6 Bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie

Aan de orde is het debat over de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Vorige maand diende bij de rechtbank Midden-Nederland de zaak tegen een Utrechtse huisarts. Hij werd ervan verdacht ontucht te hebben gepleegd met zijn patiënten. Die patiënten zagen enorm tegen de zaak op. Zij hebben echter de stoute schoenen aangetrokken en zijn naar de rechter gegaan om hun verhaal te vertellen, om de confrontatie met de verdachte aan te gaan en om een schadeclaim in te dienen. De zitting ging echter niet door, want het OM was vergeten om de verdachte te dagvaarden. Daar zijn dingen misgegaan. Alle justitiewoordvoerders worden iedere week overstelpt door mails van burgers waarin zij schrijven over fouten van het OM.

Het CDA is best trots op het OM, omdat het uiteraard ook heel goede dingen doet. Het OM is een organisatie met veel professionals, met officieren van justitie en met parketsecretarissen die hoog zijn opgeleid. Zij snappen wel wat er moet gebeuren. Er gaat echter ook heel veel fout. Het gaat nu zo fout dat ook de rechtbanken klagen over het Openbaar Ministerie. Dat is ongebruikelijk, want meestal houdt men daar de kritiek binnenskamers of lost men een en ander met het Openbaar Ministerie zelf op. Mensen bij de rechtbanken worden echter voortdurend met zaken geconfronteerd die slecht worden aangeleverd. Ik noem als voorbeeld nog de zaak, vorige week in Baarn, waarbij men was vergeten de advocaten op te roepen. Daardoor zakt bij de rechtbankmedewerkers de moed in de schoenen.

Nog merkwaardiger is dat advocaten beginnen te klagen over het Openbaar Ministerie. Advocaten hebben er immers voordeel bij als er dingen misgaan bij het OM. Dan winnen ze de zaak en zijn hun cliënten tevreden. Maar ook advocaten zijn professionals. Zij bereiden zich voor, steken tijd in een zaak, maar iedere keer komen ze voor een dichte deur te staan. We willen uiteraard graag van de minister weten wat hij daarvan vindt.

Ook de vakvereniging van officieren van justitie en rechters, de NVvR, klaagt. Men wijst daar ook op de hoge werkdruk en de nakende bezuinigingen van 134 miljoen. Burgemeesters klagen dat zij minder invloed hebben in het driehoeksoverleg omdat het Openbaar Ministerie vanwege de bezuinigingen het aantal driehoeken verlaagt.

De kwaliteit van de rechtspraak en de rechtsstaat is volgens mijn fractie in het geding. Dit gaat om een veilige samenleving. Daarvoor knokken we met zijn allen en daarvoor staat ook de minister. Verdachten kunnen vrijuit gaan door deze fouten. Slachtoffers staan in de kou. Bovendien rijzen de kosten de pan uit als rechters de hele dag in de zittingszaal zitten, maar er geen verdachten komen.

De minister is optimistisch en misschien een tikkeltje naïef. Hij zegt dat het kinderziektes zijn; ik gebruik mijn eigen woorden. De minister heeft het over de optimalisatie van het proces en een verhoogde kwaliteitsbewaking. Die zaken zijn hard nodig. Er is al inzet gepleegd, maar deze ochtend stond in de pers weer een artikel van Johan Bac, de hoofdofficier van de rechtbank Midden-Nederland. Daarin staat dat hij toch niet kan beloven dat het nu direct veel beter zal gaan, ondanks alle inspanningen. Ik wil graag weten wat de minister hieraan gaat doen. Hoe gaat hij het OM sturen? Eigenlijk mag dit soort fouten niet voorkomen. De belangen zijn hierbij heel groot.

Over de bezuinigingen heeft de minister gezegd: dit is te doen. Hij zegt: dit is zwaar, maar uitvoerbaar. Volgens hem komen zijn ambities door de bezuinigingen niet in het geding. Het is merkwaardig dat hij op zo'n manier te werk gaat. In het regeerakkoord is afgesproken dat er 54 miljoen zal worden bezuinigd. Die bezuiniging komt bovenop de bezuinigingen van het kabinet-Balkenende IV en van het kabinet-Rutte I. Toen al zag men in dat het OM moest bezuinigen en dat men daar efficiënter kon gaan werken, maar ook dat dit op termijn zou moeten gebeuren. Het OM zou moeten groeien naar meer efficiëntie. Nu komt dit bedrag aan bezuinigingen hier nog bovenop.

De top van het OM zegt: 80 miljoen bezuinigen is zwaar, maar kunnen we voor onze rekening nemen. We kunnen ondanks zo'n bezuiniging ons werk blijven doen. Mensen moeten worden omgeschoold, er moeten mensen worden ontslagen en men kan efficiënter gaan werken. Op die manier kan volgens het OM 80 miljoen worden bezuinigd. Een bezuiniging van 134 miljoen is echter volstrekt onverantwoord.

We hebben afspraken gemaakt over de ambities van de minister. Ik noem het zo snel mogelijk mensen door het systeem jagen, het aanpakken van ondermijning, de pluk-ze-wetgeving en de high impact crimes. Dit zijn allemaal topics van de minister en ook van de Kamer. De invoering van het adolescentiestrafrecht zou ook een boost krijgen. Jeugdofficieren zouden worden opgeleid om dit op een goede manier te handelen. Wij vragen ons af of deze ambities nog kunnen worden waargemaakt met dergelijke bezuinigingen.

Ik noem een ander voorbeeld.

De voorzitter:

Wilt u afronden, mijnheer Oskam?

De heer Oskam (CDA):

Ik ga afronden, voorzitter. Ik noem een ander voorbeeld. De minister heeft 150 miljoen toegezegd aan de politie. Het is de bedoeling dat de politie daardoor efficiënter gaat werken en dat men meer kwaliteit levert aan het Openbaar Ministerie. Het OM heeft gezegd een aantal parketsecretarissen over te hebben. Die kunnen naar de politie. Op die manier houden deze mensen hun werk en gaat de kwaliteit bij de politie omhoog. Daarbij hebben wij baat. Daarvan zegt de politie dat zij er geen geld voor over heeft. Daarop zegt het ministerie: dan korten we het OM nog meer dan die 134 miljoen; dan kan die loonsom naar beneden. Klopt dat verhaal? Is dat wat wij met elkaar voor ogen hebben? Ik zou heel graag willen dat de minister gaat sturen in het proces van het OM, dat hij halfjaarlijks rapporteert aan de Kamer over de ontwikkelingen binnen het OM. Dat zou een makkelijke toezegging moeten zijn, omdat de minister dat ook al heeft toegezegd over de andere prestaties in de strafrechtketen. Ik vraag de minister om toch nog eens goed naar de top van het OM te luisteren, die vindt dat die 80 miljoen de limit is, en om het daar bij te houden.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Helder van de PVV-fractie, nadat ik aan de heer Recourt een interruptie heb toegestaan.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb nog een vraag over de cijfers. Het gaat inderdaad om 82 miljoen aan bezuinigingen van het vorige kabinet en vanuit het Lenteakkoord. Het CDA was bij dat alles betrokken. Ook in de financiële paragraaf van het CDA-verkiezingsprogramma zijn bezuinigingen op veiligheid opgenomen. Hoe valt dat te rijmen met de uitspraak dat 82 miljoen de limit is?

De heer Oskam (CDA):

Ook het CDA vindt dat er bezuinigd moet worden. Wij hebben gesproken met het OM; er kan een efficiencyslag worden gemaakt. Wij vinden echter ook dat we moeten luisteren naar de organisatie zelf. Die heeft op korte termijn ontzettend veel ambities en is de enige organisatie die toegang heeft tot de rechter op strafrechtelijk gebied; ook wil zij kwaliteit leveren. Om dat te kunnen realiseren, is dit de limit. Het CDA vindt het prima om echt te bezuinigen. Wij gaan daar ook echt in mee en willen er verantwoordelijkheid voor nemen, maar 134 miljoen is echt te veel.

De heer Recourt (PvdA):

Als je in je verkiezingsprogramma hebt opgenomen dat bezuinigingen op veiligheid mogelijk zijn en je vervolgens bij ieder debat waarbij sprake is van bezuinigingen zegt dat dit niet kan — ik kan mij nog goed het gevangenisdebat herinneren — vraag ik mij af: hoe serieus is dat dan?

De heer Oskam (CDA):

Heel serieus, omdat wij wat het gevangeniswezen betreft ook hebben getekend voor het Lenteakkoord. In het debat over het masterplan heeft mijn collega Madeleine van Toorenburg ook gezegd dat wij voor dat bedrag akkoord kunnen gaan. Misschien kunnen we ook nog wel voor een iets hoger bedrag akkoord gaan, maar er zijn natuurlijk grenzen, en die zijn bereikt.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Helder het woord geef, wil ik een aantal mensen op de publieke tribune welkom heten. I would like to welcome our colleagues of the Swedish committee of education. We can't provide you with a translation over there. Nevertheless, we hope that you have an interesting time. Thank you very much for joining us.

Dan mag ik nu het woord geven aan mevrouw Helder namens de PVV-fractie.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. "De bezuinigingen op het Openbaar Ministerie zullen een enorme krachtsinspanning vergen. Het OM blijft staan voor zijn maatschappelijke opdracht en prioriteiten, maar de grenzen zijn bereikt en de realisatie staat onder druk", aldus de heer Bolhaar, voorzitter van het College van procureurs-generaal, in het jaarbericht 2012. De strafrechtketen is nog lang niet op orde en het aantal woninginbraken — door de minister eerder gekwalificeerd als high-impact crime — neemt fors toe. De Orde van Advocaten, rechters en ook officieren van justitie klagen steen en been over zoekgeraakte of niet tijdig beschikbare dossiers. Officieren van justitie zijn niet of nauwelijks bereikbaar en zaken blijven te lang liggen. Het resultaat is dat zittingen op het laatste moment niet doorgaan of erger: er komt strafvermindering voor criminelen die de politie nu net met veel moeite heeft opgespoord.

Dit is nog niet alles. Er komen twee forse uitdagingen aan. Per 1 januari van het volgend jaar gaan de grenzen wagenwijd open voor Roemenen en Bulgaren. Je moet blind zijn om daarin niet de gevaren voor de hardwerkende ondernemer of burger te zien. Een andere uitdaging is het nieuwe adolescentenstrafrecht, waarbij het OM de naleving van de voorwaarden voor de voorwaardelijke invrijheidstelling moet gaan controleren. Ten slotte zal de capaciteit van het OM ook worden aangesproken door de vrienden uit Brussel, die staan te popelen om een Europees OM op te richten. Dat is iets waar onze minister nog steeds een voorstander van lijkt te zijn.

Met de huidige niet al te vrolijk stemmende stand van zaken en de uitdagingen die het OM op zich af ziet komen, heb ik de minister dan ook opgeroepen om op te treden, want veiligheid is een van de kerntaken van de overheid. De minister treedt inderdaad op. Hij bezuinigt extra op het Openbaar Ministerie. Ik kan het antwoord van de minister wel raden. Hij zal zeggen dat het OM een professionele organisatie is en hij er alle vertrouwen in heeft dat ze die klus gaan klaren. Daar is wel geld voor nodig, want alleen voor niks gaat de zon op. De PVV verzoekt de minister dan ook dringend om de voorgenomen extra bezuinigingen, dus de bezuinigingen boven op die van Rutte I, niet door te voeren. In plaats van verder te bezuinigen kan de minister er juist beter meer geld in steken. Goede, snelle en adequate opsporing en vervolging zullen zich uitbetalen. Ik wijs de minister dan ook op een voorstel van politiebond ACP, waarover ik schriftelijke vragen heb gesteld. Volgens de ACP leidt extra geld voor het OM tot effectievere opsporing en meer vervolging van fraude. Het geld dat daarmee wordt teruggehaald, kan vervolgens worden geïnvesteerd in de gehele strafrechtketen. De top van de politie en het OM hebben het plan positief ontvangen. De minister hamert altijd op een goed functionerende strafrechtketen. Ik ga er dus van uit dat de minister dadelijk zijn favoriete quote laat horen: we gaan het gewoon doen! Mocht hij daarover nog enige aarzeling hebben, laat ik hem over de streep helpen door hem te wijzen op de verkiezingsslogan van de VVD "op veiligheid moet je nooit bezuinigen" of op het regeerakkoord, waarin staat dat politie en justitie daadkrachtig en gezaghebbend moeten kunnen optreden tegen overlast, intimidatie, agressie, overvallen, inbraken en geweld. Met het door de minister zo gekoesterde ZSM-beleid moet toch ook op volle kracht worden verdergegaan?

Bezuinigingen op het OM zijn ook nadelig voor een aantal kernpunten waarop de minister zo trots is, bijvoorbeeld het spreekrecht voor slachtoffers. Aan spreekrecht tijdens de zitting hebben zij niets als er geen zitting komt. Aan strafvermindering door slechte voorbereiding of plankzaken en gerechtelijke dwaling hebben zij al helemaal niets. Als de minister toch meent dat de extra bezuinigingen door moeten gaan, wat vreselijk zou zijn, doe ik de volgende toekomstvoorspellingen. In de eerste plaats wordt Nederland onveiliger. Officieren zullen minder vervolgen en meer zaken moeten seponeren. Criminelen zijn de lachende derde. Of kan de minister keihard garanderen dat er niet minder vervolgd zal worden en niet meer zaken geseponeerd zullen worden? In de tweede plaats zullen dossiers blijven liggen. Ik wijs op de rechtbank Groningen, die onlangs liet weten rechtszaken niet langer in behandeling te willen nemen zolang strafdossiers niet eerder worden aangeleverd. Hoe denkt de minister met de komende extra bezuinigingen hier verandering in aan te brengen?

Tot slot. De PVV is tegen de extra bezuiniging op het Openbaar Ministerie en verzoekt de minister dan ook, deze voorgenomen bezuiniging niet door te voeren.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Het is zonder twijfel een feit dat het Openbaar Ministerie een essentiële schakel is in onze strafrechtketen. Het is onmisbaar. De mannen en vrouwen van het OM leveren bijzonder goed werk onder moeilijke en ingewikkelde omstandigheden. Die omstandigheden zijn niet alleen moeilijk en ingewikkeld omdat de doelgroep, criminelen, over het algemeen niet geneigd is om optimaal mee te werken, maar ook omdat in de strafrechtketen grote veranderingen gaande zijn: de vorming van de Nationale Politie en de herziening van de gerechtelijke kaart. Uit het jaarverslag over het jaar 2012 blijkt dat het OM alle targets die voor hem gezet zijn, behaald zijn. Dat leidt ertoe dat een groot compliment moet worden uitgedeeld aan de mannen en vrouwen van het OM, die dit succes mogelijk maken.

Het is duidelijk dat vandaag in dit debat gesproken wordt over een drukbezochte winkel die een heftige verbouwing ondergaat terwijl hij gewoon geopend is. Natuurlijk is het goed dat er tegelijkertijd nog steeds duidelijke, heldere en concrete ambities zijn geformuleerd voor het OM, ambities waar deze minister en zijn staatssecretaris zich dan ook aan hebben geconformeerd. Ik onderschrijf de woorden van collega Oskam van het CDA dat een efficiencyslag binnen het OM mogelijk en noodzakelijk is. Natuurlijk hebben we het dan over de automatisering en de verbeterde samenwerking binnen de strafrechtketen. In dat kader verwijs ik naar het rapport van de Rekenkamer op dit punt. Een mooi voorbeeld van een gemaakte vernieuwingsslag is het project ZSM, waardoor het OM zelfstandig zaken kan afdoen en een enorme versnelling teweeg heeft gebracht in de wijze waarop strafrechtelijke afwikkeling van zaken plaatsvindt.

Ik realiseer mij dat het OM in een lastig parket zit. Het is aan de ene kant afhankelijk van de informatievoorziening vanuit de politie, maar aan de andere kant is het ook afhankelijk van de mate waarin de rechterlijke macht de informatie van het OM kan verwerken. Dat is lastig. Dat is zeker lastig in tijden van crisis waarin iedereen een bijdrage moet leveren aan de hoognodige bezuinigingen. Wat dat betreft is het goed te zien dat het budget van het Openbaar Ministerie in de afgelopen jaren enorm is toegenomen. Vanaf 2006 was jaarlijks een stijging te zien met minimaal 25 miljoen waardoor het Openbaar Ministerie inmiddels meer dan 100 miljoen —120 miljoen of 150 miljoen uit mijn hoofd gezegd — krijgt dan een aantal jaren geleden.

Het is vervelend dat wij onder invloed van de crisis nu gedwongen zijn een aantal maatregelen te nemen. Over een groot deel van de bezuinigingstaakstelling was al een afspraak gemaakt met het Openbaar Ministerie. Vanaf 2016 wordt hier door het kabinet nog een aantal bedragen aan toegevoegd. Ik hecht eraan in de richting van de collega's op te merken dat dit niet nu gebeurt.

Het is goed dat het rapport van de Galan Groep laat zien dat die bezuinigingen mogelijk zijn. Ook belangrijk is dat het College van procureurs-generaal zich achter de taakstelling heeft gesteld. Dit betekent dus ook dat het mogelijk moet zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De heer Van der Steur zegt dat het Openbaar Ministerie de afgelopen jaren meer budget heeft gekregen. Dat klopt, maar het ministerie heeft er ook behoorlijk wat taken bij gekregen. Alleen al het aantal OM-afdoeningen is door nieuwe wetgeving behoorlijk gestegen. Het is dan ook logisch dat het OM daar meer geld voor krijgt. Hoe zal de heer Van der Steur uitleggen dat de omvang van het personeel zal afnemen met 681 fte in 2018 en 888 fte in 2020?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik begin met de opmerking van mevrouw Berndsen dat als het aantal OM-afdoeningen stijgt, ook de hoeveelheid werk toeneemt. Dat is niet waar. Een OM-afdoening is aanzienlijk tijdsextensiever dan een procedure bij de rechtbank. Juist het aantal OM-afdoeningen en het ZSM-project leiden ertoe dat er per saldo minder werk is voor het Openbaar Ministerie dan een afdoening van al die individuele zaken door de rechtbank zou opleveren. Dat klopt al niet.

Ik ken de raming van de Galan Groep over 2018 ook. Die vloeit voort uit de cijfers waarover wij nu beschikken en wij zullen te zijner tijd zien of dit ook echt kan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Als de heer Van der Steur zo goed op de hoogte is, dan weet hij toch ook dat de officieren bij de ZSM-afdoeningen zelf al het administratieve werk moeten doen omdat er wordt bezuinigd op de administratieve ondersteuning. Dus hoezo minder werk voor de officieren? Wel nee, veel meer, veel meer belasting. In plaats van een goede ondersteuning opdat zij hun eigen werk kunnen doen, laten de bezuinigingen nu al zien dat de officieren alles zelf moeten doen. Daarmee wordt de druk op de officieren enorm hoog.

De heer Van der Steur (VVD):

Als het OM door middel van een ZSM-project zaken afdoet, is dat efficiënter dan als dezelfde officier de procedure bij de rechtbank zou moeten volgen. Ik denk dat mevrouw Berndsen dat met mij eens zal zijn. Vervolgens speelt het probleem van de administratieve ondersteuning in beide gevallen; het zou in het ene geval alleen ernstiger zijn dan in het andere. Laat ik vooropstellen dat de automatiseringsslag die het Openbaar Ministerie moet maken, dit probleem relatief klein zou moeten maken. Het Openbaar Ministerie loopt op dit punt achter, net als de politie en de rechterlijke macht. Dat neemt niet weg dat wij het in een ideale wereld uiteraard liever anders zouden zien.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen, u bent eigenlijk door uw interrupties heen, maar omdat de heer Van der Steur aanneemt dat u het met hem eens bent, geef ik u nog de mogelijkheid om te reageren.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Er is niet afgesproken dat wij het in tweeën moesten doen.

De voorzitter:

Dat nam ik even aan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik maak er dan maar dankbaar gebruik van dat dit niet bekend was.

De heer Van der Steur denkt dat ik het met hem eens ben, maar ik ben het absoluut niet met hem eens. De druk op de officieren neemt door de bezuinigingen alleen maar toe. De administratieve ondersteuning valt weg en dus wordt de druk nog groter. Er is een reorganisatie en er is sprake van een niet goed functionerende automatisering. Ik kan de heer Van der Steur meedelen dat op sommige onderdelen nota bene nog in MS DOS wordt gewerkt. Dat stamt uit het vorige tijdperk van de start van de hele ICT-omgeving. En dat zou moeten leiden tot meer efficiency bij het Openbaar Ministerie, waardoor de druk op de officieren zou afnemen? Ik daag de heer Van der Steur uit om dat eens duidelijk te maken.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat de uitdaging op dat punt vooral ligt bij de minister. Maar als collega Berndsen ervan uitgaat dat de huidige situatie in het Openbaar Ministerie blijft zoals zij nu is - overigens gaat dat MS-DOS-verhaal natuurlijk niet op voor het gehele systeem — dan ben ik het natuurlijk helemaal eens met haar uitgangspunt; dan hebben we een probleem. Maar dat is natuurlijk niet het juiste uitgangspunt. Het Openbaar Ministerie werkt, net zoals de politie en de rechterlijke macht, keihard aan de verbetering van de automatisering, er wordt een efficiencyslag gemaakt, het gps-systeem wordt verder geprofessionaliseerd. Het wordt natuurlijk veel beter. Dat moet ook, want in alle eerlijkheid: voor de politie, voor de rechterlijke macht maar ook voor het Openbaar Ministerie geldt dat de automatisering nog niet helemaal van 2013 is. Mevrouw Berndsen weet dat ook.

De heer De Wit (SP):

Zoals gebruikelijk verkondigt de heer Van der Steur hier met veel aplomb zijn mening, en wel dat het rapport van de Galan Groep het standpunt van de minister onderschrijft. Ik vraag me af waar de heer Van der Steur dat heeft gelezen. De belangrijkste conclusie is namelijk dat juist de bezuinigingen van Rutte II — zo lees ik — niet haalbaar zijn zonder risico's voor het primaire proces. Dat is toch wel even wat anders dan hier boud en zonder enige nuance beweren dat dit gemakkelijk kan, omdat de Galan Groep de minister gelijk geeft. Ik vraag de heer Van der Steur of hij die passage wel goed heeft gelezen en of hij commentaar wil geven op die conclusie, precies zoals ze er staat.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ben blij dat de heer De Wit die vraag stelt. Ik zie namelijk dat ik wat weinig tijd had, omdat ik mijn volgende punt wilde maken. Ik zal citeren wat hier staat: dat wil niet zeggen dat de Galan Groep niet tegelijkertijd constateert dat zij risico's ziet voor het primaire proces, als die bezuinigingen tot en met 2018 worden gerealiseerd. Mijn vraag aan de minister zou dan ook zijn geweest hoe hij omgaat met die conclusie. Als deze hele Kamer namelijk één ding niet wil, dan is het volgens mij dat we risico's gaan lopen in het primaire proces; althans onaanvaardbare risico's, want risico's zijn er bij bezuinigingen natuurlijk altijd. Onaanvaardbare risico's willen we echter niet. Mijn vraag aan de minister zou dus zijn: hoe gaat de minister daarmee om?

De heer De Wit (SP):

Ik ben heel benieuwd naar de mening van de heer Van der Steur zelf, maar ik begrijp dat hij zich nu, in eerste instantie, verschuilt achter de minister. Misschien zullen wij in tweede instantie toch wat van de heer Van der Steur zelf horen. Over die risico's wil ik ook nog even een vraag stellen. Kijk naar de opvatting van de NVvR, naar de opvatting van de top van het OM, naar de mening van de strafrechtadvocatuur. Zij zeggen dat die grote risico's juist zullen optreden. De heer Oskam heeft ze zojuist gespecificeerd, dus ik hoef ze nu niet te herhalen. Collega Helder heeft ze ook al genoemd. Wat vindt de heer Van der Steur daarvan?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken al die punten natuurlijk ook. Zij maken onderdeel uit van het feit dat ik namens de VVD-fractie mijn zorgen zou willen uitspreken over deze bezuinigingsoperatie. Als de top van het OM — en ik heb het daarmee over het College van procureurs-generaal; dat is de top waar de minister mee te maken heeft — zich achter die bezuinigingen stelt, ga ik ervan uit dat het kan en dat het haalbaar is. Dat wil niet zeggen dat de VVD-fractie zich geen zorgen maakt over de opmerkingen op pagina 4, onder paragraaf 2 van het rapport van de Galan Groep, waarin wordt gesteld dat er risico's zijn voor het primaire proces en dat je er, als je het zonder risico's zou willen doen — want zo staat dat daar — verstandig aan deed om de bezuinigingen uit te smeren naar 2020. Overigens is het interessant dat daarbij ook het management van de politiek-bestuurlijke lobby wordt genoemd. De heer De Wit is daar zelf een onderdeel van. Misschien kan hij zich op dat punt enigszins inhouden.

Voorzitter, ik ga richting een afronding.

De voorzitter:

Gelet op de klok, lijkt mij dat een buitengewoon goed idee.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik vrees dat de heer Oskam daar een ander idee over heeft.

De heer Oskam (CDA):

Ik ga de heer Van der Steur inderdaad ook nog wat extra tijd geven. Hij begon zelf over het rapport van de Galan Groep. Ik heb het zelf niet genoemd, maar wel een deel van de inhoud. Net als mevrouw Berndsen en de heer De Wit zie ik risico's en voorbehouden. Ik hoor gelukkig dat dit ook geldt voor de heer Van der Steur. Hoe we er in 2018 voorstaan, is natuurlijk koffiedik kijken.

Ik leg er even een ander punt naast, namelijk het verkiezingsprogramma van de VVD. Daarin wordt gezegd dat we 3 miljard gaan investeren in infrastructuur, onderwijs en ook veiligheid. Als je al die zaken naast elkaar legt, hoe kan de heer Van der Steur dan verantwoordelijkheid nemen voor die 134 miljoen aan bezuinigingen in 2016, 2017 en 2018? Voor dit jaar zitten we al op een bezuiniging van 61 miljoen, terwijl de top van het OM van alles zegt. De minister zegt dat hij daardoor wordt gesteund, maar die top maakt zich wel ernstige zorgen. Hoe ziet de heer Van der Steur dit?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat de heer Oskam het antwoord wel kan raden. Als er geen economische crisis was en als er een politieke samenwerking mogelijk was waarin de hemel dichterbij was dan, in dit geval, de hel — in die zin dat we een buitengewoon krappe financiële positie hebben en enorme problemen hebben met onze begroting — dan zou de VVD natuurlijk allereerst verder investeren in veiligheid. Dat is echter niet mogelijk en dat weet de heer Oskam ook. Daarom hebben we bekeken hoe we zo verantwoord mogelijk kunnen bezuinigen, ervan uitgaande dat er ook op het gebied van veiligheid efficiencyslagen mogelijk zijn.

Dit wordt overigens ook bevestigd door het rapport van de Galan Groep. Halverwege pagina 11 staat iets heel interessants dat ik wil meegeven aan de heer Oskam, namelijk dat de overall gemiddelde productie per medewerker fors is gedaald bij het Openbaar Ministerie, ondanks de investeringen in de afgelopen jaren. "De productie van het OM lijkt daarmee duurder geworden." Vervolgens staat er dat er sprake is van onzichtbare productieproblemen. Uit hetzelfde rapport blijkt ook dat er wel degelijk ruimte is om verbeteringen mogelijk te maken. Daar sluit de VVD-fractie zich bij aan.

Ik rond af. Ik wil graag het volgende van de minister weten. Als de risico's waar de Galan Groep over schrijft zich voordoen, wat wordt dan de reactie van de minister? Hoe voorkomt de minister dat het primaire proces, waar de VVD-fractie grote waarde aan hecht— volgens mij geldt dit voor een groot deel van de partijen in deze Kamer, zo niet voor allemaal — in gevaar komt?

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De problemen bij het Openbaar Ministerie, waar we het in dit debat over hebben, zijn door de voorgaande sprekers al ruim uit de doeken gedaan. Die problemen bestaan al jaren. De herziening van de gerechtelijke kaart heeft het probleem alleen maar verergerd. Die is, zoals de Raad voor de rechtspraak het uitdrukt, de druppel die de emmer doet overlopen.

Uit de brief van de minister van 7 juni van dit jaar wordt duidelijk dat Rutte II 51 miljoen gaat bezuinigen op het Openbaar Ministerie. Dat bedrag komt boven op de eerdere bezuiniging van 83 miljoen. In totaal gaat het dus om een bezuiniging van 134 miljoen tot 2018. Dat is ongeveer een kwart van het budget van het Openbaar Ministerie. Al in december vorig jaar stelde ik samen met mijn collega Kooiman schriftelijke vragen aan de minister. Ik vroeg hem of het juist was dat het Openbaar Ministerie ongeveer 23% moest bezuinigen. Toen zei de minister nog dat hij daar geen antwoord op kon geven, maar het blijkt nu waar te zijn.

Waar komen die bezuinigingen dan terecht? Volgens de NVvR komen die terecht bij het College van procureurs-generaal en bij het ondersteunend personeel. Graag hoor ik van de minister waar die bezuinigingen precies terecht zullen komen. Het is rampzalig als die bezuinigingen bij het ondersteunend personeel terechtkomen. Er valt een verergering te vrezen van de problemen die we nu al kennen. Zo valt te voorzien dat er nog meer zaken op de plank zullen belanden, dat er meer sepots en nog meer schikkingen voor de echt grote fraudeurs zullen komen, dat verdachten de dans ontspringen en slachtoffers in de kou blijven staan. De NVvR noemt deze zaken "mokerslagen" en spreekt openlijk de vrees uit dat dit zal leiden tot fouten bij het Openbaar Ministerie, gerechtelijke dwalingen en zelfs een aantasting van de kwaliteit van de rechtspraak. De Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten spreekt zich in dezelfde trant uit. Ik kan dit alleen maar onderschrijven. Hoe ziet de minister dit? Wat vindt hij van deze kritiek op het plan voor de bezuinigingen en van de effecten die worden geschetst?

Het werkbezoek van de afgelopen zomer dat ik zelf heb afgelegd, leerde mij hoe ingrijpend de bezuinigingen nu al zijn. Ondersteunend juridisch personeel wordt voor andere taken ingezet dan voor juridische ondersteuning van officieren van justitie en advocaten-generaal. Er treden regelmatig ICT-problemen op. Men beschikt zelfs niet over voldoende wetboeken, toch het basismateriaal voor een officier van justitie om mee te werken, zou je zeggen. Kent de minister dit soort problemen?

Het rapport van de Galan Groep geeft de minister helaas niet zomaar gelijk in zijn bezuinigingsplan. Ik bedoel natuurlijk: helaas voor de minister. De taakstelling van Rutte II is niet haalbaar zonder risico's voor het primaire proces, zo zegt het rapport. Dan maar een uitloop naar 2020 in plaats van 2018, adviseert de groep, maar ze voegt er wel aan toe dat dit alleen maar kan als voldaan wordt aan randvoorwaarden, zoals digitalisering en een uitbouw van de zsm-afdoening. Hoe ziet de minister dit risico voor het primaire proces als er op deze wijze bezuinigd gaat worden?

Voor de SP-fractie is de bezuiniging van in totaal 134 miljoen onaanvaardbaar. Naar onze mening zal de gehele gerechtelijke keten verstopt raken. Het OM kan zijn werk niet meer goed doen en de kwaliteit van de rechtspraak is in het geding. En dat moeten we te allen tijde vermijden. Deze bezuinigingen kunnen echt niet. Vandaar de vraag aan de minister wat zijn ambitie is. Is dat een veiliger Nederland, een land waarin criminelen die straf verdienen ook echt straf krijgen, of is dat een sluitende boekhouding en een schouderklopje van de minister van Financiën? Graag hoor ik hierop het antwoord van de minister.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik wil beginnen met een citaat uit het jaarbericht 2012 van het Openbaar Ministerie, waarin overigens inderdaad uitstekende resultaten zijn verwoord. In de inleiding van genoemd jaarbericht schrijft de voorzitter van het College van procureurs-generaal het volgende: "Het is niet aan ons om de prijs van veiligheid te bepalen. De bezuinigingen op het OM zullen een enorme krachtsinspanning vergen. Het OM blijft staan voor zijn maatschappelijke opdracht en prioriteiten maar de grenzen zijn bereikt en de realisatie staat onder druk. De bezuinigingen zijn alleen te realiseren onder de essentiële randvoorwaarden die met het ministerie zijn afgesproken op het gebied van huisvesting en (keten)digitalisering."

Volgens mij is dit de kern van het debat van vanmiddag. We hebben met zijn allen grote zorgen over het functioneren van het Openbaar Ministerie en het Openbaar Ministerie heeft die zelf ook. Die zorgen zal ik uitspreken maar ik realiseer mij wel dat zowel het Openbaar Ministerie als de ingeschakelde externe deskundige zegt dat het realiseerbaar is en dat het zou moeten kunnen. De Galan Groep, de externe deskundige, heeft een rapport afgescheiden waarin hij zelf zegt: dit is een voorlopig rapport, we zouden eigenlijk wat diepgravender naar de cijfers moeten kijken. Mijn vraag aan de minister is dan ook of er een wijze van vervolg is georganiseerd. Wordt er op de een of andere manier diepgravender gekeken naar die bezuinigingsopdracht?

Verder noem ik de uitloop naar 2020. De Galan Groep zegt dat de bezuinigingen nog wat later zouden moeten ingaan dan het kabinet voor ogen heeft, waarbij de curve vervolgens wat steiler omhoog kan om daarna op hetzelfde eindresultaat uit te komen. Het Openbaar Ministerie zegt: als we dat doen gaan we het halen. Eigenlijk is het standpunt van de minister wat minder duidelijk. Volgt hij nou dat advies of houdt hij vast aan 2016, 2017 en 2018?

De Galan Groep zegt dat het haalbaar is als het locatiebeleid strak wordt gevolgd. Dat snap ik ook wel: hoe minder locaties, hoe kostenefficiënter dat is. Er zit echter nog wel een kwaliteitsaspect aan, in de zin dat — denk bijvoorbeeld aan crisis in de openbare orde — mensen elkaar moeten kennen; de rechter moet de officier kennen en de parketsecretaris moet de politie kennen. Deze minister heeft dat in Leeuwarden goed opgelost, waarvoor mijn dank, maar is dat voor het hele land in zicht? In denk aan Middelburg, waar men zich ook regelmatig roert. Wil de minister hierop reageren?

Een onderdeel dat mogelijk soelaas biedt, is het onderbrengen van de executie bij het CJIB. Boetes doet het CJIB al, maar er gaan ook geluiden dat de executie van taakstraffen naar het CJIB gaat. Dat zou een heleboel administratie bij het Openbaar Ministerie schelen en het CJIB heeft een uitstekend trackrecord.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Berndsen van D66 met het verzoek om het in tweeën te doen of in één keer.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter, ik zal mij aan uw voorschriften houden.

Ik hoor de heer Recourt zeggen dat de randvoorwaarden huisvesting en digitalisering van groot belang zijn om überhaupt die bezuinigingen te halen als dat al kan. Hij geeft het kantoor in Leeuwarden als goed voorbeeld van huisvesting. Is het de heer Recourt bekend dat daar geen enkele OM'er meer zit, dat daar flexplekken zijn die nooit bezet zijn en dat het wat het OM betreft een leeg gebouw is geworden? Wat vindt hij ervan dat dit als goed voorbeeld voor andere parketten zou moeten gaan gelden?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ken het voorbeeld van Leeuwarden. In eerste instantie zou daar niemand van het OM zitten. Nu komen er echter op flexplekken wel vaste mensen uit Leeuwarden te zitten: in de lokale driehoek zit er een vaste officier, dus niet iedere keer een andere; ook de parketsecretarissen die in Leeuwarden werken, zijn vast. Dat lijkt mij een uitstekende oplossing.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Als dat zo zou zijn, zou het een uitstekende oplossing zijn, maar ik ben er zelf gaan kijken en ik heb met mensen van de rechtbank daar gesproken. De hele etage waar mensen van het Openbaar Ministerie zouden moeten zitten, is leeg. Er zijn geen officieren. Als dat zo is, vraag ik nogmaals aan de heer Recourt of hij dat een acceptabele situatie vindt.

De heer Recourt (PvdA):

Kwaliteit is de insteek voor de Partij van de Arbeid. Burgemeesters en rechtbanken zitten veel meer op de aantallen, maar mij gaat het om de kwaliteit. Het is goed voor de kwaliteit dat mensen elkaar kennen, dat er vaste officieren in de driehoek zitten en dat er vaste parketsecretarissen zijn. Als dat geregeld wordt — hoe maakt mij echt geen barst uit — ben ik tevreden.

De heer Oskam (CDA):

Ik hoor de heer Recourt zeggen dat de top van het OM de plannen van de minister steunt. Hoe weet hij dat? Heeft hij die informatie van de minister of van de top van het OM gekregen? De oppositie heeft namelijk andere informatie. Zij heeft van de top van het OM gehoord dat 80 miljoen de grens is en dat het daarboven een probleem wordt. Durft de heer Recourt dat voor zijn rekening te nemen? Hoe komt hij aan zijn informatie?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben mijn betoog begonnen met een citaat uit het jaarverslag. Daar staat het al in. Bovendien: als de minister het zegt, dan is het zo, behoudens het tegendeel. Dat is het vertrouwensbeginsel. De heer Oskam heeft wel een punt, want het Openbaar Ministerie lijkt kritischer te zijn op Kamerleden dan op de minister. Dat vind ik een groot probleem, want hoe kunnen wij als Kamerleden nu onze positie tegenover deze bezuiniging bepalen?

De heer Oskam (CDA):

Dat is inderdaad een heel groot probleem.

Ik wil graag iets anders onder de aandacht van de heer Recourt brengen. Heeft hij kennisgenomen van de brief van de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van het ministerie van V&J, de heer Roes, aan de top van het Openbaar Ministerie? Ik lees die brief als volgt: laten wij het maar proberen, al zal het moeilijk worden; als het niet lukt, dan passen wij er wel een mouw aan. Ik hoop dat de heer Recourt de brief ook zo heeft gelezen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ga ervan uit dat een en ander namens de minister tegen het OM is gezegd. Zo schrijft de minister het ook aan de Kamer, want hij heeft deze brief aan de Kamer doen toekomen. Ik heb de brief als volgt gelezen. Tegen het Openbaar Ministerie is gezegd: kijk naar het Galan-rapport; het zal moeilijk worden, maar het gaat wel lukken; wij houden de vinger aan de pols; mochten zich problemen voordoen, dan zullen wij die samen oplossen. Dat vind ik een geruststellende gedachte. Een van de vragen die ik de minister stel — het is zelfs meer dan een vraag — is of hij kan toezeggen dat er ingegrepen wordt als er realistische problemen aan de horizon verschijnen. Dat lijkt mij een essentiële voorwaarde om dit traject in te gaan.

De heer De Wit (SP):

De grote vrees van bijvoorbeeld de NVvR is dat de kwaliteit van de rechtspraak in het gedrang komt als je de bezuinigingen — denk daarbij aan wat al gebeurd is, wat er gebeurt en wat er gaat gebeuren — op elkaar stapelt. In het rapport van de Galan Groep staat: als wij het een beetje oprekken, vallen er geen grote gaten. Denkt de heer Recourt, met dat rapport in de hand, dat de kwaliteit van de rechtspraak nog wel gegarandeerd is? Er gaan immers heel ernstige dingen gebeuren als de bezuinigingen doorgaan.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Recourt het woord geef, merk ik het volgende op. Er luisteren en kijken mensen mee naar dit debat. Mag ik de leden vragen om zo min mogelijk afkortingen te gebruiken? Mijnheer De Wit, u sprak net over de NVvR. Ik neem aan dat u daarmee doelt op de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Laten wij een beetje rekening houden met de mensen op de publieke tribune.

De heer Recourt (PvdA):

Ik begon mijn betoog met het uitspreken van zorgen. Ik heb grote zorgen, maar als zij zo concreet waren dat wij nu zouden kunnen vaststellen dat de kwaliteit niet te handhaven is en dat bovendien de ambitie die het OM zelf heeft — maar die ook nog eens van onze Kamer en de minister opgelegd krijgt — niet te halen is, dan kunnen wij niet akkoord gaan met de bezuiniging. Ik heb alleen niet voldoende hard materiaal om tegen de minister te zeggen dat dat niet gaat lukken. Sterker nog, ik heb het tegenovergestelde: een OM dat zegt dat het gaat lukken en een externe deskundige die ook zegt dat het gaat lukken. Ik hoor rechters uit de praktijk die bijvoorbeeld zeggen dat zij minder goede dossiers aangeleverd krijgen. Dat was nog een vraag aan de minister, die ik hem bij dezen stel. Hoe zit dat? Op die manier verschuif je namelijk het probleem naar de rechter. Ik ga ervan uit dat dat soort problemen allemaal onder ogen wordt gezien en dat dit niet gebeurt. Mocht dat wel zo zijn, dan hebben wij een nieuw gesprek.

De heer De Wit (SP):

Ook de heer Recourt weet wat de waarde is van een rapport en wat in zo'n rapport wordt beschreven aan mogelijkheden. Hier staat een heel voorzichtige maar toch wel heel scherpe conclusie. Is het niet veel belangrijker om tegenover zo'n rapport juist de ervaring te plaatsen van mensen die het dagelijkse werk doen? Dat is de top van het Openbaar Ministerie die adviseert aan de Kamer. Dat zijn de rechters, de mensen die in de dagelijkse praktijk werken en die zeggen: het kan niet meer. Dat lezen wij in de berichten. Misschien komen wij er met cijfertjes wel uit, maar het gaat om de kwaliteit. Die kun je niet zomaar in cijfertjes onderbrengen. Daarvan zegt in ieder geval de betrokken rechter en het Openbaar Ministerie: die kwaliteit staat op de tocht. Daarvoor kunt u toch niet blind zijn?

De heer Recourt (PvdA):

Ik meen dat ik daar niet blind voor ben. Ik stel de ene kritische vraag na de andere aan de minister. Ik stel wel vast dat de top van het Openbaar Ministerie zegt dat het wel kan. Dat is waar ik mij op verlaat. Dat men vervolgens individuele Kamerleden een ander geluid laat horen vind ik zorgelijk, dat herhaal ik. Zo zou dat niet moeten zijn bij ambtelijke organisaties, maar ik kan mij als Kamerlid slechts verhouden tot wat het Openbaar Ministerie zelf in een officiële uitlating zegt. Vervolgens snap ik dat er in de praktijk grote zorg bestaat, de praktijk die op dit moment met alle bezuinigingen wordt geconfronteerd uit vorige kabinetten en uit het Lenteakkoord. Natuurlijk kraakt dat. Natuurlijk doet dat pijn en natuurlijk denken mensen: hoe moet dat verder? Die mensen hebben veelal niet het zicht op het volledige plaatje. Daarvoor huur je een externe deskundige in. Daarop moet ik mij dan verlaten. Dat neemt mijn zorg niet weg, zeg ik tegen u, maar het maakt wel dat ik op dit moment niet kan zeggen: het gaat niet.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Van der Staaij van de SGP-fractie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, indachtig uw opmerking dat wij niet te veel afkortingen moeten gebruiken, moet ik zeggen dat SGP staat voor Staatkundig Gereformeerde Partij.

De voorzitter:

Tenzij dat al zo lang een ingeburgerd begrip is. Dan maak ik graag een uitzondering!

De heer Van der Staaij (SGP):

De NVvR is er ook al een hele tijd! Maar even serieus. De heer Recourt heeft het over het Openbaar Ministerie waarvan de top zegt dat het kan met de bezuinigingen, maar tegelijkertijd citeert hij ook uit het jaarbericht heel stellig: "De grenzen zijn bereikt". Dat vind ik ook wel wat. Is het niet vrij simpel zo dat een organisatie als het OM natuurlijk loyaal is en altijd zegt: wij respecteren het politieke primaat, dus als het zo moet, zou het op die manier in de praktijk kunnen, maar als je ons vraagt of dit nu eigenlijk fatsoenlijk is op te vangen, dan zeggen we gewoon: doe dit niet?

De heer Recourt (PvdA):

Het citaat waarmee ik begon dat de grenzen zijn bereikt, is inclusief de bezuiniging van Rutte II. Daarover gaat dat citaat. Als je de gans voor Kerstmis vraagt "wilt u geslacht worden?" zal die niet "ja" zeggen. Natuurlijk zal iedere officier, of wie dan ook bij het OM, zeggen: alsjeblieft, stop ermee, want je gaat uiteraard je eigen organisatie het liefst niet aan nog verdere bezuinigingen blootstellen. Het is iets anders of dat kan.

Had ik als laatste nog een opmerking? Nee, dat is eigenlijk het antwoord op uw vraag.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als je de beeldspraak gebruikt dat de gans niet geslacht wil worden, loop je dan niet het risico dat wij geluiden, in dit geval van de werkvloer, onvoldoende serieus nemen? Wie komt er eigenlijk verder nog op? Wie heeft er intern inzicht in wat er bij het OM precies is gebeurd? Is niet juist het bijzondere van deze organisatie dat wij er niet allerlei belangenorganisaties omheen hebben die wel even komen lobbyen en dat wij dus uitermate goed moeten luisteren naar die signalen van de werkvloer die ons nu duidelijk maken: pas echt op, wij kreunen al onder de bezuinigingen die al eerder waren opgelegd?

De heer Recourt (PvdA):

Er wordt gezegd: pas op. Dat is evident. Dat is de kern van mijn boodschap. Op dit moment kan ik geen nee zeggen, maar ik maak mij zorgen. Die zorgen komen natuurlijk uit de praktijk en van de praktijkofficieren. We hebben het rapport-Posthumus gehad met de kwaliteitsaanpak daarna. Twee officieren worden op een zaak gezet om geen gerechtelijke dwalingen meer te krijgen. Dat kost allemaal capaciteit. Het is van wezenlijk belang, want anders staan we in de Kamer weer te debatteren op het moment dat het vreselijke geval zich voordoet dat iemand onschuldig is veroordeeld. Dat moeten we niet hebben. Het is dus evident dat de kwaliteit een voortdurend punt van zorg is. Er wordt niet bezuinigd op de officieren van justitie zelf, maar veelal op het ondersteunend apparaat. Ook daar hebben we zorgen over. Ik zal daar straks nog een vraag over stellen. Ik ben benieuwd of de heer Van der Staaij nu al kan zeggen: het kan niet. Ik denk dat hij daar ook te weinig argumenten voor heeft, maar ik wacht graag zijn inbreng af.

De voorzitter:

Die inbreng komt zo.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik wil even terug naar de opmerking van de heer Recourt dat de additionele bezuiniging haalbaar is. Hij zei: als dat niet lukt, vraag ik de minister om in te grijpen. Ik wil aanhaken bij datgene wat de heer Roes, directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving, zegt. In zijn laatste zin van zijn brief staat: mocht blijken dat het niet haalbaar is — zoals ik ook heb besproken met de minister van V en J — dan wordt in gezamenlijkheid jaarlijks een incidentele oplossing gevonden. Hopelijk is de heer Recourt het met de PVV eens dat een incidentele oplossing eerst altijd met de Kamer gecommuniceerd zal moeten worden. De minister is verantwoordelijk voor het Openbaar Ministerie, maar de Kamer controleert de minister. Voordat de heer Recourt hierop antwoord geeft, wil ik hem het volgende in overweging geven. De Algemene Rekenkamer heeft in het rapport Bezuinigingen op uitvoeringsorganisaties aanbevolen dat het kabinet jaarlijks een rapportage opstelt waarin het niveau van individuele uitvoeringsorganisaties, de veranderingen in het budget en de taakuitoefening zichtbaar gemaakt worden.

De heer Recourt (PvdA):

Met dat laatste …

De voorzitter:

Ik moet hier ook de zuiverheid bewaken. De brief van de heer Roes is namens de minister van Veiligheid en Justitie gestuurd, dus die is van de minister van Veiligheid en Justitie.

Ga uw gang, mijnheer Recourt.

De heer Recourt (PvdA):

Dit hele debat gaat over het inzicht dat is gegeven in de bezuinigingen bij uitvoeringsorganisaties. Dat gebeurt dus en dat zal ook blijven gebeuren; daar ga ik van uit. De Kamer moet kunnen controleren. Echter, op het moment dat het Openbaar Ministerie hard kan maken dat het niet gaat, ondanks goede inspanningen, dan is het eerst aan de minister om samen met het Openbaar Ministerie te bekijken wat er dan moet gebeuren. Vervolgens is het aan de Kamer om te controleren of zij de uitkomst kan dragen. We moeten die volgorde niet omdraaien.

Mevrouw Helder (PVV):

Het antwoord van de heer Recourt is duidelijk. Hij zegt dus dat de Kamer hoe dan ook wordt geïnformeerd als incidentele oplossingen nodig zijn.

De heer Recourt (PvdA):

Ja, uiteraard. Dat lijkt mij de kern van ons werk.

De voorzitter:

Kunt u afronden, mijnheer Recourt?

De heer Recourt (PvdA):

Ik rond af. Ik heb nog een vraag over het niveau van de beslissingen. Er zijn signalen dat het nemen van een beslissing nu vaak lager in de organisatie wordt gedaan, terwijl vroeger een officier van justitie zo'n beslissing nam. Tegenwoordig doet een parketsecretaris dat werk. Dat raakt eveneens de kwaliteit. Ik vraag de minister om hierop te reageren. Klopt dat? Als het klopt, hoe wordt desalniettemin de kwaliteit geborgd? Blijft de officier van justitie leider van het onderzoek? Is daar voldoende capaciteit over? Ik heb al gevraagd naar de dossiers.

De ketenaanpak is een prioriteit van dit kabinet. De Rekenkamer heeft gezegd: de keten moet beter. Het kabinet gaat dat realiseren. Dit is een onderdeel van die keten. Hoe kan dit onderdeel, waarop stevig moet worden bezuinigd, desalniettemin die hele keten stevig houden? Ik heb het tijdens een interruptie al gezegd, maar ik zeg het nog een keer. Als er reële problemen zijn, kan er dan adequaat en tijdig worden ingegrepen?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak heeft de noodklok geluid. Het Openbaar Ministerie moet zich in allerlei bochten gaan wringen die haaks staan op het speerpunt veiligheid dat dit kabinet juist zo voorstaat. Ook voor de SGP is veiligheid een speerpunt. Daarom was het voor ons een politieke keuze om in ons financiële plaatje bij het begin van deze periode geen enorme nieuwe bezuinigingen voor het Openbaar Ministerie voor te stellen. Wij staan daar nog steeds zo in.

Natuurlijk zal ook het Openbaar Ministerie niet ontkomen aan bezuinigingen, zoals elke instelling in deze tijd. Er is eerder echter al een enorm bedrag opgelegd, namelijk iets meer dan 80 miljoen. Is het niet disproportioneel om daar nog weer een bezuiniging bovenop te leggen, oplopend tot uiteindelijk 134 miljoen? Ik gebruik nu de woorden van de heer Van der Steur, die me juist wat betreft het Openbaar Ministerie wel erg aanspraken: brengen we het OM hiermee niet in een lastig parket? Die uitdrukking betekent nog altijd in moeilijkheden brengen of in gevaar brengen, in een te beperkte ruimte. Is dat niet wat hier gebeurt?

Uiteindelijk is het ook een politieke keuze. De heer Recourt vroeg net al of is vast te stellen dat dit absoluut niet kan. Weet je zeker dat het misgaat? Nee, zo stellig zou ik me niet kunnen uitdrukken. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Als je op elk eurocentje let, zou je de doelen misschien kunnen halen. Mijn politieke punt is echter dat je met zo'n krap budget voor het Openbaar Ministerie voor de toekomst wel grote risico's neemt. En dat terwijl we zien dat het nu al een forse krachtsinspanning vraagt om de bezuinigingen die waren voorzien voor elkaar te krijgen.

We krijgen nu al klachten over incomplete dossiers bij rechtbanken. Wat betekent het als er nog meer in personeelskosten voor ondersteunend personeel wordt gesneden in de voorbereiding van dossiers, of in het compleet maken van dossiers? Een andere vraag die bij mij leeft, is wat er terechtkomt van de maatschappelijke doelstelling van behoud van werkgelegenheid in dunbevolkte regio's als Zeeland en Noordoost-Nederland als we snijden in huisvestingskosten. Ook daarop hoor ik graag de reactie van de minister. Wat betekent dat uiteindelijk voor de kwaliteit en de capaciteit van het Openbaar Ministerie als cruciale instelling in het geheel van de veiligheidsketen?

Ik ga niet alle vragen van collega's herhalen, maar u proeft de breed gedeelde zorg hierover. We horen hierop graag de reactie van de minister.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Het OM ligt volgens de minister op koers met zijn prestaties, maar hoe lang nog? Dat ook het ministerie van Veiligheid en Justitie moet bezuinigen, is onvermijdelijk, maar wat en vooral hoe dat nu gebeurt, roept ontzettend veel vragen op bij D66. Het OM ziet zich geconfronteerd met een bezuiniging van 134 miljoen. Het OM verliest hiermee een kwart van zijn budget in minder dan zeven jaar tijd, terwijl het werk niet minder, maar juist meer is geworden. Kan de minister dat bevestigen? Het OM krijgt 25% minder budget. Dat kan niet anders dan gevolgen hebben, gevolgen voor de hoeveelheid zaken als er straks minder officieren zijn, gevolgen voor de kwaliteit als de werkdruk te veel oploopt, gevolgen voor de voorbereiding als de dossiers zich gaan opstapelen. Strafrechters zien zich nu al te vaak geconfronteerd met zaakdossiers die niet altijd even zorgvuldig zijn voorbereid. Hoe beoordeelt de minister deze forse risico's van zijn bezuinigingsplan? Hoe voorkomt hij straks dat de werkvoorraden te veel oplopen en plankzaken daardoor verder toenemen? Hoe waakt hij straks voor kwaliteitsverlies en hoe zorgt hij ervoor dat de justitieketen niet vastloopt, waardoor er wel schakels zijn, maar geen keten? Hoe denkt de minister al die schade te kunnen beperken? Mijn fractie vraagt op ieder genoemd punt duidelijkheid hierover.

Deze bezuiniging staat niet op zichzelf. Immers, ook in het gevangeniswezen wordt fors gesneden. Negentien gevangenissen moeten dicht. Waar gaat dit naar toe? Die vraag stel ik indringend aan de minister van Veiligheid en Justitie. Waar gaat dit naar toe? Twee crimefighters die korte metten zouden maken met criminaliteit in ons land. Straf voor iedere crimineel, riepen zij nog in koor tijdens de verkiezingen vorig jaar. En nu zijn zij degenen die met de hakbijl aan de wortel van het justitieapparaat staan. Waar zijn wij met dit kabinet in beland? We gaan het gewoon doen, klinkt het te vaak op het ministerie. Dat is nu echt volslagen ongepast. Dit plan wordt ons voorgehouden als efficiencyslag, maar heeft alle kenmerken van een kaalslag. Heeft de minister dan ten minste een visie op de taak en positie van het OM? De onderzoekers hadden die namelijk in het cijfergeweld ook niet ontdekt. Dus ik nodig de minister uit die visie vandaag met ons te delen. Ik zie een land, schijnt daarvoor de openingszin in De Trêveszaal te zijn.

De onderzoekers stellen cruciale randvoorwaarden aan de bezuiniging. Wordt daaraan niet voldaan, dan kan de minister de bezuiniging op zijn buik schrijven. Neem bijvoorbeeld digitale informatie-uitwisseling in de justitieketen. Als GPS niet naar behoren functioneert, wordt de besparing niet gehaald. Dat is nogal verwonderlijk. Dit bezuinigingsplan voor het OM leest als een inspanningsverplichting, niet als een resultaatsverplichting, terwijl het ministerie een taakstelling heeft van een miljard euro. De Rekenkamer heeft ons in mei gewaarschuwd. De minister blinkt nu niet direct uit in boekhouden, dus ik wil dat hij dit duidelijk maakt: is dit bezuinigingsplan voor het OM nu een inspannings- of een resultaatsverplichting? Als de bezuinigingsopdracht niet wordt gehaald, waar zit dan precies de ruimte voor een incidentele oplossing? Graag opheldering hierover.

De D66-fractie vindt het betreurenswaardig dat dit kabinet zo fors snijdt in het justitieapparaat. Wij zien straks een land waarin politie, OM, rechters en gevangenissen niet meer aan de veiligheidszucht van dit kabinet kunnen voldoen. Een justitieapparaat dat volledig vastloopt door te veel prioriteiten en veel te weinig visie. Waar gaat dit naar toe?

De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.10 uur geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik vind het plezierig dat dit debat, dat al enige tijd geleden was aangekondigd, plaatsvindt. Het is goed om over de positie van het OM te spreken en daar van mijn kant duidelijkheid over te creëren bij de Kamer.

Het OM zit in een enorm belangrijke transitiefase, los van de taakstelling. Voor, tijdens en na de vakantie heb ik veel werkbezoeken afgelegd en nadrukkelijk gesproken met de mensen op de werkvloer en natuurlijk ook met de ketenpartners. Er spelen drie grote zaken op het vlak van de transformatie.

Ten eerste is er de Wet herziening gerechtelijke kaart. Deze nieuwe wet, die per 1 januari 2013 is ingegaan, wordt door iedereen positief bejegend, maar geeft natuurlijk problemen bij de transitie. Dat is herkenbaar. Ik krijg van mensen uit het hele land artikelen uit de regionale pers toegestuurd, vergezeld van de oproep om iets aan die problemen te doen.

Ten tweede hebben wij te maken met de versterking van de strafrechtketen. Het is belangrijk dat wij, daartoe aangespoord door de Rekenkamer, er eindelijk, na jaren, een goede en sterke keten van maken. Dat is heel belangrijk.

Ten derde is er ZSM, dat heel nadrukkelijk OM-gerelateerd is. Het is een heel positieve ontwikkeling dat ZSM goed draait, maar ook dit brengt natuurlijk transitieproblemen mee.

In het voorgaande heb ik het kader geschetst waarin wij moeten opereren. Dat vergt in de eerste plaats goed overleg tussen de verschillende organisaties en de leiding van het OM, die ik vierkant steun in de wijze waarop zij functioneert tijdens deze operatie, ook in het aansturen van de parketten en de relaties die zij moet leggen met de andere ketenpartners. Ik zit op één lijn met het college van PG's; daarover wil ik geen misverstand laten ontstaan. Als het even meezit, zien wij elkaar dagelijks. Natuurlijk hebben wij het niet dagelijks over dit onderwerp, maar het onderwerp is ons niet vreemd.

Daarnaast is er de taakstelling. Iedereen heeft die goed op een rij, maar ik wil er toch nog iets over zeggen. Men kent de taakstellingen van de kabinetten Balkenende IV en Rutte I, de taakstelling in het Lenteakkoord en de taakstelling als gevolg van het wegvallen van 30 miljoen vanwege een volumedaling. Men krijgt dan wel minder geld, maar daar staat een volumedaling tegenover. Als lid van het kabinet-Rutte II heb ik ten volle verantwoordelijkheid genomen voor de taakstelling op mijn departement. Dat heb ik niet tegen mijn zin gedaan en daar ben ik niet door verrast, zeg ik tegen de heer De Wit, want onze ambitie is om Nederland veiliger te maken, in een sterkere rechtsstaat. Men zal dat straks zien. Ik kan niet vooruitlopen op volgende week, maar ik neem aan dat herkenbaar is dat wij consistent zullen acteren.

Ook mijn departement heeft dus te maken met een taakstelling. Ik heb daar brieven over geschreven en wij hebben daar eerder over gediscussieerd met elkaar. In verband met de vorming van de nationale politie is deze door het kabinet buiten de efficiencytaakstelling van het departement gehouden, maar de andere onderdelen van het departement niet. Het OM doet dus gewoon mee met de andere taakstellingen, waarbij sommige onderdelen nog meer krijgen dan de 8,9% die hier aan de orde is. Ik wil daarbij wel zeggen dat ik het goed en belangrijk vind dat er gedurende drie jaar geen extra taakstelling is. Het is helder dat er natuurlijk wel sprake is van het doorlopen van oude taakstellingen, maar in 2013 niets, in 2014 niets en in 2015 niets. In 2016 is de taakstelling 20 miljoen, in 2017 20 miljoen en in 2018 12 miljoen. Grosso modo is dat dus de taakstelling waar men voor staat. Dat zijn de feiten en dat zijn ook mijn ambities, die niet anders zijn dan ik net heb verwoord. Het is ook de ambitie van het Openbaar Ministerie. Er zijn niet zo veel taakstellingen en prioriteiten, maar ze zijn wel glashelder en ze zijn vanaf het begin van mijn aantreden altijd hetzelfde geweest, namelijk het halen van de prioriteiten, targets en doelstellingen die we hebben aangegeven. Mag ik het zo zeggen dat "het dashboard op groen staat". Het dashboard voor het afgelopen jaar staat op groen en het dashboard tot nu toe staat op alle fronten ook op groen. Ik heb me daarvan nog even vergewist en dat is wel belangrijk.

In de verzamelbrief van 7 juni heb ik aangegeven dat het functioneren en presteren van het OM op koers ligt, dat verbeterprojecten noodzakelijk zijn en ook ter hand worden genomen en dat tegelijkertijd bezuinigingen moeten worden doorgevoerd. De prestaties van het OM zijn gerealiseerd. Ik noem de criminele samenwerkingsverbanden die zijn aangepakt, het feit dat er meer crimineel geld is afgepakt, alsook dat de aanpak van de overvallen en de high impact crimes onverminderd doorloopt. Tegen mevrouw Helder wil ik zeggen dat we een target extra hebben geformuleerd voor woninginbraken. We zijn daar ongelofelijk hard mee bezig met de betrokken gemeenten. Ik wil ook daarvoor mijn target halen. Verder zijn er meer dan 500 kinderpornozaken ingestroomd en afgehandeld. Het OM ligt dus op koers met zijn prestaties en dat is zeker geen vanzelfsprekendheid. Alle Kamerleden prijzen het Openbaar Ministerie daarvoor en ik doe dat met de Kamer. Het wordt bereikt door de betrokken en professionele inzet van de leiding van het OM, maar ook van de medewerkers, van officieren tot griffiers, medewerkers van bedrijfsvoering en de administratie. Ik heb dat zelf kunnen constateren tijdens de werkbezoeken die ik de afgelopen weken aan een aantal parketten heb gebracht. Ik zal overigens ook nog enkele andere werkbezoeken afleggen. Ik was zeer onder de indruk van de manier waarop de mensen van het OM uitvoering geven aan hun taken in de opsporing en vervolging, terwijl ze tegelijkertijd invulling geven aan belangrijke verwerkingstrajecten.

Dan kom ik op de verbeterprogramma's. Het OM kan steeds beter maatwerk leveren, naast de klassieke opsporing en vervolging, en de snelle en effectieve afdoening van veelvoorkomende criminaliteit. Het OM heeft een aantal grote verbeterprogramma's lopen om deze verbetering door te voeren. Ik heb ze al genoemd: ZSM, de gerechtelijke kaart, de versterking van de strafrechtketen. Verschillende manieren van werken, processen of producten van de afzonderlijke partners moeten worden aangepast om te komen tot een eenvoudige, eenvormige en efficiëntere manier van werken. Vanzelfsprekend heeft het OM in deze aanloopfase te maken met overgangspunten, met transitiepunten. Daar wordt ook over gesproken waar dat aan de orde is. Ik ben bijvoorbeeld in Oost-Nederland geweest. Daar voert het OM intensief overleg met de betrokken partners om de problemen op te lossen. Men doet dat in een sfeer van "wij komen hier uit". Dat is wat ik wil proeven tijdens mijn werkbezoeken. Mijn visie is — mevrouw Berndsen sprak daarover — kort samengevat: een veiliger Nederland en een sterkere rechtsstaat. Als ik dat niet zou willen, dan zou ik hier niet staan. Ik ben er ook van harte van overtuigd dat dit mogelijk is, al kost het soms tijd en tijdelijk extra inzet en inspanningen van zowel de zittende magistratuur alsook het OM en de politie samen. De heer Oskam vroeg daar al naar.

Ik loop niet vooruit op de begroting, maar het is natuurlijk wel zo dat er geïnvesteerd moet worden in de kwaliteit van de processen-verbaal. Wat wordt er aangeleverd aan het OM door de politie? Dat zal ook gebeuren. Daar is het OM van afhankelijk, ongeacht of er financiële taakstellingen liggen of niet. De na te streven uniformering van de werkwijze is belangrijk, evenals de verbetering van de mogelijkheden tot specialisatie die nu grote kansen biedt. Een van de motoren van de gerechtelijke kaart was immers het OM. Er komt beter inzicht in de producten van het gehele parket en alle informatie is al beschikbaar of komt binnenkort beschikbaar in een transparant systeem. Het is ook heel goed dat er een taskforce is ingesteld van de top van het OM, samen met de top van de Raad voor de rechtspraak, om hoogwaardige en doelmatige strafrechtpleging voor elkaar te krijgen. OM en Raad voor de rechtspraak hebben elkaar daarbij nodig. Het is belangrijk dat er een professionele standaard wordt voorgesteld, waaraan de kwaliteit van het logistieke strafketenproces en de producten zoals het strafdossier moeten voldoen. De taskforce wordt eveneens gevraagd om in zijn rapportage aanbevelingen op te nemen ter verbinding en versterking van de wederkerigheid op de koppelvlakken in de gehele strafrechtsketen.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, haalt u even adem, dan geef ik gelegenheid om te interrumperen aan het Kamerlid dat als eerste opsprong om u een tussenvraag te stellen. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Dit lag in de lijn der verwachting. Wij kennen de minister langer dan vandaag. We krijgen weer een hele uiteenzetting van wat de minister wil. Dat is mooi. Het is goed wat de minister wil, sterker nog, daar zijn wij het mee eens en we hebben ook gevraagd om dat te doen. Maar daar gaat dit debat niet over. Dit debat gaat niet over wat de minister wil, maar over wat de minister kán, en dan hebben we het toegespitst op de financiën. De vraag is dan ook heel simpel. Is het met alles wat de minister nu noemt aan dingen die zijn ingezet, echt haalbaar om zonder de opsporing van strafbare feiten en de vervolging van daders in gevaar te brengen, 51 miljoen extra te bezuinigen? Is dan nog financieel haalbaar wat de minister wil?

Minister Opstelten:

Ik was net van plan om het daarover te gaan hebben. Als de voorzitter het goed vindt, verwerk ik deze interruptie van mevrouw Helder in mijn verdere betoog.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u dat wat compacter doet dan tot nu toe, en dat u daarbij ingaat op die financiële aspecten van de zaak. Dan vraag ik de andere interrumpanten om heel even te wachten en krijgen zij daarna het woord.

Minister Opstelten:

Ik vind dat het terecht is, want het gaat over de vraag of het OM op koers ligt. Dat heb ik aangegeven. Er is natuurlijk aanleiding geweest voor allerlei opmerkingen, ook van de geachte afgevaardigden. Daar dien ik een adequaat antwoord op te geven, want die vragen zijn gesteld. Dat even voor u, voorzitter.

Het cijferbeeld herhaal ik nog een keer: 20 miljoen in 2016, 20 miljoen in 2017 en in 2018 een bezuiniging van 12 miljoen. Dat betreft dus dit kabinet. Bij het opleggen van de taakstelling van 52 miljoen ben ik niet over één nacht ijs gegaan. Ik zeg ook niet dat het makkelijk is. Ik zeg ook niet dat het naïef is om dit te willen. We hebben de validatie dan ook beide laten doen, gewoon onafhankelijk, het OM en ikzelf. We laten De Galan dit onderzoek uitvoeren, een onderzoek dat gericht is op het inzichtelijk maken van de gevolgen van de taakstelling. Ik denk dat dat goed is. Zo zit ik in elkaar. Daaruit blijkt dat het kan, maar dan wel onder een aantal duidelijke randvoorwaarden.

Ik denk dat het belangrijk is dat de bezuiniging van het kabinet op dit punt vanaf 2016 heel geleidelijk wordt ingevoerd. Dat biedt dus kansen. Het OM heeft nog ruim twee jaar de tijd om het voor te bereiden. Zo wordt voorkomen dat er mokerslagen plaatsvinden, want die zullen niet plaatsvinden. Laat ik dat duidelijk zeggen. Dat is mijn randvoorwaarde.

Efficiencybesparingen zijn niet alleen gericht op geld. Het heeft ook ten doel om slimmer te werken, iets wat iedereen wil, ook het OM. Een lean en mean organisatie: zo zegt men zelf. Hiermee wordt bereikt dat het OM steeds beter in staat is om interventies op maat te plegen, niet alleen bij strafzaken maar ook bij ZSM bij de OM-afdoening, en dat doorlooptijden samen met de zittende magistratuur worden teruggedrongen. De bezuinigingen worden bereikt door besparingen op de werkwijze en de interne organisatie, door de overhead terug te dringen en vooral door huisvesting en digitalisering. Dat zijn randvoorwaarden. Dat vind ik ook juist. Ik zei "huisvesting" en daaraan kan ik toevoegen dat het mijn uitgangspunt is dat er niets wordt veranderd in dit verhaal ten opzichte van de brief die ik eerder naar de Kamer heb gestuurd. Ik zeg dat tegen de heer Recourt. We hebben daar dan ook afspraken over gemaakt. Dat is het uitgangspunt. Het is verder een onderdeel van wat we over de uitvoering hebben afgesproken. Een brief is een brief, maar de uitvoering van een brief — dat weet de Kamer als geen ander — is iets anders. Deze wordt uitgevoerd.

Van kapot bezuinigen is geen sprake, maar wel van het opzetten van een toekomstbestendig Openbaar Ministerie dat efficiënt en vakkundig opereert en maatschappelijk relevante prestaties levert, prestaties die we van tevoren hebben afgesproken en waarop u mij naderhand kunt afrekenen. Ik draag daar de politieke verantwoordelijkheid voor.

Het spreekt vanzelf dat ik de vinger aan de pols zal houden. Dat is aangegeven in de brief die vandaag al vaker is genoemd. Die brief is door een ander ondertekend, maar het is een brief van mij in politieke zin. Ik volg de voortgang van de bezuinigingen natuurlijk van moment tot moment. Mocht er ondanks adequate inzet … Iedereen heeft ernaar gevraagd. Ik noem de heer Van der Steur, de heer Recourt en de heer De Wit.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter, een punt van orde!

De minister is al veel verder met zijn betoog dan het punt waarop ik wilde interrumperen. Bovendien is hij inmiddels zelfs al weer verder dan het volgende punt waarop ik wilde interrumperen. Op deze manier wordt het bepaald een lastig debat!

De voorzitter:

Ik geef u met terugwerkende kracht het woord om te zeggen wat u zojuist wilde zeggen, maar ik bepaal hier de orde. De minister was antwoord aan het geven op vragen van u over de financiën. U krijgt daarna alle ruimte. Die ga ik u zo geven. De minister is bijna klaar met zijn betoog op dit punt en dan krijgt u uw antwoord.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Maar wij hebben het recht van interruptie.

De voorzitter:

Zeker, maar het is wel handig als u eerst de argumenten van de minister beluistert voor u ze onderuithaalt. Dat heeft niets met politiek te maken.

De minister maakt dit punt af.

Minister Opstelten:

Mocht ondanks adequate inzet van alle betrokkenen vertraging ontstaan in het realiseren van de bezuinigingen van dit kabinet, dan zal ik daarvoor samen met het OM een oplossing zoeken. Dat heb ik gezegd. Wij hebben dat afgesproken en ik vind het een normale werkwijze. Het leek mij netjes en goed om dat ook publiekelijk aan te geven. Ik houd hieraan vast en steun de oproep om af te zien van de bezuinigingen van het kabinet, dus de taakstelling in 2016, 2017 en 2018, niet.

De voorzitter:

Dan lijkt dit mij het moment om het woord te geven aan degenen die wilden interrumperen. De heer De Wit was eerst.

De heer De Wit (SP):

Het is alsof wij hier met twee werelden te maken hebben. Als je naar de politie, het Openbaar Ministerie en de rechters luistert, hoor je een totaal ander verhaal dan de minister ons zojuist voorhoudt. Hij spreekt over transitiepunten; dat is een eufemisme voor problemen. Op dat punt gaat de minister niet in. Erkent de minister dat er grote problemen zijn binnen het Openbaar Ministerie? Erkent hij ook dat deze problemen al jaren bestaan, zoals de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak in een recent stuk zegt, en dat de herziening van de gerechtelijke kaart de druppel is die de emmer doet overlopen? Wij moeten het dus niet zien alsof de problemen nu per ongeluk zijn ontstaan door de herziening van de gerechtelijke kaart, dus door het samenvoegen van rechtbanken. De problemen bestaan al jaren. Erkent de minister die problemen? Als wij maar doordraven met bezuinigingen, zullen er ernstige situaties ontstaan die raken aan de kwaliteit van de rechtspraak. Ziet de minister dat risico?

Minister Opstelten:

Ik zie de punten en de problemen. Ik ken het citaat van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak overigens niet. Ik ben groot voorstander van de herziening van de gerechtelijke kaart. Wel zie ik dat je in een transitiefase niet direct de perfecte organisatie hebt die jou voor ogen stond. Dat hebben wij bij de politie ook. Dit is heel logisch. In Oost-Nederland gaan wij bijvoorbeeld van vier parketten naar één parket. Daar heersen vier verschillende culturen. Men zal dus aan elkaar moeten wennen. Als je met zijn vieren aan elkaar gewend bent, zul je ook nog moeten wennen aan de verschillende culturen van twee rechtbanken waarmee je moet opereren. Natuurlijk zijn er problemen met dergelijke zaken. Men staat ervoor om die een voor een op te lossen en aan te pakken. De wil is er en de mogelijkheden zijn er, maar in tegenstelling tot wat een van de leden suggereerde, is dit niet zomaar opgelost als ik ingrijp en op een fluitje blaas. Zoals sommigen zeiden, is dit al tien jaar aan de gang, maar wij hebben nu de kans en de wil om wat al tien jaar loopt, te versterken. Dan gaat het over de strafrechtketen, de gerechtelijke kaart en de ZSM-aanpak. Hier komt de financiële taakstelling nog bij, maar die staat niet centraal in alle debatten die ik voer. Wel weeg ik dit punt heel serieus. Daarom heb ik het extern laten valideren. Ik wist niet van tevoren wat eruit zou komen, maar dit is eruit gekomen. Dat biedt een kader om te zeggen dat de mogelijkheden er zijn. Als blijkt dat er toch problemen zijn, ben ik ook bereid om te bekijken hoe wij dat moeten oplossen.

De heer De Wit (SP):

Het Openbaar Ministerie en alle mensen die in de sector werken, zeggen dat er problemen zijn. Het is in de minister te prijzen dat hij erkent dat er problemen zijn en dat eraan gewerkt wordt om ze op te lossen. Ik moet er niet aan denken dat ze niet zouden worden opgelost. Het probleem is echter dat ondertussen de oude bezuiniging tot 2018 doorloopt. De problemen zullen dus blijven voorkomen. Vanaf 2016 komt er ook nog eens een extra bezuiniging bij. Dat heeft de minister ook gezegd. Daarover zeggen rechters, mensen van het Openbaar Ministerie en mensen uit de advocatuur: het doorvoeren van zo'n extra bezuiniging is ondoenlijk. Men zegt: de kwaliteit van de rechtspraak staat op het spel en daarmee de geloofwaardigheid van de rechtsstaat. Dat is het punt. Onderkent de minister dat zulke dingen niet gewogen zijn in het rapport van de Galan Groep? Daarin staat alleen een cijfermatige onderbouwing. Het gaat juist om de vraag hoe wij de kwaliteit overeind kunnen houden. Men zegt: dat kan op deze manier niet meer.

Minister Opstelten:

Nee, in het rapport van de Galan Groep gaat het niet alleen om boekhouden. We hebben het rapport allemaal goed gelezen. Dat blijkt tijdens dit debat. In het rapport wordt ook geschreven over de voordelen en de kansen. Laten we duidelijk zijn; een taakstelling is altijd een kans. Dat is zo! Dat is ook zo op het vlak waarover wij vandaag spreken. Je moet bekijken waar je een en ander optelt. Je moet het ook op de voet volgen. Ik zeg hier en nu dat ik dat zal doen! Ik zeg ook dat ik dit realistisch en haalbaar vind. Als echter blijkt dat er een probleem is waarvoor we samen staan, dan zullen we samen ook een oplossing vinden. Zo zit ik in elkaar, als minister en als bestuurder. Dat is ook de uitgestoken hand naar de voorzitter van het College van procureurs-generaal. Die uitgestoken hand is er natuurlijk altijd en die is er terecht.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik sluit mij maar aan bij de woorden van de heer De Wit over de andere werkelijkheid. Ook ik hoor heel andere dingen. Ik hoor de minister alleen maar spreken over het groene licht en de prestaties die door het OM zijn geleverd. Het OM is daarvoor buitengewoon te prijzen. De minister is echter selectief bij het noemen van zaken. Een reorganisatie is een heel grote ingreep. Daarbij gaat het niet alleen om cultuur, maar ook om bijvoorbeeld ICT. Het duurt jaren voordat je zulke zaken goed voor elkaar hebt. De minister heeft bij de bezuinigingen de politie ontzien. We mogen dus hopen dat de politie flink wat meer zaken bij het OM aanlevert en dat de keten goed gaat functioneren. Hoe kan de minister echter volhouden dat de bezuiniging gewoon effectief en met behoud van voldoende kwaliteit kan worden doorgevoerd zonder dat de ICT op orde is en terwijl er minder huisvesting is? Goede ICT is absoluut een randvoorwaarde en door minder huisvesting zal de afstand tot de ketenpartners veel groter worden.

Minister Opstelten:

Ik ben blij dat mevrouw Berndsen ook deze vraag stelt. Die gaat nu juist over het punt dat ik zojuist aan de orde stelde. De punten die mevrouw Berndsen noemde, zijn randvoorwaarden. Ik zei dat zojuist al en ik zal het niet herhalen. Daarover zijn we het eens. Vervolgens geven wij de mensen de tijd om te bekijken of men dit kan realiseren. Ik ga ervan uit dat men dit kan realiseren. Als er een kink in de kabel blijkt te zitten, dan vinden we daarvoor een oplossing. Het zal niet gebeuren dat het Openbaar Ministerie zijn positie niet waar kan maken. Het Openbaar Ministerie is zeer belangrijk voor onze rechtsstaat. Ik sta daarvoor. Daarom heb ik dit gezegd en kies ik voor de uitgestoken hand. Het punt is dat we gewoon moeten beginnen. Wat we willen, is mogelijk. Als op een gegeven moment blijkt dat het niet kan, dan zullen we ervoor zorgen dat er een oplossing komt. Mevrouw Berndsen gaat nu uiteraard vragen stellen over het wat en het hoe. Op die vragen kan ik natuurlijk nog geen antwoord geven. Dit is echter wat mij betreft nog niet aan de orde.

De voorzitter:

Zo te horen zijn de minister en mevrouw Berndsen al een beetje aan elkaar gewend.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ach ja, na een paar jaar went het wel. Inderdaad, ik zou natuurlijk gaan vragen wat de minister dan precies zou gaan doen. Ik vind het prima dat hij de hand uitsteekt. Ik wil het feit dat hij die uitsteekt echter wel wat effectiever en wat meer meetbaar maken. Is de minister dus bereid om aan de Kamer toe te zeggen dat hij over een jaar een monitor stuurt waarin de effecten beschreven staan van de bezuinigingen tot dat moment op het Openbaar Ministerie?

Minister Opstelten:

Dat vind ik eigenlijk vanzelfsprekend. De heer Oskam vroeg om twee keer per jaar te monitoren. Daarvan kan ik zeggen dat ik dat verpak in de halfjaarlijkse rapportage over de versterking van de strafrechtketen. Dan hebben we het in één klap, anders krijgt de Kamer ook zoveel papier. Maar als het apart voor het Openbaar Ministerie één keer per jaar moet, dan voldoe ik daar graag aan. Ik houd namelijk van monitoren. Dit is immers ook een belangrijk debat; ik vind ook dat het moet lukken. Dus wat dat betreft staan we aan dezelfde kant van de streep. Dat is goed om vast te stellen. Ik wil hiervoor dus ten volle verantwoording afleggen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb slechts een korte vraag om na te gaan of ik iets goed heb begrepen. De minister heeft het uitgebreid over de uitgestoken hand; daar ben ik hem zeer erkentelijk voor. Alleen, in zijn tekst aan het eind van zijn blokje vóór de interrupties gaf hij de indruk dat de uitgestoken hand zag op de bezuinigingsdoelstelling. Als die niet zou worden gehaald, zou er een alternatief volgen. We hebben een heel goede minister van Justitie —ik zal hem daarop aanspreken — maar als Kamerlid ben ik heel nieuwsgierig naar de kwaliteit. Dat is namelijk de zorg. Ik neem aan dat de uitgestoken hand op de kwaliteit ziet.

Minister Opstelten:

Die betreft de totaliteit. Als minister ben ik natuurlijk verantwoordelijk voor mijn begroting en voor de kwaliteit. Dus het geldt voor beide. Ik heb al tegen de heer De Wit gezegd dat mijn doelstelling een veiliger Nederland in een sterkere rechtsstaat is. Daar kan de Kamer mij aan houden. Ik vind dat ik dat binnen deze financiële randvoorwaarden kan waarmaken. Daar moet de Kamer mij op controleren.

De voorzitter:

Dat is duidelijk.

De heer Oskam (CDA):

Ik schrik een beetje van het antwoord van de minister over de transitieproblemen. Ik denk dat het een taxatiefout is. Waar hebben we het immers over? We hebben het over een terechtzitting waarop een advocaat opmerkt dat zijn dossier niet verdergaat dan 800 pagina's, terwijl de rechter aanhaalt wat de verdachte op pagina 1200 zegt. Dat betekent dus dat stukken niet zijn ingestuurd. Of je nu in Zutphen, in Breda, in Middelburg of in Leeuwarden zit, dat maakt geen bal uit. Die verhuizing heeft er niets mee te maken. Vorige week hadden we te maken met een grote xtc-zaak in Baarn, waarbij de Rechtbank Midden-Nederland was vergeten de advocaat op te roepen. Wat heeft dat met die reorganisatie te maken? Wat mij betreft geen bal, maar de minister moet het mij maar uitleggen.

Minister Opstelten:

Je ziet in de werken van het OM natuurlijk de nieuwe lijnen: meer bestuurlijk opereren. Ik hoor juist wel dat binnen de driehoeken het OM daadwerkelijk aanwezig is, en met dezelfde mensen. Daar stuur ik ook op in de richting van de leiding van het OM. Daar worden de zaken gedaan, daar worden de afspraken gemaakt. Je hebt ZSM, de andere punten die ik noemde en natuurlijk de zitting. Wat de zitting betreft zijn er problemen. Daar hoor ik natuurlijk ook van. Bij elk werkbezoek spreken wij over het feit dat zittingen worden uitgesteld, verdaagd et cetera. Wij hebben het in ieder geval over dezelfde punten. Dat is heel serieus, en komt scherp aan de orde in de gesprekken. Alleen, het heeft als zodanig niet direct te maken met de financiële doelstelling; misschien ook, maar dan moet daar een oplossing voor gevonden worden. Echter, het heeft ook te maken met de transitie. Als vier parketten bij elkaar worden gevoegd met één administratie, dan kan er weleens een probleem zijn. Als men in Zeeland gewend was op kleinere schaal te werken, dan begrijp ik welke problemen er zijn als men in een groter parket vanuit Breda moet gaan werken; overigens werken er in Zeeland heel enthousiaste en vakbekwame mensen. Dat begrijpt de leiding van het OM aldaar ook, en die laat dus ook in cijfers zien hoe men dat oplost en hoe dat moet verbeteren. Daarom zeg ik tegen de heer Oskam dat al die punten scherp in mijn kop zitten en dit geldt ook voor de leiding van het Openbaar Ministerie.

Mevrouw Helder (PVV):

De minister zegt dat bij de herziening van de gerechtelijke kaart en bij het in elkaar schuiven van parketten wel eens problemen kunnen optreden. Er zijn echter grote problemen; wij hebben dat allemaal in de media kunnen lezen. Inmiddels zijn er grote problemen in de volgende delen van ons land: Noord-Nederland, Zeeland, West-Brabant, Oost-Nederland en Midden-Nederland. Als de minister de kaart van de herziening gerechtelijke kaart erbij neemt, zal hij zien dat dit meer dan de helft van Nederland is. Dat kunnen toch niet alleen wat probleempjes met een transitie zijn? Dit zijn echt geen transitieproblemen. Hier moet paal en perk aan worden gesteld, want de rechtsstaat is in gevaar. Kan de minister op zijn minst de indruk wekken dat hij hiermee serieuzer aan de slag gaat dan hij tot nu toe zegt?

Minister Opstelten:

Ik vind het vervelend dat mevrouw Helder die indruk van mij heeft. Ik neem dit echt heel serieus; dit moet goed gaan lopen. Ik onderken de problemen. Ik heb dit ook al in een interruptie tegen de heer De Wit gezegd. Het duurt wel enige tijd voor je ze kunt oplossen. De digitalisering is daarvan bijvoorbeeld een onderdeel. Die punten moeten wij op de voet volgen en dat doe ik ook. Ik volg dit dagelijks. Niet voor niets oriënteer ik mijn werkbezoeken hierop. Tijdens die bezoeken wil ik ook met de mensen op de werkvloer praten, met de mensen die het werk doen, de mensen van de ondernemingsraad en van de administraties, met de rechters die het werk en de zittingen doen en de gewone officieren van justitie. Daar gaat het om.

Mevrouw Helder (PVV):

Zou de minister aan mijn fractie tegemoet willen komen door in de rapportage die hij jaarlijks dan wel halfjaarlijks aan de Kamer zal sturen zoals hij heeft toegezegd, een deadline op te nemen? Ik doel dan niet op een resultaat maar op een inspanning opdat wij een blik hebben in de nabije toekomst en kunnen zien wanneer naar zijn verwachting de oplossing van die problemen op de goede weg is. Ik ben van mening dat hij data moet noemen.

Minister Opstelten:

Dat is een terechte vraag. Zo zit ik ook in elkaar. Ik ben zeer ongeduldig bij dit soort onderwerpen, maar ik moet ook eerlijk zijn. Wij kunnen dit niet van de ene op de andere dag oplossen. Ik zal hieraan aandacht schenken in de rapportages waarvan de eerste al voor de begroting de Kamer zal bereiken.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. Ik heb mijn best gedaan om goed te luisteren naar de inbrengen en naar hetgeen de minister al bij interruptie heeft beantwoord.

Minister Opstelten:

U wilt zeggen: u bent al een heel eind?

De voorzitter:

Dat hebt u heel goed aangevoeld.

Minister Opstelten:

Het is dat u het zegt. Ik zal niet meer antwoorden geven dan noodzakelijk is.

Ik heb over Leeuwarden en Middelburg al gesproken naar aanleiding van de vragen van de heer Recourt. Ik heb trouwens zowel in Middelburg als in Leeuwarden afgesproken dat ik daar een bordje zal komen plaatsen met de tekst: hier is ook het Openbaar Ministerie gevestigd. Dat zal ik doen, maar ik doe dat uiteraard alleen als het klopt. De planning daarvoor is nog dit jaar. De heer Recourt vroeg of het CJIB een rol gaat vervullen bij de uitvoering van taakstraffen. Het administratie- en informatiecentrum executieketen dat wordt opgericht bij het CJIB, gaat een coördinerende rol vervullen bij het overdragen van informatie tussen de ketenpartners over de uitvoering van straffen, waaronder taakstraffen. Ten aanzien van de uitvoering van de straffen behouden de ketenpartners, zoals de reclassering, hun rol.

Ik verzoek de heer Oskam om voor zijn vraag over de 105 miljoen even tot Prinsjesdag te wachten. Hij vroeg ook of het klopt dat er een plan is gemaakt om de parketsecretaris van het OM over te plaatsen naar de politie, en wat mijn mening daarover is. De gedachten over het overplaatsen van de parketsecretaris van het OM naar de politie om de kwaliteit van de politie te verhogen, zijn mij bekend. Dit zijn interessante gedachten, die nader onderzocht moeten worden. Ik zal deze betrekken bij de uitvoering van de ambities en doelstellingen op het gebied van de versterking van de prestatie van de strafrechtketen, waarover ik de Kamer op 5 juli jongstleden schriftelijk heb geïnformeerd. Ik zal daarop ingaan in de eerstkomende rapportage voor de begroting rond VPS.

In die lijn vroeg de heer Recourt of de parketsecretaris meer werk moet verrichten binnen ZSM dan officieren. Doordat zaken meteen, aan de voorkant van het proces, worden opgepakt, is het mogelijk om de afhandeling van de zaken, afhankelijk van de zwaarte en de aard van de werkzaamheden, bij de functionaris te beleggen die hiervoor het best is toegerust. ZSM leidt er dus toe dat de parketsecretarissen het werk doen waartoe zij zijn uitgerust. Ik vind dit een terecht punt. Ik merk bij de werkbezoeken dat we het daar zo nu en dan over hebben. We zullen dit keihard volgen, opdat de kwaliteit geborgd blijft. Dat is natuurlijk belangrijk.

De heer Van der Staaij vroeg naar de huisvestingskosten voor het OM en de betekenis hiervan voor de werkgelegenheid in kwetsbare regio's als Zeeland en Oost-Nederland. Ik denk dat ik daarover net al iets heb gezegd. De brief die ik daarover heb gestuurd en die ook al in een AO is behandeld, en de conclusies en de toezeggingen die ik daarin heb gedaan, blijven overeind staan.

Voorzitter, dat was mijn bijdrage in eerste termijn.

De heer De Wit (SP):

Ik wil de minister nog even iets vragen over de Galan Groep. In zijn rapport staat dat je die extra bezuinigingen wel kunt doen, maar dat daardoor risico's ontstaan voor het primaire proces; en als je die risico's niet wilt nemen, moet je de bezuinigingen verlengen tot 2020. Uit het betoog van de minister leid ik af dat hij vasthoudt aan 2016 en 2017, en aan 2 keer 20 en 1 keer 12. Betekent dit dat de minister geen risico's ziet, of neemt de minister die risico's voor lief en gaat hij daarom door?

Minister Opstelten:

Nee, ik heb duidelijk gezegd dat ik, gelet op het rapport van de Galan Groep, vind dat ik de taakstelling kan handhaven. Dat is duidelijk. Verder vind ik dat de randvoorwaarden moeten worden vervuld en dat we dit keihard moeten monitoren, op de wijze waarop ik dat heb gezegd. Dat vind ik veel beter dan de zaak twee jaar verder faseren. Ik heb gezegd dat wij dit monitoren. Als er een probleem blijkt te zijn, dan gaan wij bekijken hoe wij dit probleem kunnen oplossen. Dat ligt mij veel beter. U kunt mijn hand herkennen in de oplossing die ik heb aangedragen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb nog een vraag gesteld aan de minister over het voorstel van ACP om juist meer geld te steken in het Openbaar Ministerie, specifiek voor de bestrijding van fraude. Dat geld dat daarmee wordt binnengehaald, kan dan weer terugvloeien in de strafrechtketen. Kan de minister daar nog op ingaan? Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd of de minister gewoon kan zeggen dat hij het gaat doen. Dat zou mooi zijn. Een ander antwoord mag ook, maar liever niet.

De voorzitter:

ACP is de politievakbond.

Minister Opstelten:

Volgens mij heeft ACP heeft in zijn voorstel een aantal dingen door elkaar gehaald. Investeren is structureel, de winst is incidenteel. De gedachte als zodanig ondersteunen wij overigens al, maar dan specifieker en met meer maatwerk. Wij investeren ook en halen vervolgens winst binnen. Ik geef het voorbeeld van het afpakken. Daarbij hebben we 20 miljoen extra aan het OM gegeven, teneinde een target binnen te halen. Ik zeg even uit mijn hoofd dat men 50 miljoen heeft binnengehaald.

In oktober krijgt de Kamer een brief van het kabinet over het hele fraudedossier. Hierin zullen de business cases natuurlijk heel belangrijk zijn. We investeren dus, maar binnen de bestaande middelen, niet met extra middelen, en halen vervolgens een en ander binnen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is toch jammer, want in fraude gaan vele miljarden om. Een taakstelling van 50 miljoen is dan een beetje mager. De ambitie is leuk, maar het is een kleine.

Minister Opstelten:

Dat was alleen wat het OM heeft binnengehaald. Het kabinet heeft — ik zeg het nu weer uit mijn hoofd — 4,3 miljard binnengehaald. Ik heb dat namens mijn collega's aan u kunnen melden. Daar is die 50 miljoen een onderdeel van.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Je kunt het rapport van de Galan Groep op twee verschillende manieren lezen. Dat is altijd mooi bij dat soort rapporten. Als je positieve dingen erin wilt zien, zie je die. Als je negatieve dingen belangrijker vindt, zie je die ook. Eén ding is echter helder. Er wordt gezegd dat er door deze bezuinigingsoperatie grote risico's zijn. Is de minister het eens met mijn fractie dat die risico's er wel degelijk zijn? Denkt de minister dat een en ander rond de ICT, die als randvoorwaarde wordt genoemd, het komende jaar opgelost kan zijn?

Minister Opstelten:

Ik doe niets af aan de teksten van de Galan Groep. Ik bagatelliseer ze niet. Dat is de kern. Daarom heb ik ook gezegd dat ik een validering wil hebben van de mogelijkheden. Er zijn dus risico's, maar er staat meer in het rapport. Digitalisering is een randvoorwaarde, net zoals er andere randvoorwaarden zijn. We moeten bekijken of we die kunnen realiseren. We zeggen van wel. Als daar een probleem blijkt te zitten, dan ligt dat ook meteen op tafel. We zullen daar een oplossing voor vinden. Dan zal ik de Kamer daar natuurlijk over informeren. Dat was ook een discussiepunt. Ik monitor het prima. De kaarten liggen gewoon op tafel.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik concludeer dus dat de minister erkent dat er wel degelijk risico's zijn in deze grote bezuinigingsoperatie voor het werk van het Openbaar Ministerie.

Minister Opstelten:

Met alle respect voor mevrouw Berndsen, maar het leven is niet zonder risico's. In mijn pakket zitten wel meer risico's, ook politiek gezien, maar dat vind ik minder belangrijk. Dat is natuurlijk zo. Ik sta voor grote operaties. Stuk voor stuk zit er een risico in dat het niet gaat zoals wij nu denken dat het gaat. Dan moeten we besturen. Op het moment dat het niet gaat, moeten we het oplossen. Gaat het wel, dan laten we het lopen. Ik vind ook dat je die organisatie een stimulans moet geven, of je het nu hebt over de politie, de rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie of de executieketen. Een taakstelling is absoluut ook een kans.

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan zijn wij nu toe aan de tweede termijn. Daarin geef ik als eerste het woord aan de heer Oskam van de fractie van het CDA. De spreektijd per fractie is twee minuten, inclusief het oplezen van eventuele in te dienen moties.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik wil hem toch nog wel een vraag stellen over de Galan Groep. Het is in de tijd gezien wat apart dat die groep is ingeschakeld op het moment dat de 51 miljoen aan extra taakstelling was vastgesteld, bovenop de 83 miljoen aan taakstelling die er al lag. Misschien dat de minister kan uitleggen waarom de Galan Groep is ingeschakeld nadat genoemd bedrag was vastgesteld.

Dan nog even iets over de brief van de heer Roes namens de minister. Het lijkt er daarbij toch op dat de minister een hypotheek legt op het veiligheidsbeleid. We kennen al de Blok-hypotheek maar we hebben nu ook de hypotheek van Opstelten. Het CDA vindt het in ieder geval niet zo'n goed idee. Je leest in de brief tussen de regels door dat men het niet gaat halen en dat er dan op termijn wordt gezegd: geef dat geld maar en dan helpen we je wel weer. Dat lijkt ons niet verstandig.

Verder zitten er nog problemen aan te komen ten aanzien van het digitaal dossier. In 2016 zou dat klaar moeten zijn maar op dit moment zijn medewerkers van het OM nog aan het kopiëren en scannen wat de politie in hard copy aanlevert. Dus dat wordt een lastig verhaal.

Vandaar de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de samenleving en in het bijzonder de slachtoffers van misdrijven er op mogen rekenen dat de rechtspraak op voorspoedige en zorgvuldige wijze zaken behandelt;

overwegende dat het Openbaar Ministerie heeft aangegeven tot maximaal 83 miljoen euro aan bezuinigingen op een verantwoorde wijze te kunnen doorvoeren;

overwegende dat ook de Galan Groep in zijn rapportage over de besparingsopgaven waarschuwt voor risico's van verdergaande bezuinigingen;

verzoekt de regering, de bezuinigingen op het Openbaar Ministerie niet verder te laten oplopen dan 83 miljoen euro,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oskam, Berndsen-Jansen en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123 (33400-VI).

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik heb de minister horen zeggen dat hij best bereid is om een en ander te verpakken in de prestaties van de strafrechtketen. Op zich vind ik dat goed maar de motie die ik indien, gaat toch nog iets verder.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er geen sprake meer is van opstartproblemen bij de reorganisatie van de parketten, maar structureel fouten worden gemaakt;

overwegende dat de samenleving en in het bijzonder slachtoffers van misdrijven erop mogen rekenen dat de rechtspraak op voortvarende en zorgvuldige wijze zaken behandelt;

overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie halfjaarlijks verslag uitbrengt van de voortgang van de prestaties in de strafrechtketen;

roept de regering op, de problemen bij het Openbaar Ministerie zo spoedig mogelijk te verhelpen en in haar halfjaarlijks verslag te rapporteren over de stand van zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oskam, Berndsen-Jansen, Van der Staaij en De Wit. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124 (33400-VI).

De heer Oskam (CDA):

Ik heb de minister horen zeggen: een van de sprekers wil dat ik op een fluitje blaas en dat het dan allemaal gaat lopen. Ik heb dat in ieder geval niet zo gezegd. Wel zou ik graag willen dat er meer sturing op het proces komt. Als er een check komt, als er aan de hand van checklisten gewerkt wordt, ook waar het gaat het om het uitsturen en kopiëren van zaken, kan het allemaal stukken beter gaan lopen en hebben we niet dit soort ongelukken.

De voorzitter:

U refereerde zo-even aan een brief waarbij u een ambtenaar bij naam noemde. Die brief is afkomstig van de minister.

De heer Oskam (CDA):

Dat heb ik daarna ook gezegd.

De voorzitter:

Oké.

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Helder namens de PVV-fractie.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Luisterend naar de coalitieparnters die bijna opgelucht verkondigden dat de bezuiniging van in totaal 134 miljoen haalbaar is zonder de opsporing van strafbare feiten en de vervolging van daders in gevaar te brengen, zou je je bijna afvragen waarom we dit debat vandaag hebben gevoerd. Je zou bijna geloven dat het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat het dit allemaal wel best vindt, dat het niet gezegd heeft dat de grenzen bereikt zijn, dat er niet sprake zou zijn van de enorme problemen die ik in mijn eerste termijn allemaal heb genoemd en dat het Openbaar Ministerie zich niet geconfronteerd ziet met enorme uitdagingen in de nabije toekomst. En was het niet de VVD die in haar verkiezingsprogramma riep: de VVD wil per saldo een kwart miljard uitgeven aan veiligheid? Dit terwijl ze zich nu aansluit bij de taakstelling van de minister in 2018, waarvan de Galan Groep al heeft gezegd dat die bijna niet haalbaar is. Ik lees daarin: niet haalbaar met risico's voor het primaire proces. De PVV vindt de extra bezuiniging op het OM ter hoogte van 51 miljoen onverantwoord. Zo'n bezuiniging hebben wij dan ook beslist niet in ons verkiezingsprogramma opgenomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vanuit verschillende hoeken (advocatuur, rechterlijke macht, etc.) alarm wordt geslagen over de fouten die bij het Openbaar Ministerie gemaakt worden;

overwegende dat de door de minister voorgestelde extra bezuinigingen niet ten goede komen aan het functioneren van het Openbaar Ministerie, mede vanwege het feit dat het primaire proces daarmee geraakt wordt, dan wel in gevaar komt;

verzoekt de regering, de voorgestelde extra bezuinigingen op het Openbaar Ministerie geen doorgang te laten vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (33400-VI).

De heer Recourt (PvdA):

Dat deze bezuinigingen niet leuk zijn, is evident. Ik ga nog even in op de positie van alle verschillende partijen. Het Centraal Planbureau heeft in de aanloop naar de verkiezingen berekend dat een generieke taakstelling voor alle ministeries mogelijk was en heeft daar, geloof ik, een half miljard voor ingeboekt. Alle politieke partijen, ook de PVV, hebben dat half miljard gebruikt in hun verkiezingsprogramma, met uitzondering van D66 en de SGP, die 0,4 miljard hebben gebruikt. Kortom, ook de PVV heeft in haar programma een bezuiniging op het ministerie van Justitie opgenomen die even groot is als die van het kabinet. Ik kan mij voorstellen dat men zegt: wij willen die bezuiniging niet op het OM, maar ergens anders. Ik heb de PVV echter in geen enkel debat waarin het over bezuinigingen gaat, horen zeggen: dit vinden wij een goed idee; dat zouden wij ook gedaan hebben.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik ben blij dat ik dit nog een keer mag toelichten, want in eerste termijn is hier niet naar gevraagd. In ons verkiezingsprogramma, dat is doorgerekend door het CPB, staat een taakstellende korting. Wij hebben natuurlijk getekend voor de bezuinigingen uit het kabinet-Rutte I. Dat ging om 83 miljoen. Wij hebben echter beslist niet getekend voor een extra bezuiniging van 51 miljoen. Daarom sprak ik zowel in eerste termijn als in tweede termijn consequent over de "extra" bezuiniging.

De voorzitter:

De heer Van der Steur heeft kenbaar gemaakt af te zien van het woord, dus ik geef het woord aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De uitkomst van dit debat is dat de minister het primaire proces, de rechtspleging in ons land, gaat blootstellen aan risico's. Zo begrijp ik in ieder geval de opstelling van de minister. Wij hebben het niet over een cafetaria of iets van dien aard, met alle respect voor die sector, maar wij hebben het over de rechtsstaat, over de rechtspleging. Als er iets is wat op dit moment onder een vergrootglas ligt in ons land, dan is dat het optreden van het Openbaar Ministerie en het optreden van de advocatuur, het optreden van de rechterlijke macht. Voer je deze bezuiniging door, dan ontstaan er risico's. Voor die risico's worden wij gewaarschuwd door de betrokkenen. Zij zeggen: de grens is bereikt; dit kan niet meer. De minister zegt dat hij de randvoorwaarden graag zal monitoren — zo heb ik hem begrepen — maar de vraag is dan wel wat "z.s.m." betekent, want wij zijn ermee bezig. De minister kan er gif op innemen: dit houdt nog even aan en dan ontstaan ook daar problemen en zullen wij in de Kamer geconfronteerd worden met de vraag of wij niet te hard van stapel lopen met dat "z.s.m.". Digitalisering klinkt mooi — ik ben er ook ontzettend voor — maar het doorvoeren van digitalisering in dit tempo bij zo'n grote organisatie is vragen om problemen. De randvoorwaarden zijn volgens mij een extra waarschuwing om dit niet te doen. Vandaar dat mijn fractie, net als de fractie van mevrouw Helder, voorstelt om deze extra bezuiniging niet te laten plaatsvinden om de rechtspleging in ons land niet in gevaar te brengen op een onverantwoorde manier.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording, die de positie van de Partij van de Arbeid niet heeft veranderd. Die positie blijft zorgelijk op het punt van de kwaliteit, maar wij hebben nu geen aanleiding om te zeggen dat het niet haalbaar is. Daarbij vind ik de toezegging van de minister ontzettend belangrijk om de Kamer halfjaarlijks te rapporteren en om in te grijpen zodra de kwaliteit of de financiën — maar laten wij het nu bij het kernprobleem van de kwaliteit houden — wordt geraakt en onder het niveau zakt dat wij allemaal willen. Want de Kamer heeft net als de minister een hoog ambitieniveau.

Minister, wij spreken elkaar dus veel vaker over dit onderwerp. Er liggen grote uitdagingen. Ik ga ervan uit dat zij goed worden opgepakt. Zo niet, dan hebben wij nog een stevig debat.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Ik had de minister in eerste termijn gevraagd om een visie. Hij komt eigenlijk niet veel verder dan zijn visie dat Nederland veiliger in een sterke rechtsstaat is. Dat vind ik wel erg mager. Ik wil daarom van de minister weten wat hij nu ziet als de rol van het Openbaar Ministerie in de samenleving. Hoe moeten officieren van justitie, gebiedsofficieren, functioneren in een driehoek? Dat gebeurt bijna niet meer. Hoe denkt hij over korte lijnen met de rechtbank, zodat de rechters ook met de officieren van justitie nog eens even kunnen overleggen over mogelijke fouten die ontstaan? Dat gaat door deze bezuinigingen allemaal verloren, zo vrees ik.

De minister heeft toegezegd dat hij de effecten van bezuinigingen op het Openbaar Ministerie gaat monitoren. Daarvoor ben ik hem dankbaar. Ik denk dat het belangrijk is dat er in eerste instantie wordt gekeken naar de kwaliteit, naar de positie van het Openbaar Ministerie in de keten. Sluit dat nog wel aan bij wat de politie aanlevert en sluit het ook nog wel aan bij datgene wat de rechtbank moet afdoen? Ten slotte gaat de minister, niet onbelangrijk, monitoren op de ICT-ondersteuning. Gaat dat wel goed?

De minister noemde ook dat de taakstelling als kans kan worden gezien, maar dan moeten wij constateren dat dat dus niet geldt voor bijvoorbeeld de jonge instroom bij het Openbaar Ministerie. Dat zijn tegenwoordig allemaal tijdelijke krachten met een jaarcontract, dat op dit moment bijna niet meer wordt verlengd omdat dat in verband met de bezuinigingen niet kan. Juist die jonge officieren van justitie heb je nodig om de omschakeling naar een flexibele, slagvaardige organisatie te kunnen maken, die betekenisvolle interventies pleegt. Dat is ook onderdeel van de visie.

Mijn fractie vindt de extra bezuinigingen een te groot risico en zal daarom ook de motie ondersteunen waarin dat als zodanig wordt verwoord.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil graag de minister danken voor zijn beantwoording. Wij hebben een debat gevoerd dat er in ieder geval toe heeft geleid dat de minister nog duidelijk heeft aangegeven dat hij de komende tijd goed in de gaten wil houden wat de gevolgen zijn van de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie en daarover gaat rapporteren aan de Kamer. Dat is een goede zaak zodat we ook het debat daarover kunnen vervolgen, maar mijn politieke conclusie is en blijft dat de extra bezuinigingen die bovenop de 83 miljoen komen toch te fors zijn en te risicovol. Wij zullen ze daarom dan ook niet steunen. Om die reden hebben wij de motie van de heer Oskam mede ondertekend.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Minister Opstelten:

Voorzitter. Er zijn nog een paar vragen gesteld. Na de beantwoording daarvan geef ik een reactie op de moties.

De heer Oskam vroeg waarom de Galan Groep bij de taakstelling van Rutte II is ingeschakeld. Ten eerste is er een regeerakkoord. Ten tweede zijn er ook taakstellingen van Balkenende IV, Rutte I en het Lenteakkoord. Voor zover dat niet in het regeerakkoord is geregeld, moet ik uiteindelijk de conclusies trekken als het gaat om de vraag hoe de bezuinigingen en de taakstellingen worden ingevuld. Daarom hebben we ten aanzien van het OM niet meer en niet minder gedaan dan hetgeen voor het hele departement gold, in tegenstelling tot een aantal andere onderdelen waarop meer is bezuinigd. Ten opzichte van de politie is het weer anders. Toen heb ik samen met het OM gevraagd om een validering te laten plaatsvinden. Dat vind ik reëel. Stel dat daaruit was gekomen dat het helemaal niet kan. Dat staat hier helemaal niet, maar ik leg, om de heer Oskam te helpen, even uit hoe zoiets in theorie werkt. Dan had ergens anders een taakstelling moeten plaatsvinden. Ik heb geen idee waar, maar dat was de lijn. We hebben het gevraagd op het juiste moment. Eerder kon het niet en het later doen was ook onverstandig geweest.

Dan mevrouw Berndsen. Ik reageer nog even op de vragen en opmerkingen, want anders zou het een herhaling zijn. Mevrouw Berndsen heeft gevraagd wat de visie op het Openbaar Ministerie is. Alle punten die zij aanvoert, zijn bij allerlei wetgeving al ongelofelijk zwaar aan de orde geweest. Ik heb er zelf net ook iets over gezegd. Het Openbaar Ministerie is aanwezig en is daadwerkelijk een partner in de gezagsdriehoek. Vanzelfsprekend is het noodzakelijk. Het Openbaar Ministerie is ongelofelijk belangrijk in relatie tot ZSM en de Veiligheidshuizen. Je ziet ook dat het Openbaar Ministerie zich, wat betreft zijn inzet en activiteiten, verplaatst naar het bestuur. Dat onderschrijf ik ook. Maar voor alles is het Openbaar Ministerie een magistratelijke organisatie. Zo ga ik ook om met het OM. Het OM zorgt ervoor dat de juiste opsporing en vervolging binnen wettelijke kaders plaatsvindt. Het geeft blijk van zicht op een juiste verhouding als het gaat om de aandacht voor de verdachten, de slachtoffers en de veroordeelden. In samenspraak met mij ontwikkelt het Openbaar Ministerie opsporings- en vervolgingsbeleid dat gericht is op de aanpak van overtredingen en misdrijven die de maatschappij en individuen schaden. Uiteraard is dat beleid ook bedoeld om de juiste prioriteiten te stellen en om zaken op een zorgvuldige wijze te behandelen. De officier als magistraat die alle zijden van een zaak goed belicht, is een groot goed, want het recht raakt mensen. Daarom zeg ik: een veiliger Nederland in een sterke rechtsstaat.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Inhoudelijk ben ik het van harte eens met de minister.

Minister Opstelten:

Dat dacht ik al.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat dacht u dus al, minister. Ik moet constateren dat u mij vanmiddag wel heel erg goed kent. Dat kan ook niet anders, want ieder weldenkend mens zou het hiermee eens zijn. Maar in de praktijk zie ik toch iets anders. De gebiedsofficieren zijn er bijna niet meer. Burgemeesters klagen dat zij het Openbaar Ministerie moeilijk in de driehoeken krijgen. Het Openbaar Ministerie trekt zich terug uit de Veiligheidshuizen. De minister zegt nee, maar ik zeg ja, want ik hoor dat van burgemeesters en vanuit de veiligheidshuizen. Laat de minister er dan voor zorgen dat wat in wet- en regelgeving is vervat, daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dan vindt hij mij helemaal op zijn weg.

Minister Opstelten:

Op dit punt zijn wij het in de tweede ronde met elkaar eens. Het is ook goed om dat vast te stellen. Ik heb in het antwoord in eerste termijn gezegd dat ik daarop stuur. Overal waar ik kom, vraag ik aan de burgemeesters, de politie en de rechterlijke macht hoe de verstandhouding is. Ik vind het heel erg vervelend als autoriteiten binnen de rechtsstaat via regionale media over elkaar klagen. Dat zou niet moeten. Dat moet men anders doen. Dat vind ik wel een punt. Men is dat ook altijd met mij eens. Ik stuur daar ook op. Ik zie dat punt dus, maar ik zie ook dat het wordt gerealiseerd. Ik kan zo de gebieden opnoemen waar het eerst niet goed ging, maar waar het nu wel goed gaat.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik baseer mij niet op de media, maar wel degelijk op informatie die ik van direct betrokkenen krijg. Wat dat betreft werp ik dat ver van mij. Ik denk dat het goed is dat in de monitor die na een jaar komt, volstrekt helder wordt hoe het dan is georganiseerd.

Minister Opstelten:

Veel dank.

Ik kom bij de motie-Oskam op stuk nr. 123. Ik hoef niet te herhalen waarom ik vind dat een en ander wel haalbaar moet zijn. Als zich onverhoopt een probleem voordoet, moeten wij kijken hoe wij dat oplossen. Er is dus geen aanleiding om deze motie aan te nemen. Ik ontraad de eerste motie.

Ik kom bij de motie-Oskam op stuk nr. 124. Ik vind het jammer dat die op die manier is geformuleerd. Ik heb toegezegd dat ik zal rapporteren over de wijze waarop wij het doen. De motie is dus overbodig. Ik ontraad die ook, want er staat iets in waar ik het niet mee eens ben. In de motie staat dat er structureel fouten worden gemaakt, maar dat is onjuist. Dit gebeurt juist niet structureel. Het gaat om punten die moeten worden opgelost. Vandaar dat ik deze motie ontraad, maar ik zeg wel toe dat ik zal rapporteren.

Ik kom bij de motie-Helder op stuk nr. 125. Daarvoor geldt hetzelfde als voor de motie van de heer Oskam. Ik heb duidelijk aangegeven dat we hier wel voor moeten staan. Ik schuif de formulering van De Galan niet ter zijde. Ik vind dat wij dit voor elkaar moeten brengen. Lukt dat niet, dan doet zich een probleem voor, maar dan zullen wij dat oplossen. Daar geeft deze motie geen ruimte voor. Ik ontraad ook deze motie.

Ik ben alles langsgelopen. De heer De Wit heeft zojuist belangrijke statements gemaakt, net als de heer Van der Staaij. Ik vind dat de leiding van het OM buitengewoon adequaat opereert. Men zit er heel gedegen in. Men onderkent de problemen. Men wil ook niets anders dan er een goedlopende rechtsstatelijke en magistratelijke organisatie van maken waar wij met zijn allen trots op zijn. Tegen iemand die stelt dat digitalisering geen risico is, al weet je alles heel zeker, al heb je alle bestekken klaar en al heb je alle benchmarks, zou ik willen zeggen: denk er nog eens over na. Dat is het.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind van de beraadslaging gekomen. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven