene de Raad van State – dat moet u aanspreken – zeer kritisch was, want journalist is geen beschermde titel. De PVV gaat dus niet zomaar voor het journalistieke verschoningsrecht zijn, maar wel voor toestemming van de rechter daar waar mensen afgeluisterd gaan worden. Maar u zei als lid van de Tweede Kamer dat u gaat verhinderen dat de regering in hoger beroep gaat. Maar daar gaat de regering zelf over.

De heer Schouw (D66):

Nee, dat moeten we dadelijk nog even bespreken. De Kamer controleert de regering, en uiteindelijk is de Kamer als volksvertegenwoordiging natuurlijk wel even de baas, ook op dit soort punten. Maar ik ben ontzettend blij dat de regering geen hoger beroep heeft aangetekend bij het Europees Hof en onmiddellijk inzag dat ze hier de fout was ingegaan. Volgens mij is het staatsrechtelijk heel erg juist als de Kamer de regering aanspoort tot dingen, maar de regering ook verbiedt om dingen te doen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is toch echt iets anders dan verhinderen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Vrijheid is de mogelijkheid om het goede te doen en de ruimte om tot bloei te komen. Om die vrijheid te beschermen is er het recht en is er de wet. Het is cruciaal dat die worden gehandhaafd. Maar waar de grenzen van de wet verkeerd worden getrokken, daar kan vrijheid omslaan in haar tegendeel. Dan is het bederf van het beste het slechtste.

Deze week kreeg ik per e-mail een reactie op een artikel dat ik heb geschreven over prostitutie en mensenhandel. Deze vrouw schreef mij hoe zij ooit in haar studententijd was gaan bijverdienen in de prostitutie, maar zich steeds sterker was gaan afvragen hoe vrijwillig haar keus eigenlijk was geweest. Ze schrijft dan: "Nu, twintig jaar later heb ik nog steeds last van mijn werkverleden. Ik heb mijn studie afgemaakt en heb een gezin en een goede baan. Maar het verleden spookt nog vaak door mijn hoofd. Er is niemand die dat weet. Ook de eenzaamheid is een bittere erfenis, naast alle afschuwelijke herinneringen." Ze eindigt haar e-mail als volgt: "Zeggen dat hoeren andere vrouwen beschermen tegen verkrachting, zoals veel mensen denken, mag nooit een reden zijn om dit in stand te houden. Waarom mag de ene vrouw wel en de andere niet verkracht worden? Ik hoop dat u deze kwestie onder de aandacht blijft brengen." Ik zal dat doen.

De legalisering van prostitutie is twaalf jaar geleden gevierd als een toonbeeld van vrijheid, maar we zien dat deze vrijheid in veel gevallen gepaard gaat met onvrijheid. Vrouwen die vanuit het buitenland hierheen worden aangevoerd om seksueel geëxploiteerd te worden, Nederlandse vrouwen die vanwege schulden aan thuisprostitutie gaan doen, jonge meiden die via een loverboy achter de ramen terechtkomen; het heeft niets met vrijheid te maken, maar alles met onrecht dat bestreden moet worden.

Ik hoop dat de komende periode zich een breed front in de Kamer aftekent in de strijd tegen deze misstanden. Ik hoop op bewindslieden die niet zozeer zeggen dat zaken hun aandacht hebben, maar op bewindslieden die voorop gaan in de strijd tegen dit onrecht. Daarbij zijn drie zaken nodig: een bovenlokale aanpak, een hogere drempel tegen mensenhandel en betere bescherming van slachtoffers.

Ik ga allereerst in op de noodzaak van de bovenlokale aanpak. De aanpak is nog veel te versnipperd en veel te afhankelijk van lokale prioriteiten. Op welke manier verankeren we bijvoorbeeld de preventie, zodat op alle scholen voorlichting over loverboypraktijken plaatsvindt? Is de minister bereid om, in overleg met zijn collega van VWS, te werken aan de komst van regionale zorgcoördinatoren, waar hulpverleners om vragen? Hoe is de inbedding van de teams Mensenhandel in de nationale politie? De nationale rapporteur heeft haar zorg op dit punt uitgesproken. Hoe kunnen we alsnog komen tot registratie en een betere informatie-uitwisseling nu het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is aangehouden in de Eerste Kamer? Ik hoor graag van de minister hoe hij hier werk van gaat maken.

Ik kom op mijn tweede punt: hogere drempels tegen mensenhandel. De Kamer van Koophandel schrijft altijd in, zelfs bij het vermoeden van mensenhandel. Dat vermoeden wordt weliswaar gemeld, maar de inschrijving vindt wel plaats, terwijl weigering van inschrijving in zo'n geval wel zou kunnen. Ik vraag de minister om daarover in overleg te treden met de Kamer van Koophandel. Ook zouden de Kamers van Koophandel buitenlandse vrouwen die zich hier inschrijven, informatie kunnen geven over de risico's en schaduwzijden van prostitutie. Een ander punt betreft de beperkte mogelijkheden van mobiele grenscontrole. De heer Van Hijum heeft dat in een andere context ook al naar voren gebracht. Omgerekend is slechts vier dagen per maand mobiele grenscontrole mogelijk. De andere 26 dagen kan een van een Bulgaars kenteken voorzien busje met Bulgaarse vrouwen gewoon doorrijden. Dat is een onbevredigende situatie. Is de minister bereid om met zijn Schengencollega's te overleggen over mogelijkheden om de mobiele grenscontrole uit te breiden?

Ik kom op mijn derde punt: betere bescherming van slachtoffers. Het is tragisch dat er nog altijd sprake is van wachtlijsten voor de opvang van slachtoffers. De PvdA-fractie heeft dit punt ook al naar voren gebracht. Vorig jaar is melding gemaakt van wachtlijsten en ook dit jaar kunnen we dat doen, maar wat gaat de minister er nu echt aan doen, zodat kwetsbare vrouwen de hulp krijgen die ze nodig hebben?

De B9-regeling, die slachtoffers drie maanden de tijd geeft om aangifte te doen, is deze zomer op onderdelen ingeperkt. Volgens hulpverleners is dit niet goed voor de slachtoffers en niet goed voor de vervolging van daders. Er wordt nu in sommige gevallen al binnen tien dagen geseponeerd, zonder dat er tijd en rust is om een goede aangifte te doen. Deze inperking is geen verbetering. De ChristenUniefractie vraagt het kabinet om deze maatregel terug te draaien.

Volgend jaar is het 150 jaar geleden dat ons land de slavernij afschafte. Laat komend jaar het jaar zijn waarin we met inzet en veel inspanning de strijd aangaan tegen moderne slavernij. Ieder mens telt, is geschapen naar Gods beeld en heeft recht op vrijheid om tot bloei te komen. Laten we ons daarvoor inzetten.

