9 Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • - het VAO over BES-aangelegenheden met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met als eerste spreker het lid Van Gent.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag een debat aan met de minister-president. Wij werden opgeschrikt door het bericht dat anderhalf miljoen mensen zitten te wachten op hun cao. Gemiddeld worden er in de maand januari 42 cao's afgesloten. Dit jaar waren het er maar 5. Mijn fractie is zich er zeer van bewust dat de Kamer niet gaat over het afsluiten van cao's, maar de achterliggende oorzaak – zo horen wij van zowel werkgevers als werknemers – is gelegen in het feit dat men nog steeds wacht op het kabinetsbeleid. Men wil weten hoe het met de bezuinigingen zit en waar de crisisaanpak van het kabinet blijft. Daarover wil ik graag het debat aangaan met de minister-president. Ik vraag het debat mede namens de SP-fractie aan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik steun de aanvraag. Vorige week hebben wij ook een debat met de minister-president aangevraagd, over de aanpak van de werkloosheid. Misschien kunnen deze twee aanvragen aan elkaar worden gekoppeld en kan het debat dan naar voren worden gehaald, zodat wij snel met de minister-president kunnen spreken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het lijkt mij wat ongepast om de minister-president te vragen naar de stand van zaken in cao-land, maar ik sluit mij graag aan bij het verzoek van de heer Slob.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Mijn fractie steunt dit verzoek om een debat niet. Volgens mij ligt de oorzaak heel ergens anders.

De heer Azmani (VVD):

Ook de VVD-fractie steunt het verzoek niet. Ik zie niet in waarom de Kamer in dit thema zou moeten treden. Ook volgens mij zijn er andere factoren die met zich brengen dat dit nu even in stilstand verkeert.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer, ik constateer dat er geen meerderheid is voor uw verzoek.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het lijkt mij echt een belangrijk onderwerp, want anderhalf miljoen mensen wachten op hun loonontwikkeling. Niet alleen de werknemers, maar ook de werkgevers hebben er belang bij dat er cao's worden afgesloten. De oorzaak ligt wel degelijk in het uitblijven van kabinetsbeleid. Ik houd vast aan mijn verzoek om hierover een debat te houden. Zo nodig zet ik mijn verzoek om in een verzoek voor een dertigledendebat. Ik sta zeer open voor de suggestie van de heer Slob, omdat dit alles te maken heeft met de werkgelegenheidsontwikkeling en deze weer alles te maken heeft met de kabinetsaanpak dan wel het uitblijven van de kabinetsaanpak van de crisis.

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen meerderheid is voor uw oorspronkelijke verzoek. Voor uw tweede verzoek voor een dertigledendebat hebt u wel steun van voldoende leden. Dat debat zal ik dus op de lijst zetten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik verzoek u om hierbij de suggestie van de heer Slob om dit debat spoedig te laten plaatsvinden, te honoreren.

De voorzitter:

Het debat komt op de lijst, met een spreektijd van drie minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Arib.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek om een uitbreiding van de spreektijd voor het debat over het rapport-Deetman. Dat debat zal als het goed is om 15.30 uur beginnen. Gezien de maatschappelijke impact en het belang van het onderwerp, mede voor de slachtoffers, vind ik een spreektijd van vier minuten per fractie eigenlijk te kort. Ik verzoek om een spreektijd van acht minuten per fractie.

De heer Van der Steur (VVD):

De VVD-fractie steunt het verzoek om de door mevrouw Arib al aangedragen redenen. Wij maken ons echter wel enige zorgen over het debat dat daarna komt. Wij vragen ons af, of het niet verstandig zou zijn om het debat dat wordt verlengd dan te beperken tot de eerste termijn en voor de tweede termijn een ander moment te kiezen. Ik doe deze suggestie, omdat de agenda van vandaag anders ernstig uitloopt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mijn fractie steunt het verzoek.

Mevrouw Helder (PVV):

Ook mijn fractie steunt het verzoek. Ik ben wel gevoelig voor het punt dat collega Van der Steur net maakte om het debat vandaag tot de eerste termijn te beperken.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mijn fractie steunt het verzoek.

Mevrouw Berndsen (D66):

Mijn fractie steunt het verzoek en zou vandaag ook graag alleen de eerste termijn houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik sluit mij aan bij de woorden van de laatste spreekster.

De voorzitter:

Er is steun voor meer spreektijd. Ik begrijp dat ook, maar acht minuten is wel heel veel.

Mevrouw Arib (PvdA):

Volgens mij hebben alle collega's hun steun uitgesproken voor acht minuten. Bij dit onderwerp is dit echt de moeite waard.

De voorzitter:

Ik denk dat ik dat vanaf uw plek ook gezegd zou hebben. Ik kom nu op het tweede punt, namelijk de vraag of wij het debat moeten splitsen en vandaag alleen de eerste termijn moeten doen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb daar geen problemen mee, mits de tweede termijn niet over niet al te lange tijd plaatsvindt. Voor de slachtoffers en ook voor de mensen die dit debat volgen, vind ik het terecht dat de tweede termijn binnenkort plaatsvindt.

De voorzitter:

Wij zullen die suggestie overnemen en vanmiddag alleen de eerste termijn houden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Deze discussie gaat over het debat over het misbruik in de rooms-katholieke kerk. Ik vind het heel ongelukkig om dat debat op te splitsen, gezien het feit dat er volgens mij veel mensen op de publieke tribune zitten die juist voor dit debat zijn gekomen. Ik geef dat in overweging.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat er ruime steun is om het debat in tweeën te splitsen en die suggestie neem ik over.

De heer Van der Steur (VVD):

Vindt in die eerste termijn dan wel de beantwoording van de zijde van het kabinet plaats?

De voorzitter:

Ja, het wordt een volledige eerste termijn.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Met het oog op een ordentelijk wetgevingsproces heb ik gevraagd of staatssecretaris Bleker ook de Tweede Kamer wilde informeren over zijn plannen voor het onverdoofd ritueel slachten, gelet op zijn aankondigingen in de Eerste Kamer en de brief die hij naar de pers heeft gestuurd. Wij hebben inmiddels ook een brief ontvangen en hebben daar vragen over. De staatssecretaris ontkent namelijk dat hij tegen de pers iets anders heeft gezegd dan tegen de Eerste Kamer. Bovendien roept zijn aanpak nieuwe vragen op over dingen die in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel aan de orde zijn geweest, maar ook in de Tweede Kamer behandeld moeten worden, namelijk de wettelijke borging die de staatssecretaris aan het convenant wil geven. Ik stel dus voor en verzoek de voorzitter om een interpellatiedebat te plannen met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb een aantal vragen bij dit verzoek. In de Eerste Kamer is ervoor gekozen om de behandeling van het wetsvoorstel verder uit te stellen in afwachting van de terugkomst van mevrouw Thieme. Ik vind het enigszins onzorgvuldig om vervolgens in de Tweede Kamer toch over dit onderwerp te debatteren. Ik ben dus eigenlijk niet geneigd om het verzoek tot een interpellatiedebat te steunen.

De heer Ormel (CDA):

Wij hebben een brief gekregen van de staatssecretaris over dit onderwerp. Die brief zal bij een procedurevergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie worden behandeld. Dan kunnen wij besluiten wat wij daarmee gaan doen, lijkt mij.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij hebben op dit moment ook geen enkele behoefte aan een interpellatiedebat. Laten wij het inderdaad gewoon via de commissie doen en dan bekijken wat wij met die brief moeten. De behandeling is in de Eerste Kamer stilgelegd. Ook ik vind het dan wel erg vreemd om in de tussentijd een vergelijkbaar debat in de Tweede Kamer te voeren.

De heer Van Gerven (SP):

De SP-fractie steunt het verzoek om een interpellatiedebat wel. Voor ons gaat het ook om de kwaliteit van het wetgevingstraject en het wetgevingsoverleg. Wij steunen het verzoek dus.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De VVD-fractie heeft geen enkel idee en gevoel om nu een verzoek om een interpellatiedebat te steunen. De zaak ligt nu immers bij de Eerste Kamer voor en daar zijn afspraken over.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is belangrijk dat er helderheid komt. Het is echter de vraag welk moment het meest geëigend daarvoor is. De fractie van D66 vindt ook dat de procedure in de Eerste Kamer eerst tot een punt moet zijn gekomen waarop de Tweede Kamer het stokje weer kan overnemen. Dan is die extra helderheid hierover zeker gerechtvaardigd. Op dit moment verleent de fractie van D66 echter geen steun voor een interpellatiedebat.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik sluit me aan bij de laatste woorden.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de laatste twee collega's, hoewel wel duidelijk moet zijn dat de Eerste Kamer geen beleid maakt. De Eerste Kamer moet zich bezighouden met wetgeving en wij maken hier het beleid. De meeste geëigende weg lijkt mij dat de staatssecretaris heel duidelijk op papier zet wat hij de Eerste Kamer precies heeft toegezegd, zodat het hier besproken kan worden. Een interpellatie lijkt mij dus wat vroegtijdig, maar een debat of een AO over deze materie, op het moment dat duidelijk is wat de staatssecretaris eigenlijk wil, lijkt mij wel terecht.

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen steun is voor een interpellatiedebat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb de PVV-fractie hier nog niet over gehoord. Ik ben benieuwd of zij ook vragen heeft over wat de staatssecretaris nu in de Eerste Kamer probeert te doen.

Mevrouw Agema (PVV):

Wij vinden een brief prima, maar steunen het verzoek om een debat niet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Er moet mij van het hart dat de staatssecretaris met een nieuw traject begint terwijl een initiatiefwetsvoorstel van een van de leden van deze Kamer in de Eerste Kamer ligt. Hij schrijft dat het om een wettelijke borging gaat. Dat primaat ligt hier. Ik zou daar vragen over willen stellen. Ik zou de collega's willen vragen om dit te heroverwegen en niet te wachten tot een en ander weer uit de Eerste Kamer bij ons komt. Wij hebben nu vragen en ik zou graag de gelegenheid krijgen om die nu te stellen.

De voorzitter:

Er is geen steun voor uw aanpak. U kunt natuurlijk altijd in de commissie nog vragen of er steun is om hierover in commissieverband te spreken.

De heer Ormel (CDA):

Als de Partij voor de Dieren graag voortgang wil, raad ik haar aan om mee te helpen met een snelle afronding in de Eerste Kamer.

De voorzitter:

Dat is hier helemaal niet aan de orde, mijnheer Ormel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Ormel doet staatsrechtelijk gezien een raar voorstel. Ik zou er graag meer duidelijkheid over willen voordat ik erop kan reageren. Dit lijkt me niet aan de orde.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Gisteren is er opnieuw een Europese top gehouden, een informele top met formele besluiten, waaronder aanscherping van de begrotingsregels en een plan voor bestrijding van de werkloosheid, toegespitst op de jeugdwerkloosheid. Wij zouden graag een debat met de minister-president hebben over de uitkomsten van deze informele Europese top en met name over het werkloosheidsdeel en de gevolgen voor het Nederlandse beleid. Uiteraard kunnen ook andere zaken aan de orde komen.

De heer Plasterk (PvdA):

Steun voor het voorstel van de heer Slob.

De heer Schouw (D66):

Dit is een heel goed voorstel. Ik zeg er wel bij dat wij niet het debat van vorige week over willen doen, maar vooral heel specifiek met de minister-president de zaken rondom werkgelegenheid goed willen doorspreken. Daarmee zijn wij het helemaal eens.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Volop steun voor dit voorstel. Het debat moet met name over de werkgelegenheid gaan.

De voorzitter:

Uw voorstel heeft geen meerderheid, mijnheer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Volgens mij is het wel gebruikelijk dat andere fracties zich in ieder geval uitspreken als een fractie een verzoek doet. Het is volgens mij niet meer dan gebruikelijk om elkaar de ruimte te geven om het verslag van een informele top op de agenda te zetten, als bepaalde fracties dat willen. Met uw permissie wacht ik nog even op de andere fracties.

De heer Dijkhoff (VVD):

Wij vinden het wel van belang om hierover te debatteren, maar wij debatteren meestal voor en traditioneel ook na een formele top. Mocht het specifiek om de werkloosheid gaan: er is vorige week nog een debat met de minister-president afgesproken over de aanpak van werkloosheid. Die moet wel Europees en Nederlands tegelijk zijn. De volgende formele top komt eraan op 1 maart. Daarvoor gaan wij weer formeel voorbespreken en zal ook aan de orde komen wat er uit de informele top is gekomen. Mijn fractie heeft dus niet zo veel behoefte aan een extra debat ertussenin.

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie sluit zich aan bij de woorden van de VVD-fractie.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ook de PVV-fractie sluit zich daarbij aan.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Als er in Europa afspraken worden gemaakt door onze eigen regering, mag het parlement toch op z’n minst met de regering doorspreken wat de consequenties voor het Nederlandse beleid zijn? Ik vind het erg teleurstellend dat een normaal debat hierover gewoon wordt geblokkeerd door de coalitie en de gedoogpartner. Ik vraag u als voorzitter dus om op te komen voor het recht van de Kamer om een fatsoenlijk debat te kunnen voeren. Wat is hier aan de hand?

De heer Van Bommel (SP):

De SP steunt uitdrukkelijk een debat over de uitkomsten van deze informele top. Ik wil wijzen op de praktijk die wij in het verleden hadden om juist na een top het plenaire debat te hebben. Ik wil dat nu ook doen, omdat de uitkomsten van deze top er direct aanleiding toe geven. Wanneer zo'n grote minderheid in de Kamer wil teruggrijpen op die oude praktijk, vind ik dat dit gehonoreerd moet worden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP-fractie heeft geen bezwaar tegen zo'n debat. Wij zagen zelf mogelijkheden om het bij andere debatten te betrekken. Maar als er uitdrukkelijk om wordt gevraagd, hebben wij er geen bezwaar tegen. Ik wil wel voorkomen dat wij straks in de praktijk én voorafgaand aan én na een Europese top een debat krijgen. In het verleden hebben wij gebroken met de traditie om na afloop een plenair debat te hebben. Wij vonden het effectiever om het debat van tevoren te hebben en er eventueel nadien in commissieverband over te spreken.

De voorzitter:

Ik heb het gevoel dat een beetje meespeelt dat er een verandering is geweest. Wij hebben al een debat vooraf gehad over deze situatie. Wij hebben binnenkort weer een debat voorafgaand aan de volgende Europese ontmoeting. De vraag is of wij naar een situatie toe moeten dat wij én vooraf én achteraf een debat hebben.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij zitten op dit moment in Nederland en Europa in een crisissituatie. Wij hebben te maken met grote financieel-economische problemen, een enorm oplopende werkloosheid en grote zorgen over de jeugdwerkloosheid. Het is toch niet meer dan logisch dat wij ieder moment aangrijpen om met elkaar te kijken of wij er iets aan kunnen doen? Als onze eigen minister-president dan afspraken maakt met zijn regeringscollega's in Europa, moeten wij toch ook met hem verder kunnen bespreken wat de consequenties zijn voor Nederland?

De voorzitter:

De adviezen zijn uitgebracht. Ik begrijp dat het u spijt, maar er is geen meerderheid voor uw verzoek.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan moeten wij er maar weer een dertigledendebat van maken. Maar dan zou ik u willen vragen, ook omdat los van de twee regeringspartijen en de gedoogpartner de rest van de Kamer het verzoek steunt, dat het echt met voorrang op de lijst wordt geplaatst en dat wij het niet pas in april of zo een keer gaan behandelen. Dan is die teller van werklozen inmiddels alweer richting de 500.000 aan het oplopen.

De voorzitter:

U hebt de mogelijkheid om er een dertigledendebat van te maken. Dat houdt in dat het op de lijst wordt geplaatst met drie minuten spreektijd.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ons verzoek is wel om dat tussen nu en de krokusvakantie te doen. Anders is het momentum gewoon weg.

De voorzitter:

Dit is niet het enige verzoek dat er ligt, zo moet ik de Kamer meedelen. Er staan 28 dertigledendebatten op de lijst op het ogenblik.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik wil de heer Slob toch van harte steunen in zijn uitspraak dat het een goede gewoonte van de Kamer is geweest om, als er een grote minderheid was voor een debat, dat te voeren. Met het wegnemen van de naam "spoeddebatten" zien wij zo langzamerhand dat alle relevante debatten steeds verder naar achter schuiven. De heer Slob vraagt nu een debat aan naar aanleiding van Europa en de jeugdwerkloosheid. Wij hebben net daarvoor al een aantal aanvragen gehad die ook gaan over de werkgelegenheid. Ik doe een dringend beroep op het Presidium om deze debatten zo snel mogelijk op de agenda te plaatsen, zodat er nog iets overblijft van het karakter van een spoeddebat.

De voorzitter:

U zit daar zelf in, dus wij kunnen in de eerste vergadering daarover van gedachten wisselen.

Het woord is aan mevrouw Peters.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Op 23 januari was de minister van Buitenlandse Zaken in Europa voor de Raad Buitenlandse Zaken en greep hij in om te voorkomen dat er conclusies werden aangenomen over een rapport van de EU-ambassadeurs in Jeruzalem, een gevoelig intern rapport over de Israëlische bezettingspolitiek. Het was uitgelekt en ik heb het hier bij mij. Enkele dagen daarvoor, op 18 en 19 januari, vroeg ik de minister in twee debatten of dit rapport in de raad werd besproken en hoe hij erover oordeelde. De minister ontkende dat het werd besproken en zei er geen standpunt over te hebben. Hij zegde toe de Kamer te informeren zodra dat anders werd. Ik heb niets ontvangen. Ik was dus op z'n zachtst gezegd onaangenaam verrast met het artikel op de voorpagina in NRC waarin stond dat het rapport wel degelijk is besproken en dat Nederland zich er inhoudelijk stevig tegenaan heeft bemoeid met een standpunt dat Nederland isoleert en zijn internationale krediet verspeelt. De Kamer vroeg naar dat standpunt, maar is er niet over geïnformeerd. Wat is er gebeurd? Ik wil opheldering en vraag een debat aan.

De heer Timmermans (PvdA):

Over deze kwestie zijn zowel door D66 als door de Partij van de Arbeid schriftelijke vragen gesteld. Ik vind het verzoek sympathiek. Ik wil het steunen, onder voorwaarde dat we het onderwerp op de agenda zetten nadat de antwoorden op de schriftelijke vragen zijn binnengekomen, zodat we precies weten waar we over praten.

Mevrouw Hachchi (D66):

Ook de D66-fractie kijkt uit naar de schriftelijke antwoorden. Steun voor het debat.

De heer Kortenoeven (PVV):

Wij zijn zeer verheugd met de opstelling van de minister. Wij gaan daarom niet mee in de steun voor dit debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het lijkt mij dat minister Rosenthal iets heeft uit te leggen. Daarom steun ik het verzoek van harte. Ik hoop dat de schriftelijke antwoorden zo spoedig mogelijk naar de Kamer worden gestuurd.

De heer Dijkhoff (VVD):

Wij hebben er begrip voor dat mevrouw Peters het debat aanvraagt, maar er is volgende week een AO over de Arabische regio en de week daarop over de Raad Buitenlandse Zaken. Dat zijn voor onze fractie twee prima gelegenheden om dit punt erbij te betrekken, met name als de vragen dan ook beantwoord zijn. Wij hebben geen behoefte aan een apart debat over het onderwerp.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik neem aan dat het eerstvolgende debat over de Raad Buitenlandse Zaken eerder zal zijn dan dit eventuele debat. Wij kunnen het dus veel beter daarin bespreken dan een apart debat hierover houden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Omdat de minister zich zo nadrukkelijk heeft uitgesproken over dit thema, is een apart debat hierover wenselijk en moeten we het niet voegen bij het debat over de Raad Buitenlandse Zaken, omdat het niet over Europa gaat maar over Nederland. Het betreft een standpunt van de Nederlandse regering, althans van de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Mevrouw Peters. U hebt geen meerderheid voor uw verzoek, maar u hebt wel genoeg steun voor een dertigledendebat.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de partijen die hierover het debat apart met de minister willen voeren. Ik vraag u een dertigledendebat op de agenda te laten plaatsen.

De voorzitter:

Dat gaat gebeuren. Iedere fractie heeft drie minuten spreektijd.

Het woord is aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

De algemene commissie Jeugdzorg heeft een schriftelijk overleg gevoerd. De antwoorden op onze vragen zouden vandaag binnen zijn. Het gaat over de Zonnehuizen. Zouden de antwoorden morgen voor 12.00 uur binnen kunnen zijn?

De voorzitter:

Ik zal dit deel van het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Naar boven