3 Vragenuur

Vragen van het lid Schouw aan de minister -president en minister van Algemene Zaken over het voorstel om de Koning de leiding te geven in de formatie en niet de gekozen volksvertegenwoordigers.

De heer Schouw (D66):

Mevrouw de voorzitter. Afgelopen zaterdag was ik te gast op het VVD-congres in de Brabanthallen in Den Bosch. Ik zeg de VVD-fractie nog dank voor die buitengewoon aangename uitnodiging, want het werd een genoeglijke ochtend. Met veel enthousiasme werd daar onze premier aangekondigd: “Hier is onze minister-president!” Hij ging gretig als altijd in op elke vraag, ook op de vragen over de kabinetsformatie. Een verontruste VVD’er in de zaal vroeg zich af of er door de VVD-onderhandelaars gedurende de formatie niet beter zou zijn nagedacht wanneer het staatshoofd zich er meer mee had bemoeid. Dat deel over het nadenken begreep ik natuurlijk heel goed, maar het deel over het staatshoofd veel minder.

Het antwoord van de minister-president was verrassend. Hij verklaarde omstandig de liefde aan het oude systeem, met een sleutelrol voor het staatshoofd. Liever vandaag dan morgen, zo kwam het op mij over, alsof daarmee de fout over de inkomensafhankelijke zorgpremie zou zijn voorkomen. Er waren praktische bezwaren toen D66 voorstelde om het formatieproces te wijzigen. Onheilsprofeten voorspelden chaos. Die bleef uit omdat iedereen zich voortreffelijk aan de nieuwe spelregels heeft gehouden; zo ook Mark Rutte. Er waren ook ideologische bezwaren van SGP, ChristenUnie en CDA. Die bezwaren kon ik niet wegnemen, maar wel respecteren.

Ik heb vier vragen aan de minister-president. Ten eerste: vindt de minister-president het principieel beter dat een niet-gekozen staatshoofd de leiding heeft in een formatie, en niet de gekozen volksvertegenwoordiging? Ten tweede: wat heeft Henk Kamp in zijn rol als verkenner precies gedaan in de ogen van de minister-president? Ten derde: op welke drie momenten miste de minister-president eigenlijk het staatshoofd in de hele procedure?

De voorzitter:

U moet wel een beetje snel zijn, want u bent allang door uw tijd heen. U moet echt gaan afronden.

De heer Schouw (D66):

Dat ga ik doen.

Ten vierde: vindt de minister-president dat het kabinet een opvatting moet hebben over het formatieproces? Of vindt hij met de D66-fractie dat dit een exclusieve aangelegenheid is van de volksvertegenwoordiging, de Tweede Kamer, en dus niet van de regering?

Minister Rutte:

Voorzitter. Mijn antwoord op de laatste vraag is dat het kabinet daarin geen rol heeft. De formatie is een zaak van het parlement. Ik heb er echter wel een opvatting over en die heb ik zaterdag ook gegeven, namelijk dat ik het oude systeem beter vond dan het nieuwe systeem. Ik heb erop gewezen dat het nieuwe systeem naar mijn opvatting goed functioneerde vanwege het feit dat twee partijen een kabinet vormden. Ik heb gewezen op de enorm toenemende complexiteit als dat drie, vier of vijf partijen zouden zijn. Ik heb mij ernstig afgevraagd of het nieuwe systeem dan nog zou functioneren. De heer Schouw en ik verschillen daarover van mening. Hij heeft echter volkomen gelijk: het kabinet heeft daarover verder geen opvattingen. Als politiek leider van de VVD heb ik daar wel mijn opvattingen over. Die heb ik gegeven.

De heer Schouw stelde ook nog een vraag over de afgelopen formatie. Ik heb daarop eigenlijk al geantwoord. Het is een formatie geweest waarbij twee partijen een kabinet konden vormen. Dat heeft de complexiteit enorm verminderd ten opzichte van de formaties die we gewend zijn. Sinds de Tweede Wereldoorlog is het maar drie keer eerder voorgekomen dat twee partijen een kabinet vormden. Het betrof de kabinetten-Lubbers. Het is dus vrij uniek dat dit kan. Een formatie is daardoor overzichtelijker. Ik wil wel het volgende zeggen, niet omdat ik ervan overtuigd ben dat het kabinet hierin een rol heeft, maar omdat de heer Schouw nu naar mijn opvatting vraagt. Ik wil waarschuwen voor al te veel enthousiasme voor het nieuwe systeem op basis van deze verkiezingsuitslag. Nogmaals, ik kan de heer Schouw geheel geruststellen: het kabinet is niet voornemens om op dit punt beleid te ontwikkelen of een opvatting hierover te hebben.

De heer Schouw (D66):

Ik hoor nog geen heel voorzichtig excuus, maar ik begrijp wel dat de minister-president zegt dat het niet aan het kabinet en evenmin aan de minister-president is om daarover een opvatting te hebben. Het is belangrijk om dat vast te stellen. Maar dan vind ik het toch merkwaardig dat de heer Rutte op het VVD-congres werd aangekondigd als minister-president en zich liet verlokken om hierover uitspraken te doen. Zou het niet beter zijn geweest, zo vraag ik aan de minister-president, om die rollen beter te scheiden? Ik vraag dit met het oog op de toekomst. Dat begrijpt de minister-president heel goed. Als dit een opvatting van de VVD-fractie is, en wellicht ook van de minister-president, dan begrijp ik niet dat dit eigenlijk helemaal niet aan de orde is geweest in het debat over de regeringsverklaring.

Minister Rutte:

Nu breekt mijn klomp! De heer Schouw is een Kamerlid voor D66, een partij die altijd zegt: laten we niet klem zitten in alle formele structuren, laten we het debat voeren, want het debat is belangrijk. En wat zegt de heer Schouw nu? Als ik sta op het congres van mijn partij, de VVD, waarvan ik zielsveel houd en waarvan ik voorman mag zijn, en als ik daar het woord voer en daarbij natuurlijk ook de opvattingen van mijn partij uitdraag – het is gebruikelijk in de politiek dat ministers op partijcongressen met de partijkleuren aan het woord voeren – dan zegt de heer Schouw: u mag niet worden aangekondigd als minister-president. Dat is enthousiasme, mijnheer Schouw. Als de heer Schouw wordt aangekondigd op het D66-congres, dan weet ik zeker dat hij wordt aangekondigd als “óns Kamerlid, óns D66-Kamerlid, de heer Schouw!” Dat weet ik zeker. Dat vindt hij prachtig.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Vindt u dat prachtig, mijnheer Schouw? U kunt een laatste aanvullende vraag stellen.

De heer Schouw (D66):

Dit is een leuk antwoord, maar staatsrechtelijk deugt het niet. De minister-president haalt namelijk twee rollen door elkaar: de rol van premier, degene die boven alle partijen staat en namens de regering spreekt, en de rol van oud-VVD-lijsttrekker. De minister-president moet het toch met mij eens zijn dat je die twee rollen niet op elk moment van de dag bij willekeurig welke gelegenheid met elkaar kunt vermengen?

Minister Rutte:

Daar heeft de heer Schouw volkomen gelijk in. Mijn partij heeft twee keer per jaar een congres en ook de PvdA en de partij van de heer Schouw hebben hun congressen. Het is volstrekt geaccepteerd dat de voorlieden daar ook het woord voeren met de partijkleuren aan. En nogmaals, al zou ik dat niet hebben gedaan, dan geldt nog steeds dat het kabinet geen rol heeft in de discussie over de formatie, want dat is een zaak van de Kamer. Ik vind er echter wel iets van en dat zal ik blijven zeggen.

De heer Pechtold (D66):

In het verleden was dat anders, maar als de premier zegt dat hij twee keer per jaar allemaal dingen wil kunnen zeggen en dat je die dan maar niet zo serieus moet nemen, dan zullen we daar goed op letten.

Minister Rutte:

Tenzij u VVD stemt!

De heer Pechtold (D66):

Eén van de vragen werd zojuist nog niet beantwoord. Dat was een heel belangrijke vraag aan de minister-president, namelijk om eens drie momenten in de afgelopen weken te noemen waarop hij dacht: nu mis ik de koningin. Dat kan zijn op het moment dat Rutte en Blok helemaal in die zorgpremie zaten en misschien dachten dat de koningin Schippers had gebeld met de mededeling: let op, dit gaat helemaal mis. Was dat zo’n moment? Of kan de minister-president zelf momenten noemen waarop hij dacht: kijk, nu gaat het gierend mis, waar is de majesteit?

Minister Rutte:

Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord. Gegeven de verkiezingsuitslag en het feit dat ook de campagne een verloop had waarbij de persoonlijke verhoudingen tussen de verschillende voorlieden goed zijn gebleven, was er een situatie waarin snel een kabinet van twee partijen geformeerd kon worden. Twee partijen, waarvan de voorlieden hard campagne hadden gevoerd zonder de persoonlijke verhoudingen te schaden. Daarom is het dit keer ook goed gegaan. Dat is niet altijd zo. “Formeren is faseren”, zei Herman Tjeenk Willink een paar jaar geleden, en dat is een wijs woord. Er zijn twee zaken die in een formatie aan de orde kunnen zijn, namelijk ten eerste de complexiteit van een te vormen kabinet dat bestaat uit meer dan twee partijen en ten tweede een verkiezingscampagne voorafgaand aan de formatie waarbij niet alleen hard is gedebatteerd maar ook de persoonlijke verhoudingen zijn geschaad. Ook dat komt voor in de parlementaire politieke geschiedenis. In dat geval is mijn opvatting dat het goed is om een procesbegeleider te hebben in de vorm van de koningin, om ervoor te zorgen dat er rust komt in het proces en stap voor stap de goede processtappen kunnen worden gezet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Niet met alle uitlatingen van politiek leider Rutte was ik afgelopen zaterdag even blij – ik hoorde iets over “gas op immateriële punten” – maar op dit punt van de kabinetsformatie vond ik het een heel sterke tekst. Is onze minister-president het eigenlijk niet heel erg eens met politiek leider Rutte? Zou het niet goed zijn om dit punt ook in het kabinet op te pakken?

Minister Rutte:

Het punt is dat de rol van het kabinet in de formatie zich beperkt tot de rol van de minister-president in zijn verantwoordelijkheid voor de onschendbaarheid van de Koning, het staatshoofd. Als die in de formatie in het geding kan zijn, heeft de demissionair minister-president een rol. Het komt zelden voor in de parlementaire geschiedenis, maar het zou in theorie kunnen voorkomen en dan heeft hij een rol. Maar verder heeft de minister-president in zijn functie geen rol in de kabinetsformatie en is dat echt een zaak van de Tweede Kamer.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor de verstrekte inlichtingen.

Naar boven