Ook verslaving heeft niets met vrijheid te maken, integendeel. De ChristenUnie is blij dat de leeftijd voor alcoholverkoop naar 18 jaar gaat. Ik ben echter minder blij met de voorstellen over de coffeeshops. De minister is nog steeds niet helder over wat hij precies bedoelt met lokaal maatwerk met betrekking tot het ingezetenencriterium. De ChristenUnie vindt het ronduit een verkeerde stap dat de minister het criterium van de afstand tot scholen wil loslaten. Dit verlaagt de drempel voor jongeren en kan het begin van een verslaving zijn. En hoe is het mogelijk dat er proefprocessen nodig zijn om een plaatselijk blowverbod te regelen, omdat het landelijk wel verboden is maar tegelijk wordt gedoogd? De staatssecretaris wil het gokbeleid reguleren – we hebben het daar vanochtend al kort over gehad – maar ondertussen neemt het aantal gokverslaafden snel toe. Wat doet de regering daaraan?

De vrijheid van een samenleving moet worden beschermd tegen wetsovertreders. Dat betekent echter ook weer niet dat mensen die zich ooit hebben misdragen, voor de rest van hun leven tot onvrijheid moeten worden veroordeeld. Aan steeds meer jongeren wordt voor werk of stage om een verklaring omtrent het gedrag, een vog, gevraagd. Dit geeft problemen voor jongeren met een justitieel verleden. Er is een streng beleid. Dat leidt ertoe dat iemand die zich op zijn 13de heeft misdragen, op zijn 24ste niet aan de slag kan als taxichauffeur, terwijl het voor jongeren met zo'n verleden juist zo belangrijk is om aan het werk te gaan en werk te hebben. Het invoeren van een ondergrens voor jongeren is noodzakelijk. Straffen voor lichte vergrijpen onder de 23 jaar zouden dan niet leiden tot weigering van een vog. Graag een reactie.

Met betrekking tot die vog wil ik de staatssecretaris ook vragen hoe het staat met het gratis verstrekken van vog's voor vrijwilligersorganisaties. Hoe staat het met de evaluatie en kan die regeling ook worden uitgebreid voor bijvoorbeeld kerken en groene organisaties die eveneens veel met vrijwilligers werken?

Vrijheid verdedigen tegen criminelen betekent ook opnieuw vrijheid geven aan mensen die hun straf hebben uitgezeten. Maar met alleen straffen krijgen we nog geen betere samenleving. Gerechtigheid betekent ook inzetten op gedragsverandering en perspectief bieden en kansen geven, zodat een nieuw bestaan kan worden opgebouwd. Waarom erkent de regering resocialisatie niet als een aparte taak maar wordt die ondergebracht bij forensische zorg, wat toch echt heel iets anders is? Door deze wijziging dreigen financiële problemen voor de 24 uursnazorgorganisaties zoals Exodus, omdat de bekostigingsstructuur niet aansluit bij de inhoud van het werk van deze organisaties. Is het niet slimmer hierin meer te investeren om dure gevangeniskosten te besparen en recidive te voorkomen? Ik heb een amendement ingediend voor het ondersteunen van vrijwilligerswerk bij sanctietoepassing en integratie. Vrijwilligers leveren een waardevolle bijdrage en zijn goedkoop maar zeker niet gratis. Mijn vragen over Exodus stel ik mede namens de CDA-fractie die net niet in de gelegenheid was om die vragen te stellen. Net als onder andere de PVV-fractie maak ik mij zorgen over de bezuiniging op de rechtspraak en sluit ik mij aan bij de vragen die daarover al zijn gesteld.

Het navolgen van de letter van de wet kan in de praktijk soms strijdig zijn met het rechtsgevoel. Dat is het geval in de tragische situatie waarin een echtpaar uit Vollenhoven is vermoord en een van de zonen verdachte is. De zaak heeft ook in de media de nodige aandacht gekregen. Terwijl de rechtszaak nog loopt, is ondertussen de erfenis verdeeld en heeft ook de van moord verdachte zoon zijn deel ontvangen. Voor andere familieleden is dit moeilijk te verteren. Mijn fractie vraagt de minister of het ook mogelijk zou zijn dat in zo'n zaak de erfenis gedurende de rechtszaak in een depot blijft en niet wordt uitgekeerd. Graag een reactie.

Het is ook strijdig met het rechtsgevoel als daders hun straf ontlopen. Toch is de pakkans in Nederland relatief laag doordat er minder rechercheurs zijn dan in de omliggende landen. Gaat de minister hier meer op investeren en op welke manier kan de hulp van burgers, bijvoorbeeld via het nu al zeer succesvolle Burgernet, nog meer worden gebruikt?

Dit kabinet wil investeren in de operationele sterkte van de politie, maar waarom wordt dan de evenementenheffing, zoals wel afgesproken, niet ingevoerd, maar krijgt de politie in plaats daarvan een extra efficiencytaakstelling van maar liefst 60 miljoen? Ik zou de minister willen vragen dit te repareren en de evenementenheffing wettelijk te regelen zodat we af zijn van die taakstelling van 60 miljoen.

Ook de bezuinigingen op de gevangenissen komen hard aan, zeker in de regio's met een toch al hoge werkloosheid. Ik zou de staatssecretaris dringend willen verzoeken om bij de keuze van de te sluiten gevangenissen in ieder geval krimpregio's en economisch zwakkere regio's te ontzien.

De politie moet prioriteiten stellen en kan niet overal achteraan, maar is de minister het met mij eens dat het niet zo kan zijn dat een ondernemer wordt afgewimpeld met het argument dat er geen tijd is als hij een compleet dossier overhandigt, inclusief al het bewijsmateriaal? Prima dat de minister wil dat op elke aangifte binnen twee weken wordt gereageerd maar als je alleen maar hoort dat er niets met de aangiften gedaan wordt, gaat dat ten koste van het vertrouwen in de politie en daalt de bereidheid om aangifte te doen. Dan kan de capaciteit beter worden ingezet voor het onderzoeken van panklaar aangeleverde misdrijven. Kan de minister een indicatie geven van het aantal plankzaken met een 100% opsporingsindicatie?

Ik heb nog een amendement ingediend voor het terugdraaien van de bezuiniging op het College bescherming persoonsgegevens. De woordvoerder van de D66-fractie heeft er al het een en ander over gezegd. Ook heb ik een amendement ingediend over de beveiliging van joodse instellingen. De minister heeft zich daarover uitgebreid laten informeren, maar is van mening, zo schrijft hij een brief, dat hiervoor op dit moment geen bekostiging vanuit de rijksbegroting nodig is vanwege lokale subsidies. Er is echter nog steeds geen geld voor het inschakelen van beveiligers. Deze hoge kosten kunnen wij niet neerleggen bij deze kleine gemeenschap. Het bewaken van de veiligheid is een kerntaak van de overheid. Dat zou juist als het gaat om deze groep een erezaak moeten zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Gezien het feit dat de asielbegroting is ingeschoven, is mijn spreektijd maar beperkt. Ik ga dus snel van start. Als ik naar het asielgedeelte in het regeerakkoord kijk, wordt mijn hart blij. Er staat immers iets in over de kinderasielwet. Er wordt een regeling getroffen voor de kinderen die al heel lang in Nederland zijn en die hier inmiddels zijn ingeburgerd. Die krijgen hoop en perspectief op een verblijf in Nederland.

