3 Fiscale verzamelwet 2013

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2013) (33637).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën van harte welkom. Het woord is aan de heer Bashir.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Om het Belastingplan overzichtelijk te houden, hebben wij met het kabinet afgesproken om ook tussentijdse fiscale wetsvoorstellen naar de Kamer te sturen, zodat een tussentijdse behandeling mogelijk is. Voor ons ligt dan ook het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2013. Het was de bedoeling dit wetsvoorstel nog voor de zomer te behandelen. Helaas kreeg de Kamer pas in de laatste weken voor het zomerreces de antwoorden op de schriftelijke voorbereiding. Vandaar dat het wetsvoorstel één week voor de presentatie van het Belastingplan besproken wordt. Het is in ieder geval een goed begin, maar ik hoop dat wij de stukken voortaan wat eerder kunnen ontvangen. Ik had ook gehoopt dat de Fiscale verzamelwet wat dikker zou zijn. Dan kan het Belastingplan wat dunner worden en kunnen wij een inhoudelijker debat voeren.

De SP-fractie kan zich vinden in het voorliggende wetsvoorstel. Wij zijn voorstander van het opnemen van bijvoorbeeld de werkbonussen in de Wet op de loonbelasting, zodat werknemers direct maandelijks netto meer overhouden in plaats van achteraf, na de belastingaangifte.

De SP-fractie is ook blij met het verlaagde tarief voor isolatie en herstel van woningen. Natuurlijk had er wel een tandje bij gemogen. Wij hadden graag gezien dat de staatssecretaris het had aangedurfd om ook de btw-verhoging terug te draaien. Maar dan nog is deze maatregel welkom. Hij steunt de bouwsector immers in een tijd waarin dat keihard nodig is. Toch vraag ik de staatssecretaris of hij het vindt getuigen van samenhangend beleid om de bouwsector eerst een keiharde klap uit te delen en vervolgens een klein cadeautje toe te stoppen. Helaas geldt de maatregel slechts voor een jaar. Na 1 maart 2014 vervalt hij weer. Hoe ziet de staatssecretaris het voor zich, komt hij in het Belastingplan met aanvullende maatregelen die de bouwsector ondersteunen? Of ziet hij mogelijkheden om de tijdelijke verlaging langer te laten voortduren?

De heer Groot (PvdA):

De staatssecretaris zou de bouw een keiharde klap hebben uitgedeeld. Waar doelt de heer Bashir op?

De heer Bashir (SP):

Ik doel daarmee natuurlijk op de verhuurderheffing.

Ik heb nog enkele vragen over de accijnsverhogingen volgend jaar. De accijnzen op bier, wijn, sherry en port worden verhoogd met ongeveer 14% en de accijnzen op gedestilleerde dranken met ongeveer 5%. Dit jaar zijn de accijnzen ook al verhoogd, namelijk met 6% voor sterke dranken. Recentelijk hebben wij kunnen lezen dat de verkoop van sterke drank is afgenomen met 10%. Vooral in de grensstreken wordt drank over de grens gekocht. Wat betekent dit voor de inkomsten van de Staat? Verwacht de staatssecretaris dat er dit jaar meer aan accijns zal binnenkomen dan vorig jaar? De branchevereniging zegt dat de kabinetsplannen geen geld opleveren maar juist geld kosten. Zowel de sector als de schatkist ontvangt dus minder geld doordat de afzet sterk daalt. Kan de staatssecretaris dit ontkrachten dan wel bevestigen?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Wij hebben de Fiscale verzamelwet. Die wet is ooit ingesteld om in de loop van het jaar een aantal dingen te kunnen doen, maar dat zijn dan geen dingen die het hele systeem op zijn kop zullen zetten. Dit jaar kwam het voorstel eerder dan in andere jaren, maar wij praten er nu pas over. Ik zeg de heer Bashir na dat wij moeten bekijken of wij dit volgende keren wat sneller kunnen doen, want nu zitten wij al dicht tegen de behandeling van het Belastingplan 2014 aan.

De VVD kan met de inhoud van de stukken instemmen. Het lage btw-tarief voor de bouw is een goede zaak. Ik neem aan dat wordt nagegaan of dit heeft gewerkt. Komt er een evaluatie? Hoe gaat de staatssecretaris daarmee verder?

Over de kantineregeling en de btw in de sport is al jaren gedoe. Ik heb altijd intensief gesport. Je mocht als trainer geen alcohol drinken en dan nam je alleen maar frisdrank af. Ik ga ervan uit dat dit tot een vereenvoudiging leidt, maar is dit wel goed afgestemd met de sportwereld? Ik heb de indruk dat dit het geval is.

Ik lees van alles in de krant over accijnzen. Wij hebben een paar maanden geleden, kort voor het zomerreces, gevraagd naar grenseffecten. Wanneer kunnen wij een antwoord op die vraag tegemoet zien?

De heer Van Vliet (PVV):

Goedemorgen mevrouw de voorzitter. Er is een overweldigende publieke belangstelling voor dit debat. Het is dan ook zeer beleidsrijk, maar niet heus.

De fractie van de Partij voor de Vrijheid gaat akkoord met dit beleidsarme wetsvoorstel van de regering. Het echte vuurwerk bewaren wij voor het Belastingplan 2014. Ik zal de staatssecretaris dan nog eens een stevige klap op de schouder geven.

De voorzitter:

Welke schouder?

De heer Van Vliet (PVV):

Ik denk de rechter.

In de memorie van toelichting staat letterlijk: "Dit jaar wordt in dit kader het onderhavige wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2013 ingediend. Net als in 2012 wordt dit wetsvoorstel op een dusdanig tijdstip ingediend dat de kans wordt vergroot dat de Tweede Kamer de behandeling voor het zomerreces kan afronden." Volgens mij ligt het zomerreces inmiddels achter ons. Daarom sluit ik me aan bij de opmerkingen van de vorige sprekers dat wij ernaar moeten streven om hier ook echt werk van te maken.

Ik ga meteen door met de omzetbelasting, het verlaagde tarief voor renovatiewerkzaamheden. Dit tarief van 6% is ingegaan op 1 maart 2013 en vervalt per 1 maart 2014. Het wordt nu opgenomen in dit wetsvoorstel. Met het beleidsbesluit van de staatssecretaris per maart 2013 is geregeld dat het lage tarief al mocht worden toegekend. Inhoudelijk heb ik daar geen op- of aanmerkingen bij, maar ik stel nog wel de formeel technische vraag hoe dit werkt. Is dit een precedent? Ik hoop niet dat wij tarieven die normaal gesproken in de wet moeten worden geregeld, vaker met beleidsbesluiten gaan vaststellen. Ik hoor hierover graag het commentaar van de staatssecretaris.

Ik ga nog even door op de kantineregeling en de btw. Minder administratieve lasten zijn ook op dit punt welkom. Hoe zal de staatssecretaris volgen of misbruik wordt gemaakt bij het oprekken van die grens naar €50.000 nu de horizontale controles toenemen en de verticale controles afnemen? Ik vraag de staatssecretaris om een korte visie op dit punt van het misbruik.

Voor de rest vind ik het jammer dat er een tarief van 6% is voor renovatiewerkzaamheden, terwijl het btw-tarief voor gewone diensten en leveringen op 21% is vastgesteld. Ik hoorde vanochtend dat het kabinet de accijns op brandstof extra wil verhogen omdat het een impuls wil geven aan het gebruik van biobrandstof. Dat is echt uit den boze. Ik hoop dat wij bij de behandeling van het Belastingplan 2014 wat meer vuurwerk met elkaar zullen afsteken om die tarieven omlaag te krijgen.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de opmerking van de heer Bashir dat de Fiscale verzamelwet wat dikker zou mogen en het Belastingplan wat dunner; dus dat die wetgeving wat meer in het jaar kan worden gespreid.

Ik heb twee korte punten. Het eerste gaat over het lage btw-tarief in de bouw. Het is heel goed dat die btw-verlaging is doorgezet voor hoveniersdiensten en architectenbureaus. Daarentegen is het jammer dat aanpalende sectoren, zoals de binnenvaartschippers, er niet onder vallen. Dat komt door Europese regels. Wij lopen wel vaker aan tegen Europese regels voor de btw. Dat zou te billijken zijn als de interne markt zou worden verstoord, maar mijn stelling is dat het bij btw-heffing nou juist vaak niet het geval is dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Ik roep de staatssecretaris in dit verband op om, als hij weer eens naar Brussel gaat — en tegenwoordig komt hij daar regelmatig — wat meer flexibiliteit in de Europese btw-wetgeving te bepleiten, zodat we nationaal meer mogelijkheden krijgen om te sturen, bijvoorbeeld met een laag btw-tarief op arbeidsintensieve diensten. Deelt de staatssecretaris de mening dat de btw, hoewel deze heel erg Europees wordt voorgeschreven, eigenlijk geen concurrentieverstorende belasting is, waarin nationale staten meer beleidsvrijheid zouden moeten krijgen? Graag een reactie op dit punt.

