6 VAO Actieprogramma criminele jeugdgroepen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 april 2012 over het Actieprogramma criminele jeugdgroepen.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie welkom.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste betreft het bijna verontrustende aantal overlastgevende en criminele jongeren die ook kampen met psychische aandoeningen en het feit dat dergelijke aandoeningen vaak pas worden herkend als zij in aanraking komen met politie of justitie en niet eerder.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat psychische aandoeningen van overlastgevende en criminele jongeren te vaak pas na aanraking met politie- en justitiefunctionarissen worden ontdekt;

overwegende dat de tweede generatie Marokkaans-Nederlandse jongeren zeven keer vaker kampt met schizofrenie dan autochtonen;

overwegende dat er grote winst is te behalen in het voorkomen van overlast en criminaliteit door vroegtijdig signalen te herkennen van psychische aandoeningen;

verzoekt de regering om in overleg met professionals binnen de jeugdzorg en politie- en justitiefunctionarissen te voorzien in het vergroten van de kennis over psychische stoornissen in het algemeen en signalen van schizofrenie bij Marokkaans-Nederlandse jongeren in het bijzonder;

verzoekt de regering voorts om bij te dragen aan het doorbreken van het taboe dat rust op psychische aandoeningen binnen onder andere de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 347 (28684).

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb de Handelingen er nog even op nageslagen. De heer Dibi heeft over schizofrenie letterlijk gezegd dat dit deels te maken heeft met drugsgebruik. Hij heeft die relatie gelegd in het debat. In het rapport "Meer jeugdige verdachten, maar waarom?" van het WODC wordt ook een relatie gelegd tussen drugsgebruik en criminaliteit. Is de heer Dibi dat met mij eens?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ja. Ik denk dat het gebruik van drugs kan bijdragen aan overlast en criminaliteit.

Mevrouw Helder (PVV):

De heer Dibi vraagt in het debat: in een vroegtijdig stadium door behandeling voorkomen. Bedoelt hij alleen behandeling van schizofrenie of ook van drugsverslaving?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan bedoel ik zeker ook goede voorlichting, goede hulpverlening en goede behandeling als jongeren, zeker als zij minderjarig zijn, drugs gebruiken. Dat is iets anders dan denken dat door een drugsverbod, door een wietpas, door het sluiten van coffeeshops en door het sluiten van growshops mensen niet gaan gebruiken. Ik denk dat mensen daardoor meer gaan gebruiken.

Mevrouw Helder (PVV):

Dan vraag ik mij toch af waarom de heer Dibi niet de motie heeft ondersteund om een onderzoek te doen naar de mogelijkheid om te helpen bij het afkicken.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb de motie nu even niet scherp voor mij. GroenLinks zou een motie om te helpen bij afkicken altijd ondersteunen, tenzij er rare PVV-elementen in die motie staan.

De voorzitter:

Helder! Wij gaan vrolijk verder met de tweede motie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan ga ik heel snel rennen, want ik heb per ongeluk de motie laten liggen.

De voorzitter:

U moet wel snel zijn, mijnheer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit is heel vervelend ... O, de heer Marcouch geeft mij zijn iPad. Dit is een geweldige samenwerking tussen de PvdA en GroenLinks. Ik hoop dat die later vandaag ook zal plaatsvinden.

De voorzitter:

De tranen wellen mij op in de ogen, maar ik wil u wel even wijzen op artikel 66 van het Reglement van Orde. Daarin staat dat u moties in schriftelijke vorm dient in te leveren. Ik vind het prachtig dat u nu iets gaat oplezen van een iPadje, maar u moet echt een stuk papier aan ons overhandigen. Anders kunt u geen motie indienen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan stel ik een vraag. Tijdens het debat over criminele jeugdgroepen kwam een persbericht van het ministerie aan de orde met de kop "Aanpak jeugdbendes effectief". Tijdens het overleg bleek dat de minister niet wist hoeveel jeugdbendes Nederland telde en überhaupt wat de resultaten van de aanpak waren. De motie die ik had willen voorlezen van papier, verzoekt de regering om in de toekomst geen persberichten met politieke conclusies te verspreiden die niet gevalideerd kunnen worden en zich te beperken tot de feiten. Dan stel ik maar een vraag. Ik verzoek de minister om niet langer persberichten rond te sturen die gewoon niet onderbouwd kunnen worden. Dan komen wij later te spreken over de wijze van indiening van moties, die misschien moet worden aangepast aan 2012.

De voorzitter:

Dan moet u een voorstel indienen om artikel 66 van het Reglement van Orde te wijzigen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb het in het algemeen overleg ook al gevraagd: sinds wanneer debatteren wij hier in de Kamer over persberichten? In de brief van de minister staat klip-en-klaar dat zich onder de 89 criminele jeugdgroepen de zwaarste 6 jeugdbendes bevinden. Onderschrijft de heer Dibi dat?

De heer Dibi (GroenLinks):

In het debat, waar mevrouw Van der Burg bij aanwezig was, kon de minister op geen enkele manier aangeven wat er precies is gebeurd met de criminele jeugdgroepen waarvan de aanpak effectief zou zijn geweest. Ook de politie heeft aangegeven dat zij helemaal nog niet weet wat de resultaten zijn. Wij moeten wachten op gevalideerde cijfers. Dit kabinet wil met de bevolking communiceren dat veiligheid een belangrijk issue is. Dat juich ik toe, maar ik wil wel dat het kabinet zich beperkt tot de feiten. Het kabinet moet geen broodjeaapverhalen de wereld in helpen dat er resultaten op veiligheid worden geboekt die niet geboekt worden.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Dibi zegt dat de minister niet wist dat het over jeugdbendes ging, maar dat staat gewoon klip-en-klaar in de brief. Dat wij hier debatteren over persberichten is dus heel vreemd. De heer Dibi zegt ook dat wij niet weten wat er met die criminele jeugdgroepen is gebeurd, maar wij weten dat er 62 zijn aangepakt. Volgens de brief betekent dat dat zij zich niet meer manifesteren. De minister heeft toegezegd voor de zomer te zullen aangeven waar die jongeren zijn gebleven. Daarvoor heeft hij de tussentijdse officiële politiecijfers opgezocht. Waarop baseert hij zijn beweringen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Op een volslagen onzinnig persbericht. Het is inderdaad heel vreemd dat wij hier over een persbericht debatteren. Wij moeten het hebben over de feiten. Wat blijkt? In de brief staat dat de jongeren zich niet meer manifesteren. Wat betekent dat? Toen de minister gevraagd werd wat "zich niet meer manifesteren" betekent, kregen wij geen antwoord. Dit is precies het probleem. De VVD heeft op veiligheid in deze periode helemaal niet zoveel bereikt, maar wil dat wel zo doen voorkomen. Dat mag, maar dan wel op basis van de feiten en niet met rare, bedachte persberichten die niet onderbouwd kunnen worden.

Mevrouw Berndsen (D66):

De namen van mijn collega Schouw en mij stonden ook onder de motie. Ze zijn nu weggestreept. Ik denk dat ...

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat was de verkeerde motie.

Mevrouw Berndsen (D66):

In ieder geval ondersteunen wij de motie wel.

De voorzitter:

Moeten wij nu twee namen aan de motie toevoegen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, het is een beetje chaotisch. Ik lees de motie nu heel snel op en dan hoort u de namen. De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie ...

De voorzitter:

Begint u nu aan een nieuwe motie?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ja, ik heb net van een collega de motie wél op papier gekregen.

De voorzitter:

Daar geef ik geen toestemming voor. U bent al veel te lang bezig, u bent ver door uw twee minuten heen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik ben lang bezig omdat ik geïnterrumpeerd word door collega's.

De voorzitter:

Maar ook omdat u heen en weer moet lopen en een lange inleiding houdt. U bent echt door uw tijd heen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan zal ik geen interrupties meer plegen.

De voorzitter:

Ik ga hier niet aan koehandel doen. Twee minuten is twee minuten.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik begin met de motie die de heer Dibi had willen indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Veiligheid en Justitie in een persbericht concludeert "aanpak jeugdbendes effectief";

overwegende dat uit het overleg met de minister blijkt dat de minister nog niet weet hoe veel jeugdbendes Nederland telt en wat de resultaten van de aanpak van jeugdbendes precies zijn;

verzoekt de regering, in de toekomst geen persberichten met politieke conclusies te verspreiden die niet gevalideerd kunnen worden, en zich te beperken tot de feiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Dibi en Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 348 (28684).

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb zelf nog een motie over bewezen effectieve methodes. De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg aangegeven dat hij het heel erg belangrijk vindt dat die methodes voortbestaan. In Overijssel is een aantal MST-behandelmethodes gesloten. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Multi Systeem Therapie een bewezen effectieve therapievorm is voor jeugdigen en dat het betrekken van een gezin belangrijke voordelen oplevert voor de heropvoeding van de jeugdigen, waardoor geregeld de veel duurdere jeugddetentie kan worden voorkomen;

overwegende dat er knelpunten zijn met de financiering van Multi Systeem Therapie-behandelingen vanwege de bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg, als gevolg waarvan veel jongeren en hun gezinnen niet de Multi Systeem Therapie-behandeling krijgen die zij nodig hebben;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de financiering van de door Justitie erkende gedragsinterventies, zoals Multi Systeem Therapie, gewaarborgd is, zowel binnen als buiten het strafrechtelijk kader,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 349 (28684).

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter, het kan wat mij betreft nog korter. Ik heb een vraag die ik niet in het AO wilde stellen, want op dezelfde dag bereikte ons het bericht dat ouders van basisscholen in Den Bosch een brief hadden ontvangen dat op de school van hun kind sprake zou zijn van serieus bendegedrag. Dit leek gelukkig achteraf wel mee te vallen. Mijn CDA-collega heeft zich er meteen in verdiept. Maar steeds vaker horen wij vergelijkbare geluiden, namelijk dat basisschoolleerlingen het gedrag kopiëren van gewelddadige jeugdbendes als de Amerikaanse MS13. Wat is hierover bekend bij de minister van Veiligheid en Justitie? Wij zouden hierover graag meer willen weten en vragen daarom aan de minister, ons hierover per brief te informeren.

De voorzitter:

Dat was inderdaad heel kort.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik heb net op tijd de motie op papier gekregen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grote vier steden en het Openbaar Ministerie met hun handen in het haar zitten bij het tot dusver onoplosbare en juist groeiende probleem van jonge draaideurcriminelen die korte straffen krijgen en in hoog tempo verder af dreigen te glijden;

van mening dat het door langduriger opsluiting van deze draaideurcriminelen mogelijk is om broertjes en zusjes te beschermen tegen de verkeerde invloed van hun criminele familieleden en buurten te bevrijden van overlast, zoals in Amsterdam blijkt te werken met het Preventief lnterventieteam (PIT) met broertjes van de criminele top 600;

van mening dat het door de leeftijd van deze groep criminelen extra belangrijk is dat een verdere gang op het criminele pad afgesneden wordt en dat zij gedwongen worden bijvoorbeeld af te kicken en te leren hun eigen brood op een eerlijke manier te verdienen;

constaterende dat de ISD-maatregel hiervoor bruikbaar zou zijn maar dat deze momenteel alleen op volwassenen toegepast kan worden;

constaterende dat de regering ook voor jongeren in de toekomt een ISD-maatregel mogelijk wil maken;

overwegende dat ook op basis van andere juridische gronden, zoals PIJ en OTS, jongeren al gedwongen behandeld kunnen worden;

roept de regering op om vooruitlopend op regelgeving voor het eind van het jaar een pilot te starten waarin jeugdige draaideurcriminelen uit de grote steden een op de ISD-methodiek gebaseerde maatregel opgelegd kunnen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 350 (28684).

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik vind dit een heel sympathieke motie, maar ik hoop wel dat, als de ISD-maatregel wordt aangepast voor jongeren, het accent met name komt te liggen op de scholing en op het bereiken van een startkwalificatie als ze weer terugkomen. Ik hoop dat dat ook de intentie van deze motie is.

De heer Marcouch (PvdA):

De ambitie van de motie is zeker om jongeren te onderwerpen aan een programma, waardoor ze beter in de samenleving terugkomen. Nu worden ze kortstondig vastgehouden. De ISD-maatregel en het daarbij behorende programma moeten er juist voor zorgen dat ze geresocialiseerd terugkomen en dat we intussen met de jongere broertjes en zusjes aan de slag kunnen, die vaak de nieuwe aanwas vormen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De aanpak van jeugdcriminaliteit is gelukkig topprioriteit van dit kabinet. Daarbij gaat het met name om de criminaliteit van jeugdgroepen. Dat is terecht, want dat blijkt de criminaliteitsvorm te zijn die het meest voorkomt. Het heeft ook een aanzuigende werking op de broertjes en zusjes. De minister heeft beloofd om deze groepen binnen twee jaar aan te pakken en ervoor te zorgen dat er geen criminele jeugdgroepen meer zijn; in elk geval dat die 89 groepen er niet meer zijn. Het resultaat na ruim een jaar is dat op basis van officiële politiecijfers 62 van die 89 geïdentificeerde criminele jeugdgroepen zich niet meer als zodanig manifesteren. De vraag is natuurlijk waar die kinderen van de criminele jeugdgroepen dan zijn gebleven. Zijn zij in de bak beland? Zijn zij weer naar school gegaan? Of zijn zij naar een overlastgevende groep of naar een andere criminele jeugdgroep gegaan? De minister heeft toegezegd dat hij voor de zomer komt met een rapportage waarin dit helder wordt. Ik neem aan dat die toezegging nog steeds staat, ook nu het kabinet demissionair is geworden. Dat hoor ik graag van de minister.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun interventies en hun moties. De motie op stuk nr. 347 van de heer Dibi zie ik als een voortreffelijke ondersteuning van het kabinetsbeleid. Mijn collega van VWS onderneemt veel op het terrein van vergroting van kennis. Ik benadruk dat ook het departement van Veiligheid en Justitie, de staatssecretaris en ik daar een aantal instrumenten voor hebben. Ik noem het bij de heer Dibi zeer bekende ProKid. Er is bijvoorbeeld ook het landelijk instrumentarium jeugd, maar de toon en de lijn van de motie beschouwen wij als een ondersteuning van het beleid. Het is dus belangrijk om die motie over te nemen.

Na het keurige debat dat wij hebben gevoerd, had ik mij mentaal natuurlijk helemaal ingesteld op de vraag van de heer Dibi. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik een discussie heb over een persbericht. Dat is memorabel. Wij hebben natuurlijk minutieus nagegaan of het persbericht conform de brief is. Ik heb geconstateerd dat de brief aangeeft wat wij hebben gedaan. Het zijn niet meer en niet minder dan de feiten. Ik heb aangegeven dat er van de 89 groepen zoveel zijn aangepakt. Ik heb ook aangegeven wat dat betekent. Ik heb ook gezegd dat dit niet betekent dat er geen groepen bij komen. Wij weten nog niet hoeveel dat er zijn. Wij zitten daar echter, met elkaar, bovenop. Ik heb dus de feiten weergegeven.

Ik vind het op zichzelf goed dat wij het persbericht naar buiten hebben gebracht. Anders was de brief wellicht niet door de media gelezen. Anders hadden wij ook geen debat in de samenleving gehad, met politie en anderen. De vrucht van het debat is daarmee tweeërlei. Ten eerste, en dat is het allerbelangrijkste, is duidelijk dat alle fracties de topprioriteit van het kabinet steunen. Dat waren de woorden van de heer Dibi. Ten tweede hebben de Kamer en ikzelf een afspraak gemaakt over waarmee wij voor de zomer komen. Ik herhaal dat nog eens. Het gaat 1. om de feitelijke, officiële politiecijfers en 2. om de cijfers van het Openbaar Ministerie van wat er met al die jongeren is gebeurd. Dat moet inzichtelijk worden. Dat inzicht is er nu nog niet. Het gaat 3. ook om de methodiek die ten grondslag ligt aan de aanpak van criminele jeugdgroepen. Ook die nemen wij mee. Het gaat 4. ook om de suggestie van de heer Schouw met het oog op de validatie. Wij laten het WODC kijken naar de systematiek. Dat zijn de vruchten van de discussie.

Gelet op de tekst van de motie kan men zeggen dat ik die als ondersteuning van beleid kan zien. Wij doen het al. In de motie is ook sprake van "politieke redenen" terwijl het gewoon de feiten zijn. Ik moet de tweede motie van mevrouw Kooijman dan ook helaas ontraden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Als ik de minister goed beluister, zegt hij dat wij nu nog niet weten wat er gebeurd is met deze jongeren. Hij weet ook niet hoeveel jeugdbendes er in Nederland zijn. Dan kan hij niet de conclusie trekken dat de aanpak effectief is. Dat politieke punt wil ik vandaag maken. De minister was tijdens het AO meer bezig met beeldvorming dan met feiten. Het wordt bovendien weer campagnetijd en er zullen in de media, ook door deze minister, weer allerlei dingen geroepen worden. Ik vraag de minister om zich in de toekomst, als hij dit soort conclusies trekt, te beperken tot de feiten.

Minister Opstelten:

Ik beperk mij natuurlijk tot de feiten. Ik ben iemand van de inhoud, ook in demissionaire status. Ik las vanochtend in de krant dat ook de heer Dibi het op prijs stelt dat het kabinet langs de lijnen van de inhoud doorgaat. Dat zullen wij ook doen. De feiten zijn zoals zij zijn. Ik heb voor het AO, uit het oogpunt van transparantie en informatie, aan de politie gevraagd naar de stand van dat moment, een tussenstand. Het is immers werk in uitvoering. De jeugdgroeperingen zijn er vanaf het ontstaan van de samenleving en die zullen helaas ook niet weggaan. Ik ben de eerste om dat te zeggen. Over smaak valt niet te twisten. Ik gun de heer Dibi een eigen oordeel over het persbericht. Ik ben het alleen niet met hem eens. Het gaat om de feiten. Er is niks verkeerd gegaan. Wij hebben een vruchtbaar debat gehad. Er is een prioriteit vastgesteld. Wij zitten op één lijn. Dat is belangrijk. De gegevens, zoals ik die heb samengevat, zullen de Kamer voor de zomer bereiken.

Dan de derde motie van mevrouw Kooijman. Ik verzoek haar om die motie aan te houden. Ik vind de motie sympathiek. De staatssecretaris heeft in het AO toegezegd om de Kamer voor het zomerreces hierover te informeren. Daarom kan ik nu niet toezeggen dat ik de financiering regel. De wens is dus bekend, de staatssecretaris is er druk mee bezig, voor de zomer gaat dit naar de Kamer. Ik verzoek mevrouw Kooiman haar motie aan te houden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik snap niet zo goed waarom de minister mij vraagt om deze motie aan te houden. De staatssecretaris heeft aangegeven dat wij allebei eigenlijk hetzelfde willen. Ik vind het goed om deze motie in ieder geval in te dienen, als bewijs van het feit dat we dit gewoon met elkaar gaan regelen. Als de minister vandaag zegt dat hij de motie sympathiek vindt en de staatssecretaris dat ook heeft gezegd, is er volgens mij geen probleem.

Minister Opstelten:

De staatssecretaris heeft hierover betoogd in het AO. Ik ga dit niet veranderen. Hij heeft gezegd dat hij voor het zomerreces met een oordeel hierover zou komen. Ik wil u vragen om deze motie aan te houden, want anders zou ik haar nadrukkelijk moeten ontraden. Ik kan nu niet toezeggen dat er ruimte is voor de financiering; ik kan dat nu niet, zo simpel is het. Dit komt voor het zomerreces. Als wij resultaat willen boeken, zou ik u willen vragen om even te wachten. U kunt dit dan te zijner tijd, als de staatssecretaris naar uw mening niet met een bevredigend verhaal komt, alsnog en met de motie in de hand doorzetten.

Mevrouw Kooiman (SP):

Omdat de minister zo aandringt en ik niet de beroerdste ben, houd ik deze motie aan. Ik verwacht dan wel vóór het zomerreces een brief; anders moet ik deze motie alsnog in stemming brengen.

Minister Opstelten:

Die brief komt. Dat is absoluut het geval.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (28684, nr. 349) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten:

Tot slot de motie van de heer Marcouch op stuk nr. 350, en mijn antwoord op twee vragen. Ook deze motie is sympathiek, maar momenteel zijn betrokken partijen bezig met een werkwijze waarmee de toepassing van de ISD-maatregel voor jongvolwassenen wordt bevorderd. Tegen de zomer zal helder zijn wat er nodig is voor de realisatie daarvan en of daarvoor pilots nodig zijn. De toepassing van de ISD-maatregel op minderjarige criminelen vereist namelijk een wetswijziging, wat zou betekenen dat we daar nog een hele tijd mee bezig zijn. Ik kan dat niet voor het einde van het jaar realiseren. Binnen het huidige jeugdstrafrecht is het wel mogelijk om aan dergelijke jeugdigen de pij-maatregel op te leggen. Deze maatregel betekent een verblijf van twee jaar in een justitiële jeugdinrichting met een verplichte periode van nazorg van één jaar. Indien nodig, kan de maatregel worden verlengd. In het kader van pij wordt in de jeugdinrichting intensief met de jongere aan de slag gegaan, om diens gedrag te veranderen. Ik vind de motie in feite een ondersteuning van het beleid. De staatssecretaris is hier druk mee bezig. Voor ISD-maatregelen voor jongeren, dus niet-volwassenen, is een wetswijziging nodig. Er wordt bekeken of pilots kunnen en zinvol zijn. Ik vind deze motie in die zin dus een ondersteuning van het beleid. Voor mij hoeft zij dus niet te worden aangehouden, maar wel binnen dat kader.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik dank de minister voor zijn positieve houding. Ik vraag dit met het oog op de wetswijziging die gaat komen. Ik weet dat dit in het strafrecht wat lastiger is, maar we hebben in het verleden ook gezien dat er civielrechtelijk van alles mogelijk is. Ik wil, vooruitlopend op de wetten die zullen komen en op basis van wat de regelgeving en de wet nu toestaan, alvast in een aantal grote steden hiermee beginnen.

Minister Opstelten:

Dat is wat de staatssecretaris bekijkt. Ik kan nu nog niet glashelder aangeven dat dat kan. Dat wordt voor de zomer duidelijk. In die zin heb ik geen bezwaar tegen de motie.

De voorzitter:

U laat het oordeel erover aan de Kamer?

Minister Opstelten:

Ja.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De minister zegt dat het wettelijk geregeld moet worden. Begrijp ik goed dat het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht dan wel moet worden behandeld? Als dat controversieel wordt verklaard, kan dit niet geregeld worden op korte termijn. Is dat de situatie of zegt u: nee, dat hebben wij daarvoor niet nodig?

Minister Opstelten:

Ik ken mijn positie. Ik ben hierover ook gebrieft en geïnformeerd. Ik laat dat even over aan de Kamer. Ik ga geen oordelen geven over wat al dan niet controversieel is. Het kabinet gaat demissionair met verstand en wijsheid door met het beleid en wacht de reacties van de Kamer af.

Tegen mevrouw Van der Burg heb ik dacht ik gezegd dat de toezegging die ik heb gedaan in het AO staat. Dat komt. Tegen de heer Çörüz zeg ik dat ik het nog nader moet onderzoeken. Er komt voor de zomer een brief waarin ik inga op de Bossche situatie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over dit onderwerp zijn gepland voor vanavond.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven