7 Intrekken langstudeerdersmaatregel

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het intrekken van de langstudeerdersmaatregel ( 33452 ).

De voorzitter:

Bij deze behandeling houden maar liefst drie leden hun maidenspeech. Ik zal daar later meer over vertellen. Ik geef eerst het woord aan de heer Beertema, die al lang geleden zijn maidenspeech hield, namens de fractie van de PVV. Verder heet ik de minister van Onderwijs van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter, ik begrijp dat dit voor mevrouw Bussemaker het eerste plenaire optreden als minister van Onderwijs is. Hartelijk welkom in ons huis.

Het was een beschamende vertoning. De heer Van Haersma Buma riep in zijn verkiezingscampagne op zijn meest studentikoos uit dat het CDA stopte met de langstudeerdersregeling. Een heel wetgevingstraject was doorlopen, meerderheden waren gehaald en studenten hadden zich erop ingesteld. Maar de heer Van Haersma Buma, die degelijke en betrouwbare CDA-bestuurder aan wie de burger het land kan toevertrouwen, dacht dat hij de studentenstem kon kopen door het opgeven van de langstudeerdersboete. Ik kan me nog goed herinneren dat hij zei: "en daar staat het bier". Zo sprak deze grote politieke denker. Veel platvloerser kan het niet worden in de politiek. Het is kennelijk het beeld dat het CDA heeft van de student: bierdrinkende jongeren wier stem gekocht kan worden. Veel stemmen heeft het de partij niet opgeleverd, maar het gemankeerde traject dat leidde tot de buitenwerkingstelling van de langstudeerdersmaatregel heeft schade toegebracht aan de geloofwaardigheid van de politiek. Het beeld dat veel burgers is bijgebleven van deze exercitie, vooral de burgers die direct met deze boete te maken kregen, is een beeld van cynisme. Daar danken we de heer Van Haersma Buma en de CDA-fractie voor.

De heer Van Meenen (D66):

De heer Beertema zegt in zijn eerste zin dat de studenten zich erop ingesteld hadden. Maar het feit dat studenten geen enkele tijd kregen om zich erop in te stellen, is toch juist een van de grootste problemen geweest bij de invoering van het nieuwe voorstel?

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp de vraag. De heer Van Meenen heeft gelijk. Het was geen mooie wet, laten we daar duidelijk over zijn. Dat hebben wij ook altijd gezegd. Aan de uitvoering zaten heel veel losse einden. Op die manier was de student er inderdaad niet klaar voor. Ik probeer echter uit te leggen dat het wetgevingstraject na veel maatschappelijk debat eindelijk was afgerond. Er kon nog van alles gesleuteld worden aan de uitvoering, maar de studenten hadden zich er op dat moment bij neergelegd. Oké, het is niet anders. De Eerste Kamer had zich uitgesproken en daarmee was de wet een feit. Hij was nauwelijks of helemaal nog niet in werking getreden of hij werd op deze manier, als verkiezingsstunt, teruggedraaid. Dat vond de PVV-fractie een buitengewoon platvloerse vertoning.

De voorzitter:

Het lijkt een wat partijpolitiek debat te gaan worden. Dat is geen enkel probleem, maar daar passen wel restricties bij want er komen nog twee debatten hierna. Ik zie de interrupties graag in tweeën, want anders komen we met de tijd niet uit.

De heer Van Meenen (D66):

In de richting van de heer Van Haersma Buma krijgt de heer Beertema alle ruimte, maar niet in de richting van de studenten. Ik maak er bezwaar tegen dat de heer Beertema opnieuw stelt dat de studenten zich erbij neergelegd hadden. Hij weet toch wel dat dit onjuist is.

De heer Beertema (PVV):

Dan wil ik de heer Van Meenen meegeven dat de studenten zich later, toen het sociaal leenstelsel over hen werd uitgerold, met weemoed terugdachten aan de dagen van de langstudeerdersboete. Alle organisaties gaven daar de voorkeur aan, in combinatie met het in stand houden van de basis studiefinanciering, wat ons idee was. Het een kan niet zonder het ander, dus dat is het inzicht dat de studenten daarna gekregen hebben.

De voorzitter:

De heer Beertema vervolgt zijn betoog.

De heer Beertema (PVV):

Een belangrijk doel van de langstudeerdersboete was het verhogen van het studierendement. De laatste keer dat we over dit onderwerp spraken, heb ik gesteld dat de Nederlandse student de traagste was op deze aarde. Die positie was volgens NRC Handelsblad niet houdbaar. Vandaar dat ik die uitspraak van toen nuanceer. Ik zeg nu: het Nederlandse studierendement is onder meer volgens de OESO een van de laagste van Europa. Ongeveer een derde van de studenten heeft na vijf jaar nog steeds geen diploma gehaald. Dat kost de belastingbetaler gewoon veel geld. Een student kost de gemeenschap, afhankelijk van de soort studie die wordt gevolgd, ergens tussen de € 6.000 en de € 15.000.

De langstudeermaatregel heeft in heel korte tijd wel bewezen een effectieve maatregel te zijn. Afgelopen zomer hebben heel veel studenten zich ingezet om alsnog af te studeren. Ik heb hier mijn eigen neef gememoreerd, die na negen jaar studie rechten eindelijk zijn scriptie heeft ingeleverd, onder druk van de langstudeerboete. Hij blij, de familie blij, iedereen blij. Het exacte cijfer van die inhaalslag ken ik niet. Kan de minister aangeven hoeveel studenten die een uitloop hadden van nominaal twee jaar, voor september snel nog zijn afgestudeerd om de boete te ontlopen? Dat vind ik een interessant gegeven. Dan is het ook nog eens een doelmatige maatregel geweest. Ze richt zich namelijk uitsluitend op de langstudeerders. Het alternatief van deze regering, het sociaal leenstelsel, treft alle studenten. In het verslag merkt de minister op: "(…) dat het intrekken van de langstudeermaatregel voor de student uitsluitend positieve financiële gevolgen heeft, omdat hij niet meer een verhoogd collegegeld voor langstuderen hoeft te betalen." Ik vind dat een schaamteloos foutieve voorstelling van zaken. Alsof alle studenten hier financieel beter van worden, in plaats van alleen de langstudeerders. Ik wil graag een reactie van de minister. Laat haar mij nou nog eens langzaam uitleggen hoe dat zit met de uitsluitend positieve gevolgen voor alle studenten die, naar ik weet, nu hun studie gaan eindigen met een gemiddelde schuld van € 13.000. Voor uitwonende studenten komt dat bovenop de nu al bestaande studieschuld van gemiddeld € 15.000. De studenten die zo hard geageerd hebben tegen de langstudeerdersmaatregel – ik kijk even naar mijnheer Van Meenen – hebben nu het nakijken. Ze hebben hun zin gekregen. Al die bevlogen politici die er schande van spraken, hebben het ook voor elkaar: de langstudeermaatregel is van tafel. Maar direct zitten ze opgescheept met het zogenaamde sociale alternatief dat de VVD en de PvdA nu opleggen: het sociaal leenstelsel. De minister heeft gezegd: "De regering wil nu via de invoering van een sociaal leenstelsel een directe prikkel aan studenten geven om een bewuste studiekeuze te maken en een bewuste afweging te maken over de studieduur." De PVV, en alle studentenorganisaties, zien dat anders. Het is een structurele bezuiniging van 810 miljoen euro, die nu wordt uitgesmeerd over alle studenten. Daarbovenop komt nog een structurele bezuiniging van 425 miljoen, het afschaffen van de ov-jaarkaart.

De PVV is er niet van overtuigd dat het sociaal leenstelsel ook maar enige prikkel in zich heeft om sneller af te studeren. De minister is daar kennelijk wel van overtuigd. Ik vraag haar dat nou eens uit te leggen. Waarom zou die student sneller afstuderen als hij of zij jaar in, jaar uit een paar duizend euro leent, er een beetje bijklust in kleine baantjes en afstuderen en een echte baan zoeken uitstelt, omdat het studentenleven veel prettiger is? Want zo gaat dat. Als de minister dat niet weet en als al die PvdA'ers en andere voorstanders van het leenstelsel dat niet weten, dan raad ik ze aan om eens met ouders te gaan praten die al die studenten moeten bijspringen, of die nog steeds bij hen in huis wonen, omdat de studie maar voortduurt. Hoeveel langstudeerders, die niet voor niets langstudeerder zijn, zouden zich laten afschrikken door telkens een beetje bijlenen? In het debat van afgelopen zomer heeft de PVV de andere partijen gevraagd, met alternatieven te komen die diezelfde sterke prikkel in zich droegen om in hoogstens twee jaar boven nominaal af te studeren. Toen bleef het heel stil, want dat alternatief is er niet. De consequenties van de langstudeermaatregel zijn namelijk direct voelbaar, en de consequenties van een lening zijn pas voelbaar op de lange termijn. Een grote groep studenten zal dat ene jaartje erbij makkelijk weg relativeren, vooral als de rekening voor hun gevoel verder in de toekomst ligt. Dat worden gemakkelijk twee of drie jaren. Dat baart ons zorgen, want de gemeenschap betaalt zo het luizenleventje van deze langstudeerders. Het is niet het instellingsgeld dat deze studenten betalen, ze betalen niet de kostprijs van de studie, nee, dat doen wij met zijn allen.

De PVV maakt zich nog meer zorgen over een andere groep, namelijk de studenten die zijn opgevoed met een gezonde leenangst. Dat zijn voornamelijk de kinderen uit de hardwerkende lagere en middenklasse, de kinderen van Henk en Ingrid, maar ook de kinderen van allochtone ouders. Die groep kent relatief veel stapelaars. De mogelijkheid tot stapelen is een groot goed, een belangrijke emancipatiemotor. Juist in deze groepen zitten veel laatbloeiers, die pas in de loop van hun studiecarrière hun talenten ontdekken. Onze vrees is dat veel kinderen zullen afzien van een doorstroom naar het hoger onderwijs. Oké, het mbo kan prachtig eindonderwijs zijn – dat kan ik niet vaak genoeg zeggen – maar het mag absoluut niet zo zijn dat ervan wordt afgezien vanwege financiële belemmeringen. Uit onderzoek van de HBO-raad blijkt dat door de invoering van het sociaal leenstelsel 35.000 jongeren zullen afzien van een studie. Dat schaadt niet alleen de toekomstperspectieven van de jongeren maar ook van de Nederlandse kenniseconomie.

Het is geen geheim dat de VVD allang voorstander is van de invoering van een sociaal leenstelsel. Als liberale partij huldigt ze immers het principe "zorg goed voor jezelf". De VVD-kinderen zijn niet de kansarme kinderen die ertegen opzien om een leninkje aan te gaan, als dat al nodig is, want pa en ma springen wel bij als de nood aan de man of de vrouw is. De VVD noemt zich weliswaar een volkspartij, maar dat is dan vaak wel exclusief bedoeld voor het eigen volk, voor "OSM", Ons Soort Mensen. De kinderen uit de hardwerkende lagere inkomensgroepen die ook een entreekaartje voor de middenklasse ambiëren, zien de toegang tot het hoger onderwijs wel geblokkeerd. De boodschap is: bekijk het maar. En die komt ook van die andere volkspartij, de PvdA. Dat was ooit een sociaaldemocratische partij, die emancipatie en verheffing tot haar kerntaak rekende. Nu bevindt deze "verschillige" partij zich aan de kant van de liberalen, die onverschillig staan tegenover de lagere middenklasse. Ik zou zeggen: laten de heer Spekman en de heer Melkert een onderzoekscommissie optuigen die de gevolgen van deze voor hun eigen achterban anti-emancipatoire maatregel in kaart brengt. Laat de commissie dat doen, in plaats van haar te laten zoeken naar linkse oplossingen voor de wereldcrisis. De PvdA maakt wat mij betreft …

De voorzitter:

Mijnheer Beertema, mag ik even?

De heer Beertema (PVV):

Een ogenblik nog. Ik wil even mijn zin afmaken.

De voorzitter:

Nee, ik ga u even onderbreken.

De heer Beertema (PVV):

Dan begin ik de alinea zo weer opnieuw.

De voorzitter:

U bleef maar doorgaan met uitlokken. Met succes, want een van de leden heeft zich gemeld. Het is de heer Jasper van Dijk. Ik noem zijn voornaam erbij, niet uit familiaire overwegingen, maar omdat we hier meerdere personen met de naam Van Dijk in huis hebben. Ik geef het woord aan de heer Van Dijk van de SP.

De heer Beertema (PVV):

O, van de SP, niet van de PvdA. Oké.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil eerst aan de heer Beertema vragen of hij zijn neef, die zo blij is met de langstudeerboete, nog heeft gevraagd om die € 3.000 aan hemzelf over te maken, want dan blijft het effect misschien doorgaan. Maar dit terzijde. Mijn vraag is: is de PVV nu voor of tegen het leenstelsel?

De heer Beertema (PVV):

Volgens mij weet de heer Van Dijk als geen ander dat de PVV vooral tegen een sociaal leenstelsel in de bachelorfase is. We vinden dat er nog wel iets te zeggen is voor zo'n systeem in de masterfase. Dan zijn studenten vaak zover dat ze voldoende intellectuele bagage hebben om te beseffen dat ze deel gaan uitmaken van een elite van studenten. De masterfase is immers het beste wat het Nederlandse onderwijsbestel te bieden heeft. Dan moet je ook in staat zijn om te zeggen: voor die laatste fase investeer ik wel in mezelf. Dan begrijp je ook alle statistieken waaruit blijkt dat je met een mastertitel op zak in de beter betaalde beroepen komt en dat het dus een goede investering is. Daar hebben we wel een verhaal voor. Het invoeren van een sociaal leenstelsel in de bachelorfase vinden we echter een echt anti-emancipatoire maatregel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik moet vaststellen dat dit een wazig verhaal is. De fractievoorzitter van de PVV, de heer Wilders, heeft meerdere malen heel uitdrukkelijk gezegd dat het afschaffen van de studiefinanciering een schande is. Hij heeft er nooit aan toegevoegd: behalve voor de masters. Ik dacht dat dat het standpunt van de heer Beertema was.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb erover gezegd wat ik erover te zeggen had. Ik zie het lampje branden, voorzitter, maar dat is volgens mij niet helemaal juist.