Mijn tweede punt gaat over de kantineregeling. Het is mooi dat die vrijstelling voor de fondsenwervende activiteiten van verenigingen wordt opgetrokken naar €50.000. Dat geeft een lastenverlichting van 2 miljoen. Het is natuurlijk minder mooi dat dit weer moet worden gedekt uit een lastenverzwaring van 2 miljoen op de afschaffing van de kantineregeling. Ik begrijp niet goed waar die 2 miljoen vandaan komt, omdat de vrijstellingsgrens voor de btw op €68.000 gewoon wordt gehandhaafd. Begrijp ik het goed dat het netto-effect van deze besparing wordt bereikt doordat sportverenigingen die meerdere kantines hebben, voortaan nog maar aftrek krijgen voor één kantine? Komt die 2 miljoen daarvandaan? En zo ja, wat is de diepere filosofie achter deze maatregel? Kortom, het was mij niet duidelijk waar de staatssecretaris precies die 2 miljoen vandaan haalt voor de optrekking van die grens voor de fondsenwervende activiteiten. Ik zou daarover graag uitleg krijgen en een toelichting op hoe het overleg hierover met de sportkoepels is gegaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie sluit zich aan bij de voorgaande sprekers. Deze wet is wat dunnetjes en wordt wat laat behandeld. Het is dus een opdracht om er volgend jaar voor te zorgen dat alle onderhoudswetgeving in de Fiscale verzamelwet zit.

Ik wil een aantal opmerkingen maken over de kantinevrijstelling. De kantinevrijstelling vervalt voor sportverenigingen en wordt ondergebracht in een algemene vrijstelling, waarin ook sponsorgelden zullen zitten. Kennelijk is dit vanwege het EU-recht noodzakelijk, maar de CDA-fractie begrijpt niet helemaal hoe noodzakelijk het precies is. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt namelijk gesteld dat de kantinevrijstelling voor de bejaardensoos, de muziekvereniging en allerlei andere verenigingen, totaal wordt gehandhaafd, tenzij de organisaties erom vragen dat ze wordt afgeschaft. In ieder geval bedankt voor die toezegging, maar als het Europeesrechtelijk noodzakelijk is bij sportverenigingen, waarom zou het dan bij die andere niet noodzakelijk zijn? Wij zien de noodzaak van het intrekken van deze regeling op dit moment nog niet.

Met mijn tweede punt sluit ik aan bij collega Groot. De kantineregeling gaat nu gelden per sportvereniging. Vroeger gold die per kantine. Zeker sportverenigingen die meerdere locaties hebben — ze zijn in de minderheid, maar toch — en daardoor twee of drie kantines hebben, komen in een keer boven het bedrag uit. Aangezien het hier om een drempelvrijstelling gaat, moet een sportvereniging btw afdragen over het hele bedrag, niet alleen over het gedeelte dat boven de drempel uitkomt. Dat kan voor een sportvereniging duizenden euro's nadeel per jaar opleveren. Is er een mogelijkheid om per nota van wijziging de kantinevrijstelling per kantine in te voeren of een overgangsrecht te bedenken voor die sportverenigingen die meerdere kantines hebben? Of moeten ze splitsen en een aparte rechtspersoon per kantine maken? Je kunt erom heen werken. Dat is altijd leuk voor fiscalisten. Daar is wetgeving hier echter niet voor bedoeld. Graag een helder antwoord hierop.

Komen de sportverenigingen die in de gelukkige omstandigheid verkeren dat ze nu al een forse hoeveelheid sponsorgeld kwijtraken, niet automatisch boven de vrijstelling uit?

Waarom is er gekozen voor een drempelbedrag en niet voor een voetvrijstelling? Bij een voetvrijstelling betaal je, als je er €1 overheen gaat, alleen btw over die additionele euro. Stel dat je per ongeluk een mooi feest hebt gehad in de kantine en daarbij €2.000 te veel omzet hebt gedraaid, zodat je boven die vrijstelling uitkomt. Dan betaal je over die €2.000 gewoon de btw. Dat lijkt me heel logisch. Daar is ook het speciale middelingstarief voor. Als je echter ineens over €68.000 + €2.000, dus €70.000 moet afrekenen, krijg je heel veel spijt van een feestje. Dan kijk je kwaad naar de kantinejuffrouw omdat ze op dat eindejaarsfeestje de kantine niet een uurtje eerder heeft dichtgegooid. Je sportvereniging komt hiermee namelijk €4.000 tot €5.000 in het rood terecht. Dat kan niet de bedoeling van deze staatssecretaris zijn. Ik heb hem vorig jaar nog ontmoet bij de sportieve opening van het parlementaire jaar. Daar hoop ik hem vanmiddag ook weer te ontmoeten. Daar is ook een bar aanwezig, zeg ik er maar bij. Aangezien het hier om een kantinevrijstelling gaat, lijkt dit me een relevant onderdeel van de feestelijkheden daar.

Ook bij het onderwerp renovatie kregen we geen bevredigend antwoord op de vraag wat er Europeesrechtelijk mag en niet mag. Twee jaar geleden werd de btw ook verlaagd, toen van 19% naar 6%. Toen mocht het Europeesrechtelijk niet om naast normale huizen — vergeef me het woord "normaal" — ook woonboten en dergelijke onder de regeling te laten vallen. Nu vallen ze er wel onder en is het Europeesrechtelijk geen probleem.

Hetzelfde geldt voor hoveniers en architecten. Twee jaar geleden kon het onder geen beding en nu vallen ze er ineens onder. Zijn we twee jaar geleden fout voorgelicht? Worden we nu fout voorgelicht? Of is de EU-regelgeving gewijzigd? Het is een van de drie. Ik wil graag weten welke van de drie en hoe dit werkt. Voor de CDA-fractie was het leuk geweest als ook sportverenigingen en kerken onder deze verlaagde vrijstelling zouden vallen, zodat zij de renovatie van hun kantine of kerkgebouw kunnen doen met een btw-tarief van 6% in plaats van 21%. Dat werd echter ook Europeesrechtelijk onmogelijk. Kan de staatssecretaris komma voor komma aangeven waarom dit onmogelijk is? Als dat zo is, kan hij dan alsnog, voor mijn part van 1 oktober tot 1 maart, ervoor zorgen dat ook deze maatschappelijk nuttige instellingen — wat mij betreft beperkt hij het tot anbi's en sbbi's — onder het lage btw-tarief vallen? Zo kunnen ook zij hun kantines en kerken opknappen. Dat zal ook een kleine impuls aan de bouw geven.

Dan kom ik bij het derde onderwerp van mijn betoog. Aangezien het hier een fiscale verzamelwet betreft, kunnen wij er ook een verzameling van maken. Ik heb de collega's al over de accijnzen gehoord. Daar sluit ik me van harte bij aan. Ik zie de staatssecretaris kijken. Ik woon 300 meter van de grens en daar wordt inderdaad op dit moment erg weinig alcohol en benzine verkocht, maar een en ander wordt wel geconsumeerd, kan ik hem verzekeren. De staatssecretaris haalt dus geen enkele cent belasting op uit Enschede. Nu snap ik wel dat dit op zich een doel is, maar aangezien er een begrotingstekort is, kan dat niet het hoogste doel zijn.

We hebben nog een ander groot probleem in Nederland en dat is de woningmarkt. Er zijn heel veel mensen die grote schulden hebben. Er zijn bijna een miljoen huishoudens wier huis onder water staat. Wat de CDA-fractie betreft moet daar actie op ondernomen worden. Wij willen dan ook een uitbreiding van de schenkingsregeling. Nu kunnen ouders eenmalig €50.000 schenken. €50.000 is veel geld voor veel mensen. Wij vinden dan ook dat je het ook in vier kleinere porties zou mogen doen. Als je in een bepaald jaar €15.000 gegeven hebt en je een paar jaar later merkt dat je je kinderen nog een stuk kunt helpen ter aflossing van de hypotheek zou het wat ons betreft mogelijk moeten zijn om dan nog een keer te schenken zonder dat de Belastingdienst daartussen komt. Dat verdient zichzelf dubbel en dwars terug bij een lage hypotheekrente. We vinden dat je niet alleen mag schenken bij de aankoop van een huis en bij de aflossing van een hypotheek maar dat je als ouders ook je kinderen moet kunnen helpen op het moment dat ze gedwongen hun huis verkocht hebben en zijn blijven zitten met een restschuld. Als kinderen een restschuld hebben van bijvoorbeeld €30.000 omdat ze hun huis voor minder hebben verkocht dan ze het gekocht hebben en hun ouders ze willen helpen, dan komt in de huidige situatie een van de mensen van staatssecretaris Weekers langs met de mededeling: mag ik effe vangen, mag ik de schenkbelasting hebben? Dat is geen manier om de problemen op de woningmarkt en met name rond particuliere schulden op te lossen. Dus restschulden moeten wat ons betreft onder de schenkingsvrijstelling vallen.

Wij doen nog iets in het amendement dat ik zo-even heb ingediend. We introduceren namelijk 5% schenkingsbelasting in het geval grootouders schenken en 10% schenkingsbelasting als derden schenken. Laat duidelijk zijn dat ik het liefst 0% zou willen hanteren, maar op deze manier kunnen we er in ieder geval voor zorgen dat wanneer grootouders hun kleinkind of een oom en tante hun neefje uit de brand willen helpen, de Belastingdienst dan niet zegt: hier met die 30% of 40% belasting. Ook zij mogen dan natuurlijk spreiden over vier jaar om het allemaal wat behapbaar te maken. Graag vernemen wij de reactie van de staatssecretaris op dit amendement. Tot mijn grote spijt moet ik wel zeggen dat hoewel ik het amendement op 14 augustus heb aangevraagd, er tot op heden geen medewerking is van het ministerie van Financiën en het dus gemaakt is met hulp van het Bureau Wetgeving. Dus mochten er enige kleine fouten in zitten, dan reken ik op enige coulance ten aanzien van de wijze waarop we dat kunnen oplossen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoor dat er een amendement van de heer Omtzigt in aantocht is, maar ik heb het nog niet gezien op de mail. Dat is jammer in het kader van dit debat, omdat ik er tijdens het debat eigenlijk geen oordeel over kan vellen. De heer Omtzigt heeft zo-even al wel het amendement deels toegelicht. Gezien de contouren die geschetst zijn van het amendement heb ik er nog wel een vraag over. Uitgaande van het rentmeesterschap van het CDA ga ik ervan uit dat het amendement ook gepaard gaat met een dekking. Hoe dan ook worden er namelijk belastinginkomsten gederfd. Het voorstel van de heer Omtzigt klinkt heel sympathiek en ik vind schenkbelasting ook niet altijd even aantrekkelijk, zelfs heel erg onaantrekkelijk, maar wat is de dekking?

De heer Omtzigt (CDA):

Daar zit precies ons probleem. Het grootste deel van de dekking komt uit het terugverdieneffect. Als je iemand geld schenkt om een hypotheek af te lossen, vervallen op dat moment ook de rechten op hypotheekrenteaftrek over dat afgeloste deel. Dat leidt tot een opbrengst en op die manier wordt het schenkingsvoorstel gedekt. Aangezien ik het amendement op 14 augustus heb ingediend en ik tot afgelopen maandag geen amendement heb mogen ontvangen, kon ik geen enkele raming krijgen van wat het amendement kost, laat staan dat ik kon bedenken op welke wijze ik het moest dekken. Daarom probeer ik dat nu te forceren door het amendement in te dienen. Bureau Wetgeving heeft het afgelopen maandag in allerijl gemaakt. Mocht het noodzakelijk zijn, dan stel ik de stemmingen een week uit of vraag ik u daaraan mee te helpen, zodat we er samen voor kunnen zorgen dat dit zo snel mogelijk in de wetgeving kan worden opgenomen inclusief een raming. Ik heb tot nu toe van niemand een raming gekregen. En ik kan daarvoor ook op niemand een beroep doen, behalve dan op mijn eigen rekenkunsten maar dat wordt weinig geloofwaardig geacht in dit parlement.

De voorzitter:

We hebben het amendement nog niet binnen. Zodra het er is, zal het worden rondgedeeld.

De heer Van Vliet (PVV):

Of het rekenwerk van collega Omtzigt niet geloofwaardig wordt geacht, weet ik niet; daar doe ik nu geen uitspraak over. Misschien kan ik een suggestie doen. Ikzelf heb ook wel wat op de Nederlandse belastingwetgeving aan te merken, maar dat laat ik terugkomen bij de behandeling van het Belastingplan 2014. Waarom betrekt de heer Omtzigt dit onderwerp niet bij de behandeling van het Belastingplan?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil deze faciliteit graag zo snel mogelijk invoeren. Daarom heb ik hiervoor al in augustus een aanvraag ingediend. Dat een miljoen mensen te maken hebben met een huis dat onder water staat, is een enorm groot probleem, dus ik dacht: ik pak het eerstvolgende wetsvoorstel dat in de Kamer langskomt. Dat is de Fiscale verzamelwet.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb het Kamerverslag even teruggelezen. Het CDA heeft gezegd dat je een verzamelwet heel beperkt moet houden en dat die alleen moet gaan over zaken die er al waren. Het punt van de schenkingen stond er niet in. Nu krijgen wij hierover opeens een aankondiging van de heer Omtzigt. Het is best een onderwerp om over na te denken, maar — ik sluit mij aan bij de heer Van Vliet— waarom wacht de heer Omtzigt niet tot de behandeling van het Belastingplan? In dat debat nemen wij altijd ruim de tijd om alles te bespreken. Dit is een onderwerp geforceerd op de agenda zetten, terwijl het niet eerder in de stukken is benoemd.

De heer Omtzigt (CDA):

Natuurlijk kunnen wij wachten tot de behandeling van het Belastingplan, maar dit is een groot, urgent probleem. Ik zal er tegenover de regeringspartijen dan maar even geen doekjes om winden. Ik heb op 14 augustus een amendement aangevraagd. Die aanvraag is op 15 augustus naar het departement verstuurd. Op 20 augustus stond het als een uitgelekt voorstel van de coalitiepartijen in de krant. Ik kan niets bewijzen, dus ik insinueer helemaal niets, maar kijk mij dan niet raar aan als ik het amendement op dit moment dan ook maar indien. Ik vond het buitengewoon opvallend en eigenlijk vrij gênant.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik vind wat de heer Omtzigt nu zegt, eigenlijk vrij gênant. Hij uit allerlei beschuldigingen. Het punt van het schenkingsrecht is hier al jaren aan de orde — dat weet de heer Omtzigt ook — maar wij stellen vast dat de heer Omtzigt het niet van belang vond bij de schriftelijke inbreng. Nu uit hij alleen insinuaties over anderen. De VVD hecht aan behandeling van dit onderwerp bij het debat over het Belastingplan. Dat moge helder zijn.

De voorzitter:

Natuurlijk is ieder lid vrij om amendementen in te dienen en voorstellen te doen naar eigen inzicht.

De heer Omtzigt (CDA):

Het zou de VVD sieren als zij haar mening geeft over het feit dat een amendement waar een Kamerlid om gevraagd heeft, vier weken later nog steeds niet geleverd is. Ik wil de e-mail best doorsturen. Kan mevrouw Neppérus mij één andere gelegenheid noemen waarin dat gebeurd is? Ik probeer het op een vriendelijke manier te brengen. Mevrouw Neppérus reageert alleen procedureel en niet inhoudelijk. Zij gaat niet inhoudelijk in op wat zij ervan vindt. Volgens mij is het heel duidelijk waarom ik dit amendement nu heb ingediend. Mevrouw Neppérus vroeg naar de reden waarom ik het amendement nu indien en die reden krijgt zij precies van mij. Ik maak van mijn hart geen moordkuil.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het gaat mij om de termen die de heer Omtzigt gebruikt. Verder wacht ik het antwoord van de staatssecretaris af. Er worden heel zware termen gebruikt, terwijl de heer Omtzigt weet dat er allang allerlei gedachten over dit onderwerp alom bekend zijn. Ik spreek mijn verbazing uit over de termen die de heer Omtzigt gebruikt. In juli, toen hij zijn verslag indiende, vond hij het onderwerp immers nog helemaal niet urgent. Hij heeft toen zelf gezegd dat je zo'n veegwet, zo'n verzamelwet, heel beperkt moet houden. Hij is kennelijk van mening veranderd. Daar neem ik kennis van en ik wacht de reactie van de staatssecretaris af.

De heer Omtzigt (CDA):

Als het lid Neppérus de term "opvallend" al als een zware beschuldiging ziet, dan ben ik benieuwd … Ik hoor haar nu buiten de microfoon over "insinuaties" spreken, maar dat woord heb ik helemaal niet gebruikt. Dat heeft zij zelf gebruikt. Het is opvallend. Ik heb het woord "opvallend" gebruikt. Voor de rest kan ik niets weten, dus dat is heel duidelijk. Ik had graag een amendement van het departement ontvangen, zodat wij hier ook over de dekking van het amendement hadden kunnen spreken — daar heeft de heer Van Vliet een punt — want dat past in de soliditeit die hier ter sprake dient te komen.

De heer Groot (PvdA):

De heer Omtzigt legt een verband tussen zijn voorstel en het voorstel dat in de krant kwam. Er is nog een ander verband, namelijk dat het kabinet systematisch probeert om alle beklemde vermogens in Nederland vrij te spelen; dat is bekend. Dat past hier ook in. Er is dus ook een ander verband mogelijk. Dat was in de tijd dat de begroting werd voorbereid, dus het is ook enigszins logisch dat zo'n voorstel dan naar boven komt. Ik heb de volgende vraag voor de heer Omtzigt. Deze materie moet in 2014 in de fiscale wetten landen. Het amendement wordt nu ingediend, maar daar is toch geen argument voor te geven? De heer Omtzigt spreekt over spoed, over de noodzaak om het zo snel mogelijk in te voeren, maar we hebben het toch sowieso over een invoeringsdatum van 1 januari 2014? Met de indiening van dat amendement wordt het toch op geen enkele manier bespoedigd?

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, maar er zal wel een zekerheid ontstaan voor de mensen die bijvoorbeeld in porties willen schenken. Als het in de wetgeving staat, weten ze bij een schenking dit jaar dat ze volgend jaar weer een deel mogen schenken. Du moment dat het zeker is in de Tweede en Eerste Kamer, kunnen mensen hun gedrag erop aanpassen. Dat is het positieve van dit amendement.

De heer Groot (PvdA):

Begrijp ik dan goed dat de heer Omtzigt zijn amendement met terugwerkende kracht wil laten ingaan, dat het nog voor dit jaar zou gelden?

De heer Omtzigt (CDA):

Nu is de vrijstelling €50.000. De regering heeft voorgesteld om dat bedrag tot €100.000 op te trekken. Die €50.000 is voor een aantal mensen een behoorlijk groot bedrag. Ik denk dat de heer Groot dat wel kan plaatsen. Een van de onderdelen van het amendement is dat je dat bedrag ook in vier keer kunt geven. Er zijn ouders die voor de keuze staan om hun kinderen dit jaar €15.000 te schenken, maar niet weten of ze dat over een paar jaar nog een keer kunnen doen. Zij besluiten dan om dat niet te doen, omdat ze, als ze dit jaar de vrijstelling gebruiken, dat over drie jaar niet meer mogen doen. Als mijn amendement wordt aangenomen, kunnen die ouders dit jaar een kleiner bedrag schenken, kunnen ze dit jaar alvast beginnen, omdat ze weten dat ze die vrijstelling van €35.000 in drie andere porties overheid houden. Het is dus geen formeel werkende terugwerkende kracht, maar op die manier kunnen mensen er in anticiperende zin rekening mee houden. Dat geldt alleen voor ouders. De vrijstelling voor de categorie grootouders en de categorie derden zou ook in dit wetsvoorstel pas op 1 januari ingaan. Het geldt dus alleen voor een schenking van ouders aan hun kind.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. Alvorens de staatssecretaris van Financiën het woord krijgt, wordt de vergadering even kort geschorst.

De vergadering wordt van 10.48 uur tot 11.05 uur geschorst.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de behandeling van dit wetsvoorstel Fiscale verzamelwet. Diverse sprekers hebben aangegeven dat het mooi zou zijn geweest als dit wetsvoorstel wat dikker was geweest en als het eerder had kunnen worden behandeld. Op zichzelf deel ik die cri de coeur, maar ik schets de Kamer wel even hoe het wetgevingsproces verloopt.

De allerbelangrijkste fiscale wetten die op 1 januari moeten ingaan, zijn vervat in het Belastingplan of in het belastingplanpakket dat de Kamer op Prinsjesdag krijgt. Dus in het vroege voorjaar, de zomer en het hele najaar, tot en met de behandeling in de Eerste Kamer, die in de week voor het kerstreces begint, is de afdeling van het ministerie van Financiën die zich bezighoudt met de fiscale wetgeving heel druk bezig met dat pakket. Als wij gedurende dat traject of in de aanloop daar naartoe zien dat hier of daar technische zaken moeten worden verbeterd, kan ik die ook meenemen in het belastingplanpakket. Dat wordt ook vaak gedaan, bijvoorbeeld in de overige fiscale maatregelen. Daar worden dit soort zaken over het algemeen geregeld. Daarmee zijn wij dus bezig tot de kerst.

Ik kan op zichzelf, in goed overleg met uw Kamer, tot uiterlijk half november nog met wijzigingen komen op het belastingplanpakket. Dan kunnen zaken dus nog worden meegenomen voor het komende jaar. Zaken die daarna opkomen, lenen zich om in het voorjaarspakket mee te nemen, in de Fiscale verzamelwet zoals we die vandaag bespreken.

Het verschil tussen het belastingplanpakket en de Fiscale verzamelwet is verder nog dat bij de laatste normale advisering door de Raad van State geldt. Daarvoor gelden dus de normale, wat langere termijnen. Het belastingplanpakket, dat overigens ook uit meerdere wetsvoorstellen bestaat, gaat via spoedadvisering. Dat leidt er uiteindelijk toe dat wij pas aan de Fiscale verzamelwet kunnen beginnen na afronding van het belastingplanpakket in de Eerste Kamer. Daarmee start men rond 1 januari. Wanneer wij dat nog ergens in mei bij de Kamer willen hebben liggen, vanwege het hele traject van Raad van State, ministerraad en onderraden, moeten wij eigenlijk de Fiscale verzamelwet eind januari al gereed hebben.

Dat is er de oorzaak van zoals u zult begrijpen, zeg ik via de voorzitter in de richting van de commissie voor Financiën, dat dit uiteindelijk maar een heel dun pakket is en u het pas zo laat in het voorjaar krijgt, vanwege de normale termijnen die hiervoor staan.

Als dit pakket niet substantiëler kan worden en als het ons niet lukt om het ook voor het zomerreces in de Tweede Kamer te behandelen, zie ik ook een taak voor mijzelf. Dat betekent dan gewoon nog veel sneller de nota naar aanleiding van het verslag schrijven, wat overigens nu maar twee weken heeft geduurd maar dan misschien in één week zou moeten. Dan heeft het zin om de Fiscale verzamelwet nog te handhaven in de komende jaren. Dan kan de Eerste Kamer zich er meteen na het zomerreces over buigen. Ik kan me het ongemakkelijke gevoel bij de Kamer voorstellen dat wij vandaag spreken over de Fiscale verzamelwet 2013, terwijl u over zes dagen, op Prinsjesdag, al het hele Belastingplan 2014 krijgt. Om proceseconomische redenen zouden die twee beter in elkaar kunnen worden geschoven.

Ik buig mij er dus nog eens over wat nu wijsheid is. Gaan wij volgend jaar hiermee verder? Zo ja, dan moet het ook wat meer substantie krijgen. Dan zal het ook, linksom of rechtsom, sneller moeten, of zullen wij moeten besluiten om het volgend jaar in het kader van het belastingplanpakket te doen. Alles wat geen haast heeft en heel fundamenteel van aard is, kan in een apart wetsvoorstel. Zo heb ik de Kamer tegen het einde van het zomerreces een wetsvoorstel toegestuurd om het verkeer tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst fors te vereenvoudigen. Dat kent dus een heel eigen wetstraject. Dit is mijn antwoord op de vraag of het sneller kan en of het een dikker pakket kan worden. Eigenlijk hebben alle woordvoerders op dit punt wel opmerkingen gemaakt.

Er zijn vragen gesteld over de btw voor de bouw. Ik dank de Kamer voor de brede steun om de btw voor de bouw te verlagen voor zover het de arbeidskostencomponent betreft en om daarmee in te stemmen. De heer Van Vliet heeft groot gelijk als hij zegt dat de wijze waarop het kabinet dit heeft gedaan, niet de koninklijke weg is. Dit is immers al ingegaan via een beleidsbesluit. Nu wordt de Kamer middels dit wetsvoorstel om formele bekrachtiging gevraagd. Tegen de tijd dat de bekrachtiging in het Staatsblad staat, is de termijn waarbinnen we spreken over het lage tarief alweer bijna voorbij en gaat het algemene tarief weer gelden. Het jaar is immers alweer bijna voorbij.

Tegelijkertijd achten we het noodzakelijk om de bouw, en dan met name de arbeidscomponent, een impuls te geven. Dat snapt de Kamer ook. Je moet dat meteen laten ingaan. Als ik met een wetsvoorstel naar de Kamer kom en voorstel om over een halfjaar de btw voor dit soort activiteiten te verlagen, dan gebeurt er gedurende dat halfjaar helemaal niets, want dan stelt iedereen de renovatie van zijn huis uit. Dan ligt de hele bouwsector stil. Dat is dus geen optie. Om die reden moet je een dergelijke maatregel, die is bedoeld om in te spelen op een acuut vraagstuk, ook meteen nemen. De heer Van Vliet hoeft niet bezorgd te zijn, want dit kan alleen in begunstigende zin voor de burger worden gerealiseerd. Dit kan nooit in bezwarende zin voor de burger worden gerealiseerd. Ik kan dus nooit via een beleidsbesluit een tarief verhogen. Dat vereist altijd instemming van de medewetgever.

Er is ook nog gesproken over de inhoud van de btw voor de bouw. Er zijn met name vragen gesteld over de woonboten en de woonwagens. Onder anderen de heer Omtzigt heeft daar vragen over gesteld. Hij zei: we hebben al eens eerder een dergelijke crisismaatregel genomen en toen kon dit niet. Dat klopt. Intussen is er een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie gewezen. Het gaat om het arrest Leichenich van 15 november 2012. Bepaald is dat de woonboten en de woonwagens hier uiteindelijk wel onder vallen.

De heer Omtzigt vroeg waarom kerken en buurthuizen hier niet onder vallen. Ik begrijp de wens van de heer Omtzigt. Kerken en buurthuizen zijn echter niet bestemd om in te wonen. Woonboten en woonwagens zijn net als woningen wel bestemd om in te wonen. In de richtlijn wordt zeer expliciet gesproken over "wonen".

De heer Omtzigt stelde dat de architecten en de hoveniersdiensten er nu wel bij zitten, terwijl ze er vorige keer niet bij zaten. Hij vroeg: hebt u ons vorige keer verkeerd ingelicht? Nee. Als je de strikte uitleg hanteert van wat mogelijk is, moet je ze erbuiten laten. Omdat het een crisismaatregel is voor een jaar, heb ik besloten om de randen op te zoeken. Wanneer een woning wordt verbouwd, vind ik dat het niet is uit te leggen dat het tuinpaadje er niet onder valt. Het is niet uit te leggen dat een terras dat direct grenst aan de woning er wel onder valt, terwijl een terras dat één meter verder ligt, in de tuin, er niet onder valt. Dus ik heb de ruimte gezocht binnen datgene wat ik verdedigbaar acht. Ik denk dat dat in het kader van een crisismaatregel ook nodig is. Gegeven het feit dat we nog een halfjaar te gaan hebben met deze tijdelijke maatregel, acht ik de kans op een inbreukprocedure gering. Ik sluit een procedure niet uit, maar ik denk dat we het gewoon zo moeten doen.

Met name de heer Bashir heeft vragen gesteld over de btw en de bouw. Hij vroeg wat ik verder nog doe in het kader van de stimulering van de bouw, en of er een samenhangend pakket is voor de bouw. Dat samenhangende pakket is er. Dat is namelijk het woonakkoord. Het kabinet heeft wat dat betreft beleid gepresenteerd. Verder zou ik willen verwijzen naar Prinsjesdag. Dan komen de beleidsvoornemens voor 2014 verder aan de orde. Het lijkt me dat we daar in het kader van dit wetsvoorstel niet nader op moeten ingaan.

Diverse sprekers hebben vragen gesteld over de accijnzen op bier, wijn en sterkedrank. Er zijn vragen gesteld over de grenseffecten.

De heer Groot (PvdA):

Ik heb nog een interruptie over het vorige onderwerp. De staatssecretaris gaat over op de accijnzen en daarna naar ik aanneem op de kantineregeling. Ik heb nog een vraag gesteld in verband met de btw-heffing op de bouw. Is de staatssecretaris het met de PvdA eens dat de Europese regels onnodig knellend zijn? Is hij bereid om in Brussel een versoepeling te bepleiten?

Staatssecretaris Weekers:

Deze vraag is inderdaad even blijven liggen. Die ging over de grondslag van de btw en de vraag of iets in het hogere of lagere tarief ondergebracht moet worden. "Hoog tarief" is niet de correctie terminologie. Daarmee wordt het algemene tarief bedoeld. Je hebt het algemene tarief en een verlaagd tarief. Het algemene tarief is het uitgangspunt. Daarnaast is er een verlaagd tarief. Lidstaten zijn vrij om daar gebruik van te maken. Ik vind dat er in Europa een level playing field moet bestaan. De btw is een Europese heffing. Ik vind dat je daar uiteindelijk geen verstoring in moet krijgen. Sowieso bestaat de mogelijkheid om wat te variëren ten opzichte van andere lidstaten, bijvoorbeeld in de hoogte van het algemene tarief of het lage tarief. Natuurlijk zijn die marges echter een stuk kleiner dan het verschil tussen het algemene en het verlaagde tarief.

Als het gaat om arbeidsintensieve diensten is de ruimte een aantal jaren geleden behoorlijk opgerekt en is een aantal categorieën toegevoegd. Dat gebeurde eigenlijk vanuit de gedachte dat daarbij geen verstoring van de interne markt plaatsvond. Als er wat dat betreft nog specifieke wensen zijn, wil ik die van harte bespreken. Tegelijkertijd wil ik hier niet de verwachting wekken dat het dan volgend jaar geregeld is. Ik kijk dan naar iets dat wat mij betreft common sense is, namelijk dat je fraude sneller moet kunnen aanpakken door snel een derogatie toe te staan. Het heeft jaren gekost voordat de Ecofin-Raad daarmee akkoord ging. Ik verwacht hierop dus niet snel een antwoord. Als we echter zonder verstoring van de markt wat meer flexibiliteit kunnen krijgen, zou me dat op zichzelf een lief ding waard zijn. Ik zal kijken of ik dit kan inbrengen in de geijkte gremia waarin de btw wordt besproken.

De heer Groot (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Nu hebben wij heel rare situaties. Bijvoorbeeld kappers mogen een laag tarief berekenen, terwijl schoonheidsspecialisten dat niet mogen. Voor schilders geldt het lage tarief, maar voor stukadoors niet. Ik kan de concurrentieverstoring daarvan niet overzien, dus ik ben blij om te horen dat de staatssecretaris dit in Brussel wil bepleiten.

Staatssecretaris Weekers:

Wij zullen over dit dossier nog regelmatig met elkaar komen te spreken. Een paar jaar geleden is er een groenboek uitgebracht over het vereenvoudigen van de btw. Op zeker moment zullen daar nadere rapportages over komen. Ook dit punt zal daarin ongetwijfeld naar voren komen.

Dan kom ik nu toe aan de accijnzen. Diverse sprekers hebben gevraagd wat er zal gebeuren met de accijns op sterke drank, de bieraccijns en de wijnaccijns. De heer Bashir heeft goed samengevat wat is afgesproken in het regeerakkoord. Volgende week zal ik daarop terugkomen in de Prinsjesdagstukken. Daarin zal ik aangeven hoe precies wordt omgesprongen met de grenseffecten. In dit verband mag ik ook de tabaksaccijns niet vergeten, want ook op dat punt had de Kamer zorg over de grenseffecten. Nogmaals, ik zal er volgende week in de Prinsjesdagstukken op terugkomen. Men zal dus nog zes dagen geduld moeten betrachten als men wil weten hoe het pakket er precies uit zal zien. Wel kan ik toezeggen — dat heb ik trouwens ook al eerder gedaan — dat ik in de bijlage bij de Prinsjesdagstukken ook de grenseffectrapportage meeneem.

Het staat mij niet bij dat ik heb toegezegd om het laatste ook voor de brandstoffen te doen. Voor benzine hebben wij in het regeerakkoord geen verhoging in petto. Wel is er de normale indexatie die al sinds jaar en dag in de wet staat. Ik weet dat in het bijzonder de pompstationhouders zich op dit punt zorgen maken. Dit komt niet nadrukkelijk terug in de grenseffectrapportage, maar mocht die rapportage vragen oproepen, dan kan de Kamer mij die stellen en dan zal ik die naar eer en geweten goed beantwoorden.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik heb toch een kleine vraag voor de staatssecretaris. Wij lazen vanochtend dat een collega van de staatssecretaris, mevrouw Mansveld, die naar ik aanneem namens het kabinet spreekt, een plan van een PvdA-mevrouw ten uitvoer wil brengen om de accijnzen nog verder te verhogen dan op grond van de reeds uitgelekte plannen voor 1 januari 2014 het geval is. Hoe staat de staatssecretaris daar tegenover?

Staatssecretaris Weekers:

Volgens mij heeft collega Mansveld niet meer gezegd dan dat zij het een interessant idee vindt om op biobrandstoffen een lagere accijns te heffen, wat gecompenseerd zou moeten worden via andere brandstofaccijnzen. Uiteraard mag collega Mansveld dat vanuit haar verantwoordelijkheid zeggen. Tegelijkertijd wijs ik erop dat wij deze discussie al vaker in de commissie voor Financiën hebben gevoerd. Collega Mansveld heeft in haar brief aan de Kamer aangegeven dat de staatssecretaris van Financiën hierover gaat. Ik voel daar weinig voor, simpelweg vanwege het feit dat wij op het vlak van de biobrandstoffen al een bijmengregeling, een bijmengverplichting hebben. Wij kunnen niet een bijmengverplichting hebben en daarnaast gaan differentiëren en variëren in de hoogte van de accijnzen. Een verdere differentiatie stuit ook op de door mij nagestreefde eenvoud. Misschien kan ik de heer Van Vliet in zoverre geruststellen dat hij van mij geen voorstel hoeft te verwachten inzake een lagere accijns op biobrandstof en een hogere op andere brandstoffen.

Ik kom nu bij de kantineregeling. Ik dank de heer Omtzigt voor zijn uitnodiging om vandaag de sportieve opening van het parlementaire jaar bij te wonen. Ik sport graag. Na afloop van het sporten op zondag is het ook altijd heel leuk om nog even naar de kantine te gaan. Als je echter niet mee kunt sporten vanwege een schouderblessure, vind ik het ook niet passen om naar de kantine te gaan. De heer Omtzigt zal mij daar vandaag dus niet aantreffen, maar ik hoop dat volgend jaar wel weer te kunnen doen en dat strijdperk dan ook met de heer Omtzigt te kunnen betreden.

Over de kantineregeling zijn wat vragen gesteld, met name ook de vraag wat daarvan nu de precieze achtergrond is. Eigenlijk is het vrij simpel. De kantineregeling zoals die bestond, was voor sportverenigingen nogal complex en daarnaast speelde nog een issue rondom de sponsoring. Wij hebben de zaak voor de sportverenigingen behoorlijk vereenvoudigd. Een en ander is voor hen nu dan ook een stuk gemakkelijker uit te voeren. Eigenlijk is dit het resultaat van intensief en goed overleg met NOC*NSF, die alle bonden vertegenwoordigt. De sector heeft aangedrongen op gemakkelijke regels en met het resultaat van dat overleg is de sector dan ook erg blij.

De heer Omtzigt vroeg ook waarom wij dit niet uitbreiden naar buurthuizen. Hij heeft daarbij ook de kerken nog genoemd. Daarvoor moet je een onderscheid maken tussen diegenen die al dan niet als btw-ondernemer worden aangemerkt. Zo wilden bijvoorbeeld de buurthuizen en de muziekverenigingen geen andere regeling. We hebben om die reden gezegd dat er wel draagvlak voor moet zijn. De sport wil dit graag en als we dit budgettair neutraal kunnen vormgeven en iedereen er blij mee is, moeten we het doorvoeren. Daarom ligt het voorstel op tafel. Ik heb gezegd het bij het oude te willen laten voor diegenen die er niet blij mee waren als dit aan hen was opgedrongen. Dat is dus de reden waarom er verschil bestaat. Alleen btw-ondernemers die zijn vrijgesteld voor hun primaire activiteiten, vallen onder de voetvrijstelling. Kerken kunnen daarvan geen gebruikmaken.

De heer Omtzigt heeft ook nog gevraagd of sportverenigingen niet automatisch boven de grens uitkomen. Eigenlijk heeft hij gevraagd waarom er geen sprake is van een voetvrijstelling. Op zich is dat heel sympathiek. Nu is de regeling zo dat je tot een bepaald bedrag onder de vrijstelling valt. Als je er een cent boven komt, moet je over het volle pond betalen. De achterliggende gedachte hiervan is dat het simpelweg niet anders kan. In de richtlijn is voorgeschreven dat het op deze wijze moet gebeuren. De achtergrond daarvan is weer dat het om een soort doelmatigheidsvrijstelling gaat. Als je een grens hanteert en daarboven begint de tikker pas te lopen, dus als je over die ene euro daarboven btw moet betalen, praat je over een buitengewoon klein bedrag en dat heeft niets meer met een doelmatigheidsvrijstelling te maken. Overigens hebben wij begrepen dat de sportverenigingen het niet zo'n probleem vinden. De meeste sportverenigingen komen namelijk niet boven de grens uit. Bovendien hebben ze, als ze boven de grens uitkomen, weer recht op vooraftrek. Uiteindelijk wordt er daardoor alleen btw over de marge betaald.

De heer Omtzigt (CDA):

Natuurlijk hebben ze dan recht op vooraftrek, maar dat betekent toch dat als je inkoopt tegen 6% — dat geldt voor frisdrank en chips, maar voor bier geldt een iets hoger tarief — je toch 12 tot 13% over een vrijstelling van bijna €70.000 moet betalen. Dat is dus in een keer €8.000 btw als je er een euro boven komt. Dat kan wel degelijk een probleem zijn voor een individuele sportvereniging die daar ongepland in enig jaar met een minimaal bedrag bovenuit komt. Wordt daarmee rekening gehouden, of kan zoiets op zo'n moment ineens leiden tot het faillissement van een sportvereniging? Ik heb een voetvrijstelling geopperd. Zijn er nog andere mogelijkheden om verenigingen in dergelijke situaties tegemoet te komen?

Staatssecretaris Weekers:

We willen het eenvoudiger maken, een en ander moet budgettair passen en het moet Europeesrechtelijk in orde zijn. Binnen die kaders zie ik hiervoor geen verdere mogelijkheden. Ik heb al gezegd dat NOC*NSF en de aangesloten sportbonden hebben laten weten dat ze eigenlijk wel blij zijn met deze regeling. Het is mogelijk dat sommige sportclubs financieel nadeel zullen ondervinden door het vervallen van de kantineregeling. Ik heb hierover afgelopen zomer ook iets in de krant gelezen. NOC*NSF heeft echter nadrukkelijk afstand genomen van die negatieve teneur. De mensen van NOC*NSF hebben ons gezegd dat zij dit steunen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zou het zeer op prijs stellen als die brief van NOC*NSF, waarover de staatssecretaris het heeft, ook even naar de Kamer wordt gestuurd. In het Algemeen Dagblad stond afgelopen zomer dat men bij NOC*NSF graag een fatsoenlijk overgangsrecht wil. Dat is ongeveer wat ik hier bepleit. Als men bij NOC*NSF officieel een andere positie heeft ingenomen, dan zou ik zeggen: laat dat eens zien.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kijk even naar de ambtenaren achterin de zaal. Kunnen we die brief naar de Kamer sturen?

Deze brief is door NOC*NSF aan mij gestuurd. Normaal gesproken wordt post die aan iemand is geadresseerd, door de geadresseerde niet zonder meer rondgestrooid. Ik zal even contact laten opnemen met NOC*NSF. Ik neem aan dat men daar geen bezwaren heeft tegen het doorsturen van de brief. Als we vandaag mensen daar te pakken krijgen, kan de brief nog vandaag naar de Kamer worden doorgestuurd.

De voorzitter:

Ik hoor de heer Omtzigt vanuit de zaal roepen of de staatssecretaris dan alsnog naar het feestje kan komen.

Staatssecretaris Weekers:

Ja, ik hoorde dat. Zo probeert de Kamer mij op allerlei manieren te verleiden, maar ik ben vandaag niet in voor een feestje.

Ik zal zorgen dat de brief via de geëigende weg naar de Kamer wordt gestuurd.

De voorzitter:

Er is geen feeststemming.

Staatssecretaris Weekers:

Nee.

In verband met de kantineregeling is een vraag gesteld over de 2 miljoen. Waar komt die vandaan? Dit heeft onder meer te maken met het punt dat de heer Omtzigt opwierp. Ik meen dat de heer Groot dat zelf ook deed. Een en ander wordt nu dus per sportvereniging geregeld en niet meer per kantine. Dat zorgt voor een stukje van de opbrengst. Bovendien is hier en daar nog wat gesleuteld in technische zin. Dat levert in de marge ook nog iets op. Daardoor kan dit per saldo gewoon worden gladgestreken. Ik vind het in elk geval belangrijk dat de regeling simpeler wordt, zowel voor de Belastingdienst als voor de sportclubs. Verder moet de nieuwe regeling door de sportclubs en de koepels als een behoorlijke verbetering worden ervaren.

De heer Van Vliet heeft nog een specifieke vraag gesteld over het toezicht. Het is niet zo dat het toezicht drastisch zal wijzigen. Als zaken echter gemakkelijker worden voor de uitvoerder, komt er wat capaciteit vrij. Die wordt elders weer ingezet voor het toezicht. Sportclubs zijn specifieke belastingplichtigen. Daarvoor is een eigen team in Utrecht. Dat team bekijkt deze zaken.

Ik kom bij de schenkingsvrijstelling die door de heer Omtzigt wordt bepleit.

De voorzitter:

Het amendement is inmiddels verzonden en rondgedeeld.

Staatssecretaris Weekers:

Ik snap het politieke punt dat de heer Omtzigt wil maken. Het is niet voor het eerst dat hij voor de schenkingsregeling aandacht vraagt. We hebben eerder de schenkingsregeling en de leeftijd daarbij aangepast naar aanleiding van interventies van onder meer de heer Omtzigt. Ik weet dat dit ook voor mevrouw Neppérus een aangelegen thema was en ik kan mij zomaar voorstellen dat ook een aantal andere woordvoerders in de Kamer zich daar achter schaart.

Tegen de heer Omtzigt zeg ik dat het de gewoonte van het ministerie van Financiën is om ruimhartig te zijn met het verlenen van technische bijstand. Dat is ook mijn beleid, dat ik elk jaar weer bekrachtig tegenover het belastingplanteam. Als de Kamer amendementen wil, moet zij daarin goed technisch ondersteund worden. Het feit dat dit hier onvoldoende is gebeurd, betreur ik. Het was niet anders, het had een tragische reden in verband met personeel. Bovendien moesten alle zeilen worden bijgezet in het kader van het Belastingplan, de augustusbesluitvorming en Witteveen. De heer Omtzigt kan zich voorstellen dat er in het kader van dat laatste ook nog gerekend moest worden. Als wij na Prinsjesdag het Belastingplan gaan bespreken, hoop ik dat de Kamer de service van Financiën krijgt die de Kamer gewend is.

Het zou in dit kader heel flauw zijn om te zeggen dat ik dit amendement moet ontraden omdat het niet gedekt is. De heer Omtzigt wil de dekking zoeken in de hypotheekrenteaftrek die in latere jaren niet meer verleend hoeft te worden. Daar zit zeker wat in. Tegelijkertijd leidt dit tot een derving in box 3, maar laten wij die discussie nu niet voeren. Het signaal is helder. Ik wil het amendement ontraden. Ik vind namelijk dat de Fiscale verzamelwet zich daar niet voor leent. De heer Groot heeft zojuist aangegeven dat dit veel beter past in het kader van een belastingplan. Als het onmiddellijk moet ingaan, heb je te maken met het feit dat een belastingplan eerst nog een hele behandeling kent en het dus te lang duurt voordat er uitsluitsel is over de vraag hoe beide Kamers erover denken. Daar kun je misschien een reden aan ontlenen. Ik wil de Kamer vragen om deze discussie te voeren in het kader van het Belastingplan. Dan kunnen wij de diverse ideeën die er leven — misschien leeft er ook nog wat in de boezem van het kabinet, wie zal het zeggen; dat weten wij volgende week pas bij de presentatie van de Prinsjesdagstukken — de discussie heel ordentelijk voeren. Ik vraag de heer Omtzigt dan ook om zijn amendement in te trekken. Aanhouden is wat moeilijk, tenzij ook de stemmingen worden aangehouden. Het punt dat hij wil maken is echter duidelijk. Volgens mij is er in de loop van de komende maanden nog volop gelegenheid om dit issue met elkaar te bespreken en de diverse posities vast te stellen. Dat is mijn verzoek. Als de heer Omtzigt niet op mijn verzoek wil ingaan, moet ik het amendement helaas ontraden. Of de behandeling van het wetsvoorstel moet worden aangehouden, zodat wij goed de cijfertjes kunnen induiken en kunnen vaststellen wat een en ander betekent.

De heer Bashir (SP):

Ook ik was verbaasd te horen dat het departement geen technische ondersteuning wilde geven bij het maken van het amendement. Ik ken de staatssecretaris namelijk als een heel dienstbare persoon, ook ten opzichte van de Kamer. Ik begrijp nu wat daar de achtergrond van is geweest. Ik wil de staatssecretaris toch vragen om verzoeken van de Kamer altijd in behandeling te nemen.

Ik heb nog een vraag over het amendement zelf. Ik was benieuwd hoeveel mensen van dit amendement kunnen profiteren. Om welke mensen gaat het? Om mensen met veel vermogen of ook om mensen uit de lagere regionen van de vermogenspiramide?

Staatssecretaris Weekers:

Op de eerste vraag van de heer Bashir ben ik al ingegaan. Ik hoop dat hij de service die hij gewend is, straks opnieuw zal ervaren. Dat geldt niet alleen voor hem, maar uiteraard voor alle fiscaal woordvoerders. De heel specifieke vraag wie ervan gaat profiteren en om hoeveel mensen het gaat, kan ik niet beantwoorden. De reden daarvoor is simpelweg dat het amendement, naar ik begrijp, pas zojuist is rondgedeeld. Ik heb het nu niet voor mij liggen. Ik heb het nog niet kunnen bestuderen of kunnen laten bestuderen. Ik vraag de heer Bashir om deze discussie in het kader van het Belastingplan te voeren. Volgende week dinsdag komt dat naar de Kamer. Vervolgens krijgen we eerst een schriftelijke ronde. Daarin kunnen alle vragen die opkomen, het best gesteld worden. Nu zou ik namelijk slechts een ongewisse gooi in de lucht moeten doen.

Volgens mij heb ik daarmee de vragen van de Kamer beantwoord.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De heer Bashir heeft geen behoefte aan een inbreng in tweede termijn. Mevrouw Neppérus ook niet. Ik geef het woord aan de heer Van Vliet.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Mijn fractie was voor het wetsvoorstel van de Fiscale verzamelwet en zij is dat nog steeds. Het mooie dat ik aan dit debat heb overgehouden, is dat de staatssecretaris expliciet heeft bevestigd dat zijn collega Mansveld voor haar beurt heeft gesproken met haar opmerking over die bio-onzin. Overigens begrijp ik uit de pers dat nu al bekend is dat er helemaal geen accijnsverhoging voor brandstof komt. Als dat waar is, heb ik vandaag wel iets heel moois bereikt. Ik krijg graag nog een toelichting van de staatssecretaris.

De voorzitter:

De heer Groot heeft ook geen behoefte aan een inbreng in tweede termijn. Dan geef ik nu het woord aan de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het antwoord op alle vragen.

Ik vraag nog aandacht voor een paar punten. Het is jammer dat kerken geen gebruik kunnen maken van de voetvrijstelling, maar ik vraag de staatssecretaris om dit in een volgende btw-richtlijn mee te nemen. Ik weet hoe moeilijk de onderhandelingen over btw-richtlijnen zijn en ik verwacht dan ook niet dat dit morgen geregeld is.

Ik heb in de tussentijd het arrest van het Europese hof gelezen waarin wordt ingegaan op de vraag of ligplaatsen in combinatie met een woonboot tot onroerend goed behoren of niet en ik weet nu dat het kan sinds 2012. Dat was mij even ontschoten, maar ik lees niet ieder arrest.

Ik handhaaf mijn amendement. Ik snap de beweegreden van de staatssecretaris ook wel. Mochten er deze week nog doorrekeningen of suggesties komen, dan ontvang ik die graag. Ik handhaaf mijn punt echter en ik zal dit blijven opbrengen, omdat ik dit belangrijk vind.

Dan blijft er nog een punt over, namelijk dat van de sportverenigingen die meerdere kantines kunnen hebben. De heer Groot zei in de pauze al dat dit niet één kantine mag zijn die bestaat uit meerdere subkantines. Het moeten echt twee kantines zijn van een fusievereniging die ten minste op een kilometer afstand van elkaar liggen. Anders kun je vrijstellingen op elkaar stapelen door loketjes te maken. De inventiviteit van sportverenigingen en fiscalisten bij elkaar is bekend.

De voorzitter:

Een kantine in de kleedkamer.

De heer Omtzigt (CDA):

Kantines in de kleedkamer zijn ongetwijfeld gescheiden kantines. Een partij die de voorzitter op een andere wijze kent, zou daar waarschijnlijk ook vragen over stellen. Dat bedoel ik echter niet. Ik doel echt op twee sportverenigingen die fuseren en twee kantines hebben. Ik vraag de staatssecretaris om iets te doen aan de drempelvrijstelling, opdat er iets gebeurt als je daar net boven komt. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sportverenigingen geen nadeel mogen ondervinden van de omzetting van de kantinevrijstelling in deze wet;

verzoekt de regering per nota van wijziging te regelen dat:

1. sportverenigingen met meerdere kantines (bijvoorbeeld door fusies) de huidige vrijstelling behouden;

2. dat de drempelvrijstelling wordt omgezet in een voetvrijstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33637).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik stel voor om van die drempelvrijstelling een voetvrijstelling te maken, maar als er een andere manier is om het te regelen, dan staat mijn fractie daar ook voor open. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat voor enig jaar een coulancebeleid geldt. Als wij hier maar niet over een paar jaar sportverenigingen krijgen die in een keer failliet zijn gegaan door net dat ene biertje — met net te veel accijns natuurlijk — te veel te hebben verkocht in de kantine.

De voorzitter:

De staatssecretaris kan direct antwoorden. Wij luisteren nu naar zijn antwoord in tweede termijn.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik begin met een antwoord op de vraag van de heer Van Vliet. Ja, ik heb gesproken over hetgeen vanochtend in De Telegraaf stond. Ik heb overigens niet gezegd dat staatssecretaris Mansveld voor haar beurt zou hebben gesproken. Zij schrijft in haar brief heel keurig dat zij vanuit haar verantwoordelijkheid van mening is dat het idee dat haar is aangereikt voor het verlagen van accijnzen op biobrandstoffen met een compensatie elders, interessant is. Dat mag ze zeggen. Ze heeft daarnaast keurig in haar brief aan de Kamer aangegeven dat uiteindelijk de staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk is voor het fiscale beleid en voor de accijnzen. Zojuist heb ik de lijn bevestigd die ik al eerder heb gehanteerd in de Kamer: voor biobrandstoffen geldt een bijmengverplichting en dat verdraagt zich niet met een differentiatie in accijnzen. Een dergelijk voorstel kan de Kamer dus van mij niet verwachten.

Als de heer Van Vliet intussen in de pers iets anders heeft vernomen, kan dat in dit debat in ieder geval niet uit mijn mond zijn opgetekend. Ik heb niet gezegd dat het kabinet zal terugkomen op wat in het regeerakkoord is afgesproken over de verhoging van dieselaccijns of lpg. Daarnaast heb ik aangegeven dat in de wet expliciet staat dat per 1 januari de benzineaccijnzen worden geïndexeerd, zoals dat al sinds jaar en dag gebeurt. Ik heb op dat gebied dus helaas geen positief nieuws te melden aan de heer Van Vliet. Ik zeg dit even voor alle duidelijkheid.

Ik heb er alle begrip voor dat de heer Omtzigt niet alle arresten van het hof leest. Ik denk dat hij in het aantal arresten dat hij leest, positief afsteekt tegen de rest van de Nederlandse samenleving en dit parlement, maar het zij hem vergeven dat dit arrest hem is ontgaan. Ik snap zijn politieke punt dat hij het amendement ten aanzien van de schenkingsvrijstelling wil handhaven. Tegelijk zal hij ook begrijpen dat ik dit, om de redenen die ik heb genoemd, moet ontraden. Het staat de heer Omtzigt vrij om dergelijke amendementen opnieuw voor te stellen als het Belastingplan naar de Kamer gaat. Wij zullen, linksom of rechtsom, zorgen voor de technische bijstand die nodig is om een en ander tot in de finesses te kunnen beoordelen.

Nu de sportverenigingen met meerdere kantines. De heer Omtzigt vraagt eigenlijk het onmogelijke van me. In deze nieuwe regeling zijn we uiteindelijk met een vereenvoudiging gekomen. Die heeft inderdaad plussen en minnen, maar zoals gezegd wegen de minnen niet op tegen de plussen. Vandaar ook dat NOC*NSF heel blij is met dit voorstel. Als er nu wordt voorgesteld om die minnetjes weg te halen terwijl niemand daar financieel pijn door mag ondervinden, is er sprake van budgettaire derving. Als er wordt gesteld dat een stukje van die 2 miljoen ook wordt gevonden bij de individuele sportverenigingen met meerdere kantines en die er geen nadeel van mogen ondervinden, moet je regelingen elders versoberen. Als je individuele sportverenigingen met meerdere kantines meer wilt toestaan, maak je het complexer, ook voor de uitvoering. Dit is het uiteindelijke resultaat van vruchtbaar overleg, dus laten we het hierbij houden en het niet compliceren. En als je het wel wilt compliceren, zou ik graag willen weten hoe je het wilt betalen. Het andere onderdeel van de motie is het voorstel om van de drempelvrijstelling een voetvrijstelling te maken. Europeesrechtelijk kan dat niet. Om die reden moet ik de motie ontraden.

De heer Omtzigt (CDA):

Twee opmerkingen van de CDA-fractie. Natuurlijk, als sportverenigingen meerdere kantines hebben, kunnen er twee dingen gebeuren. Zo kunnen sportverenigingen weer gaan splitsen en er formeel een koepeltje als rechtspersoon boven zetten, waardoor je aparte verenigingen houdt die dingen samen doen en daardoor twee keer een vrijstelling krijgen. We weten allemaal hoe deze wereld werkt. Zorg er dus gewoon voor dat er in de belastingwetgeving een extra regel bij komt. Dat maakt het moeilijk, maar het scheelt een hoop kosten bij de notaris. Sportverenigingen kunnen de fusies in theorie ongedaan maken, maar deze in de praktijk laten bestaan. Zo werkt dat in Nederland. Doe het dus gewoon netjes in de belastingwetgeving, zodat ze niet vanwege de belastingwetgeving de fusie moeten terugdraaien. Dat lijkt me ongewenst. Ik roep de staatssecretaris op om voor de stemming met een creatieve oplossing te komen.

Dan het tweede punt. De staatssecretaris weet dat ik, als er maar een kleine pauze zit tussen de eerste en tweede termijn, mijn motie al heb uitgeschreven en haar nog niet heb kunnen aanpassen. Daarom heb ik in mijn toelichting gezegd dat er wellicht ook andere manieren zijn om hetzelfde materieel te regelen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het voeren van goedkeurend beleid waarbij bij een eenmalige, niet al te grote overschrijding van de grens de vrijstelling gehandhaafd wordt. Als je er structureel boven zit, moet je betalen. Dat is ook een manier om eruit te komen. Het gaat mij erom dat we hier concreet problemen oplossen. Hoe dit kan, weten ze op het ministerie heel veel beter dan hier.

Staatssecretaris Weekers:

Ik voel er niet voor om een extra regeling toe te voegen. De heer Van Vliet slaat mij ieder jaar weer met een nieuwe belastingbundel om de oren die volgens hem weer dikker is dan die van het vorige jaar. Het past ook niet binnen mijn beleid om, als ik mogelijkheden tot vereenvoudiging zie, vervolgens toch weer een en ander te compenseren. Ik heb al zo weinig ruimte voor vereenvoudiging, simpelweg omdat ik geen middelen heb voor lastenverlichting en om vereenvoudigingsprocessen te begeleiden. Daar voel ik dus niet voor.

Een sportvereniging mag natuurlijk niet failliet gaan omdat zij door de verkoop van een biertje, een glaasje cola of een worstenbroodje boven de drempelvrijstelling komt. Dat mag niet gebeuren. Ik zie dat eerlijk gezegd ook niet gebeuren. Het kan gebeuren dat men erop rekent dat men geen omzetbelasting hoeft af te dragen, maar dat toch moet doen na het opmaken van de rekening. Als men de belasting op dat moment niet kan betalen en er een faillissement dreigt, kunnen er heel goede betalingsafspraken worden gemaakt met de Belastingdienst. Dan kan er een betalingsregeling worden getroffen.

Ik ben op dit moment niet van plan om goedkeurend beleid te maken. Tegen de heer Omtzigt zeg ik: laten we maar even zien hoe dit loopt. De bedoeling van het voorstel is dat het uiteindelijk simpeler en beter is. Als die doelstelling niet wordt gehaald of als er echte knelpunten zijn, sta ik in ieder geval open voor elke creatieve — misschien niet voor elke — oplossing. Du moment dat zich problemen aandienen, zullen we bekijken of ze binnen de filosofie van het voorstel zijn op te lossen, zonder dat er budgettaire gaten worden geschoten en zonder dat de zaak onnodig complex wordt gemaakt.

Daarmee ben ik volgens mij aan het einde van mijn betoog. Ik moet de motie ontraden. Dat neemt niet weg dat hetgeen ik zojuist heb gezegd, blijft staan, mochten zich onvoorziene en onwenselijke situaties voordoen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Normaal zouden we stemmen op dinsdag, maar dinsdag is het Prinsjesdag. Dat geeft de heer Omtzigt meteen de gelegenheid om de plannen te bekijken. Ik stel voor dat we volgende week donderdag — dan is er een ingelaste stemming — zullen stemmen over het wetsvoorstel, de motie en het amendement.

De vergadering wordt van 11.48 uur tot 13.15 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven