15 Begroting Algemene Zaken en begroting van de Koning

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Algemene Zaken (IIIA) en van het Kabinet der Koningin (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2013 ( 33400-III );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2013 ( 33400-I ).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. "Het koningschap zelf in Nederland heeft gedurende de jaren van de ambtsuitoefening van koningin Beatrix wel heel wat modernisering doorgemaakt, vooral als het gaat om de hoforganisatie, maar het ambt zelf heeft in grote lijnen zijn verbindende karakter weten te bewaren. Geen koningin heeft zo scrupuleus de constitutionele vereisten ervan nageleefd, misschien ook omdat zij er zoveel inzicht in had." Dit is een citaat waaruit de koningin als op-en-top vakvrouw naar voren komt. Dat vindt de PvdA en dat hebben wij opgeschreven in ons partijrapport, Een verbindend koningschap, dat wij vorig jaar hebben uitgebracht. In dat partijrapport tekenen wij de toekomst van de monarchie als het aan de PvdA ligt: de koningin als staatshoofd en als lid van de regering, maar ook zonder politieke macht. Vanuit dat rapport zullen wij deze debatten in de toekomst blijven aanvliegen.

Er is op dat terrein gelukkig al iets verbeterd. Een belangrijke verbetering betreft de formatie: de Kamer heeft de formatie – in ieder geval tot op heden – naar zich toe getrokken, en met succes. Na de motie-Kolfschoten van 2 maart 1971, de staatscommissie-Biesheuvel uit 1984 en het nieuwe artikel 139a in ons Reglement van Orde als gevolg van de motie-Schouw/Van der Ham vindt de formatie op dit moment plaats onder regie van de Kamer. Dat is een belangrijke winst voor de democratie, maar ook voor de koningin zelf, die hiermee haar kwetsbare positie in het formatieproces niet meer hoeft in te nemen. Een tweede, wat kleiner succesje is de afbouw naar nul van de staatsfinanciering van privévluchten.

Ik kom nu bij een wens. In 2009, het jaar van de nieuwe Wet financieel toezicht statuut Koninklijk Huis, zagen wij bij de begroting een lijstje waarin alle kosten van het Koninklijk Huis op een rijtje waren gezet. Op dat lijstje stonden ook de kosten van paleizen, staatsbezoeken en beveiliging. Na 2009 zijn die kosten weer verdwenen uit de begroting, ook uit de begroting die wij vandaag bespreken. Mijn verzoek aan de premier is om voor de komende jaren een voorbeeld te nemen aan het lijstje van 2009 en bij de begroting een overzicht te geven van alle kosten. Op die manier kunnen wij zo goed en zo efficiënt mogelijk beoordelen of de belastinggelden op een juiste en efficiënte manier worden ingezet; dat is de taak van de Tweede Kamer als controlerend orgaan.

Wederom een citaat. Ik kan daarbij niet de juiste toon en de juiste dictie raken, maar ik zal het toch proberen: "Leden van de Staten-Generaal, De begroting die de regering u vandaag aanbiedt, heeft betrekking op een bijzonder jubileumjaar in onze vaderlandse geschiedenis. In 2013 begint de nationale viering van 200 jaar Koninkrijk. Na een uiterst turbulente periode in ons land en overal elders in Europa, werden in 1813 de grondslagen gelegd voor een nieuw staatsbestel. Prins Willem Frederik, de latere koning Willem I, gaf bij zijn aankomst in Scheveningen een proclamatie uit. Daarin sprak hij niet alleen over de herwonnen vrijheid, maar ook over het grote belang van herstel van handel en welvaart. De notabelen die hem kort daarna het landsbestuur aanboden, benadrukten de veerkracht die op dat moment werd gevraagd van de hele samenleving". U zult het herkend hebben, het was het begin van de troonrede van dit jaar. 2013, het jaar waarover wij nu spreken, is dus een jubileumjaar. Mijn vraag aan de premier is: op welke wijze gaat aan dat jubileum invulling gegeven worden? Het verbindende element van het koningschap, van de koningin, is namelijk een belangrijk gegeven om onder de aandacht van de bevolking te brengen. Dat geldt niet alleen in Nederland, maar ook voor Curaçao, bijvoorbeeld, om dat land maar te noemen.

Daarmee ben ik gekomen aan het einde van mijn eerste termijn.

De heer Van Raak (SP):

Hoe zit het nu met het standpunt van de Partij van de Arbeid over de heer Zorreguieta? Wat de SP betreft kunnen de prinsesjes natuurlijk hun opa zien. Wat ons betreft kan prinses Máxima natuurlijk haar vader ontvangen. Wij hebben hier echter ooit met elkaar afgesproken dat de heer Zorreguieta niet bij officiële bijeenkomsten zal zijn, zeker niet bij de kroning. Dat was altijd het standpunt van deze Kamer. Dat was altijd het standpunt van de regering. Is dat nog steeds het standpunt van de PvdA?

De heer Recourt (PvdA):

Ik zal het antwoord voorlezen dat mijn fractievoorzitter in de verkiezingscampagne heeft gegeven op de vraag of de vader van Máxima, mijnheer Zorreguieta naar de plechtigheid mag komen. Die vraag werd hem gesteld in het Carrédebat. Het antwoord luidde: "Weet u, ik denk dat wij daar tegen die tijd goed over moeten nadenken, maar ik wil u wel antwoorden dat ik op dit moment denk dat het volgens mij zou moeten kunnen." Kortom, de Partij van de Arbeid, deze lijn volgende, zegt: tegen de tijd dat de kroning ... ik bedoel de inhuldiging, want het is geen kroning, aan de orde is, beslissen wij hierover aan de hand van de dan kenbare feiten en omstandigheden. Het betreft wel een dilemma. Aan de ene kant is er een vader, die erbij wil zijn als zijn dochter koningin wordt. Aan de andere kant is er mijnheer Zorreguieta, die lid is van een regime in Argentinië dat heel veel zeer verkeerde dingen heeft gedaan.

De heer Van Raak (SP):

Wij hadden het zo goed geregeld. Wim Kok had het zo goed geregeld. Wij hadden dat dilemma, en toen hebben wij gezegd: natuurlijk moeten de prinsesjes hun opa en moet prinses Máxima haar vader kunnen zien. Sommige mensen denken: hadden de slachtoffers dat ook maar gekund. Maar dat hebben wij geregeld: privé geen probleem, maar geen publieke optredens. Dat was een goede oplossing, waarmee heel veel partijen in de Kamer het eens waren. Ook de regering was het ermee eens. Waarom heeft de partij van de Arbeid nu besloten om onduidelijkheid te creëren? Dat is toch niet eerlijk ten opzichte van de slachtoffers, de dwaze moeders en de slachtoffers in Nederland? Ik vind het ook niet helemaal eerlijk ten opzichte van de leden van het Koninklijk Huis. Zij hadden helderheid, maar nu schuift de Partij van de Arbeid. Ik vraag de Partij van de Arbeid of er nu een nieuw standpunt is. Zo ja, wat is dat nieuwe standpunt?

De heer Recourt (PvdA):

Er is geen nieuw standpunt, want wij handhaven de lijn-Kok zoals u die beschreef en die destijds, tien jaar geleden, zorgvuldig tot stand is gekomen: wel bij privé-aangelegenheden maar niet bij formele gelegenheden. Wel zeggen wij: op het moment dat de inhuldiging aan de orde is, bekijken wij het nog eens goed aan de hand van de feiten en omstandigheden van dat moment. Wij doen dat wegens het dilemma dat ik u zojuist heb geschetst. Ik neem aan dat ook de leden van de SP dat dilemma erkennen en herkennen.

De heer Van Raak (SP):

Dit is toch geen helderheid? Dit is de helderheid van mist scheppen! Ik vraag u: is de Partij van de Arbeid nu, op dit moment, vandaag 9 oktober, voor of tegen de aanwezigheid van de heer Zorreguieta bij de kroning?

De heer Recourt (PvdA):

Als de inhuldiging plaatsvindt, is het in eerste instantie aan de premier om hierover een standpunt te formuleren. De Partij van de Arbeid is het daarmee dan eens of niet. Tegen die tijd zullen wij de feiten en omstandigheden van dat moment afwegen. Op dit moment beoordelen wij zaken gewoon aan de hand van de lijn-Kok. Ik heb het dan niet over de inhuldiging, maar over andere formele gelegenheden.

De heer Pechtold (D66):

Het was niet mijn idee om dit nu op te rakelen, maar nadat de heer Van Raak de heer Recourt had uitgedaagd, en ook omdat het vanochtend in de krant stond, vind ik het wel belangrijk dat de zaak helder is. Zegt de heer Recourt: wij wijken op dit moment niet af van de zorgvuldig afgewogen lijn-Kok? Vat ik het zo goed samen? De afgelopen jaren gaf Cohen namelijk weer wat ruimte, de heer Recourt gaf die weer niet en de heer Samsom geeft die ruimte wel weer. Ik begrijp hieruit dat de afstemming hierover vanmorgen in de fractie van de PvdA ertoe leidt dat er op dit moment geen reden is om van de lijn-Kok af te wijken.

De heer Recourt (PvdA):

Op dit moment is de inhuldiging niet aan de orde. We hebben gezegd: als de inhuldiging aan de orde is, maken we de afweging. Tot dat moment volgen we gewoon de lijn-Kok.

De heer Pechtold (D66):

Daar zal ik het even mee moeten doen. Ik had een ander punt. De heer Recourt begon met de start van de troonrede. Hij heeft die waarschijnlijk niet alleen tot het eind gelezen, maar ook beluisterd. Aan het eind ervan hebben we altijd de mooie formulering dat we ons gesteund mogen weten door het feit dat er door een deel van de bevolking tot een hogere macht, God, voor ons gebeden wordt, dat er door anderen om steun wordt gebeden. Dat is een mooie scheiding. Is de PvdA het met mij eens dat die lijn voortgezet zou moeten worden in ingediende wetsteksten, dat die scheiding van kerk en staat helderder moet?

De heer Recourt (PvdA):

Ik vraag de heer Pechtold om zijn vraag te expliciteren. Ik neem aan dat hij een concreet voorbeeld op het oog heeft. Daarop zal ik graag reageren. Uiteraard ben ik het volledig met de heer Pechtold eens dat er een scheiding van kerk en staat is.

De heer Pechtold (D66):

Mijn fractie zou het goed vinden als we in de toekomst bij wetsteksten niet meer schrijven "bij de gratie Gods" en, bij de aanbieding, ook niet meer "in Godes heilige bescherming". Dat zijn nu standaardteksten bij alle wetten. We zouden het goed vinden om die voortaan weg te laten en daarmee helder aan te geven dat in Nederlandse wetten wordt uitgegaan van een duidelijke scheiding van kerk en staat. Is de heer Recourt dat met mij eens?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ken die teksten. Ze staan in een lange traditie. De heer Pechtold brengt hier zijn argument naar voren. Ik ben op dit moment niet in de positie om mijn fractie te kunnen binden over een onderwerp dat ik niet aan de fractie heb voorgelegd omdat ik het niet heb voorbereid. Ik heb er een privémening over, maar die ga ik de heer Pechtold niet vertellen omdat die niet relevant is. Ik sta hier als woordvoerder namens de fractie en ik kan dat standpunt niet innemen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Pechtold, u mag niet meer interrumperen. Ik probeer de vragen in drieën te doen. Dan houden we het een beetje in de hand. Er staat later ook nog een debat gepland. U moet dus goed afwegen hoe u die drietrapsraket invult.

Mijnheer Van Ojik, u mag uw eerste vraag als fractievoorzitter stellen. Nog gefeliciteerd met uw uitverkiezing.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb toch nog even een vraag over de zaak-Zorreguieta. Het intrigeert mij. De heer Recourt zegt dat het van de feiten en omstandigheden op dat moment afhangt of de lijn-Kok al dan niet zal worden gevolgd. Wat zouden die feiten en omstandigheden kunnen zijn, anders dan die van nu, op grond waarvan de PvdA-fractie zou kunnen besluiten om bijvoorbeeld een ander standpunt in te nemen dan toen de lijn-Kok werd geformuleerd?

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan niet vooruit in de tijd kijken. Ik kan wel een paar dingen bedenken: de tijd zelf natuurlijk, een mogelijke strafrechtelijke vervolging in Argentinië of dingen op het persoonlijke vlak. Nogmaals, ik schets het dilemma op basis waarvan mijn fractievoorzitter de uitspraken heeft gedaan die hij heeft gedaan, en daar staan wij volledig achter. Tegen die tijd gaan we dat dus heel zorgvuldig wegen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Zou het in de visie van de PvdA-fractie kunnen uitmaken als de heer Zorreguieta zich zelf zou uitspreken over datgene wat er in de periode waarover we het steeds hebben, is gebeurd en waarover nooit enige mededeling van die kant is gedaan?

De heer Recourt (PvdA):

Ik vind het moeilijk om daar nu over te speculeren. Dan ga je speculeren over wat je in de toekomst belangrijk zou vinden. Ik zou het echter toejuichen als daar een uitspraak over komt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. In de afgelopen jaren is in deze Kamer uitgebreid gediscussieerd over de rol en de positie van het staatshoofd. Diverse partijen hebben voorstellen gedaan, notities uitgebracht of zelfs initiatiefwetsvoorstellen ingediend. Over die laatste zullen we in de Kamer nog uitgebreid praten. Ik hecht er echter aan om hier uit te spreken dat bij mijn fractie grote waardering bestaat voor de wijze waarop koningin Beatrix als persoon haar rol vervult.

Ik ga graag nader in op de staatsrechtelijke positie van de Koning, te beginnen bij de positie van het staatshoofd als lid van de regering en de ministeriële verantwoordelijkheid. De Koningin maakt formeel deel uit van de regering en heeft belangrijke ceremoniële taken. Zij maakt echter geen deel uit van de ministerraad, waar de politieke besluitvorming plaatsvindt. Deze rol is wat mijn fractie betreft, op deze wijze goed geregeld en ingebed in ons democratisch bestel. Door de ministeriële verantwoordelijkheid wordt voorkomen dat de Koning zelf een politieke positie kan innemen en politieke opvattingen naar buiten brengen. Dat zou ongewenst zijn. De VVD ziet dan ook geen reden om de rol van de Koning op dit punt te veranderen, integendeel.

Ik kom op de positie van het staatshoofd als voorzitter van de Raad van State. De facto zit het staatshoofd alleen bij bijzondere gelegenheden de vergadering voor. Ook op dat punt ziet mijn fractie dus geen reden om zaken te veranderen.

Hoe zit het met de positie van het staatshoofd rondom de formatie? Mijn fractie was en is tegen de voorgestelde wijziging in het Reglement van Orde van deze Kamer. De reden hiervoor is dat de Kamer al sinds 1971 de mogelijkheid had en heeft om zelf een formateur aan te wijzen. Mijn fractie vond het goed dat het staatshoofd deze rol vervulde. Een Kamermeerderheid heeft afgelopen voorjaar echter anders besloten. Gegeven de wens van de meerderheid van de Kamer werken wij uiteraard mee aan deze nieuwe procedure. Tot dusver loopt deze procedure goed. Laten wij dat ook constateren.

Ik kom op de begroting van Algemene Zaken. De VVD juicht het toe dat het aantal Postbus 51-campagnes in de afgelopen jaren sterk is verminderd, van circa 30 naar circa 10 campagnes per jaar, en dat er scherp gekeken wordt naar de effectiviteit. De campagnes blijken voldoende te scoren op de effectiviteit qua informatie- en kennisoverdracht. Wat een zichtbare verbetering in houding en gedrag betreft, is de score echter onvoldoende. Dit onderstreept in feite de lijn van mijn fractie dat de Postbus 51-campagnes beperkt ingezet moeten worden en zich moeten richten op kennisoverdracht. Kan de minister-president aangeven of deze lijn in de toekomst wordt voortgezet? Kan er nog scherper gelet worden op effectiviteit?

Ik zie uit naar de beantwoording door de minister-president.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik keer nog even terug naar het vorige punt. Volgens de fractie van de VVD is het feit dat de Koningin voorzitter is van de Raad van State, louter ceremonieel. Is het niet zo dat de notulen van de raad niet toegankelijk zijn voor eenieder, maar wel voor de Koningin? Gaat dat niet veel verder dan alleen ceremonieel een rol vervullen in de Raad van State?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De facto is de Koningin inderdaad de voorzitter van de Raad van State. In de praktijk zit zij deze echter eigenlijk nooit voor. Ze zal de notulen kunnen inzien, maar eigenlijk bemoeit ze zich niet met de dagelijkse gang van zaken. Waarom zouden wij iets wat goed loopt en waarmee nooit problemen zijn, veranderen? Bovendien is daarvoor een grondwetswijziging nodig. Wat ons betreft blijft het dan ook bij het oude.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb een vraag aan de minister-president. De notulen van de Raad van State zijn wel toegankelijk voor de Koningin, maar niet voor anderen. Kan dat anders? Kunnen wij er, net als de Koningin, kennis van nemen? Immers, als hierin een verschil zit, dan gaat de rol van de Koningin een stuk verder.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Naar ik begrijp, wordt deze vraag gesteld aan de minister-president. Ik hoef er dus geen antwoord op te geven.

De heer Pechtold (D66):

Het is voor een liberale partij natuurlijk een dooddoener om te zeggen "het gaat goed, dus wij veranderen er nooit wat aan". Als wij daaraan hadden vastgehouden, dan was er in de geschiedenis heel weinig veranderd. Er zijn toch een heleboel zaken veranderd waarmee wij nu blij zijn. Hoe kijkt de VVD aan tegen het terughoudender zijn met godsdienstige uitingen in officiële documenten en zeker in wetten?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De VVD is bij uitstek een partij die voor de scheiding tussen kerk en staat is; laten wij daarover duidelijk zijn. Volgens mij heeft de heer Pechtold al twee jaar geleden een motie over dit onderwerp ingediend met dezelfde strekking. Wij hebben toen om de volgende reden tegen die motie gestemd. Een aantal zaken is, naar onze mening, meer ceremonie, bijvoorbeeld Prinsjesdag en dit soort zaken. Wij vragen ons daarbij af of dat allemaal moet worden afgeschaft. Wij zien niet in dat dit feitelijke betekenis heeft. Wat ons betreft, hoeft dit dus niet veranderd te worden.

De heer Pechtold (D66):

Bijvoorbeeld in verband met het randschrift van munten hebben wij deze discussie ook wel eens gevoerd. Toen werd toch duidelijk dat dit iets is wat niet meer past bij deze tijd. Daarin moeten liberalen ook progressief zijn, denk ik. Mevrouw Van der Burg beschouwt het alleen als ceremonie, maar een wet geldt voor alle Nederlanders. Een wet maakt geen onderscheid. Als je in een wet je bevolking oproept om iets te doen, zou je dat toch op een neutrale wijze moeten doen? Ik vraag dus ook aan de VVD om voortschrijdend inzicht. Ik vraag ook aan de VVD om niet vast te houden aan iets omdat dat ooit bedacht is. Met dat standpunt waren liberalen in het verleden niet ver gekomen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Als zaken al heel lang goed lopen en een stukje ceremonie betekenen, hoef je zoiets niet altijd af te schaffen als er geen feitelijke problemen uit voortvloeien. De heer Pechtold geeft aan dat dit voor alle Nederlanders geldt. Ik heb nog nooit een mailtje of ander bericht gehad waaruit blijkt dat men hiermee problemen heeft. Twee jaar geleden heeft onze fractie besloten om niet voor een soortgelijke motie te stemmen. Ik heb nog niet gehoord dat dit standpunt veranderd is. De heer Pechtold brengt dit punt nu te berde, en ik zal het graag een keer in de fractie aan de orde stellen. Ik geef nu aan hoe ons standpunt tegenover de vorige motie van zijn hand was.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem aan dat het is: b.vdburg@tweedekamer.nl?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik denk dat een medewerker van de SP dan heel veel mailtjes krijgt!

De heer Pechtold (D66):

Dan zorg ik ervoor dat het juiste adres bekend wordt.

De heer Bosma (PVV):

Dan weet ik nu waarom mevrouw Van der Burg nooit antwoord gaf op mijn mailtjes.

Voorzitter. Bij de gratie Gods sprak een cultuurfilosoof uit Amsterdam-Oost eens de wijze woorden dat elk nadeel zijn voordeel heb, en het voordeel van een kleinere fractie is dat je een grotere portefeuille krijgt. Daardoor mag ik me ontfermen over mijn oude liefde, het openbaar bestuur. Ooit studeerde ik politicologie en specialiseerde ik me in bestuurskunde. Toen kregen wij te horen: later, als je bij het openbaar bestuur zit ... Dat is nu een heel klein beetje het geval.

Ik kom op beide begrotingen die wij vandaag mogen bespreken. Sommige nadelen hebben ook nadelen. Een daarvan is dat mijn fractie beduidend minder tijd heeft dan de voorafgaande jaren, en daarom beperk ik me tot de hoofdlijnen. Als wij praten over het Koninklijk Huis, denken wij dezer dagen toch op de eerste plaats aan het slechte nieuws dat de koningin trof op 18 februari, het ongeluk van prins Friso. Juist op een dag als vandaag gaan onze gedachten daarom op de eerste plaats uit naar Hare Majesteit de Koningin en de overige leden van de familie.

Ondanks deze verschrikkelijke gebeurtenis heeft de koningin zich het afgelopen jaar weer volop ingezet voor Nederland en voor het Nederlands belang. Daarom vindt de PVV het ook van groot belang om de onafhankelijke en onpartijdige positie van het staatshoofd te benadrukken. Vanuit dat perspectief hebben Andre Elissen en Lilian Helder namens de Partij voor de Vrijheid een initiatiefwetsvoorstel geschreven – het is inmiddels naar de Raad van State gegaan – over de modernisering van de rol van de Koning in het Nederlands staatsbestel. Binnenkort mag ik dat initiatiefwetsvoorstel hier verdedigen; deo volente, uiteraard. Het vereist wijzigingen van de Grondwet en van het Statuut. Eén modernisering is reeds ingezet: artikel 139 van het Reglement van Orde, dat regelt dat wij als Kamer het voortouw hebben in de formatie. Er is nog geen kabinet, maar ik stel wel vast, wellicht een tikje voorbarig: 139 werkt.

Het zijn barre economische tijden en het komende paarse kabinet gaat het ongetwijfeld alleen nog maar erger maken. Ik stel vast dat er naar de huishouding van de koningin meer geld gaat dan het vorig jaar, maar dat de toelage die de koningin ontvangt, lager is dan het vorig jaar. Het zou mooi zijn als de koningin zelf ook een gebaar maakt, al dan niet royaal. De persoonlijke toelage die zij jaarlijks ontvangt, is in vergelijking met andere staatshoofden, of dat nu presidenten of koningen zijn, aan de hoge kant. Natuurlijk verdient onze koningin een serieuze vergoeding, maar de Partij voor de Vrijheid had het mooi gevonden als de koningin uit solidariteit met het Nederlandse volk had besloten om vrijwillig afstand te doen van een deel van haar toelage. De koning van Spanje deed dit ook, evenals de president van Malawi. Overal worden broekriemen aangehaald, vaak ook die van staatshoofden. De PVV blijft voorstander van het beperken van het geld dat naar de koningin gaat.

Ik kom te spreken over de begroting Algemene Zaken. Er is nu een Amerikaans presidentskandidaat die furore maakt met een heel mooie manier om geld te besparen: hij vraagt zich bij elke uitgave af of die het waard is om er geld voor te lenen van China. Dit leidt binnenkort tot de ondergang van Pino, Big Bird, heb ik begrepen. Zo ver wil ik vandaag niet gaan, maar dit is wel een uitstekende manier om uitgaven te beoordelen. Het is misschien iets wat de minister-president in het achterhoofd kan houden, als hij toch aan het formeren is.

Ik druk hem ook graag op het hart om eens kritisch te kijken naar de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Ik heb dit weekeinde, ik had toch niets te doen, een aantal WRR-rapoporten doorgenomen. Bij heel veel van die rapporten vroeg ik mij af wat nu eigenlijk de meerwaarde ervan is. Ik zag heel veel dingen waarvan ik dacht: dat schrijven ze in de academische wereld of in de journalistiek ook. Ik zag heel veel politiek correcte apekool. Ik zag veel open deuren die met kracht werden ingeschopt. Ik zag veel platitudes en veel dingen waarvan ik dacht: ja, nou en, dus? Ik geef een mooi citaat. "Leidend is onze oproep: betrokken burgers zijn belangrijk voor een levende democratie. Juist de nationale voorlieden dienen mede inhoud te geven aan de uitvoering door andere partijen op het speelveld van burgerbetrokkenheid". En zo gaat het pagina's lang en kilo's papier door; ik heb stapels citaten.

Een dieptepunt is wat mij betreft het rapport Identificatie met Nederland, uit 2007. Dit kwam er, geloof ik, op neer dat als we de Nederlandse identiteit maar veronachtzamen, het allemaal goed komt met de massa-immigratie en de gevolgen daarvan. Het woord "islam" wordt zorgvuldig gemeden. De conclusies zijn dat als we maar geen eisen stellen aan inburgering en naturalisatie en zwijgen over van alles, het allemaal goed komt en dat de autochtonen de schuld dragen van de immigratieproblemen. Het leek wel een voorleesboek geschreven door Ruth Peetoom. Socioloog Ruud Koopmans maakte er zeer terecht gehakt van. Het rapport was simpelweg niet wetenschappelijk. De meest voor de hand liggende conclusies worden niet getrokken, maar de auteur is dan ook een vooraanstaand lid van de Partij van de Arbeid.

Wat is de meerwaarde van al die rapporten? Het is leuk dat ze geschreven worden; allerlei mensen met veel titels houden er leuk werk aan over, maar schiet de regering er iets mee op? Laat de regering zich hierdoor inspireren? Zo ja, op welke, graag aantoonbare, manier doet zij dat dan?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Een krachtige, hechte samenleving wordt niet geschapen door een overheid maar door de mensen zelf. U kent onze visie, voorzitter, wat het CDA betreft komt het heil van de overheid noch van de markt maar van de mensen zelf. En kijk eens om u heen: overal zien wij initiatieven van burgers die zich belangeloos inzetten voor hun naaste. Denk hierbij aan NL DOET of aan Alpe d'HuZes. Mensen leveren geheel vrijwillig een onbetaalbaar grote bijdrage aan de samenleving. De krachtigste voorbeelden zijn, niet geheel toevallig, die waar de overheid nauwelijks bemoeienis mee heeft gehad. Zo ziet de CDA het graag. Een overheid is er niet om alles voor mensen te regelen maar moet vooral barrières wegnemen die de mensen ervaren op het moment dat zij hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zo kan de overheid de kracht van de samenleving stimuleren. Dit wordt zeker nu heel belangrijk, nu we inzetten op een kleinere overheid. Daarbij hebben we een dienstbare overheid nodig. De vraag is wel hoe de minister-president handen en voeten gaat geven aan deze visie. We lezen die in de verschillende begrotingen. Het begint natuurlijk bij Algemene Zaken. Hoe gaat de minister-president ervoor zorgen dat in al die begrotingen, maar ook veel concreter, vorm wordt gegeven aan deze gedachte?

We realiseren ons goed dat we de begrotingen behandelen in een tijd waarin we bezig zijn met een wisseling van de wacht. Over deze wisseling van de wacht gesproken: hoe bevalt het de minister-president dat de formatie plaatsvindt zonder onze koningin in een duidelijke rol? Bij de behandeling van het voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde pleitte de VVD net als het CDA voor handhaving van de rol van de koningin. Nu die rol niet is gehandhaafd, is de procedure niet in alle opzichten helder. Het zou transparanter zijn, maar daar hebben wij nog niet heel erg veel van gemerkt. Mist de minister-president de koningin, haar wijsheid, haar betrokkenheid en haar deskundigheid niet? Gelukkig worden er wel beleefdheidsbezoekjes afgelegd. Dat dan weer wel.

De heer Pechtold (D66):

Wat is er niet helder?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik neem aan dat dit een retorische vraag is.

De heer Pechtold (D66):

Het is een serieuze vraag. Ik – maar het zou ook de minister-president kunnen zijn – voel mij gelijk geroepen om er geen twijfel over te laten bestaan als er in de procedure iets niet helder is. Als mevrouw Van Toorenburg mij nu een aantal zaken kan noemen die haar niet helder zijn, kunnen wij deze insinuaties over een verslechterde procedure gelijk wegnemen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het gaat niet zozeer over insinuaties over een verslechterde procedure. Ik vraag alleen of de minister-president de heldere rol die de koningin voor ons had, niet heel erg mist. Haar boven de partijen staande rol hebben wij altijd als niet ter discussie staand beschouwd. Wij vonden het juist heel prettig dat zij een bepaalde rol had. Die zien wij nu niet meer. Nu zien wij wel dat er ineens bezoekjes worden afgelegd, waarvan wij nog even aan het zoeken zijn hoe die heten. Alleen dat vonden wij al niet helder.

De heer Pechtold (D66):

Dat lag niet aan de Kamer. Dat lag zelfs niet aan de Voorzitter, is later vastgesteld, gelukkig. Mijn vraag is dus weer: wat is er nou niet helder? Anders zijn het insinuaties. Het ging niet om de heldere rol van de koningin vroeger. Mevrouw Van Toorenburg moet misschien even terugkijken in haar spreektekst, want zij zei zojuist dat de procedure nu niet helder is. Mijn vraag is dus wederom: wat is er niet helder?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vind het fijn dat ook de heer Pechtold zegt dat het niet aan iemand ligt. Het is een proces dat wij met elkaar ingegaan zijn en dat wij gaandeweg nog moeten ontwikkelen. Dat hebben wij ook de heer Pechtold op televisie horen zeggen. Wij weten nog niet precies hoe dat het beste vorm kan krijgen. Alleen dat is al niet helder. Wij vonden het heel erg duidelijk zoals het ging. De heer Pechtold vindt dat blijkbaar niet, maar wij wel. Nu missen wij de koningin, haar duidelijke lijn en haar boven de partijen staande statuur. Wij missen haar. Ik zie dat de heer Pechtold er bijna van moet huilen.

Ik kan vlekkeloos doorgaan met wat ik al had opgeschreven: vanuit de CDA-fractie niets dan goeds over onze koningin. Wij zijn trots op haar. Zij is onze stabiele factor. Het is misschien grappig om vandaag eens te zeggen dat het in 1998, toen ik promoveerde, heel gebruikelijk was om stellingen op te nemen bij een proefschrift. Mijn stelling was de volgende. Als de pers iets meer aandacht zou besteden aan de economische voordelen van het hebben van een koningshuis, dan zou dat veel wind uit de zeilen nemen van onze kortzichtige republikeinen. Ik schreef dat in '98. Het was een heel gedurfde stelling. Ik had nog geen idee dat ik later in de politiek terecht zou komen, al helemaal niet als woordvoerder over onder meer het koningshuis.

Tot slot heb ik nog een klein puntje: de informatie van de rijksoverheid. Hoe zorgt de overheid ervoor dat haar informatie herkenbaar, gezaghebbend en betrouwbaar is te midden van al die informatie die wij op internet vinden? Postbus 51 was een sterk merk. Nu raken mensen, ikzelf ook, een beetje in de war over welke campagne van de rijksoverheid is. Het viel mij ineens op dat de SIRE-campagne over tolerantie niets met de overheid te maken heeft en de campagne over mishandeling, die nu heel goed is opgezet, wel. Het is onduidelijk. Hoe gaat de minister-president ervoor zorgen dat heel helder is welke boodschappen vanuit de regering en de overheid komen en welke niet?

De voorzitter:

Er is een korte vraag van de heer Bosma.

De heer Bosma (PVV):

U hoopt maar dat het een korte vraag is, voorzitter.

Die SIRE-campagne draait in zendtijd van de Ster. Die campagne is opgezet omdat mensen bang zijn voor buitenlandse invloeden. Mensen hebben bijvoorbeeld kritiek op hoofddoekjes en moskeeën. Het medicijn daartegen is dat wij allemaal tolerant zijn. Vindt mevrouw Van Toorenburg het een goed gebruik van Ster-zendtijd om mensen die kritisch staan tegenover de islam, weg te zetten als intolerant en onverdraagzaam?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Zou dat zo zijn, dan is dat geen goed idee. Ik heb die campagne echter goed bekeken en ben ook de site opgegaan. Daarop staan allemaal verschillende filmpjes. Het viel mij juist op dat een en ander in een bredere context wordt gezet alsof het een soort product is waaraan je heel veel kunt ontlenen. Het waren grote woorden; dat ben ik met de heer Bosma eens. Ik denk echter dat het een aardige manier is om na te denken over de vraag hoe we als Nederlanders willen zijn. Ik heb begrepen dat het bedoeld is om mensen na te laten denken. Dat is in ieder geval bij dit lid van de PVV alvast gelukt.

De heer Bosma (PVV):

Ik denk er niet alleen over na, ik erger me er ook heel erg aan. Als je het onderzoek en het persbericht leest, zie je dat er heel erg wordt ingezoomd op mensen die kritisch staan tegenover hoofddoekjes en moskeeën, herkenningstekens van de islam. Die mensen moeten in hun mening worden verbeterd en worden intolerant genoemd. Vindt mevrouw Van Toorenburg het goed dat dit gebeurt in zendtijd van de staatsomroep die met ons aller belastinggeld wordt gefinancierd?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Zo heb ik het niet opgevat en ik heb er goed naar gekeken. Ik heb het juist in een veel breder perspectief gezien. SIRE wil aangeven waarom tolerantie waardevol is. De vraag van de heer Bosma is echter terecht. Levert het geen onhelderheid op – daar gaan we weer – als het de regering lijkt te zijn die iets zegt omdat zij ook vergelijkbare spotjes uitzendt? Daarom vraag ik aan de minister-president om duidelijk te maken wat de rijksoverheid aan informatie biedt en wat van elders komt. Soms loopt het inderdaad zo door elkaar dat het niet helemaal helder is.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik vraag de minister-president: hoe gaat het met de formatie? Een paar weken geleden belden verschillende journalisten mij op met de vraag hoe ik chaos zou willen voorkomen nu de koningin niet meer betrokken was bij de formatie. Ik antwoordde in alle eerlijkheid dat ik geen chaos verwachtte. Deze premier heeft in 2010 de koningin feitelijk uit de formatie gezet. Wij vonden dat geen mooie figuur en mede daarom heeft deze Kamer het anders georganiseerd en de werkwijze aangepast. De formatie doen we voortaan zelf. Ik vond het wel opmerkelijk dat de minister-president alsnog leek te willen vasthouden aan de rol van de koningin. Ook vroeg ik me af waarom de informateurs op beleefdheidsbezoek moesten bij de koningin. Was dat een idee van de premier of van iemand anders? En van wie dan?

Volgend jaar begint de herdenking van het 200-jarig bestaan van ons koninkrijk. In 1813 landde Willem Frederik in Scheveningen en kreeg hij hier in Den Haag de titel van soeverein vorst. In 1814 kregen we een nieuwe grondwet en in 1815 een nieuw koninkrijk. De nieuwe premier – wie dat ook is – wacht een zware taak als tijdens zijn regering een troonswisseling plaatsvindt. Hij heeft een grote verantwoordelijkheid om dat goed te laten verlopen. Wat vond de minister-president in dat verband van het optreden van de heer Samsom tijdens het Carrédebat bij RTL? We hebben net een discussie gehad met de heer Recourt van de Partij van de Arbeid. In het Carrédebat zei Samsom dat hij er persoonlijk niet zo veel problemen mee had. De fractie zegt nu dat zij er eigenlijk wel problemen mee heeft. Het compromis is dan dat ze in de toekomst gaan bepalen wat ze doen.

De heer Recourt (PvdA):

We hebben inderdaad een debatje gevoerd en nu geeft de heer Van Raak daar een samenvatting van waar ik niet achter sta. Ik maak bezwaar tegen de conclusie die hij zojuist heeft getrokken.

De heer Van Raak (SP):

In ieder geval is er onhelderheid. Ik vind dat niet eerlijk ten opzichte van de nabestaanden in Argentinië, de Dwaze Moeders. Ik vind dat niet eerlijk ten opzichte van de nabestaanden hier in Nederland. En ik vind het ook niet eerlijk ten opzichte van de leden van het Koninklijk Huis. Wat vindt de minister-president van deze onduidelijkheid waar duidelijkheid was?

De heer Zorreguieta was een vooraanstaand lid van de militaire junta in Argentinië. Toen zijn tienduizenden mensen vermist geraakt, duizenden burgers vermoord, kinderen door militairen geroofd en weeskinderen weggegeven. Natuurlijk hebben de prinsesjes alle recht om hun opa te zien. Prinses Maxima heeft alle recht om haar vader te ontvangen. Daarom hebben we ook geen enkel probleem met privébezoeken. Zo hebben we dat ook eerder afgesproken. Die helderheid hebben wij eerder gegeven. Bij officiële aangelegenheden hebben wij echter geen behoefte aan de aanwezigheid van Jorge Zorreguieta, zeker niet tijdens de kroning. Is dat ook nog steeds het standpunt van de regering?

Volgend jaar zetten we alle ambtenaren op de nullijn. Zij krijgen er niets bij. Dat geldt gelukkig ook voor politieke ambtsdragers, voor ons, voor de ministers, voor de minister-president. Het geldt niet helemaal voor het staatshoofd. Daarom heb ik een amendement ingediend om de uitkering voor de leden van het Koninklijk Huis voor volgend jaar op nul te zetten.

Veel dank dat de regering op termijn een einde gaat maken aan de subsidie voor privévluchten door leden van het Koninklijk Huis. Dat is een oude wens van de SP. Wanneer komt definitief een einde aan de vergoeding van privévluchten? Zijn er nog andere privékosten die uit deze begroting worden vergoed?

De minister-president is verantwoordelijk voor de communicatie over het regeringsbeleid. Kan hij toezeggen dat ministers voortaan hun best zullen doen om de waarheid te vertellen, dus dat zich geen toestanden meer voordoen zoals tijdens de presentatie van het vorige regeerakkoord, toen de heren Rutte, Wilders en Verhagen lachend verklaarden dat er 3.000 agenten bij zouden komen terwijl zij goed wisten dat er 0 agenten bij zouden komen? Kan hij ook toezeggen dat ministers voortaan hun best zullen doen om Kamerleden niet voor het hoofd te stoten door voorstellen eerst aan de Tweede Kamer te sturen in plaats van Kamerleden die voorstellen eerst in de krant te laten lezen? In dat geval zie ik uit naar een goede samenwerking met de toekomstige minister-president, wie het dan ook is.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb een vraag over het amendement van de heer Van Raak. Hij stelt dat de uitkering van het Koninklijk Huis niet op de nullijn zit. Daarom heeft hij een amendement ingediend. Volgens mij staat er in de uitleg en bij de vraag echter heel duidelijk dat het de materiële kosten betreft die daarin verrekend zitten. De constatering van de heer Van Raak klopt dan toch niet? Waarom dient hij dan toch dit amendement in?

De heer Van Raak (SP):

Leden van het Koninklijk Huis krijgen een uitkering. Een deel ervan is direct inkomen en een deel betreft personele en materiële uitgaven, zoals uitgaven aan de inrichting van het huis. Dat zijn allemaal inkomens. Je kunt die allemaal op nul zetten.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Het is natuurlijk uw goed recht om het op die manier te interpreteren, maar u doet nu net alsof het inkomen van het Koninklijk Huis anders wordt beoordeeld dan bijvoorbeeld dat van u en mij en van de ambtenaren, die ook op de nullijn zitten. Ook bij de ministeries worden de materiële uitgaven niet op dezelfde manier behandeld als de uitkering die of het inkomen dat toegekend wordt voor een bepaalde functie. Bent u dat met mij eens?

De heer Van Raak (SP):

Ja, dat onderscheid hebben wij niet gemaakt. Wij hebben dit hetzelfde behandeld en gezegd dat we een nullijn zouden moeten hanteren.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben blij dat de heer Van Raak dit erkent, want voor de beeldvorming is het belangrijk om te vermelden dat de koningin en de andere leden van het Koninklijk Huis net als ieder ander op de nullijn staan. Dit betreft de materiële uitgaven.

De heer Van Raak (SP):

Dat klopt. Zowel voor ambtenaren, voor ons als voor het inkomen van het Koninklijk Huis geldt de nullijn. Wij hebben daarbij alleen ook de personele en vooral de materiële uitgaven aan de inrichting betrokken, omdat die als een vergoeding kunnen worden gezien.

De heer Recourt (PvdA):

Het is toch nog enigszins wollig. Ook de Partij van de Arbeid vindt dat de koningin op de nullijn moet, net als haar personeel, net zoals alle andere ambtenaren. Dat moet je gelijktrekken. Dat vindt niet alleen de Partij van de Arbeid. Ik denk dat dit bijna Kamerbreed gesteld kan worden. We hebben dit expliciet gevraagd aan de regering, die heeft gezegd: dat klopt. De regering vindt het zelfs.

De heer Van Raak (SP):

Ja.

De heer Recourt (PvdA):

Alleen, de enige reden waarom er een klein beetje extra geld is, is dat de kosten stijgen. Daarbij behandelen we het Koninklijk Huis niet anders dan welk ministerie dan ook: voor de materiële kosten hanteren we een inflatiecorrectie. Waarom dient de heer Van Raak dan toch dit amendement in? Ik snap daar niks van.

De heer Van Raak (SP):

Als de PvdA zegt dat het warrig is, maak ik mij zorgen. Ik ga proberen om dit weg te nemen. Voor iedereen worden de kosten hoger. Dat geldt ook als de heer Recourt zijn huis gaat inrichten. Daarom hebben wij ervoor gekozen om het helemaal op nul te zetten. Ik heb de regering gecomplimenteerd met de uitzondering die is gemaakt door het inkomensbestanddeel op nul te zetten. Ik heb begrepen dat ook de personele uitgaven op nul staan. Graag krijg ik daarvan een bevestiging van de minister-president. Ik heb het doorgetrokken, want dan is het net zo helder.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. 12 september was een goede dag voor de modernisering van de monarchie en de democratie. De eerste liberale premier in 100 jaar was als aanvoerder van het kabinet-Rutte/Verhagen in dát streven helaas zelden een bondgenoot. Of het nu ging om meer openbaarheid van zakelijke belangen van bewindspersonen, het geven van het initiatief in de kabinetsformatie aan de Kamer, het toegankelijker maken van de koninklijke archieven of het consequenter doorvoeren van de scheiding van kerk en staat, wij meenden dat wij met een liberale premier op al die onderwerpen stappen vooruit konden zetten. Maar helaas, steeds sprak uit zijn opstelling een huivering voor verandering.

Gelukkig geldt ook in de politiek: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Mijn fractie neemt geen genoegen met de opmerking: het is nu eenmaal zo geregeld. Dat doet zij zeker niet als er goede redenen zijn om het anders te doen. En die goede redenen zijn er.

De Partij van de Arbeid zag dat de afgelopen jaren ook in. Zij streed steeds samen met ons voor een update van de spelregels van de monarchie én democratie. Ik neem aan dat het perspectief op het pluche daar geen verandering in zal brengen. Het volmondig ja van collega Samsom in het debat bij aanvang van de formatie geeft het vertrouwen dat meer openbaarheid in het verschiet ligt. Dit vertrouwen wordt verder versterkt door de ambitie om een akkoord op hoofdlijnen te sluiten. Dat geeft de PvdA-fractie alle ruimte om voor de eigen idealen te kiezen.

De dag na 12 september kreeg de vernieuwde democratie al een gezicht met de aanstelling van verkenner Kamp, die door de Kamer zelf is aangezocht en aangestuurd. Dankzij D66 neemt de Kamer deze keer immers het voortouw bij het vormen van een kabinet. De verantwoordelijkheid ligt nu waar deze thuishoort, namelijk bij de gekozen volksvertegenwoordigers. Bovendien is het voor de kiezers beter te volgen wat er met hun stem gebeurt en waarom de partij van hun keuze na verkiezingen soms een heel andere richting kiest dan in de campagne. Dat is wat mijn fractie betreft winst. De luiken van de democratie moeten open om het vertrouwen in de politiek en de betrokkenheid van mensen te vergroten.

Het begin van deze parlementaire periode en deze formatie verdient een passend vervolg en een passend slot, met een openbare beëdiging van de nieuwe bewindspersonen en het achteraf openbaar maken van het formatiedossier. Hoe is volgens de minister van Algemene Zaken uitvoering gegeven aan de unanieme wens van de Kamer om over dat dossier, voorafgaand aan de informatie, heldere afspraken te maken?

Mijn fractie wil ook de openbaarheid van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen regelen. Nu is het moment daarvoor aangebroken, want een nieuwe lichting bewindspersonen loopt zich al warm. Sinds de verkiezingen lijkt een ruime Kamermeerderheid overtuigd van nut en noodzaak hiervan. Het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling kan alleen maar geschieden als pers, publiek én parlement weten welke belangen eventueel verstrengeld zijn. De casus-Hooijmaijers maakt duidelijk dat deze verstrengeling niet slechts denkbeeldig is en dat politici ook zelf gebaat zijn bij meer openbaarheid. Laten we de put voor de verandering eens op landelijk niveau dempen voordat het kalf verdronken is.

Onze eerdere verzoeken om inzicht te verkrijgen in de zakelijke belangen wuifde de premier weg. De sleutel ligt nu bij de Partij van de Arbeid. In 2010 en 2011 steunde zij onze oproep, maar twee weken geleden vroeg collega Samsom om bedenktijd. Vandaag hoop ik dat wij het samen mét de Partij van de Arbeid eindelijk goed kunnen regelen.

Op Prinsjesdag hoorden wij de koningin verkondigen dat wij volgend jaar het 200-jarig bestaan van het Koninkrijk vieren. Draagt de premier voor deze uitspraak behalve ministeriële ook geschiedkundige verantwoordelijkheid? Zijn voor de desbetreffende passage uit de troonrede ook andere historici dan collega Rutte geraadpleegd? En wat wordt volgend jaar nu precies herdacht? Zeven jaar voor 1813 was Nederland namelijk al een koninkrijk. Zo werd in 1808, dus voor 1813, de KNAW opgericht, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Onze verbondenheid met de Oranjes dateert nog van veel eerder. Graag een reactie van de premier en van historicus Rutte.

Bij een viering hoort natuurlijk wel een cadeau. Wat mijn fractie betreft is dit dan ook een historisch moment voor een moderne monarchie. Ik zie het draagvlak in deze Kamer voor een volledig ceremonieel koningschap steeds verder groeien. Wij werken de komende jaren graag mee aan dat vooruitzicht, zodat uiteindelijk voor niemand meer geldt dat de plek van de wieg bepaalt hoeveel invloed en macht een persoon heeft. Bij een moderne democratie past ook een beter toegesneden regeling voor de openbaarheid van het Koninklijk Huisarchief, zodat stukken die samenhangen met de functie van het staatshoofd in ieder geval onder de Archiefwet komen te vallen. De Kamer sprak zich daarvoor in 2005 al uit via de motie-Kalsbeek. De Koning is daardoor niet onnodig kwetsbaar in discussies, zoals in het verleden bij de Lockheedaffaire, en er ontstaat een gelijk speelveld voor historici.

Ook de informatievoorziening aan de Kamer blijft aandacht vragen. Dat geldt voor de embargoregeling voor de begrotingsstukken, die er dit jaar eigenlijk niet was, en dat is niet voor herhaling vatbaar. Daarom roep ik de premier op om volgend jaar de motie die de Kamer daarover heeft aangenomen, gewoon weer uit te voeren. Anders moeten wij helaas die afspraak opnieuw gaan bevestigen. Een andere afspraak waaraan ik graag vasthoud, is de afspraak dat bewindspersonen de pers niet informeren voordat de Kamer is geïnformeerd. Anderen spraken hier ook al over. Gisterochtend ging dat bijvoorbeeld niet goed. De krant van wakker Nederland kon al berichten over ons wegennet en over een verplichte meldcode voor huiselijk geweld voordat de Kamer was geïnformeerd. Kan de premier toezeggen dat afspraak ook op dit punt echt afspraak is? Mevrouw de voorzitter, ik vraag u om hierop scherp toe te zien.

De afgelopen periode was de verhouding tussen kabinet en transparantie vaak wat moeizaam. Het lijkt erop dat deze liberale premier een kans krijgt om zich te revancheren. Grijp die kans!

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. De minister-president is een druk man en de heer Rutte is een nog drukker man, want hij is niet alleen minister-president, maar ook partijleider van de VVD. Die petten worden in tijden als deze nogal eens verwisseld. Ik zal dat toelichten. Als minister-president heeft de heer Rutte zich verbonden aan het Lenteakkoord. Als partijleider van de VVD heeft hij daarvan weer afstand genomen met het Herfstakkoord. Als minister-president moet hij ervoor zorgen dat zijn demissionaire kabinet dat Herfstakkoord uitvoert, als partijleider onderhandelt hij op dit moment over het nieuw te vormen kabinet en als minister-president verdedigt hij hier zijn begroting. Door de manier waarop die twee rollen door elkaar lopen, lijkt het mij een beetje ingewikkeld te worden. Hoe kijkt de minister-president daar zelf tegenaan? Laat ik nog een voorbeeld noemen. We leven in tijden van economische crisis. CDA-minister De Jager is onze eerste crisismanager. Wat gebeurt er als er opnieuw en acuut een crisisbesluit genomen moet worden? Welke kant stuurt de minister-president de minister van Financiën dan op? Wordt het besluit om wat te doen, genomen in de ministerraad of aan de onderhandelingstafel? Wat gebeurt er als de minister van Financiën zich niet kan vinden in de opvatting van de onderhandelende partijen?

Bij zijn aantreden gaf minister-president Rutte aan dat hij ontspannen met de Kamer zou willen omgaan. Wie informatie wilde, kon het Torentje bellen. Daar is weinig van gekomen; collega's Van Raak en Pechtold spraken daar ook al over. Regelmatig moest de Kamer in de krant lezen waar het kabinet mee zou komen. Mijn collega Jesse Klaver heeft hier al vaker een punt van gemaakt. Er is toegezegd dat de Kamer als eerste wordt geïnformeerd, maar het is mijn stellige indruk dat er nog wel eens wat tussendoor glipt. De heer Pechtold gaf daar net een paar voorbeelden van. Vindt de minister-president dit ook en hoe is hij van plan die gaten te dichten?

Het is sowieso de hoogste tijd voor meer openheid. Mariko Peters, oud-Kamerlid voor GroenLinks, stuurde deze zomer haar initiatiefwetsvoorstel openbaarheid van bestuur naar de Kamer. Ik daag de minister-president uit om de agenda van het ministerie van Algemene Zaken uit te breiden doordat hij zich als coördinerend minister voor openbaarheid van overheidsinformatie opwerpt. Graag een reactie hierop.

Tot slot. De komst van een nieuw kabinet, van welke signatuur dan ook, zal ertoe leiden dat een aantal bewindslieden zich op de arbeidsmarkt begeeft. Gewezen bewindspersonen zijn over het algemeen erg gewild op de arbeidsmarkt. Oud-minister Eurlings bijvoorbeeld had vrijwel direct een nieuwe baan bij de KLM. Voor een oud-minister van Verkeer en Waterstaat riep dat natuurlijk vragen op. De Kamer heeft met algemene stemmen de motie-Koopmans aangenomen, maar die motie is nog niet uitgevoerd terwijl de noodzaak onverminderd is. Daarom vraag ik de minister-president om snel te komen met een code zoals bedoeld in die motie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik begin ermee de minister-president te feliciteren met een heuglijk feit, namelijk het jubileum van zijn ministerie. Dit jaar is het precies 75 jaar geleden dat het ministerie van Algemene Zaken werd ingesteld. Dat was in 1937 toen "Algemeene" nog met vier e's werd geschreven en toen Hendrik Colijn, kampioen bezuinigen in het interbellum, het instellingsbesluit ondertekende. Pas volgend jaar komen de felicitaties voor 1813. Het geeft echter te denken dat de heer Pechtold twijfelt of we niet verder in de geschiedenis moeten teruggaan, namelijk tot het Koninkrijk Holland. Dat was toch eigenlijk niets meer dan een Franse vazalstaat, dus ik reken dat niet graag mee. Het geeft veeleer aan dat de behartiging van de nationale onafhankelijkheid bij D66 niet in goede handen is.

Het ministerie van Algemene Zaken werd destijds ingesteld om "de voorzitter van de raad van ministers te ontlasten door hem te ontheffen van de zorg voor het beheer van een departement van gewone omvang, teneinde de coördinatie van de arbeid der onderscheidende departementen te bevorderen". Dat is een hele volzin, en in de huidige Grondwet wordt dat mooi samengevat met de zinsnede "bevorderen van de eenheid van het regeringsbeleid". Het gedenkboek bij de 50ste verjaardag van Algemene Zaken kreeg ook de passende titel "Voor de eenheid van beleid" mee. De epiloog in dat boek werd geschreven door toenmalig premier Lubbers. Hij schreef onder andere dat voor de samenhang van het regeringsbeleid niet alleen een ministerie van belang is maar dat ook een regeringakkoord daarbij een grote en groter wordende rol vervult.

Dat brengt mij bij de behandeling van deze begroting op dit staatsrechtelijk en politiek bijzondere en belangrijke moment. De minister-president zit hier in een demissionaire status, maar onderwijl is hij als politiek leider van zijn partij volop in onderhandeling in het proces dat moet leiden tot een nieuw kabinet. Het zal de minister-president niet ontgaan zijn dat deze formatie iets anders verloopt dan de vorige. Zo moet hij zich niet meer vervoegen in de vertrouwde Ministerskamer in de Eerste Kamer maar in de Stadhouderskamer van de Tweede Kamer. Het leidt ook geen twijfel dat deze verhuizing bepaald geen achteruitgang is wat het historisch interieur betreft. Echter, de dieperliggende gedachte achter deze schuivende coulissen en panelen is niet esthetisch maar staatkundig van aard. De kabinetsformatie is weggehaald bij het staatshoofd, niet bij wet of Koninklijk Besluit of iets dergelijks, maar door een wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. De SGP-fractie is zo vrij daar de nodige vraagtekens bij te zetten. Het feit dat de formatie nu nog gaande is en dat niets erop duidt dat dingen helemaal misgaan, ontslaat mij niet van de plicht hier toch de vinger bij te leggen. Concreet, wat vindt de minister-president van deze gang van zaken? We praten immers over de kabinetsformatie, het proces van regeringsvorming. Is het niet op zijn minst raar dat uitgerekend de regering, de Koning en de ministers, hierbij slechts de rol van stilzwijgend toeschouwer inneemt? Volgens mij wringt er iets, en daarom zou ik graag vernemen hoe de regering, bij monde van de minister-president, dit proces ervaart en heeft ervaren.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter, het moet u toch ook opgevallen zijn: de heer Van der Staaij staat bijna tandenknarsend te kijken dat er niks misgaat. Hij hoopt het en kijkt naar de minister-president: is er desnoods niet iets wat hem tegenvalt aan het ameublement? Nee, zelfs daarin is er een verbetering. Kan de heer Van der Staaij niet gewoon eerlijk toegeven dat het goed gaat?

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Pechtold heeft ook kunnen merken dat ik hier niet met allerlei spijkers op laag water ben gekomen om maar te zeggen wat er allemaal misgaat. Er zijn natuurlijk wel de nodige onduidelijkheden geweest in het proces, maar daar hoort hij mij niet over. Mijn principiële punt is dat niet alleen de Kamer erover moet gaan. De constitutionele kant van de zaak is namelijk dat de Kroon uiteindelijk de ministers benoemt. Daarom vind ik het netjes en staatkundig correct om me af te vragen wanneer de regering in beeld komt. Heeft deze hierin nog een inbreng? Of laat zij het allemaal maar gebeuren en volgt zij de Kamer?

Ik wil er overigens niets aan afdoen. Ik gun het iedereen die zich hiervoor sterk heeft gemaakt en zegt dat het zo best fatsoenlijk kan lopen. Dat is waar. Met zo'n uitslag was het ook niet de ingewikkeldste puzzel. Dat merkte je ook in de Kamer. In het verleden was er ook niet de meeste discussie als de uitslag heel helder was en iedereen wel vond dat de formatie in een bepaalde richting moest gaan. De discussie was er juist als de verkiezingsuitslag heel onduidelijk was en men niet wist welke kant men op moest gaan. In zo'n situatie was er ook de meeste kritiek als het staatshoofd de knoop moest doorhakken. De vraag is hoe dit nu in een dergelijke situatie zal gaan. Dat weten we niet. Dat zullen we moeten afwachten.

De heer Pechtold (D66):

De uitslag was heel duidelijk, maar niet alle winnaars zijn aangeschoven. Daarover zijn de heer Van der Staaij en ik het toch eens. Dat stemt ons toch niet vrolijk.

Ik en mijn fractiegenoten hebben in alle verweer in de voorgaande debatten over de formatie van de heer Van der Staaij moeten horen dat het al in de jaren zeventig is geregeld met de motie-Kolfschoten. Nu is het de heer Van der Staaij eigenlijk een beetje overkomen. Daarom vraag ik hem: is nu dan niet het moment, ook voor de evaluatie straks, om constructief mee te denken, in plaats van alleen maar op de rem te staan? Dan kan ik de heer Van der Staaij namelijk ook de handschoen toewerpen en zeggen dat de rol van het kabinet richting de regering en de rol van het staatshoofd inderdaad nog geregeld moeten worden. Ik zie dan graag wel een constructieve houding.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is een terecht punt van de heer Pechtold. Van iedereen mag in deze situatie verwacht worden dat er constructief wordt meegedacht over de vraag hoe er het beste van gemaakt kan worden. Nadat de beslissing eenmaal genomen was, hebben wij ook niet ons best gedaan om roet in het eten te gooien. We moeten dus nu inderdaad bekijken hoe we in de gegeven situatie er het beste invulling aan kunnen geven.

Als laatste kom ik bij de onderzoekscommissies en adviesorganen. Het is gebruikelijk dat er bij allerhande rampen en onheil een onderzoekscommissie wordt ingesteld die nauwgezet onderzoekt hoe dingen hebben kunnen misgaan en hoe deze voorkomen hadden kunnen worden. We hebben dit onlangs in Haren weer zien gebeuren. Het had een feestje moeten zijn, maar het liep uit op rellen. We hebben dit ook bij andere gebeurtenissen gezien. In de praktijk worden er veel ad-hoccommissies ingesteld. Is het niet veel efficiënter, effectiever en beter qua bevoegdheden als je zo veel mogelijk bestaande onderzoeksinstanties daarvoor inzet? Ik denk bijvoorbeeld aan de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Kan dit ook naar voren worden gebracht bij medeoverheden? Graag een reactie op dit punt.

Mijn laatste opmerkingen die ik tijdens deze begrotingsbehandeling wil maken, betreffen de adviezen van de WRR. Collega Bosma had het daar net ook al over. In de begrotingsstukken wordt de WRR opgevoerd onder het kopje "bijdragen aan de langetermijnbeleidsontwikkeling". De taak van de WRR wordt mooi omschreven: ze geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies over maatschappelijke vraagstukken die onderwerp zijn of kunnen worden van regeringsbeleid. Dat zijn allemaal prachtige formuleringen. Als ik de indrukwekkende studies zie langskomen, niet alleen die van de WRR, maar ook die van de RMO en het SCP, vraag ik me wel eens af: leiden die studies daadwerkelijk tot concreet beleid? Laat ik het concreet maken met de WRR-studie Vertrouwen in burgers. Deze studie bevat veel waardevolle noties, met een pleidooi voor meer denken vanuit de burger. Er komt natuurlijk een keurige kabinetsreactie, maar gaat deze studie het beleid ook echt veranderen? Hebben die adviesorganen in de afgelopen periode het kabinet daadwerkelijk op andere gedachten gebracht, zodat het dacht: in het regeerakkoord staat wel het ene, maar laten wij maar het andere gaan doen, nu wij het adviesorgaan hebben gehoord? Wat gebeurt er in de praktijk met al deze rapporten?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Wij leven in een welvarend land. Wij kunnen ons nog steeds veel veroorloven, ook het duurste koningshuis van Europa. In een tijd waarin wij allemaal moeten bezuinigen, lijken de bezuinigingen aan de kant van het Koninklijk Huis nogal symbolisch van aard. Vorig jaar stond in de troonrede dat de bezuinigingen aan niemand voorbij zouden gaan en dat iedereen koopkracht zou moeten inleveren. Toen al sprak mijn fractie haar verbazing uit over het feit dat het inleveren waarover gesproken werd, blijkbaar niet van toepassing is voor de leden van het Koninklijk Huis. Wie een inkomen heeft van € 830.000 belastingvrij met daarbovenop een toelage van vijf keer het belastingvrije basissalaris en ruim 4 miljoen euro krijgt voor hulp in de huishouding, maakt niet de indruk solidair te zijn met de rest van de Nederlandse bevolking.

Toen Hare Majesteit in de troonrede van dit jaar een beroep deed op de solidariteit, waren onze verwachtingen hooggespannen. Ik citeer: "Weinigen in ons land betwisten de noodzaak van het gezond maken en vervolgens beheersbaar houden van de overheidsfinanciën. Velen delen het ideaal van maatschappelijke verbondenheid en willen zich daarvoor inzetten." Dat klonk veelbelovend, zeker toen daaraan werd toegevoegd: "Transparantie en houdbare overheidsfinanciën zijn van groot belang voor de bevolking en het vertrouwen in het bestuur." Groot was onze teleurstelling toen wij vernamen dat de solidariteitsbijdragen van de leden van het Koninklijk Huis zich beperken tot het inleveren van slechts € 5.000 op jaarbasis door koningin Beatrix. Haar salaris daalt van € 830.000 belastingvrij naar € 825.000 belastingvrij. De salarissen van prins Willem-Alexander en prinses Máxima dalen zelfs slechts met een schamele € 1.000 per jaar. Dat is niet meer dan vier promille salarisverlaging, terwijl iedereen in ons land wordt geacht de broekriem aan te halen.

Tegenover dat wel zeer schamele inleveren van de leden van het Koninklijk Huis, staat een verhoging van de eveneens belastingvrije onkostenvergoeding van maar liefst € 200.000. Dat verdient een nadere verklaring, die wij graag van de minister-president ontvangen. Per saldo gaat het Koninklijk Huis er niet op achteruit, maar er € 197.000 per jaar op vooruit. Dat is in tijden van zware bezuinigingen niet te verkopen. Graag krijg ik hierop een helder antwoord.

Kan de minister-president daarnaast ook verklaren hoe in tijden van bezuinigingen de totale kosten voor het Koninklijk Huis met € 528.000 toenemen? Acht hij een verwijzing naar prijspeilcijfers toereikend, wanneer verwacht zou mogen worden dat er sprake zou zijn van een structurele en substantiële bezuiniging?

Temeer krijg ik daarop graag een reactie, daar het Britse koningshuis 7,2 miljoen euro bezuinigde, terwijl de leden van dat koningshuis nog steeds verzekerd zijn van ordentelijk vervoer, koud en warm stromend water en een goedbelegde boterham. De leden van het Spaanse koningshuis, dat al het goedkoopste van Europa was, leverden 7% inkomen in, waarmee de Spanjaarden nog maar 8,2 miljoen euro kwijt zijn aan de salarissen van de koninklijke familie, hun personeel en hun onkostenvergoedingen. Juist omdat wij de koning van Hispanje altijd geëerd hebben, dringt een vergelijking zich op.

Kan de minister-president verklaren waarom een land dat drie keer meer inwoners heeft dan het onze, toe kan met een vorstenhuis dat vijf keer minder kost? Waar zit die factor twaalf verschil in? In de geest van onze bondscoach vraag ik: zijn wij nou zo dom of zijn zij nou zo slim? Kan de minister-president een plausibele verklaring geven voor het enorme kostenverschil tussen twee vorstenhuizen die allebei voldoende mogelijkheden tot representatie hebben? Als hij geen plausibele verklaring heeft voor het verschil, kan de minister-president dan vragen of onze kroonprins bereid en in staat is tot een inventariserende verkenning van de verschillen tussen het kostenpatroon van beide vorstenhuizen? En kan de minister-president komen met aanbevelingen over de vraag hoe wij dat van het Nederlandse hof qua kostenstructuur meer in overeenstemming kunnen brengen met het Spaanse? Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

Zeker in tijden van kostenbeheersing is de controle van functionele uitgaven een belangrijk gegeven. Daarom wil de Partij voor de Dieren klip-en-klaar antwoord op de vraag waarom de uitkomsten van het jaarlijkse accountantsonderzoek naar de kosten van het Koninklijk Huis geheim zouden moeten blijven, juist terwijl duidelijk is geworden dat het naar rato twaalf keer zo duur is als het Spaanse koningshuis. In antwoord op de feitelijke vragen heeft de minister-president aangegeven dat hij niet bereid is nader inzicht te verstrekken, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 41 van de Grondwet. Ik denk echter dat hij zich daarin vergist. Natuurlijk mag de Koning zijn huis inrichten zoals hem dat goeddunkt en zelf afwegingen maken ten aanzien van de daarbij behorende uitgaven. Dat wil echter niet zeggen dat wij als hoogst controlerend orgaan in dit land in het duister zouden moeten tasten over de noodzaak om ons koningshuis het meest kostbare van West-Europa te laten zijn. Daarom vraag ik de minister-president om de uitkomsten van het accountantsonderzoek alsnog openbaar te maken. Als dat op bezwaren in de sfeer van privacy mocht stuiten, vraag ik hem het accountantsonderzoek ter vertrouwelijke inzage te geven aan de vaste commissie, zodat zij tot een meer afgewogen oordeel over de functionaliteit van de kosten kan komen dan nu het geval is.

Ik kom op het Koninklijk Jachtdepartement, dat een camouflerende naamswijziging heeft ondergaan en tegenwoordig Koninklijk Departement Faunabeheer heet. Kan de minister-president aangeven of het departement op enigerlei wijze direct of indirect betrokken is bij of ondersteuning geeft in materiële of personele zin aan jachtpartijen van de leden van de koninklijke familie. Natuurlijk kennen wij het nogal kunstmatige onderscheid dat gemaakt wordt bij het doden van wilde zwijnen, herten, reeën en moeflons, dat niet wordt aangeduid als jacht maar als faunabeheer. Wanneer leden van de koninklijke familie bijvoorbeeld op eendenjacht zijn, zoals recent langs de Dinkel en zoals met enige regelmaat in het kroondomein bij Kloosterzande, is er echter wel degelijk sprake van plezierjacht op eenden, hazen, fazanten, konijnen en duiven. Kan de minister-president aangeven of het departement daar op enigerlei wijze direct of indirect bij betrokken is? Graag krijg ik hier een helder antwoord op. Kan hij duidelijk maken waarom de kosten voor het kroondomein en het jachtdepartement opnieuw niet gespecificeerd worden in de begroting, zodat wij hier opnieuw naar moeten vragen? Dit terwijl in 2007 al is toegezegd dat deze kosten voortaan zullen worden gespecificeerd. Kan hij ook aangeven wat wij moeten verstaan onder € 180.000 aan infrastructurele kosten die drukken op de begroting van de Koning aangaande het kroondomein. Kan hij een heldere uitsplitsing geven van de aard en de omvang van die infrastructurele kosten?

De Belgische hoogleraar Herman Matthijs geeft aan dat er sprake is van een grote mate van gebrek aan budgettaire transparantie. De uitdrukkelijke wens van de Kamer om meer transparantie te krijgen in de kosten van het Koninklijk Huis heeft geleid tot een andere opstelling van de kosten, maar die is eerder minder transparant geworden dan meer. Kan de minister-president aangeven of hij daadwerkelijk vorm wil geven aan meer transparantie in 2014? Zo ja, op welke wijze staat hem dat voor ogen? Ik overweeg ook een motie op dit punt.

Tot slot ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 16.46 uur tot 20.00 uur geschorst.

Naar boven