Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 69, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 69, item 3 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 8 maart 2012 over kinderopvang.
De voorzitter:
Ik heet minister Kamp van harte welkom en wijs de collega's erop dat de spreektijd twee minuten per Kamerlid is, inclusief het indienen van moties.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik begin meteen met het oplezen van de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de komende jaren uitgaat van een stijging van het gebruik van de kinderopvang, voor de gastouderopvang bijvoorbeeld van een groei van 1% jaarlijks tot 2015;
constaterende dat het kabinet ook stelt dat het gebruik van de gastouderopvang juist is gedaald en dat voor dagverblijven en buitenschoolse opvang de groei van het gebruik in 2011 vooralsnog lager is dan geraamd;
verzoekt de regering, de Kamer voor 15 april te informeren over de verwachte ontwikkeling van het aantal afgenomen uren gastouderopvang, dagverblijven en buitenschoolse opvang in relatie tot de groei dan wel de daling die is gerealiseerd in 2010 en 2011 en de aanpassingen van de geraamde bedragen die dat eventueel tot gevolg heeft,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 176 (31322).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een aanzienlijk aantal gemeenten hoge bedragen vraagt voor het inschrijven van gastouders in het Landelijk Register Kinderopvang;
overwegende dat gemeenten via het Gemeentefonds gecompenseerd worden voor de verplichte inspecties door de GGD;
overwegende dat gastouderopvang flexibel en kleinschalig is en daarmee een waardevolle en noodzakelijke aanvulling op kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang;
overwegende dat het dus van belang is dat er voldoende aanbod blijft van gastouders;
verzoekt de regering, te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de soms erg hoge leges van gemeenten voor het aanbod van gastouders en de Kamer daarover te informeren voor 1 juni 2012,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 177 (31322).
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De laatste motie dien ik in onder het motto dat wij het kabinet vragen de kinderopvang niet kapot te bezuinigen, wat helaas op dit moment gebeurt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de kinderopvangsector en ouders vier jaar achter elkaar telkens opnieuw zijn geconfronteerd met nieuwe, forse bezuinigingen;
verzoekt de regering, de kinderopvang van een eventuele volgende bezuinigingsronde uit te sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 178 (31322).
Mevrouw Gerbrands (PVV):
Voorzitter. Ik sta hier namens de heer De Mos om de volgende motie in te dienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat er een kostenbesparing kan optreden wanneer kinderopvangcentra worden geïntegreerd in bestaande gebouwen voor de jeugd, zoals brede buurtscholen en sportclubs (zijnde buurthuizen van de toekomst);
constaterende dat de minister van SZW goede kansen ziet in de integratie bij brede buurtscholen en samen met zijn collega van OCW hieromtrent een proef aan het opstellen is;
verzoekt de regering, de integratie van kinderopvangcentra bij sportclubs (buurthuizen van de toekomst) in de proef mee te nemen;
verzoekt de regering voorts, de Kamer voor het einde van het jaar te informeren over de voortgang van de proef, teneinde snel inzicht te krijgen in de totale kostenbesparingen, welke een integratie van kinderopvangcentra in brede buurtscholen en/of buurthuizen van de toekomst met zich mee zullen brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gerbrands en De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 179 (31322).
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. De bezuiniging op de kinderopvangtoeslag heeft grote gevolgen voor de sector. Ouders vragen meer dagen bij de kinderopvangverblijven. Tijdelijke contracten worden niet verlengd, maar het heeft ook gevolgen voor de kinderen. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er diverse signalen zijn dat de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag leidt tot een toename van het aantal sleutelkinderen;
verzoekt de regering, de mogelijke toename van het aantal sleutelkinderen en de oorzaak daarvan in kaart te brengen en de Tweede Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 180 (31322).
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Ook voor mijn fractie geldt dat wij ons zeer grote zorgen maken over de gevolgen van de bezuiniging, voor sleutelkinderen, maar nog meer voor kinderen die minder kans hebben, de zogenaamde achterstandskinderen. Vandaar dat ik ook een aantal moties heb, al zijn sommige varianten op het thema dat mevrouw Van Gent heeft opgebracht. Ook de moties van mevrouw Van Gent zullen wij dus van harte steunen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er per 1 januari 2012 nieuwe regelgeving in werking is getreden met betrekking tot de kinderopvangtoeslag;
constaterende dat met name zzp'ers en werknemers met onregelmatige werktijden problemen ondervinden als gevolg van het rigide karakter van deze regelgeving;
constaterende dat de nieuwe regelgeving het voor deze groepen bemoeilijkt om werk te combineren met zorg voor kinderen;
verzoekt de regering, deze problematiek te onderzoeken en de Kamer voor 1 juli 2012 te rapporteren over de mogelijkheden om de nieuwe regels voor kinderopvangtoeslag te verduidelijken en waar mogelijk te versoepelen voor zzp'ers en werknemers met onregelmatige werktijden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 181 (31322).
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Zzp'ers en de nieuwe regels voor kinderopvang is een heel belangrijk onderwerp, maar er is al eerder een motie van mij en anderen aangenomen om te kijken naar het urencriterium en zzp'ers en de relatie met kinderopvang. Wat doet de motie van mevrouw Hamer nu anders dan wat wij al hebben gevraagd? Het kabinet heeft ons toegezegd dat erop wordt teruggekomen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
We zijn inmiddels een hele poos verder, maar we hebben nog niets gehoord. We hebben er in een algemeen overleg naar gevraagd, maar er wat mij betreft in onvoldoende mate een toezegging over gekregen. Vandaar dat ik behoefte heb aan deze motie.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik heb dit een maand of twee geleden gevraagd. Ik ga ervan uit dat de minister dit in zijn beantwoording meeneemt.
De voorzitter:
Dat zal de minister overwegen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dan mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er per 1 januari 2012 nieuwe regelgeving in werking is getreden met betrekking tot de kinderopvangtoeslag;
constaterende dat deze wijziging overhaast lijkt te zijn ingevoerd en dat de voorlichting door de overheid zeer te wensen overlaat;
constaterende dat het ministerie van SZW, het UWV en de Belastingdienst de afgelopen periode onduidelijke, ontijdige, onvolledige en tegenstrijdige informatie verstrekt hebben over de inhoud van de nieuwe regels en de consequenties voor ouders;
overwegende dat de onzekerheid die hierdoor is ontstaan onder ouders en de sector, geleid heeft tot terughoudendheid bij het opnemen van kinderopvangtoeslag en daarmee bijgedragen heeft aan de grote vraaguitval;
verzoekt de regering, de informatievoorziening over de nieuwe regels voor de kinderopvangtoeslag en eventuele toekomstige wijzigingen zo spoedig mogelijk te verbeteren en er zorg voor te dragen dat het ministerie van SZW, het UWV, de Belastingdienst en andere betrokken instanties in het vervolg duidelijke, tijdige, volledige en eenduidige informatie verstrekken aan ouders en de sector,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 182 (31322).
U bent door uw spreektijd heen, mevrouw Hamer.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ja maar, voorzitter ...
De voorzitter:
U bent door uw spreektijd heen. We hebben van tevoren twee minuten afgesproken. Dat staat ook in het Reglement van Orde. Als ik voor de een streng ben, dan moet ik dat ook voor de ander zijn.
Mevrouw Hamer (PvdA):
In het reglement hebben wij dat volgens mij helemaal niet afgesproken. Wij hebben het recht om moties in te dienen.
De voorzitter:
Nee, het is inclusief het indienen van moties.
Het woord is aan de volgende spreker, mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Het CPB heeft een rapport uitgebracht. Hierin wordt echter teruggekeken. Ik wil dat het CPB vooruitkijkt, met name naar de bezuinigingen op de kinderopvang, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in deze kabinetsperiode fors wordt bezuinigd op kinderopvang;
van mening dat het van belang is om de effecten hiervan op de arbeidsparticipatie scherp in de gaten te houden;
verzoekt de regering om het CPB de effecten van de bezuinigingen op de kinderopvang te laten analyseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 183 (31322).
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb twee korte vragen over digitale informatievoorziening en het Landelijk Register Kinderopvang. Naar ik begrepen heb, staan er in het register ook kinderopvangcentra waarover de GGD geadviseerd heeft om ze niet op te nemen. Klopt dit? Zo ja, wil de minister ervoor zorgen dat het register zo snel mogelijk wordt opgeschoond?
Ik heb nog een derde vraag. Kinderopvangcentra moeten vanaf 2012 het GGD-rapport publiceren op de website. Vele doen dat echter niet, zo heb ik begrepen, vandaar de volgende vragen. Wordt er gecontroleerd of de kinderopvangcentra dit daadwerkelijk doen? Is het geen idee om de GGD-rapporten ook te publiceren op de website van het Landelijk Register Kinderopvang en de website kinderopvangkaart.nl?
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de termijn van de Kamer. Wij wachten even totdat de minister alle moties heeft.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik wil graag het Reglement van Orde raadplegen om te controleren of uw opmerking klopt. Het is immers nog nooit gebeurd dat moties worden geweigerd.
De voorzitter:
Ik kan naar waarheid zeggen ...
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik wil gewoon graag het Reglement van Orde zien.
De voorzitter:
U maakt uw punt van orde. Ik zal vragen naar de nieuwste versie. Mij is verzekerd dat de spreektijd twee minuten is, inclusief het indienen van moties.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dat geldt alleen onder het kerstregime. Volgens mij hebben wij nu geen kerstregime.
De voorzitter:
Dat is altijd het geval, zo is mij verzekerd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik minister Kamp het woord geef, heb ik een opmerking naar aanleiding van het punt van orde. In artikel 44a, lid 3, van het Reglement van Orde staat dat in afwijking van artikel 64 de maximumspreektijd per fractie twee minuten bedraagt met inbegrip van de benodigde tijd voor de indiening van moties. De Tweede Kamer heeft die wijziging in het Reglement van Orde aanvaard. Het staat dus in het Reglement van Orde dat wij zelf als Kamer hebben aangenomen, want wij gaan daarover.
Het woord is nu aan minister Kamp.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik heb een aantal moties te behandelen. In de motie-Van Gent op stuk nr. 176 staat dat het gebruik van gastouderopvang is gedaald. In de motie wordt de regering verzocht de Kamer voor 15 april te informeren over de verwachte afname van het aantal uren gastouderopvang, opvang in dagverblijven en buitenschoolse opvang. Ik denk dat het geen goed beeld geeft als er alleen staat dat het aantal uren gastouderopvang is afgenomen. In 2011 is het aantal kinderen bij de gastouderopvang, vergeleken met het jaar 2010, gedaald met 8000. Daar staat tegenover dat er in de dagopvang een stijging is geweest van 9000. In de buitenschoolse opvang is er een stijging geweest van 28.000. Dat betekent dat er vorig jaar per saldo een stijging is geweest van het aantal kindplaatsen met 29.000. Wat dat betreft, geeft de motie dus geen goed beeld.
Ik geef de betreffende informatie twee keer per jaar aan de Kamer: bij de miljoenennota en bij de voorjaarsnota. Ik denk dat het niet zinvol is om ook tussentijds met informatie bij de Kamer te komen. De eerstvolgende keer is bij de behandeling van de voorjaarsnota. Dat komt goed uit, want rond die tijd stuur ik ook een AMvB naar de Kamer waarin aangegeven wordt hoe de bezuinigingen voor het jaar 2013 worden ingevuld. Bij die gelegenheid zal ik graag alle informatie die ik heb over de ontwikkeling van het volume in de kinderopvang en wat daarmee samenhangt, aan de Kamer geven, zoals gebruikelijk bij de voorjaarsnota. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer ongeveer tegelijkertijd met de Algemene Maatregel van Bestuur over alle relevante informatie beschikt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wat is volgens de minister relevante informatie? Is dat ook de informatie die ik in deze motie vraag? De constateringen die ik heb gedaan in de motie, komen uit de stukken van het ministerie zelf. Daar is dus niets van uit mijn duim gezogen. Komt de informatie waar ik om heb verzocht, ook beschikbaar bij de informatie die bij de voorjaarsnota wordt gegeven?
Minister Kamp:
Ik heb niet gesuggereerd dat mevrouw Van Gent iets uit haar duim gezogen heeft. Ik heb wel gezegd dat het een onvolledig beeld geeft als zij meldt dat er een daling is van het gebruik van gastouderopvang, omdat er vorig jaar in het geheel van kinderopvang een stijging is geweest met 29.000 kinderen inclusief de daling die bij de gastouderopvang optrad.
De informatie die de Kamer krijgt bij de voorjaarsnota, is de gebruikelijke informatie. Dat gaat allemaal om het volume: hoe zit het met het volume van kinderopvang? Is er een daling of een stijging? Als er een daling of stijging is, hoe is die dan uiteen te rafelen in de verschillende cijfers die altijd bij die gelegenheid worden gegeven? Die gebruikelijke informatie zal ik deze keer weer geven.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Het aantal kinderen kan wel stijgen in de kinderopvang, maar het is nog maar de vraag wat dat betekent voor het aantal uren dat wordt afgenomen. Ik zou het heel fijn vinden als we die informatie ook krijgen, want op dit moment hebben kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang het moeilijk en balen ouders verschrikkelijk omdat ze veel meer voor kinderopvang moeten gaan betalen. Mijn vraag is nogmaals – dat lijkt mij toch niet zo moeilijk – of de minister de informatie die ik vraag in mijn motie, bij de voorjaarsnota gaat leveren.
Minister Kamp:
Ik zal bij de voorjaarsnota de gebruikelijke informatie geven, die de Kamer goed inzicht geeft in de ontwikkeling van het volume in de kinderopvang. De informatie die ikzelf beschikbaar heb, zal ik graag op de gebruikelijke wijze aan de Kamer geven.
In de motie-Van Gent/Van Hijum op stuk nr. 177 wordt gezegd dat de regering moet onderzoeken wat de gevolgen zijn van de soms erg hoge leges van gemeenten voor het aanbod van gastouders en om de Kamer voor 1 juli 2012 daarover te informeren. Wij weten hoe het zit met de leges. Er zijn gemeenten die helemaal niets heffen. Er zijn ook gemeenten die wel wat heffen. Daar hebben de Kamer en ik over gesproken. Ik heb de Kamer gezegd dat ik daarover zou gaan spreken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, omdat wij een bedrag van bijna 25 mln. structureel per jaar aan het Gemeentefonds hebben toegevoegd waar de gemeenten hun kosten voor handhaving en toezicht uit kunnen dekken. Voor zover gemeenten daar door bijzondere omstandigheden te weinig aan hebben, zijn ze bevoegd om leges te heffen, maar die leges mogen niet meer dan kostendekkend zijn. De gemeenteraad moet dat hele proces controleren. Ik denk dat dit allemaal goed kan lopen. Het is de verantwoordelijkheid van iedere gemeenteraad zelf om dat in de gaten te houden. Ik zal met de VNG bespreken hoe dat beeld eruitziet en bezien of er aanleiding is om op te treden. Mocht het noodzakelijk zijn om op te treden tegen specifieke gemeenten die hierbij uit de band vliegen, dan zal ik dat zelf doen los van het overleg met de VNG. Met het beeld dat ik net heb geschetst over de regels en mijn aankondiging dat ik met individuele gemeenten zal spreken als dat nodig is, is de zaak onder controle en is er geen behoefte aan verder onderzoek. Vandaar dat ik deze motie ontraad.
In haar motie op stuk nr. 178 stelt mevrouw Van Gent dat de kinderopvangsector bij een volgende bezuinigingsronde moet worden uitgesloten. Het oordeel daarover laat ik aan de Kamer. De Kamer kan daar zelf een opvatting over hebben. Mijn mening is dat het niet verstandig is om van ieder onderwerp dat aan de orde is, te zeggen dat het bij de bezuinigingen moet worden ontzien. Het lijkt mij verstandiger om het geheel dat overwogen moet worden, in beeld te brengen, daar keuzes in te maken en daar vervolgens een Kameruitspraak over te doen. Ik hoop dat de Kamer tot dezelfde conclusie zal komen. Deze motie zou de Kamer niet moeten aannemen. Ik ontraad haar dus omdat de Kamer het zichzelf hier alleen maar moeilijk mee maakt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Hebben wij hier nu te maken met de minister van asfalt en beton of met de minister van kinderopvang? Ik dacht het laatste. Dus mijn vraag aan de minister van kinderopvang is: wat is de kinderopvang hem waard? Het zou helpen als hij ook pal voor de kinderopvang zou staan en deze motie gewoon zou omarmen. Deze motie is er namelijk ook om al die ouders die in de zorgen zitten over de prijs van de kinderopvang, en de minister te steunen. Dan doe ik eens aardig, krijg je dit.
Minister Kamp:
Aan de minister van asfalt en beton had ik nog niet gedacht. Dat is een goede suggestie. Die zal ik overwegen. Je weet nooit wat de toekomst brengt. De kinderopvang verdient natuurlijk de aandacht die ik eraan geef, ook de aandacht die de Kamer eraan geeft, maar alle andere onderwerpen krijgen ook aandacht van bewindspersonen en de Kamer. Als bezuinigingen noodzakelijk zijn zoals nu, dan is het verstandig dat een regering het geheel in beeld brengt, het geheel overziende keuzes maakt, daar vervolgens verantwoording over aflegt aan de Kamer en beziet of de Kamer die kan ondersteunen. Het lijkt mij echter niet verstandig om voorafgaand aan dat politiek lastige proces dit soort uitspraken te doen. De Kamer mag zelf weten wat zij daarvan vindt, maar mijn opvatting is dat het zo niet zou moeten. Vandaar dat ik deze motie ontraad.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dan heb ik nog een laatste vraag. Wij hadden gisteren een discussie over de hypotheekrenteaftrek en het verkiezingsprogramma van de VVD, waar de heer Blok zaken over heeft gezegd op een bijeenkomst in Friesland. Wat staat er ook alweer in het VVD-verkiezingsprogramma over de kinderopvang? Dat is toch niet om de kinderopvang kapot te bezuinigen? Ik steun de minister op zijn portefeuille om de kinderopvang niet verder kapot te bezuinigen, maar hij pakt mijn medeleven helemaal niet op. Waarom eigenlijk niet?
Minister Kamp:
Ik heb de vorige keer aangegeven dat de kinderopvang helemaal niet kapotbezuinigd wordt. Na de bezuinigingen die zijn doorgevoerd, krijgen ouders met lage inkomens nog meer dan 90% van de kosten voor kinderopvang gesubsidieerd. Ouders met een hoger inkomen worden ook nog fors gesubsidieerd. Zelfs als men maar twee kinderen heeft, zijn de bedragen die aan subsidie worden ontvangen soms aanmerkelijk hoger dan het totale inkomen dat een ouder geniet. Ook na de verantwoorde bezuinigingen die de regering heeft voorgesteld en die in de begroting voor het jaar 2012 zijn verwerkt, is nog steeds sprake van een forse inspanning. De inspanning die Nederland zich getroost om opvang van kinderen te subsidiëren is groter dan het gemiddelde in de OESO-landen. Er is sprake van een zeer verantwoorde situatie en allerminst van kapotbezuinigen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ten eerste. Kan de minister een eenduidig advies aan de Kamer geven? Hij zegt eerst dat hij het oordeel aan de Kamer overlaat. Dat is zoiets als "ik vind het goed". Daarna zegt hij dat hij de motie ontraadt. De Kamer heeft in ieder geval recht op een eenduidig advies. Ten tweede. Inmiddels weten we dat de bezuinigingen harder toeslaan in de achterstandswijken dan in andere wijken. Kan de minister toezeggen dat bij volgende bezuinigingen kinderen uit achterstandswijken worden ontzien?
Minister Kamp:
Het eenduidige advies is dat ik de motie ontraad. Ik ben graag bereid om nogmaals te zeggen dat ik deze motie ontraad.
Het specifieke punt in achterstandswijken waar mevrouw Hamer waarschijnlijk op doelt is dat het daar gaat om mensen met lage inkomens. Ik heb al aangegeven dat wij de mensen met de laagste inkomens nog steeds een subsidie geven van boven de 90%. Daarbij is het totale bedrag aan subsidie dat een ouder met twee kinderen die naar de dagopvang en de buitenschoolse opvang gaan, ontvangt nog steeds aanmerkelijk hoger dan het totale inkomen dat hij geniet.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik doel erop dat met name in de achterstandswijken instellingen sluiten omdat de ouders daar afzien van kinderopvang. We hebben recentelijk hier een en ander over kunnen lezen in Trouw. We hebben het er ook over gehad tijdens het algemeen overleg. Vaak loopt het voor een deel parallel aan lage inkomens. We zien dat in die wijken instellingen sluiten, maar we vinden kinderopvang juist in die wijken zeer belangrijk, mede gezien de relatie met onderwijs. Ik neem aan dat de minister dat met ons eens is. Ik vraag de minister daarom nogmaals of hij specifieke aandacht wil besteden aan deze wijken. Nog concreter, wil hij ons op de hoogte houden van de ontwikkelingen aldaar?
Minister Kamp:
Het specifieke van achterstandswijken is dat daar mensen wonen die in moeilijke omstandigheden verkeren die zeker voor een deel worden veroorzaakt door lage inkomens. De overheid levert juist een enorme inspanning door bij de laagste inkomens meer dan 90% van de kosten voor kinderopvang te subsidiëren. Het handhaven van die inspanning, ook in de bezuinigingen die we tot dusver hebben doorgevoerd, geeft aan hoe belangrijk dit kabinet de kinderopvang vindt. Ik volg de ontwikkelingen in de kinderopvang in het hele land. Ik ben het met mevrouw Hamer eens dat daarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar de achterstandswijken. Kinderopvang is zeker van belang voor de ontwikkeling voor de kinderen die in dergelijke wijken opgroeien. Ik ben het zelfs met mevrouw Hamer eens dat het voor die kinderen van extra belang is. Ik ben graag bereid om specifieke aandacht te geven aan die wijken. Dat doe ik ook al met overtuiging. Als zich daar opmerkelijke ontwikkelingen voordoen, ben ik bereid om de Kamer daarover te informeren.
Voorzitter. Ik kom te spreken over de motie-Gerbrands/De Mos op stuk nr. 179. Mevrouw Gerbrands ziet mogelijkheden voor kinderopvang in combinatie met sportcentra en buurthuizen. Zij haalt daar mijn voornemen bij om met mijn collega van OCW in twee gemeenten te kijken hoe we gekoppeld aan scholen een sluitend systeem van kinderopvang kunnen organiseren, zodat de ouders het zelf niet hoeven te organiseren maar het voor hen georganiseerd wordt. Dat gaan wij in twee gemeenten uitproberen. Ik wil dat graag doen op de manier waarop ik het tot dusver geformuleerd heb. Ik ben hiermee al een heel eind, ook in de selectie van gemeenten. Wij gaan uit van de scholen, maar ik zal nagaan of er relaties zijn te leggen met buurthuizen en sportclubs. Dat was niet mijn eerste invalshoek, maar ik kan mij voorstellen dat die relaties er zijn en dat die hierbij dan ook in beeld moeten worden gebracht. In algemene zin hebben wij al aangegeven dat wij voor buurthuizen en sportclubs op dit punt zullen nagaan hoe de situatie is en welke mogelijkheden tot uitbreiding er zijn. Dat zal wel wat meer tijd kosten. Dat gebeurt zeker niet voor het einde van dit jaar; wij zullen een en ander eerder in de loop van 2013–2014 moeten gaan analyseren. Het zal eerder in 2015 dan in 2012 zijn dat wij hierover nadere informatie kunnen geven. Dit moet je niet even snel doen zodat je het kunt aftikken. Het is een serieuze mogelijkheid, waarvoor zich wellicht verdere ontwikkelingen voordoen. Wij willen ook nagaan wat de effecten zijn van maatregelen die al genomen zijn op dit soort initiatieven. Ik denk dat het beter is om dit de kans te geven en het op een iets langere termijn te bekijken dan om het snel te doen. Om die reden ontraad ik de motie van de leden Gerbrands en De Mos.
In de motie-Ulenbelt (31322, nr. 180) wordt aangegeven dat er steeds meer sleutelkinderen zijn. Vorig jaar is er juist 3,5% meer gebruikgemaakt van kinderopvang dan het jaar daarvoor. Er is dus geen reden om te zeggen dat er nu opeens meer sleutelkinderen komen omdat er een probleem in de kinderopvang is. De feiten liggen anders dan in de motie aangegeven. Daarom ontraad ik de motie van de heer Ulenbelt.
De heer Ulenbelt (SP):
De minister ontkent de mogelijke toename. Ik heb bewust voor het woord "mogelijke" gekozen. In Rotterdam werd het gezegd. Deze week ben ik bij drie dagopvangcentra voor buitenschoolse opvang in Leiden geweest. Zonder dat ik ernaar vroeg, stelden zij alle drie een toename aan de orde. De minister zegt dat er geen toename is. Als er onenigheid is tussen de minister en mij, is het toch het mooiste om deze gegevens in kaart te brengen, zoals ik dat in de motie vraag?
Minister Kamp:
Ik kan niet onbeperkt onderzoeken uitvoeren. Dat gaat echt niet. Ik heb een bepaalde capaciteit die ik zo nuttig mogelijk moet inzetten. De heer Ulenbelt zegt: er zijn problemen in de kinderopvang en daarom zijn er meer sleutelkinderen. Ik stel echter vast dat het volume in de kinderopvang vorig jaar met 3,5% is gegroeid. Ik denk dus niet dat er aanleiding is om te zeggen dat er meer sleutelkinderen zijn door problemen in de kinderopvang. Daarom vind ik het niet zinvol om zo'n onderzoek te doen.
De heer Ulenbelt (SP):
Dat moeten wij volgens mij nu juist onderzoeken, want er kan best aan de ene kant een toename zijn, terwijl er aan de andere kant juist problemen zijn waardoor er meer sleutelkinderen komen. Minister, zoek dit nou uit. Dit willen wij toch weten?
Minister Kamp:
Ik zie dat anders. Als er een ernstig probleem is of als daar ernstige aanwijzingen voor zijn, dan kan ik mij een onderzoek goed voorstellen. Ik denk echter dat hier geen ernstig probleem is. Ernstige aanwijzingen zijn er ook niet. Vandaar dat ik dit onderzoek niet wil doen.
Mevrouw Hamer heeft twee moties ingediend. Haar motie op stuk nr. 181 gaat over zzp'ers en mensen met onregelmatige werktijden. Volgens mevrouw Hamer zou ik bepaalde informatie niet hebben gegeven en vragen niet hebben beantwoord. Die uitspraak moet berusten op een misverstand. Over zzp'ers en mensen met onregelmatige werktijden heb ik zowel schriftelijk als mondeling alle gevraagde informatie aan de Kamer gegeven. Zzp'ers kunnen zelf opgeven welke uren zij werken. Op grond van het aantal uren dat zij zelf opgeven, wordt de kinderopvangtoeslag toegekend. Die uren geven zij op aan de Belastingdienst voor de zelfstandigenaftrek. Het kan zijn dat de Belastingdienst op een ander systeem overgaat. In dat geval zullen wij nagaan of wij voor de kinderopvang het nieuwe systeem kunnen volgen of dat wij iets anders moeten organiseren. Op dit moment hebben wij het voor de zzp'ers echter naar behoren geregeld. Vandaar dat ik de motie van mevrouw Hamer ontraad.
Mevrouw Hamer (PvdA):
De minister kan wel zeggen dat hij het prima heeft geregeld, maar mijn mailbox stroomt vol met klachten van zzp'ers die niet weten hoe het zit of het gevoel hebben dat ze minder uren vergoed krijgen. Ik begrijp van mevrouw Van Gent dat zij nog recht heeft op een reactie over de uitwerking van een motie. Laten we die moties dan ook maar in elkaars verlengde zien. Ik wil in ieder geval weten wanneer de uitwerking van de motie van mevrouw Van Gent komt.
Minister Kamp:
Ik ben ook ingegaan op de andere uitspraken van de Kamer over zzp'ers en mensen met onregelmatige werktijden. Ik heb gezegd dat we in de systematiek rekening hebben gehouden met mensen met onregelmatige werktijden. Binnen de systematiek die de Kamer heeft vastgesteld, op voorstel van het kabinet, wordt deze mensen recht gedaan. Ook bij onregelmatige werktijden is het mogelijk om met de kinderopvangvoorziening die er is, de benodigde oplossingen te vinden.
Bij zzp'ers gaan we uit van hun eigen informatie. Ik denk dat we daar goed mee uit de voeten kunnen. De informatie die bij eerdere gelegenheden aan mij is gevraagd, heb ik zowel schriftelijk als mondeling gegeven.
Mevrouw Hamer (PvdA):
De minister zegt dus dat hij de motie van mevrouw Van Gent al heeft uitgevoerd. Ik heb de indruk dat zij dat zelf niet vindt. In ieder geval constateer ik dat dit niet heeft geleid tot een verbetering, want de mailbox stroomt nog steeds vol. De minister kan wel zeggen dat het goed is geregeld, maar waarom zijn die mensen dan zo ontevreden?
Minister Kamp:
Ik denk dat de mensen voldoende zijn geïnformeerd. Ik pak meteen de motie op stuk nr. 182 erbij. Hierin vraagt mevrouw Hamer om de informatievoorziening te verbeteren. Wij hebben in 2011 de instellingen een factsheet aangereikt met de wijzigingen die in 2012 voor hun klanten van toepassing zijn, met het verzoek om deze factsheet aan de ouders af te geven. Dat is ook gebeurd.
Daarnaast hebben we de informatie op de relevante websites gezet. Bovendien hebben we, zodra de regeling voor dit jaar door de Eerste en Tweede Kamer was vastgesteld, een brief met informatie over de regels gestuurd naar alle ouders die kinderopvang afnemen. Met de factsheet, de websites en de brief zijn de ouders naar behoren geïnformeerd.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Van Gent nog een vraag heeft over het vorige punt, de informatievoorziening aan de Kamer.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Nee, ik heb nog een vraag over de zzp'ers. Er dreigt namelijk een misverstand te ontstaan. Eerst is de motie-Braakhuis van GroenLinks aangenomen over het urencriterium en de zzp'ers. Naar aanleiding van die aangenomen motie heb ik een nieuwe motie ingediend om dit verhaal te betrekken bij de zzp'ers en de kinderopvang. Daar is echter nog geen duidelijkheid over. Wanneer krijgen we die duidelijkheid wel? Die moties zijn namelijk gewoon aangenomen. Het is natuurlijk nooit de bedoeling om de Kamer te schofferen.
Minister Kamp:
Evenmin als ik heb gezegd dat mevrouw Van Gent iets uit haar duim zuigt, heb ik de Kamer geschoffeerd. Ik heb gezegd dat zzp'ers zelf kunnen aangeven hoeveel uren zij werken. Op grond van hun eigen opgaven kennen wij hun kinderopvangtoeslag toe. Simpeler kan het niet.
Op dit moment is het urencriterium nog van toepassing bij de urenopgave aan de Belastingdienst. Daar maken wij dus gebruik van. Het zou ook heel raar zijn als de zzp'ers eerst iets aan de Belastingdienst moeten opgeven en vervolgens apart uren moeten opgeven voor de kinderopvang, met alle misverstanden die dan mogelijk zijn. Dat doen we dus niet; we gebruiken de informatie van de Belastingdienst.
De motie waar mevrouw Van Gent over spreekt, zou ertoe kunnen leiden dat er iets anders in de plaats komt voor het huidige urencriterium bij de Belastingdienst. Als dat zo is, zullen we bekijken of we dat ook kunnen gebruiken voor de kinderopvang. Ik weet niet wat dat zal zijn en ik weet niet of het er komt. Als het er komt, weet ik nog niet wat het zal inhouden. Als het er is, zullen we het bekijken. Als het voor ons bruikbaar is, zullen we het gebruiken. Is het niet bruikbaar, dan zullen we moeten bekijken wat we dan moeten doen. Deze informatie heb ik de Kamer al een aantal keren gegeven, in het bijzonder aan mevrouw Van Gent. Deze informatie lijkt mij duidelijk.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Met alle respect, maar dit is geen antwoord op mijn vraag. Natuurlijk heb ik geluisterd naar de informatie die de minister voor de zoveelste keer verstrekt. De minister gaat echter voorbij aan twee aangenomen moties en aan de problematiek van zzp'ers. Zij lopen tegen een lastige uitvoering aan van de nieuwe regeling. Daarom vraag ik de minister om haast te maken met de uitvoering van die aangenomen moties en om wat empathie te tonen tegenover zzp'ers. Die lijkt namelijk volkomen afwezig.
Minister Kamp:
De empathie voor zzp'ers is volop aanwezig. Wij hanteren de informatie die zij zelf aan de overheid opgeven, om de kinderopvang voor hen vast te stellen. Mooier kunnen wij het niet doen. Zij moeten dit toch al opgeven aan de Belastingdienst. Wij gebruiken hun eigen opgave, die zij al hebben gedaan, ook voor de kinderopvang. Dat is het beste wat wij kunnen doen. Ik ga ook niet voorbij aan moties. Als de Kamer een motie aanneemt waarin zij stelt dat zij het gewenst vindt dat er voor de zelfstandigenaftrek een ander criterium dan het urencriterium wordt gebruikt, is het aan het ministerie van Financiën om te bekijken of dat mogelijk is. Zo ja, dan zal dat mogelijkerwijs gedaan worden door het ministerie van Financiën. Vervolgens zullen wij dat criterium ook gebruiken als dat mogelijk is en, zo niet, dan moeten wij er een andere oplossing voor vinden. Wij doen dus op alle mogelijke manieren recht aan de uitspraak van de Kamer en aan de belangen van de zzp'ers.
In de motie op stuk nr. 183 verzoekt mevrouw Koşer Kaya de regering om de effecten van de bezuinigingen op de kinderopvang door het CPB te laten analyseren. Wij hebben het CPB al laten analyseren wat de relatie is tussen het subsidiëren van kinderopvang en de arbeidsdeelname. Dat onderzoek heeft zich over vier jaar uitgestrekt. In die periode is er een stijging geweest van de bijdrage van de overheid. Wij hebben gezien welke effecten dit had op de arbeidsdeelname. Dat weten wij nu dus. Als het de andere kant op gaat, is het interessant om te weten wat het effect zou kunnen zijn. Overigens blijkt het effect beperkt te zijn. Het heeft volgens mij geen meerwaarde om opnieuw een CPB-onderzoek te laten doen. Bovendien zullen de effecten van de bezuinigingen bestaan in wijzigingen in het volume van de kinderopvang. In reactie op een van de eerdere moties heb ik al gezegd dat wij zoals gebruikelijk bij de Voorjaarsnota en bij de AMvB die de bezuinigingen voor 2013 invult, alle informatie die wij hierover hebben, aan de Kamer zullen geven. Deze informatie is er al. Tot slot hebben wij al onderzoek laten doen naar de relatie tussen de arbeidsdeelname en subsidiëring van kinderopvang.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Het onderzoek waar de minister op doelt, bekijkt de effecten tot 2009, maar niet de bezuinigingen na 2009. Het is essentieel om ook te kijken naar de periode waarin de bezuinigingen met name zijn gevallen, 2010 en 2011. Wij kunnen wat minder goed naar de toekomst kijken, maar in elk geval moeten wij naar die periode kijken, zodat wij weten welke arbeidsmarkteffecten de bezuiniging heeft gehad.
Minister Kamp:
Ik ben het niet met mevrouw Koşer Kaya eens. In 2005 hadden wij lagere kinderopvangtoeslagbudgetten. Die zijn vervolgens verhoogd. Wij hebben bekeken wat de relatie is tussen de verhoging van die budgetten en de arbeidsdeelname. Nu wij de relatie vastgelegd hebben, kunnen wij die gegevens gebruiken voor de toekomst. Daarom hebben wij dit onderzoek gedaan. Wij weten nu wat het effect van verhoging zal zijn op de arbeidsdeelname en wij weten wat de risico's voor de arbeidsdeelname zijn bij verlaging. Dit onderzoek heeft opgeleverd wat het kan opleveren en is vanaf nu bruikbaar. Wij moeten zien of de uitwerking in de praktijk overeenkomt met die effecten. Als ik de cijfers daarvan heb, krijgt de Kamer die allemaal. Ik heb al aangegeven dat vorig jaar niet alleen het volume in de kinderopvang is gegroeid, maar dat ook de arbeidsdeelname van ouders, van moeders en van alleenstaande moeders is gegroeid. Die gegevens zijn er al. Daar hoeven wij geen verder onderzoek naar te doen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
We blijven voortdurend in rondjes draaien. Voor 2009 zijn de cijfers inderdaad beschikbaar. De minister vindt dat zijn beleid geen dusdanige effecten op de arbeidsmarkt heeft. Wat weerhoudt hem er dan van dat het CPB ook de periode 2009–2010 onderzoekt? Dan kan de Kamer straks op basis van feitelijke gegevens zoals aangereikt door het CPB discussiëren.
Minister Kamp:
Wat mij ervan weerhoudt is dat ik efficiënt moet omgaan met de beperkte menskracht en beperkte middelen die ik heb. Ik moet onderzoeken laten doen die belangwekkend zijn, maar ik moet geen overbodige onderzoeken laten uitvoeren. Ik heb door het CPB een onderzoek laten doen over een langere periode, om duidelijk te krijgen wat de relatie is tussen subsidiëring en arbeidsdeelname. We hebben die gegevens nu en kunnen ze gaan gebruiken. Als ik vervolgens ook de daadwerkelijk gerealiseerde ontwikkelingen iedere keer voor de Kamer in beeld breng, zowel wat betreft arbeidsdeelname als wat betreft het volume van kinderopvang, beschikken we over alle informatie. Het is niet nuttig om nog meer informatie te gaan opvragen en dingen te laten onderzoeken. Vandaar dat ik deze motie van mevrouw Koşer Kaya ontraad. Dit zeg ik voor het geval er bij mevrouw Hamer nog misverstand over zou bestaan.
Mevrouw Koşer Kaya stelde een vraag over de vervuiling van de registers voor gastouders. Deze vraag is reëel. De registers zijn vervuild. De vervuiling zit met name in het feit dat gastouders zich hebben laten inschrijven maar vervolgens niet meer actief zijn. Het percentage loopt naar de 25. Gemeenten moeten deze registers opschonen. De gastouderbureaus zijn eraan gehouden om de gemeenten te informeren welke ouders wel en welke niet actief zijn. Wij zullen zorgen dat de gastouderbureaus de gemeenten gaan informeren en dat de gemeenten vervolgens het register met elkaar gaan opschonen. Ik zal dit proces blijven volgen en de Kamer over de ontwikkeling op dit punt informeren.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dat is wel een fors percentage. Ik schrik ervan. Ik ben blij dat de minister er werk van gaat maken. Wanneer verwacht hij dat hij de Kamer ongeveer kan informeren?
Minister Kamp:
Mevrouw Koşer Kaya moet een onwaarschijnlijke veelvoud aan informatie tot zich nemen. Over dit punt, dat het om bijna 25% gaat, had ik de Kamer al eerder geïnformeerd. Dat is mevrouw Koşer Kaya bij uitzondering ontgaan. Ik had, onder andere in het algemeen overleg met de Kamer, al aangegeven dat dit anders moet en dat het de verantwoordelijkheid is van achtereenvolgens de gastouderbureaus en de gemeenten. Ook had ik gezegd dat ik ermee aan de slag ga om dit op orde te krijgen. In de loop van het jaar zal ik de Kamer over ontwikkelingen op dit punt informeren. Ik zal proberen om dit nog voor de zomer te doen.
Ik hecht grote betekenis aan de publicatie van de GGD-rapporten. Ik vind dat alle relevante informatie over kinderopvang voor ouders beschikbaar moet zijn zodat zij op grond daarvan kunnen beslissen aan wie ze hun kinderen toevertrouwen. De GGD-rapporten moeten gepubliceerd worden. Op de eerste plaats moeten ze gepubliceerd worden door de GGD zelf op hun eigen sites. Dat gebeurt ook. Alle ouders kunnen naar een GGD-site toegaan en daar de informatie krijgen. Op de tweede plaats moet ook de ondernemer in de kinderopvang deze informatie publiceren. Hij heeft hier twee mogelijkheden voor. De eerste is op zijn of haar website en de tweede is dat de ondernemer een hardcopy voor de ouders op de locatie beschikbaar stelt. Als achtervang hebben we nog de website www.landelijkregisterkinderopvang.nl waar ook alles nog een keer op komt. Ik denk dat we de transparantie die we wensen op dit punt hebben bereikt, nu we het op drie manieren beschikbaar stellen aan de ouders.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag aanstaande zal gestemd worden over de moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-69-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.