Ik wilde de PvdA nog even het volgende meegeven: laat de heren Spekman en Melkert een onderzoekscommissie optuigen die de gevolgen van deze voor hun eigen achterban anti-emancipatoire maatregel in kaart brengt. Laat de commissie dat doen, in plaats van haar te laten zoeken naar linkse oplossingen voor de wereldcrisis. De PvdA maakt het oude adagium toch weer helemaal waar: ze wil de wereld redden, maar laat de burgers – in dit geval de studenten – in de kou staan.

Ik kom op mijn laatste punt. De PVV is the last man standing in het debat over de afschaffing van de langstudeermaatregel. Met die maatregel had de studiefinanciering wat de PVV betreft voor de bachelorfase behouden kunnen worden. Het is echter een gelopen race. We kunnen er niets meer aan veranderen. Maar ik wilde dit toch gezegd hebben. De negatieve gevolgen van het stoppen van de studiefinanciering komen onherroepelijk aan het licht. En dan kunt u allen niet zeggen dat u het niet geweten hebt. De PVV zal in ieder geval tegen deze wetswijziging stemmen.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Rog van de CDA-fractie, die zijn maidenspeech zal houden. Het is gebruikelijk om niet te interrumperen tijdens maidenspeeches. Het is ook gebruikelijk om na afloop van maidenspeeches te feliciteren, maar dat wil ik even opzouten, aangezien we drie maidenspeeches hebben. Dus na de derde maidenspeech wil ik schorsen om te laten feliciteren. Met groot genoegen geef ik nu het woord aan de heer Rog.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Voor mij is dit natuurlijk een ontzettend bijzonder moment, mijn maidenspeech als onderwijswoordvoerder van het CDA in de Tweede Kamer. Het was mijn geschiedenisleraar Arie Wolfert, die mijn passie voor onderwijs heeft aangewakkerd. Zijn verhalen en zijn inspirerende manier van lesgeven hebben ervoor gezorgd dat ik ook zelf heb gekozen om een opleiding te volgen aan de lerarenopleiding en dat ik zelf leraar maatschappijleer ben geweest. Ik kijk daar met ontzettend veel plezier op terug, net zoals ik met ontzettend veel plezier terugkijk op de afgelopen zes-en-een-half jaar waarin ik hier ook in de Tweede Kamer mocht lobbyen voor de belangen van leraren, onderwijsondersteuners en schoolleiders. Maar het grootste belang was toen al opkomen voor goed onderwijs. En nu rust ook op mijn schouders de verantwoordelijkheid om die soms tegengestelde belangen af te wegen. Dat is een eervolle taak die ik ook nu weer met passie op mij zal nemen. Gelukkig biedt het werk als Kamerlid mij ook de gelegenheid om nog wekelijks op scholen te komen en regelmatig voor groepen te staan, vaak groepen scholieren die hier via Pro Demos of via de CDA-fractie langskomen. Ik vind het fantastisch om hen te woord te staan, net zoals ik het fantastisch vind om al die innovatieve scholen te bezoeken en daar te spreken met die gemotiveerdere, inspirerende leraren. Op hen komt het aan, want uiteindelijk is het onderwijs zo goed als de leraar in de klas. Zij leveren de bijdrage aan de toekomst van onze leerlingen en daarmee aan de toekomst van onze samenleving, net zoals mijn leraar geschiedenis zo'n belangrijke rol heeft gespeeld in mijn vorming. Ik zal als Kamerlid mijn uiterste best doen om een bijdrage te leveren aan de samenleving vanuit de verantwoordelijkheid die ik hier heb: mij inzetten voor goed en toegankelijk onderwijs. Daarmee heb ik, om in kabinetstermen te spreken, de brug geslagen naar het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, het wetsvoorstel tot intrekking van de langstudeerboete.

Het zal na de schriftelijke inbreng niet verbazen dat de fractie van het CDA het wetsvoorstel dat vandaag aan de orde is, steunt. Wij spreken onze waardering uit voor de snelheid waarmee dit wetsvoorstel tot stand is gekomen. Die waardering geldt ook voor de ambtenaren en de medewerkers bij DUO. Zij hebben zowel met de invoering als daarna met het terugdraaien van de maatregel een aanzienlijke hoeveelheid werk gehad. Het is daarnaast goed om in de antwoorden van de minister te lezen dat instellingen nu al bezig zijn om het geïnde bedrag terug te betalen aan de slachtoffers van deze langstudeermaatregel. Het CDA spreekt de hoop uit dat iedereen op 1 december uiteindelijk het geld terug heeft wanneer dat is geïnd.

Helaas moeten we ook constateren dat dit kabinet een goed wetsvoorstel dat we straks aan zullen nemen, combineert met een aankondiging in het regeerakkoord van nog veel erger onheil dan die langstudeerboete, namelijk de plannen voor een zogenaamd "sociaal" leenstelsel. Na de opluchting bij studenten volgt er dus onmiddellijk nieuwe onzekerheid: onzekerheid voor ouders die niet weten of hun kinderen in de toekomst nog kunnen gaan studeren omdat het onduidelijk is of dat nog betaalbaar is, en onzekerheid voor jongeren, omdat ze na hun studie geconfronteerd dreigen te worden met torenhoge schulden, waardoor het moeilijker wordt een hypotheek te krijgen of een eigen bedrijf te starten. En ten slotte onzekerheid voor de samenleving, want enerzijds verwacht de overheid dat schulden worden afgebouwd maar anderzijds zadelt diezelfde overheid straks een complete nieuwe generatie op met enorme schulden.

De toegankelijkheid van het onderwijs staat voor het CDA voorop. Tegelijkertijd willen wij studenten stimuleren om een juiste studiekeuze te maken. Het studierendement mag best omhoog. Wij vinden dat een studiebeurs een inspanningsverplichting met zich brengt. Net zoals wij van ouderen verwachten dat zij in deze financieel moeilijke tijden langer doorwerken, zo vragen wij van studenten om zich voor de volle 100% in te zetten voor hun studie. Net zoals wij van iemand met een uitkering vragen om werk te maken van het solliciteren om een bijdrage te kunnen leveren aan de samenleving, zo vragen wij ook aan studenten om werk te maken van het invullen van hun ambitie.

Het zogenaamd "sociale" leenstelsel is niet sociaal. Naast de last van de staatsschuld, de slechte arbeidsmarktpositie en de beroerde pensioenpositie van jongeren door de kabinetsmaatregelen, zadelt dit kabinet een complete generatie op met een enorme diplomaschuld.

Dit kabinet zet vandaag een belangrijke stap vooruit door de langstudeerboete in te trekken, maar zet vervolgens drie stappen achteruit door in plaats daarvan een gewone studeerboete in te voeren. De feestvreugde bij de studenten was dan ook van korte duur omdat straks iedere student, als het aan dit kabinet ligt, een diplomaschuld opbouwt. Met dit systeem zullen tienduizenden potentiële studenten afhaken. Zo halen wij de ambitie om Nederland tot de mondiale onderwijstop te laten behoren natuurlijk nooit.

De voorzitter:

Ik feliciteer u als eerste met uw maidenspeech. Straks zal ik u de hand drukken.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Mijn fractie leest in de nota naar aanleiding van het verslag de volgende opmerking van het ministerie: "Ook dit kabinet streeft naar een ambitieuze studiecultuur. Studenten mogen meer vragen van het onderwijs, maar het onderwijs mag ook meer vragen van de student." Mijn fractie deelt de mening dat er in moeilijke tijden best wat meer van de student gevraagd mag worden. Dat moet echter wel hand in hand kunnen gaan met het meer kunnen vragen van het onderwijs. Het kabinet moet daarom tegelijkertijd investeren in het onderwijs. Op dat punt maakt mijn fractie zich zorgen. Het kabinet vraagt flink wat van de studenten in Nederland, maar het lijkt erop dat het kabinet niet zo heel veel teruggeeft. Het terugdraaien van de langstudeerboete is het enige. Hierna is het zoet op en rest het zuur. Met sommige zorgelijke sommetjes kom ik tot een korting op het hoger onderwijs van 1 miljard euro. Desalniettemin is het goed dat deze maatregel nu eindelijk van tafel is. Dat neemt niet weg dat D66 wel enkele vragen heeft over de wetstechnische uitwerking en over de financiële consequenties van de in- en afvoering van de langstudeerboete.

Eerst de wetstechnische uitwerking. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesteld dat het ondoenlijk is om alle wijzigingen en terugwijzigingen in een tabel te vangen. Mijn fractie ontving echter geen antwoord op de vraag of er nu ook artikelen van de invoeringwet overeind zijn gebleven. Is dat het geval? Wat is de wetgevingserfenis van de langstudeerboete?

Over de financiële component het volgende. Er blijft een financieel gat over als gevolg van de langstudeermaatregel. Er werd namelijk meer gekort dan bij de student alleen. Er kwam ook nog eens een instellingsgedeelte bij van 90 miljoen en een algemene efficiencykorting van 140 miljoen. Dat geld is naar de prestatiebekostiging gegaan. Nu het wettelijk kader is teruggedraaid, blijft er een financieel tekort. Het studentendeel wordt immers teruggedraaid, maar de efficiencyprikkel niet.

De minister wijst op positieve prikkels tot versnelling.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Van Meenen begon zijn betoog met de opmerking dat het kabinet niet voldoende investeert in het hoger onderwijs. Wij kennen D66 als onderwijspartij en ook als een partij die altijd voor het sociaal leenstelsel heeft gepleit, mits de opbrengst ervan terug zou vloeien naar het hoger onderwijs. Afgelopen week hebben wij van de fractie van GroenLinks in de Eerste Kamer – wij gaan zo nog even vragen wat de fractie in de Tweede Kamer vindt – gehoord dat zij allerlei voorwaarden verbindt aan het sociaal leenstelsel. Pas als daaraan is voldaan, kan zij ermee akkoord gaan. Wil D66 ook dat ten minste de opbrengst ervan helemaal terugvloeit naar het hoger onderwijs?

De heer Van Meenen (D66):

Wij willen in ieder geval dat de opbrengst terugvloeit naar het onderwijs, sowieso, en bij voorkeur naar het hoger onderwijs. Mijn fractie wil echter niet nu al allerlei eisen stellen. Wij willen eerst weten waar het kabinet mee gaat komen. Daarna zullen wij kijken of dat in onze lijn is. Wij hopen overigens dat het kabinet ons wil betrekken bij de ontwikkeling van het leenstelsel. Wij vinden wel degelijk dat het een sociaal leenstelsel moet worden, zoals al eerder vanavond voor het voetlicht is gebracht door anderen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Van Meenen zegt dat hij geen eisen stelt, maar dat hij wel een sociaal leenstelsel wil.

De heer Van Meenen (D66):

Zeker.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wat zijn de eisen van D66 dan precies? Dan kan de minister daar meteen rekening mee houden bij het maken van het wetsvoorstel.

De heer Van Meenen (D66):

Zo werkt mijn fractie niet. Dat is een klein verschil met GroenLinks. Wij gaan hier niet een boodschappenlijstje aan de minister meegeven. Wij gaan graag in gesprek. Dat doen wij overigens niet alleen met de minister, maar ook met de studenten, de HBO-raad en de VSNU. Wij hebben al een uitnodiging uitstaan om met hen te spreken over de manier waarop zij tegen deze ontwikkelingen aankijken. Hopelijk zullen wij in een goed gesprek met elkaar tot iets goeds komen. Dat is onze insteek.

De voorzitter:

Hebt u een vraag op hetzelfde punt, mijnheer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Absoluut, voorzitter. Ik vind dit heel opmerkelijk. D66 heeft dus geen standpunt nu en zegt: wij willen graag het gesprek aangaan met de minister. U kunt hier nu toch uitleggen wat uw standpunt is, mijnheer Van Meenen? GroenLinks heeft het heel helder gezegd. U zegt: ja, dat zien wij allemaal wel. Op de vraag van mevrouw Schouten of het geld moet terugvloeien naar het hoger onderwijs, wilt u geen antwoord geven.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Van Dijk?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat is het standpunt van D66 over het leenstelsel? Hoe moet dat er uitzien, volgens D66?

De heer Van Meenen (D66):

Volgens mij is dit helemaal niet de gelegenheid om uitgebreid in te gaan op de vormgeving van het sociaal leenstelsel. Er staat een enkele passage over in het regeerakkoord, zoals er ook een enkele passage over in ons verkiezingsprogramma staat. Die liggen in principe in één lijn. Het is echter zeker niet zo dat mijn fractie zal tekenen bij het kruisje. Wij kiezen echter voor een heel andere benadering dan bijvoorbeeld de fractie van GroenLinks of die van de SP. U bent er al klaar mee, wij nog niet. Wij moeten nog beginnen met het denken.

De voorzitter:

In formele zin heeft de heer Van Meenen gelijk. Dit onderwerp staat nu niet op de agenda. Ik sta u nog één korte vraag toe, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan rest mij niets anders dan vast te stellen dat ik het bijzonder zwak vind. D66 heeft dus geen standpunt.

De voorzitter:

Daar hebt u een tweede termijn voor, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

D66 wil graag onderhandelen, ergens in achterkamertjes. Het enige wat ik nog kan zeggen, is dat ik weet dat uw fractievoorzitter in de Eerste Kamer, de heer Thom de Graaf, een buitengewoon scherp verhaal heeft. Hij wil het namelijk gewoon niet.

De heer Van Meenen (D66):

Ik heb geen vraag gehoord, voorzitter.

De voorzitter:

Daarom vervolgt u uw betoog, mijnheer Van Meenen. Of was u er al klaar mee?

De heer Van Meenen (D66):

Bijna. De minister verwijst naar de positieve prikkels tot versnelling vanuit een sociaal leenstelsel waardoor dit tekort geen probleem hoeft te zijn. Dit wetsvoorstel ligt echter nog niet bij de Staten-Generaal, terwijl de korting gewoon doorloopt.

Uiteraard zullen wij het wetsvoorstel steunen. Dit is een goede maatregel. Ik hoor wel graag van de minister dat financieel slechts de helft van de maatregel wordt teruggedraaid en dat dit kabinet begint met een schuld aan het hoger onderwijs.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de heer Duisenberg van de VVD-fractie voor zijn maidenspeech. Ook hij mag niet worden geïnterrumpeerd. Wij gaan hem straks feliciteren, als alle drie nieuwkomers van vandaag zijn geweest.

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. Dit is mijn maidenspeech. Ik maak natuurlijk eerst even van de gelegenheid gebruik om de heer Rog te feliciteren met zijn maidenspeech.

Hier sta ik dan. Na meer dan twintig jaar in het bedrijfsleven heb ik toch deze stap gezet. Waarom eigenlijk? Om mijn ervaring in te zetten in de politiek en bij te dragen aan de toekomst van ons geweldige land. Sommigen zeggen dat ik het met de paplepel kreeg ingegoten. Misschien. Ik weet het niet. Als jongetje, tussen mijn zesde en mijn tiende, kwam ik hier ook wel eens. Dat was nog in de Oude Zaal. Om de waarheid te zeggen was ik als kind meer met andere dingen bezig, zoals muziek en voetbal. Hoewel, mijn eerste dag hier in deze zaal waande ik mij weer even in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de fractie voorzitter van het CDA ons probeerde toe te zingen met de woorden "hoeba, hoeba, hoeba, hop". Net als in de jaren zeventig was het ook nu weer niet om aan te horen. Een andere levendige herinnering heb ik aan een van onze vaarvakanties in Friesland, waarbij er op een gegeven moment een aantal heren uit Den Haag op onze boot langskwamen. Ik weet nog goed dat ik in het vooronder in mijn bed lag, maar niet kon slapen vanwege de luide discussies in de achterkajuit. Af en toe ving ik een flard op en hoorde "een 1 procentsnorm" en "we hebben hem". Ik had geen idee waar het over ging. Ik begreep er niets van. Na afloop was er blijkbaar iets te vieren, een doorbraak, of zo … Er werd tot diep in de nacht gelachen en Berenburg gedronken. Voor wie Berenburg niet kent: dat is een rood drankje met een bittere nasmaak.

Ja, ik denk dat ik met deze coalitie van VVD en PvdA thuis had kunnen komen. Maar minimaal even belangrijk voor mijn keuzes vandaag zijn mijn leraren geweest. Zowel mijn basisschooltijd als mijn middelbareschooltijd was streng en vormend. Het belang daarvan voor wie ik geworden ben, heb ik mij eigenlijk pas later gerealiseerd, toen ik zelf al enige tijd aan het werk was en een jong gezin had. Dus heb ik een jaar of tien geleden een brief geschreven aan vier van mijn leraren van de middelbare school om hen alsnog te bedanken. Ik schreef die brief aan de volgende vier leraren. De leraar wiskunde, die in de les heel streng was, maar buiten de les gezellig en die een aantal van ons leerde bridgen. De leraar economie, die mij leerde boekhouden op macro- en bedrijfsniveau en die ons leerlingenbestuur begeleidde. De leraar geschiedenis, die naast de lessen ons ook inspireerde om mee te doen aan jeugd-NAVO, jeugdparlement, jeugd-EU en onder wiens leiding we in 1983 "beste delegatie" werden bij de jeugd-VN. En aan de rector van de school, die later met mij deelde dat zijn ideaal als leraar was om leerlingen te laten ervaren dat je bewust vorm kunt geven aan je omgeving en je leven, en die je wilde laten ervaren dat je meer kunt dan je ooit had verwacht. Daar zitten ze, achter in de zaal. Mijnheer Nederlof, mijnheer Schaaphok, mijnheer Gerretsen en mijnheer Van der Meer: dank u wel!

(geroffel op de bankjes)

De heer Duisenberg (VVD):

Ik wil u hier nogmaals bedanken en via u al uw collega's die mij en vele anderen hier in Nederland hebben lesgegeven en gevormd. U hebt mij leren rekenen en schrijven, maar bovenal hebt u mij geïnspireerd om kansen te pakken en om alles uit mijn talenten te halen wat erin zit. U hebt mij geïnspireerd om hier vandaag te staan.

Dit bepaalde het inspirerende beeld dat ik heb van wat onderwijs betekent en kan betekenen voor leerlingen en studenten in Nederland. Het afschaffen van de langstudeerdersmaatregel is het onderwerp van vandaag, maar de agenda voor betere kwaliteit en prestaties in het onderwijs is natuurlijk veel breder. De VVD steunt de afschaffing van de langstudeerdersmaatregel, die deel uitmaakt van het regeerakkoord. Voor de VVD is een van de centrale uitgangspunten in de toekomstagenda voor het onderwijs dat studenten een hogere bijdrage leveren aan hun eigen studie. Onderwijs moet zo veel mogelijk worden gebruikt om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Met de toename van het aantal studenten in het hoger onderwijs komt dat in de toekomst steeds meer in de knel. Daarnaast is de verhouding tussen de bijdrage van de overheid en die van de student scheef, waardoor studenten onvoldoende bewuste studiekeuzes maken en te lang over hun studie doen. De prikkel tot studeren en presteren moet worden vergroot.

Zowel de langstudeerdersmaatregel als het sociaal leenstelsel passen binnen dit uitgangspunt, waarbij de VVD altijd de voorkeur heeft gehad voor het sociaal leenstelsel en de langstudeerdersmaatregel op de tweede plaats stond. Deze maatregel was onderdeel van het regeerakkoord uit 2010 en werd als zodanig ook uitgewerkt. De VVD betreurde de val van het kabinet in april 2012, maar gegeven die situatie is het op zich positief dat op onderwijsgebied alsnog de richting van het sociaal leenstelsel wordt gekozen.

Laten we helder zijn dat het proces rond de besluitvorming over de langstudeerdersmaatregel zeker niet de schoonheidsprijs verdient. Het direct afschaffen van de maatregel geeft nu echter in ieder geval duidelijkheid, en het komt tegemoet aan het gebrek aan draagvlak in de maatschappij. De invulling van het sociaal leenstelsel ligt nu bij de minister, en de VVD ziet uit naar de voorstellen. Kan de minister de toezegging doen om de Kamer op korte termijn nader te informeren over de route die zij wil bewandelen en over de manier waarop de Kamer en andere partijen hierbij worden betrokken? Verder vraag ik de minister, de Kamer te informeren over de status van terugbetalingen en over het terugdraaien van de maatregel in het algemeen. Van studenten heb ik begrepen dat dit goed verloopt. Kan de minister dat bevestigen? Ten slotte vraag ik de minister om de informatie over gemaakte kosten ten aanzien van de langstudeerdersmaatregel nader toe te lichten, zodat die voor iedereen helder en eenduidig is.

Het regeerakkoord voorziet in invoering van het sociaal leenstelsel in 2014. Dat is precies het jaar, althans dat hoop ik, waarin mijn oudste zoon eindexamen doet. Hij maakt dan ook zijn studiekeuze. Thuis vertellen we het al jaren: jongen, leren is investeren, maar ook presteren. Het sociaal leenstelsel is een prikkel om een bewustere studiekeuze te maken en bewuster en sneller te studeren. Leren is investeren. Wel is het belangrijk dat mijn zoon en al die andere toekomstige studenten een goede studiekeuze, dus een goede investeringsbeslissing, kunnen maken, en dat dus wordt doorgepakt met betere voorlichting aan studenten over de mogelijkheden en consequenties van hun studiekeuze. Hiervoor zijn de eerste stappen gezet met studievoorlichting en met de studiebijsluiter, die ook in de wet verankerd zullen worden. Graag zie ik dit aspect ook terug in de gevraagde procesbrief.

Voorzitter, ik rond af. Nederland moet in de wereldtop blijven. Dat vereist talent, goed onderwijs en de mentaliteit om te presteren. Ik begon vandaag niet voor niets met het voorbeeld van mijn leraren aan de middelbare school. Want al spreken we hier vandaag geïsoleerd over maatregelen in het hoger onderwijs, de basis wordt gelegd in het primair en het voortgezet onderwijs. Langstuderen is geen geïsoleerd probleem. Het heeft een relatie met de insteek van het primair en het voortgezet onderwijs. Hier vindt de vorming plaats van een leer- en prestatiementaliteit waarvan je later ook de vruchten plukt in het hoger onderwijs. Dat is een mentaliteit om alles eruit te halen wat erin zit, een mentaliteit om continu je grenzen te willen verleggen en een mentaliteit die verdergaat dan: een 6 is goed genoeg.

Dit is op de allereerste plaats de verantwoordelijkheid van leerlingen, studenten en ouders zelf, maar de wisselwerking tussen student en docent is hierbij van onschatbare waarde. Ze kunnen als het ware energie in elkaar losmaken. De leraar, de school en ons onderwijssysteem kunnen een essentiële rol spelen om iedere leerling te laten ervaren dat presteren loont, dat je vorm kunt geven aan je eigen leven en, zoals mijn rector het indertijd al zei, dat je meer kunt dan je ooit verwacht had. Daarom legt het regeerakkoord terecht de lat hoger, van goed naar excellent onderwijs, door niet alleen van leraren maar ook van leerlingen hogere prestaties te vragen. Het afschaffen van de langstudeerdersmaatregel vandaag, het opzetten van een sociaal leenstelsel en het verbeteren van studievoorlichting zijn allemaal bouwstenen in een groter bouwwerk naar excellent onderwijs. Dit wordt dé uitdaging voor de komende jaren. Mijnheer Nederlof, mijnheer Schaaphok, mijnheer Gerretsen en mijnheer Van der Meer, u bent voor mij het inspirerende voorbeeld. Dank u wel.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u zeer. Laat mij ook nu de eerste zijn die u alvast mondeling feliciteert. Wij gaan dat formaliseren na de derde spreker die zijn maidenspeech houdt. Eerst geef ik echter het woord aan de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de collega's Rog en Duisenberg voor hun maidenspeech. Het waren twee inspiratievolle bijdragen. Het is mooi om te horen hoe het onderwijs hen heeft gevormd, en om te zien hoe de passie voor datzelfde onderwijs ervan afstraalt. Ik kijk erg uit naar de samenwerking in deze commissie, om het onderwijs gezamenlijk beter te maken.

Vandaag is een heuglijk moment. Ik zou tegen alle studenten en eigenlijk tegen alle Nederlanders willen zeggen: actievoeren helpt. We hebben twee jaar lang oppositie gevoerd tegen de langstudeerdersmaatregel. Met veel van de collega's die hier aanwezig zijn – al zitten ze misschien inmiddels niet meer allemaal in deze commissie – heb ik voor zaaltjes en op podia op de Dam en op het Malieveld gestaan om te protesteren tegen de langstudeerboete. En hij is van tafel! Dat is fantastisch. Het is een goede voorbode voor de volgende plannen van dit kabinet. Ik zeg alvast tegen de studenten, ook tegen de studenten die nu op de tribune zitten: we gaan gewoon door.

Ik ben blij dat de langstudeerboete van tafel is. Waarom? De langstudeerboete staat voor mij symbool voor het beleid van het vorige kabinet, maar ook voor het beleid dat ik bij dit kabinet denk te zien. Studeren gaat blijkbaar niet over bildung, vorming en jezelf breed ontwikkelen, maar lijkt alleen te gaan over de vraag hoe je zo snel mogelijk uit het onderwijs de arbeidsmarkt op kunt. Onderwijs als arbeidsmarktmachine; dat is niet het onderwijs dat ik voor me zie. Onderwijs gaat juist over ruimte geven aan jongeren en studenten om hun eigen ontwikkelingspad te kiezen. Bij mijn eerste begrotingsbehandeling hield ik een schoen omhoog. Niet om ermee op tafel te slaan zoals Chroesjtsjov, maar om te laten zien dat niet ieder kind in een mal past en dat iedereen zijn eigen ontwikkelingsperspectief heeft. De langstudeerboete zorgde ervoor dat er een druk ontstond om zo snel mogelijk af te studeren. Er werd gekeken naar de kwantiteit en niet naar de kwaliteit.

Bestuurlijk en politiek is dit wel een gedrocht. We hebben er zo lang over gedaan. Het vorige kabinet heeft de massieve druk vanuit de samenleving heel lang weerstand weten te bieden. Ik was deze zomer blij met de draai van het CDA, dat eerst de grootste voorstander was van deze langstudeerboete. Toch hebben we er met elkaar een potje van gemaakt. We hebben beloften gedaan in een debat waar studenten bij waren, maar vervolgens kwamen we er niet uit. Dat was schandalig en ook gevoelig voor het vertrouwen van mensen, en in dit geval ook zeker van studenten, in de politiek. Laten we dat alsjeblieft nooit meer doen. Ik zie opnieuw massieve weerstand ontstaan tegen de plannen uit het regeerakkoord voor een sociaal leenstelsel. Voordat we het weten, krijgen we weer dezelfde situatie als bij de langstudeerdersmaatregel. We gaan een traject in. Misschien passeert het de Tweede Kamer, maar dan komt het bij de Eerste Kamer. Als er niet voldoende en breed draagvlak is – we weten hoe snel het kan gaan, hoe snel de relaties in het kabinet verstoord kunnen raken en hoe je dan op anderen in het parlement bent aangewezen – als we te snel gaan en alle maatschappelijke weerstand negeren, dan krijgen we straks eenzelfde fiasco als bij de langstudeerdersmaatregel. Ik denk dat we dat studerend Nederland moeten besparen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit zijn mooie, krachtige woorden van de heer Klaver en ik kan ze voor een groot deel delen. We hebben samen gedemonstreerd tegen deze vermaledijde langstudeerboete. Nu is die van tafel en dat is een feestje waard. Maar hoe staat GroenLinks nu ten opzichte van het leenstelsel? Is de heer Klaver daar voor of tegen?

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben een hartstochtelijk voorstander van het leenstelsel. Ik kan me nog een debat herinneren uit de campagnetijd waarin wij samen in een grote hal stonden in Amsterdam: Room for Discussion, 400 studenten. Ik geloof dat de voorstanders van het sociaal leenstelsel er die dag aardig in zijn geslaagd om ook studenten te overtuigen van het feit dat het een sociaal en eigenlijk ook heel links voorstel is. Als de heer Van Dijk me echter niet naar mijn principiële opvatting vraagt, maar naar mijn mening over de plannen van dit kabinet, dan kan ik hem zeggen dat ik daar niet voor ben. Ik ben zelfs zeer kritisch omdat ik bang ben dat de toegankelijkheid wordt geschaad door de manier waarop het nu wordt vormgegeven. Ik ben kritisch omdat er namelijk 1.235 miljard wordt bezuinigd op de studiefinanciering. GroenLinks heeft heel mooie plannen voor een sociaal leenstelsel. Wij zorgen er bijvoorbeeld voor dat het collegegeld omlaaggaat en dat de aanvullende beurs niet eens een gift blijft, maar ook met € 100 per maand omhooggaat. We houden extra geld over om te investeren in de kwaliteit van het onderwijs, niet pas bij de maximale opbrengst ergens in 2030, maar vanaf dag een. Iedereen die gebruikt maakt van het sociaal leenstelsel, moet namelijk ook kunnen profiteren van de investeringen die los kunnen komen door zo'n sociaal leenstelsel. Het principe van een sociaal leenstelsel? Helemaal voor. De plannen van dit kabinet? Liever niet.

De voorzitter:

Ik wil me er niet mee bemoeien maar 1.235 miljard bezuinigen lijkt me wat veel.

De heer Klaver (GroenLinks):

Sorry, dat moet miljoen zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

In de media was de Eerste Kamerfractie van GroenLinks heel sterk tegen het vrijwel afschaffen van de ov-kaart. Zal GroenLinks een verbinding leggen tussen die maatregel en de doorvoering van het sociaal leenstelsel? Met andere woorden: zal GroenLinks meteen een blokkade opwerpen tegen de invoering van het sociaal leenstelsel als de ov-maatregel doorgaat?

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb sowieso aangegeven dat de nu voorliggende plannen voor ons al een blokkade zijn. Wij zijn daar niet voor. Wij zijn heel erg tegen het afschaffen van de ov-kaart. Daar zullen wij de komende jaren dan ook actie tegen gaan voeren. Wij zien bij de langstudeermaatregel dat dit zeer effectief kan zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat de heer Klaver graag actie voert via het parlement is duidelijk.

De voorzitter:

Kunt u het kort houden? De tijd begint te dringen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Deze vraag moet ik echt stellen. Dit is toch wel wat softer dan wat de fractievoorzitter van GroenLinks in de Eerste Kamer zei. Hij zei niet dat GroenLinks daartegen actie gaat voeren, maar dat GroenLinks tegen het sociaal leenstelsel is als het zo wordt ingevoerd. Herhaalt de heer Klaver de woorden van de fractievoorzitter van de Eerste Kamer? Wat doet hij met de opmerking die veel is gemaakt in de Kamer, onder anderen door de heer Samsom, namelijk dat er best gesleuteld kan worden aan het regeerakkoord als de financiële kaders maar blijven staan? Dan ontstaat daar namelijk ook een probleem.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voor het geval ik niet helder genoeg ben geweest, deel ik nogmaals mee dat de nu voorliggende plannen voor de ov-jaarkaart en het sociaal leenstelsel niet op onze steun kunnen rekenen. Op de vraag van mijn fractievoorzitter, de heer Van Ojik, wat er nog te veranderen valt, antwoordde de heer Samsom heel helder dat alles te veranderen valt, zolang de financiële kaders maar overeind blijven. Ik maakte net een fout met miljarden en miljoenen. De ruim 1,2 miljard bezuiniging op de studiefinanciering is voor ons een no-go. Daar zal aan gesleuteld moeten worden. Als dit niet kan, is het helder.

De voorzitter:

Voor de derde maidenspeech van vanavond geef ik graag het woord aan de heer Mohandis van de Partij van Arbeid. Ik wijs wederom op het gebruik dat er niet zal worden geïnterrumpeerd.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Het is een bijzonder moment om als PvdA-Kamerlid voor het eerst te mogen spreken over de langstudeerboete, waar veel onrust over was. Ik ben blij dat wij deze maatregel met terugwerkende kracht ongedaan zullen maken. Ik dank mijn collega Tanja Jadnanansing voor haar inzet op het vlak van de langstudeermaatregel in de afgelopen jaren. Voordat ik verder hierop inga, maak ik gebruik van mijn maidenspeech om iets meer te vertellen over wat mij inspireert.

Voorzitter. Laat elk talent tot zijn recht komen! Tien jaar geleden werd ik actief in de politiek bij de jongerenvereniging van de Partij van de Arbeid, de Jonge Socialisten. Ik werd lid omdat ik streed voor de belangen van jongeren en meer wilde doen dan alleen overleggen met lokale politici en instanties. Ik had niet gedacht dat ik hier nu al zou staan. In mijn periode als gemeenteraadslid in Gouda had ik te maken met te veel jongeren die hun opleiding niet afmaakten en daardoor geen werk konden vinden; te veel jongeren die van huis uit niet de juiste begeleiding kregen; jongeren die wel onderdak hadden, maar geen thuis waar ze de ondersteuning kregen die ze verdienden als het moeizaam ging op school. Ik had te maken met jongeren die weliswaar genoeg voeding kregen, maar niet altijd de juiste opvoeding. Dit leidde tot verkeerd gedrag op school met voortijdig school verlaten als gevolg. Wat te denken van al die jongeren die geen stageplek kunnen vinden tijdens hun mbo-opleiding bij gebrek aan een relevant netwerk in combinatie met een soms matige stagebegeleiding vanuit school? De consequentie hiervan is: geen stage, geen diploma; geen diploma, geen werk; geen werk, weinig toekomstperspectief.

Als raadslid in Gouda sprak ik jongeren aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Leren of werken? Nee, geen uitkering. Maak er wat van! Grijp je kansen! Ik heb altijd gestreden voor jongeren die niet eerlijk werden behandeld en een extra duwtje nodig hadden om stappen vooruit te zetten. Elke jongere heeft immers talent. Onderwijs is een van de belangrijkste motoren voor emancipatie. Jongeren leren kritisch na te denken over complexe vraagstukken. Onderwijs is in staat, hen voor te bereiden op de arbeidsmarkt en op al datgene wat hen te wachten staat. Betrokken leraren en betrokken ouders geven veel jongeren het juiste houvast om te presteren. Dit lijkt logisch, maar het is niet vanzelfsprekend. Ik heb zelf aan den lijve mogen ervaren hoe belangrijk het is dat ouders betrokken zijn bij het onderwijs van hun kinderen en hun kinderen helpen met het maken van keuzes op het moment dat er moet worden gekozen voor een vervolgopleiding. Ook ik wilde graag naar de mavo, maar het vbo-schooladvies was voor mijn ouders een advies dat je respecteert en accepteert, niet iets wat je aanvecht. Ik dank mijn ouders voor de steun die ik kreeg. Voor hen was het Nederlandse onderwijssysteem best wel ingewikkeld. Ik heb mij erover verbaasd hoe de ouderbetrokkenheid van mijn toenmalige klasgenoten het schooladvies in groep 8 kon beïnvloeden, maar of dat nou wenselijk is?

In mijn omgeving waren er ook veel jongeren die deze betrokkenheid van huis uit misten, terwijl het schooladvies na de basisschool voor veel jongeren een bepalend moment is voor de schoolloopbaan die hen te wachten staat. Voor mij is het altijd belangrijk geweest dat elke jongere die begint op het vmbo, het recht heeft om te eindigen in het hoger onderwijs. Er zijn leerlingen die een lange aanloop nodig hebben om het talent dat zij hebben, tot zijn recht te laten komen. Deze laatbloeiers moeten door kunnen groeien. Het stapelen van opleidingen moet daarom altijd mogelijk zijn. Het onderwijs moet toegankelijk zijn voor iedereen. Kwaliteit moet leidend zijn. Goed onderwijs is de voedingsbodem, de basis die jongeren in staat stelt om hun talent te ontdekken en te ontplooien, waardoor zij beter kunnen presteren.

Mijn eerste ervaring in het hoger onderwijs gaf mij echt het gevoel een nummer te zijn. Natuurlijk is het vanzelfsprekend dat er meer zelfstandigheid wordt geëist naarmate je ouder wordt, maar toch voelde het niet altijd fijn. Leren gaat beter in een omgeving waarin je je thuis voelt. De menselijke maat mag iets meer terugkomen in het hoger onderwijs. Je wilt geen leerfabrieken die steeds groter worden, scholen waar je alles van het intranet moet halen. Aandacht en contact zijn altijd de basis voor goed onderwijs en zorgen ervoor dat studenten het beste uit zichzelf kunnen halen. Ik had zelf op het hoger onderwijs vaker te maken met het intranet dan met mijn docenten. Dat doet niets af aan de kwaliteit van docenten, maar zij waren vaak te veel tijd kwijt aan papieren rompslomp. Lesgeven doe je niet door formulieren in te vullen, maar door het gesprek aan te gaan met leerlingen en studenten en door hen te motiveren. Ja, ik heb ook toppers van docenten meegemaakt tijdens mijn schoolloopbaan, maar er waren ook docenten van wie ik mij afvroeg hoe zij ooit leraar zijn geworden. Een goede school heeft gemotiveerde, bevoegde en bekwame docenten nodig. Leerlingen en studenten hebben recht op een docent die oog heeft voor het talent dat zij in zich hebben.

Vandaag bespreken wij het wetsvoorstel met betrekking tot het intrekken van de langstudeerboete, een voorstel waar wij uiteraard voor zijn. De PvdA is blij dat de langstudeermaatregel wordt ingetrokken. Wij hebben ons altijd tegen deze maatregel verzet. Dit jaar zijn er meer partijen, waaronder de bedenkers van de maatregel, die deze maatregel in twijfel hebben getrokken, voor de campagne, tijdens de campagne en na de campagne. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Tijdens de campagne sprak ik diverse studenten die hiermee te maken kregen. Wat een onzekerheid en woede heerste er bij deze studenten, temeer daar de politiek geen duidelijkheid gaf na al die debatten die hebben plaatsgevonden. Deze maatregel staat haaks op het stimuleren van studenten om zich te ontwikkelen en om hun studie te combineren met nuttige werkervaring, bijvoorbeeld door in het bestuur van een studentenvereniging, een jongerenvakbond of een politieke jongerenorganisatie te gaan zitten. Dit is een maatregel waarop studenten zich niet konden voorbereiden, een maatregel met een straffend karakter.

De PvdA vindt dat studenten niet moeten worden gestraft als zij iets langer over hun studie doen. Wij moeten het stimuleren als zij zich buiten de schoolbanken begeven en ervaringen opdoen die hun ten goede komen tijdens hun verdere carrière en leven. Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun studieloopbaan en moeten beseffen wat de waarde is van een studie. Een studie is een investering in jezelf, een investering die zich terugverdient. Dit kabinet gaat een sociaal leenstelsel invoeren dat de studielast naar toekomstige draagkracht organiseert, maar straft studenten niet keihard als zij iets uitlopen doordat zij zichzelf beter willen ontwikkelen tijdens hun studie. Studeren is investeren in je eigen talent, iets wat wij nooit uit het oog mogen verliezen.

Ik wil ook nog een persoonlijk dankwoord uitspreken aan al diegenen die mij in de afgelopen tien jaar hebben gesteund op allerlei manieren. Ook bedank ik mijn ouders. Ondanks het onvermogen dat zij soms hadden om van huis uit de juiste begeleiding te geven, omdat het onderwijssysteem niet altijd eenvoudig was, hebben zij er toch altijd alles aan gedaan om mij te steunen. De trots toen ik al die diploma's haalde – vmbo, mbo, hbo – zal ik nooit meer vergeten.

Voorzitter. Steun voor dit wetsvoorstel. Laat elk talent tot zijn recht komen!

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik feliciteer u alvast mondeling. De collega's kunnen nu de drie leden die hun maidenspeech hebben gehouden, feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

De voorzitter:

Je maidenspeech en het krijgen van felicitaties van je collega's behoren toch tot de mooiste momenten van het bestaan van een Kamerlid.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Mag ik de heren Rog, Duisenberg en Mohandis van harte feliciteren met hun mooie maidenspeeches? Ik had graag wat interrupties gepleegd, maar dat mag niet. Wie weet, kan het volgende week. Dan spreken wij elkaar nog! Mag ik de minister welkom heten in vak-K in deze zaal? Zij zit hier zeker niet voor het eerst, maar wel zit zij hier voor het eerst in haar hoedanigheid van minister van Onderwijs, als ik het goed heb.