Als ik doorlees, zie ik echter veel terug van de teksten uit het vorige regeerakkoord. Daar mag de VVD dan blij mee zijn, maar ik had meer verwacht van de PvdA.

Wij hadden het al even met de heer Recourt over de kinderasielwet. Ik wil de staatssecretaris, die verantwoordelijk is voor het maken van een overgangsregeling, een aantal vragen meegeven. Is het mogelijk om de leeftijdsgrens van 21 jaar los te laten voor de zogenaamde oude gevallen? Is het mogelijk om het kinderpardon op iedereen van toepassing te verklaren die voor zijn 18de jaar naar Nederland is gereisd, vijf jaar in Nederland is verbleven en minimaal vijf jaar naar na zijn asielaanvraag nog steeds in Nederland is? Dan zouden wij de situaties van de mensen ondervangen die inmiddels ouder zijn geworden dan 21 jaar, maar die verder wel onder de regeling zouden vallen.

Dan de kinderen van 1F'ers. Is het toch mogelijk om naar deze kinderen te kijken? Deze kinderen hebben immers geen schuld aan wat de ouders hebben gedaan. Het is natuurlijk aan de ouders om te beslissen wat er gebeurt: of zij met de kinderen teruggaan naar het land van herkomst of dat men toch kiest voor een gescheiden verblijf in Nederland, al is het voorlopig.

Dan de meerderjarige broertjes en zusjes, die feitelijk nog deel uitmaken van het gezin. Vallen die ook onder deze regeling? Kunnen wij er ook van uitgaan dat de kinderpardonregeling geldig blijft totdat de kinderasielwet in werking is getreden? Het kan zo zijn dat met de overgangsregeling een datum wordt afgesproken, maar dat er waarschijnlijk nog wel een jaar tussen zit voordat wij de definitieve kinderasielwet hebben gemaakt. Wij moeten voorkomen dat in de tussenliggende periode kinderen alsnog teruggestuurd worden, terwijl zij mogelijk wel onder de kinderasielwet kunnen vallen.

Worden de Dublinclaimanten meegenomen in de overgangsregeling als zijnde asielzoekers die mogelijk tijdelijk buiten Nederland verbleven, maar die uiteindelijk weer terug zijn gekomen naar Nederland en die hier de situatie hebben afgewacht?

Ik ga nu snel door naar de gezinshereniging, de reguliere. Kan de staatssecretaris een uitzondering maken voor de partner die kinderen heeft bij de aanvraag? Het gaat mij om de verhoging van de leeftijd van 21 jaar naar 24 jaar. Wij pleiten er zeer voor om een uitzondering te maken voor partners die kinderen hebben, bijvoorbeeld hier in Nederland, en die moeten wachten op de ouder die nog in het buitenland zit. Ik hoor graag van de staatssecretaris dat hij meerderjarige kinderen die nog deel uitmaken van het gezin, ook onder de gezinshereniging laat vallen.

Ik kom nu op de gezinslocaties. De PvdA, de ChristenUnie en andere partijen zijn de afgelopen jaren gezamenlijk opgetrokken waar het ging om de vrijheidsbeperkende locaties (VBL) en de vrijheidsbeperkende maatregelen die nog van kracht zijn in de gezinslocaties. Ik hoop dat de PvdA er samen met mij voor zal blijven strijden om deze maatregelen bij de gezinslocaties te schrappen. Het gaat ook hier weer om kinderen. Zij worden beperkt in hun bewegingsvrijheid doordat hun ouders elke dag een meldingsplicht hebben, zelfs in het weekend. Ik hoor daar graag een reactie op van de staatssecretaris.

Mijn volgende punt betreft de vreemdelingendetentie en de alternatieven daarvoor. Ik heb begrepen dat dergelijke alternatieven in verschillende omliggende landen al worden ingezet. Wij hebben pilots lopen. Is de staatssecretaris bereid om die pilots te versnellen en ze ook in omvang uit te breiden? Is hij ook bereid om de vreemdelingendetentie slechts in uiterste gevallen te gebruiken en af te zien van de grensdetentie?

Ten slotte kom ik op het tentenkamp en de uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik was blij met de opening die de PvdA daar maakte wat betreft de Somaliërs. Ik vraag de staatssecretaris of hij een uitzondering wil maken en Somaliërs een langere opvangmogelijkheid wil bieden, ook omdat de Raad van State heeft aangegeven dat de Somaliërs die naar de hoofdstad Mogadishu zouden moeten, op dit moment niet terug kunnen. Ik hoor ook nog graag een reactie van de staatssecretaris over Irak. Kan hij aangeven hoeveel van de 300 mensen die vrijwillig zijn teruggekeerd, naar Irak, naar Noord-Irak, dus naar Koşerdistan, zijn gegaan? Ik heb namelijk sterk de indruk dat de meeste Irakezen die vrijwillig terugkeren, naar Koşerdistan gaan en niet naar Bagdad, Ninevé, Kirkuk et cetera. Daar krijg ik graag een feitelijk antwoord op.

De voorzitter:

Dan is straks het woord aan mevrouw Van Tongeren van de fractie van GroenLinks. Eerst schors ik echter enkele minuten uit humanitaire overwegingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Er is een nieuwe regering, maar wel een met dezelfde bewindslieden op dit ministerie. Ik ben niet de eerste die dit opmerkt. We zijn de gehele ochtend en middag al bezig om de verschillen te ontdekken. Wat is het verschil tussen het vorige beleid en dit? Aan de ene kant horen we: het is eigenlijk precies hetzelfde, want het was best goed beleid. Aan de andere kant horen we toch ook: nee, er liggen heel andere accenten. Ik ben heel benieuwd hoe de bewindslieden dit zelf ervaren. Zijn zij guns for hire, kunnen zij elk type beleid uitvoeren en blijven ze daarbij even geloofwaardig? Of hebben ze echt afstand genomen van een gedeelte van het vorige beleid en voeren ze nu een fris, nieuw, veel minder repressief en veel humaner beleid uit?

De wijkagent en de rechercheur zitten met Rutte II jarenlang op de nullijn. We zijn allemaal overspoeld met e-mails van tolk-vertalers die last hebben van hetzelfde probleem en die zeggen dat zij al veel langer op de nullijn zitten. Het bedrijfsleven echter mag gaan verdienen aan de techno-oplossingen voor onze veiligheid, de fake veiligheid van continue cameracontrole, talloze telefoontaps en de DNA-database. Ondertussen zitten er vluchtelingen in tentjes in de regen zonder papieren en zonder toekomst, schreef ik vanmorgen. Die vluchtelingen zitten inmiddels echter ook niet meer in hun tentjes. Joost mag weten waar ze wel zitten. De minister weet het in ieder geval niet, volgens mij. Dat dit VVD-beleid is, weten we al. Maar gaat de PvdA dit gedogen? Of komt er meer mededogen? Komt die uitgestoken hand van de PvdA er en gaat het roer een stukje om?

Bij een nieuw begin horen ook complimentjes. We hebben drie verbeteringen gevonden ten opzichte van Rutte I. Er komen weer gewone griffierechten, zodat gewone mensen met gewone zaken naar de rechter kunnen. Rechters kunnen weer maatwerk leveren in plaats van een verplichte minimumstraf op te moeten leggen. En er komt een kinderpardon. Maar – u voelt een "maar" aankomen, voorzitter, ik heb helaas een redelijke lijst aan "maar" – er ligt wel het punt van onschuldig zijn tot je bent veroordeeld. Bij interruptie heb ik hier een helder punt over gemaakt, dat ik nu niet zal herhalen. Ik heb echt uitleg nodig waarom mensen die onschuldig zijn, ook in hoger beroep, gewoon collateral damage kunnen zijn, omdat we elders in de strafrechtketen een probleem hebben. We raken namelijk veroordeelde mensen ergens kwijt, we kunnen ze niet meer vinden.

Ik wil ook graag betere getallen. De schattingen van Ybo Buruma werden betwist en die van de Rekenkamer ook. Ik hoor dus graag de getallen van de bewindslieden. Wat blijft over van het recht om niet aan je eigen veroordeling te hoeven meewerken als zonder enige verdenking je computer kan worden doorzocht of er een decryptiebevel kan komen? Ik moest even bedenken wat dat was, maar dat betekent dat je zelf moet uitleggen wat er verstopt kan zitten op jouw computer. Wat blijft er over van het recht om niet aan je eigen veroordeling te hoeven meewerken als de autoriteiten met een kunstgreep een aantal parkeerterreinen tot risicogebied kunnen verklaren zodat iedereen die daar over de snelweg rijdt, aan de kant gezet en gefouilleerd kan worden, als journalisten geprest worden om hun bronnen en fotomateriaal vrij te geven en als je familie onder morele druk mee moet werken aan een grootschalig DNA-onderzoek?

Werkt deze regering stap voor stap toe naar draagvalk voor een nationale database? Het lijkt er wel op, bijvoorbeeld als de heer Teeven op televisie zegt: vooralsnog niet. Wat bedoelt hij met "vooralsnog"? Bedoelt hij dat het wel een reële optie wordt als de PVV stijgt in de peilingen?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik hoor mevrouw Van Tongeren nu al twee keer een wat laatdunkende opmerking maken over DNA-onderzoek. De Kamer heeft in de vorige periode met een grote meerderheid ingestemd met het nieuwe DNA-verwantschapsonderzoek. Sindsdien zijn twee geruchtmakende zaken opgelost door middel van dergelijk onderzoek, althans, één zaak is in ieder geval opgelost en de tweede mogelijkerwijs. Dan is het toch niet écht zo dat mevrouw Van Tongeren hier komt vertellen dat GroenLinks liever had gewild dat die zaken niet waren opgelost?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat is net zo'n vraag als "wanneer houdt u op met uw vrouw te slaan?". Natuurlijk is ook GroenLinks blij met iedere zaak die is opgelost. Zaterdag in Nieuwsuur zei staatssecretaris Teeven dat er in de zaak-Vaatstra een dader was dankzij DNA-onderzoek. Toen volgde er een kleine pauze, waarna hij zei: althans, hij moet nog worden veroordeeld. Dat geeft precies het probleem aan van DNA-onderzoek. DNA-onderzoek wijst geen dader aan. Het enige wat DNA-onderzoek laat zien, is dat er een kleine kans is – als het een gedeeltelijk DNA-spoor betreft – dan wel een grote kans – als het DNA-spoor wat beter is – dat die persoon op die plek is geweest. Dat is nog geen veroordeling.

De voorzitter:

Een korte tweede vraag, mijnheer Van der Steur.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik kreeg geen antwoord op mijn eerste vraag, voorzitter. Dat wilde ik even aan de orde stellen. Mevrouw Van Tongeren geeft geen enkel antwoord op mijn vraag. De vraag is: is mevrouw Van Tongeren namens de GroenLinksfractie daadwerkelijk van mening dat criminele activiteiten niet mogen worden opgelost door middel van DNA-onderzoek, ja of nee?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mevrouw Van Tongeren van GroenLinks is van mening dat wij meerdere checks-and-balances in ons systeem hebben, die allemaal belangrijk zijn. Ja, het is belangrijk om misdadigers te veroordelen. Het is echter ook belangrijk om rechten te beschermen, zoals het recht om niet aan je eigen veroordeling mee te werken en het recht om niet opgesloten te worden totdat je finaal veroordeeld bent. Dat vind ik ook ongelooflijk belangrijk.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren vervolgt haar betoog.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Gelukkig blijkt de VVD het beginsel van "onschuldig tot veroordeeld" toch weer te kennen als het gaat om mogelijke witteboordencriminaliteit en mogelijke fraude bij bestuurders, burgemeesters en wethouders. We konden daarover uit de mond van de bewindslieden optekenen dat zij daar niets over wilden zeggen omdat het nog onder de rechter was. Daar ben ik het helemaal mee eens, en dat zouden bewindslieden vaker moeten doen.

GroenLinks maakt zich grote zorgen over de verwaarlozing van onze rechtsstaat. Dat blijkt ook uit mijn interrupties. We zouden daar trots op moeten zijn. Onze rechtsstaat scoort in de top twintig van de 200 landen in de wereld. We hebben een heel mooie, uitgebalanceerde rechtsstaat. Die zouden we moeten onderhouden, in plaats van er langzamerhand stukjes onderuit te schoffelen omwille van kortetermijndoelen. De beginselen van de rechtsstaat zitten niet automatisch in ons DNA, maar moeten actief worden doorgegeven. Is de minister dat met mij eens?

In persbericht na persbericht lazen we in de vorige regeerperiode stevige spierballentaal, maar wat doet de minister bijvoorbeeld aan kindersekstoerisme, behalve folders uitdelen op Schiphol als er camera's bij zijn? Minister Opstelten startte op 24 oktober een publiekscampagne. Natuurlijk juichen we dat toe. Meer aandacht en een afzonderlijke politie-unit zijn ook heel fijn, maar nog steeds weigert Nederland elke internationale samenwerking wat betreft de overname van of de medewerking aan strafzaken. Dat ligt niet aan de rechtswaarborgen voor verdachten. Het is dus heel goed dat er aandacht voor is, maar hoe zorgt de minister ervoor dat de verdachten van kindersekstoerisme daadwerkelijk aangepakt worden? Dit is wat GroenLinks betreft nu juist wel de plek voor spierballentaal en keihard aanpakken. Persberichten die het belang onderstrepen van de onafhankelijke rechter, of het belang van resocialisatie en begeleiding bij terugkeer in de samenleving, hebben we niet gevonden. Wij willen meer aandacht van de bewindslieden voor de begeleiding van ex-gevangenen, omdat dat de beste methode is om nieuwe misdaden te voorkomen. Is de minister dat met mij eens?

