7 Vragenuur

Vragen van het lid Van Hijum aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de minister, over werklozen in Rotterdam die niet aan werk komen in de kassen.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. 1000 werklozen uit Rotterdam, Den Haag en Delft zouden aan de slag gaan in de kassen in het Westland. Het werden er elf.

Het gaat om de ambitie van een aantal gemeenten. Die sluit echter goed aan bij de opvatting die de minister en de staatssecretaris regelmatig in de Kamer hebben verdedigd: in tal van sectoren, zoals de land- en tuinbouw, is er werk en dat moeten wij als Nederlanders zelf willen doen. De minister betoogt daarbij voortdurend dat het onzinnig is dat er arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije voor dat werk worden ingezet. Ook de staatssecretaris heeft altijd gezegd: 150.000 tot 200.000 mensen uit de bijstand moeten toch aan de slag kunnen.

Stevige taal, maar tot nu toe magere resultaten. Het is niet de eerste keer. Ik verwijs naar de uitgebreide debatten hier over het dichtdraaien van de kraan voor Roemenen en Bulgaren in West-Brabant, met als gevolg dat daar niet meer werklozen maar vooral meer Polen aan de slag zijn gegaan.

Hoe is het mogelijk dat er zo weinig mensen kunnen worden geplaatst op vacatures in de land- en tuinbouw? Ligt het aan de werklozen zelf, aan de werkgevers of aan gemeenten die te weinig druk uitoefenen? Wellicht kan de staatssecretaris er opheldering over geven.

Staatssecretaris De Krom:

Voorzitter. Ik dank de heer Van Hijum voor zijn vraag. Hij zei het zelf al: het probleem in Nederland is dat er tienduizenden, zo niet honderdduizenden, mensen in een uitkering zitten die geheel of gedeeltelijk zouden kunnen werken. Tegelijkertijd halen we duizenden mensen uit het buitenland naar Nederland om werk te doen dat een deel van de mensen in een uitkering ook kan doen. Dat is onverstandig. Wethouder Florijn van Rotterdam heeft samen met andere wethouders in en rondom het Westland terecht het initiatief genomen om veel meer mensen uit een uitkering aan het werk te krijgen. Ik heb dit uitdrukkelijk gesteund; ik vond het een goed initiatief.

De heer Van Hijum refereert aan het getal 1000. Nadat dit getal was genoemd, heeft er allerlei screening plaatsgevonden, hebben mensen andere banen gevonden et cetera. Heel veel gemeenten zijn ook nog bezig met de bemiddeling van die groep; het project is nog lang niet afgerond. De bustour was op 26 maart, zeer recent. Daarna hebben 411 mensen zich aangemeld bij een werkplein. Zij zijn direct bemiddelbaar. Die aanmeldingen worden in tranches verwerkt. Gemeenten zijn er nog druk mee aan de slag. Met 226 moet nog aan de slag worden gegaan. Met 185 wordt actief gewerkt. In dertien gevallen is een contract aangeboden. In 48 gevallen was sprake van een proefplaatsing. De helft daarvan viel uit. Op dit moment zijn er nog negen vervulde proefplaatsingen.

Ik ben het met de heer Van Hijum eens dat deze cijfers aantonen dat er nog flink aan moet worden getrokken om dit project tot een succes te maken. Ik meen wel dat het nu nog echt te vroeg is om te beoordelen of het wel of geen succes is, en waarom dat dan zo is. Nogmaals, de gemeenten zijn op dit moment nog druk bezig.

De heer Van Hijum (CDA):

Dank voor de uitleg van het proces. Daar had ik ook om gevraagd. Het valt mij wel op dat de staatssecretaris niet echt ingaat op de ambitie die hij en de minister hier voortdurend op tafel hebben gelegd: de inzet van arbeidsmigranten uit Polen en andere landen moet op grote schaal plaatsmaken voor de inzet van werklozen. De aantallen waarover we hierbij praten, staan in geen verhouding tot de gebruikte taal en de verwachtingen die tot nu toe door het kabinet zijn gewekt. Ik vraag de staatssecretaris daarom om toch nog wat scherper in te gaan op de vraag hoe dat nou kan. Waaruit kunnen we, in het licht van het in gang gezette proces, lering trekken? Het valt me wel op dat ze bij bosjes van honderden tegelijk afvallen. Denkt de staatssecretaris zijn ambitie te kunnen waarmaken?

Staatssecretaris De Krom:

Onze ambitie was en is om zo veel mogelijk mensen vanuit een uitkering aan een baan te helpen. Over dit specifieke project zeg ik graag toe dat we in het najaar, als de resultaten wat meer duidelijk zijn dan nu, de Kamer de evaluatie zullen toesturen. Dan kunnen we het debat over dit specifieke project meer tot in detail voeren.

Het kabinet was en is bezig om een aantal zaken te verbeteren, waaronder de aansluiting op de arbeidsmarkt. In de Eerste Kamer is een tweetal weken geleden de aanpassing van de Wet SUWI aangenomen, waarmee bijvoorbeeld gemeenten en UWV worden verplicht om samen één werkgeversloket in een regio te openen. Mijn verwachting is dat die werkgeversbenadering het effect zal hebben dat mensen eerder en beter naar een baan kunnen worden bemiddeld, omdat de vraag uit de markt – en dus de werkgevers – dan centraal staat. Dat is een voorbeeld. Ik kan er nog meer noemen. De reden waarom een individu wel of niet succesvol naar een baan wordt bemiddeld, kan heel verschillend zijn. Mensen kunnen niet geschikt zijn, er kan sprake zijn van allerlei medische problemen, mensen kunnen niet gemotiveerd zijn – ook dat komt voor, weten wij – en ook de omschakeling van uitkering naar werk vergt tijd. Ik hoop dat het beleid dat de regering heeft ingezet door een volgend kabinet kan worden doorgezet en afgemaakt.

De heer Van Hijum (CDA):

Het valt mij opnieuw op dat de staatssecretaris allerlei argumenten aanvoert waarom het tot nu toe niet lukt. Kan hij aangeven wanneer wat hem betreft deze actie geslaagd is? Wat is de ambitie, wat is de norm op basis waarvan de staatssecretaris zegt: dit is wat wij ten minste moeten halen?

Staatssecretaris De Krom:

Ik vind het moeilijk om een concreet percentage of getal te noemen, omdat een heleboel factoren van invloed zijn op de vraag in hoeverre mensen succesvol naar de arbeidsmarkt worden bemiddeld. Ik vind het wel een succes als de wet keurig wordt nageleefd, als de sociale diensten en het UWV daar alles aan hebben gedaan en als er geen gaten vallen in het proces en de procedure om mensen naar de arbeidsmarkt te bemiddelen. Dat alles bij elkaar maakt voor mij of het project al of niet succesvol zal zijn.

De voorzitter:

Aanvullende vragen. Een halve minuut vraag en een halve minuut antwoord.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is mij opgevallen dat dit kabinet, deze staatssecretaris, maar ook de minister van Sociale Zaken, iedere keer weer heel grote woorden gebruiken, maar dat de werkloosheid, het aantal mensen zonder baan, alleen maar groeit. Zo ook in Rotterdam. Het is mij gebleken uit gesprekken dat werkgevers niet willen of niet kunnen en dat honderden mensen wel aan de slag willen in de kassen, maar dat dit niet lukt. Ik wil heel graag van de staatssecretaris horen wat hij daaraan gaat doen. Of worden wel heel grote woorden gebruikt, terwijl daar in de praktijk niets van terecht komt?

Staatssecretaris De Krom:

Mevrouw Karabulut trekt conclusies die nu nog niet zijn te trekken. Daarvoor is het eenvoudigweg nog te vroeg. Wij moeten de evaluatie in het najaar afwachten. Dan wordt duidelijk wat de uiteindelijke resultaten van het project zijn. Het kabinet is begonnen met een activerender sociale zekerheid en met het dichter bij elkaar brengen van werkgevers en werknemers. Dat is een kritische succesfactor om meer mensen vanuit de uitkering aan het werk te helpen. Daar gaan wij ook mee door. Ik hoop dat een volgend kabinet de kans krijgt om dat succesvolle beleid voort te zetten.

De heer Azmani (VVD):

Activering gaat niet samen met een goed handhavingsbeleid, maar ook dat moet gebeuren. Ik kijk even naar de cijfers. Er zijn 1000 mensen aangeschreven, maar slechts 680 zijn bereid geweest om in het busje te stappen. Uiteindelijk hebben maar 516 mensen aangegeven dat ze er misschien zin in hebben. Ik verwijs in dit kader naar het onderzoek van de Inspectie voor werk en inkomen, waaruit blijkt dat driekwart van de mensen geen enkele drang of dwang voelt en dat de helft denkt dat bijstand een keuzemenu is. Heeft de staatssecretaris een beeld dat er ook wordt gehandhaafd? Als mensen dus niet bereid zijn om aan de slag gaan, of als ze niet meewerken aan re-integratie, wordt de uitkering dan ingetrokken?

Staatssecretaris De Krom:

Het kabinet is hier volstrekt duidelijk over geweest. Als er werk is, en je kunt werken, dan word je geacht om aan het werk te zijn. Een uitkering is geen keuze, maar moet noodzaak zijn. Dat betekent dat ik verwacht dat er wordt gehandhaafd, maar dat kan niet de verklaring zijn van de aantallen waar het in dit specifieke project om gaat. Wij zullen de heer Azmani en de gehele Kamer uiteraard laten weten of er goed is gelet op de handhaving en naleving.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De staatssecretaris ondersteunt het initiatief zoals dat in Rotterdam is genomen. Hij is er ook positief over. Ik heb in dat kader een vraag aan de staatssecretaris, maar misschien ook aan de vragensteller, de heer Van Hijum. We krijgen het debat nog, maar we zien dat gemeenten die dit soort initiatieven nemen verder bezuinigen op het pakket van de re-integratie. Hoe verhoudt het een zich met het ander?

Staatssecretaris De Krom:

Die relatie is heel moeilijk aan te tonen, al is het maar omdat wij heel weinig weten over de effectiviteit van re-integratiegelden. Met andere woorden, we weten ontzettend weinig over hoeveel mensen er aan het werk komen voor die ene euro die je erin investeert. Het is dus een samenstel van factoren. Naleving en handhaving spelen daarbij een rol, evenals de effectiviteit van de re-integratie en de aansluiting op de arbeidsmarkt. Dat zijn allemaal knoppen waaraan dit kabinet bezig was te draaien. Ik hoop dat een volgend kabinet dat met kracht doorzet.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur. Ik dank de staatssecretaris.

Naar boven