Dit debat gaat over een wet die er nooit kwam over de zogeheten "langstudeerboete". Dit is een wet waarover twee jaar lang is gesteggeld. Ambitieuze studenten zouden een boete krijgen van € 3.000. Het hoger onderwijs was boos en studenten gingen de straat op. Twee jaar lang is het onderwijs lastiggevallen met deze wet en vandaag nemen wij er afscheid van. Dat is mooi, maar het is ook een blamage. Het is politiek op haar slechtst. Wat vindt de minister van dit zwabberbeleid? Deelt zij de mening dat sprake is van kapitaalvernietiging? Er is ruim 12 miljoen euro aan verspild. Dat is geld dat voor onderwijs was bedoeld. Hoeveel studenten hadden graag in september willen studeren maar zagen daarvan af door de studieboete? Hoe wordt de vertraging gecompenseerd die zij hebben opgelopen? Gaat de minister soepel om met de terugbetaling van leningen die studenten zijn aangegaan vanwege de boete? Het was immers niet hun idee.

De heer Beertema (PVV):

Ik moest het nog even laten bezinken, maar ik hoorde de heer Van Dijk volgens mij zeggen dat de boete van € 3.000 bedoeld was voor ambitieuze studenten. Ik dacht dat het ging om langstudeerders.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, dat is het frame dat het vorige kabinet eraan plakte: "langstudeerders". Deze discussie hebben wij talloze malen gevoerd. Ik ben heel blij dat een groot deel van de Tweede Kamer het ermee eens is dat het een bizarre boete was. Er zijn nog wat eenzame lieden die volhouden dat de langstudeerboete wel goed was, bijvoorbeeld voor een neef of nicht van iemand. De consensus is echter dat die langstudeerboete een slecht idee was en dat wij daar zo snel mogelijk van af moeten.

De heer Beertema (PVV):

Dan heb ik een slotopmerking. Het is natuurlijk niet helemaal waar dat het alleen ambitieuze studenten zijn die heel erg bezig zijn met hun eigen bildung en verheffing en die nog een extra vak willen doen. Het gaat natuurlijk voor een heel groot gedeelte ook om studenten die een prachtig studentenleven leiden en die nauwelijks studeren, drie of twee uurtjes per dag. Dat signaal moet de heer Van Dijk ook geven. Dat is wel zo realistisch. Kom op!

De heer Jasper van Dijk (SP):

Daarmee ben ik het zeer eens. Luie studenten en studenten die niets doen, moet je aanspreken. Het fundamentele verschil van mening tussen de SP en veel andere partijen is dat de SP vindt dat je dit op inhoudelijke gronden moet doen. Zeg tegen de student: je bent hier om te studeren; doe dat dan ook! Daaraan kun je inhoudelijke eisen stellen maar geen financiële eisen, want dan tref je altijd bepaalde inkomensgroepen meer dan andere. Daarom vind ik financiële drempels buitengewoon onverstandig.

De heer Van Meenen (D66):

Mag ik de heer Van Dijk vragen wat hij bedoelt met: inhoudelijke eisen stellen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, dat is heel voor de hand liggend. Heel veel instellingen doen dat al. Zij hebben bijvoorbeeld een bindend studieadvies, een aanwezigheidsplicht of zij hebben eisen als: dit moet dan en dan klaar zijn. Als je als opleiding constateert dat een student helemaal niets heeft gedaan, mag je hem daarop aanspreken.

De heer Van Meenen (D66):

Dan blijft het bij aanspreken, lijkt mij. Dat is toch wel het verschil met de langstudeerboete, want dat was echt een sanctie. Heeft de heer Van Dijk dan ook nog sancties in petto in zo'n situatie of blijft het bij aanspreken?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een bindend studieadvies is een zeer zware sanctie. Als een student daar niet aan voldoet, dan mag hij of zij vertrekken. Hoe zwaar moet de sanctie dus zijn? Nogmaals, dit is wat anders dan zeggen: als je niet studeert, dan gaan we je een boete opleggen van € 3.000. Die boete is voor iemand met een hoger inkomen nu eenmaal veel gemakkelijker te betalen dan voor iemand met een lager inkomen. Daarom moet je daar niet voor zijn.

De heer Van Meenen (D66):

Het bindend studieadvies hebben we allang; dat bestaat al jaren. Dat is geen nieuw beleid. Kan de heer Van Dijk aangeven wat er inhoudelijk is aan een bindend studieadvies? Volgens mij is het een vrij willekeurige keuze die er alleen op gericht is te bereiken dat studenten studeren, maar het is geen inhoudelijke eis.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is in ieder geval een stuk inhoudelijker dan een boete. Ik hoop dat we het daarover eens zijn. Ik ben het echter wel met de heer Van Meenen eens dat je zeker moet kijken naar de voorwaarden waaronder een bindend studieadvies plaatsvindt. Er zijn instellingen die 100% vragen van de eerstejaarsstudenten. Rotterdam doet dat bijvoorbeeld. Dat gaat mij te ver. Ik ben het er dus mee eens dat je goed moet praten over de voorwaarden waaronder een bindend studieadvies plaatsvindt. De heer Van Meenen zegt dat het al gebeurt. Dat is waar, maar er zijn ook heel veel opleidingen die kijken of ze het kunnen verhogen of intensiveren. Ik vind dat studenten op de instelling er zeker inspraak in moeten hebben hoe dat wordt vormgegeven. Een student moet niet zomaar de deur gewezen worden omdat hij eenvoudigweg niet kon voldoen aan de eisen.

Dan heb ik een vraag over het profileringsfonds. De instellingen krijgen daaruit 10 miljoen euro in verband met de uitvoeringskosten van deze wet. Het kabinet schrijft dat er nog geen definitief besluit is genomen over de inzet van deze middelen in 2013 en verder. Wanneer wordt hierover dan een besluit genomen? En gaat dit nu ten koste van andere zaken uit het profileringsfonds?

De regering draait weliswaar de langstudeerboete terug, maar niet de gehele bezuiniging. Het Centraal Planbureau noemt een bedrag van 400 miljoen euro, terwijl het kabinet slechts 230 miljoen euro terugdraait. Er blijft dus 170 miljoen euro over die de instellingen mogen ophoesten. Waarom heeft de regering ook die bezuiniging niet geschrapt? Dit geld wordt nu gebruikt voor de prestatieafspraken met universiteiten en hogescholen. Zo moeten zij bijvoorbeeld een rendementsverhoging van 10% bereiken.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Van Dijk en ik waren partners in crime toen het ging om het aanpakken van de langstudeerboete. Ik kan me ook voorstellen dat we partners in crime zijn als het gaat over de aanpak van het voorstel over het sociaal leenstelsel dat er nu ligt. Toch vind ik het vreemd dat de heer Van Dijk het kabinet de maat neemt over bezuinigingen op onderwijs, terwijl in het SP-programma gewoon 800 miljoen op onderwijs wordt bezuinigd. Waar haalt de heer Van Dijk eigenlijk het lef vandaan?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Jammer, ik had zo gehoopt op een vernieuwde samenwerking met de GroenLinksfractie, maar nu gaat de heer Klaver deze oude koe weer uit de sloot halen. Die bezuiniging was niet op onderwijs, maar op bureaucratie en management. Het Centraal Planbureau wilde niet meegaan in die redenering, maar de SP-fractie heeft altijd gezegd dat er enorm veel geld bespaard kan worden door de kerntaken bij de overheid neer te leggen en de onderwijstaken bij de scholen, die nu helemaal dol worden van alle bureaucratie in het management.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ook ik kijk uit naar welke samenwerking dan ook met de heer Van Dijk, maar we moeten hier niet te snel overheen gaan. In ieder geval is helder dat de SP 800 miljoen bezuinigt. Een en ander gaat ten koste van de klassengrootte; de klassen worden uiteindelijk groter. Dat becijferen ook de rekenmeesters van het CPB. Tegelijkertijd neemt de heer Van Dijk het kabinet de maat als het gaat over de bezuinigingen die niet helemaal worden teruggedraaid op onderwijs. Ik vind dat meten met twee maten. Het zou de SP sieren als zijzelf meer geld voor onderwijs zou uittrekken in plaats van te bezuinigen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Klaver stelt precies dezelfde vraag. Hij heeft ook niet naar mijn antwoord geluisterd. Ik zei dat het Centraal Planbureau niet meeging in het voorstel van de SP. Dat zegt iets over het conservatisme van het CPB, vrees ik. Wij hebben het aan het CPB voorgelegd en het heeft gezegd: dit is een systeemverandering die de SP wilde, maar zover wordt niet doorgerekend. Dan gaat de 800 miljoen maar ten koste van het onderwijs. Iedereen die de SP een beetje kent, weet dat wij nooit zullen bezuinigen op onderwijs, op docenten en op klassen. Wij willen bezuinigen op management en bureaucratie en daar was de bezuiniging voor bedoeld. En let wel, op een dag komt zij er.

Dit geld wordt nu gebruikt voor de prestatieafspraken met universiteiten en hogescholen. Zij moeten bijvoorbeeld een rendementsverhoging van 10% bereiken. Dat betekent dat meer studenten sneller moeten afstuderen. Ik vind dat een perverse prikkel, want instellingen worden hierdoor verleid om studenten sneller te laten slagen. Hoe lager de lat, des temeer rendement. Ziet de minister dat risico ook? In die zin zou het beter zijn die 170 miljoen euro te investeren in goed onderwijs door middel van goede docenten. Het onderwijs wordt niet beter van het opjagen van studenten met prestatiecontracten en rendementsdenken. Ik hoor graag een reactie.

Intussen heeft het kabinet een ander plan bedacht. Studenten moeten vooral niet denken dat zij met rust worden gelaten. De langstudeerboete wordt vervangen door een studeerboete, ook bekend als het asociaal leenstelsel. Een sociaal leenstelsel bestaat niet. Ik noem het uitleveren van studenten aan een hoge schuld niet sociaal. Het gaat dus van kwaad tot erger. Iedere student krijgt een schuld van ten minste € 12.000. Daar bovenop komt nog het afschaffen van de ov-kaart, wat al snel leidt tot € 2.000 per jaar aan reiskosten. Waarom zou dit nu een verbetering zijn? Waarom gaat het kabinet niet inzetten op het versterken van ons onderwijs? Wij hebben talentvolle studenten nodig en moeten geen nieuwe drempels opwerpen. Ik vraag de minister waarom een leenstelsel beter is dan een langstudeerboete. Zij leiden beide tot forse extra kosten die een drempel opwerpen, vooral voor studenten met weinig geld. Ze zijn allebei bedoeld om studenten sneller te laten afstuderen. Ik zie daarin geen principieel verschil en hoor graag een toelichting hierop.

Het is zeer de vraag of het leenstelsel wel een meerderheid krijgt in de Eerste Kamer. Het kabinet rekent op bepaalde partijen, GroenLinks en D66, maar die partijen hebben aanvullende eisen, die wij al in de media hebben mogen vernemen. Die eisen gaan over het verlagen van het collegegeld, het behoud van de ov-kaart en de verhoging van de aanvullende beurs. Gaat het kabinet daaraan tegemoetkomen? Ik geloof dat niet en zeker niet als de financiële kaders erbij worden betrokken. Daarom vraag ik het kabinet de energie goed te besteden. Vandaag behandelen wij het wetsvoorstel intrekking langstudeerboete. Laten wij voorkomen dat wij over twee jaar het wetsvoorstel intrekking leenstelsel behandelen. Dat zou echt te gek zijn. Ik denk dat dan opnieuw sprake zou zijn van kapitaalvernietiging, dat studenten dan opnieuw boos zouden worden over een wet die er niet komt, dat ambtenaren opnieuw uren bezig zouden zijn met het schrijven van een wetsvoorstel zonder draagvlak en dat dan opnieuw miljoenen verspild zouden worden. Laten wij dat voorkomen. Laten wij stoppen met een wetsvoorstel voor het leenstelsel en gaan werken aan goed onderwijs.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is mij een genoegen eerst mijn nieuwe collega's Rog, Duisenberg en Mohandis van harte te feliciteren met hun maidenspeech. Mijn eerste maidenspeech ging ook over het hoger onderwijs en het is nog steeds een belangrijk en dankbaar onderwerp om vele debatten over te voeren. De minister is een beetje nieuw hier en ik zie uit naar de vele debatten die wij met elkaar zullen voeren met als doel de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren.

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel dwaalden mijn gedachten even af naar afgelopen zomer. Wij voerden toen een verhit debat in de Kamer over het al dan niet afschaffen van de langstudeerdersmaatregel, naar aanleiding van uitspraken van de heer Van Haersma Buma. Hij had opeens het nieuwe inzicht gekregen dat de maatregel toch niet gewenst was. Het debat was teleurstellend omdat een aantal fracties in de Kamer studenten de hoop had gegeven dat zij wellicht snel van de langstudeerdersmaatregel af zouden zijn. Niets bleek minder waar. Om de woorden van voormalig staatssecretaris Zijlstra uit dat debat te gebruiken: het was een beschamende vertoning. De verkiezingsretoriek hielp het onderwijs ook niet verder.

Toen heeft mijn fractie al aangegeven dat studenten niet te vroeg moesten juichen. Na het afschaffen van de langstudeerdersmaatregel zou er ongetwijfeld een sociaal leenstelsel volgen. Nu blijkt met het nieuwe regeerakkoord dat studenten inderdaad zijn blij gemaakt met een dode mus. De langstudeerdersmaatregel gaat eraf, maar studenten krijgen er een sociaal leenstelsel voor terug. Met andere woorden: er is geen langstudeerboete meer, maar er komt straks een studeerboete. Studenten krijgen een uitgeklede ov-kaart en op voorhand € 13.000 studieschuld. Volgens de minister wordt de publieke bijdrage aan de student structureel verlaagd met 810 miljoen euro door afschaffing van de basisbeurs, en met 425 miljoen euro door de omzetting van de ov-kaart naar een kortingskaart. Opgeteld is dat dus 1,2 miljard euro die studenten erop achteruit gaan.

In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister juichend dat het intrekken van de langstudeerdersmaatregel voor de student uitsluitend positieve financiële gevolgen heeft. Hoe komt de minister tot deze conclusie als zij de cijfers hoort hoezeer de student benadeeld wordt door de invoering van het sociaal leenstelsel?

De rekening van 1,2 miljard euro voor studenten heeft forse gevolgen voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De ChristenUnie heeft tijdens het debat over de formatie al een motie ingediend waarin wordt gevraagd om deze gevolgen in kaart te brengen. De uitvoering van de motie-Slob, zo lezen we in de nota naar aanleiding van het verslag, komt pas in het najaar van 2013. Waarom heeft de minister dan pas de gegevens over bijvoorbeeld de gevolgen voor de instroom? Het kabinet heeft de plannen al gemaakt en wil ze al in werking laten treden, maar het weet nog niet wat het effect is van de maatregelen. Dat kan toch niet waar zijn? Ik verzoek de minister eerder met de uitwerking te komen, zodat we deze tijdig bij het debat kunnen betrekken.

Ik heb nog een aantal inhoudelijke vragen over het wetsvoorstel. Het hele circus dat nu opgetuigd is, heeft in totaal 12,3 miljoen euro aan uitvoering gekost; middelen die wat onze fractie betreft beter aan het hoger onderwijs zelf besteed konden worden. De minister stelt dat studenten voor 1 december terugbetaald worden. Dat is over drie dagen. Hoe is de stand van zaken? Studenten met een chronische ziekte of die een deeltijdstudie doen, ontvangen compensatie uit het profileringsfonds. Zij moeten dit bedrag straks weer terugbetalen, vóór maart 2013, als ze tenminste geen rente erover willen betalen. Tegelijkertijd ontvangen ze de langstudeerdersboete terug. Dat zijn dus twee gelijktijdige geldstromen. Instellingen weten precies wie deze studenten zijn, want zij hebben de middelen aan hen overgemaakt. Waarom wordt de terugbetaling van de langstudeerdersboete niet gewoon weggestreept tegen de bijdrage uit het profileringsfonds? Op die manier voorkom je dat studenten te laat weten dat ze tijdig geld moeten terugstorten, met alle gevolgen van dien. Ik vraag een reactie hierop van de minister en ook of zij dit op enige wijze kan bevorderen.

De visie achter het invoeren van de langstudeerdersmaatregel was het verhogen van het studierendement. De visie achter intrekking van de maatregel is dat de meerderheid van de Kamer het wil. De Raad van State heeft al de nodige kritiek geuit op het ontbreken van een visie op het schrappen van deze maatregel. Wil de minister nog een keer uitgebreid aangeven wat volgens haar de achterliggende visie is van het schrappen van de maatregel en waarom het in haar ogen bijdraagt aan het studierendement? Dat was uiteindelijk het eerste doel van de wet en daarover lezen wij nu niets meer. Ik wens de minister veel succes bij al haar werkzaamheden. Ik kan al op voorhand zeggen dat wij dit wetsvoorstel niet zullen steunen.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ook ik maak graag van de gelegenheid gebruik om vanaf deze plaats de collega's Rog, Duisenberg en Mohandis geluk te wensen met hun fraaie maidenspeech. Ik wens hen toe dat ze hier nog vele malen een gloedvol betoog mogen houden. Ik verheug mij ook op de samenwerking met de minister. Ik zie ernaar uit om samen goed onderwijs gestalte geven.

We hebben het vanavond over de langstudeerdersmaatregel. Ik hoorde een aantal keren de langstudeerdersboete voorbijkomen, maar ik heb stellig de indruk dat daarbij een ernstig misverstand in het spel is. Het gaat namelijk om een langstudeerdersmaatregel, en niet zozeer om een boete. Het is niet zo prettig om daar de discussie over te hebben. Je kunt constructievere onderwerpen verzinnen.

Als het gaat over de procedurele aspecten, begin ik met een citaatje. "De afdeling vraagt in dit verband aandacht voor het belang van goede wetgeving, hetgeen onder meer inhoudt dat deze bestendig is en dat een eventuele aanpassing of intrekking van de maatregel toereikend wordt gemotiveerd en ordentelijk plaatsvindt. Dat is zowel in het belang van hen voor wie de wet rechten en plichten bevat, als van de instanties die met de uitvoering zijn belast. Een zo snelle en beperkt gemotiveerde koersverandering als die van het wetsvoorstel verdraagt zich slecht met dit uitgangspunt." Het zijn heel hoffelijke woorden, maar de kritiek is uiteraard vlijmscherp, vernietigend. Dit was een citaat uit het advies van de Raad van State. Dat advies is volgens mij volstrekt terecht zo verwoord.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik snap wel een beetje dat de Raad van State dat zegt. Die kritiek kregen mevrouw Jadnanansing en ik ook, toen ik een voorstel had ingediend om de langstudeerboete in te trekken. Maar wat adviseert u het kabinet als het daarvan af wil? Als je deze kritiek daarbij meeneemt, zegt u dan: ja, dan moet je maar een paar jaar wachten? Intussen zijn de studenten dan wel het slachtoffer.

De heer Bisschop (SGP):

Ik bestrijd dat studenten het slachtoffer zijn van de langstudeerdersmaatregel. Integendeel, ik denk dat studenten nu het slachtoffer zijn van een maatregel die nog ten uitvoer moet worden gelegd. Waar gaat het om bij de langstudeerdersmaatregel? Voor de Handelingen: het is geen boete, het is een maatregel. Dat wil zeggen: wij als overheid geven jonge mensen de gelegenheid, tegen betaling van een deel van de kosten een studie te volgen. Als het wat langer duurt dan er standaard voor staat, is dat op zich ook nog niet erg. Dan krijg je een jaar respijt. Lukt het dan nog niet, dan geven we niet het bindend studieadvies om te vertrekken, nee, dan mag je de studie nog steeds afronden, maar dan vragen we een iets hogere bijdrage van de student ten behoeve van de studieplaats die hij bezet, zodat ook anderen de studie kunnen aanvangen. Dat is de essentie van de langstudeerdersmaatregel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Heel Nederland sprak over een boete, behalve de opstellers van de wetstekst. Maar het staat u vrij om te spreken van een maatregel. Mijn vraag was echter: wat adviseert u een nieuwe regering als ze ander beleid wil inzetten? Dat probleem is er namelijk altijd.

De heer Bisschop (SGP):

Ik verwijs naar het advies van de Raad van State. Het gaat om het tempo waarin veranderingen worden doorgevoerd. Heb je eenmaal een keuze gemaakt, dan moet je die zorgvuldig uitvoeren, inhoud geven en in gesprek gaan met de Kamers, om op die manier consistent in je beleid te zijn. Het is een slechte, politiek ongeloofwaardige keuze om het de ene maand in te voeren en de andere maand in te trekken, om het maar heel kort door de bocht te zeggen. Dat is geen wijs beleid, integendeel.

De afschaffing van de langstudeerdersmaatregel is een pyrrusoverwinning. Inmiddels zijn de studenten daar in grote mate ook achter gekomen. De SGP heeft indertijd al gezegd: als je dit niet doet en je het onderwijs op enigerlei wijze wilt betrekken bij de bezuinigingsoperatie, dan zul je naar een sociaal leenstelsel of iets van dien aard moeten. Dat is precies wat ons nu overkomt.

Dat waren opmerkingen over de procedurele kant van de zaak. Ik kom nu op de inhoud. Naar onze overtuiging zou de langstudeerdersmaatregel een uitstekende manier zijn geweest om studenten uit te dagen om tot een optimaal studierendement te komen. Die maatregel zou ook in hoge mate toereikend zijn geweest om de instellingen de gelegenheid te geven om het zodanig te organiseren, om de studie zodanig te stroomlijnen en te begeleiden dat de studenten die in redelijkheid binnen de gestelde termijn zouden kunnen afronden. We vinden het dan ook een uitgesproken slechte ruil dat we nu moeten kiezen voor een sociaal leenstelsel. Ik hecht eraan om aan te geven dat steun van de SGP voor de uitwerking van een dergelijk voorstel niet op voorhand verzekerd is. We realiseren ons dat je in de uitwerking van het sociaal leenstelsel wel degelijk positieve prikkels en een uitdaging voor studenten kunt inbouwen. Dat zullen heel belangrijke beoordelingscriteria zijn, op grond waarvan de SGP-fractie zal besluiten om daaraan wel of niet steun te verlenen. We denken bij de uitwerking van een sociaal leenstelsel niet bepaald aan het maken van prestatieafspraken met de instellingen, maar meer aan positieve verdienprikkels voor studenten. Ik stel het op prijs als de minister in haar eerste termijn hierop een reactie geeft.

Mijn conclusie is kort: zo moeten we het in het vervolg maar niet meer doen. Ik dank de voorzitter dat ze me de gelegenheid gaf om het woord te voeren.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Ik begin met het feliciteren van de leden Rog, Duisenberg en Mohandis met hun maidenspeech. Het was een genoegen om naar hen te luisteren. Dat gold vooral voor de ervaringen die zij over hun eigen onderwijs en leraren vertelden. Soms was dat een gemengd beeld, maar uiteindelijk is het mede dankzij het goede onderwijs dat we in Nederland hebben, met hen allen goed gekomen.

Er is een aantal technische vragen gesteld, maar ik wil eerst ingaan op een paar algemenere opmerkingen. Een aantal leden heeft gevraagd hoe we dit wetgevingsproces moeten beoordelen. Dit is inderdaad geen toonbeeld van een voorbeeldig invoeringstraject. Iedereen heeft daar zijn of haar eigen woorden voor gebruikt. Mijn ambtsvoorganger heeft volgens mij gezegd dat het op onderdelen een beschamende vertoning was. Iedereen heeft daar het zijne of hare over gezegd. De heer Duisenberg zei bijvoorbeeld dat het geen schoonheidsprijs verdient. Zo is dat. Het was, zoals de heer Beertema zei, ook een wet waaraan nog heel veel losse einden zaten en waaraan veel invoeringsproblemen vastzaten.

We hebben met elkaar geconstateerd dat er geen maatschappelijk draagvlak voor de wet was, uiteindelijk ook niet in de Tweede Kamer. Dat is de politieke en maatschappelijke realiteit waarmee we te maken hebben. Tegelijk is dat de eerste en enige grondslag voor het intrekken van deze wet. Dat doet niets af aan de wens van ook dit kabinet om te bekijken of we studenten tot een redelijk gangbaar studietempo kunnen motiveren, want het studietempo van Nederlandse studenten ligt relatief laag. We willen ook verder werken aan een ambitieuze studiecultuur en aan een ambitie voor goed onderwijs. Met de heer Duisenberg en anderen zeg ik dat het over veel meer gaat dan alleen de langstudeerdersmaatregel. Het gaat dan ook over goed onderwijs, over de prestatieafspraken en over het door kunnen stromen, waar de heer Mohandis zelf een mooi voorbeeld van is, van vmbo naar mbo, hbo en soms zelfs wo. Het gaat er ook over – dat zeg ik de heer Klaver na – dat onderwijs niet alleen leren is maar ook bildung, of zoals de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum zo mooi in een recent boek c.q. pamflet verwoordde: not for profit. Het gaat dus ook om allerlei vormen van kwaliteitsborging en die blijven staan, wat er ook verder gebeurt.

Dat brengt mij nu op een aantal praktische en technische vragen die gesteld zijn. De heren Van Dijk en Rog en mevrouw Schouten hebben gevraagd naar de status van het terugdraaien. De status van het terugdraaien is dat de verplichting voor langstudeerders om het hogere collegegeld te betalen met terugwerkende kracht vervalt. Dat betekent dat de langstudeerdersmaatregel gevolgen heeft voor studenten, want de alreeds betaalde opslagen, dus de verhoging van € 3.000, moeten door de instellingen worden terugbetaald. Dat mag tot 1 maart 2013 rentevrij worden teruggestort. Tot nu toe hebben we nog geen klachten gekregen over de afhandeling door DUO of de instellingen. Hoe dat precies verloopt, kunnen we de Kamer echter pas later vertellen. Ik heb nu alleen het signaal dat alle studenten die gecompenseerd moesten worden, gecompenseerd zijn. Voor zover we nu weten, verloopt dat dus goed.

Gevraagd is hoeveel studenten met die specifieke uitloop van nominaal plus twee jaar te maken hebben en hoeveel er uiteindelijk zijn afgestudeerd onder druk van de langstudeerdersmaatregel. Het is niet bekend hoeveel langstudeerders nog voor september 2012 zijn afgestudeerd, maar die gegevens zijn begin 2013 beschikbaar. Ik heb ze nu niet en ik wil ze ook niet hebben, want dat vergt enorme enquêtes en dus heel veel geld dat dan niet meer aan het onderwijs wordt besteed. Aangezien de maatregel nu toch is afgeschaft, zullen we er met zijn allen ook niet veel aan hebben. Wat we wel weten, is dat alle instellingen voor 1 december bij DUO de gegevens moeten aanleveren. Als ik die heb, deel ik die natuurlijk graag met de Kamer. Dat is begin 2013.

De heer Beertema (PVV):

Daar ben ik blij mee. Het is ook helemaal niet mijn bedoeling om het departement met een enorm bureaucratisch circus te verrassen. Als het 2013 komt, vind ik dat mooi. Mochten dat echter verrassende cijfers zijn, wat dan? Dan gaat u gewoon spijt hebben van het feit dat u die maatregel hebt afgeschaft, denk ik.

Minister Bussemaker:

Laten we dat dan zien. In ieder geval weten we dan hoeveel studenten een boete hebben gehad, maar ook dan weten we nog niet hoeveel studenten uiteindelijk voor 1 september 2012 zijn afgestudeerd. We weten ook niet wat de motieven van de studenten zijn geweest die wel voor 1 september 2012 zijn afgestudeerd. Gezien het feit dat deze wet nu wordt afgeschaft, wil ik daar met terugwerkende kracht niet veel extra energie in steken.

Verder heeft een aantal leden gevraagd naar de kosten van deze maatregel. Ik stel vast dat velen van hen het bedrag van 12,3 miljoen hebben genoemd. Ik zou dat toch wat willen nuanceren, want het bedrag valt eigenlijk uiteen in twee componenten. De eerste component is het bedrag van 10 miljoen. Dat is ook in de memorie van toelichting aangegeven. Dat betreft het geld dat de instellingen hebben gekregen ter versterking van het Profileringsfonds. Dat mogen zij bij afschaffing van de wet houden als een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten. Voorts wordt in de memorie van toelichting melding gemaakt van 1 miljoen euro als tegemoetkoming in de uitvoeringskosten van DUO. Wij weten dus niet precies wat de uitvoeringskosten van instellingen zijn geweest. Gelukkig maar, want anders zouden die allemaal uurtje-factuurtje moeten draaien, om precies bij te houden welke medewerker hoeveel minuten of uren aan voorlichting over en verantwoording van de langstudeermaatregel heeft moeten besteden. Ik denk dat de 10 miljoen een redelijke tegemoetkoming is. Wij kunnen niet een-op-een zeggen dat dit bedrag besteed is aan uitvoeringskosten. Dat kunnen wij wel voor het bedrag van 2,3 miljoen. Dat bedrag is door DUO gemaakt en bestaat uit werkelijke kosten. Dat komt omdat bij DUO de uurkosten van medewerkers, de programmeerkosten en dergelijke, ook precies in kaart zijn gebracht. Vandaar het verschil in de kosten die zijn gemaakt.

De heer Van Meenen vraagt, net als de heer Van Dijk en anderen, naar de kosten die als gevolg van de langstudeermaatregel teruggedraaid zijn. De heer Van Dijk vraagt waarom ook de 140 miljoen niet wordt geschrapt. Het is van belang om te constateren dat het in het kader van de langstudeerdersboete afgesproken bedrag in het regeerakkoord van het vorige kabinet uiteenviel in drie onderdelen. Dat is het gedragseffect, het verhoogd collegegeld en de efficiencykortingen voor instellingen. Die eerste twee zijn teruggedraaid. Dat is het bedrag van 230 miljoen. Het bedrag van 140 miljoen van de efficiencykorting blijft staan. Dat bedrag wordt nu juist in de prestatieafspraken gestoken en gaat dus terug naar de instellingen. Ik begrijp uit de woorden van de heer Van Dijk dat het hem niet bevalt hoe dat gaat. Het gaat echter wel terug naar onderwijs. Dat betekent dat de instellingen dit bedrag mogen houden.

Tegen de heer Van Dijk zeg ik dat het bij prestatieafspraken dus niet alleen om rendement gaat. Natuurlijk is een onderdeel van die afspraken om studenten tijdig af te laten studeren. Ik kan hem uit eigen ervaring vertellen dat dit niet alleen maar rendementsdenken is. Het verplicht instellingen soms ook om goed studeerbaar onderwijs aan te bieden, waarbij vakken elkaar logisch opvolgen, voldoende maar ook niet te veel vakken goed naast elkaar worden gesteld en er sprake is van een snelle terugkoppeling tussen wat je inlevert als student en de prestatie die een docent daarvoor wil geven. De prestatieafspraken betreffen ook andere onderdelen. Die zullen de heer Van Dijk aanspreken. In die zin zou volledigheid niet misstaan. Het gaat immers ook over het verhogen van het niveau van docenten, bijvoorbeeld om meer van hen op te leiden tot masterniveau. Dat betekent een verhoging van het onderwijs. Het betekent ook een verhoging van het aantal contacturen dat wordt gegeven. Het gaat om het bestrijden van uitval in het eerste jaar. Daar kan ook een bindend studieadvies een rol bij spelen, zoals de heer Van Dijk al zei. Kortom, een deel van de middelen wordt geherinvesteerd in een naar mijn idee ambitieuze studiecultuur. In die cultuur vragen wij wat van studenten. Wij vragen ook wat van instellingen om dat mogelijk te maken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister heeft gelijk dat het bij de prestatieafspraken om een set van afspraken gaat, met goede en minder goede onderdelen. Ik heb inderdaad veel kritiek op de rendementsafspraken. Ik denk dat daarin een perverse prikkel zit. Daarover komen wij ongetwijfeld nog te spreken. De minister zegt dat het geld weer terugkomt in het onderwijs in de vorm van de prestatieafspraken. Wat echter nu als een instelling niet voldoet aan die afspraken?

Minister Bussemaker:

Dat zien wij later. Voor nu constateer ik dat de prestatieafspraken die de instellingen ingeleverd hebben, van buitengewoon hoog niveau zijn. Dat geldt zowel voor universiteiten als hbo-instellingen. Die zijn de komende tijd bezig met het uitvoeren van de plannen. Ik denk dat wij nog een discussie met elkaar krijgen over het vervolg op de prestatieafspraken. Zoals bekend, zijn die onderdeel van een experimenteerartikel geworden. Ook dan gaat dat geld niet weg, komt het niet buiten het onderwijs. Het is niet zo dat wij er wegen van gaan aanleggen als de prestatieafspraken niet worden gehaald. Geenszins. Het geld blijft op de begroting van OCW staan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Oké. Het is een beetje vaag daardoor. De minister zegt: dat gaan wij dan nog wel zien. Volgens mij is in elk geval 2% van dat budget wel bedoeld voor harde prestatieafspraken. Instellingen kunnen die verdienen door te voldoen aan de eisen van de minister. Dat gaat dus ten koste van andere instellingen. Dat vind ik buitengewoon zorgelijk. Als je dat zou doen met extra budget, alla, dan zou je het er nog over kunnen hebben. Nu wordt toch een soort competitie tussen instellingen georganiseerd en die kan fout uitpakken.

Minister Bussemaker:

Er wordt een competitie tussen instellingen georganiseerd om een ambitieuze studiecultuur te creëren, om ervoor te zorgen dat studenten op een kwalitatief hoog niveau met goede begeleiding tijdig afstuderen. Daarenboven stimuleer je met die 2% dat instellingen extra initiatieven nemen. Dat kunnen bijzondere trajecten zijn of het oprichten en vormgeven van centers of expertise. Dit gaat echter allemaal om procenten van het hogeronderwijsbudget. Het is dus geen geld dat daaruit wordt gehaald. Het blijft een percentage dat een instelling kan verdienen door goede voorstellen te doen. Instellingen kunnen dus meer krijgen door die 2% te verdienen. Het is een middeling tussen alle instellingen voor hoger onderwijs.

Ik zal de Kamer, hopelijk voor de begrotingsbehandeling, een brief over de stand van zaken van de prestatieafspraken sturen. Dan heeft iedereen die en kunnen wij, zo nodig en gewenst, volgende week het debat daarover voortzetten.

Mevrouw Schouten stelde een vraag over het Profileringsfonds. Zij stelde dat sprake is van het rondpompen van geld doordat studenten enerzijds gebruik kunnen maken van het Stimuleringsfonds en anderzijds die € 3.000 moeten betalen. Dat mag men met elkaar verrekenen. Instellingen doen dat dus nu ook volop. Als er aan de ene kant geld is uitgekeerd voor het Profileringsfonds en aan de andere kant die boete moet worden betaald, hoeft niet twee of drie keer te worden betaald. Dan kan men dat tegen elkaar wegstrepen. Mocht ik signalen krijgen dat het niet goed gaat, dan zal ik instellingen er met alle plezier op wijzen. Vooralsnog heb ik ook hier de indruk dat de uitvoering en de omgang met studenten eigenlijk goed verlopen. Wij hebben daar geen klachten over ontvangen. Op wat wij wel doen met het Profileringsfonds, kan ik nog niet vooruitlopen. Dat hoort de Kamer in de eerste helft van 2013.

Vrijwel alle woordvoerders hebben, direct of indirect, naar aanleiding van nota naar aanleiding van het verslag gevraagd of ook in de invoeringswet hier of daar iets staat waardoor wij het lang studeren blijven stimuleren. Zo heb ik de vraag van met name de heer Van Meenen begrepen. Mijn antwoord daarop luidt dat echt alle elementen zijn verwijderd. Als deze Kamer iets nieuws wil wat expliciet aansluit bij de langstudeermaatregel, moet dat via een nieuwe wetswijziging. Dat kan dan niet aan de hand van elementen die nog in de huidige wet zitten. Het is natuurlijk wel mogelijk – dan herhaal ik mezelf – met andere instrumenten, bijvoorbeeld met prestatieafspraken en met een nieuwe wet, die inzake het sociaal leenstelsel.

De heer Van Meenen (D66):

Om elk misverstand te voorkomen: het was beslist niet mijn ambitie om weer nieuwe elementen in het kader van langstudeerboetes te gaan invoeren. Integendeel. Dit heldere antwoord van de minister hadden wij echter nog niet op een schriftelijke manier ontvangen, vandaar mijn vraag.

Minister Bussemaker:

Prima. Het neemt overigens niet weg dat het tegengaan van buitengewoon lang studeren en het bevorderen van studeren op nominaal niveau en dus ook het aanbieden van opleidingen waardoor studenten dat goed kunnen, waarna we vervolgens van hen mogen vragen om daaraan mee te werken, een doelstelling van dit kabinet en van mij blijft, maar dus wel met andere middelen.

De woordvoerder van de VVD heeft een vraag gesteld over voorlichting en de relatie met de studiebijsluiter. Een van de manieren om studiesucces te bevorderen is natuurlijk studenten helpen om een goede keuze te maken. Daar begint het mee. Ik ben niet jaloers op de aanstaande studenten van vandaag de dag, die een keuze moeten maken uit de grote verzameling opleidingen die wij aanbieden. Het is voor hen ingewikkeld om te zien waar een opleiding over gaat en voor welke werkkring een opleiding uiteindelijk opleidt. Voorlichting kan op tal van manieren gebeuren. Het kan door matching, daar komen we een andere keer over te spreken, door proefstuderen, door kennismakingsgesprekken tijdens de middelbareschoolperiode en het kan natuurlijk ook via die studiebijsluiter. Wij weten dat al vijf hbo's die bijsluiter nu gebruiken. Ook is er een universiteit, de TU Delft, die mee wil doen. De ambitie is om de bijsluiter in 2014 landelijk in te voeren. Dat hangt samen met de vervroegde inschrijvingen. Volgens de planning is dat ook het moment waarop het sociaal leenstelsel ingaat. Nogmaals, de bijsluiter is geen maatregel die op zichzelf het hoger onderwijs en het studiesucces zal verbeteren. Dat zal moeten gebeuren door de samenhang die we vragen van verschillende partijen. Daar past de studiebijsluiter bij.

Mevrouw Schouten heeft een vraag over de opmerking over de positieve gevolgen voor studenten. Dat ging eigenlijk ook nog over de financiële aspecten. Die opmerking staat inderdaad in de nota naar aanleiding van het verslag, maar betreft echt alleen de langstudeerdersboete. Zoals ik zojuist al zei, vragen wij met de nieuwe voorstellen, het sociaal leenstelsel, ook iets van studenten. Wij vragen hun te investeren. Leren is investeren. Echter, de financiële gevolgen van het afschaffen van de langstudeerdersmaatregel voor studenten zijn feitelijk echt alleen positief. Ik kan het niet anders zeggen. Er komt immers nu geen extra prikkel in de wet, zoals meer betalen of een hoger collegegeld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Die opmerking kan feitelijk op deze wet slaan, maar onderkent de minister dan wel met mij dat de financiële bijdrage die na de invoering van het sociaal leenstelsel van studenten wordt gevraagd, vele malen hoger is dan bij de langstudeermaatregel?

Minister Bussemaker:

Het lijkt mij goed om uitgebreider met elkaar van gedachten te wisselen over het sociaal leenstelsel. Ik ontken niet dat daarin natuurlijk ook een bijdrage, een investering, van studenten wordt gevraagd. Als je ziet wat afgestudeerden verdienen, is die investering zeer profijtelijk voor studenten. Het lijkt mij goed om wellicht volgende week bij de begroting, of op een ander moment wanneer we komen te praten over het sociaal leenstelsel, de voors en tegens van dat stelsel met elkaar te delen. Tegen die tijd zijn ze ook meer uitgewerkt. Ik hecht eraan om hier wel direct bij te zeggen dat we het sociaal leenstelsel ook invoeren om geld vrij te maken voor onderwijs, geld dat nu eigenlijk inkomensondersteuning is. Dat geld zal dus ook geherinvesteerd worden in onderwijs en onderzoek.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij komen hier ongetwijfeld nog veel meer over te spreken, maar nogmaals: onderkent de minister, om dan ook maar feitelijk te zijn, dat een schuld van ongeveer € 13.000 vele malen hoger is dan een mogelijke, ontkoombare schuld, of een boete, van € 3.000? € 13.000 is meer dan € 3.000.

Minister Bussemaker:

Ja, maar mevrouw Schouten vergelijkt nu alleen het bedrag. Feitelijk klopt dat, maar in vergelijking met de langstudeerdersmaatregel zit er achter het sociaal leenstelsel natuurlijk een andere visie op de vraag wat je van mensen mag vragen. Leren is investeren. Ik vind het niet goed om de discussie te verengen tot een financiële kwestie. Het gaat erom hoe we met elkaar een set maatregelen kunnen creëren die bijdragen aan het bevorderen van het studiesucces van studenten in Nederland.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De minister kan zeggen dat zij het een verenging van het debat vindt als we het alleen over de financiële gevolgen gaan hebben, maar dit zijn financiële gevolgen die alle gezinnen in Nederland met opgroeiende kinderen straks gaan voelen.

Minister Bussemaker:

Dat is een constatering en geen vraag. We hebben de afgelopen tijd ook te maken gehad met de consequenties die gezinnen en studenten troffen als gevolg van de langstudeerdersmaatregel. Daarvan hebben we met zijn allen – het is de Tweede Kamer als geheel geweest – geconstateerd dat er niet voldoende draagvlak voor was. Ik vind het alleszins redelijk om van de groep die uiteindelijk ook het meeste profijt heeft van de investering, een bijdrage te vragen.

De heer Beertema (PVV):

Dat onderschrijf ik allemaal, maar ik vind het toch een beetje flauw om te zeggen: we hebben het nu over het afschaffen van de langstudeerdersregeling; laten we dat niet vermengen met het sociaal leenstelsel. Die liggen namelijk, zeker politiek gezien, absoluut in elkaars verlengde. Ik wil de minister een uitspraak voorleggen van de voorzitter van het college van bestuur van de Hogeschool Rotterdam. Wat hij zegt, moet de minister vanuit de sociaaldemocratische traditie aanspreken: "Studeren wordt dus echt minder aantrekkelijk. Vooral jongeren uit gezinnen met lage inkomens, uit gezinnen van allochtone herkomst zullen het hoger onderwijs gaan mijden. Dit draagt ongewild bij aan tweedeling in de samenleving met alle gevolgen die daarbij horen. Maar het vermindert ook ons economisch potentieel. Een simpele rekensom leert dat er zomaar een half miljard per jaar aan nationaal product verloren kan gaan." Dat zijn enorme uitspraken van een voorzitter van een hogeschool in een stad die al heel erg moeilijk heeft. En dan kunnen we wel blijven stellen dat we een investering vragen aan deze leerlingen, maar deze leerlingen investeren niet op die manier in zichzelf. Daar weet de minister alles van.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Beertema (PVV):

Ik wil graag een politiek, moreel oordeel over de uitspraken van deze voorzitter.

Minister Bussemaker:

De heer Beertema zei net zelf: het zijn grote woorden. Het zijn wat mij betreft wel heel grote woorden van de heer Bormans, die niet in alles op feiten zijn gebaseerd. Ik heb vaak met hem mogen discussiëren en dat hoop ik nog vaak te doen. De Kamer heeft recentelijk de motie-Slob aangenomen waarin wordt gevraagd om het in kaart brengen van de financiële gevolgen van het sociaal leenstelsel. Die informatie gaan wij natuurlijk voor de Kamer in kaart brengen. Mijn streven is echter niet om zo veel mogelijk studenten naar het hoger onderwijs te krijgen, maar om de juiste student op de juiste plek te krijgen. Het hangt er dus van af wat de effecten zijn van maatregelen als de langstudeerdersmaatregel of het sociaal leenstelsel op het gedrag van studenten. Als het studenten zijn die anders toch direct zouden uitvallen, is het misschien beter als zij in ieder geval op dat moment niet gaan studeren. Als het studenten zouden zijn uit milieus waarin men niet gewend is om te studeren, zou het problematisch kunnen zijn. Daarom staat in het regeerakkoord onder andere dat de aanvullende beurs behouden blijft.

De heer Beertema (PVV):

Dit is toch downplaying van de minister. Goed, de aantallen die de voorzitter van de HBO-raad noemt, zijn misschien wat groot, en het is misschien een iets te ruige uitspraak van de voorzitter van de Hogeschool Rotterdam. Er is echter wel degelijk sprake van een economische knip, een inkomensknip, tussen studenten die straks wel kiezen voor het hoger onderwijs en studenten die dat niet meer doen. Dat kan de minister toch niet ontkennen? Dat staat te gebeuren en dat wil ik de minister nog even meegeven. Het is gewoon een keihard gegeven.

Minister Bussemaker:

Dan is het winst dat ook de heer Beertema zegt dat die woorden misschien toch iets te ruig waren. Wij kunnen elkaar misschien nog tegemoetkomen als we in de komende tijd op grond van feiten, internationale vergelijkingen en de uitwerking van de kabinetsvoornemens het inhoudelijke debat over het sociaal leenstelsel veel uitgebreider met elkaar voeren. Geloof mij, daar is wat mij betreft nog alle kans voor.

De heer Klaver (GroenLinks):

De souplesse waarmee de minister alle vragen beantwoordt, verraadt haar grote ervaring in de Kamer en in het kabinet. Ze zei een aantal keren dat zij het vanavond liever niet over het sociaal leenstelsel wil hebben. Dat wilde ik eigenlijk ook niet, maar de minister riep het zelf op. Ik wil er dus een korte vraag over stellen. Zou de minister misschien iets duidelijk kunnen maken? Ze zei namelijk dat we ervoor moeten zorgen dat het studierendement wordt verhoogd in Nederland. Is het verbeteren van het studierendement voor dit kabinet het voornaamste argument voor het invoeren van een sociaal leenstelsel?

Minister Bussemaker:

Nee, maar ook dat lijkt me een discussie om een andere keer te voeren. Ik heb net al gezegd dat er niet één maatregel is waarvan we alles kunnen verwachten. Ik zeg alleen in antwoord op de vraag of de doelstelling van het verbeteren van het studeertempo, wat heel nadrukkelijk in de langstudeerdersmaatregel zat, nog overeind staat, dat die nog steeds overeind staat. Als je leent, geeft dat in zichzelf ook een prikkel om niet langer dan strikt noodzakelijk over je studie te doen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Begrijp ik het nu goed dat het voornaamste argument voor het sociaal leenstelsel niet het verhogen van het studierendement is?

Minister Bussemaker:

De redenering en de waarde achter het sociaal leenstelsel wil ik de Kamer graag integraal doen toekomen. Er zit ook een rechtvaardigheidselement in, namelijk het profijt van de overheid. Wie investeert in zichzelf en waar wordt dat uitbetaald? Hoe verhoudt zich dat tot bijvoorbeeld jongeren die een mbo-diploma hebben of een andere startkwalificatie en die die inkomensgroei niet meemaken? Dat zijn allemaal elementen die samenhangen. Daar wil ik er nu niet eentje uit pakken, want dan zou ik vooruitlopen op het geheel van de kabinetsvisie achter het invoeren van een sociaal leenstelsel.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister dit graag integraal op een ander moment bespreekt, maar waarom neemt ze het dan zelf op in de nota naar aanleiding van het verslag? Daarin stelt zij dat het sociaal leenstelsel een directe prikkel aan studenten moet geven. Ik vind het prima om hier op een ander moment over door te praten, maar de minister kwam er zelf over te spreken in de nota naar aanleiding van het verslag. Daaruit maak ik op dat die prikkel een belangrijk onderdeel van de argumentatie is, terwijl de echte reden natuurlijk het herverdelingsaspect is.

Minister Bussemaker:

De heer Klaver schuift nu gelukkig ook op. Het is inderdaad een van de elementen en niet het belangrijkste. We hebben in de nota naar aanleiding van het verslag zo goed mogelijk geprobeerd een antwoord te geven op de vragen uit de Kamer. Dan brengt me terug op een punt dat ik net al noemde. Natuurlijk speelt het stimuleren van het juiste studietempo en het vergroten van het studiesucces een rol. Dat speelt ook een rol bij het sociaal leenstelsel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wilde helemaal niet over dat sociaal leenstelsel praten, maar als iedereen het erover heeft … Grapje. Ik zie drie overeenkomsten tussen de langstudeerboete en het sociaal leenstelsel: 1. het is een bezuiniging, 2. er is geen draagvlak voor, 3. het jaagt studenten op kosten. Waarom kiest de regering wel voor het sociaal leenstelsel en niet voor de langstudeerboete?

Minister Bussemaker:

De heer Van Dijk daagt mij uit om veel uitgebreider over het sociaal leenstelsel te praten dan ik net heb gedaan in reactie op vragen die direct te maken hadden met het afschaffen van de langstudeerboete. We kunnen twisten over de vraag of het een bezuiniging is, we zullen zien of er draagvlak voor is en we zullen ook zien of het studenten, als je het over de levensloop heen beschouwd, op kosten jaagt of een buitengewoon goed rendement blijkt te geven. Laat mij dat uitwerken in voorstellen die de Kamer zal krijgen. Dan ga ik daarover graag verder met de Kamer in debat.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het leenstelsel wordt gewoon in de nota naar aanleiding van het verslag genoemd. Dan is het wel heel gek om er niet over te praten. In die zin vind ik het heel begrijpelijk dat collega's daar goede vragen over stellen. Dat draagvlak is een punt van discussie. Weet de minister hoeveel draagvlak er voor een leenstelsel is? Zo nee, wil zij dat dan onderzoeken?

Minister Bussemaker:

Ik zal natuurlijk het gesprek aangaan met de Kamer over het sociaal leenstelsel. Ik doe dat ook graag met de organisaties buiten de Kamer die direct betrokken zijn bij de invoering. Dat zijn de instellingen en vanzelfsprekend ook de studentenorganisaties. Als er een wet ligt, zullen wij zien wat het draagvlak is.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik stel graag nog even een vraag voor het geval er geen tweede termijn volgt. Kan de minister terugkomen op mijn vraag of de Kamer een procesbrief tegemoet kan zien? Kan de minister in diezelfde procesbrief ook aandacht besteden aan het door haar genoemde traject met betrekking tot de bijsluiter?

Minister Bussemaker:

Ik denk dat wij daar volgende week bij de begrotingsbehandeling ook nog wel over zullen spreken. Ik kan de Kamer binnenkort, in ieder geval begin volgend jaar, een procesbrief sturen, waarin het kabinet aangeeft hoe het de invoering van en de voorstellen voor het sociaal leenstelsel wil gaan vormgeven.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Een tweede termijn kan ons ook bespaard blijven als de minister nog even ingaat op mijn onbeantwoorde vraag. Ik vroeg of de uitvoering van de motie-Slob wat eerder kon plaatsvinden dan in de tweede helft van 2013. Dat is volgens ons echt te laat.

Minister Bussemaker:

Wij doen onze uiterste best. Ik snap dat dit problematisch is voor de fractie van de ChristenUnie, want dan moet de wetstekst al ver in behandeling zijn. Ik zeg daarom toe dat ik in de brief die ik de heer Duisenberg net heb toegezegd, ook hierop zal terugkomen.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik heb begrepen dat de heer Van Dijk de enige is die behoefte heeft aan een tweede termijn. Hij zal alleen een motie indienen. Ik geef hem daartoe nu de gelegenheid.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik zal het heel kort houden. Ik heb nog even twee puntjes. Ten eerste vond ik wat de minister zei over de prestatieafspraken een beetje vaag. Zij zei dat het geld weer terugkomt in het onderwijs, maar ik houd staande dat dit afhankelijk is van de instelling, namelijk van het feit of die voldoet aan de prestatieafspraken. Anders kun je ernaar fluiten. Ten tweede heb ik een vraag over het draagvlak. Moet ik het antwoord van de minister begrijpen als: ja, dat ga ik onderzoeken? Ik kon het niet helemaal volgen.

Mijn motie gaat over het leenstelsel en houdt zeer wel verband met het debat dat wij vandaag hebben gevoerd. Daarom wil ik die motie vandaag indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wetsbehandeling van de langstudeerboete geen schoonheidsprijs verdient;

constaterende dat de regering voornemens is een leenstelsel in te voeren, terwijl de politieke steun uiterst twijfelachtig is;

van mening dat de regering herhaling van de wanvertoning rond de langstudeerboete dient te voorkomen;

verzoekt de regering, per direct te stoppen met de voorbereiding van de wet op het leenstelsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33452).

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Eerst zal ik de twee vragen van de heer Van Dijk beantwoorden. Op de prestatieafspraken zal ik in mijn brief ingaan aan de hand van voorbeelden. Dat is misschien makkelijker. Het gaat om 2% van het budget. Als aan een instelling alleen of met anderen samen een center of expertise toegekend wordt, krijgt die instelling daarvoor een bedrag. Voor dergelijke centers is namelijk 1 miljoen uitgetrokken. De 2% kan toevalligerwijs het bedrag van 1 miljoen zijn, maar dat hoeft niet. Kortom, dit geld blijft gereserveerd voor het hoger onderwijs, maar zal anders besteed worden. De ene instelling kan dus meer krijgen en de andere kan minder krijgen dan voorheen. Het interessante daarvan is dat dit juist op grond van kwaliteit en goede voorstellen gebeurt, niet op grond van rendement en niet willekeurig. Het budget gaat ook niet naar allerlei andere onderwerpen, maar blijft behouden voor onderwijs en onderzoek.

Met betrekking tot het draagvlak heb ik al gezegd dat ik graag bij alle mogelijke gelegenheden het gesprek met de Kamer aanga, en natuurlijk ook met de organisaties daarbuiten, maar wij gaan niet wachten tot de laatste Nederlander juichend aan de lijn staat voor het sociaal leenstelsel. Soms moet je ook iets doen waarvan je zelf overtuigd bent en wat hoort bij de tijd. Je probeert daarin mensen mee te krijgen in de wetenschap dat dit niet bij iedereen zal lukken. Als ik de heer Van Dijk zo beluister en zijn motie bekijk, denk ik dat het een buitengewoon grote opgave zal worden om hem mee te krijgen. Ook dat wil ik nog wel proberen, maar ik zeg hem in elk geval toe dat de kans heel groot is dat wij toch doorgaan met de invoering van het sociaal leenstelsel, ook als de SP daar niet mee instemt. Daarmee ben ik misschien ook al duidelijk over de motie: die ontraad ik.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende motie zal volgende week worden gestemd.

De vergadering wordt van 19.55 uur tot 20.40 uur geschorst.

Naar boven