Wij willen graag weten hoe het zit met het boerkaverbod. Dat is ook zo'n oplossing op zoek naar een probleem. Krijgen agenten er een nieuw wapen bij, namelijk de liniaal? Hoeveel van het gezicht moet eigenlijk precies zichtbaar zijn voordat een bepaald kledingstuk een boerka is?

We hebben het al uitgebreid gehad over mensen die als vluchteling in Nederland zijn zonder de juiste papieren terwijl zij toch nergens heen kunnen. Nog steeds begrijpen we niet voor welk probleem strafbaarstelling een oplossing is. Ik neem aan dat dit uitgebreid aan de orde komt in de beantwoording door de bewindslieden. Ik zie al geknik.

Privacy, is dat iets van de vorige eeuw of hecht de regering daar nog aan? Door de huidige technologie kan de burger permanent bewaakt, gevolgd en geregistreerd worden. Denk aan internetproviders die e-mail moeten opslaan, het inbreken in computers, het registreren van nummerplaten en inmiddels ook het kijken in psychiatrische dossiers. Alle betrokken instanties beloven met de hand op het hart dat je gegevens bij hen verder veilig zijn. Maar ja, dat zeggen de banken ook, met 2,7 miljoen schade door internetbankieren. Ik krijg dus graag een reactie van de minister over het belang van privacy en de manier waarop hij die verder gaat waarborgen. Er wordt wel gezegd: de burger die niets te verbergen heeft, moet geen bezwaar hebben tegen al deze digicontrole. Zou dat dan ook niet voor de staat gelden? Als bestuurders niets fout doen en dus niets te verbergen hebben, waarom is er dan geen handige en heldere Wet openbaarheid van bestuur? Was het niet deze minister die op enig moment zei dat journalisten toch iets minder gebruik moesten gaan maken van de huidige WOB?

De politiemannen- en vrouwen in de frontlinie verdienen volgens het regeerakkoord respect, maar ze verdienen blijkbaar niet méér dan respect. Graag een reactie hierop. Blijft het de nullijn? Ik krijg ook graag de garantie dat het extra geld voor de nationale politie niet weer terechtkomt bij blauw achter het bureau maar vooral ook bij blauw op straat.

Over de frontlinie gesproken: wie herinnert zich niet de Moerdijkbrand met onze brandweer- en politiemensen in de frontlinie? Hoeveel van de Brzo-bedrijven, de gevaarlijkste bedrijven in Nederland, hebben inmiddels hun brandveiligheid op orde? De laatste keer dat minister Opstelten daarover rapporteerde, was dat bij 168 van de gevaarlijkste bedrijven in Nederland nog niet het geval.

De heer Bontes (PVV):

Mevrouw Van Tongeren had het over respect voor de politie. Steunt zij nog steeds de actie van de GroenLinksfractie in Rotterdam voor een klachtenmeldpunt over het optreden van politiemensen? Dat meldpunt bestaat inmiddels, maar steunt zij dat? Is zij het met mij eens dat zo'n meldpunt niet getuigt van respect voor de politie?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ook als je respect hebt voor iemand moet je op een volwassen manier klachten kunnen indienen. Het verzamelen van klachten en het op een nette manier behandelen daarvan, met hoor en wederhoor, hoort volgens mij bij een respectvolle relatie.

De heer Bontes (PVV):

Die klachtenregeling is er nu. Los van de officiële klachtenregeling van de politie die over het algemeen goed functioneert, heeft de GroenLinksfractie in Rotterdam opgeroepen allerlei klachtjes te melden op een website. Is dat nog steeds beleid? Steunt mevrouw Van Tongeren dat? Hoe zit dat?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als het netjes gebeurt, als die klachten netjes verzameld worden en als er netjes hoor en wederhoor wordt toegepast, kan de politie daar alleen maar haar voordeel mee doen. Ik ben geen voorstander van openbare scheldpartijen op internetsites of voor een Polenmeldpunt. Ik ben er wel voor om in een open samenleving met elkaar te praten over problemen die er zijn en die burgers ervaren. Misschien ervaren deze burgers problemen in het officiële klachtenproces bij de politie.

De heer Bontes (PVV):

De conclusie is dus dat we problemen met MOE-landers niet mogen benoemen, maar problemen met politieagenten die in de frontlinie staan van onze samenleving wel.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat ligt eraan of het respectvol gebeurt.

Dan kom ik op de overheid als werkgever. Ik wil aandacht vragen voor het project Workplace Pride. Zij hebben een tienpuntenplan. De minister heeft daar al eens iets moois over gezegd, maar gaat hij er ook uitvoering aan geven?

Net als het kabinet-Rutte I wil dit kabinet migratie beperken tot het biologische kerngezin en dus de verruimde gezinsmigratie beperken. Een afhankelijke oma, een pleegkind of een negentienjarige zoon of dochter zou dan achter moeten blijven. Is de staatssecretaris bereid een uitzondering te maken in schrijnende gevallen waarin deze gezinnen uit elkaar gehaald worden? Hoe komt de staatssecretaris zijn toezegging na dat hij ging bekijken of de verhoogde veiligheidsrisico's in Irak van invloed zouden zijn op het terugkeerbeleid? Krijgen de vluchtelingen uit deze gebieden een verblijfsvergunning? Het is goed dat er een kinderpardon komt – ik zei het al eerder – maar wanneer komt daar duidelijkheid over? Wij willen graag een tijdspad van de verschillende acties van de bewindslieden. Ik zie ze nu knikken. Ik zie zo'n tijdspad graag tegemoet. We kennen allemaal de beelden van de volle tentjes met mensen die niet terug kunnen naar hun land van herkomst. We hebben het net ook al gehad over de motie van de SP over het regelen van adequate opvang. We willen daar echt een duidelijke reactie op. De minister kan een aangenomen motie niet negeren.

Vijf jaar geleden was er een generaal pardon. De mensen die daaronder vielen, kunnen nu een Nederlands paspoort aanvragen. Daar zitten 181 Syriërs bij die 5 jaar geleden in aanmerking kwamen voor een verblijfsvergunning. Zij zien zich nu echter geconfronteerd met een enorme paarse krokodil. Vaak hebben ze geen paspoort of geboorteakte en zijn ze ook niet in de gelegenheid om die te halen. Ik ken de VVD als een partij die administratieve lasten wil verlichten. Kan de staatssecretaris iets doen voor deze groep die niet kan beschikken over de juiste papieren om het Nederlanderschap of een Nederlands paspoort aan te vragen?

Waar blijft het nu échte beleidsprogramma van Veiligheid en Justitie? De uitgestoken hand van de PvdA pakken we graag aan, maar waar zijn de streefcijfers? Waar zijn de afrekenbare doelstellingen waardoor we weten waar we over vier of vijf jaar staan? Zo kunnen we bekijken of het kabinet op koers ligt. Welk mensbeeld staat bij dit kabinet voorop? Ik zie namelijk een mensbeeld bij de PvdA en ik zie een mensbeeld bij de VVD, maar welk mens-, wereld- en maatschappijbeeld heeft dit kabinet? Is het de oude repressie die samen met gedoogpartij PVV plaatsvond, of zijn het toch meer de humanitaire aspecten van de PvdA? Wordt de mensen niet te veel een dominante leefstijl opgedrongen, waarin zij te weinig ruimte hebben voor eigen keuzes? Wie heeft er nog toegang tot de rechter om conflicten vreedzaam op te lossen als de drukte bij de rechterlijke macht en bij het Openbaar Ministerie zo enorm blijft? Het is namelijk een soort waterbed. Als je aan de ene kant meer politie inzet, wordt het aan de andere kant drukker bij de rechterlijke macht. Dan zal daar dus ook geld erbij moeten en dat hebben wij niet. Ik ben heel benieuwd hoe de minister dit gaat aanpakken.

Nederland is volgens de fractie van GroenLinks gebaat bij een snelle, efficiënte en zorgvuldige rechtsgang. Wij hebben in Nederland nog steeds een fantastische rechtsstaat. Er zitten enkele aspecten in waar GroenLinks niet tevreden over is, maar laten wij er trots op zijn. Laten wij ook met zijn allen uitdragen dat wat wij in Nederland hebben, vrij uniek is. Laten wij dit niet te snel te grabbel gooien, omdat wij een probleem hebben in die zin dat wij een bepaalde groep niet goed kunnen volgen of omdat wij even een politiek probleem hebben in de Eerste of Tweede Kamer.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Er zijn van die woorden die je alleen maar tegenkomt in de begroting van Justitie en die je op straat eigenlijk nooit hoort. Ik kwam bijvoorbeeld ergens in de stukken het woord "tweejaarsrecidive" tegen. Toen ik beide bewindslieden hier zag zitten, dacht ik: tweejaarsrecidive. Zij zijn binnen twee jaar allebei teruggekeerd op hun post. Ik verdenk hen niet van een strafbaar feit. Het woord "recidive" kun je ook neutraal interpreteren in de zin van herhaling. Het is wel opvallend en bijzonder dat deze bewindslieden allebei na twee jaar in een nieuw kabinet weer aan het roer van het justitieschip staan.

Wij zitten bij de begrotingsbehandeling in een bijzondere situatie. Aan de ene kant heb je namelijk te maken met een oude begroting, de begroting van het demissionaire kabinet, en een beleidsagenda. Aan de andere kant heb je te maken met een nieuw regeerakkoord. Er kunnen dus nog wel wat verrassingen in toon en taal naar voren komen dezer dagen. In de interruptiedebatjes ging het daar al even over. Wij zijn benieuwd naar de toon en taal die wij in de reactie van de bewindslieden gaan horen.

Ik stel vast en waardeer het in ieder geval positief dat er juist heel veel continuïteit, voortzetting van beleid is. Het roer gaat wat dat betreft niet om. Het kabinet blijft een veiliger Nederland nastreven, evenals een sterkere rechtsstaat en een zuinige omgang met de overheidsfinanciën. Zo aangeduid in de prachtige beleidstaal van begrotingen is daar ook brede concensus over. Het komt natuurlijk wel op de uitwerking en uitvoering aan. Hoe ga je nu die gerechtigheid – ik vind dit altijd een mooi Bijbels woord – najagen? Dat gaat namelijk niet vanzelf. Daar moet iets voor gebeuren. Hoe zorg je ervoor dat mensen die zich misdragen, hun straf niet ontlopen en dat hun, nadat zij hun straf hebben uitgezeten, nieuwe kansen geboden worden?

Er is veel continuïteit. Het beleid wordt veelal voortgezet, maar als je het regeerakkoord goed leest, zie je dat er ook wel veranderingen zijn. Het zal de bewindspersonen niet verrassen dat de fractie van de SGP niet elke verandering een verbetering vindt. Ik denk in dezen concreet aan het drugsbeleid. Ik zal daar zo nog op terugkomen, maar ik zie daarin een zekere verslapping. Verder lijkt het erop dat er een liberalisering aan de orde is bij het kansspelbeleid. Wij zijn ervoor beducht dat dit open deuren voor misère zijn. Ik noem nog een derde voorbeeld en dan stop ik met het opsommen van voorbeelden, in ieder geval tijdens de begrotingsbehandeling. Ik doel op de vereenvoudiging van de echtscheidingswetgeving. Wij vinden dat in de samenleving juist ingezet moet worden op de versterking van relaties en niet op de vergemakkelijking van echtscheiding.

Er zijn ook nog veranderingen waarover ik vandaag nog niemand heb gehoord. Die zijn voor de echte fijnproevers. Als je eens kijkt naar het takenpakket van de minister van Justitie, stel je vast dat er een interessante taakuitbreiding te bespeuren is. In de vorige kabinetsperiode coördineerde de minister van Binnenlandse Zaken nog de contacten met de kerkgenootschappen, maar nu is deze taak weer terug bij de minister van Justitie. Welke inzet kunnen wij van de minister verwachten op dit nieuwe domein? Ambtshalve zit er natuurlijk aan vast dat je frequenter een kerk gaat bezoeken – dat spreekt voor zich – maar hoe gaan die contacten met de kerken verder invulling krijgen?

Justitie is een grote werkgever. Allerlei plannen, voornemens en bezuinigingen betekenen ook iets voor de mensen die werken in gevangenissen en andere organisaties die voor een fiks deel afhankelijk zijn van overheidssubsidie. Wat betekenen de plannen voor hun positie? Ik roep de bewindslieden op om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden over de plannen die personele consequenties hebben voor de justitiemedewerkers, heel veel mensen die soms onder lastige omstandigheden met veel inzet hun werk verrichten. Ik denk alleen maar aan het asielbeleid, dat nu ook weer onder dit ministerie valt. Daar zetten mensen zich onder lastige omstandigheden heel waardevol in.

Een grote verandering het komende jaar is de invoering van de nationale politie. Daarover spraken wij al in eerdere overleggen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de burgers hiermee beter gediend worden. De SGP vindt dat de burgers zo weinig mogelijk van de invoeringsperikelen moeten merken. Hopelijk merken ze wel dat het resultaat van de dienstverlening verbetert, dat er meer blauw op straat is en dat er ook in plattelandsgebieden voldoende blauw op straat is. Het is belangrijk dat er meer slagkracht komt, zoals we ook in de stukken lezen, voor de professional. Mijn vraag blijft hoe wij dat meten. Hoe zorgen wij ervoor dat wij na verloop van tijd daadwerkelijk van de dienders in het veld horen dat zij meer slagkracht hebben en meer tijd om echt op straat aan de gang te gaan? De oude fout was dat wij dit voor elkaar wilden krijgen met ingewikkelde nulmetingen en nieuwe registraties die de mensen van het werk hielden. Dat moeten we dus niet doen, maar de vraag is hoe wij dit wel in de gaten houden. Krijgen wij hierover een inhoudelijke terugkoppeling van de bewindslieden?

Heel concreet: ik kreeg vandaag nog een bezorgd mailtje van een college ergens in de Betuwe, waar het jaarplan van het college van B en W op de agenda stond. Daar zien ze het al gebeuren: in de grote steden zal men zeggen dat men echt meer politie nodig heeft en dat het landelijk gebied wel met een beetje minder kan, terwijl inbraken en drugsdeals tegelijkertijd toenemen, ook op het platteland. Hoe draagt de nieuwe structuur eraan bij dat er ook in plattelandsgebieden voldoende politiecapaciteit is en dat niet alle capaciteit naar de grote steden met de grotere problemen wordt gezogen?

Een thema dat ik ook nadrukkelijk wil aansnijden bij deze begrotingsbehandeling, is de rol van vrijwilligers. Die komt op allerlei manieren terug. Justitiemedewerkers zetten zich op allerlei manieren in voor de kerntaken van Veiligheid en Justitie, maar intussen is het voor de re-integratie in de samenleving, bijvoorbeeld voor mensen die met prostitutie willen stoppen en een andere positie in de samenleving willen zoeken, ontzettend belangrijk dat er in de samenleving vrijwilligers klaarstaan om hen te helpen. Echte maatschappelijke re-integratie kan nooit door overheidsfunctionarissen alleen worden bewerkstelligd. Vorig jaar heb ik een motie ingediend om te stimuleren dat vooral de maatschappelijke organisaties subsidie krijgen die sterke maatschappelijke wortels hebben. Laten we niet zomaar een subsidie van Justitie geven aan een organisatie die een mooi bureautje en een kantoortje heeft, en dat vervolgens een maatschappelijke organisatie noemen. Als je een maatschappelijke organisatie bent, moet je dat ook kunnen laten zien doordat je ook over een aantal vrijwilligers en andere geldstromen kunt beschikken. Dan laat je zien dat je echt een maatschappelijke organisatie bent. Ligt daar geen mogelijkheid om de tering naar de nering te zetten en zo op allerlei fronten de subsidiestromen nog eens door te lichten? Welke mogelijkheden zien de bewindslieden daarvoor?

Te midden van de vele goede voornemens op het terrein van Justitie, vinden wij ook zorgwekkende passages, bijvoorbeeld over het drugsbeleid. De SGP-fractie vindt dat al decennia halfslachtig. Het vorige kabinet wilde goede stappen zetten om drugstoerisme tegen te gaan en coffeeshops te weren uit de buurt van scholen. Het nieuwe beleid lijkt wat softer uit te pakken. Hoe gaat het hiermee verder? Komt het nieuwe beleid niet gewoon neer op lokale vrijblijvendheid? Welke inzet gaat er nu komen om een einde te maken aan het opendeurenbeleid van coffeeshops? Blijft de aanpak van illegale handel een speerpunt?

Op het terrein van de beveiliging vraag ik nadrukkelijk aandacht voor de positie van joodse instellingen. Daarover is veel onrust en bezorgdheid. Ik heb daarover in overleggen al eerder gesproken met de minister. Hij geeft aan dat er op lokaal niveau voldoende gebeurt. Wij vinden de benadering toch iets te terughoudend en wij steunen het amendement van de heer Segers hierover.

Sprekend over de rol van vrijwilligers noem ik nadrukkelijk het vrijwilligerswerk dat wordt verricht voor ex-gedetineerden. Vrijwilligerswerk onder hen verdient warme steun. Juist om de samenleving te beschermen is het goed dat gedetineerden al tijdens hun straf voorbereid worden op terugkeer in de maatschappij. Gevangenen moeten weer nieuwe kansen kunnen krijgen. Wij vinden het belangrijk dat de nazorg daarbij niet wordt gemedicaliseerd en dat er niet alleen een zorgdiagnose aan gekoppeld moet worden om voor de financiering in aanmerking te komen. Die signalen krijgen wij uit het veld. Wil de staatssecretaris daarop nader ingaan? Stichting DOOR, DEMO-organisaties en Gevangenenzorg Nederland doen op dit terrein goed werk. Wij vragen ruimhartige steun voor deze doelgroepen. Denk aan specifieke inzet voor kinderen van gedetineerden. Hoe geeft de staatssecretaris in zijn beleid aandacht aan de verantwoordelijkheid die ook gedetineerde ouders hebben voor hun kinderen? Wil hij daaraan nadrukkelijk aandacht geven?

Voordat ik met het asielbeleid afsluit, zeg ik kort nog iets over adoptie. Wij hebben een amendement ingediend om vaart te zetten achter de verdere verbetering van adoptieprocedures. Ik las in de begroting dat hierover, naar ik meen in augustus, een wetsvoorstel in consultatie is gegaan, dat erop ziet om de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie te herzien en om versterking van kwaliteit van toezicht te bewerkstelligen. Als ik zie dat de inzet vooral is om bezig te gaan met wetten die geld opleveren, lijkt het erop dat dit soort wetten weleens op de plank kan komen te liggen. Ik heb geprobeerd om met een amendement de vaart erin te houden en daarvoor uitdrukkelijk budget vrij te maken. Ik hoor daarop natuurlijk graag de reactie van de staatssecretaris.

Wij hebben ook zorg over het stopzetten van de vergoedingsregeling voor adoptieouders. Als die vergoedingsregeling inderdaad gaat stoppen per 1 januari 2013, zoals was voorzien, zal het gevolg dan niet zijn dat in de toekomst alleen mensen met een hoog inkomen kinderen kunnen adopteren? Er is geen alternatief voorzien voor mensen met lagere inkomens. Wij zouden dat onwenselijk vinden. Daarom heb ik met een aantal collega's een amendement ingediend waarin wordt voorgesteld om deze vergoeding voort te zetten.

Wij staan voor een streng maar rechtvaardig asielbeleid. Wij moeten hulp bieden aan mensen die te vrezen hebben voor vervolging en zorgen voor korte procedures, zodat zo snel mogelijk helderheid geboden kan worden. Als het aan de SGP ligt, is dat echt een kernelement van het beleid. Het terugkeerbeleid is het sluitstuk van een geloofwaardig asielbeleid. Het is een onderdeel van het totale asielbeleid waarmee de geloofwaardigheid van het asielbeleid staat of valt. Wat ik nu zeg, zei ik ongeveer twaalf jaar geleden ook al. Ik moet zeggen dat de kritiek die nu uit de Kamer komt, toen ongeveer op dezelfde manier kwam. Men vroeg hoe ik dat ging waarmaken. Mag ik het op twee punten toespitsen? Nu zien wij weer een pardonregeling naar voren komen. In de toekomst moet natuurlijk alles beter gaan. Dat hoort ook bij elke pardonregeling. Dat is waarschijnlijk gemeend ook. Hoe voorkomen wij dat men in de praktijk denkt dat men, als men maar lang genoeg in Nederland verblijft, op een zekere dag automatisch wel een verblijfsstatus krijgt? Dat was toch in het verleden ook telkens weer het geval? Zo ging het immers altijd in Nederland. Tast dat in de kern niet de geloofwaardigheid van ons beleid aan? Hoe willen de bewindslieden dat voorkomen? Hebben we nu een helder en scherp signaleringssysteem? Wordt er echt met man en macht gewerkt aan het bieden van duidelijkheid voor die mensen die te lang in Nederland zijn zonder dat ze helderheid hebben? Is dat nu gewaarborgd? Hoe wil de staatssecretaris zich daarvoor inzetten?

Ik kijk met het oog op de klok nog even welk punt ik er uitlicht voor mijn laatste 60 seconden.

De voorzitter:

U kunt doorpraten, maar dat gaat dan ten koste van uw tweede termijn. Dat is aan u.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik dacht dat de voorzitter een royaal aanbod zou doen, maar dat valt een klein beetje tegen.

De voorzitter:

Zo kent u mij niet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik rond af. Een belangrijk knelpunt, ook in het asielbeleid, lijkt momenteel de aanhoudende groei van het aantal herhaalde aanvragen. Met het nieuwe beleid lijkt er sprake te zijn van een verplaatsing van het probleem. Wil de staatssecretaris op dat punt nog ingaan? Hoe kan hij die aanhoudende groei van het aantal herhaalde aanvragen op een verantwoorde manier tegengaan?

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. De vorming van de nationale politie is een van de belangrijkste prioriteiten in de begroting. Deze worden in de beleidsagenda beschreven, maar ze komen in de beleidsartikelen van de begroting niet duidelijk terug. De Algemene Rekenkamer stelt in een commentaar dat daardoor niet zichtbaar is welke uitgaven samenhangen met deze prioriteiten, wat de minister specifiek voor deze prioriteiten gaat doen, welke effecten hij ervan verwacht en waarop de Tweede Kamer hem kan aanspreken. De 50PLUS-fractie vindt dit een zeer onwenselijke situatie en hoort daar graag een reactie op.

Per 1 januari 2013 start de nationale politie. Hiervoor is 5,3 miljard in de begroting opgenomen. De minister krijgt het volledige beheer over de politie. Volgens onze fractie is het bezwaarlijk dat het budgetrecht van de Kamer ten aanzien van de politiebegroting wordt beperkt. Er zal alleen een soort samenvatting in de begroting worden opgenomen. De politiebegroting moet wat de 50PLUS-fractie betreft integraal onderdeel worden en wij overwegen dan ook een amendement van onze collega's op dit punt te steunen. Kan de minister ons nog eens verzekeren dat er niets verandert aan de lokale inzetbaarheid, bereikbaarheid en aanspreekbaarheid van agenten op straat in de nieuwe nationale politieorganisatie? Iedereen moet in zijn of haar buurt eenvoudig contact kunnen hebben met de politie. Ook daarop krijg ik graag een reactie.

De minister meldt trots dat in de periode 2011 tot 2014 de administratieve lasten voor de politie zullen zijn gedaald met 25%. De berichten die wij uit het werkveld ontvangen, geven een heel ander beeld. Gaat die 25% echt gerealiseerd worden?

Ook vraagt de 50PLUS-fractie bijzondere aandacht voor slachtofferhulp. De zorg voor slachtoffers en nabestaanden is nog volop in ontwikkeling en krijgt steeds meer aandacht. Dat is wat ons betreft ook terecht. Ons bereiken echter berichten dat hun positie in de strafrechtelijke arena nog steeds niet helemaal als vanzelfsprekend wordt opgevat. Slachtofferhulp Nederland levert uiterst waardevolle ondersteuning, maar we zien na 2014 een daling van het budget voor Slachtofferhulp Nederland. Wij snappen niet hoe dat zich verhoudt tot de flinke ambities voor de komende jaren. Kan de minister dat nader toelichten?

De fractie van 50PLUS juicht de extra investering van het kabinet toe om in de strafrechtketen de afpakresultaten te verhogen. Wij begrijpen in dit verband echter niet waarom in het prognosemodel justitiële ketens voor de komende jaren een daling van het aantal schadeverhalen wordt verwacht.

De 50PLUS-fractie vraagt verder aandacht voor de taakstelling die het College bescherming persoonsgegevens treft. Vele collega's hebben het daarover ook al gehad.

In de voortgangsrapportage van het ministerie van VWS betreffende geweld tegen ouderen en geweld in afhankelijkheidsrelaties, zien wij gelukkig dat het thema geweld tegen ouderen steeds meer aandacht krijgt en langzamerhand wordt vertaald in concreet beleid. Wij zijn er echter nog niet. Het aantal berovingen van ouderen, met of zonder geweld, thuis en op straat baart ons grote zorgen. Het aantal woningovervallen daalt, maar het aantal overvallen op ouderen stijgt. Ouderen vormen helaas een dankbare prooi voor deze vorm van criminaliteit. Afgelopen week hoorden wij nog het bericht uit Amersfoort waar mensen zich voordeden als medewerkers van MAX om zo ouderen te kunnen benadelen. Wat gaat de minister concreet doen om aan deze vormen van criminaliteit iets te doen? Wij zijn in ieder geval wel blij dat de minister aankondigde dat hij gaat praten met ouderenorganisaties en wij hopen dat dat ook inderdaad gaat gebeuren.

In een nieuwe OM-aanwijzing inzake geweld in afhankelijkheidsrelaties zal ouderenmishandeling expliciet worden opgenomen. Daarmee wordt de aandacht voor de problematiek verwoord en wordt de alertheid van officieren van justitie op deze vorm van mishandeling vergroot. Een uniforme afdoening van zaken kan hiermee worden bevorderd. Kunnen wij erop rekenen dat deze OM-aanwijzing in het voorjaar van 2013 gereed zal zijn? Wij vinden het van groot belang dat het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van VWS ook over deze thematiek in contact zullen treden met de politie. Kan de minister zijn voornemens concreter maken en vorderingen aan de Kamer rapporteren?

Ten slotte betreuren wij de verhoging van de eigen bijdrage voor gefinancierde rechtsbijstand bij toevoegingaanvragen. Dit zal mogelijk, vooral bij kwetsbare mensen, toch weer een ongewenste extra drempel gaan opwerpen om rechtsbijstand van een juridisch adviseur of een advocaat te krijgen. Ook daarover krijgen wij graag nadere uitleg.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer in eerste termijn. Wij danken de bewindslieden voor hun aanwezigheid en zien hen morgen weer terug om 11.15 uur voor de beantwoording van de eerste termijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven