19 Crisis- en herstelwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit uitvoering Crisis- en herstelwet ( 32127, nr. 161 ).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. De Crisis- en herstelwet had destijds als centrale doelstelling de versnelling en vereenvoudiging van planprocedures voor infrastructurele en andere grote bouwprojecten. Gezien de lijst van projecten die inmiddels via de diverse tranches zijn toegevoegd aan de agenda van de Crisis- en herstelwet, wordt er aan dat principe steeds meer afbreuk gedaan. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Crisis- en herstelwet beoogt om bij projecten met draagvlak en een concreet realisatieperspectief de uitvoering te versnellen door het verkorten van procedures;

overwegende dat in de AMvB’s waarin projecten onder het regime van de Crisis- en herstelwet worden gebracht ook projecten bevatten waarin nog geen sprake is van een concreet realisatieperspectief;

spreekt uit dat de verkorte procedure van de Crisis- en herstelwet uitsluitend wordt ingezet voor projecten waarvoor een aantoonbaar en concreet realisatieperspectief bestaat, bijvoorbeeld een ondertekende realisatieovereenkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 163 (32127).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Twee voorbeelden van projecten in de vijfde tranche die niet aan de criteria voldoen, zijn volgens mij Dijklaan Bergambacht en Blokhoeve Nieuwegein.

Een tweede motie gaat over projecten met particulier opdrachtgeverschap vrijstellen van een aantal bepalingen van het Bouwbesluit. Dat is in de vierder tranche in Almere mogelijk gemaakt. Daar was de SP niet enthousiast over. Nu wordt de regeling zonder evaluatie van Almere uitgebreid naar Castricum en Den Haag. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de vierde tranche Crisis- en herstelwet bepaald is dat in het kader van een experiment met particulier opdrachtgeverschap een aantal bepalingen uit het Bouwbesluit 2012 voor een periode van vijf jaar niet van toepassing is voor grondgebonden woningen in Almere die ontwikkeld worden binnen deze formule;

overwegende dat bij de behandeling van de vierde tranche door de regering is aangegeven dat Almere de effecten van deze werkwijze zal monitoren en evalueren;

overwegende dat genoemd experiment in Almere pas in januari 2012 gestart is en derhalve nog niet geëvalueerd;

van mening dat uitbreiding van genoemd experiment pas aan de orde kan zijn na een deugdelijke evaluatie;

verzoekt de regering, de uitbreiding van het experiment vrijstelling bepalingen Bouwbesluit 2012 naar de gemeenten Castricum en Den Haag te schrappen uit de vijfde tranche besluit uitvoering Crisis- en herstelwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 164 (32127).

Vervolgens is het woord aan mevrouw Van Tongeren van de GroenLinksfractie, maar die zie ik nu even niet. Dan geef ik het woord aan de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Voorzitter. Het zal niet gek in de oren klinken, maar de VVD-fractie steunt de Crisis- en herstelwet, alsook het feit dat die in de toekomst wordt opgenomen in de Omgevingswet. Belangrijk in de Crisis- en herstelwet is met name het versnellen van ruimtelijke projecten. Dat is belangrijk, zeker in deze tijd, waarin het economisch allemaal wat lastiger is. Dat betekent namelijk concreet dat mensen hun baan kunnen houden en bedrijven die het lastig hebben, een steuntje in de rug krijgen om de toekomst veilig te stellen. In die zin steunen wij die wet.

Mijn voorganger heeft er destijds al aandacht voor gevraagd. Hij vroeg zich af of wij bedrijven niet meer kansen kunnen geven om mee te doen, projecten in te dienen en te participeren in de Crisis- en herstelwet. Natuurlijk moet dat gebeuren onder regie van de lokale en provinciale overheid. Daarom wil ik de volgende vraag aan de minister stellen: wat is er mogelijk om bedrijven te stimuleren, zodat zij de kansen pakken die er liggen?

De heer De Vries (PvdA):

Voorzitter. De vijfde tranche van de Crisis- en herstelwet voorziet onder andere in het toestaan van een integraal en gebiedsgericht beheer van de haven en het industriecomplex van Rotterdam. De Partij van de Arbeid snapt deze stap. Rotterdam is als mainport een belangrijke motor van onze economie en een grote bron van werkgelegenheid. De noodzaak en kansen van investeringen in vernieuwing en vergroening zien wij ook. Dat regelgeving daarin soms vertragend en remmend kan zijn, onderkennen wij. Dat een gebiedsgerichte benadering daarbij kan helpen, onderschrijven we.

We zijn er echter beducht voor dat bij toepassing van de Crisis- en herstelwet, zeker voor grote complexe gebieden als het Rotterdamse havengebied, normen kunnen worden overschreden waarvan wij vinden dat die bewaakt moeten worden. Bewoners maar ook initiatiefnemers hebben behoefte aan de duidelijkheid en de zekerheid dat die normen niet overschreden worden. Met het amendement-Kuiken/Wiegman-Van Meppelen Scheppink dat is ingediend bij de laatste wijziging van de Crisis- en herstelwet hebben we daarom de vergunningplicht en een deugdelijke procedure in stand gehouden, ook bij gebiedsgerichte toekenning van de milieugebruiksruimte. We zouden dus niet verontrust moeten hoeven zijn. De antwoorden van de minister op de vragen die wij stelden, zijn echter dermate ontwijkend dat we opnieuw onze zorgen willen uiten. Natuurlijk is het aan Rotterdam om een precieze invulling aan de gebiedsgerichte benadering te geven. Wij vertrouwen erop dat het amendement-Kuiken/Wiegman-Van Meppelen Scheppink gewoon gevolgd wordt en belanghebbenden gewoon worden betrokken in het proces. Ik vraag de minister dit te bevestigen en aan te geven hoe zij de uitvoering van dat amendement denkt aan te pakken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Deze vijfde tranche brengt het havengebied Rotterdam inclusief de Tweede Maasvlakte als ontwikkelingsgebied onder de werking van de Crisis- en herstelwet met één vergunning. Mijn fractie vindt dat creatief en geeft dat ook graag een kans. Als de gemeente en het havenbedrijf echter samen de gebruiksruimte verdelen, op basis van welke criteria gebeurt dat dan? Als Brussel dit jaar met een voorstel komt voor aanscherping van de luchtkwaliteitsnormen, knelt dat dan niet met een vergunning die is afgegeven voor tien jaar? En wie is er aansprakelijk als de milieugebruiksruimte wordt overschreden? Het havenbedrijf of de gemeente? Daarom dien ik twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vijfde tranche het Rotterdamse haven- en industriecomplex (hic) als ontwikkelingsgebied onder de werking van de Crisis- en herstelwet voegt;

overwegende dat het bij de minister op dit moment nog niet bekend is op welke wijze voor het hic invulling zal worden gegeven aan het gebruik van de aanwijzing als ontwikkelingsgebied;

overwegende dat het hic van nationaal economisch belang is en dat de ontwikkeling van het gebied een grote milieu-impact heeft;

verzoekt de regering om het gebruik van deze koepelvergunning na vijf jaar te evalueren en zo nodig aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 165 (32127).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Omdat er bij efficiënt gebruik van de milieuruimte meer economische activiteiten mogelijk zijn, zou het goed zijn als er een soort prikkel is tot efficiënt gebruik van de milieuruimte. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, als randvoorwaarde bij het afgeven van de koepelvergunning op te nemen dat efficiënt gebruik van de milieuruimte beloond wordt bij het verdelen van die ruimte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166 (32127).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. De laatste twee moties heb ik nog niet gekregen, maar ik heb wel gehoord waar zij over gaan. Ik kan dus antwoorden. Het zou helemaal goed zijn als ik ze in de tussentijd nog ontvang.

Ik begin met de motie op stuk nr. 163 van de woordvoerder van SP. De heer Jansen vraagt zich af of het doel van de wet, de bouw vlot trekken, wel gerealiseerd wordt als er projecten in staan waarvoor eigenlijk nog niet echt een – ik noem het maar even zo – “intentieverklaring” ligt waardoor het duidelijk is dat het project gerealiseerd zal worden. De eerste evaluaties van de Crisis- en herstelwet hebben al plaatsgevonden. In de voortgangsrapportages kunnen wij expliciet zien dat het helpt om projecten vlot te trekken. Een voorbeeld daarvan is het ontwikkelingsgebied Nuland-Oost in de gemeente Maasdonk. Ik zal daar morgen op bezoek gaan. Zonder de Crisis- en herstelwet was de gemeente niet tot overeenstemming gekomen met de belanghebbende partijen. Het is heel belangrijk om te weten dat de bedrijven ter plaatse niet aan tafel wilden zonder deze mogelijkheid. Als je eerst een intentieverklaring moet hebben en dan pas kunt zeggen dat het een gebied wordt waarin er meer mogelijkheden zijn dan regulier, bestaat de kans dat het nog steeds niet tot stand komt. Ik geloof dat juist de aanwijzing tot ontwikkelingsgebied hier de patstelling heeft doorbroken. Ik wil dus geen criterium om voorafgaand aan de aanwijzing tot een dergelijke intentieverklaring of realisatieovereenkomst te komen. Om deze redenen ontraad ik de aanneming van deze motie.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik wil nu niet in heel specifieke casuïstiek vervallen, maar ik had een voorbeeld in Bergambacht in mijn hoofd. Daar moet een bestaand bedrijf uitgekocht worden of eventueel onteigend worden om ontwikkeling mogelijk te maken. Ik heb contact gehad met dat bedrijf. Daar zegt men dat er drie jaar geleden weleens contact is geweest over mogelijke ontwikkeling en dat men daarna nooit meer iets gehoord heeft. Dat vind ik te denken geven. Ik vraag mij af of de Crisis- en herstelwet in dit soort gevallen oneigenlijk gebruikt wordt om de bedrijven, in dit geval een timmerfabriek, straks met minder rechtszekerheid weg te kunnen krijgen. Hoe strookt dit met de oorspronkelijke intentie van de wet om infrastructuurprojecten en grote projecten met een impact op de bouwmarkt te versnellen om daarmee de crisis in de bouw te bestrijden? Daar is dan toch geen enkele relatie meer mee?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

De Crisis- en herstelwet is niet alleen bedoeld voor grote projecten en infrastructuurprojecten, maar ook voor milieuprojecten en duurzaamheidsprojecten. Dit is in de Kamer vaak en nadrukkelijk aan de orde geweest. Er kunnen verschillende initiatiefnemers zijn, zoals gemeenten, overheden dus, of het bedrijfsleven. Ik zal hier straks nog op ingaan in antwoord op vragen van de woordvoerder van de VVD. Partijen geven dus aan dat zij de behoefte en de wens hebben om tot ontwikkeling te komen en zeggen daarbij hoe en waarom zij dat willen doen. De specifiek door de heer Jansen genoemde casus ken ik niet. Ik kan dus niet reageren, want ik weet niet of dit wel of niet klopt. Ik kan daar niets over zeggen.

Ik kan wel iets zeggen over de wens van de heer Jansen dat partijen eerst tot een soort realisatieovereenkomst of intentieverklaring moeten komen. Daarmee ga je voorbij aan het doel waartoe de Crisis- en herstelwet ingericht was, namelijk het bieden van ontwikkelingsruimte, zodat zich initiatieven kunnen ontplooien. Dat is de reden waarom ik deze motie ontraad.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik doe een laatste poging. Mag de versnelling volgens de minister ten koste gaan van niet alleen omwonenden, maar in dit geval zelfs van een bedrijf dat in dat gebied ligt en daar gewoon nog functioneert? Zou het vaststellen of de mogelijkheid bestaat om een bedrijf uit te kopen ook tot het voortraject moeten behoren? Wat zijn de criteria daarvoor volgens de minister?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik kan de criteria nu niet uit mijn hoofd opsommen. In algemene zin geldt dat je moet voldoen aan wet- en regelgeving. In de Crisis- en herstelwet staat expliciet beschreven onder welke voorwaarden ontwikkelingsruimte geboden wordt. Ik moet de heer Jansen een opsomming van de criteria nu schuldig blijven, maar die kan ik wel toesturen. Uiteindelijk is het aan de overheid of een andere partij om die ontwikkelingsruimte te vragen. Vervolgens zal men het samen met andere partijen moeten doen en realiseren. Het is niet zo dat men hieraan in een keer veel minder rechten kan ontlenen. Nogmaals, deze specifieke casus ken ik niet. Ik reageer op wat in de motie is beoogd. Het lijkt mij gewoon niet wenselijk om het vooraf dicht te regelen.

De motie op stuk nr. 164 gaat over de uitbreiding van particulier opdrachtgeverschap naar Castricum en Den Haag. De heer Jansen gaf aan dat de SP ook al geen voorstander van het experiment in Almere was. In de discussie uit het verleden was de zorg of wat je oplevert, nog wel doorverkoopbaar is. Daarom vraagt de heer Jansen nu waarschijnlijk om eerst de evaluatie van het experiment in Almere af te wachten, voordat eventueel uitbreiding volgt. Wat ons betreft dragen de experimenten echter bij aan de versterking van de lokale economie en woningmarkt. De experimenten met particulier opdrachtgeverschap, of dat nu in Almere of op andere plekken is, vind ik juist heel goed.

In deze economische situatie is grootschalige uitrol van bouwprojecten complex omdat de groei nu eenmaal anders is dan wij ons een aantal jaar geleden misschien voorstelden. Daarom is vraagafhankelijk bouwen veel belangrijker geworden. Vraagafhankelijk bouwen is gefaseerd in tempo en aantallen, maar het gaat ook sterk uit van wat mensen nu eigenlijk willen. Bouw je wat men wenst of zet je woningen neer en zeg je: hier moet u het maar mee doen? Ik ben zelf groot voorstander van particulier opdrachtgeverschap. Ik geloof ook dat particulier opdrachtgeverschap duurzaam is, omdat woningen moeten voldoen aan eisen uit de Woningwet. De vrijheid van mensen betreft vooral de inrichting van het huis. Het lijkt me dus gewoon doorverkoopbaar. Met het experiment wordt ook vooruitgelopen op de komende deregulering in de Omgevingswet. Daarom ontraad ik de motie.

De heer Paulus Jansen (SP):

Als ik redenering van de minister volg, zegt zij in wezen: iedere gemeente die zich voor particulier opdrachtgeverschap meldt, kan dezelfde rechten claimen en krijgen. Waarom wordt dan niet de koninklijke weg bewandeld en de desbetreffende passage in het Bouwbesluit niet van toepassing verklaard op projecten met particulier opdrachtgeverschap? Dat is toch de normale weg die de minister zou moeten volgen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik gaf al aan dat wij dit soort zaken bekijken in relatie tot de dereguleringen in de Omgevingswet; wat moet het Rijk wel en niet regelen? Op dit moment moeten woningen die tot de experimenten in kwestie behoren, voldoen aan de landelijke nieuwbouweisen voor veiligheid en gezondheid. Er is slechts voor een beperkt aantal zaken afwijkingsruimte, zoals voor de plek van je toilet, de inrichting van je keuken en dergelijke. Wat dat betreft sluit het dus nog nauw aan bij het bestaande beleid. Wat mij betreft moet het in de toekomst alleen nog maar ruimer worden, omdat je daarmee juist beter kunt inspelen op specifieke lokale problemen en specifieke regionale opgaven. Ik wil het daarom niet tot Almere beperken, maar ook de twee gemeenten in kwestie die ruimte geven. Zij hebben expliciet aangegeven waarom het voor hen van belang is en waarom het niet binnen de reguliere wet- en regelgeving kan.

De heer Paulus Jansen (SP):

De SP-fractie is er ook niet enthousiast over omdat er een maatschappelijk belang in het geding is. De functionele eisen waarover de minister spreekt, betreffen bijvoorbeeld ook de toegankelijkheid van gebouwen voor mindervaliden. Functionele eisen kunnen dus wel degelijk te maken hebben met het toekomstig gebruik. Het is vervelend voor de eigenaar als hij over tien of twintig jaar ontdekt dat hij zijn huis daardoor moeilijker kan verkopen. Het is echter ook vervelend voor de toegankelijkheid van het woningbezit. Dat is een collectieve wens. Daarom vraag ik de minister nogmaals: waarom moet de algemene eis voor deze categorie terzijde worden geschoven? Ik kan mij dat voorstellen in het geval van een experiment, maar het wordt nu in wezen een algemene regeling voor alle particuliere ontwikkelaars. Dat is toch een hellend vlak?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het wordt geen algemene regeling voor alle particuliere ontwikkelaars, omdat het tot drie gemeenten beperkt is. Nogmaals, de woningen moeten voldoen aan de landelijke nieuwbouweisen voor veiligheid en gezondheid. Daar zitten toegankelijkheidseisen in. Het gaat veel meer om iets als het volgende: moet je, voor een woning staand, precies weten waar de ouderslaapkamer is, de kinderkamer en de keuken? Of proberen wij juist meer in te spelen op de wensen en behoeften van de mensen? Met particulier opdrachtgeverschap zullen veel meer mensen toekomstgericht bouwen. Dan denken ze namelijk veel meer na over het gebruik nu en in de toekomst. Daar komt bij dat een eventuele nieuwe koper de wijzigingen kan beoordelen en laten meewegen bij het besluit van aankopen. Ik zie het probleem dus niet. Sterker nog, ik denk dat dit veel meer de bouw van de toekomst zal worden.

Ik kom op de vragen van de heer Dijkstra van de VVD-fractie. Hij vraagt of de Crisis- en herstelwet beter kenbaar gemaakt kan worden bij bedrijven en ontwikkelaars. Ik onderschrijf het belang van de bekendheid bij bedrijven en ontwikkelaars. Ik kan bevestigen dat die bekendheid er is. Er is een aantal projecten in Leeuwarden. Ik noem de ECO IGLO, ik noem de zuigercompressor, ik noem de autarkische recreatiewoningen, ik noem het Newtonpark. Het zijn allemaal voorbeelden van projecten die door bedrijven zijn aangemeld. In Veghel is een projectontwikkelaar initiatiefnemer. Ik ben daar op bezoek geweest. Het is een heel erg mooi project, waarbij zowel economische clustering als bouw vormgegeven wordt, samen met culturele bestemmingen. De leden zouden er ook eens moeten gaan kijken. Er zijn steeds meer bedrijven die het initiatief nemen.

Wij hebben regelmatig contact met VNO-NCW, met de Kamers van Koophandel, met de Duurzame Energie Koepel en met het Havenbedrijf Rotterdam. Verder worden initiatieven ondernomen om de Crisis- en herstelwet meer onder de aandacht te brengen. NEPROM organiseert op 15 november een kennissessie waar mijn ministerie ook bij betrokken is. Wij organiseren regelmatig regiobijeenkomsten waar het bedrijfsleven altijd goed vertegenwoordigd is. Bij de green deals die ook bij andere ministeries worden afgesloten, bekijk ik steeds of de Crisis- en herstelwet een bijdrage kan leveren aan de invulling ervan. Bij het permanent maken van de Crisis- en herstelwet in de Omgevingswet is het bedrijfsleven ook intensief betrokken. Het heeft dus mijn aandacht en dat blijft ook zo. Ik heb niet het idee dat het een onbekende wet is.

De heer De Vries maakt zich zorgen over mijn antwoorden. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Ik had aangegeven dat het primair aan Rotterdam is om te bepalen of het de mogelijkheden van de permanente Crisis- en herstelwet wil gebruiken. Daarmee bedoelde ik vooral het proces om het te doen. Als Rotterdam het doet, moet men zich aan de wet houden. Het overgenomen amendement maakt, zodra de Eerste Kamer akkoord is, onderdeel uit van de wet. Als Rotterdam aan de slag gaat met een meer geïntegreerde vergunning, moet men voldoen aan de wet. Daarmee hoop ik de ongerustheid te hebben weggenomen.

De heer De Vries (PvdA):

Als ik het goed begrijp, zegt de minister dat de systematiek van het bestemmingsplan ook in Rotterdam gevolgd blijft worden en dat het met de gebruikelijke inspraakprocedures gepaard blijft gaan. Dat staat in het amendement.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Mits er straks met de Omgevingswet nog een bestemmingsplan in deze vorm bestaat.

De heer De Vries (PvdA):

Voorlopig is dat nog zo.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het amendement geeft aan dat je niet zomaar de vergunning kunt verlenen. Er moet aan bepaalde eisen worden voldaan. Dat staat in de wet. De gemeente moet daaraan voldoen.

Ik kom op de vragen van de fractie van D66. De moties zijn inhoudelijk niet zo gek, maar wel qua bevoegdheid. De eerste gaat over de evaluatie van de koepelvergunning na vijf jaar. Wij weten nog niet eens of Rotterdam werkelijk om die koepelvergunning zal vragen. Als de gemeente om die vergunning vraagt, moet zij voldoen aan de wet. Dan zitten wij er bovenop. Om nu al vast te stellen dat over vijf jaar het gebruik van de koepelvergunning zal worden geëvalueerd, ontraad ik daarom.

Hetzelfde geldt voor de volgende motie waarin de regering wordt gevraagd om bij de afgifte van een vergunning als randvoorwaarde op te nemen dat efficiënt gebruik wordt gemaakt van de milieuruimte. Volgens mij hebben wij daarover al eerder gediscussieerd bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet en van de Omgevingswet en de basis daarvan. Ik heb toen toegezegd dat ik in de Omgevingswet een prikkel zal inbouwen om de milieuruimte efficiënt te gebruiken. De gemeente zou wel gek zijn als zij dat niet zou doen, als zij het zo zou vergeven en niet iedereen zou prikkelen om de milieuruimte beter te gebruiken. Ook dat is echter weer aan de gemeente Rotterdam. Als zij toch zo gek wil zijn, vind ik dat wij dit niet nu van rijkswege moeten afdwingen. Ik snap de intentie, maar het punt zit voor mij vooral in de bevoegdheden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dit is een helder antwoord. Als het in de Omgevingswet komt, is het gedekt en kan ik die motie intrekken.

Het antwoord van de minister op mijn eerste motie versta ik zo dat zij mij aanraadt om die motie aan te houden tot de gemeente Rotterdam zo’n koepelvergunning aanvraagt. Uit het antwoord van de minister leid ik af dat het op dat moment relevant wordt.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Veldhoven (32127, nr. 166) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Het is nu inderdaad nog niet aan de orde. Verder moet de gemeente natuurlijk aan de wet voldoen. Wetten worden ook eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Het is daarom de vraag waarom je deze koepelvergunning specifiek zou moeten evalueren. Dat is voor mij ook reden om te zeggen: laten wij nu eerst eens kijken wat eruit komt. Wij volgen dit ook nauw op basis van de wet en dan kom je er vervolgens wel achter of zich problemen voordoen en je het beleid moet wijzigen. Ik zeg dit in een poging om dubbel werk te voorkomen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zal er nog eens naar kijken. Het is natuurlijk een experiment om met zo’n koepelvergunning te gaan werken. Het is een interessant experiment en ik heb dit voorstel gedaan omdat ik daarvan wil leren. Als die vergunning zou worden afgegeven voor tien jaar, zou dit ongeveer op de helft kunnen gebeuren. Daar komt die wens vandaan. Ik zal nog eens nagaan of dit inderdaad dubbelop zou zijn. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Ik houd de motie voorlopig even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (32127, nr. 165) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen zal over de ingediende moties worden gestemd.

Ik denk dat wij naadloos kunnen overgaan naar het volgende agendapunt waarbij de minister ook de beantwoording voor haar rekening zal nemen. Ik verzoek de leden plaats te nemen. Ik kijk in het bijzonder naar de heren Monasch en Bashir. Wij willen graag doorgaan. Wij houden er hier het tempo in.

Naar boven