4 Beëdiging lid Tweede Kamer

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Dijsselbloem tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Ik vraag de leden om goed te luisteren naar hetgeen de heer Dijsselbloem hen heeft te melden.

De heer Dijsselbloem, voorzitter der commissie:

De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op mevrouw L.J.G. Voortman te Utrecht. De commissie is eenstemmig tot de conclusie gekomen dat mevrouw L.J.G. Voortman te Utrecht terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om haar toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient zij wel eerst de verklaringen en de beloften af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

De voorzitter:

Mevrouw Voortman is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven verklaringen en beloften af te leggen.

Ik verzoek de griffier, haar binnen te leiden. Ik verzoek de leden en overige aanwezigen, te gaan staan, voor zover mogelijk.

Nadat mevrouw Voortman door de griffier is binnengeleid, legt zij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Ik mag mevrouw Voortman als eerste feliciteren. Na de regeling van werkzaamheden zal ik de vergadering schorsen om de leden gelegenheid te bieden, mevrouw Voortman te feliciteren.

Naar boven