27 Begroting ELI (onderdeel Landbouw en Natuur)

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012 (onderdeel Landbouw en Natuur) (33000-XIV).

(Zie wetgevingsoverleg van 24 november 2011.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Wij hebben tijdens de schorsing afspraken gemaakt over de sprekersvolgorde en een aantal andere dingen. Het woord is allereerst aan mevrouw Jacobi van de PvdA.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Wij spreken bij deze begrotingsbehandeling over landbouw en natuur. Dit is wat dubbel, want wij zullen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid nog zeker een jaar tot anderhalf jaar spreken over landbouw, mestbeleid, intensieve veehouderij en dergelijke en de PvdA zal een dezer weken een visiedocument uitbrengen. Het is dus wat dubbel om hier veel energie in te steken. De PvdA heeft ervoor gekozen om juist aan die zaken die in de begroting echt in de verdrukking zitten, de meeste aandacht te geven. Het gaat dan vooral om het natuurdeel en om zaken die met multifunctionele landbouw te maken hebben.

De heer Koopmans (CDA):

Mevrouw Jacobi spreekt van een visiedocument. Ik ga ervan uit dat zij doelt op het visiedocument over de toekomst van de veehouderij. Moeten wij daar net zo lang op wachten als op de natuurwet? Ik heb het nog eens nagekeken. Die natuurwet is aangekondigd in januari 2011 en wij wachten er nog steeds op. Hoe gaat dat nou met dit stuk?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Het is goed dat de heer Koopmans ongeduldig raakt. Wij houden de spanning erin. In januari komt er een presentatie rond die natuurwet. De wet, die wij samen met D66 en GroenLinks voorbereiden, gaat Mooi Nederland heten. Een goede wet vraagt tijd en veel overleg. Ik vind dat het best wel snel gegaan is. Ik ken initiatiefwetten die er veel langer over hebben gedaan. Het visiedocument van de PvdA kent zijn eigen tempo. Het zal ergens in januari, februari verschijnen.

De heer Koopmans (CDA):

Dit klinkt een beetje als het aanbevelen van het eten van de soep na het toetje, en het eten van de aardappelen voor het voorgerecht. Ik vind dat jammer. Ik zou die documenten van de PvdA liever hebben tijdens debatten waarin het erom gaat, waarin het erom spant. Die documenten moeten niet achteraf verschijnen als mosterd na de maaltijd.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Soep na de maaltijd kan best lekker zijn. Als het gaat om de toekomst van onze landbouw en onze veeteelt, zitten wij anderhalf jaar lang met het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Wat dat betreft zitten wij keurig aan de voorkant. Wij maken een visie om in die discussie goed te kunnen meedoen. Ik kan mij dus niet in de kritiek van de heer Koopmans vinden. Het zal duidelijk worden dat de heer Koopmans mijn inbreng over de natuur niet leuk vindt en wij uiteindelijk wel.

Voorzitter. Regels kun je terugdraaien, maar wat je kapotmaakt krijg je niet terug. De PvdA is het faliekant oneens met het kabinet over de natuur- en landschapsvernietiging. In onze ecologische hoofdstructuur, het aan elkaar knopen van onze natuurnetwerken, is al jarenlang geïnvesteerd. Uiteindelijk willen wij tot een zodanig robuuste natuur komen, dat er voldoende leefgebied is. Water, recreatie, natuur en gepaste landbouw kunnen goed worden geïntegreerd.

Elk onderzoek toont aan dat voor onze flora en fauna zo'n 700.000 ha nodig is om aan de voorwaarden en doelstellingen te voldoen waaronder wij in de verdragen handtekeningen hebben gezet. Hoe betrouwbaar kun je zijn? Dit kabinet knipt de verbindingen stuk en maakt de oorspronkelijk bedoelde gebieden 100.000 ha kleiner. Dat is de grootte van de provincie Utrecht. Onze inzet is steeds geweest: temporiseer als er minder geld is, maar maak het concept, het natuurnetwerk niet kapot. Daarom komen wij met D66 en GroenLinks tot een initiatiefwet Mooi Nederland om de verkniptheid waar wij dat ook maar kunnen te herstellen. Belangrijk is dat de gebieden die nu geknipt worden, in de tussentijd niet worden bebouwd. Daarom willen wij deze gebieden reserveren totdat er weer geld is. Die reservering willen wij doen met een no-regretmaatregel. Daarvoor zullen wij met een motie komen. Bij infrastructuur en ruimte kennen ze deze maatregel al jaren. Als je ergens ooit een spoor of een weg wilt aanleggen, wil je voorkomen dat er tussentijds andere doelen aan gekoppeld worden. Het is eigenlijk van de zotte dat deze no-regretmaatregel voor de natuur nog niet bestaat. De initiatiefwet Mooi Nederland zal daarvoor, naar wij hopen, wettelijk een goede plek geven.

Waar het gaat om de situatie waarin er natuurgebieden uitgeknipt zijn en er 100.000 ha minder leefgebied wordt gereserveerd, moet vooral gedraaid worden aan de knop beheer. Echter, daarop vindt een bezuiniging van 75% plaats. Onze vrees is dat als de gebieden niet goed beheerd worden, dan, zoals je in Zuid-Holland ziet, het landschap en de natuur naar de filistijnen gaan. In Zuid-Holland was er het afgelopen jaar al een loting die bepaalde welk gebied wel en welk gebied niet beheerd kon worden. Het Zuid-Hollands Landschap was daarbij toevallig buiten de loting gevallen. Zo ga je niet om met onze kwetsbare natuur en ons mooie landschap.

Voor de PvdA staat de Wet Investeringsbudget Landelijk Gebied nog steeds als een paal boven water. Daarom hebben wij, zoals ik al menigmaal tegen de heer Koopmans van het CDA heb gezegd, weerzin om te komen met amendementen. Die handtekening onder de contracten van het Investeringsbudget Landelijk Gebied gelden nog tot 2014 en de overheid moet doen waarvoor ze getekend heeft. Gezien de omstandigheden rond het akkoord en ten behoeve van een goed natuurbeheer, hebben wij daarom nu het plan opgevat om natuur onder te brengen bij Infra en Milieu teneinde beheer en inrichting een plek te geven in het Infrastructuurfonds. We vragen ons af bij welk ministerie, maar in ieder geval bij dit ministerie is natuur aardig op z'n plek. Het is het ministerie dat gaat over ruimte, en natuur heeft ruimtelijk beleid nodig. Het is het ministerie waar beleid wordt gevoerd rondom water. Gisteren was ik bij het wetgevingsoverleg water en hebben wij heel vragen moeten stellen over het natuurbeleid omdat die zo aan elkaar gelinkt zijn. Het is het ministerie waar geld zat is en waar we zo meteen 230 mln. gaan uitgeven aan verkeersborden die volgens mij niet nodig zijn. En hier bij de buren gaan we 75% bezuinigen op natuur en landschap. In wat voor land leven wij? Daarom geen motie van afkeuring maar een motie van overheveling en een motie voor goed beheer. Wij zeggen dan ook: staatssecretaris Bleker, het is genoeg geweest, u hebt lang genoeg laten zien dat natuur en landschap bij u niet in goede handen zijn en dat het rentmeesterschap van het CDA blijkbaar toch niet is wat het zou moeten zijn, namelijk zorgen voor en beheren van wat kwetsbaar is. Ik hoor daarom graag van de staatssecretaris wat hij van dit goede idee vindt. Het levert meteen voor hem een probleem minder op. En uiteindelijk, voor een ministerie dat over miljarden gaat, is 250 mln. voor beheer van natuur een peanut.

Het is ernstig als er weinig geld is voor beheer, want, zoals we gisteren op televisie zagen, de stroperij neemt ernstig toe. En dat komt omdat er steeds meer bezuinigd wordt op de bijzondere opsporingsambtenaren. Ook een reden is dat het Openbaar Ministerie te weinig prioriteit geeft aan die ernstige misdrijven. Maar elke boswachter, elke bijzondere opsporingsambtenaar die je spreekt, zegt: het komt gewoon omdat er te weinig toezicht in onze natuurgebieden is; en daar is gewoon het geld niet meer voor. De staatssecretaris heeft onder andere heel rigoureus bezuinigd op Staatsbosbeheer, die daardoor het reguliere beheer niet meer kan uitvoeren. Staatsbosbeheer wordt gedwongen de natuur te verkopen.

Wij vrezen en weten eigenlijk wel zeker dat het zal leiden tot de verkoop van onze natuur. Ik denk aan privatisering van onze natuur richting rijke verzekeringsmaatschappijen en rijke particulieren. De PvdA wil de garantie dat wat betreft die 100.000 ha die straks geen goede natuur meer is, er geen hekken omheen worden gezet en dat er geen toegangsprijzen worden gevraagd. De natuur is van ons allemaal. Daarom geen privatisering en daarom graag toch maar naar Infrastructuur en Milieu. Welke garantie kan de staatssecretaris geven dat er geen hekken om de verkochte natuur worden gezet en dat er geen toegangsprijzen komen? Klopt het beeld dat vorige week of twee weken geleden in de krant stond, dat staatssecretaris Bleker de natuur uiteindelijk gewoon aan de happy few verkoopt, met een jachthut en golfbanen? Graag een reactie.

We hebben vorig jaar samen met GroenLinks een motie ingediend om nationale parken op de BES-eilanden in te stellen. De reactie van de staatssecretaris daarop was niet zo enthousiast, maar hij ontkwam niet aan de conclusie dat die status wel nodig is. Nu bezuinigen we op onze eigen nationale parken. Volgend jaar zullen er geen nationale parken meer zijn. Nationale parken zijn toch eigenlijk de parels van je land? Daarover zullen wij bij het Natuurakkoord nog het nodige zeggen. Wij willen heel graag dat de staatssecretaris terugkeert op zijn schreden en zegt ervan overtuigd te zijn dat het niet de bedoeling kan zijn om zodanig te decentraliseren dat een buitenlander een land zonder nationale parken ziet, terwijl wij daar heel erg ons best voor doen in ons toeristisch beleid.

Wat gaan we doen met onze eigen nationale parken, zogezegd aan de vaste wal, en wat gaan we doen met onze wens om een nationaal park te verwezenlijken, in ieder geval bij het koraalrif van Bonaire? Vorige week is de directeur van de Dutch Caribbean Nature Alliance op de BES-eilanden op bezoek geweest. Zij kwamen tot de algehele conclusie dat deze status heel hard nodig is. Ik vraag de staatssecretaris om zich daarvoor in te zetten. Als hij dat niet toezegt, zal ik hierover een motie indienen.

De PvdA is bezorgd over de toekomst van het agrarisch natuurbeheer. De staatssecretaris schetst het beeld dat dit bij hem in goede handen is. Wij krijgen veel mails van mensen die agrarisch natuurbeheer uitoefenen. Zij hebben grote zorgen, en ik denk terecht. Provincies gaan het agrarisch natuurbeheer niet meer betalen, omdat dit buiten de ecologische hoofdstructuur ligt en omdat zij heel weinig geld hebben. Zij vinden dat dit dan maar in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid moet worden geregeld. De PvdA is bang dat veel goede agrarische natuurbeheerders buiten de boot vallen in de periode totdat het gemeenschappelijk landbouwbeleid in werking treedt, in 2015. Bij degenen bij wie het contract tussen 2012 en 2014 afloopt, kan de overeenkomst voor beheerpakketten waarschijnlijk niet worden verlengd. Dit geldt zeker voor landschapsbeheer buiten de ecologische hoofdstructuur en buiten de Noord Friese Wouden, waar met veel succes landschapsbeheer is gepleegd. Degenen die al twintig jaar meedoen en hun bedrijf erop hebben afgestemd, moeten gaan stoppen, op deze manier. Het is zaak dat er een overbrugging komt voor al degenen die buiten de boot vallen. Het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid kan daarop aansluiten, net als andere cultuurhistorische gebruikspercelen met landelijke of landbouwkundige handicaps, zoals de zeedijken, de terpen, de wierden, de slenken en reliëfs.

Staatssecretaris Bleker beweert altijd dat het beheer van akkerranden bij hem in goede handen is. Dit wordt waarschijnlijk een eis bij het nieuwe landbouwbeleid. Daar hebben wij helemaal geen problemen mee, maar wij spreken wel mensen die zeggen dat het niet goed komt met akkerrandenbeheer, als het alleen in een pakket wordt gestopt, zonder verdere infrastructuur of kennis. Het functioneel benutten van die akkerranden vereist veel kennis. Daarom vinden wij dat een nationale aanpak nodig blijft, met specifieke doelstellingen die je in de regio kunt invullen. Wij verzoeken de staatssecretaris om voorstellen te doen om het akkerrandenbeheer vanaf 2013 te financieren en zowel landschappelijk als economisch te verduurzamen.

Ik zei al dat ik heel veel zou zeggen over de natuur die in de verdrukking is, maar ook over de multifunctionele landbouw. Allereerst wil ik stilstaan bij de zorgboerderijen. De zorgboerderijen en andere verbrede landbouw zijn ontstaan op basis van persoonsgebonden budgetten. Heel veel mensen hebben in ons land een heel goede plek gekregen bij zorgboerderijen of iets wat daaraan annex is. Ze zijn daar gelukkig mee. Doordat het persoonsgebonden budget verdwijnt, moeten deze zorgboerderijen straks hun deuren sluiten. De PvdA-fractie wil graag van de staatssecretaris weten hoeveel mensen die zoveel plezier hadden van de dagbesteding op het platteland, hiervan de dupe zijn. Ik zou graag willen dat daarnaar een onderzoek wordt uitgevoerd.

Samen met collega Koopmans heb ik een amendement ingediend over de schaapskuddes. Als het goed is, heeft iedereen dat amendement al gekregen. Wij beogen met dit amendement middelen vrij te maken voor een eenduidige en eenvoudige regeling voor de schaapskuddes met bijzondere rassen. Daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Tot slot nog een paar punten over streekproducten. De streekproducten zouden een onderdeel worden van het beleid inzake duurzame inkoop. Dit beleid blijkt te verzanden in een en al formaliteit en bureaucratie. Ik vind dat deze regering daadkrachtiger moet worden en vooral de bedrijven in het mkb toegang moet geven door te stimuleren dat streekproducten in de restaurants en de kantines geserveerd kunnen worden. Dit zou ook moeten worden opgenomen in de criteriadocumenten voor duurzaam inkopen. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat hij hiervoor gaat doen.

En dan nog de streekproducten en alcohol. In het overleg over het alcoholgebruik hebben wij te horen gekregen dat ook door de VVV-kantoren, de streekwinkels, de markten en de braderieën – dat gaat dus ook om de streekproducten – geen alcohol meer mag worden verkocht. In de regel gaat het daarbij om streekproducten die een belangrijk deel uitmaken van de couleur locale. De wetgeving is er juist op gericht om alcoholgebruik bij jongeren sterk tegen te gaan. Deze twee zaken gaan volgens mij helemaal niet samen. Ik denk dat de regelgeving op dit punt is doorgeschoten en dat voor de VVV's, het hele platteland en de productie en de verkoop van de streekproducten die alcohol bevatten, die specifieke streekproducten wel verkocht moeten kunnen worden; wel onder voorwaarden, maar dat zij dan zo. De PvdA-fractie vraagt de regering om te onderzoeken wat de effecten zijn van dit beleid op de verkoop van streekproducten en op welke manier dit wel fatsoenlijk geregeld kan worden. Ik weet dat men op een flink aantal plaatsen de schappen leeg heeft moeten halen. Ik vind dat erg zonde en ik hoop dat de staatssecretaris daar met mij een stokje voor gaat steken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik zal mij richten op het landbouwdeel van de EL&I-begroting. Na mij zal mevrouw Lodders het deel dat betrekking heeft op de natuur, voor haar rekening nemen.

De aanhef van het landbouwdeel van de EL&I-begroting luidt als volgt: " Een duurzame landbouwproductie is essentieel voor onze duurzame welvaart in de toekomst." Wat een zin! Maar begrijpen wij nu waar wij naartoe willen? De woorden "duurzaam", "duurzamer", "verduurzamen" en "verduurzaming" komen op de eerste pagina van het begrotingsdeel veelvuldig voor, maar wat is eigenlijk "duurzaam"? De VVD-fractie concludeert dat "duurzaamheid" zo langzamerhand een containerbegrip is geworden. Op internet vinden wij diverse betekenissen voor het begrip "duurzaam", bijvoorbeeld "een lange levensduur", maar ook "conserveren". De VVD-fractie begrijpt dat het kabinet al deze interpretaties van "duurzaam" niet bedoelt, maar wat bedoelt het kabinet dan wel? Wat staat het kabinet precies voor ogen als het aangeeft dat het waar mogelijk en verantwoord wettelijke belemmeringen wegneemt voor de verduurzaming van de voedselketen en een rol blijft spelen bij de verduurzaming van de veehouderij? Welke concrete wettelijke belemmeringen worden er weggenomen? Wij signaleren dat onder het mom van duurzaamheid steeds meer eisen worden gesteld.

Laat duidelijk zijn, de VVD sluit zeker niet haar ogen voor duurzaamheid, maar wij wensen wel een realistische benadering van duurzaamheid, zoals het terugdringen van antibioticagebruik, voedselveiligheid, dierenwelzijn. Dit zijn onderdelen die naar ons oordeel horen bij duurzaamheid, maar daarbij hoort ook een sociaaleconomisch element. Er moet namelijk wel geïnvesteerd en verdiend kunnen worden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is goed te vernemen dat de VVD-fractie zich verdiept in duurzaamheid en dat mevrouw Snijder op internet heeft gekeken wat dit betekent. Ik las in de media dat de VVD af wil van extra duurzaamheidseisen. Ik hoor graag van mevrouw Snijder welke duurzaamheidseisen naar de mening van de VVD kunnen worden geschrapt. Kan zij er drie noemen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik kom zo in mijn betoog op de manier waarop wij aankijken tegen de eisen die wij hebben gesteld. Wij hebben nu een groot aantal duurzaamheidseisen gesteld aan de sectoren. Wij hebben dat voor een groot deel op EU-niveau gedaan en voor een ander deel doen wij dat in Nederland zelf. Het kabinet heeft gesteld dat de sectoren in 2020 integraal duurzaam moeten zijn. Daarover hebben wij afgelopen week al een debat gevoerd. Ik heb daar geen beeld bij. Ik zou graag willen weten wat het kabinet zich daarbij voorstelt.

De VVD is van mening dat de basis op EU-niveau leidend moet zijn en dat de markt in principe de extra eisen moet verzorgen. Ik kom daarop later in mijn betoog terug. Het gaat dus niet om duurzaamheidseisen maar om extra eisen. Die extra eisen moet de markt uiteindelijk betalen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik verzoek mevrouw Snijder vriendelijk om nu toch al een tipje van de sluier op te lichten en ons deelgenoot te maken van de extra duurzaamheidseisen die volgens de VVD kunnen worden geschrapt, of, omgekeerd, welke bestaande duurzaamheidseisen mogen blijven. Noem er drie, dat kan toch niet zo moeilijk zijn?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij willen niets schrappen. Ik schrap op dit moment niets. Ik wil van het kabinet weten wat het bedoelt met integraal duurzame stallen in 2020. Wat betekent dit nu? Welke investeringen zijn daarvoor nodig? Welke eisen staan daartegenover? Ik schrap op dit moment dus niets, want wij ondersteunen het beleid zoals het nu is verwoord, de afspraken die er nu zijn, onze wettelijke normen en onze Europese normen. Het gaat erom wat er nu in de aanloop naar 2020 nog extra moet gebeuren.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De VVD lijkt zich nu wel heel erg afhankelijk van Europa op te stellen. Ziet mevrouw Snijder de Europese visie als een ondersteuning van haar visie of ziet zij die juist als een belangrijke belemmering voor haar visie?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij stellen ons op het standpunt – en volgens mij doet het kabinet dat ook – dat de EU leidend is voor onze regelgeving. Wij kunnen daar af en toe best een schepje bovenop doen, maar er moet wel worden betaald voor die extra eisen. Ik kom daarop ook in mijn verhaal. Ik hoor graag van het kabinet hoe het in die discussie staat. Welke extra eisen zullen nu nog aan de sectoren worden gesteld en wat staat daartegenover? Wij willen veel duidelijker een relatie tussen wat de consument vraagt als wij extra eisen stellen en de manier waarop voor die eisen wordt betaald. Het gaat dus om het woordje "extra".

De heer El Fassed (GroenLinks):

Met andere woorden, mevrouw Snijder ziet de Europese eisen als minimumeisen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Jazeker.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De VVD waarschuwt voor uitholling van het begrip duurzaamheid. De zaken die de VVD dan zelf onder duurzaamheid verstaat, zijn antibiotica, wat volgens mij volksgezondheid is, en dierwelzijn, wat volgens mij dierenwelzijn is. Wat is de zuivere definitie van duurzaamheid?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Zou u mij die kunnen geven?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De vraag wordt niet beantwoord. De VVD-fractie waarschuwt voor de uitholling van een begrip. Het is haar niet duidelijk wat het kabinet bedoelt met duurzaamheid. Ik stel dus een heel simpele vraag aan mevrouw Snijder: wat verstaat u onder duurzaamheid?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb gezegd dat wij ons kunnen voorstellen dat bij duurzaamheid een aantal zaken belangrijk zijn: voedselveiligheid, milieuaspecten, antibioticagebruik, dierenwelzijn. Maar als je bekijkt wat de woorden "duurzaam" en "verduurzamen" betekenen – en deze begroting staat daar echt bol van – kom je uit op "lange levensduur" en "conserveren". Ik kan me niet voorstellen dat het kabinet dat wil voor deze sector; die willen wij toch absoluut niet conserveren?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daarom leek het mij nu juist zo verhelderend om van de VVD te horen wat zij onder duurzaamheid verstaat. Ik krijg daar helaas geen antwoord op.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U krijgt het antwoord dat er voor ons een aantal randvoorwaarden zijn. Maar wij leggen juist de vraag duidelijk bij het kabinet neer: wat wordt ermee bedoeld dat men verduurzaming van de voedselketen wenst, dat er integraal moet worden verduurzaamd? Wij zouden dat ook wel eens van dit kabinet willen weten.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Dan doe ik maar een poging. Natuurlijk is iedereen heel benieuwd hiernaar, want mevrouw Snijder-Hazelhoff kopte er vanmorgen in Agrarisch Dagblad mee dat de VVD een flinke streep gaat zetten door het duurzaamheidsstreven van het kabinet. Heel boeren-Nederland – maar ook ik, omdat ik graag wil meedoen aan verstandige voorstellen op dat gebied – is benieuwd naar wat zij op dit punt nu echt wil voorstellen. Natuurlijk is voor linkse partijen "duurzaam" vaak gewoon een lang woord voor "duur". Zo ken ik de VVD echter niet, dus ik hoor graag die voorstellen van mevrouw Snijder.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Laat ik eerst zeggen dat die kop iets anders was; de kop was namelijk dat wij geen extra duurzaamheidseisen wensen. Ik heb dit net naar voren gebracht. Wij vragen ons bij de eisen die wij nu stellen aan de sectoren, minimaal die van de EU en op een aantal onderdelen wat kleine stapjes extra, het een en ander af. Wat wil het kabinet als het zegt dat in 2020 onze sectoren integraal duurzaam moeten zijn? Wat zijn die extra stappen waarmee we dat volgens het kabinet zomaar oplossen? Wij kunnen die extra eisen op dit moment niet plaatsen.

De heer Koopmans (CDA):

Mag ik concluderen dat de VVD zegt: het kabinetsbeleid en de uitvoering ervan zijn prima, maar voor de termijnen erna moeten wij goed spreken met elkaar over wat de extra eisen opleveren?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik zal dit zo nog zeggen, maar wij staan achter de huidige afspraken in de sectoren. Wij vragen ons wel af wat er na dit komende jaar nog aan gaat komen.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik begrijp dat de VVD voorstander is van de markt, maar ook wel aandacht wil hebben voor sociale aspecten. Maar als je de markt zijn gang laat gaan, voorspellen de wetenschappers dat er bij ongewijzigd beleid binnen 35 jaar nog maar bijvoorbeeld 1000 varkenshouderijen over zijn in Nederland; in ieder geval een heel kleine fractie van wat er nu is. Wat is volgens de VVD sociaal en welke schaalgrootte van bedrijven is in de toekomst wenselijk voor de VVD?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U refereert nu echt aan het debat dat we in de afgelopen week hebben gevoerd. Ik heb gezegd dat bij de eisen die wij in de toekomst aan de sectoren gaan stellen, juist met betrekking tot duurzaamheid, wij naar ons gevoel – maar dergelijke geluiden hoor ik ook uit andere geledingen, bijvoorbeeld wetenschappers – niet de sociaaleconomische component moeten vergeten. Die sociaaleconomische component is wel degelijk heel belangrijk voor de stappen die een sector kan zetten. Als je dit te rigoureus doet en te veel vraagt, is schaalvergroting de enige oplossing. Ik kom daar zo nog op, ik ben absoluut niet tegen schaalvergroting en grote familiebedrijven. Volgens mij delen wij die opvatting, alleen in een andere volgorde.

De heer Van Gerven (SP):

In mijn eigen betoog kom ik hier ook nog wel op, maar ik constateer dat de VVD de markt omarmt, allerlei koppen van verduurzaming eraf wil hebben en de markt zijn gang wil laten gaan. De wetenschappers voorspellen dat wij, als dat gebeurt, straks alleen nog maar megabedrijven zullen hebben. Ik vraag de VVD om niet weg te duiken. Wat is voor de VVD de absolute grens, tot welke grootte mag een fatsoenlijk boerengezinsbedrijf groeien?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij zijn voor de markt. Als je eisen stelt, moet de markt die wel kunnen betalen. Dat is voor ons heel relevant. Het kostenplaatje moet je ernaast leggen. Als de markt op een bepaald moment niet meer wil betalen, zitten we helemaal niet zover van elkaar. De heer Van Gerven slaat alleen iets over. Als ondernemers op de markt reageren, aan de eisen voldoen en de markt gaat het betalen, dan zijn wel al heel ver opgeschoten.

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog met het herhalen van een zin. Er moet wel geïnvesteerd en verdiend kunnen worden. De verdiencapaciteit moet in beeld blijven. De verdiencapaciteit van ons agrobedrijfsleven, de primaire producenten, is een belangrijke voorwaarde om investeringen te kunnen blijven doen. De VVD signaleert dat de verdiencapaciteit onder grote druk staat. Dat blijkt ook uit twee koppen van vanmorgen op het landbouwnieuws: "Steeds meer varkensbedrijven te koop" en "Opnieuw zevental glastuinbouwbedrijven onder de hamer".

Belangrijk voor ondernemers bij het doen van investeringen is om te zien waar de stip op de horizon is. Het gaat om weten waarnaartoe, welk doel men zich voor ogen moet stellen. De staatssecretaris schrijft naar aanleiding van het debat van vorige week: "De stippen aan de horizon zijn een volledig duurzame productieketen in 2020 en dat agrarische ondernemers in het landelijk gebied in harmonie met hun omgeving ondernemen." Een prachtige zin, maar de VVD zou wel van de staatssecretaris willen weten wat hij er precies mee bedoelt. Precies, want welke doelen heeft de staatssecretaris voor ogen?

Wij hebben op een groot aantal van de aan het agrobedrijfsleven gerelateerde onderwerpen Europese normen, die naar ons idee voor de overheid leidend en voorwaardelijk voor de productie moeten zijn. We doen daar in een aantal gevallen een schepje bovenop. Het is naar ons idee niet aan de overheid om allerlei extra eisen op het terrein van duurzaamheid te formuleren, bovenop de al bestaande afspraken. Het niveau van voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu is al hoog in de Nederlandse agrarische sector. Dat is goed. De VVD wil echter dat Nederland niet doorschiet ten opzichte van Europa en qua regelgeving in de pas blijft lopen. Ondernemers hebben het recht om te ondernemen. Hogere duurzaamheidseisen moeten – laat dat duidelijk zijn – vanuit de markt komen. De ketenafspraken waarover we vorige week in het debat over de intensieve veehouderij spraken, vormen een goede aanzet om de markt een grotere rol toe te bedelen. Als de markt niet betaalt, dan kan de boer niet leveren. Graag een reactie van de staatssecretaris. Bij alle stappen die door het primaire bedrijfsleven kunnen worden gezet, geldt wat de VVD betreft dat de verdiencapaciteit leidend moet zijn; dat is economie. De VVD acht het van belang dat ondernemers kunnen ondernemen en dat dit hun niet onmogelijk wordt gemaakt door allerlei regelgeving en extra eisen van de overheid.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik constateer dat mevrouw Snijder namens de VVD zegt: we moeten heel sociaal zijn, iedereen moet kunnen meekomen. Daarvoor heb je echter sturing nodig. Die moet juist komen uit een geleide economie, waarbij de overheid koers zet richting duurzaamheid. De hogere eisen moeten volgens mevrouw Snijder van de markt komen. Die komen never nooit van de markt als de markt er niet heel erg veel mee kan winnen. Ze komen ook niet van de markt als er niet meegestuurd wordt door de overheid. Ik wil graag bewijsmateriaal van mevrouw Snijder: waarom moeten die extra eisen alleen van de markt komen, zonder geleide economie? Ik vind het een gemiste kans van dit kabinet dat het juist niet stuurt op de koers van de duurzaamheid. In plaats daarvan zegt men: het wordt wat te duur en te ingewikkeld, dus de markt moet het nu gaan bepalen. Dat gaat dus nooit wat worden. Wat bepaalt voor u het succes?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat is een heel aantal constateringen van uw kant, waarbij u niet raakt aan wat ik heb gezegd. Belangrijk zijn de eisen die wij nu hebben gesteld. Met name de eisen op Europees niveau zijn voor ons minimaal. Nederland doet er in een aantal gevallen een schepje bovenop. Essentieel zijn de extra eisen die wij stellen. De VVD gaat ervan uit dat wij niet altijd leidend moeten zijn. De commissie-Van Doorn is met een aantal ketenafspraken gekomen. Dat komt uit de sectoren. U hebt ook gezien welke initiatieven er in de melkveehouderij worden genomen. Laat nu voor die extra eisen de markt – dat zeg ik nu, maar het kan ook de consumentenvraag zijn – leidend zijn. Dan kun je een en ander ook veel beter inbedden in alle sectoren. Dan komt er waarschijnlijk ook een verdienmodel, dat heel belangrijk is om ook werkelijk stappen te kunnen zetten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Is het dan niet veel verstandiger dat de overheid en de sector kiezen voor een gezamenlijke programmatische aanpak richting het eindpunt? Het gaat niet om extra eisen of zo. Het gaat erom dat wij onze boeren en tuinders uiteindelijk sterk in de economie zetten. Dat moet de overheid samen doen met de sector, met een programmatische aanpak. Is dat niet veel verstandiger, in plaats van een en ander weer los te laten?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik voel niet voor een programmatische aanpak. Wij denken dat de sector zelf veel meer het initiatief kan nemen, luisterend naar wat er wordt gevraagd. Geef sectoren een kans, in plaats van dat de overheid aldoor maar de sector opjaagt, met de grote gevolgen van dien. Ik heb het al gezegd: wij zien gewoon bedrijven omvallen, omdat er te weinig verdiencapaciteit is, maar wij stellen wel eisen. De VVD-fractie wil daar nu de vinger bij leggen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wil even doorgaan op dit punt, want het is voor mij nog helemaal niet duidelijk wat de VVD nu wil. Als het verhaal is: het is aan de markt en de marktpartijen om er met elkaar op een goede manier uit te komen, zou ik zeggen: wat doet mevrouw Snijder dan nog hier achter het spreekgestoelte en wat moet de staatssecretaris dan nog gaan doen? Of mevrouw Snijder zegt toch: er ligt op dit gebied wel degelijk een opgave voor de Kamer, maar vooral ook voor de staatssecretaris, om voorwaarden te stellen, bepaalde processen te trekken of wat dan ook. Wat wil de VVD-fractie nu met dit verhaal?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij hebben nu een aantal afspraken lopen op Europees niveau, die gecontroleerd worden. De overheid is ervoor om te borgen dat een aantal afspraken wordt gewaarborgd en dat wij een aantal ondernemers die zich er niet aanhouden, in de kraag kunnen vatten. Laat dat helder zijn. Maar met het oog op de toekomst en op de situatie waarin de sectoren zich nu in bevinden, moeten wij kritisch zijn en ons afvragen of de overheid hierin wel zo sturend moet zijn. Als ik zie welke afspraken sectoren zelf maken, zeg ik: laat het dan ook komen vanuit de ondernemers. Dat heb ik zojuist ook gezegd in antwoord op een interruptie van mevrouw Jacobi. Laat ondernemers ondernemen en laten zij luisteren naar wat er door consumenten wordt gevraagd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De situatie is nu net even andersom. Er worden afspraken gemaakt, maar kennelijk werkt dat niet, gezien wat ook u is opgevallen, namelijk dat een aantal ondernemers dreigt om te vallen. Volgens mij is er helemaal geen sprake van dat wij nu bezig zijn de sector op te jagen. De kwestie is nu juist dat wij moeten constateren dat de markt op dit punt faalt en dat het hoog tijd is dat wij partijen helpen om de afspraken tot een succes te maken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik weet niet waar de ChristenUnie naartoe wil, maar voor mij is heel duidelijk dat wij eisen hebben gesteld aan ondernemers die al op het topje balanceren. Wij zien dat de verdiencapaciteit fors terugloopt. Naar aanleiding van het debat van afgelopen donderdag heb ik het antwoord gekregen dat in 2020 de sectoren integraal duurzaam moeten zijn. Dan vraag ik mij af welke stappen de politiek, c.q. het kabinet van de sectoren verwacht. Wij vragen ons af of men die stappen kan zetten. Is het verantwoord dat wij zo doorgaan?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De VVD pleit er sterk voor om boeren te behandelen als ondernemers. Die partij vindt daarom dat boeren niet te veel regels opgelegd moeten krijgen. Ik nodig de VVD als een echte liberale partij uit om boeren te behandelen als ondernemers. Gaat de VVD, in lijn met haar verkiezingsprogramma, dan ook pleiten voor een sterke afbouw van de subsidies voor inkomensondersteuning aan boeren? Een ondernemer die de helft van zijn inkomen uit Europese subsidies krijgt, is immers geen echte ondernemer. Of mag je, in ruil voor dat belastinggeld dat naar deze boeren gaat, ook een aantal eisen stellen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Mevrouw Van Veldhoven heeft het helemaal bij het goede eind. Dit is ook helemaal in overeenstemming met het beleid van Brussel. We gaan af van subsidies en inkomensondersteuning en we gaan naar de betaling voor geleverde diensten.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, u stelt een slotvraag.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Mag ik dan concluderen dat de prijzen van deze diensten dan ook zeker marktconform moeten zijn? Is de VVD het met mij eens dat aan het einde van deze periode van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voor een volgend GLB er geen inkomensondersteuning meer voor ondernemers moet zijn?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Deze conclusie mag mevrouw Van Veldhoven niet trekken, want het gaat daarbij niet om inkomensondersteuning. In het beleid dat in de toekomst gericht is op het GLB, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wordt er, breed in Europa, betaald voor een aantal diensten die ondernemers leveren. Laat dat helder zijn. Onze ondernemers dienen daarin net zo goed mee te delen als ondernemers in andere EU-lidstaten.

De voorzitter:

Mijnheer Koopmans, had u in deze ronde al niet eerder geïnterrumpeerd? Nee, toch niet.

De heer Koopmans (CDA):

Ik vind het zelf ook heel erg dat ik mijn interruptie moet gebruiken bij de inbreng van de VVD, maar de aanleiding is vreselijk. Die is namelijk de motie-Lucas, op stuk nr. 84, ingediend bij de begrotingsbehandeling van OCW. Het kan toch niet waar zijn dat de VVD via deze motie de regering opdraagt om te pleiten voor het verlagen van de GLB-subsidies?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij willen nog veel meer verlagen, want wij willen de nettobetalingspositie van Nederland verbeteren en wij willen echt minder aan Europa afdragen. Wij zijn heel kritisch op de budgetten die in Europa breed op de plank liggen. Ik meen dat het kabinet dit deelt. Wij gaan ervan uit dat juist het agrocluster daar veel meer gebruik van kan maken. Dat is de afgelopen jaren ook gebleken. Wij willen ook dat dit gebeurt. De heer Koopmans heeft niet gezegd dat in dezelfde motie ook staat dat er in ieder geval "meer minder" geld zou moeten gaan naar de sectoren innovatie en R&D.

De heer Koopmans (CDA):

In het regeerakkoord hebben we afgesproken dat de minister-president ervoor moet zorgen dat we 1 mld. netto minder gaan betalen. Dat kan op twee manieren, namelijk door minder te gaan betalen en door meer binnen te halen. Ik vraag mij af waarom de VVD de eigen minister-president per motie de handen op de rug bindt op een drietal punten, namelijk het GLB, cohesie en de structuurfondsen. Daardoor verminderen de kansen voor Nederland om 1 mld. meer binnen te halen of 1 mld. minder te hoeven betalen. Ik vraag mevrouw Snijder om daar in haar fractie nog eens goed over te spreken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wie weet wat we doen. In ieder geval moet duidelijk zijn dat ik niet het idee heb dat wij onze minister-president hiermee de handen op de rug binden. Ik meen dat de heer Koopmans dat verkeerd ziet. Het allerbelangrijkste is dat onze nettobetalingspositie hoe dan ook verbetert.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Jacobi wil interrumperen, maar zij heeft dat al een keer gedaan tijdens deze ronde. Zij krijgt dus nu het woord niet meer. De heer Dijkgraaf stelt een vraag.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ook ik heb mij verbaasd over deze motie. Het eerste deel van de motie, over geld voor innovatie, begreep ik wel. Dat steun ik van harte. Waarom moet dit echter ten koste gaan van landbouw? Het punt dat mevrouw Snijder maakt, staat niet in de motie. Zij zegt dat dit moet zorgen voor minder nettobetaling. Dit ging om een verschuiving. Er gaat minder geld naar landbouw en meer naar innovatie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij willen in de breedte, voor eigenlijk alle facetten, minder geld. Wij willen gewoon dat Nederland minder afdraagt. Dat is al jaren uitgesproken. Dat weet u ook. We willen in zijn totaliteit minder afdragen en onze nettobetalingspositie verbeteren. Dit betekent dat je in de breedte gaat voor minder budget op alle fronten. In de motie staat dat we meer minder willen voor innovatie op dit punt. Als er al wat moet worden verschoven, dan moet dit juist gaan naar innovatie en R&D. De VVD gaat ervan uit dat dit in ieder geval voor het agrocluster een verbetering kan zijn. Ik realiseer mij maar al te goed dat Nederland van het grote Europese budget maar 800 mln. voor de Nederlandse landbouw krijgt. Die bijdrage wordt in de komende jaren zelfs afgebouwd met 8%, met alle gevolgen van dien. Andere lidstaten krijgen veel meer. Ik vind dat we daar zelf ook kritisch naar moeten kijken. Uit een aantal aanvragen uit de afgelopen jaren blijkt dat onze aanvragen goed scoren, ook wat betreft de R&D voor het agrocluster.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als mevrouw Snijder dit zo belangrijk vindt, waarom is in die motie dan niet die link gelegd? Waarom staat daar niet in dat elke euro die minder wordt uitgegeven aan landbouw, moet resulteren in minder afdracht aan Brussel? Dan had ik het begrepen. Dan is het in lijn met wat de VVD altijd heeft gezegd. Kan mevrouw Snijder overwegen om dit alsnog in deze motie te verwerken?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb de motie niet ingediend. U weet ook dat wij vandaag niet over de moties van de begroting van OCW hebben gestemd. Ik sta voor wat ik zojuist heb gezegd. Ik ben ervan overtuigd dat het belangrijk is dat wij in Europa budgetten schuiven naar R&D en innovatie.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik concludeer …

De voorzitter:

U hebt al twee vragen gesteld in uw interruptie.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan ga ik fijn weer zitten.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Vorige week hebben we in het debat over intensieve veehouderij gesproken over de ketenafspraken. Deze zijn een goede aanzet om de markt een grotere rol toe te kennen. Als de markt niet betaalt, kan de boer niet leveren. Ik vraag de staatssecretaris om een reactie.

De VVD acht het van belang dat ondernemers kunnen ondernemen. Ondernemen moet hun niet onmogelijk worden gemaakt door allerlei regelgeving en extra eisen door de overheid. We willen minder regeldruk; dit kabinet toch ook?

Ik geef een voorbeeld. Een agrarische ondernemer heeft een vergunning aangevraagd voor luchtwassers van een bepaald merk. In het verloop van de vergunningaanvraag blijkt dat er nieuwere luchtwassers op de markt zijn, die effectiever zijn. De ondernemer verzoekt om die te mogen plaatsen. Het oordeel luidt: u dient opnieuw een vergunning aan te vragen. Dit kan toch niet waar zijn? Wat de VVD betreft, zou deze vernieuwende techniek de plaats moeten kunnen innemen van de oudere. Een nieuwe aanvraag is dus niet nodig. Ik vraag de staatssecretaris om zijn oordeel en vraag het kabinet om eventueel actie te ondernemen.

Algemeen bekend is dat onze agrofoodsector een internationale koppositie inneemt en daarmee staat voor een aantal geweldige uitdagingen ten aanzien van voedselzekerheid, armoedebestrijding, energie, klimaat, vrede en stabiliteit. Dit vraagt om een goede wisselwerking tussen kennis, praktijk en beleid. Daarbij is de relatie met Wageningen University van essentieel belang. Wageningen University is dé kennisinstelling voor de primaire sectoren, voor de veehouderij en zeker ook voor de glastuinbouw. In de begroting wordt veel aandacht besteed aan innovatie in de topsectoren. Kan de staatssecretaris aangeven of ook producenten uit de primaire sector een beroep kunnen doen op de budgetten uit het topsectorenbeleid?

De heer Graus (PVV):

Ik heb altijd gedacht dat de VVD net als de PVV een boervriendelijke partij is. De PVV is altijd tegen die verschrikkelijke luchtwassers geweest. Waarom is de VVD niet tegen deze luchtwassers, vooral nu blijkt dat zij qua odeurwaarde helemaal niets veranderen? Ik heb vandaag nog mensen gesproken die in de buurt van een stal wonen. Zij zeggen dat de odeurwaarde niet merkbaar is veranderd. Ze zeggen de luchten nog steeds te ruiken. De waarde kan wel gedaald zijn van 13,9 naar ongeveer 8, maar de mensen hebben er nog steeds last van. Die dingen blijken dus niet eens te werken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Het spijt mij voor de heer Graus: wij zijn zeer boervriendelijk maar wij delen absoluut niet zijn mening over luchtwassers. Ik heb een grote varkenshouderij bekeken die direct naast de Ecologische Hoofdstructuur ligt, ik geloof op zo'n 50 meter afstand. Het bedrijf heeft luchtwassers geplaatst en heeft nu geen uitstoot of geur meer. Als de heer Graus er aan de voordeur staat, weet hij niet dat er schuren achter het huis staan. Luchtwassers zijn zeer effectief.

De heer Graus (PVV):

Ik had het niet over mezelf, voorzitter, ik vind mest lekker ruiken. Ik heb dan ook altijd graag in landelijk gebied gewoond. Wat ik zojuist vertelde, hoorde ik van omwonenden, die overigens helemaal niets tegen die veebedrijven hebben. Ze zeggen slechts dat ze eigenlijk niets merken van de luchtwassers. De boeren daarentegen merken het wel. Zij krijgen de kosten never nooit meer terugverdiend.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dan ondersteunt de heer Graus mijn verhaal dat we heel kritisch moeten zijn over de eisen die we stellen en dat we de verdiencapaciteit moeten bekijken. Ik deel echter niet zijn mening dat luchtwassers niet werken. Ik vind het heel jammer als buren het wel zo beleven, maar dat kan ik mij bijna niet voorstellen.

Ik rond af, voorzitter. De primaire sector is naar ons idee heel goed in staat om de handschoen op te pakken, zoals we zien aan de ketenafspraken door de commissie-Van Doorn alsook inmiddels aan afspraken die door de zuivelketen zijn gemaakt. Het gaat erom dat we ondernemers ruimte bieden om hun koeien goed te verzorgen en dat ondernemers verantwoord omgaan met diergeneesmiddelen. Het gaat om ondernemers die zich realiseren dat zij het landschap beheren, mede voor de samenleving. Ja, deze ondernemers moeten wel een boterham kunnen verdienen, want anders is het snel gedaan met de verduurzaming van het agrarisch bedrijfsleven en het beheer van ons landschap. De VVD acht het van belang dat de primaire sector de ruimte krijgt om te ondernemen. Dit kabinet wil toch ook het bedrijfsleven vertrouwen geven in plaats van het te wantrouwen? Laat de overheid dus niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb het betoog van mevrouw Snijder maar even afgewacht, voorzitter. Ik hoorde haar zeggen dat de VVD vindt dat Europese afspraken moeten worden geborgd en dat ondernemers moeten weten waar zij aan toe zijn, maar dat de VVD niet weet wat er volgend jaar nog komt. Nou, ik weet dat toevallig wel: er moeten beheerplannen worden gemaakt voor de varkens- en kippenstallen om de stikstofaanpak te realiseren. Het geval wil dat de VVD bij dit soort debatten altijd heeft gezegd dat stikstof niet alleen bij de boeren vandaan komt, maar ook van de snelwegen komt. Heeft de VVD, met haar supersnelwegen en de nieuwe norm van 130 km/uur, niet alle ruimte die er zou zijn voor de boeren allang weggegeven aan de automobilist?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb minister Schultz van Haegen keurig horen zeggen dat de milieuvoorwaarden voor de autosnelwegen helemaal in beeld zijn en dat daar geen risico's liggen voor het bedrijfsleven. Ze heeft zich daar zeer veel rekenschap van gegeven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar de beheerplannen voor de boeren moeten nog gemaakt worden. Het was mevrouw Snijder-Hazelhoff zelf die ik in debatten daarover regelmatig heb horen zeggen dat er zo veel stikstof van de snelwegen komt. Ik vraag haar daarom op de man af of we de stikstofruimte die er nog in de beheerplannen zou zitten en die de boeren graag hadden willen gebruiken – ik denk maar even mee met de VVD – niet gewoon hebben weggegeven omdat de VVD liever met 130 km/uur over de snelwegen gaat en meer asfalt heeft. Heeft de VVD daarmee niet alle ruimte die er nog voor de boeren zou zijn gewoon opgesnoept?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Laat duidelijk zijn dat ik dit verhaal niet helemaal kan plaatsen, voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft het over beheerplannen voor boeren. We maken beheerplannen voor Natura 2000-gebieden maar we maken echt geen beheerplannen voor boeren. We krijgen nog een debat over de aanpak van de stikstofuitstoot in de PAS. Ik hoop dat mevrouw Ouwehand met mij deelt dat we in de PAS een aantal stappen moeten zetten en dat het bedrijfsleven daar echt op zit te wachten. Ik ga ervan uit dat de kilometertjes die we in Nederland rijden niet dwars voor onze ondernemers rondom de Natura 2000-gebieden liggen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Economie en ecologie hand in hand. Ruimte voor natuur en economische ontwikkelingen. Ruimte voor biodiversiteit en recreatie. Ruimte voor natuur en ondernemerschap. Niet een ingewikkelde, maar een praktische en realistische benadering. Zo wil de VVD het natuurbeleid graag zien. In de afgelopen weken heeft de Kamer een aantal keren gedebatteerd over de decentralisatie van het natuurbeleid. Het uitgangspunt van het natuurakkoord, namelijk decentralisatie van het beleid naar de provincies, wordt door mijn fractie van harte ondersteund. De VVD-fractie ziet het komende jaar de uitwerking van het natuurakkoord in wetgeving en begroting tegemoet. Daarnaast zal de VVD-fractie het proces van herijking van de ehs nauwlettend volgen. Inzet op Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water zijn de uitgangspunten waarop de VVD-fractie de herijking zal toetsen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Gerven en mevrouw Jacobi, u wilt al interrumperen, maar de spreker is net begonnen. U moet zich afvragen of u dat zelf in zo'n geval prettig zou vinden.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb het zelf meegemaakt, voorzitter.

De voorzitter:

Hebt u er geen bezwaar tegen, mevrouw Lodders?

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee, hoor, kom maar op.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik werd zelfs nog eerder geïnterrumpeerd.

Mevrouw Lodders spreekt over ruimte voor de natuur. Als je niet beter zou weten, zou je denken: nou, daar ben ik op de goede plek! De natuur wordt echter verkocht door het kabinet waar de partij van mevrouw Lodders deel van uitmaakt. Het netwerk van natuur wordt met 100.000 hectare verminderd. Kan mevrouw Lodders garanderen dat er geen hek komt om de natuur die wordt verkocht of op andere manier wordt geprivatiseerd, dat die toegankelijk blijft en dat mensen er geen entreekaartje voor hoeven te kopen? Gaat zij daartoe met mij een motie indienen?

Mevrouw Lodders (VVD):

De vraag van mevrouw Jacobi is niet opportuun, want we gaan het natuurbeleid decentraliseren. Het beleid wordt straks bepaald door de provincies. Dat deelt mijn fractie van harte. De provincies gaan dan over het beleid en over de toegankelijkheid. Het is uiteindelijk aan de natuurbeheerder om de natuur wel of niet toegankelijk te maken. De VVD-fractie is ervan overtuigd dat die natuur wel degelijk natuur blijft. Daarbij is namelijk niet alleen de kopende partij aan zet. Daar zijn ook de gemeenten voor aan zet, met de bestemmingsplannen. Verder is het aan de natuurbeheerder.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb nog twee vragen. Wat gaat u aan doen om bij decentralisatie te borgen dat natuur niet geprivatiseerd wordt en dat het natuur blijft? Wat zijn de garanties die u kunt geven? Staatsbosbeheer moet heel veel verkopen. Kunt u garanties geven dat om die gebieden geen hek komt en er geen toegangskaartjes komen?

De voorzitter:

Zullen we proberen het via de voorzitter te doen? Anders moet ik allemaal garanties gaan zitten afgeven.

Mevrouw Lodders (VVD):

Garanties zal ook de VVD-fractie niet afgeven. Nogmaals, we gaan natuurbeleid decentraliseren. Mevrouw Jacobi heeft mij inbreng tijdens het AO over decentralisatie gehoord. De VVD-fractie maakt zich daar best zorgen over, want het Rijk blijft wel verantwoordelijk voor het behalen van de internationale verplichtingen, maar het beleid en het budget worden gedecentraliseerd. Daar heb ik dus een aantal kritische opmerkingen over gemaakt, waarop ik toezeggingen heb gekregen van de staatssecretaris. Daar kan de VVD-fractie mee uit de voeten. Maar de kern van decentralisatie van beleid is natuurlijk wel dat je uiteindelijk het beleid decentraliseert naar de provincies. Je gaat erover of je gaat er niet over.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter, ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag.

De voorzitter:

Dat komt voor. Mijnheer van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik neem aan dat de VVD-fractie kennis heeft genomen van het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over de gevolgen van het beleid van dit kabinet van natuurbarbaren, gesteund door drie partijen die kennelijk ook bestaan uit natuurbarbaren. Het Planbureau voor de Leefomgeving voorspelt een dramatische verslechtering van de natuur en de biodiversiteit als het beleid wordt uitgevoerd, net als een achteruitgang in soorten van dier en plant. De VVD zal dat ontkennen, maar wil zij in ieder geval ervoor zorgen dat het beheer van de uitgeklede natuur goed wordt geregeld? Dat uitgangspunt is vastgelegd in een aangenomen Kamermotie. Ik neem namelijk aan dat de VVD de uitdrukking "geen geld, geen Zwitsers" kent.

Mevrouw Lodders (VVD):

Het begrip "natuurbarbaren" heb ik niet in het rapport gelezen. Ik hoor het echter graag als ik een pagina heb overgeslagen. Mijn fractie heeft wel degelijk kennisgenomen van het rapport. Ik betrek dat graag bij het eerdere rapport van het planbureau, dat vorig jaar, aan het begin van deze kabinetsperiode, is uitgebracht. Volgens mij wordt in het rapport nadrukkelijk aangegeven dat wij de natuurdoelen nog steeds niet halen als wij op de oude voet verdergaan. Dit kabinet, deze staatssecretaris, heeft een aantal heldere keuzes gemaakt om ervoor te zorgen dat het behalen van de doelstellingen dichterbij komt.

De heer Van Gerven (SP):

Ik constateer dat de VVD de gevolgen niet wil inzien, maar dat zij ook niet ingaat op de vraag van de SP. Wil de VVD garanderen dat er voldoende geld is voor natuurbeheer? Ik zal daarover een motie of een amendement indienen. Als er boetes komen omdat wij Europese doelstellingen niet halen en de biodiversiteit verder achteruitkachelt, zal de VVD dit dan compenseren? Zo ja, bij wie wil zij dan de rekening neerleggen; bij het Rijk of bij de provincies?

Mevrouw Lodders (VVD):

Die vraag is tijdens het algemeen overleg over de decentralisatie nadrukkelijk aan de orde geweest. De provincie is primair aan zet voor het voldoen aan internationale verplichtingen, middels de budgetten die worden gedecentraliseerd. In het natuurakkoord is echter een passage opgenomen waarin staat dat de aansprakelijkheid van het Rijk in stand blijft, tenzij de provincies nalatig zijn geweest in het beheer. Dat staat klip-en-klaar in het natuurakkoord en daaraan zal de VVD-fractie zich zeker houden.

Er zijn geen garanties voor het beheer. Deze Kamer is nog in afwachting van de brief van de staatssecretaris over het overleg over het beheerbudget dat hij volgens mij deze week met de provincies zal hebben. Wij krijgen een overzicht en donderdag staat er een VAO gepland. Aan de hand daarvan bepaalt de VVD het verder.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De woordvoerster van de VVD begon haar inbreng met mooie woorden; zij staat voor de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 en aan de hand daarvan zal zij het beleid toetsen. Daarom vraag ik de VVD: wanneer trekt zij consequenties? Wanneer doorstaat het de toets?

Mevrouw Lodders (VVD):

In het komende jaar, in 2012, komt dat aan de orde. Dan wordt de herijking vormgegeven en deze wordt eind 2012 aan de Kamer voorgelegd. Dat heb ik de staatssecretaris afgelopen week horen zeggen. Wij zullen heel nauwlettend in de gaten houden of de prioriteiten van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water bij de herijking worden gevolgd. In de beleving van de VVD kan namelijk niet worden ingezet op een grotere ecologische hoofdstructuur zonder dat van deze prioriteiten wordt uitgegaan, terwijl het Rijk verantwoordelijk is voor het niet-voldoen aan internationale verplichtingen. Wij moeten er dus kritisch op zijn en dat zal de VVD ook zeker zijn.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De VVD-woordvoerster geeft heel handig geen antwoord op mijn vraag. Hoe hoog legt de VVD de lat? Wanneer slaagt dit kabinet volgens de VVD voor de toets over Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water? Ik bedoel dan niet "wanneer" in de tijd, maar ik wil weten hoe hoog de VVD de lat legt. Moeten de doelstellingen worden gehaald of is elk klein stapje erbij ook wel goed? Hoe hoog legt de VVD de lat? Als de VVD namelijk zegt dat het voor haar heel belangrijke waarden betreft, ga ik ook ervan uit dat zij de lat hoog legt.

Mevrouw Lodders (VVD):

Mevrouw Van Veldhoven wordt straks op haar wenken bediend in mijn betoog. Ik zal namelijk nog een stevige passage uitspreken over Natura 2000 en de doelen die daarbij gesteld zijn. De VVD is daarbij kritisch. Wij moeten dus heel goed nadenken over de vraag welke doelen wij in het kader van Natura 2000 willen beschermen. De staatssecretaris heeft recentelijk in een brief aangegeven dat hij complementaire doelen zal schrappen. Dat verheugt de VVD, want het kost extra geld als wij die doelen willen nakomen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik hoor mevrouw Lodders zeggen dat zij aan minimale doelen en eisen wil voldoen, maar dat zij zich er zorgen over maakt of de provincies het decentrale beleid wel aankunnen. Hebben de provincies hiervoor voldoende geld?

Mevrouw Lodders (VVD):

Volgens mij heeft de heer El Fassed mij niet horen zeggen dat ik twijfel of de provincies het wel aankunnen. Wij hebben er een aantal keren over gesproken en ik zie er een meerderheid voor. Het natuurbeleid wordt gedecentraliseerd. Waar provincies nalatig zijn, zal het Rijk aansprakelijk zijn voor de internationale verplichtingen. Over het beheer heeft de heer Van Gerven ook vragen gesteld. Ik wacht het schrijven van de staatssecretaris daarover af. Donderdag zal er een VAO over plaatsvinden. Op dat moment bepalen wij hoe wij omgaan met moties.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Als er niet voldoende middelen op provincieniveau zijn, dan heeft het Rijk voldoende middelen om toch de doelen te halen. Dat hoor ik mevrouw Lodders zeggen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Nee hoor, dat hoort u mij niet zeggen. Er is een bedrag van 100 mln. gekoppeld aan het natuurakkoord op grond waarvan naar de provincies gedecentraliseerd wordt. De staatssecretaris heeft tijdens het algemeen overleg aangegeven hoe het bedrag van 100 mln. en de 70 mln. vanuit de provincies is opgebouwd. Daarover zou aanvullende informatie komen. Meer informatie heb ik op dit moment niet voorhanden.

Voorzitter: Bosma

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik kom op Natura 2000. Ik realiseer mij dat er nog voor het kerstreces een algemeen overleg over Natura 2000 gepland staat. Toch wil ik het onderwerp ook nu aan de orde stellen. Vorig jaar heb ik stilgestaan bij de problematiek rondom Natura 2000. Dat heeft ertoe geleid dat ik eind vorig jaar een meldpunt gestart ben waar belanghebbenden hun ervaringen met Natura 2000 konden delen. Er zijn meer dan honderd reacties binnengekomen. Ik heb de meldingen kunnen groeperen in negen verschillende branches of sectoren. Niet alleen de agrarische sector ondervindt hinder van Natura 2000-regelgeving, maar ook sectoren als recreatie en luchtvaart hebben er veel last van. Dat betekent dat het probleem een veel grotere omvang heeft dan veelal wordt gesuggereerd. Voorzitter, ik heb de reacties gebundeld en zou ze graag via u aan de staatssecretaris overhandigen.

De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Uit de klachtenbundel blijkt dat Natura 2000-regelgeving als knellend wordt ervaren: onzekerheid voor ondernemers, lange procedures, onduidelijkheden rondom vergunningverlening en een veel strakkere interpretatie van de richtlijn dan Europa van ons vraagt. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij nuchter, met verstand en idealisme, met het Natura 2000-dossier aan de slag wil gaan. Dat is een goed streven. De VVD-fractie is blij met de eerste stappen die door deze staatssecretaris zijn gezet. Ik noem het tienpuntenplan, het analyseren van de aanwijzingsbesluiten op de complementaire doelen en het schrappen ervan. Het zijn allemaal stappen in de richting van een realistisch natuurbeleid.

Maar het begint natuurlijk bij de aanwijzingsbesluiten. Niet alle gebieden hoeven onder de strikte regelgeving van Natura 2000 te vallen om beschermd te worden. Wordt er al een gebied aangewezen, dan blijkt ook uit het meldpunt dat het traject om te komen tot een conceptbeheerplan lang en ingewikkeld is. Voor de deskundigen die aan tafel zitten, zal het geen probleem zijn, maar voor een gemiddelde ondernemer is het bijna niet mogelijk om alle noodzakelijke informatie door te lezen. Er zijn gebieden waar een ondernemer alleen al 1000 pagina's aan onderzoeksrapporten moet doorworstelen. Voordat alle partijen het met elkaar eens zijn, zijn wij jaren verder, met als gevolg: een onzekere periode voor de ondernemer qua vergunningverlening. Een definitieve aanwijzing volgt als er zicht is op een haalbaar, betaalbaar en juridisch houdbaar beheerplan. Wat is haalbaar en betaalbaar? Met het instrument van het beheerplan zijn de provincies vrij om aanvullende maatregelen te nemen. Hoe gaat deze staatssecretaris voorkomen dat een verzwaring optreedt in de beheerplannen waarin de provincies voortouwnemer zijn? Graag een reactie van de staatssecretaris. Er is nog veel werk te verzetten op dit dossier. Ook in 2012 zal de VVD-fractie het beleid rondom Natura 2000 nauwlettend volgen.

Ik kom op de verantwoording. Uit het begrotingsonderzoek is gebleken dat de informatie over Staatsbosbeheer summier is. Er is geen apart begrotingsartikel; wij moeten het doen met de jaarlijks verplichte stukken. Nu Staatsbosbeheer het beheerbudget vanaf 2012 uit een andere geldstroom ontvangt en vanaf 2014 via de provincies, wil de VVD-fractie graag inzicht in de verantwoording van de overige kosten. Uit de schriftelijke beantwoording blijkt dat de organisatie- en publiekskosten op eenzelfde niveau blijven, terwijl de verwachting is dat het personeelsbestand met een vijfde zal afnemen. Dit betekent dat Staatsbosbeheer de doelen moet bijstellen, aangezien dezelfde taken met minder mensen moeten worden uitgevoerd. De VVD-fractie wil graag weten welke taken Staatsbosbeheer nog gaat uitvoeren, hoe het aantal fte per taak eruit ziet en wat de financiële consequenties hiervan zijn. Zij wil graag inzicht hebben in de vraag wat wordt verstaan onder de organisatiekosten en welke prestatieafspraken er liggen bij het onderdeel publieksvoorlichting. Ook de verantwoording over het ILG-budget per 1 januari 2011 laat te lang op zich wachten, zoals ik vorige week al heb gezegd.

De voorzitter:

U hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Lodders (VVD):

Dank u wel. Ik ga dat wel redden. Wanneer is die informatie beschikbaar?

Voorzitter. Ik ga afronden. In de afgelopen jaren is onder dit kabinet een nieuwe koers ingezet, met daarnaast ook bezuinigingen op natuur. Daar loopt de VVD niet voor weg. Deze koers biedt namelijk ook kansen voor particulier initiatief en voor nieuwe vormen van beheer, maar het uitgangspunt blijft een realistisch natuurbeleid, waarin economie en ecologie kunnen samengaan, en met ruimte voor ondernemerschap, want zonder economie geen ecologie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Allereerst bedank ik mijn collega's dat zij mij de gelegenheid bieden om nu te spreken in plaats van aan het eind van de avond. Onze bijdrage zal ongeveer een uur zijn. Ik zal een deel voor mijn rekening nemen en aan het eind van het debat zal mijn collega Ouwehand nog een interessante overdenking meegeven, maar dat komt straks.

De voorzitter:

Daar zien we allemaal erg naar uit. Ik heb even een praktische vraag. U hebt zelf 45 minuten; 36 minuten in eerste termijn en 9 in tweede termijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Nee, wij zullen in totaal iets meer dan 60 minuten spreken, waarvan ik 45 minuten voor mijn rekening neem. In tweede termijn hebben we dan nog iets van 10 minuten.

De voorzitter:

Hoeveel doet u dan in eerste termijn?

Mevrouw Thieme (PvdD):

45 minuten.

De voorzitter:

Oké, prima. Veel succes.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Toen ik ruim een jaar geleden kennismaakte met staatssecretaris Bleker was het eerste wat hij tegen mij zei: met mij kun je zaken doen. Omdat ik zelf niet in zaken zit en de toon uitermate bemoedigend klonk, heb ik die opmerking van de staatssecretaris opgevat als een belofte dat er mogelijk betere tijden zouden aanbreken voor dieren, natuur en milieu, dat het krentmeesterschap dat bewindslieden van met name het CDA tot nu toe aan de dag hadden gelegd, waarin geld altijd centraal stond, waarin ecologie standaard werd opgeofferd op het altaar van de economie, dat die vorm van krentmeesterschap door deze staatssecretaris mogelijk verlaten zou worden en vervangen zou worden door de aloude gedachte van rentmeesterschap, waarbij de reproductiecapaciteit van de aarde en respect voor het leven centraal zouden staan.

Vandaag heeft mijn partij 68 minuten uitgetrokken voor onze bijdrage over de begroting van Landbouw en Natuur, in het bijzonder dat deel dat betrekking heeft op dieren, natuur en milieu. Geen enkele andere politieke partij in dit huis besteedt zoveel aandacht en tijd aan deze begroting als wij doen en de reden daarvoor laat zich raden.

De Partij voor de Dieren komt niet alleen op voor de belangen van dieren, natuur en milieu, maar ook voor de belangen van boeren en hun gezinnen, voor agrarische woonkernen, voor een gezonde toekomst van het agrarisch gezinsbedrijf, voor mensen die naar de rand van de afgrond worden gemanoeuvreerd door een harteloos beleid, en voor agrarische bedrijven die door banken en overheden worden opgejaagd naar verdere schaalvergroting, waarbij marktmechanismen ervoor zorgen dat zij nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden, laat staan dat zij fatsoenlijk met hun dieren en hun land kunnen omgaan. De wijze waarop geld het wint van leven en essentiële waarden die met het leven samenhangen, komt het meest schrijnend in beeld in de agrarische sector. Daar dreigt schaalvergroting het leven op aarde binnen afzienbare termijn ondraaglijk of zelfs onmogelijk te maken, niet alleen omdat dagelijks zes agrarische bedrijven noodgedwongen moeten stoppen, maar ook omdat zij allemaal weten dat er vier aardbollen nodig zijn als ons huidige consumptiepatroon wordt overgenomen door de rest van de wereldbevolking; en wie zou andere mensen dat recht willen ontzeggen? Die aardbollen zijn er niet, zoals ook de staatssecretaris weet. Ook Daan van Doorn van de gelijknamige commissie-Van Doorn, zegt dit. De staatssecretaris lijkt dit met hem eens te zijn. Vandaar de eerste vraag aan de staatssecretaris: welk deel van zijn beleid is concreet gericht op het verminderen van de consumptie, zowel in Nederland als in landen waarmee Nederland betrekkingen onderhoudt, zoals – om maar een paar recente reisdoelen van handelsmissies te noemen – Brazilië, China en Vietnam?

Ik wil terugkomen op de informele afspraak die de staatssecretaris een jaar geleden met mij maakte, namelijk dat er met hem wel zaken te doen waren. Toen de staatssecretaris op 18 november 2010 op een jaarvergadering van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond zei dat boeren vooral creatief moesten omgaan met de natuurregels, sloeg menigeen de schrik om het hart. Ik citeer: "Doe het, en doe het vooral in stilte. Ik wil niet weten hoe u het doet, als het maar gebeurt." Sinds 1972 kent Nederland een bond van wetsovertreders, maar het is zeer verontrustend dat een staatssecretaris aan het begin van de eenentwintigste eeuw, in een tijdperk waarin de natuur zucht onder de dominantie van een uit zijn voegen barstende landbouw, een oproep tot wetsovertreding doet. Eén trekkende gans maakt nog geen winter, maar ik zou de staatssecretaris toch nog eens willen vragen wat hij met de kennis van nu bedoelde met die oproep tot wetsovertreding, of hij meent dat er in voldoende mate gehoor is gegeven aan zijn oproep en wat het effect ervan is geweest.

Met deze staatssecretaris zijn dus zaken te doen. Zijn dat misschien zaken die het daglicht niet kunnen verdragen? Hoe kan ik anders de aansporing zien om de regels te omzeilen en om dit vooral in stilte te doen, op een "pragmatische manier waarin met name de Limburgers meester zijn"? Tijdens dezelfde bijeenkomst zei de staatssecretaris dat de voltooiing van de ecologische hoofdstructuur door de provincies wat hem betreft gewoon kon doorgaan: "Als het geen extra geld kost, kan het wat mij betreft. Gebieden die al klaar zijn, hoef je natuurlijk niet af te breken." Een jaar later komt ook die stelling in een wonderlijk daglicht te staan, nu Staatsbosbeheer door de staatssecretaris op het matje is geroepen in verband met de medewerking van Staatsbosbeheer aan het Oostvaarderswold. Die medewerking kost geen extra geld, het gebied is goeddeels gerealiseerd én het gebied wordt gefinancierd door derden.

Dit is voor mij aanleiding geweest om mij voor vandaag te verdiepen in de toezeggingen en de beloftes van de staatssecretaris en zijn ambtsvoorgangers en in de mate waarin die beloftes zijn waargemaakt. Je kunt best een van de meest "veel belovende" bewindspersonen uit de Nederlandse geschiedenis zijn, maar als je de ene na de andere belofte niet waarmaakt, romantiseert, verdraait, ontkent of intrekt, zou het kunnen dat daar conclusies aan verbonden dienen te worden. In een tijdperk waarin de burger steeds minder vertrouwen krijgt in de politiek, is het van het allergrootste belang dat de politiek verantwoording aflegt. Zeker als Ed Nijpels, een prominent lid van de grootste regeringspartij, zegt dat de staatssecretaris de waarheid voortdurend geweld aandoet, is er reden om op zoek te gaan naar de weerlegging of het bewijs van de juistheid van die stelling. Als partijgenoot en ambtsvoorganger Veerman de staatssecretaris beticht van "boerenbedrog" of als journaliste Noordhoff schrijft dat in de provincie waar de staatssecretaris jarenlang gedeputeerde was, inmiddels de uitdrukking "even een Blekertje doen" bestaat, die zou staan voor het stelselmatig maken van U-bochten na eerdere met veel aplomb ingenomen standpunten, moeten niet alleen de staatssecretaris maar ook de mensen die gekozen zijn om het kabinet te controleren, zich zorgen maken.

Ik zei al dat wij ruim een uur hebben uitgetrokken voor onze bijdrage aan deze begrotingsbehandeling. Het liefst zou ik een uur lang de loftrompet gestoken hebben over de staatssecretaris, die een jaar geleden zo beloftevol aantrad. De staatssecretaris die in no time vaste gast werd in menig talkshow, niet in het minst om zijn onconventionele benadering en zijn veelbelovendheid.

Voor die loftrompet is tot mijn grote spijt tot nu toe niet veel aanleiding geweest, maar ik stel de staatssecretaris graag in de gelegenheid het tij te keren, om duidelijk te maken dat wat over hem wordt verteld over romantisering van de werkelijkheid, gebaseerd moet zijn op misverstanden, verkeerde citaten of anderszins in aanmerking komt voor rectificatie. Ik zal de eerste zijn om daarvoor ruim podium te bieden in dit huis dat het hoogste gezag in dit land vertegenwoordigt, als de staatssecretaris daarvoor aanleiding geeft.

Ik wil graag een aantal concrete zaken met de staatssecretaris doornemen en ik verzoek hem ook heel concreet in te gaan op mijn vragen. De staatssecretaris weet dat de Nederlandse mestproductie een droevig record in Europa vormt. Nergens in Europa wordt zo veel mest geproduceerd per hoofd van de bevolking en per vierkante meter landoppervlak als in Nederland. Concreet: onze veehouderij produceert 70 miljard kilo mest, dat is 4000 kilo per Nederlander van jong tot oud. De staatssecretaris spreekt in het kader van de mestbeperking echter alleen over mestverwerking. Hij heeft alle vertrouwen in het oplossen van het gigantische mestprobleem. Geen idee wie al die miljoenen euro's ophoest om in zeer korte tijd de capaciteit van mestverwerking fors op te schroeven, laat staan dat er voldoende tijd en draagvlak zijn voor alle noodzakelijke milieuvergunningen.

De oplossing lijkt vooral te moeten komen van derogatie, ofwel de Europese uitzondering op de regels waaraan wij niet voldoen. Deze week heeft Vitens – ons grootste waterzuiveringsbedrijf – in een brief aan de staatssecretarissen Bleker en Atsma (van Milieu) de noodklok geluid. Zo'n 60% van het kraanwater wordt uit grondwater gewonnen en het huidige beleid leidt tot een toename van de waterhardheid, verzuring en sulfaat- en zware metaalgehalten. Met 15 mln. aan meerkosten tot gevolg. Het nieuwe beleid, zo schrijft Vitens, maakt zuivering nog duurder.

Vitens benadrukt dat de regels op Europees, nationaal en regionaal niveau vaak met elkaar in tegenspraak zijn. Volgens het bedrijf leidt het verschil in toepassing van een nitraatnorm voor het mestbeleid en voor het grondwaterbeleid tot willekeur. Het kabinet moet daarom maatregelen treffen om de verdere verontreiniging van grondwater te voorkomen.

Samenvattend: de staatssecretaris is tevreden met zijn mestbeleid en meent het budget voor mest drastisch te kunnen terugschroeven, zoals wij kunnen lezen in de begroting, terwijl Vitens aan de andere kant schrijft dat het beleid extra geld zal kosten. Kan de staatssecretaris verklaren hoe zijn tevredenheid is te rijmen met de zorgen van de grootste waterzuiveraar van Nederland? Ik krijg hierop graag een reactie.

De staatssecretaris zegt bij meerdere gelegenheden dat hij staat voor de belangen van de Nederlandse agrarische gezinsbedrijven. Welke bedrijfsomvang heeft hij daarbij in gedachten? Kan hij nu eens concreet maken hoeveel dieren wat hem betreft bij een agrarisch gezinsbedrijf horen als maximum, of is het allemaal vooral semantiek? Kan iedere megastal of gigastal wat de staatssecretaris betreft, worden gedekt door een vlag waarop in oud-Hollandse letters "agrarisch gezinsbedrijf" is geborduurd?

De staatssecretaris slaat een weg in zonder concrete doelen en uitgangspunten, zonder wettelijke grenzen, zonder instrument om de gezondheidsrisico's te bepalen, zonder enige verantwoordelijkheid voor de centrale overheid, zonder visie en zonder eenduidig commitment van de keten. De staatssecretaris schuift de verantwoordelijkheid van zich af naar gemeenten, provincies en supermarkten die geen macht hebben om ook maar iets aan die voortgaande schaalvergroting te doen en om die tegen te houden. Zij zien er vaak ook helemaal het nut niet van in. Dat is kenmerkend. Iemand anders verantwoordelijk maken tot het moment dat de uitkomst je niet meer bevalt. De strijd tussen megastallen en hun omgeving, tussen economie en volksgezondheid en tussen gezinsboeren en hun megaconcurrenten, tussen boeren en hun belangenbehartigers enerzijds en de retail anderzijds, wordt alleen maar verergerd met dit beleid. Daar komt nu een nieuwe strijd tussen, tussen gemeenten en provincies welteverstaan. Dit wordt pijnlijk duidelijk in de Twenterand. Of in Odiliapeel, waar een varkensboerin uit Uden graag als gezinsbedrijf te boek wil staan en tegelijkertijd wil uitbreiden naar een stal van 2,5 hectare, want – ik citeer haar – "een gezinsbedrijf" klinkt toch anders dan "een megastal". Dit is schrijnend en veelzeggend.

De staatssecretaris beweert dat hij de motie voor een moratorium op megastallen heeft uitgevoerd. Dat is een – en hiermee druk ik me zo parlementair mogelijk uit – ernstige romantisering van de werkelijkheid. Eerder dit jaar bleek immers dat provincies en gemeenten, ondanks de oproep, gewoon doorgingen met het verlenen van ontheffingen voor megastallen. Zo gaf de provincie Noord-Holland toestemming voor uitbreiding van een melkveehouderijbedrijf tot 4,5 hectare, waarop 753 koeien kunnen worden gehouden. En de gemeente Horst aan de Maas, in Limburg, ging na de oproep van Bleker akkoord met stallen voor 33.000 varkens en 1,2 miljoen kippen. Kan de staatssecretaris klip-en-klaar aangeven hoe hij recht wil praten dat de wens van de volksvertegenwoordiging om te stoppen met nieuwe megastallen, onder zijn bewind wordt genegeerd? Is dit echt alleen een kwestie van "geld dat stom is, maakt recht wat krom is"?

De staatssecretaris zegt zich vooral te richten op moderne, toekomstgerichte familiebedrijven, die op een normale, geleidelijke manier moeten kunnen doorgroeien, zodat er – ik citeer – "twee inkomens uit zijn te halen". Maar als uit de huidige bedrijfsvoering nauwelijks één inkomen te halen is, kan de staatssecretaris dan eens duiden waar hij denkt dat die twee inkomens vandaan kunnen komen? Is dit niet gewoon een verkapte manier om te zeggen dat megaondernemers mogen groeien en dat de agrarische gezinnen het loodje gaan leggen?

De staatssecretaris heeft op de persconferentie over zijn visie op de veehouderij aangegeven dat hij wil dat – ik citeer – "veebedrijven in Nederland niet meer ongebreideld groeien". Net noemde ik de megastallen in Grubbenvorst al, met 1,2 miljoen kippen en 35.000 varkens. Die komen er dus gewoon. Als uiterste redmiddel om de komst van zo'n megastal tegen te kunnen houden, bereidt de staatssecretaris wel een wettelijke bepaling voor, maar daarin komt geen norm of aantal te staan dat aangeeft hoe groot een bedrijf maximaal mag worden. Ook dat blijkt in strijd met wat de staatssecretaris buiten de Kamer vertelt. Zelfs deze staatssecretaris heeft namelijk een grens: bedrijven met 2000 tot 3000 koeien, of 2 miljoen vleeskuikens, kunnen volgens hem niet. Hij vindt die heel grote veebedrijven niet bij Nederland passen en zegt ook tegen de boeren: als je groter wilt, moet je dat dan maar gaan zoeken in Canada of in Amerika; hier past dat niet. Hij vindt dat het maximaal 300 of 400 koeien kunnen zijn, of ongeveer 6000 vleesvarkens, of 200.000 vleeskuikens of 100.000 legkippen op een bedrijf; dat moet kunnen. Het gekke is wel dat de staatssecretaris op andere bijeenkomsten, bijvoorbeeld van de Rabobank, weer andere cijfers aanhaalt, zoals 500 koeien. Maar de excessen, de bedrijven met meer dieren, moet je kunnen tegenhouden, vindt de staatssecretaris, ook omdat ze gezinsbedrijven in de weg zitten.

Wat moeten wij nou, als hoogste controleorgaan van de regering, met dergelijke mystificaties van de werkelijkheid, terwijl dergelijke ongewenste ontwikkelingen in gemeenten en provincies gewoon doorgang vinden? Deze voldongenfeitenpolitiek kan alleen omdat de staatssecretaris lijkt de denken dat de meeste politici wel even de andere kant opkijken, omdat zij bezig zijn met andere wereldproblemen. Graag een reactie waarin de staatssecretaris zich eens niet verschuilt achter andere overheden. Als de staatssecretaris bereid en in staat is om provincies tot de orde te roepen als hun natuurbeleid hem niet bevalt – en dat doet hij – waarom zou dat dan niet kunnen als het megastallenbeleid hem niet bevalt? Of kan het zijn dat het megastallenbeleid van gemeenten en provincies hem, diep in zijn hart, wél bevalt? Graag een helder antwoord van de staatssecretaris over het onderscheid tussen beide gegevenheden.

De staatssecretaris vindt dat de agrarische bedrijven zelf ervoor moeten zorgen dat hun bedrijven passen binnen de lokale omgeving. Volgens de staatssecretaris is dat een echte, consequente keuze voor duurzaam, nodig om op termijn te kunnen overleven. Hij meent dat die bedrijven in die duurzame koers, waarin de zorg voor de dieren centraal staat en de risico's voor de volksgezondheid sterk zijn teruggebracht, koplopers zouden moeten worden. Zelden heb ik zo'n misplaatst gebruik van "duurzaamheid" gehoord. De ware koplopers in de veehouderij zitten in Grubbenvorst, waar ze hard op weg zijn naar de bouw van een megastal met 1,2 miljoen kippen. Is dat volgens de staatssecretaris een mooi voorbeeld van een leuk en duurzaam familiebedrijf? Als dat het niet is, kan de staatssecretaris dan aangeven op welke wijze hij wil ingrijpen om te voorkomen dat dit soort bedrijven de familiebedrijven en de duurzaamheid de das omdoen op het moment dat hij alweer hoog en droog in Groningen zit?

In de uitzending van Brandpunt op 6 november jongstleden werd duidelijk in beeld gebracht wat voor type ondernemers onder dit bewind goed boeren. Dat zijn megastallen tot ver over de grens, met dure advocaten om lokale en regionale overheden af te bluffen. Omwonenden die hun ramen moeten sluiten om de stank buiten te houden en wiens rust wordt verstoord door de aanhoudende stroom van vrachtwagen voor de aanvoer van megabergen veevoer en de afvoer van megabergen mest. Ik citeer wat VVD-gedeputeerde Aalderink van Gelderland in 2004 in NRC Handelsblad over zo'n enorme megastal zei: "De Knorhof is bedreven in het rekken van procedures en vinden van de mazen in de wet." Daardoor en omdat procedures bij de Raad van State in de ogen van Aalderink te traag verlopen, sleept het dossier zich maar voort: "De provincie, de burgers en De Knorhof zijn gebaat bij meer snelheid." Het liefst zou hij direct ingrijpen: "De Knorhof is een vorm van een vrijstaat waar je met de ME naartoe moet om orde op zaken te stellen. Het moet afgelopen zijn." Hoe kan de staatssecretaris, gezien deze context, nu volhouden dat het een verantwoordelijkheid is van provincies en gemeenten en dat zij een prima ruimtelijkeordeningsinstrumentarium hebben? Het is duidelijk dat provincies en gemeenten niet geëquipeerd zijn om zich de brutaliteit van exploitanten van megastallen, zoals De Knorhof, van het lijf te houden. De staatssecretaris zei in mei nota bene zelf in een debat over mest dat de lokale ruimtelijkeordeningswetgeving onvoldoende werkt om sturend op te treden bij de komst van meer intensieve veehouderij in een bepaalde regio en dat hij daarom met andere maatregelen wilde komen. En nu gaat hij daar weer prat op. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris sprak zich uit over het verduurzamen van de veehouderij: "Het verduurzamen van de veehouderij acht ik noodzakelijk voor nu en in de toekomst. Dat is niet alleen een voorwaarde voor de maatschappelijke inpassing van de sector maar ook nodig om als Nederland een economische koppositie te behouden. De ambtenaren van mijn ministerie hebben onder mijn voorganger reeds gecommuniceerd én gewerkt aan het verduurzamen van de veehouderij. Dat zal onder mijn bewind niet anders zijn." In de begroting schreef de staatssecretaris dat hij de wettelijke belemmeringen om dierenwelzijn te bevorderen wil wegnemen. Kan hij drie voorbeelden noemen van dergelijke wettelijke belemmeringen waardoor het dierenwelzijn en de duurzaamheid in gevaar komen?

Verder wil de staatssecretaris bovenwettelijke maatschappelijke prestaties gaan belonen. Hoe valt dit te rijmen met het kabinetsvoornemen om de bijdragen aan het Investeringsbudget Landelijke Gebied – bedoeld voor bufferzones, milieukwaliteit, duurzaam watergebruik en duurzame ondernemers – neerwaarts bij te stellen? Hoe kan het dat de staatssecretaris in de begroting aan de ene kant stellig aangeeft met name met betrekking tot het welzijn van productiedieren in te zullen zetten op de verbetering van de huisvesting, terwijl aan de andere kant de middelen vooral worden ingezet voor verbetering van de diergezondheid en het beperken van fijnstof- en ammoniakemissies in de vorm van subsidie op energieslurpende luchtwassers? Ik wil van de staatssecretaris exact weten waar de investering in huisvesting uit bestaat.

We lezen dat de staatssecretaris een onderzoek gaat doen om welzijnsvriendelijke vloeren in de kalverstallen te stimuleren. Veehouders moeten in hun megastallen namelijk de stalvloeren aanpassen om de enorme ammoniakuitstoot terug te brengen. Wat blijkt? Die aangepaste vloeren zijn niet geschikt te zijn voor de klauwtjes van kalveren, want ze glijden uit. De pleisters op de enorme ammoniakproductie gaan dus ten koste van dieren. Integraal duurzame stallen kunnen er echt alleen maar komen indien we minder dieren met meer ruimte gaan houden.

De staatssecretaris stelt in de begroting dat de overheid vanuit haar bewakende en faciliterende rol verantwoordelijk is voor onder meer het corrigeren van de negatieve externe effecten van de landbouw en visserij, het zogenaamde marktfalen. Kan de staatssecretaris enkele voorbeelden van deze maatregelen noemen en deze afzetten tegen de directe en indirecte subsidies die de markt krijgt, zoals lagere belastingen op grootverbruik van energie, afschaffing van de afvalstoffenbelasting, lagere belasting op rode diesel, inkomenssteun met verstorende werking van de landbouweconomie in ontwikkelingslanden, welke nu juist deze negatieve externe effecten vergroten? Hoe verantwoordt de staatssecretaris deze tegenstrijdigheden in zijn beleid? Graag krijg ik daarop een reactie.

Nederland is de slager en de melkboer van Europa. 70% van de producten uit onze veehouderij wordt geëxporteerd. Hoe kan de staatssecretaris volhouden dat de Nederlandse consument een doorslaggevende rol zou hebben in de verduurzaming van de Nederlandse veehouderij, wanneer de Nederlandse consument minder dan een derde van de productie afneemt? Graag een reactie.

Kan de staatssecretaris concreet inzicht geven in de uitgaven die de Nederlandse overheid in de afgelopen drie jaar heeft gedaan in relatie tot de stalsystemen en andere huisvestingssystemen in de veehouderij? Kan de staatssecretaris in zijn antwoord concreet ingaan op de vraag hoeveel van die overheidsuitgaven in Nederland en hoeveel er in het buitenland terecht zijn gekomen? Kan hij tevens aangeven welk deel van deze uitgaven betrekking had op de schaalvergroting en welk deel op de schaalverkleining?

Veelvuldig wordt door de staatssecretaris verwezen naar het economisch belang van de agrarische sector en met name de veeteelt. De bijdrage zou 11% van het bruto binnenlands product bedragen. In de begroting roemt de staatssecretaris de bijdrage van de landbouw aan de economie. Volgens de agro-economische verkenningen wordt echter maar 1,5% door boeren en tuinders aan het bbp bijgedragen. Dat is 1% van het netto binnenlands product in Nederland. De helft daarvan komt voor rekening van de groente- en bloementelers. Van de andere helft van deze 1% komt de helft voor rekening van de melkveehouders. Dus komt maar 0,25% voor rekening van de varkens- en kippenhouders. Kan de staatssecretaris bevestigen dat er nog maar 4500 varkenshouders in Nederland zijn en 470 plofkippenhouders? En dat dus voor nog geen 5000 ondernemingen, met een minimum aan arbeidsplaatsen, Nederland letterlijk een mestfiguur wil slaan als het gaat om waterkwaliteit, natuur en mestoverschotten?

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ondanks het feit dat de veehouderij in Nederland tot grote gevaren voor de volksgezondheid leidt, via MRSA, EHEC, campylobacter, salmonella, Q-koorts, ESBL, vogelgriep, varkensgriep en tal van andere plagen, weigert de staatssecretaris gehoor te geven aan de breed gedragen oproep om het bewaken van de volksgezondheid in handen te geven van het ministerie dat speciaal in het leven is geroepen om de volksgezondheid te bewaken. De Eerste Kamer deed die oproep zelfs unaniem.

De staatssecretaris geeft geen antwoord op de vraag hoe hij de motie van de Eerste Kamer gaat uitvoeren, om het ministerie van Volksgezondheid de regie te laten nemen bij zoönosebestrijding. Hij schrijft: in de brief over de Q-koorts zijn wij uitgebreid ingegaan op hoe wij de positie van VWS richting de nVWA verder willen optimaliseren. Dat is niet anders te duiden dan om de hete brij heen draaien. De staatssecretaris en minister Schippers kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Dat is vaak het argument om het gewoon te laten zoals het is. Het dossier is dus wel aan hen toevertrouwd. Vanuit het parlement is de wens geuit om de doorzettingsmacht bij VWS te leggen. Wij hebben slechte ervaringen met informele lijnen. De evaluatiecommissie-Van Dijk stelt terecht vast dat de lakse houding van de overheid bij de Q-koortsbestrijding onder meer het resultaat was van de eis van het ministerie van LNV om eerst absolute zekerheid te hebben over de relatie tussen de humane besmettingen en de melkgeitenbedrijven voordat er actie ondernomen zou mogen worden, terwijl bij het ministerie van VWS die relatie al langer duidelijk genoeg was om maatregelen te nemen. Toch gebeurde dit pas nadat Zembla een indringende uitzending aan het onderwerp gewijd had. Het ministerie van VWS had de regie moeten hebben, zo constateert de commissie, zodat het doorzettingsmacht had gehad om maatregelen te treffen. Wij hebben dus niet alleen beloftes van goede samenwerking nodig, maar ook formele lijnen, waarbij de eerste verantwoordelijkheid bij het ministerie van Volksgezondheid ligt. Wat let het kabinet? Welk algemeen belang verzet zich tegen een regierol van VWS bij die ziektecrisis? Waarom zijn ze daar in het kabinet zo op tegen?

Ik kom bij het gebruik van antibiotica. De staatssecretaris schrijft in zijn brief van oktober dat het preventieve gebruik van antibiotica in de veehouderij inmiddels verboden zou zijn. Dat is een mooie constatering of een mooie belofte. Hij refereert daarbij ook nog eens aan een brief van 8 december 2010 waarin dit ook vermeld staat. Iedereen weet echter dat een koppelbehandeling synoniem is met preventief antibioticagebruik. Koppelbehandeling houdt het volgende in. Als één kip ziek is in een stal van ongeveer 200.000 kippen, moeten de resterende 199.999 kippen gewoon preventief met antibiotica worden behandeld. Deze toepassing tiert nog welig. Overigens tiert de ontwikkeling van antibioticaresistente bacteriën ook welig. Ik wil dus graag een heldere toelichting van de staatssecretaris op deze gevaarlijke tegenstrijdigheid: het verbod op preventief gebruik van antibiotica en het toestaan van koppelbehandelingen. Mijn fractie wil een wettelijk verbod op het preventief gebruik van antibiotica, inclusief koppelbehandelingen.

Ik kom bij diertransporten. De Kamer heeft in januari van dit jaar mijn motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht, de controle op diertransporten en slachthuizen niet meer aan de sector over te laten, maar deze geheel in handen van de overheid te leggen. Voor de Tweede Kamer was deze motie in april van dit jaar aanleiding voor het houden van een spoeddebat, omdat de voortgangsrapportage over de uitvoering nog niet binnen was. Tot op de dag van vandaag laat de staatssecretaris de controle over aan de sector. Hij blijft doen alsof zijn neus bloedt. Ik wil graag een concreet antwoord op de vraag wanneer de overheid overgaat tot het controleren van diertransporten en wanneer zij dit weer helemaal in eigen hand neemt. Vorige week is in Bari door de Italiaanse opsporingsdiensten nog een Nederlands transport van levende nertsen op weg naar Griekenland onderschept. Kennelijk is het Italiaanse toezicht beter geregeld dan de zelfregulering in Nederland waarop de staatssecretaris meent te kunnen vertrouwen, in afwijking van wat een meerderheid in de Kamer wil. Ik hoor graag een reactie.

De staatssecretaris zegt dat de controlecapaciteit van de nVWA voor diertransporten met 10% is uitgebreid. Uit onderzoek van Vanthemsche blijkt dat de capaciteit krimpt en dat het aantal assistent toezichthoudende dierenartsen en seniorcontroleurs van 88 naar 54 medewerkers wordt teruggebracht. Hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak over een groei van de controlecapaciteit? Ik hoor graag een reactie.

Beweringen dat de dierenpolitie in samenwerking met de nVWA op zou kunnen treden tegen misstanden in diertransporten, zijn nu al gelogenstraft. De dierenpolitie mag zich niet bemoeien met de veehouderij en met diertransporten, zo blijkt uit de brief. Het telefoonnummer 1-4-4 dient slechts als doorgeefluik naar de VWA en de AID. Dit is geheel in tegenspraak met wat de staatssecretaris in april tijdens een spoeddebat over diertransporten heeft beweerd. Wat is het nu? Kan de staatssecretaris toelichten waarom 500 miljoen dieren in de bio-industrie niet zouden kunnen rekenen op de dierenpolitie? Ik hoor graag een reactie.

De heer Graus (PVV):

Iedereen weet dat ik er een gruwelijke hekel aan heb als er feitelijke onjuistheden door een Kamerlid worden verwoord. Ik zat vrijdagavond nog in de uitzending van Pauw & Witteman. In die uitzending waren beelden te zien waaruit bleek dat de dierenpolitie stallen is ingegaan en dieren in beslag heeft genomen die men daar aantrof. Dit moet een keer afgelopen zijn. De dierenpolitie gaat wel degelijk de stallen in. Dat heeft minister Opstelten gezegd, dat heeft staatssecretaris Bleker gezegd, en ook ik, de oprichter en geestelijk vader van de dierenpolitie, zeg dat dit gebeurt. Ik ben nota bene met mensen mee geweest. Laat mevrouw Thieme eens stoppen met deze onzinverhalen over de dierenpolitie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het zou onzin zijn als ik het gewoon uit mijn duim zou zuigen, maar als u de brief van 28 april leest over de invoering van de dierenpolitie en het meldnummer, dan staat er op pagina 2 dat de VWA en de AID verantwoordelijk zijn voor dierentransporten en slachthuizen. Natuurlijk wil ik ook, net als de heer Graus, dat de dierenpolitie niet alleen voor huisdieren of verwaarloosde dieren in actie komt, maar juist ook voor alle dieren die in de bio-industrie na een kort en ellendig leven op transport worden gezet voor het slachthuis. Ik zou dan toch helderheid willen, want van de heer Graus krijg ik altijd heel andere verhalen te horen dan van het kabinet. Dat kan natuurlijk aan het kabinet liggen, want ik zei al dat de staatssecretaris nogal tegenstrijdig is in zijn uitspraken. De heer Graus is in die zin altijd consistent geweest over de rol van de dierenpolitie.

Dan de grondstoffen- en voedselcrisis en de rol van Nederland. Vorige week was de staatssecretaris op handelsmissie in Brazilië. De vraag die dan meteen opkomt, is natuurlijk: wat was de inzet van die handelsmissie? Brazilië lijkt het eens te zijn met de staatssecretaris dat je nutteloze regenwouden – nutteloze regenwouden – maar het best productief kunt maken in onafzienbare landbouwgronden. Als de staatssecretaris dan twittert, en ik citeer uit zijn tweet: "ik was in Brazilië en WNF en Greenpeace spraken er lovende woorden over hoe Nederland zich inzet voor de ronde tafels"– dan heeft hij het, zeg ik even voor de duidelijkheid, over de rondetafeloverleggen, bijvoorbeeld over soja – dan is het schrijnend om bij een eerste check bij de woordvoerder van Greenpeace ter plaatse te vernemen, en ik citeer wederom: "not at all". Het geeft de burger geen moed als fantasie en werkelijkheid op een wel heel brutale wijze met elkaar vermengd worden. Schermen met organisaties die het niet met je eens zijn, en ze dan ook nog gewoon voor je karretje willen spannen. Dat gaat niet. Graag een reactie.

Dan de vleesconsumptie. Mensen die minder vlees en zuivel gaan eten, helpen daarmee volgens het Planbureau voor de Leefomgeving om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen. Als we minder vlees en zuivel eten, is daar minder vee voor nodig en hoeft er dus minder natuur te worden omgezet in landbouwgrond. Een lagere vlees- en zuivelconsumptie leidt tot een efficiënter gebruik van hulpmiddelen en tot een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Bovendien is een lagere consumptie van vlees en zuivel goed voor de gezondheid. Dat zeg niet alleen ik, dat zegt ook het Planbureau voor de Leefomgeving. In het rapport wordt dan ook gesproken van een robuuste strategie. De directeur van het planbureau maakte de opmerking, en ik citeer: "als je constateert in het rapport dat de vleesconsumptie in de EU tweemaal zo hoog is als het gemiddelde in de wereld, dan is er nog veel te winnen, zeker als je bedenkt dat er in de EU geen enkel beleid bestaat dat gericht is op het aanpassen van het consumptiepatroon". Als deze staatssecretaris dan in tegenstelling tot zijn ambtsvoorganger zegt dat hij weinig heil ziet in het vervangen van vlees door plantaardige eiwitten, omdat hij dat niet realistisch vindt, en als hij om die reden eigenmachtig breekt met het ingezette beleid op het gebied van de eiwittransitie, dan kunnen we ons afvragen hoe ernst het hem is met de verduurzaming van de voedselketen. Mag ik de staatssecretaris eens vragen of hij tijdens zijn handelsmissie in Brazilië iets heeft gedaan om de consumptie van vlees, hetzij in Brazilië, hetzij in Nederland, te verminderen, dan wel de consumptie van vlees te bevorderen? Graag een reactie. Wat was het doel van de missie?

Dan wil ik het nu graag hebben over de jacht, over de plezierjacht. Decennia lang is er in Nederland gewerkt aan een Flora- en faunawet waarin de bescherming van flora en fauna centraal stond, zoals ook bedoeld in de verschillende Europese wetten met betrekking tot flora en fauna. Niet de mens stond centraal in de wetgeving, maar planten en dieren. Denkt de mens schade te lijden door bijvoorbeeld dieren, dan dient eerst geprobeerd te worden op een diervriendelijke wijze aan preventie te doen of de schade of overlast te bestrijden, alvorens er naar het laatste redmiddel en zwaarste middel wordt gegrepen, namelijk het jachtgeweer. Die systematiek, waarbij uitgegaan wordt van de beschermwaardigheid van de natuur, bevalt deze staatssecretaris in het geheel niet. Hij mag dan wel geen natuurbarbaar zijn of zelfs het zelfbenoemde tegendeel daarvan, leuker voor de dieren gaat de staatssecretaris het niet maken. Wel veel makkelijker voor de jagers. Want wie het blad "De Nederlandse Jager" leest, weet dat de staatssecretaris weliswaar stelt niet zelf te jagen, maar dat hij wel veel in kringen van jagers verkeert, omdat zijn zoon en schoonvader jagen, zo vertelt hij. Wat daarvan ook de reden moge zijn, ook om zulke privézaken aan de grote klok te hangen, de staatssecretaris is van plan om jagers vergaand tegemoet te komen. Van het wilde zwijn, een beschermde niet-bejaagbare diersoort, wordt jaarlijks tot wel 80% doodgeschoten door jagers. Een meerderheid in de Tweede Kamer stelde daarom vast dat de grootschalige jacht op deze dieren geen effectief middel is gebleken. De Kamer riep staatssecretaris Bleker van Landbouw op om andere methoden van beheer te ontwikkelen en te onderzoeken. Een meerderheid in de Tweede Kamer wil een einde maken aan de jaarlijkse jacht op duizenden zwijnen en heeft in een motie een onafhankelijk onderzoek geëist naar alternatieven voor de jacht op deze beschermde diersoort. De staatssecretaris voelde daar helemaal niets voor en verwees naar de provincie Gelderland, die verantwoordelijk is voor de zwijnenstand. Een sterk staaltje afschuiftechniek naar willekeur. Daar zijn meer voorbeelden van.

Wanneer jagers gebruik willen maken van jachtmiddelen die verboden zijn in het Benelux-verdrag, namelijk door met behulp van lichtbakken op vossen te schieten, dan weigert de staatssecretaris daartegen op te treden, met een wel zeer simplistische redenering. Hij zegt: "Ik ga ervan uit dat besluiten van Gedeputeerde Staten worden genomen binnen de relevante wettelijke kaders, inclusief het Benelux-verdrag". De staatssecretaris zegt dus dat hij aanneemt dat de provincie wel weet wat ze doet en dat dit wel zou kloppen. Ook zegt hij dat wie denkt dat het anders is, maar bij de provincie moet aankloppen, bezwaar moet maken of naar de rechter moet stappen. De stichting De Faunabescherming heeft dit gedaan; zij werd door verschillende rechters in verschillende provincies in het gelijk gesteld. Dat veranderde niets aan de opstelling van de staatssecretaris. Die lijkt te denken: procedeer maar tot je een ons weegt, desnoods elke keer opnieuw, in twaalf provincies. De staatssecretaris voelt zich niet verantwoordelijk en verschuilt zich achter de provincies die hij bij andere onderwerpen, als het hem beter uitkomt, wel op het matje roept. Met de steeds stijgende griffiekosten wordt het steeds moeilijker voor maatschappelijke organisaties om hun recht te halen, waardoor zij sneller zijn uitgeprocedeerd. Makkelijk zat. De staatssecretaris weet dus wel dat provincies zich niet aan de wet houden, maar doet niets. Hij bevordert daarmee wetsovertreding, analoog aan zijn oproep aan boeren om creatief om te gaan met de natuurregels. Kan de staatssecretaris aangeven waarom hij niet ingrijpt als het Benelux-verdrag stelselmatig geschonden wordt om jagers de ruimte te geven? Ik krijg daarop graag een helder antwoord.

De staatssecretaris is werkelijk onnavolgbaar. Hij stelt in De Nederlandse Jager namelijk ook dat hij evenmin zit te wachten op twaalf verschillende vormen van provinciaal jachtbeleid en dat dit een discussiepunt is. Hoe zit het nou? Ik heb immers net verteld dat in de twaalf verschillende provincies anders wordt omgegaan met jachtmiddelen. Wat wil de staatssecretaris?

Lees De Nederlandse Jager en u leest de wondere gedachtewereld van deze staatssecretaris. U leert hem daardoor beter kennen. Ik citeer: "Anderzijds zijn er uiteraard mensen die in principe tegen het doden van dieren zijn. Die vinden dat wildpopulaties uit zichzelf wel een natuurlijk evenwicht zullen vinden. Daar is geen praten tegen. Maar het hoort wel bij het leven: dingen uitleggen die ver afstaan van de belevingswereld van andersdenkenden". Ik zie dat de staatssecretaris zit te lachen. Hij vindt het kennelijk wel een goeie.

Niet de mensen die in principe tegen het doden van dieren zijn maar wetenschappers geven keer op keer aan dat dierpopulaties een natuurlijk evenwicht zullen bereiken, als er maar niet structureel wordt ingegrepen door de mens, door bijvoeren of jagen. De staatssecretaris kwalificeert dit wetenschappelijk argument echter onder emotionele redeneringen van mensen die principieel tegen het doden van dieren zijn. Dat is geen manier om om te gaan met wetenschappelijke inzichten!

De staatssecretaris vindt zelf het volgende. "Ik ben vatbaar voor argumenten, maar ik ben gevoelig voor karikaturen. Ik vind zelf dat ik uitblink in nuance". Mooi, de staatssecretaris blinkt dus uit in nuance en van mensen die een andere mening hebben zegt hij: "Daar is geen praten tegen". Helder.

In de Nederlandse wet staat dat de kauw een beschermde diersoort is, maar de staatssecretaris heeft daar geen enkele boodschap aan. Als je een dode kauw hebt, mag je die ophangen als vogelverschrikker. Als die opvatting je niet bevalt, ga je maar naar de rechter. Dat is een soort powerplay die we wel kennen uit de strips van Cowboy Henk. Het enige verschil is dat die verhalen humor bevatten, terwijl de cowboyverhalen van deze staatssecretaris een dodelijke afloop kennen voor een steeds groter aantal dieren.

Wie zich afvraagt op welke wijze de staatssecretaris in zijn beleid tegemoetkomt aan de wens van de ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking om dieren te beschermen tegen jagers, komt van een koude kermis thuis, want de staatssecretaris heeft meer op met jagerslatijn dan met maatschappelijke opvattingen. Ik citeer: "Uiteindelijk is het er de jagers om te doen, de wildpopulatie in stand te houden. Jagers willen oogsten en beheren". De staatssecretaris zegt: "Zelf ben ik geen jager, maar mijn zoon is dat wel en mijn schoonvader was het. Daarom is jagen voor mij synoniem aan op een fatsoenlijke manier met de natuur omgaan". Daarom. "Netjes voor de natuur zorgen en erop letten dat je volgend jaar weer kunt jagen, dat typeert de serieuze jager. De kansen voor jagers om mee te denken over concrete maatregelen in het landelijk gebied, maatregelen die gunstig zijn voor de wildstand, worden alleen maar groter. Daarvan ben ik heilig overtuigd".

De heilige overtuiging van de staatssecretaris is dus dat de kansen voor jagers alleen maar groter worden. De pakweg 1,5 promille van de Nederlandse bevolking die jaagt, krijgt van de staatssecretaris meer prioriteit dan de wensen van de 97% van de Nederlandse bevolking die plezierjacht afwijst. Zelden werd de arrogantie van de macht duidelijker in cijfers uitgedrukt dan in dit geval. Als het aan de staatssecretaris ligt, worden meer diersoorten vrij bejaagbaar en verliezen beschermde diersoorten hun status. Over het verlies van deze beschermde status luidden half april 79 hoogleraren, onder wie Cees Veerman, de voorganger en partijgenoot van de staatssecretaris, de noodklok. "De draconische bezuinigingsmaatregelen op natuur leiden ertoe dat wat in decennia is opgebouwd op zeer korte termijn teloor dreigt te gaan".

Enkele dagen na deze oproep van onder meer Cees Veerman zit onze staatssecretaris in de radiostudio van Dit is de Dag. Voor de microfoon legt hij uit dat de hoogleraren zich helemaal geen zorgen hoeven te maken. "Voor de grutto, de das en die andere soorten wordt het door het beleid van deze regering niet slechter. Nee, we gaan een stap vooruit". De Ecologische Hoofdstructuur wordt bij hem misschien iets compacter maar zal in 2018 dankzij de staatssecretaris wel af zijn. Op de vraag van Tijs van den Brink, de presentator van het radioprogramma, of bedreigde diersoorten zoals de boomkikker, de das en de grutto tegen die tijd niet verdwenen zijn, antwoordt de staatssecretaris: nou, met de grutto gaat het gemiddeld genomen heel goed.

Het is de staatssecretaris ten voeten uit. Lastige vragen pareert hij met bluf en bravoure en met zijn eigen versie van de waarheid. Wat zijn de feiten namelijk? Volgens de laatste cijfers van Vogelbescherming Nederland is het aantal broedparen van de grutto tussen 1980 en nu gestaag gedaald, van 100.000 naar 25.000. De vogel staat al jaren op de rode lijst van bedreigde diersoorten.

In het regeerakkoord heeft het kabinet afgesproken dat nationale koppen op Europese wetgeving moeten worden opgespoord en verwijderd. Dit heeft vergaande gevolgen. Zo regelt de huidige Flora- en faunawet dat er geen jacht mag plaatsvinden in natuurgebieden. Aangezien dat echter geen verplichting is die wordt opgelegd door Europa, wil de staatssecretaris dit verbod schrappen. De Flora- en faunawet somt limitatief op vanwege welke belangen een ontheffing tot het doden van beschermde dieren kan worden verleend, namelijk belangrijke landbouwschade of gevaar voor de openbare veiligheid. De staatssecretaris heeft de afgelopen tijd, net als zijn voorganger, de wet naast zich neergelegd en werkelijk alle triviale redenen aangegrepen om de jagers hun gang te laten gaan. De staatssecretaris zegt dat de provincies zelf moeten bepalen wanneer zij vinden dat dieren gedood mogen worden. Dit gaat lijnrecht in tegen het uitgangspunt dat het een landelijke taak is om de kaders te scheppen rondom het al dan niet mogen gebruiken en doden van dieren.

In een klein en vol land is het onvermijdelijk dat mensen weleens overlast veroorzaken. De overheid is er dan om zo mogelijk de burgers te beschermen. Erg uit de verf komt dat meestal niet. Komt er iedere twee minuten een vliegtuig laag over, dan passen we de geluidsnormen aan. Is die nieuwe megastal bij u in de buurt een bron van stank, dan had u maar in de stad moeten gaan wonen. Wilt u graag dat de nieuwe snelweg er niet komt, dan worden uw inspraakmogelijkheden beperkt. Vindt u 24 treinen per uur langs uw achtertuin wat veel van het goede en wilt u dus graag een tunnel, dan is daar geen geld voor.

De situatie wordt echter heel anders wanneer iemand overlast meldt die door in het wild levende dieren wordt veroorzaakt. Als een gans iets van uw gras eet, een damhert aan uw seringen knabbelt of een wild zwijn uw grasveldje omwoelt, dan staat de overheid pal. Gedeputeerden schuiven democratisch genomen beslissingen opzij en het kabinet roept dat we de dieren moeten vergassen. De staatssecretaris roept de landbouw op om de wet te omzeilen. Hij wil niet weten hoe ze het doen, als ze het maar in stilte doen. De staatssecretaris spreekt als het gaat om in het wild levende dieren over "een onhoudbare situatie", over "explosieve groei" en over "een enorme schade", ook als daar geen enkele cijfermatige onderbouwing voor is.

Vandaag nog legde de Vogelbescherming in het Radio 1-Journaal uit dat de kolgans, die ook zou mogen worden vergast, in Nederland enkel overwintert en in het voorjaar naar het noorden wegtrekt. Het gaat niet goed met de kolgansstand en het aantal jongen loopt terug, zegt de Vogelbescherming. En van het wilde zwijn is bekend dat het geregeld door jagers wordt bijgevoerd hoewel dit verboden is, en dat de tellingen ervan door de jagers zelf worden gedaan. Wij kunnen de registers met tellingen niet allemaal inzien. Het wilde zwijn staat nota bene op de rode lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren van Nederland, en toch hebben we te maken met "een onhoudbare situatie" en een "explosieve groei". We weten alleen niet op basis waarvan dit wordt beweerd: op basis van gegevens van jagers. Voor wat het waard is.

Als de staatssecretaris zo goed weet hoe de stand van zaken is met betrekking tot de economische schade die ontstaat door in het wild levende dieren, moet hij dat natuurlijk hebben afgezet tegen de economische waarde die de fauna heeft voor de economie. Ik krijg graag een klip-en-klaar antwoord op de vraag hoe groot de economische waarde is die niet-bejaagbare en dus niet-schuwe dieren voor een regio hebben in termen van opbrengsten voor toerisme en woongenot. Want dat moet de staatssecretaris dan ook weten.

De staatssecretaris zegt er voor de boeren te zijn, maar als je kijkt naar zijn voornemens zie je dat dit niet waar is. Het bejaagbaar maken van de ganzen bijvoorbeeld zal zeer ongunstig uitpakken voor de boeren. Nu krijgen ze, terecht of niet, jaarlijks ruim 6 mln. aan schadevergoedingen uitgekeerd. Dat zal met de plannen van de staatssecretaris afgelopen zijn, aangezien de overheid geen vergoedingen uitkeert voor bejaagbare soorten. De agrariërs zullen hun schade moeten gaan verhalen op de jagers. Is dat de bedoeling?

De ongehoorde brutaliteit die spreekt uit dit soort voornemens kan alleen bestaan bij de gratie van de veronderstelling dat veel politieke partijen op dit moment belangrijkere zaken aan hun hoofd hebben dan het opkomen voor dieren. Mocht dat zo zijn, dan kan ik zeggen dat zowel de staatssecretaris als partijen die dit pro-plezierjachtbeleid denken te moeten steunen zich ernstig vergissen. Ondanks het feit dat jagers zich keer op keer ernstig misdragen, met het vergiftigen van beschermde roofdieren, met het schieten op dieren die beschermd zijn, met het op onwettige manieren jagen en met het letterlijk aan flarden schieten van de natuurlijke populatiedynamiek en groepshiërarchie van intelligente dieren neemt de staatssecretaris geen afstand van deze recreatieschutters, maar wil hij hen juist belonen met een wettelijke status. Kan de staatssecretaris dat eens uitleggen zonder al te veel omhaal van woorden?

Toen een aantal organisaties in Ganzen-8-verband vergaderden over de ganzenpopulatie in Nederland liet de staatssecretaris hen nadenken en discussiëren over mogelijke oplossingen voor vermeende problemen, terwijl hij allang wist dat er sprake was van zinloos overleg. De staatssecretaris was immers allang van plan om ganzen doodleuk vogelvrij te verklaren, wat de Ganzen-8, en later de Ganzen-7, daar ook van zouden vinden. Toen de jagers het Ganzen-8-overleg verlieten omdat ze vonden dat het schieten van ganzen tijdens de zomervakantie hun toch al niet te beste imago verder zou kunnen bezoedelen, wisten ze allang wat hun staatssecretaris voor hen in petto had. Uit correspondentie van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging blijkt dat de heren – inderdaad, er zijn weinig vrouwen die lol beleven aan het doden van dieren – uiterst content waren met de plannen van hun beschermheer.

Deze staatssecretaris heeft lak aan dieren, aan de natuur en aan het milieu. Hij pretendeert het tegenovergestelde te zijn van een natuurbarbaar, maar verzuimt bij elke gelegenheid daarvan het ondersteunende bewijs te leveren. Hij lijkt er genoegen in te scheppen natuurwetten te tarten. Sterker nog, hij heeft inmiddels een zodanige overmoed ontwikkeld dat hij meent met een nieuwe natuurwet te kunnen komen, die bestaande natuurwetten zou moeten vervangen. Daar gaan we het nog uitgebreid over hebben als het wetsvoorstel naar de Kamer komt.

Straks zal mijn collega Ouwehand het hebben over de wijze waarop deze staatssecretaris indruist tegen onze natuur. Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij de vergadering nu schorsen voor de dinerpauze. Daarna hervatten wij met de bijdrage van de heer Van Gerven van de SP-fractie.

De vergadering wordt van 18.25 uur tot 19.33 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik mis nog enkele woordvoerders. Het zou goed zijn als zij zich naar de zaal zouden begeven.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. "Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen", aldus Gro Harlem Brundtland in 1987. Deze duurzaamheid is noodzakelijker dan ooit. Er is een grote onbalans tussen de mens, de natuur en de economie. Bij de landbouw leggen de mens en de natuur het af tegen de economie. We verkwanselen de natuurlijke rijkdom van onze kinderen. Er is sprake van afgoderij van de markt en winst maken. De natuur en de boer worden hieraan geofferd. Erkent de staatssecretaris dit? Hoort hij niet in de politiek te zitten om het algemeen belang te dienen in plaats van cliëntelisme te bedrijven en zijn jachtvrienden en bevriende megaboeren te bedienen? Waarom vertegenwoordigt de staatssecretaris het belang van slechts een beperkt deel van de boeren: de grote industriële megaboeren?

Wat betekent Blekers beleid voor de boeren? Op korte termijn neemt hij populistische maatregelen, zoals het uitdelen van natuurgrond aan de happy few. Op lange termijn ondersteunt hij de eliminatie van de boerenstand. Volgens onderzoekers is het totaal aantal pluimvee- en varkensbedrijven in Nederland bij ongewijzigd beleid binnen 35 jaar gedaald tot slechts 1000 bedrijven met 16.000 varkens of 220.000 kippen. Wat wil de staatssecretaris doen om een eind te maken aan deze eliminatie van de boerenstand?

Het standpunt van de staatssecretaris bij de megastallendiscussie is onthutsend. De schaalvergroting legt hij geen strobreed in de weg. Uit een tussenstand van de SP-enquête "De boer aan het woord" blijkt 82% van de geënquêteerde boeren voorstander van een normaal of middelgroot bedrijf als daar een fatsoenlijk inkomen mee te verdienen valt. Slechts 16% van de boeren vindt megabedrijven een goede ontwikkeling. Waarom luistert de staatssecretaris niet naar hen? Waarom spant hij zich niet in om de schaalvergroting een halt toe te roepen? Waarom zet hij zich niet in voor een reële prijs voor de producten van de boer?

De SP kiest voor een ander pad. Er moet concurrentie komen op kwaliteit in plaats van kwantiteit. De SP wil het pad op van regionaliseren en minder afhankelijk worden van de massale, niet-duurzame soja-import, een toekomst waarbij we het pad kiezen van het leefbare platteland, gebaseerd op gezinsbedrijven in plaats van gebaseerd op een verscheurd platteland vol tegenstellingen en vol met industriële puisten van megabedrijven. Daarbij moeten de boeren binnen het huidige concurrentiestelsel meer ruimte krijgen om zich te organiseren. Boeren moeten een groter deel van de prijs krijgen. Hoe gaat de staatssecretaris dit realiseren om het duurzame pad te bewandelen? Als hij namelijk zo doorgaat, elimineert hij de boerenstand en de gezinsboer als belangrijke drager van het Nederlandse platteland.

Ik kom op het natuurbeleid. Momenteel woedt er een ware veldslag om het desastreuze natuurbeleid van dit natuurbarbarenkabinet. De natuurliefhebbers, de natuurbeheerders en de natuurontwikkelaars van Nederland ervaren het beleid als een regelrechte aanslag op datgene waarvan wij in Nederland al zo weinig hebben: de natuur met al haar planten en diersoorten. Zij beleven het als een welbewuste poging om de natuur en alle organisaties en mensen die erbij betrokken zijn, de nek om te draaien. Wat moeten zij met De Mos van de PVV en de heer Koopmans van het CDA, die de tegenstellingen opkloppen en de spot drijven met de natuur? Zij kijken weg en hebben kennelijk niets met de natuur en met het feit dat de biodiversiteit verder zal afnemen en de vervuiling zal toenemen. Zelfs het koninklijk geweten Pieter van Vollenhoven maakt zich zorgen. Ook bij de bestuurders in gemeenten en provincies is grote onvrede. Het begon met de Bleker-bombrief van 20 oktober 2010, waarin de staatssecretaris bestaande wettelijke afspraken opblies. Het gevolg is dat alle projecten op het platteland stilliggen en dat provincies afspraken met burgers, boeren en bedrijven niet kunnen nakomen. Na één jaar kwam het conceptwurgakkoord tot stand, naar het schijnt in een finaal onderonsje in de achterkamers tussen Donner en Remkes. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft laten zien dat de versnelde achteruitgang van de natuur reëel is. De aftakeling van onze natuur gaat in hoog tempo door. Er wordt niet voldaan aan de Europese verplichtingen en er is onvoldoende geld om de bestaande natuur te beheren. Organisaties als Het Zuid-Hollands Landschap zullen weer in de problemen komen en bestaande natuur buiten de ehs zal niet meer beschermd worden. Als het aan de heer De Mos van de PVV ligt, wordt er entree geheven in de natuurgebieden: een hek eromheen en De Mostolpoortjes. Neemt de staatssecretaris hiervan afstand? Zo nee, dan komen wij met een motie. Ik heb hier een foto van het prachtige Bieslandse Bos nabij Den Haag. Wil de heer De Mos daar een hek omheen zetten en tolpoortjes plaatsen? Ik zou deze foto graag bij de stukken opgenomen zien, opdat het goed wordt vastgelegd. Ik hoor graag een reactie van het kabinet.

De voorzitter: Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Het wurgakkoord over de natuur heeft geen draagvlak in de provincies. Waar draagvlak ontbreekt, is de mislukking geboren. Is het kabinet bereid om de aanval te stoppen en te investeren in de natuur?

De heer De Mos (PVV):

Het duurde even voordat ik naar de interruptiemicrofoon kwam, want zoveel roem en eer valt mij niet elke dag ten deel. Ik weet alleen niet waar de heer Van Gerven dit vandaan haalt. In het AO over de decentralisatie van het natuurbeleid heb ik gezegd dat eventueel een bescheiden entree tot de mogelijkheden behoort. Ik heb het nationale park De Hoge Veluwe als voorbeeld genoemd. Met weinig subsidie wordt daar 5400 ha natuur prachtig beheerd. Het verbaast mij een beetje dat de heer Van Gerven helemaal losgaat. Ik heb een kleine suggestie gedaan, maar ik heb niet gesproken over een hek of zoiets. Ik hoop dat hij dat kan terugnemen.

De heer Van Gerven (SP):

De geachte afgevaardigde heeft het gehad over het heffen van entree. Ik heb dat wat plastisch gemaakt door tolpoortjes te noemen en daar de naam van de geachte afgevaardigde De Mos aan te verbinden. Hij neemt dat hier niet terug. Ik dien graag met hem een motie in om ervoor te zorgen dat er geen entree wordt geheven in natuurgebieden waar dat nu ook niet gebeurt. Door de decentralisatie moet dat niet mogelijk worden.

De heer De Mos (PVV):

Ik geef de heer Van Gerven een advies mee. Kijk eens uit het raam, zet het raam eens open, dan kan de zure lucht weg. Er is buiten een economische crisis gaande. Ik heb een suggestie gedaan voor de manier waarop wij de natuur goed kunnen beheren. Dan past het niet om hier helemaal los te gaan. Ik doe alleen een suggestie, ik stel niet eens een vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Ik roep in herinnering het standpunt dat de PVV heeft ingenomen. Zij wil tolpoortjes in de natuur om de villasubsidie te kunnen handhaven en om JSF's te kunnen aanschaffen. Allemaal prima, maar dat is niet onze koers. Wij zullen de Kamer om een uitspraak vragen. Het gevolg van de decentralisatie mag niet zijn dat er entree wordt geheven in natuurgebieden waar dat nu ook niet gebeurt. De rekening moet niet bij de natuurliefhebber worden neergelegd.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Heeft de heer Van Gerven de open brief gezien van drie Groningse fractievoorzitters, waarin zij dreigen het natuurakkoord niet te ondersteunen?

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb de brief niet gezien, maar ik weet dat er in Groningen grote weerstand is tegen het decentralisatiewurgakkoord. Ik hoop van ganser harte dat Provinciale Staten van Groningen tegen het akkoord zullen stemmen, zodat het de facto van tafel is.

Kleine boeren en inheemse volkeren in ontwikkelingslanden worden vaak van hun land verdreven voor het grootschalig verbouwen van exportgewassen als biobrandstof en palmolie. Ontwikkelingslanden hebben daarbij als groeiend probleem dat steeds meer grond in handen van buitenlandse bedrijven komt, terwijl zij deze hard nodig hebben voor het verbouwen van hun eigen voedsel. Bij het vrijhandelsverdrag van de Europese Unie met Indonesië wordt vermoedelijk door de Europese Unie gevraagd om milieu- en sociale standaarden te verlagen. Wetten die Indonesië heeft om zich te beschermen tegen een te grote greep van buitenlandse bedrijven op hun land, moeten van tafel. Ik vraag de staatssecretaris om daarop actie te ondernemen.

Afrondend. De staatssecretaris is tegen landroof. Is hij bereid bedrijven en beleggingsfondsen hierop aan te spreken en in Europa te pleiten voor een verbod op land grabbing?

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Als je de begroting van Landbouw bespreekt, is het goed om hier in huis nog eens te zeggen dat in 2010 de toegevoegde waarde van de landbouw 50 mld. was. Dat is maar liefst een kwart meer dan in 2009. De werkgelegenheid van het agrocomplex wordt geschat op 690.000 arbeidsjaren. De Nederlandse export van agrarische producten en voedingsmiddelen bedroeg in 2010 66 mld., 10% meer dan in 2009. Het handelssaldo was in datzelfde jaar 25 mld., een verbetering van 2 mld.; 10% meer, in een tijd dat de economische crisis welig tierde.

De boerenstand is goed voor Nederland. Ik denk dat het goed is om dat nog eens tegen elkaar te vertellen, omdat er tal van fracties zijn, vooral ter linkerzijde, die wat makkelijk zeggen: ach, het kan wel een beetje minder bij de veehouderij, met de hectares in de glastuinbouw, het kan wel een beetje anders, het kan wel een beetje biologisch. Nee, de CDA-fractie zegt, zeker in deze tijd, waarin de economische crisis heel heftig is, dat de boerenstand een belangrijke economische sector is, die het waard is om ervoor te gaan en ervoor te vechten.

Onze fractie wil dan ook in het debat met staatssecretaris Bleker ingaan op de problemen en de kansen die aan de orde zijn bij dit belangrijke thema, namelijk het op waarde schatten en houden van de Nederlandse stand van boeren en tuinders.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik was afgelopen weekend in Brabant, bij mijn schoonfamilie. Als je daar met boeren praat, zeggen zij dat het voelt alsof het mes ze op de keel staat. Zij worden gedwongen tot schaalvergroting of om te stoppen. Het CDA is een partij die zegt voor de boerenstand te staan, zoals de heer Koopmans ook zegt, maar in de afgelopen tien jaar is het aantal boerenbedrijven met 28% geslonken, terwijl er iemand van het CDA aan het bewind was op het ministerie van Landbouw. Hoe verklaart de heer Koopmans dat?

De heer Koopmans (CDA):

Een van de redenen, zoals uit het onderzoek van collega Van Gerven naar boven is gekomen, is dat de toenemende dierenwelzijnseisen in de veehouderij leiden tot druk op bedrijven om schaal te vergroten. Een tweede element dat van belang is, is dat ondernemers in de agrarische sector grote problemen hebben om hun deel van de marge in de keten naar zich toe te trekken. Ik kom daarop terug. Een derde reden, die volstrekt aan de orde is, is dat technologische ontwikkelingen het voor boeren mogelijk maken om schaal te vergroten.

De heer El Fassed (GroenLinks):

De heer Koopmans heeft het over de extra kosten die boeren gaan maken. Dat is niet onterecht, want boeren maken extra kosten. Dat zien zij echter niet terug in de prijs. Is de heer Koopmans het met mij eens dat boeren in de onderhandelingspositie met de verwerkende industrie en met supermarkten veel meer marktmacht zouden moeten hebben om een eerlijkere prijs af te spreken?

De heer Koopmans (CDA):

Daar ben ik het absoluut mee eens. Daarom is ook de motie-Grashoff/Koopmans aangenomen. Daarin is dit vastgesteld en daarin vragen wij de regering hoe zij omgaat met het punt van de mededinging. Dat vraag ik bij dezen ook aan staatssecretaris Bleker, want er zijn problemen op het terrein van de mededinging. Wij vragen de regering dan ook of wij de NMa, indien nodig via wetswijziging, niet beter en strikter zouden moeten aansturen ten behoeve van duurzaamheid en om een duurzaam deel te kunnen krijgen van de keten en van de marge. Dank voor die vraag, mijnheer El Fassed.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De heer Koopmans antwoordde op de vraag waarom zoveel bedrijven stoppen, dat dit mede komt door de eisen die wij hebben opgelegd. Ik ga er dan ook van uit dat de heer Koopmans de stelling van de VVD-fractie dat wij echt moeten oppassen met het stellen van vervolgeisen en dat die echt uit de markt moeten komen – want als de markt niet levert en het geld er niet bij legt, kan de boer niet leveren – volledig ondersteunt.

De heer Koopmans (CDA):

Het antwoord van mevrouw Snijder-Hazelhoff op mijn vraag van destijds was mij uit het hart gegrepen. Dat is een verstandige lijn: ervoor zorgen dat wij in Nederland geen eisen stellen die verdergaan dan wat Europa heeft vastgesteld, behalve als de markt het mogelijk maakt. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de extra eisen die wij in Nederland hebben gesteld op het punt van legpluimvee. Tegelijkertijd moeten wij bekijken hoe wij dit op langere termijn vormgeven; mevrouw Snijder had het over een stip aan de horizon. De CDA-fractie vindt dat wij dit op het punt van de veehouderij vooral kunnen doen langs de door de commissie-Van Doorn geschetste lijn: zorgen voor een goede aanpak in de keten en ervoor zorgen dat je in Nederland daarin als sector vooroploopt, niet gedwongen door de wetgever maar uitgedaagd door de markt. Dan ben ik ervan overtuigd dat het de Nederlandse land- en tuinbouw zal lukken om daar succesvol in verder te gaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U had het bij de sector over "we", maar de sector zelf moet dus de route kiezen en moet bekijken welke mogelijkheden zij in de markt ziet.

De heer Koopmans (CDA):

Daar ben ik het mee eens, maar zoals ook de commissie-Van Doorn heeft geformuleerd, heb je daarbij soms regelgeving of instrumentarium nodig om mensen, zeker de freeriders of de achterblijvers, bij de les te houden. Daarbij moet ook worden gelet op de productschappen. Zij kunnen ons – mevrouw Snijder en mij – helpen. Het is fijn dat de heren Van den Besselaar en De Jong nu ook aanwezig zijn, want zij zijn grote kenners op dat gebied.

De voorzitter:

Ik ga nu direct de tijd aanzetten, als u alle 150 Kamerleden gaat noemen.

De heer Koopmans (CDA):

Nee, slechts de beteren in dit huis, de kenners.

De voorzitter:

U mag ook geen verschil maken.

De heer Koopmans (CDA):

De productschappen zouden echt kunnen helpen met een verordenende bevoegdheid om ervoor te zorgen dat we op het gebied van wat de commissie-Van Doorn wil, een groter deel van de marge naar ons toe halen, als sector.

De heer Van Gerven (SP):

De CDA-fractie citeerde bij monde van de heer Koopmans uit het tussentijdse enquêterapport van de SP. Hij noemde daarbij dat de dierenwelzijnsmaatregelen een reden zijn voor schaalvergroting. Daarbij winkelde hij echter selectief, want hij vergat te noemen dat dezelfde boeren ook zeggen dat dit komt door de marktliberalisering, het afschaffen van de melkquota en het afschaffen van de productiebeheersing, dus doordat de markt zijn gang kan gaan. Hij moet dus wel het hele verhaal vertellen. Als wij de markt zijn gang laten gaan, zal dat betekenen dat er bijvoorbeeld over 30 jaar van de 10.000 varkensboeren die wij nu hebben, nog slechts 1000 over zijn. Is dit wat het CDA wil? Dat betekent een eliminatie van de huidige boerenstand en het gezinsbedrijf. Wat vindt het CDA daarvan? Wat is voor het CDA het ideale boerengezinsbedrijf? Waar ligt voor het CDA het plafond?

De heer Koopmans (CDA):

Nu citeer ik een keer uit een rapport van de SP en nu is het nog niet goed. Ik heb dit zojuist al genoemd als het derde element in het persbericht dat de SP naar buiten heeft gebracht. Ik loop niet weg voor de andere twee elementen, integendeel. Ik meen dat dit aspecten zijn die leiden tot een druk om de schaal te vergroten. Zelfs als de heer Van Gerven, mevrouw Van Veldhoven en ik en wie dan ook het erover eens zouden zijn dat wij dat niet zouden moeten doen, dan nog leven wij in een Europese Unie, dan nog hebben wij te maken met de WTO en een globalisering. Tegelijkertijd krijgt de Nederlandse land- en tuinbouw daarin juist een enorme kans doordat men heel succesvol exporteert. Dit levert een spagaat op in het onderzoek van de SP. 947 boeren van de 50.000 boeren hebben op dit onderzoek gereageerd. Dat is interessant, maar die spagaat wordt daarin zichtbaar.

De heer Van Gerven (SP):

De heer Koopmans gaat niet in op de vraag wat een ideale schaalgrootte is. Ik ben het met het CDA eens, althans als dat haar nieuwe lijn wordt, dat wij de markt moeten reguleren want anders houden wij straks geen boeren meer over. Is het CDA bereid om bijvoorbeeld met de SP te zeggen: NMa terug in je hok, maak het mogelijk dat boeren zich organiseren en dat zij een macht vormen opdat zij een eerlijke prijs krijgen voor hun product? De schaalvergroting kan dan worden gestuit. Een conclusie uit ons onderzoek is ook dat de gemiddelde boer niet zit te wachten op schaalvergroting, maar gewoon zijn werk wil kunnen doen in een gezinsbedrijf en daarmee een fatsoenlijke boterham wil kunnen verdienen.

De heer Koopmans (CDA):

Het hok van de NMa is een van de weinige hokken die ik wel kleiner wil maken. Dat delen wij. Wij moeten de markt reguleren. Ik vroeg zojuist al: wie is "wij". Er is een WTO, er is een Europese Unie en daarbinnen trekt de Nederlandse land- en tuinbouw enorm veel kansen naar zich toe voor de export. Het reguleren van de markt zoals de heer Van Gerven nu oppert, is niet een lijn die de CDA-fractie voorstaat omdat die tegelijkertijd ook beperkend zal werken voor een groot deel van de Nederlandse land- en tuinbouw die een groot deel van zijn producten exporteert.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Koopmans zegt interessante dingen. Hij schetst duidelijk het feit dat wij in de context van een Europese markt leven, een wereldmarkt zelfs. Hij schetst ook het belang van de verdiencapaciteit van de boerenstand. Ik hoor hem echter niet duidelijk zeggen wat zijn toekomstvisie is. Ik wil hem niet uitlokken tot een lang betoog en daarom stel ik hem een eenvoudige vraag. Kan het in de ogen van het CDA ook voorkomen dat boerenbedrijven failliet gaan omdat zij niet de juiste uitgangspunten hebben om te kunnen concurreren op de Europese markt en op de wereldmarkt?

De heer Koopmans (CDA):

Ja, het is pijnlijk genoeg dat heden ten dage talloze bedrijven failliet gaan. Kijk naar de glastuinbouw. Dat heeft niets te maken met "zich kunnen voorstellen", dat is aan de orde.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dank voor dit heldere antwoord. Ik vraag dit natuurlijk niet zomaar. Ik vraag dit om te onderzoeken waarop het CDA wil inzetten. Zal het CDA inzetten op het beschermen van die boeren die misschien moeite hebben om de concurrentie op de wereldmarkt vol te houden of wendt het CDA de steven naar de toekomst en zet het in op boeren die vanzelf al een betere verdiencapaciteit hebben? Die verdiencapaciteit kunnen zij krijgen door te investeren in dierenwelzijn en milieuvriendelijk produceren. Dat levert immers producten op waarvoor op de markt een hogere prijs wordt betaald. Is het CDA het met D66 eens dat de steven naar die boeren moet worden gewend en dat wij ervoor moeten zorgen dat de prikkels in ons beleid die boeren helpen om hun positie te verstevigen?

De heer Koopmans (CDA):

Daar is de CDA-fractie voorstander van. Wij hebben echter ook gezegd, in lijn met de commissie-Van Doorn, dat tegelijkertijd een ketenbenadering moet worden nagestreefd, waardoor de keten een belangrijk deel van de marge naar zich toe kan trekken. Dat kan het doen met duurzaamheid als belangrijk perspectief in 2020, tegelijk met een soort afvangbeleid voor freeriders. De verordenende bevoegdheden van de productschappen kunnen daarbij helpen. Wij willen van staatssecretaris Atsma, die hier ook mee heeft te maken, weten hoe een afbouw mogelijk is voor mensen die nog een paar jaar hebben met hun bedrijf, zonder op te moeten schalen. Wij willen daarom van de regering weten – dit is een antwoord op de interruptie en tegelijkertijd een vraag aan de regering – wat met het afbouwbeleid gaat gebeuren voor mensen die nog een tijdje door willen maar niet de middelen hebben om te investeren om 2020 op deze verantwoorde wijze te halen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Als ik het ergens met de heer Koopmans over eens ben, zijn het de productschappen. Ik denk dat wij de enige twee zijn.

De heer Koopmans (CDA):

Nee, nee, we zijn bezig om vrienden weer naar ons toe te halen, mevrouw Jacobi.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Goed. Ik kom terug op de discussie tussen u en mevrouw Snijder van zonet. Ik dacht: het gaat niet goed in de coalitie, want de een wil meer geld, de andere wil minder geld. Daarmee kunnen we onze boeren niet dienen. Ik behoor tot het toekomstgerichte soort. Wat gaat het CDA doen om weer op één lijn te komen met de coalitiegenoot?

De heer Koopmans (CDA):

Met alle respect, maar dit is een inkoppertje. Ik raad u aan om eerst even met uw collega Timmermans te praten, want daar hebben we drieënhalf jaar last van gehad op dit dossier.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik vroeg wat u gaat doen met uw coalitiegenoot. Graag niet dit soort zijpaadjes.

De voorzitter:

Misschien heeft de heer Koopmans een voorkeur voor de heer Timmermans, dat zou kunnen.

De heer Koopmans (CDA):

Misschien, maar laten we wel zijn: uiteindelijk gaat het over de vraag of de motie op stuk nr. 84 een meerderheid haalt. Er staan drie setjes handtekeningen onder: ik geloof twee van GroenLinksers, twee van D66 en twee VVD'ers; op zichzelf al heel bijzonder. Uw partij staat daar gelukkig niet bij. Het lijkt me hoopvol dat wij een meerderheid kunnen behouden voor verstandig beleid als we nog één partij kunnen losweken. U, mevrouw Jacobi, en ondergetekende hebben daar altijd voor gestaan, maar de heer Timmermans hebben we op dat gebied altijd bij de les moeten houden.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb nog niet echt een reactie gekregen op mijn vraag over eenduidigheid in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daar wringt zich de schoen in onze regering en dat kunnen we niet hebben in dit land.

De heer Koopmans (CDA):

Tot nu toe zijn de debatten van mevrouw Snijder en mijzelf met de regering altijd goed verlopen. Wij hebben een stuk of drie, vier moties gemaakt die bijna altijd door CDA en VVD zijn gesteund, waarmee we een soort hekwerk hebben neergezet waarbinnen de regering kan grazen. Deze motie van mevrouw Lucas is wonderlijk, maar ik doe mijn best. Ik ben ervan overtuigd dat mevrouw Snijder, met haar kennis en kunde en verstandige invloed in de fractie, ervoor zal zorgen dat de motie van mevrouw Lucas in ieder geval wordt aangepast.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zet snel uw tijd weer aan.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb het net gehad over familiebedrijven en het belang van de sector voor Nederland. Er zijn ook een aantal problemen. Eén daarvan is natuurlijk dat familiebedrijven in algemene zin – dat geldt ook voor landbouw – heel erg zijn gericht op behoud van werkgelegenheid en behoud van het bedrijf. Wil de staatssecretaris, wellicht samen met het NAJK, kijken naar hoe de aanpak van de overnameproblematiek, ook bij grote en groeiende bedrijven, gestalte kan krijgen?

Ik heb het net al gezegd: wij zijn er groot voorstander van om te bezien hoe het huidige verdienmodel kan worden gekanteld. Daarom zijn we erg enthousiast over het rapport van de commissie-Van Doorn. Tegelijkertijd moeten we in Nederland wel opletten. We kunnen hier met elkaar wel mooie afspraken maken, maar daaraan hoeven andere landen zich niet te houden. 65% van ons geproduceerde vlees wordt geëxporteerd en van het vlees dat we eten wordt ongeveer een derde geïmporteerd. Is de staatssecretaris het met de CDA-fractie eens dat de bilaterale verdragen die de EU sluit met andere landen, heel streng moeten worden gecontroleerd op eisen met betrekking tot dierenwelzijn, milieu et cetera?

De glastuinbouw heeft een enorm problematische periode achter de rug. Eén foute opmerking van een senator uit Hamburg heeft in Nederland een schade opgeleverd van bijna 400 mln. Wil de staatssecretaris samen met de sector een soort commissie-Van Doorn instellen voor de glastuinbouw? Die kan ook daar een stip aan de horizon neerzetten, waardoor het verdienmodel voor de sector anders wordt ingericht.

Het past eigenlijk wel om vandaag met elkaar nog eens te spreken over hoe we aankijken tegen het ministerie van EL&I. De CDA-fractie is altijd voorstander geweest van het ministerie van Landbouw. Eigenlijk zijn wij heel tevreden over hoe Economische Zaken en Landbouw aan elkaar zijn gekoppeld. Laat ik daar een mooi voorbeeld van noemen. Een jaar of vier geleden hebben collega Wilders en ondergetekende een amendement ingediend om geld te reserveren voor de Floriade: 5 keer 1 mln. De toenmalige minister van LNV, de heer Veerman, zei: nou, da week nie, en als we het wel doen, maken we in elk geval geen rijkspaviljoen meer. Via staatssecretaris Bleker wil ik minister Verhagen van harte bedanken. Ondanks dat we samen met de PVV al een keer 5 mln. hebben gereserveerd voor de Floriade, zet hij ook nog een paviljoen neer van 5 mln. De bouw is net gestart. De CDA-fractie is trots op dit oranje zaadje. Het is een mooi voorbeeld, waarin het ministerie dubbel werk verzet. Nu ik het toch heb over de glastuinbouw en de Floriade, vraag ik staatssecretaris Bleker hoe hij aankijkt tegen de motie-De Rouwe waarmee de Greenport Noord-Holland Noord terecht op de kaart is gezet

In het licht van de samenvoeging van beide ministeries en van de topsector Agro&food is het belangrijk dat de gouden driehoek van onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven met elkaar en met de overheid blijft samenwerken. Die gouden driehoek moet blijven. Het groene onderwijs is van hoge kwaliteit. De CDA-fractie is er trots op en blij mee dat het groene onderwijs nog steeds deel uitmaakt van het ministerie. Het is wel van belang om na te denken over hoe de onderwijsvernieuwing binnen de groene sector aansluit bij de arbeidsvraag. Een probleem dat de komende periode op de sector afkomt, is dat er vraag is naar 45.000 mensen, maar dat er waarschijnlijk geen arbeidsaanbod is. En de vraag aan de staatssecretaris is natuurlijk ook op welke wijze hij denkt dat hij samen met het onderwijs een bijdrage kan leveren aan de leverantie van voldoende kwalitatief goede mensen voor de Nederlandse agrifoodsector.

Voedselzekerheid is ook van groot belang. Veel te weinig is in beeld dat een goede voedselvoorziening migratiebewegingen in de wereld kan voorkomen. Nederland en Wageningen kunnen daarbij een grote rol spelen. Welke bijdrage wil de staatssecretaris specifiek op dat punt leveren?

De CDA-fractie is in afwachting van de Grondnota. Daarin speelt pacht ook een belangrijke rol. Ons is ter ore gekomen dat de minister van Veiligheid en Justitie de evaluatie van de pachtregels niet ter hand neemt. Klopt dat? Ik vraag de staatssecretaris ook om nog eens in te gaan op de regeling met betrekking tot het RVOB met betrekking tot de hoogte van de canon en de onredelijke voorwaarden. Veel ondernemers maken zich daar zorgen over.

Dan kom ik nu op het punt van de administratievelastenverlichting. In Europa is een lastenreductiedoelstelling van 25% afgesproken. Wat is de stand van zaken? Op welke wijze houdt hij de Eurocommissaris en de Europese Commissie daar wekelijks, maandelijks of dagelijks aan?

Ik stel de staatssecretaris ook de volgende vraag. Nederland heeft een forse export, zoals ik aan het begin van mijn betoog al heb gezegd. Die export is kansrijk, maar wij zien tegelijkertijd dat de relatie van Nederland met de BRIC-landen broos is als het gaat om de agrarische sector. Het CPB heeft daar recentelijk nog een rapport over uitgebracht. De export is eigenlijk te klein. Daarom vraag ik de staatssecretaris op welke wijze hij de door het CPB geadviseerde inhaalslag wil bewerkstelligen.

De heer Graus (PVV):

Ik heb een vraag over de administratievelastenverlichting. De heer Koopmans heeft in het verleden wel eens moties van mij gesteund. Op een gegeven moment hebben wij ook gezegd: één regel erbij, twee ervan af. Ook moeten al die koppen weg die wij op Europese regelgeving hebben gezet. Hoe staat de heer Koopmans daartegenover?

De heer Koopmans (CDA):

De belangrijkste kop waarmee wij in de afgelopen periode zijn geconfronteerd, is het verbod op de nertsenhouderij, zou ik tegen de heer Graus willen zeggen. Ik vind dat een mooi voorbeeld van een kwestie waarin wij samen zouden kunnen optrekken.

De heer Graus (PVV):

Ik had het niet over dierenmishandeling. Mijnheer Koopmans weet dat een nerts een solitair levend waterroofdier is, dat absoluut niet geschikt is voor de veehouderij en bovendien gedood wordt voor een tertiair elitair luxegoed als bont, waarvoor betere vervangers bestaan. Daar moeten wij het dus niet meer over hebben, dat weet hij donders goed. Maar wat vindt de heer Koopmans van het uitgangspunt: één regel erbij, twee ervan af? Zo komen wij zelfs wel op 50% in plaats van 25%.

De heer Koopmans (CDA):

Daar ben ik een voorstander van, maar een verbod op de nertsenhouderij zou er dan één bij zijn. Dat vind ik geen goed idee. Wij delen het streven, maar wij moeten proberen om wat vaker op één lijn te komen op dat punt.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Een belangrijk probleem rond de voedselzekerheid wordt gevormd door de octrooien op de plantenveredeling. Wij zien in ontwikkelingslanden, waar boeren eigenlijk ook kwekers zijn, dat zij juist door de octrooien op torenhoge kosten worden gejaagd. Maar het is ook goed voor de Nederlandse sector. De Nederlandse kwekers hebben belang bij een vrijstelling, die nota bene in het CDA-verkiezingsprogramma staat. In alle debatten zien wij dat het CDA alleen staat als het gaat om het aanpassen van de Europese bio-octrooirichtlijn door de staatssecretaris. Wat gaat het CDA hieraan doen? Als voedselzekerheid voor het CDA belangrijk is, waarom dwingt de CDA-fractie de staatssecretaris dan niet tot de nodige stappen?

De heer Koopmans (CDA):

Wij hebben hierover natuurlijk al vaak debatten gevoerd. Het luistert heel nauw. Ook daar zit er iets tussen het wensdenken en wat realistisch is. Dat ligt namelijk een klein beetje uit elkaar. De CDA-fractie kiest ervoor om met de, op wereldniveau bezien, buitengewoon relevante Nederlandse veredelingssector te bekijken hoe je dit zo verstandig mogelijk kunt oppakken. Misschien heb ik eerder in een debat met de heer El Fassed wel eens te gemakkelijk gedacht dat je daarbij voor één lijn kunt kiezen. Ook heb ik misschien gedacht dat je daarmee de andere lijn voorkomt. We leven echter ook wat dit betreft in een internationaal georiënteerde wereld die niet vanuit dit huis eendimensionaal is aan te sturen, zoals de heer El Fassed en ik misschien zouden willen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Het is echt heel simpel. Duitsland, onze belangrijkste broeder in dit verband, doet dat wel. Mijn enige verzoek aan de heer Koopmans is: voer het CDA-verkiezingsprogramma uit op dit punt en sta ook toe dat de staatssecretaris fors aan de gang gaat om de bio-octrooirichtlijn aan te passen, zodat de vrijstelling wordt gegarandeerd.

De heer Koopmans (CDA):

Wij nemen dit mee in onze afwegingen. Ik dank de heer El Fassed.

Wat betreft de duurzame veehouderij vraag ik de staatssecretaris nogmaals om de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderijen en het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten voort te zetten. Kan de staatssecretaris ons de zekerheid geven dat we de PAS-middelen, die we specifiek in het regeerakkoord hebben geregeld, slechts inzetten om de NH3-reductie van de veehouderij terug te dringen? Kan hij garanderen dat die middelen niet voor allerlei andere – laat ik eens een minder parlementair woord gebruiken – "fratsen" worden ingezet? Ik overweeg zelfs op dit punt een motie in te dienen.

In Nederland worden systemen met elkaar bedacht die daarna weer in subsidietrajecten terechtkomen, zoals de Rav-lijst, NH3-verminderingssystemen en luchtwasserijsystemen. De subsidie komt eigenlijk van staatssecretaris Bleker en de regels komen van staatssecretaris Atsma. Ik vraag deze staatssecretaris of hij ervoor kan zorgen dat de subsidiesystematiek en de regelgeving eindelijk een keer een-op-een komen te lopen.

Over de NMa ben ik al duidelijk geweest: dat hokje moet kleiner en de staatssecretaris zou daarin absoluut een punt moeten maken.

Tot slot vraag ik de staatssecretaris hoe hij tegen de advertentie aankijkt die wordt betaald door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een dezer dagen is deze advertentie nog eens gepubliceerd. Daarin staat: asperges met een crème van slavernij. Kent de staatssecretaris deze advertentie? Is hij het met ons eens dat het natuurlijk belachelijk is dat zo'n advertentie, gefinancierd door de rijksoverheid, überhaupt is geplaatst?

De heer Van Gerven (SP):

Als ik het goed begrijp, is het CDA voor een duurzame ontwikkeling van de veehouderij. Als wij gaan naar een duurzame veehouderij, kan de veestapel dan nog verder worden uitgebreid in Nederland volgens de geachte afgevaardigde Koopmans?

De heer Koopmans (CDA):

Deze vraag stelt mij in de gelegenheid om het volgende nog eens even neer te zetten. Het was vorige week vijf jaar geleden dat de SP het initiatiefwetsvoorstel indiende, houdende een beperking van de nertsenhouderij. Toen waren er in Nederland 690.000 nertsen. Nu zijn er in Nederland 960.000 nertsen, met dank aan de initiatiefnemers. Wij gaan dit jaar naar 1 miljoen nertsen. De CDA-fractie vindt dat het in ieder geval niet past om op grond van fakewetgeving – want dat is het – mensen zo'n beetje te jagen naar een punt waarop ze nog maar één ding kunnen, namelijk uitbreiden om hun rechten veilig te stellen. Die weg wil mijn fractie zeker niet op.

De heer Van Gerven (SP):

De CDA-fractie, bij monde van de heer Koopmans, geeft geen antwoord op mijn vraag. Dat zijn we van de heer Koopmans gewend. Hij duikt voor het antwoord weg. Ik citeer zijn collega Ormel. Enkele dagen geleden zei de heer Ormel in Brabant: de veestapel in Nederland mag niet meer groeien, want dat kan Nederland niet meer dragen. Naar ik aanneem, kent de geachte afgevaardigde Koopmans zijn fractie nog wel enigszins, want die fractie is wat kleiner geworden. Men moet elkaar dus wel kennen en tegenkomen. Mijn eerste vraag is of de heer Koopmans het op dit punt met de heer Ormel eens is. Mijn tweede vraag is: als het CDA zo voor duurzaamheid is, hoe is het dan mogelijk dat de subsidie voor duurzame stallen krimpt, van 37 mln. naar 7 mln.? Kennelijk heeft de heer Koopmans daar ook voor getekend. Kan hij dat uitleggen? Staat hij daarvoor of wil hij met de SP een amendement indienen om dat te wijzigen?

De heer Koopmans (CDA):

Uit de laatste vraag begrijp ik dat de heer Van Gerven een groot voorstander is van mijn voorstel aan staatssecretaris Bleker om de 39 mln. die in de begroting staat voor de PAS-middelen te reserveren voor het verduurzamen van de stallen door de ammoniakuitstoot te verminderen. Ik dank de heer Van Gerven alvast voor zijn steun.

Ik ben het volstrekt eens met wat de heer Ormel heeft gezegd. De heer Ormel heeft in Brabant laten weten dat groei van de hoeveelheid mest niet de bedoeling is. De commissie-Van Doorn is daar helder over. De commissie zegt dat wij naar een duurzame veehouderij toegroeien. Ook het kabinet, bij monde van staatssecretaris Atsma en staatssecretaris Bleker, zijn daar helder over. Dat delen wij. Groei van de veehouderij is alleen mogelijk indien er sprake is van verwerking van de mest tot mestconcentraat. Dat moet ingezet kunnen worden als kunstmestvervanger. Dat is winst voor de boeren, voor het milieu en voor de omgeving.

Ik ben nog vergeten om antwoord te geven op de eerste vraag van de heer Van Gerven. Ik heb wel antwoord gegeven. Ook heb ik de feiten weergegeven over de nertsenhouderij in Nederland.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb zomaar de indruk dat de heer Koopmans naar het einde van zijn inbreng gaat, zonder dat ik het woord biodiversiteit heb gehoord. De heer Koopmans heeft een zeer aardige collega in het Europees Parlement, Esther de Lange. Zij luidt de noodklok over biodiversiteit en stelt dat het verlies aan biodiversiteit moet stoppen. Ik wil de heer Koopmans in de context van deze uitspraak van zijn collega in het Europees Parlement vragen wat hij van het voorliggende natuurakkoord vindt.

De heer Koopmans (CDA):

De afgelopen weken hebben we hier uitgebreid met elkaar over gesproken. De CDA-fractie steunt de regering op het punt van het natuurakkoord. Wel hebben we vier elementen aangedragen die wat ons betreft aan de orde zouden moeten komen in het gesprek van de staatssecretaris met het IPO: een kleinere DLG, natuurcompensatie in de ehs en een simpeler natuur. Misschien weet mevrouw Van Veldhoven wel wat het vierde element is.

Staatssecretaris Bleker:

Meer met grond.

De heer Koopmans (CDA):

Die had ik bijna vergeten. Dank u wel, staatssecretaris. Hij heeft er de afgelopen dagen ongetwijfeld goed over nagedacht. We willen inderdaad nog een aantal hectares grond inzetten. Wij vinden dat dit een bijdrage kan leveren aan een goede aanpak van het Nederlandse Natura 2000-beleid, vormgegeven in een verantwoorde aanpak van de ecologische hoofdstructuur.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik dank het CDA dat het erkent dat het natuurakkoord beter moet dan dat het nu is. Ook dank ik hem voor de concrete suggesties. De vraag is niet wat de inspanning is die het CDA wil doen, maar wat het resultaat is waarnaar het CDA streeft. Streeft het CDA zowel in het Europees Parlement als in de Kamer naar het stoppen van de achteruitgang van de biodiversiteit?

De heer Koopmans (CDA):

Wij streven daarnaar, middels dit natuurakkoord en middels deze aanpak van de ecologische hoofdstructuur. Ik zal nog een suggestie meegeven die ik tegenkwam in de begroting. Ik zag dat Staatsbosbeheer ook buiten de ehs nog 11,5 mln. uitgeeft. Ik vraag de staatssecretaris of we dit niet beter binnen de ehs kunnen doen. Daarmee zouden we een extra bijdrage kunnen leveren aan het in stand houden van de benodigde biodiversiteit, zoals we dat internationaal hebben afgesproken?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De heer Koopmans en zijn partij zijn de grondleggers van minder natuur en van de verkoop van natuurgebieden. Kan de heer Koopmans mij garanderen dat de grond die waarschijnlijk aan rijke particulieren zal worden verkocht, niet omheind wordt en dat mensen daarvan vrijelijk kunnen blijven genieten, zonder dat zij entree hoeven te betalen?

De heer Koopmans (CDA):

Ik ben er absoluut geen voorstander van dat er hekken omheen worden gezet. Ik hoop dat vooral boeren die een bedrijf willen ontwikkelen de grond die verkocht gaat worden kunnen kopen. Ik juich het toe als de PvdA, middels het stellen van deze vraag, ook voorstander wordt van het verkopen van die grond aan derden. Het is een doelstelling uit het regeerakkoord, om zo voor een deel de financiën rondom de 18,5 mld. op orde te krijgen. Wij denken echter ook dat het een wenkend perspectief is in een aantal regio's waar de DLG in de ogen van de CDA-fractie wel iets te enthousiast is geweest – ik noem het Oostvaarderswold – om een deel van de grond weer aan de eigen mensen die daar zitten te kunnen teruggeven.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De grond die nu verkocht wordt, is wellicht over tien jaar of in 2016 weer nodig, omdat we lang niet voldoen aan de voorwaarden uit de natuurcontracten. Kan de heer Koopmans met mij een no regret-maatregel steunen?

De heer Koopmans (CDA):

De belangrijkste no regret-maatregel die we met dit kabinet aan het nemen zijn, is dat wij geen zin hebben om met de Nederlandse samenleving over een aantal jaar de sirtaki te dansen. Wij hebben geen zin om mee te maken dat wij de begroting totaal uit de hand hebben laten lopen. De CDA-fractie is daarom samen met de VVD en de PVV strikt bij het invullen van de 18,5 mld. aan bezuinigingen. Dat no regret-deel zullen wij met uw hulp met veel plezier invullen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik weet niet precies waarom u mij bedankt voor mijn hulp …

De heer Koopmans (CDA):

Ik wil u bij dezen bedanken, voorzitter.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Tot slot. Kom bij mij niet aan met zielige verhalen over geld, want een ministerie verderop, bij Infrastructuur en Milieu, geeft men miljoenen uit, onder andere aan verkeersborden die volgens mij niet nodig zijn. Wat vindt de heer Koopmans van mijn voorstel om natuur bij dat ministerie, waar miljarden te vergeven zijn, onder te brengen, zodat we de samenhang tussen ruimte en water goed kunnen borgen, heel verstandig beleid kunnen voeren en niet langer hoeven te piepen dat er geen geld zou zijn voor natuur?

De heer Koopmans (CDA):

Dank aan mevrouw Jacobi voor deze vraag. Haar partijgenote mevrouw Dijksma zei in het debat tijdens de begrotingsbehandeling van I en M: het woordje milieu kan gevoeglijk geschrapt worden. Zij zei dus dat het het ministerie van infrastructuur is. Daarom ben ik eerlijk gezegd buitengewoon verbaasd dat de PvdA nu het voorstel doet om natuurbeleid onder te brengen bij dat ministerie van infrastructuur. Ik vind het eerlijk gezegd weinig consistent en consequent, als ik lees hoe complimenteus destijds mevrouw Dijksma was jegens staatssecretaris Atsma en minister Schultz van Haegen.

De voorzitter:

Wilt u een persoonlijk feit maken, mevrouw Jacobi?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik wil een persoonlijk feit maken en wel dat ik niet toesta dat de heer Koopmans mijn collega Dijksma zo interpreteert. Zij heeft namelijk precies het tegenovergestelde bedoeld te zeggen, namelijk dat het ministerie te weinig aan ruimte heeft gedaan en heel veel belastingen met betrekking tot het milieu heeft geschrapt. Dat zouden wij inderdaad niet hebben gedaan. De bedoeling van mevrouw Dijksma was juist om het ministerie van I en M milieuvriendelijk en natuurvriendelijk te maken.

De voorzitter:

Ik sluit deze discussie.

Het woord is aan mevrouw Thieme.

De heer Koopmans (CDA):

Nou mevrouw de voorzitter, met alle respect …

De voorzitter:

Nee, nee, dan kunnen we wel aan de gang blijven.

De heer Koopmans (CDA):

Met alle respect, mevrouw de voorzitter …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Koopmans, het spijt mij zeer. Als u doorgaat, zet ik uw tijd weer aan.

De heer Koopmans (CDA):

Met alle respect, mevrouw de voorzitter. Er kan geen persoonlijk feit gemaakt worden als ik slechts citeer uit de Handelingen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Thieme. Mevrouw Jacobi, u hebt het woord niet, ook al hoor ik u iets zeggen buiten de microfoon.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik begreep zojuist dat de heer Koopmans tot de slotconclusie van zijn bijdrage was gekomen. Ik heb goed geluisterd naar wat hij zei, met name naar zijn opmerking dat het CDA landbouw heel belangrijk vindt en staat voor de boerenstand. Ik moet hem nageven dat het landbouwbeleid de afgelopen decennia inderdaad gedomineerd is door het CDA. Het CDA heeft een grote invloed gehad. De VVD blaast een leuk deuntje mee, maar het is het CDA dat bepaalt. In dit kabinet heeft het CDA ook de PVV echt in zijn zak op het punt van de veehouderij. Het CDA heeft dus een enorme invloed op de landbouw. Hoe verklaart de heer Koopmans dan dat, terwijl hij zegt dat het CDA staat voor het belang van de landbouw, boeren volgens de peilingen massaal weglopen bij het CDA? Voor zover er nog boeren zijn althans.

De heer Koopmans (CDA):

Uit peilingen van bijvoorbeeld Boerderij en het Agrarisch Dagblad blijkt dat een groot deel van de boerenstand nog steeds op het CDA stemt. En ik ben ervan overtuigd dat dit aantal na mijn bijdrage van vanavond weer gestegen is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat denkt het CDA wel vaker en dan blijkt uit de peilingen toch vaak het tegendeel. Dan ziet het er toch niet zo heel gezond uit. Maar zou het CDA minder populair worden onder boeren omdat elke week zes boeren moeten stoppen, juist vanwege decennialang CDA-beleid? Zou het misschien ook komen door wat mijn collega van de SP heeft gezegd, namelijk dat 84% van de boeren een heel ander beleid voorstaat dan het CDA, dat maar naar megalomane projecten wil?

De heer Koopmans (CDA):

Van de 974 boeren die gereageerd hebben op de enquête van de SP heeft 84% gezegd zich zorgen te maken. Dat delen wij. Wij maken ons ook zorgen. Daarom hebben wij ook opmerkingen gemaakt over het deel dat de sector zelf aan marge kan binnenhalen. Daar hebben wij ook zorgen over. Wij hebben ook zorgen over de regelgeving die op boeren afkomt. Daar hebben we ook vaak opmerkingen over gemaakt. Maar om daarmee de conclusie te trekken dat de woorden die u zojuist 45 minuten lang over de boerenstand heeft geuit, een oplossing zouden zijn … Die zijn echt niet als een soort warme deken over de sector gegaan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter, …

De voorzitter:

Nee, zo gaan we het niet doen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Koopmans lokt mij uit, voorzitter.

De voorzitter:

Dan heb ik spijt dat ik u eerder heb laten spreken, want u kent de heer Koopmans. Mevrouw Wiegman heeft het woord.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik hoop dat u mij toestaat om twee onderwerpen bij de heer Koopmans aan de orde te stellen. Misschien is het overzichtelijk om ze even afzonderlijk te doen. Ik was verrast dat de heer Koopmans al klaar was. Ik heb een vraag over een amendement en een vraag over natuurbeheer.

Ik begin met natuurbeheer. Ik heb begrepen dat het CDA met de ChristenUnie blij is dat er eindelijk geld beschikbaar is voor de riettelers in de Weerribben. Ik ben erg blij met dat bericht, dat ik vandaag las. Daar blijkt uit: beheer vraagt soms meer. Ik zag tot mijn grote vreugde ook een gezamenlijk amendement van de heer Koopmans en mevrouw Jacobi over de schaapskuddes. Soms vraagt het gewoon wat meer. Ik ben dus benieuwd wat we verder nog van het CDA mogen verwachten om het grote financiële gat voor beheer van bestaande natuur te vullen. Het is toch 90 mln. waar we nog tegen aanhikken.

De heer Koopmans (CDA):

Dat is een terechte vraag van collega Wiegman. Beheer vraagt soms meer, vandaar mijn amendement samen met mevrouw Jacobi over de schaapskuddes. Daarom hebben wij ook de ChristenUnie-fractie gesteund en is mijn collega Van Hijum voorop gegaan om de staatssecretaris ertoe te bewegen om op het punt van de riettelers een extra stap te zetten. Daarom heb ik ook zelf een amendement ingediend om bijvoorbeeld op het punt van "groen en doen" 2 mld. ter beschikking te stellen voor vrijwilligersorganisaties die daadwerkelijk in het beheer aan de gang zijn, van jeugdorganisaties tot clubs die planten vlinders tellen. Dus niet "groen en praten", zoals we in dit land al genoeg doen, of "groen en beleid", zoals we te veel hebben. Nee, wij willen 2 mln. ter beschikking stellen voor "groen en doen". Ik hoop, en ik zie het al aan haar ogen, dat mevrouw Wiegman dat zal steunen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Daar zal ik later nog op ingaan. We hebben 2 mln., we hebben een paar duizend euro voor de schaapskuddes en we hebben 1,1 mln. voor de riettelers in de Weerribben, maar dat is nog geen 90 mln. We moeten nog een behoorlijk gat dichten. Ik verwacht dus eigenlijk van het CDA dat het met wat grover geschut voor de dag zal komen.

De heer Koopmans (CDA):

De vier voorstellen die ik in het debat over decentralisatie van het natuurakkoord heb gedaan, zijn echt waardevol. Het gaat over vele miljoenen die in de ogen van de CDA-fractie in de komende periode – het betreft met name de periode waarin het echt ingewikkeld wordt, namelijk na 2014 – een belangrijke rol moeten spelen. Ik maak hierbij dan ook van de gelegenheid gebruik om de staatssecretaris te vragen of hij ons al kan vertellen wat het gesprek met het IPO heeft opgeleverd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik kom op mijn tweede vraag en die gaat over het amendement "groen en doen". Laat ik vooropstellen dat het me goed doet dat het CDA bij natuur wel oog voor vrijwilligers heeft. Bij gezondheidszorg deinst het CDA er namelijk niet voor terug om het budget van gehandicaptenorganisaties en organisaties voor chronisch zieken drastisch te korten of zelfs volkomen weg te vagen. Ik vraag mij echter het volgende af. Kunnen ook organisaties als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten gebruikmaken van het geld dat het CDA beschikbaar wil stellen? Bij die organisaties zijn namelijk ook heel veel vrijwilligers actief. Ik heb net even op de vacaturesite van Staatsbosbeheer gekeken. Staatsbosbeheer zoekt nog iemand voor heidebeheer in het Zwolse Bos. Het betreft ook natuureducatie; het geven van natuur- en erfgoedlessen in Rouveen. Kunnen deze organisaties ook van de regeling gebruikmaken?

De heer Koopmans (CDA):

In het debat dat wij over Staatsbosbeheer hebben gevoerd – dat was een stevig debat – heb ik Staatsbosbeheer al geprezen voor het in ruime mate gebruikmaken van vrijwilligers. Ik moet mevrouw Wiegman op dit punt echter teleurstellen, want het amendement is niet meteen bedoeld voor staatsorganisaties of staatsgeoriënteerde organisaties. Nee, ik zie het liever wat ruimer dan alleen maar voor de meer traditionele organisaties die op het gebied van natuurbeheer een belangrijke rol vervullen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het gaat mij zeker om de ruimte. Daarom was ik benieuwd of ook de vrijwilligers van Staatsbosbeheer gebruik kunnen maken van de desbetreffende regeling. Wij maken toch hopelijk geen onderscheid tussen vrijwilligers? Of is de regeling echt exclusief voor landschapsbeheer bedoeld? Als dat zo is, ben ik heel benieuwd wat landschapsbeheer wel heeft op het gebied van vrijwilligersbeleid, maar dat bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of een christelijke organisatie als A Rocha daarbij niet hebben.

De heer Koopmans (CDA):

Die laatste organisatie klinkt mij heel sympathiek in de oren. Het amendement is bedoeld voor een nieuwe regeling van twee jaar. Daarmee willen wij geld investeren in groepen die bijvoorbeeld tellen, plukken, de vogelkers weghalen en noem maar op. Het amendement is niet bedoeld om via een zijlijntje weer geld naar Staatsbosbeheer te sluizen. Het gaat om een nieuwe subsidieregeling. Je kunt ook denken aan jeugdorganisaties die vinden dat zij door daadwerkelijk iets doen een belangrijke rol in het natuurbeheer kunnen spelen. Nogmaals, het doel van dit amendement is niet praten en beleid, maar doen!

Voorzitter. Ik rond af met een vraag voor de staatssecretaris en met het maken van een slotopmerking. Waarom is in deze begroting de afschrijvingstermijn voor gebouwen en verbouwingen vijf tot tien jaar, in tegenstelling tot hetgeen in de begroting van BZK is uiteengezet?

De CDA-fractie is van mening dat de Nederlandse land- en tuinbouw de moeite waard is om voor te blijven vechten in een veranderde wereld; duurzaamheid als stip op de horizon binnen een Europees speelveld. Wij hopen dat dit debat, deze begroting en de wijze waarop staatssecretaris Bleker daar in het komende jaar mee omgaat, daar een bijdrage aan kunnen leveren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. In een dichtbevolkt land moet je zeer creatief met de ruimte omgaan. Wat D66 betreft is er ruimte voor groen en voor ondernemen. Voor D66 zijn boeren ondernemers en is een boerenbedrijf vooreerst een bedrijf. D66 ziet de boer dan ook het liefst als ondernemer in een volwassen en toekomstgerichte sector. Dat betekent ook dat je bedrijf failliet kan gaan. Maar wij zien vooral kansen, kansen op een bloeiend bedrijf met meer aandacht voor milieu, dier en natuur. Wat moet het kabinet doen? Maak van de boer weer een echte ondernemer. Beloon voorlopers, maak een kwaliteitssprong en vergroen de eigen gereedschapskist.

Ten eerste, maak van de boer een ondernemer. We moeten sectoren niet structureel voor meer dan 50% van het inkomen steunen, want dan heb je het niet over ondernemers maar over ambtenaren. Wat D66 betreft zetten we Europese inkomenssubsidiekraan dan ook niet open voor sectoren die deze subsidies tot nu toe niet ontvingen, want dat leidt tot meer afhankelijkheden in plaats van zekerheden. Er zijn 400.000 ha waarvoor nu geen steun wordt ontvangen, maar waar toeslagrechten op zouden kunnen komen. De adviesraden adviseren ons het tegenovergestelde. Zij zeggen dat de landbouw juist onafhankelijk moet worden.

Ten tweede, beloon voorlopers en maak een kwaliteitssprong. Vroeger was de Nederlandse tomaat in Duitse supermarkten berucht als waterig en smakeloos, maar nu verdienen tuinders een goede boterham aan Tasty Tom. Niet voor niets zet de glastuinbouw, een voorloper, expliciet in op kwaliteit. Dat staat mijn fractie voor ogen, ook voor andere sectoren. Concurreer op kwaliteit, niet op schaalgrootte. Daar ligt de kans. Win waarde met nieuwe concepten in plaats van de oude werkwijze eindeloos op te schalen. Gebruik waar mogelijk geld uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid om dat te stimuleren. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij zich zal inzetten voor een soort artikel 68, zoals we dat nu hebben in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar wat nu niet meer is opgenomen in de plannen van de Commissie? Zoiets is broodnodig voor vergroening.

Maar laten we ook onze eigen gereedschapskist vergroenen en deze aanvullen. Daarbij denk ik aan de rode diesel, aan de Programmatische Aanpak Stikstof, aan de Garantstelling landbouw. Bij elkaar zijn ze goed voor ruim 150 mln. aan overheidsuitgaven. Het betreft dus stevig gereedschap, maar wel een beetje bot. Wat zien we graag gebeuren? Moderniseer de rode diesel. Het is toch eigenlijk te gek voor woorden dat je als boer op dit moment gestraft zou worden als je iets anders dan diesel wilt gebruiken? Ik heb begrepen dat er in de Verenigde Staten alternatieven bestaan. Kan de staatssecretaris komend jaar onderzoeken of er een mogelijkheid is om de rode diesel, die lastenneutraal is voor de sector, technologieneutraal te maken, desnoods via een pilot? Geef ruimte bij de PAS, met voorrang aan boeren die investeren in een groene toekomst, in ieder geval de komende zes jaar, waarvan de staatssecretaris zegt dat hij verwacht dat er een tekort aan uitbreidingsruimte is. Beperk de landbouwgarantstelling tot investeringen in duurzame concepten. Of het nu over kassen, stallen of een nieuwe tractor gaat, kiezen voor duurzaamheid moet meer lonen dan doorgaan op de oude weg. Trek met het instrument vergroening naar een hoger plan. Naast het moderniseren van wat we hebben, zijn er ook nieuwe instrumenten nodig. In dat kader noemde ik al artikel 68. Maar kijk ook of er andere manieren zijn om de drempel weg te nemen voor ondernemers om de kwaliteitssprong te maken. Kijk bijvoorbeeld met partijen uit de markt en met deelnemers aan het Convenant Duurzame Voeding hoe de overstap naar biologisch sneller rendeert. Nu moet een boer twee jaar lang al investeren voordat hij wat terugkrijgt op zijn rendement. Dat blijkt een grote drempel.

Ten slotte. Met een snel gegroeid marktaandeel van 6% is het sterrensysteem voor vlees van de Dierenbescherming een succes dat echt naar meer smaakt. Ook bij zuivel en rookworsten zou de consument moeten kunnen kiezen voor meer diervriendelijkheid, zelfs als hun portemonnee het toelaat om maar een klein stapje te doen. Is de staatssecretaris bereid om de betrokken partijen de ruimte te geven voor opschaling en uitbreiding, zodat straks ook scharrelmelk en diervriendelijke rookworst herkenbaar in de schappen liggen en zodat de boer dus ook een hogere prijs voor zijn product kan krijgen. Ik heb een amendement op dit punt ingediend. Ik heb gemerkt dat ik door veel collega's daarin gesteund wordt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil graag een reactie van mevrouw Van Veldhoven op het volgende. Ik heb een interview met haar gelezen waarin zij zegt: een megastal kan wel als hij bijvoorbeeld drie sterren heeft. Dan denken wij aan biologisch. Frank Dales heeft daarover een mooie column geschreven in het Agrarisch Dagblad van deze week. De Dierenbescherming verklaart dat zij nooit een sterrensysteem zal toepassen op megastallen. Hoe verhoudt zich dit tot de ambitie van D66 om megastallen met een driesterrenkeurmerk eventueel wel toe te staan?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als de Dierenbescherming meewerkt aan een keurmerk, is het aan de Dierenbescherming om te bepalen waarop zij dat toepast. Dat lijkt mij heel helder.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Is mevrouw Van Veldhoven het eens met de gedachtegang van de Dierenbescherming dat je heel erg moet oppassen met de schaalgrootte? Je kunt niet pretenderen dat je een megastal kunt hebben met een driesterrendierenwelzijnsniveau. Dat zou je dus ook nooit moeten ambiëren.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

D66 gaat er niet vanuit dat een dier per definitie slechter af is in een grote stal of beter af is in een kleine stal. Wij kijken naar werkelijk dierenwelzijn. Dan kijken wij naar dierenwelzijn, het effect op het milieu, het effect op de volksgezondheid en het effect op ruimtelijke ordening. Ruimtelijke ordening ligt primair bij de provincie, maar bij de drie andere aspecten sturen wij op het effect en niet alleen op de vorm. Dat lijkt mij uiteindelijk een manier waarmee het dier het meest geholpen is.

Ik kom op de natuur. In intensieve debatten hebben wij met de staatssecretaris gesproken over het natuurakkoord. Het akkoord dat de staatssecretaris op tafel heeft gelegd, is op een aantal punten onduidelijk en heeft een aantal grote financiële gaten. Mede op ons verzoek heeft de staatssecretaris toegezegd met de provincies een sideletter te zullen opstellen. Ik neem aan dat hij in de debatten duidelijk gehoord heeft waar de pijnpunten zitten. Wat leggen de provincies precies in? Waarvoor zijn zij exact aansprakelijk? Mag het Oostvaarderswold doorgaan en, zo ja, wie betaalt dat? Waar komt het extra geld voor de Hedwigepolder vandaan? De drie financiële gaten zijn nog lastiger. Het onderhoud van de bestaande natuur is een Kamerbrede zorg. Daar is nu echt onvoldoende geld voor. De motie-Pechtold c.s. en de motie-Dijkgraaf c.s. zijn op dit punt glashelder: laat de bestaande natuur niet verslonzen en zorg dat doel en middelen in evenwicht zijn. Mijn fractie werkt aan een amendement op dit punt.

Hydrologie is essentieel voor de kwaliteit, aldus het Planbureau voor de Leefomgeving. Met een geschatte rekening van ongeveer 30 mln. per jaar heeft het akkoord echt een serieus gat. Voor de kwaliteit van de natuur moet dit linksom of rechtsom worden opgelost.

Wij hebben nog geen zicht op een kosteneffectieve inzet bij de grondverkoop. Hoe voorkomen wij potverteren? Hoe maken wij zo snel mogelijk meters voor de natuur? Hoe halen wij het tempo dat de staatssecretaris belooft?

Ten slotte de relatie met de natuurwet. Welke extra beheerkosten levert de verlaagde bescherming op?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik heb een voorstel gedaan voor een groene infrastructuur bij een ander ministerie, zodat makkelijker koppelingen kunnen worden gelegd naar het omgevingsrecht, naar water enzovoorts. Wat vindt D66 van dit voorstel?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik vind het een heel interessant voorstel. Het gaat mij erom dat wij de bescherming van de natuur zo effectief mogelijk vormgeven. Wij leggen heel duidelijke links met water en waterkwaliteit. De bezuinigingen op de Kaderrichtlijn Water zijn voor mijn fractie een groot punt van zorg. Ook die kunnen de kosten extra doen toenemen. Het risico van onvoldoende beheer wordt nog eens extra vergroot. Ik kijk er met heel veel positieve gevoelens naar en zal het in mijn fractie bespreken.

Een definitief akkoord is wat ons betreft niet aan de orde voordat de eerdergenoemde punten heel erg helder zijn. Ik kan het mij zomaar voorstellen dat wij daarbij over de jaargrens heen gaan. Samen met collega Snijder van de VVD ben ik voorstander van het handhaven van de status van groot project, totdat er een werkelijk definitief akkoord is en de Kamer over een eventueel aangevuld akkoord heeft kunnen spreken.

Geld is schaars, maar ook een politieke keuze. 130 km/u? 150 mln. Hedwigepolder? 75 mln. tot 150 mln. Een robuust en breed gedragen natuurakkoord? Onbetaalbaar.

Ik zou graag een amendement indienen op de Hedwigepolder maar ik kan nergens terugvinden hoeveel dat nu precies extra gaat kosten, buiten de 35 mln., en waar die middelen dan staan. Ik zou de staatssecretaris ook willen vragen om ons een update te geven van hoe het nu staat met het aanvullende onderzoek waar de Europese Commissie om heeft gevraagd.

Vervolgens nog een paar woorden over onze Caraïbische natuur. Veel groene uitdagingen zijn een gedeelde Caraïbische opgave, zo blijkt ook uit het IUCN-rapport. Kan Nederland in de volgende Rijksministerraad voorstellen om met de andere landen van het Koninkrijk te gaan werken aan een gezamenlijke groene Caraïbische agenda richting de duurzaamheidstop in Rio volgend jaar aan de hand van het IUCN-rapport?

En dan het relevante detail. Bonaire is beloofd dat het natuurgebied daar een nationaal park zou worden. Die status is van groot belang voor het aantrekken van toeristen uit het buitenland en daarmee voor de financiering van die zo kwetsbare natuur op die eilanden die nu ook tot de Nederlandse natuur behoort. Door de staatkundige omwenteling ligt deze belofte nu op het bordje van de staatssecretaris. Kan hij die in 2012 inlossen?

Tot slot. Wie klein is, moet niet bij de pakken neerzitten maar slim inspelen op de kansen die de wereld biedt. D66 doet daartoe concrete voorstellen. Ik zie de antwoorden van de staatssecretaris dan ook met interesse tegemoet.

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Laat ik deze begrotingsbehandeling beginnen met een onderwerp waarmee de mailboxen van ondergetekende en collega Graus volgelopen zijn, te weten de nieuwe Natuurwet. Door de nieuwe Natuurwet lijkt het erop dat dieren die niet van oorsprong in Nederland horen zomaar afgeschoten mogen gaan worden. Laat duidelijk zijn dat de PVV het noodzakelijk vindt dat dieren die een gevaar zijn voor de bevolking, zoals de ganzen bij Schiphol, plaats moeten maken voor veiligheid, en dat er beleid is om inheemse dieren te beschermen, moge ook klip-en-klaar zijn, maar dieren die geen problemen veroorzaken behoeven niet pardoes te rekenen op een lading hagel. Een ontsnapte wallabie of een wasbeer moet op wat meer coulance kunnen rekenen. De staatssecretaris heeft in het programma Moraalridders aangegeven dat hij kritiek op zijn Natuurwet ter harte zal nemen. Inmiddels heeft hij ook aangekondigd dat de smient weer van de jachtlijst is afgehaald. Hartstikke mooi, maar hoe zit dat met de andere onschuldige dieren? Hoe zit het met de stelling van de Stichting AAP dat ze ontsnapte dieren zoals de kolonie Pallas' eekhoorns in het Limburgse Weert al jaren wil vangen maar dat ze van het ministerie te horen kreeg dat dit niet hoefde? Is dat niet een manier van te laat ingrijpen? Hoe zit het met de tweede stelling van de stichting AAP dat de handel in exotische dieren maar niet wordt aangepakt? Zit daar niet het probleem?

Er wordt flink bezuinigd op natuurbeleid. In een tijd dat de broekriem stevig moet worden aangehaald, snapt de PVV dat ook. Jarenlang is ingezet op kopen, kopen en nog eens kopen van gronden ten bate van de aanleg van nieuwe natuur. Het feest der natuurecologen kon niet op. Graven, meten, ontwikkelen en plannen was het devies van de bureaunatuurdesigners. En het slachtoffer van al dit geontwerp waren de beste landbeheerders, de boeren. Het wapen van de natuurbrigade: onteigenen. Zo lopen in het Oostvaarderswold maar liefst 35 bedrijven de kans om hun deuren te moeten sluiten, gewoon omdat de provincie Flevoland een klap van een windmolen gehad schijnt te hebben. De PVV ziet graag dat onteigenen van boeren ten bate van de creatie van nieuwe natuur aan banden wordt gelegd en in de toekomst wordt voorkomen. Kan de staatssecretaris mij dat toezeggen? Als hij toch aan het toezeggen is geslagen: kan hij meteen garanderen dat er geen eurocent rijkssubsidie richting de realisatie van het Oostvaarderswold gaat?

In mijn allereerste spreektekst in dit huis begon ik mijn verzet tegen de ontpoldering van de Hedwigepolder. En niet enkel mijn fractie verzette zich hiertegen, ook de Zeeuwen laten hard en massaal klinken: ontpolderen nee. De staatssecretaris kwam tot de conclusie dat de Hedwigepolder ongeschonden moest blijven, wat nog meer Europese bemoeizucht tot gevolg had. Wij staan pal achter de staatssecretaris. Er is een alternatief gevonden voor de Hedwigepolder en daarmee basta.

De heer Van Gerven (SP):

Dit is toch wel een wat merkwaardige vertoning van de PVV als het gaat om het Oostvaarderswold. Er is in 2008 door de voormalige minister Verburg gezegd: u moet als de wiedeweerga dat Oostvaarderswold ontwikkelen, in 2014 moet het klaar zijn, u moet daar ten minste 200 mln. of nog meer in stoppen om dat te realiseren en u kunt rekenen op de garantie van de overheid. Is het ook in de filosofie van de PVV niet een voorbeeld van betrouwbaar bestuur dat waar die afspraken gemaakt zijn, ook al zit er intussen een nieuw kabinet, die ook nagekomen moeten worden?

De heer De Mos (PVV):

Ik wil de heer Van Gerven wel meenemen naar de huidige economische staat van het land en misschien wel van de wereld. Misschien moet hij eens naar het journaal kijken of de kranten lezen, dan weet hij dat het vijf voor twaalf is. De euro staat op omvallen. De tering moet naar de nering worden gezet. Er moeten dus andere keuzes worden gemaakt. Die keuze ligt nu niet bij het Oostvaarderswold.

De heer Van Gerven (SP):

Dat er een crisis is, dat klopt, maar dan moet de PVV eens iets gaan doen aan de villasubsidie en stoppen met het subsidiëren van miljonairs in plaats van de natuur af te breken. Mijn punt is dat het vorige kabinet keiharde afspraken heeft gemaakt met de provincie Flevoland, die geen cent te makken heeft, dat zij het Oostvaarderswold zouden realiseren en dat de overheid garant zou staan voor een aantal investeringen. Nu is het voor twee derde klaar, er is voor 200 mln. aan investeringen gedaan, en dan geeft staatssecretaris Bleker niet thuis, met de PVV in zijn kielzog. Dat is toch onbehoorlijk bestuur? Even los van de crisis, want het is op te lossen door andere politieke keuzes te maken, is mijn vraag of de PVV ook vindt dat het onbehoorlijk bestuur is, als er keiharde verplichtingen liggen, juridisch, enzovoorts, die moeten worden nagekomen.

De heer De Mos (PVV):

In de vraagstelling zat eigenlijk al het antwoord van de heer Van Gerven. Hoe kunnen we nu, als het vijf voor twaalf is, even los van de crisis denken? Er is nieuw beleid, en dat is decentralisatie. Nogmaals, de tering moet naar de nering worden gezet. De broekriem moet worden aangehaald. De heer Van Gerven moet eens ophouden met te doen alsof er geen natuur is. Het is nog nooit zo goed gegaan met de natuur in Nederland. Het is volop genieten. Recreëren, werken, van natuur genieten, dat kan allemaal in Nederland. Die zwart-witverhalen van de heer Van Gerven landen bij de PVV niet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Twee heel eenvoudige vragen aan de heer De Mos. Als hij tegen ontpolderen is, waarom steunt hij dan wel de ontpoldering van een andere Zeeuwse polder? Als we de tering naar de nering moeten zetten en de broekriem moeten aanhalen, waarom steunt hij dan het voornemen van dit kabinet om 75 tot wellicht 150 mln. door de Westerschelde te spoelen?

De heer De Mos (PVV):

De heer De Mos is volksvertegenwoordiger en luistert naar de roep van de Zeeuwen. De roep van de Zeeuwen is massaal "nee" tegen de Hedwigepolder. Het ontpolderen doet in Zeeland in het geheel pijn. We zijn in principe helemaal geen voorstander van ontpolderen, maar we hebben deze natuurcompensatie nu eenmaal toegezegd. Dit is een alternatief dat wij omarmen. We hopen dat dit de laatste keer is, dat klopt als een bus. De PVV ziet dat niet zitten en de boeren in Zeeland ook niet.

De voorzitter:

En de tweede vraag?

De heer De Mos (PVV):

De tweede vraag ging over de kosten. De PVV is altijd klip-en-klaar geweest over de Hedwigepolder en over Natura 2000, een Europees gedrocht, dat moeten wij niet doen. Ik geloof dat D66 daar een voorstander van is en men ziet de ellende.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kan niet anders dan constateren dat de PVV helemaal niet principieel staat tegenover ontpolderen en ook niet tegenover Natura 2000. Zij helpen dit juist mogelijk maken, op een andere manier, maar zij werken mee aan een oplossing en zijn zelfs bereid om daar in deze moeilijke tijden 75 tot 150 mln. extra aan uit te geven, want het ontpolderen van de Hedwigepolder, ook een polder, kost 75 tot 150 mln. minder. Waarom wil de PVV zo graag zoveel geld extra uittrekken voor Natura 2000?

De heer De Mos (PVV):

Nogmaals, de PVV vindt het echt absurd dat goede landbouwgrond in tijden van voedselschaarste, dat moet de linkse partijen aanspreken, onder water wordt gezet. Het is een bloody shame dat dit gebeurt. Dat gebeurt nu niet met dit alternatief en daar is de PVV erg blij mee.

Voorzitter. Om dit soort malle natuurcompensatie in de toekomst te voorkomen, want er zal beslist nog een verdieping van de Westerschelde volgen, wil ik graag dat Nederland uitspreekt dat natuurcompensatie in welke vorm dan ook voor nu en in de toekomst uit den boze is. Kan de staatssecretaris mij deze garantie geven? Het is de boeren een lief ding waard.

Natuurlijk is de natuur de PVV ook een lief ding waard. Het beheer van de bestaande natuurgebieden moet dan ook worden voortgezet. Om wat extra centjes te genereren kwam de PVV onlangs met het voorstel om de drie grote terreinbeherende organisaties, Natuurmonumenten, de landschappen en Staatsbosbeheer, samen te voegen. Met het wegnemen van de verschillende bestuursfuncties en door efficiënter te werken kan het bezuinigde deel terugvloeien naar het beheer van de bestaande natuur. Hierbij herhaal ik dit verzoek.

In de EU zijn vele richtlijnen die beogen waterkwaliteit te verbeteren. Dat is mooi, maar de drie bestaande zijn naar onze mening te veel: de Nitraatrichtlijn uit 1991, de Kaderrichtlijn Water uit 2001 en de Grondwaterrichtlijn uit 2006. De laatste twee maken de eerste, de Nitraatrichtlijn, overbodig. Bovendien is de laatste richtlijn een doorn in het oog van de Nederlandse boer, want die richtlijn houdt onder andere geen rekening met het hergebruik van mineralen uit drijfmest, negatieve milieueffecten van traditionele kunstmestproductie, behoud van bodemvruchtbaarheid en regionale verschillen in bijvoorbeeld weer, grondsoort en productieniveau. Daarom vraag ik de staatssecretaris of hij zich hard kan maken voor het afschaffen van de Nitraatrichtlijn. De boeren zijn blij met hem, maar hij kan hen nog blijer maken.

We kennen allemaal de gevolgen van de EHEC-crisis, die de glasgroenteteelt keihard heeft geraakt. Deze teeltbedrijven hebben een schade van 230 mln. en de handelsbedrijven hebben een schade van 85 mln. Inmiddels is vanuit Brussel 25,5 mln. vergoed. Vorige week trok Brussel 45 mln. extra uit voor heel Europa, maar Nederland krijgt slechts een klein deel. Hoe kan dat, wetende dat Nederland in de maanden van de EHEC-crisis marktleider was?

Tot zover mijn eerste termijn. Voorts zijn wij van mening dat de enige "De Mos-stolp" wordt aangelegd rondom huize Van Gerven.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb een paar jaar geleden gewaarschuwd dat het water niet te schoon moet worden. In het Noord-Hollands Dagblad van 18 november stond: "Vis kan niet meer leven in het IJsselmeer". Volgens beroepsvisser Gerrit Schilder uit Volendam is het water te doorzichtig als gevolg van natuurmaatregelen; het bevat geen spat voedingsstof meer en alle fosfaten zijn eruit. Ik heb er echt voor gewaarschuwd dat het water niet te schoon moet worden. Ik verzoek de staatssecretaris om zo spoedig mogelijk een fosfaattest uit te laten voeren, onafhankelijker dan door IMARES, want IMARES heeft zijn rol gehad. Bovendien doet IMARES geen onderzoek naar de oorzaken of gevolgen. Dat is lekker gemakkelijk als je wel altijd een oordeel over iets hebt op kosten van de belastingbetaler. Ik wil dus dat een onafhankelijkere partij dan IMARES een fosfaattest gaat doen en de positieve en negatieve effecten van fosfaat op de visstand gaat vaststellen.

Wij pleiten altijd voor een heel groot en goed dierenwelzijn, maar ook voor waardering voor boeren, tuinders en vissers. De retailers en verwerkende bedrijven stellen steeds hogere eisen aan de producten die worden geleverd. Boeren en tuinders zorgen voor kwalitatief goed en veilig voedsel en beheren een groot deel van het Nederlandse landschap. Dat is iets om trots op te zijn, want zij hebben dat goed gedaan. Vóór al die nare Europese bemoeienissen deden zij dat nog veel beter, want toen konden zij dat ook veel beter doen. Hun inzet voor verbetering, ook van het dierenwelzijn, komt echter niet altijd terug in een eerlijke prijs voor boeren, vissers en tuinders. Daarom vraagt onze fractie of er ruimte kan worden gecreëerd in de mededingingsregels. Dat is dus een verzoek aan de staatssecretaris: wil hij als machtige persoon aan tafel gaan zitten met die grote retailers en verwerkende bedrijven, die veel te veel winst pakken ten koste van onze boeren, tuinders en vissers? Hij kan hier vast iets aan doen en hij heeft hier vast een mening over.

Emissienormen en dierenwelzijn zijn ook wel eens tegenstrijdig. Extra inzet op dierenwelzijn leidt in de meeste gevallen tot hogere emissienormen. Zo krijgen bijvoorbeeld melkveehouders die eigen melk verwerken, te maken met extra regeldruk; wij zijn voor belonen in plaats van bestraffen. Die mensen moeten niet bestraft, maar beloond worden. Let wel: we willen de controles niet afschaffen, maar zij moeten wel proportioneel zijn. Melkveehouders die eigen melk verwerken, krijgen een controle van het Centrale Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel. Zij krijgen ook bemonstering, milieudiensten, mestcontrole en ga zo maar verder. Ik verwijs ook naar reeds aangenomen moties-Graus ten behoeve van die lastenverlichting. Ik had het daar al over in het minidebatje met de heer Koopmans. De PVV is gekomen met "één regel erbij, twee regels eraf". In plaats van 25% willen wij het liefst naar 50% lastenverlichting. Nederland is steeds het beste kindje van de klas, over de rug van onze boeren, tuinders en vissers.

We willen ook klip-en-klaar hebben welke koppen van Europese wetten en regels kunnen worden gehaald. Daarbij gaat het niet om dierenwelzijn – dat heeft met fatsoen te maken; dat zeg ik via de voorzitter tegen de heer Koopmans – maar er kunnen echt heel veel koppen af worden gehaald. Onlangs vertelde een Eurocommissaris mij dat Nederland het zichzelf veel te moeilijk maakt. Terwijl de Belgen door de EU aangewezen gebieden globaal vastleggen met een passer, voert Nederland dit tot op de millimeter nauwkeurig uit.

Voorts wil ik de regering verzoeken om te komen tot heldere toetsingskaders inzake de opgelegde verplichtingen, want de boeren en de vissers snappen er vaak niets meer van. Die mensen moeten niet bezig zijn met het ontleden van allerlei moeilijke brieven en wet- en regelgeving. Laat hen met hun werk bezig zijn en zorg ervoor dat het allemaal simpeler wordt.

Onze vissers worden al jarenlang gefrustreerd door de EU en natuur- en milieuorganisaties, maar ook door visstropers. Daarover wil ik nu wat zeggen. Ik heb al veel moties over dit onderwerp ingediend om te bereiken dat er meer groene boa's worden ingezet, maar die zijn er nu. Wij hebben lang moeten wachten op de dierenpolitie, maar binnen een paar jaar is er een leger ridders van 400 man sterk. Zij kunnen worden ingezet voor de opsporing en handhaving van stroperij en ook visstroperij. Iedereen die Een Vandaag maandagavond heeft gezien, zal begrijpen dat ik de algehele stroperij bedoel. Dat willen meerdere partijen, want ook de SGP heeft dit al eens gesteund.

Het overgrote deel van onze veetransporteurs is gecertificeerd en staat welwillend tegenover de verbetering van diertransporten. Het zijn de Nederlandse freeriders en vaak ook buitenlandse transporteurs die keer op keer in opspraak komen door ontoelaatbare vormen van dierenmishandeling. De PVV wil dat de welwillende gecertificeerde bedrijven worden beloond; zij kunnen vaak met minder controles toe. De hufters moeten juist vaker worden gecontroleerd en er moeten zwaardere sancties worden opgelegd. Dit moet niet alleen gebeuren met het oog op het dierenwelzijn, waarom het mij primair te doen is, maar zeker ook om tot een gelijk speelveld te komen voor de mensen die zich wel netjes aan de regels houden.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dat er veel misgaat met de veetransporten, is wel duidelijk, maar beseft de heer Graus dat het aantal veetransporten alleen maar toeneemt door het beleid van dit kabinet dat leidt tot schaalvergroting omdat Nederland als exportland moet concurreren op wereldschaal?

De heer Graus (PVV):

Al sinds 2006 staat in ons verkiezingsprogramma dat wij het liefst willen komen tot een gecontroleerde afbouw van de bio-industrie. Wij hebben er echter altijd eerlijk bij gezegd dat de bio-industrie wordt bepaald door een wereldwijd aankoopgedrag. De PVV heeft er wel voor gezorgd dat een alarmnummer voor dieren in het leven is geroepen – 144 Red een dier – en een dierenpolitie en dat er zwaardere straffen worden opgelegd voor boeren en transporteurs die dieren mishandelen en zich niet aan de eisen en normen van het dierenwelzijnsbeleid houden. Daaraan kunnen wij wel iets doen en dat hebben wij dan ook gedaan. Wij hebben dit binnen een paar jaar bewerkstelligd. Zelf eet ik geen vlees meer na alle ellende die ik heb gezien in de bio-industrie. Dat doe ik er persoonlijk aan. Het is echter onmogelijk dat ik als parlementariër, de PVV als partij, of de staatssecretaris van Nederland een einde maakt aan de bio-industrie, aan de toenemende veetransporten en het opstapelen van dieren. Aan het laatste kunnen wij misschien wel wat doen en daar doelde de heer El Fassed op. Daarom wil ik dat de dierenpolitie gaat helpen om de veetransporten beter te controleren en de hufters hard aan te pakken. Laat dat duidelijk zijn.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dat is mij duidelijk. De heer Graus zegt dat het hem in de prijs zit. Als wij boeren werkelijk willen steunen, dan moeten de kosten worden doorberekend in de prijs. Daarvoor hebben boeren marktmacht voor nodig; zij moeten in coöperatieverband hun onderhandelingspositie kunnen verstevigen. Is de heer Graus het met mij eens dat de staatssecretaris naar Brussel moet om dat te gaan regelen?

De heer Graus (PVV):

Ik heb dat ook wel eens in voorgaande jaren aan minister Verburg gevraagd. Let wel, wij vragen ook aan de staatssecretaris om daar te gaan praten opdat de boeren wat meer marge krijgen. Nu pakken alle retailers, de machtige mensen en verwerkende bedrijven, de boeren. Een eitje heeft in de afgelopen twintig jaar niets meer opgeleverd voor de boer. Daar zit hem ook de crux. Dat ben ik met de heer El Fassed eens. De mensen moeten echter ook bereid zijn om meer te betalen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zeker. Ik heb het verkiezingsprogramma van de PVV erbij gehaald. Daarin staat onder het kopje Kiezen voor dieren, boeren en vissers een aantal oplossingen opgesomd, waaronder onverdoofd ritueel slachten verbieden, maar ook: de bio-industrie op langere termijn afbouwen. Dat wordt dus door de PVV als een oplossing gezien en die wordt ook zo aan de kiezers voorgelegd: dat gaat de PVV doen als zij in de Tweede Kamer zit. Nu heeft de heer Graus tot nu toe iedere keer gezegd: wij staan met de rug tegen de muur en wij kunnen niets doen, wij kunnen in Den Haag niet de bio-industrie geleidelijk afbouwen. Dan past dit toch niet echt in het verkiezingsprogramma, want dat belooft de PVV toch wel te gaan doen. Maar goed. De heer Graus zegt dat hij dit niet kan doen, maar wij kunnen er wel voor zorgen dat uitbouw van de bio-industrie wordt voorkomen. Als de PVV voor een geleidelijke afbouw is, kan die partij op zijn minst zeggen: tot hier en niet verder. We zien die megastallen als paddenstoelen uit de grond schieten. Ik wil van meneer Graus weten waarom de PVV niet nee zegt tegen megastallen, samen met alle andere partijen tegen bio-industrie.

De heer Graus (PVV):

Mevrouw Thieme weet dat wij enkele maanden geleden zelfs een motie hebben gesteund voor een moratorium op de bouw van megastallen. Alleen begint de vraag te worden: wat zijn megastallen? Ik wil het debat hierover niet overdoen, want vorige week hebben we hierover urenlang gedebatteerd. Ik heb dat toen exact en kraakhelder uitgelegd. Iedere kijker die nu denkt "die Graus wil niet met de billen bloot" stel ik voor om het verslag van het AO over intensieve veehouderij van vorige week te bekijken. Ik vind niet dat we nu dit debat moeten overdoen, ik heb dat toen klip-en-klaar uitgelegd. Toen zat u te kijken als een botsautootje en heeft u die vragen niet gesteld, dus blijkbaar was u het toen wel eens met mijn verdediging. Maar nu onder het toeziend oog van acht camera's...

De voorzitter:

Graag via de voorzitter.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Even voor de mensen die het anders niet meer begrijpen: ik kreeg van de voorzitter in het debat over de megastallen toen het woord niet meer. Inderdaad gaan we dat debat niet opnieuw doen. Maar ik vind het wel opmerkelijk dat de PVV, bij monde van de heer Graus, zelfs over de uitbreiding van de bio-industrie zegt dat we daar niets aan kunnen doen. En dat terwijl we de staatssecretaris wel degelijk kunnen vragen om de provincies onmiddellijk te laten stoppen met die megastallen. Daar kan gewoon een wettelijke regeling voor komen. Ik begrijp niet waarom de PVV daar niet haar handtekening onder zet.

De heer Graus (PVV):

Landelijk hebben wij dit altijd gezegd. Maar enkele provincies zijn autonoom, ook voor de PVV. Er wordt altijd gezegd dat de PVV alles vanuit Den Haag wil regeren, maar je ziet dat dit niet zo is. Die provincies hebben autonomie. U kunt mij, als volksvertegenwoordiger in Den Haag, hier dus niet op pakken. Dat zijn heel andere fracties, waarop ik ook niet altijd invloed heb. Ik hoop dat u daar ooit ook meer mee te maken zult krijgen. Ik heb altijd gezegd, ook in het AO, dat bij de megastallen voor ons het dierenwelzijn bovenaan staat, evenals diergezondheid, volksgezondheid en het maatschappelijk draagvlak, dat vaak ontbreekt. Wij zijn er echt tegen, laat dat duidelijk zijn. We zijn bovendien voor de kleinere familie- en gezinsbedrijven. Alleen valt het aantal dieren van die kleinere familie- en gezinsbedrijven – daar zijn lijstjes van – in uw ogen wel heel vaak onder "megastallen". Vandaar dat ik u vraag: wat verstaat u onder een "megastal"? Je hebt megastallen in de ogen van mevrouw Thieme, maar ook in de ogen van wetenschappers en andere mensen.

De voorzitter:

Ik laat uw tijd weer lopen.

De heer Graus (PVV):

Een heel belangrijk nieuw punt, waar volgens mij de hele Kamer heel blij mee zal zijn. 28 november verscheen een bericht op NOS Teletekst over kindermishandeling: "Bij meldingen van kindermishandeling gaan artsen, jeugdzorg en justitie voortaan samen onderzoek doen en een plan van aanpak opstellen". Er staat dat er een Actieplan aanpak kindermishandeling komt van de ministers van Volksgezondheid en van Veiligheid en Justitie. Ik stel deze staatssecretaris van dierenwelzijn – en dat is een eervolle benaming – voor om hieraan ook de dierenartsen en dierenpolitie te koppelen. Uit een onderzoek van de Universiteit Utrecht, van Marie-José Enders-Slegers, is gebleken dat 30 à 40% van de gevallen van huiselijk geweld samenhangt met dierenmishandeling. Daar is dus een link: 30 à 40% van de gevallen! Ik stel voor om deze meldingen aan elkaar te koppelen, zodat het spreekwoordelijke kalf niet hoeft te verdrinken. Dit wil zeggen dat huisartsen, jeugdzorg, justitie en dierenpolitie kunnen worden ondersteund door de gekoppelde bestanden en meldingsstructuren van dierenartsen. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit heel belangrijke punt.

Ik wil eindigen met het volgende. Sinds twee weken kan iemand die dierenmishandeling ziet, of dierverwaarlozing, of een gewond dier op straat, of een gewonde ree in de bossen, of hufterigheden in slachterijen, bellen: 144 Red een dier! Laat dit iedereen heel duidelijk zijn.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. De geachte afgevaardigde van de PVV is erg voor het redden van dieren. Zijn betoog roept bij mij associaties op met een hond die blaft. Dat vond ik altijd niet zo erg als ze maar niet beten. Ik vind echter dat de heer Graus niet alleen moet blaffen maar ook bijten, en doorbijten. De heer Graus blaft bijvoorbeeld wel maar bijt niet als het gaat over de intensieve veehouderij en de megastallen, maar daar ga ik nu niet verder op door. Dat doe ik wel op twee andere punten. Ten eerste de doorfok van dieren. Vindt hij ook dat die doorfok en de tentoonstellingen van die dieren moeten stoppen? Ten tweede het fokken van konijnen. Babykonijntjes krijgen 48 uur geen eten. Vindt hij dat net als de SP verwerpelijk en wil hij samen met ons optrekken om dat onmogelijk te maken?

De heer Graus (PVV):

Ik blaf inderdaad regelmatig. Ik ben een labrador, maar ik heb wel veel bereikt. Ik heb meer bereikt dan veel mensen die ook nog bij bijten. Kijk eens wat ik allemaal heb bereikt: zwaardere straffen voor dierenbeulen, alarmnummer 144 Red een dier, de dierenpolitie.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, even …

De heer Graus (PVV):

Met alle respect, mijnheer Van Gerven, maar u zult dat de komende jaren niet meer meemaken.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, even de vragen beantwoorden.

De heer Graus (PVV):

Sorry, ik zal even teruggaan naar de vragen. De heer Van Gerven vroeg naar het fokken. Dit staat in het regeerakkoord, dus zelfs het CDA en de VVD zijn het ermee eens dat dit moet worden aangepakt.

De voorzitter:

En de babykonijntjes?

De heer Graus (PVV):

Ik denk dat de heer Van Gerven doelt op hufterigheden bij broodfokkers. Daar zijn wij uiteraard faliekant op tegen. Tegen dat soort zaken willen wij de dierenpolitie en de zwaardere straffen inzetten. Ook het CDA en de VVD willen de broodfokkers aanpakken; dat staat in het regeerakkoord.

De voorzitter:

En de babykonijntjes?

De heer Graus (PVV):

De babykonijntjes zijn een resultaat daarvan. Zo gaat dat. Als je fokt, dan komen er babykonijntjes.

De voorzitter:

Ik zit er niet zo goed in.

De heer Van Gerven (SP):

Als een labrador blaft …

De voorzitter:

Daar krijg je toch geen konijntjes van?

De heer Van Gerven (SP):

Daar krijg je inderdaad geen babykonijntjes van, maar dat was ook niet de conclusie van mijn betoog. Ik houd ook van labradors.

(hilariteit)

De voorzitter:

Het is goed zo; we gaan weer door.

De heer Van Gerven (SP):

Ik houd van labradors die toch doorbijten, zeg ik tegen de geachte afgevaardigde van de PVV. Mijn vraag aan hem was of hij de SP wil steunen bij het indienen van moties om een einde te maken aan die doorfok en die afschuwelijke tentoonstellingen van inteeltdieren. Verder heb ik gevraagd naar de babykonijntjes op fokkerijen die 48 uur geen eten krijgen. Daar moeten we een eind aan maken.

De heer Graus (PVV):

Zoals ik al heb gezegd: het staat in het regeerakkoord. Ook het CDA en de VVD staan er dus achter en de staatssecretaris heeft toegezegd om dit soort vormen van broodfokkerij aan te pakken. Als dat soort moties wordt ingediend, lijkt het misschien alsof we er niet sympathiek tegenover staan, maar we gaan natuurlijk geen onzinnige moties steunen die al in het regeerakkoord staan. Dat is namelijk werken voor de bühne, zeg ik tegen de heer Van Gerven.

De voorzitter:

U had volgens mij al afgerond.

De heer Graus (PVV):

Sorry voorzitter, maar ik werd een labrador genoemd die niet bijt. Er wordt wel eens gezegd dat ik bijt, maar ik ben uiteindelijk best een lieve labrador hoor.

De voorzitter:

Ik zeg maar niets meer; dat lijkt me het allerbeste. Het woord is aan de heer El Fassed.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Even een Blekertje doen; hij kwam vandaag al voorbij. Kent u die uitdrukking? Ferme taal uitslaan en je vervolgens in U-bochten te wringen om het later weer recht te breien. Deze staatssecretaris kan dat bij uitstek. Met oogkleppen op doordraven zonder te zien dat tijden zijn veranderd. Met zijn handen op zijn oren omdat hij niet wil horen wat mensen die er verstand van hebben, te zeggen hebben. Ach, experts, wat weten die er nu van? Zo lijkt hij te denken. Ik ben geen natuurbarbaar, zegt hij, terwijl hij blufpoker speelt met mens en natuur. Hij bestuurt als een ouderwetse regent. Wij zijn allemaal gek geworden, behalve de staatssecretaris. Daarom zit het CDA zo in de lift tegenwoordig. Deze staatssecretaris zegt het goed voor te hebben met de boeren in Nederland, maar hij vergist zich. Afgelopen weekend was ik bij mijn schoonfamilie in Noord-Brabant. Ooit was het CDA groot in deze provincie, maar het aantal boeren wordt steeds kleiner. Boeren in Noord-Brabant en elders voelen zich alsof hun het mes op de keel wordt gezet. Zij worden gedwongen, te kiezen tussen schaalvergroting of stoppen. Megastallen zijn de doodsteek voor boeren. Schaalvergroting leidt tot grote risico's voor de volksgezondheid, het dierenwelzijn en het milieu. Met de groei van megastallen leggen boerengezinsbedrijven, het traditionele hart van het CDA, het loodje. Deze boeren en deze gezinsbedrijven verdienen onze steun. Zij behoren een gezonde boterham te verdienen, zonder dat het CDA en de VVD hun schaalvergroting opdringen.

Het aantal boerenbedrijven in Nederland neemt met bijna zes per dag af. Het aantal is met 28% gedaald ten opzichte van het aantal van tien jaar geleden. Ondertussen waren het CDA-ministers die op het ministerie van Landbouw de scepter zwaaiden. De kosten voor boeren stijgen. Boerenbedrijven worden met torenhoge schulden opgezadeld, terwijl de prijs die zij voor hun producten ontvangen, laag blijft. Nu ontvangen boeren soms maar een tiende van de prijs die in de winkel wordt gevraagd. Waar het verschil blijft, is volstrekt onduidelijk. Kan de staatssecretaris in kaart brengen wat de winstmarges van alle schakels in de voedselketen zijn? Kan hij dat inzicht op korte termijn met de Kamer delen?

Een boer heeft als producent en aanbieder nauwelijks een onderhandelingspositie tegenover de verwerkende industrie en de grote supermarkten. Doorberekening van verduurzaming in de prijs van producten wordt simpelweg niet geaccepteerd. Boeren hebben daarom marktmacht nodig, zodat zij een eerlijke prijs kunnen krijgen. Zij mogen niet de dupe worden van ondoorzichtige prijsafspraken van supermarktketens. De positie van boerenbedrijven wordt sterker als duidelijk is hoeveel winst tussenhandelaars en supermarktketens op een product maken. Transparantie en eerlijke concurrentie zorgen bovendien voor een duurzamere voedselketen. GroenLinks wil dat boeren in staat worden gesteld, in coöperatieverband prijsonderhandelingen te voeren met supermarkten en met de industrie. Gaat de staatssecretaris zich daarvoor inzetten, of vindt hij dat boeren voldoende marktmacht hebben? Als hij boerenbedrijven echt wil steunen, moet hij nationale dan wel Europese regelgeving aanpassen. Is hij daartoe bereid?

Afgelopen week is al gesproken over de doodlopende kabinetsvisie op megastallen.

De heer Koopmans (CDA):

Na deze tranentrekkende introductie van GroenLinks vraag ik collega El Fassed het volgende, gelet op de enorme betrokkenheid die hij nu toont bij het boereninkomen: stopt GroenLinks nu ook met het "bashen" van het GLB? Door dat bashen worden boeren elke keer enorm beperkt in hun inkomen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik kom zo meteen te spreken over het GLB. Daarvoor hebben wij uitstekende plannen. Niet het afschaffen van het GLB, maar een transitie ervan.

De heer Koopmans (CDA):

Betekent dit dat GroenLinks voortaan het huidige budget van het GLB wil handhaven?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Nee, voorzitter, het huidige budget is veel te hoog en kan prima lager.

De voorzitter:

Het gaat nu over het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie.

De heer Koopmans (CDA):

Inderdaad. Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat het krokodillentranen zijn waarmee de heer El Fassed de zaal bestookt. Hij gaat gewoon fors korten op de subsidies voor boeren en daarmee op hun inkomen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Uiteindelijk wil je natuurlijk dat een bedrijf het redt zonder subsidie, maar dat is nog niet het geval. Daarom is het fantastisch dat wij het GLB hebben, om de transitie mogelijk te maken.

De voorzitter:

Even voor de kijkers en luisteraars: GLB staat voor gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie.

Het woord is aan mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik had zojuist een interruptiedebatje met D66 over de mogelijkheid om een megastal te hebben met drie sterren, volgens de indeling van de Dierenbescherming. Dat is volstrekt onrealistisch, want het betekent dat een megastal zou moeten bestaan met vrije uitloop, maar dat kan helemaal niet. Is GroenLinks het met mij eens dat je die kant ook niet op zou moeten? Dat je naar grote megastallen zou moeten met de illusie dat die dan drie sterren zou kunnen krijgen?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Mevrouw Thieme weet net zo goed als ik dat de handtekening van GroenLinks onder een motie staat voor het moratorium op megastallen. Voor ons is het haarfijn waar die grens ligt als het gaat om de grootte van megastallen. Om u op uw wenken te bedienen: wij zijn bezig met een voorstel voor een wet op de vrije uitloop.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is goed om te horen. Ik zie de behandeling daarvan graag tegemoet. Juist omdat je schaalvergroting ziet en straks de dierrechten en de melkquota worden afgeschaft, zullen wij een toename van de veestapel zien. Is GroenLinks met de Partij voor de Dieren van mening dat wij echt toe moeten naar een inkrimping van de veestapel en dat je dus wel degelijk ook de discussie moet voeren over de vraag hoe veel dieren een boer nog maar kan houden?

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dat is uiteraard een heel belangrijke kwestie, want we zien natuurlijk dat voor de enorme export van Nederland, in Latijns-Amerika bossen worden gekapt voor de teelt van het veevoer. Dat is eigenlijk een heel rare situatie. De vraag is echter of je dit moet tegengaan met heel radicale stappen die waarschijnlijk niet haalbaar zijn. Je kunt ook proberen om op een heel realistische manier naar een transitie toe te werken. Daarmee zijn wij bezig.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer El Fassed (GroenLinks):

In Brabant sprak ik met boeren die zich in de schulden hebben gestoken en een megastal runnen. Als zij het echt voor het kiezen hadden, zouden zij helemaal niet kiezen voor deze veefabrieken, zo vertelden de boeren mij. Luistert de staatssecretaris wel goed naar deze boeren? Zij keren zich in rap tempo af van het CDA van Verhagen. GroenLinks kiest juist wel de zijde van de boerenbedrijven. GroenLinks wil geen intensieve veehouderij met megastallen, vervuiling en dierziekten. Bij dit alles is de boer troef: niet alleen voor voedselproductie, maar ook voor de natuur en het landschap.

Boeren kunnen een grote rol spelen bij decentrale energieopwekking. De salderingsgrens en de energiebelasting maken het nu nog niet aantrekkelijk voor boeren om hun staldaken te bedekken met zonnepanelen. Wat vindt de staatssecretaris van het optrekken van de salderingsgrens voor boeren van 5000 kWh naar 20.000 kWh? Zij kunnen dan duurzame energie leveren én een aanvulling op hun inkomen verwerven.

Na volgend jaar verandert het Europees landbouwbeleid. Ik sprak hierover al met de heer Koopmans. De hamvraag is natuurlijk: hoe? Laten we landbouw helemaal over aan de vrije markt of blijven we de Europese boeren inkomenssteun geven? GroenLinks kiest voor een derde weg. Dat is een weg waarbij de bijdragen aan de landbouw worden verbonden aan voorwaarden zoals verduurzaming, natuur- en landschapbeheer en dierenwelzijn.

De landbouwmarkt is verre van perfect. Een kwart van de landbouwgrond in de wereld is ernstig uitgeput, zo stelt de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. De huidige landbouw pleegt een aanslag op de bodem door een overschot aan mest en bestrijdingsmiddelen. De biodiversiteit wordt kleiner en kleiner. Grootschalig antibioticagebruik is een gevaar voor mens en dier. Dit vraagt om een duurzame aanpak. Het moet anders. Is de staatssecretaris dat met mij eens?

De grootste uitdaging voor moderne landbouw is om productie te verbeteren voor toekomstige generaties, tegelijkertijd duurzamer te produceren en het systeem eerlijker te maken voor de armste mensen in de wereld. Honger ontstaat immers niet door een gebrek aan productie, maar door een oneerlijke verdeling. Het huidige wereldwijde voedselsysteem hangt samen met grote ongelijkheden: verspilling van voedsel hier en honger daar. De speculatie op de markt van de agrarische grondstoffen kan stevige prijsschommelingen veroorzaken. Regulering van de speculatie met agrarische grondstoffenderivaten is daarom hoognodig. De regering moet zich sterk maken voor meer transparantie in de termijnenhandel in grondstoffen. Ik noem het registreren en controleren van handelaren op voedselmarkten, het direct koppelen van derivatenhandel aan de daadwerkelijke grondstoffen en een krachtig internationaal toezicht op deze handel. Graag hoor ik hierop een uitgebreide reactie van de staatssecretaris.

Waarom blijven wij in Nederland en Europa achter op de Verenigde Staten, waar limieten worden ingevoerd voor een reeks grondstoffenderivaten uit de groep landbouw, energie en metaal? Ondertussen stelt markttoegang tot Europa voor boeren uit ontwikkelingslanden weinig voor zolang zij moeten concurreren met gesubsidieerde Europese producten en ontwikkelingslanden gedwongen worden om hun markten open te stellen voor onze producten.

De jacht op natuur, de ree en het wilde zwijn is geopend. De staatssecretaris schaft de bescherming van zo'n 150 dieren- en plantensoorten af. Terwijl de Turkse kat en de Arabische volbloed wel worden gered door de dierenpolitie van de PVV, zijn typische Hollandse soorten als de egel en de rivierkreeft vogelvrij. Aanpak van dierenleed is belangrijk, maar de grens daarvan ligt wat mijn fractie betreft niet bij het hek van het erf.

Wij hebben in de afgelopen week lang gesproken over de natuur. Eén uitgangspunt is daarbij overeind gebleven voor de staatssecretaris, namelijk internationale doelen. Daarop is de staatssecretaris trots. Wil hij dat wij hem daarmee feliciteren? Mag je er tegenwoordig nog van uitgaan dat wij internationale afspraken nakomen, of staat met het huidige kabinet zelfs dat ter discussie?

Wij maken ons ernstig zorgen. Het kabinet decentraliseert het natuurbeleid, maar met te weinig middelen. Als provincies hun nek uitsteken, zoals Flevoland doet, en alternatieve middelen vinden om decentraal gewenste natuur mogelijk te maken, zoals Oostvaarderswold, wordt op een kinderachtige manier het zelfstandig bestuursorgaan Staatsbosbeheer teruggefloten. Flevoland is een rechtszaak begonnen tegen het Rijk om ervoor te zorgen dat het Rijk afspraken uit het verleden nakomt. Dat kan toch niet? Hoe gaat de staatssecretaris dit buiten de rechtszaal om oplossen? Wat wil hij nu eigenlijk? Wil hij decentraliseren of wil hij dat niet? Hoeveel vrijheid krijgen de provincies daarbij?

De Groningse fractievoorzitters van GroenLinks, de Partij van de Arbeid en D66 hebben vandaag een open brief aan de staatssecretaris gestuurd. Het ziet ernaar uit dat zij het akkoord niet gaan tekenen. Als één provincie tegenstemt, is er geen akkoord. Wat gaat de staatssecretaris doen? De onderhandelingen heropenen? Een noodwet uitvaardigen? Houdt hij nog steeds vol dat er draagvlak is voor zijn beleid? Ik krijg graag een reactie op de Groningse brief. De GroenLinks-fractie hoopt in elk geval dat een mogelijk nee een voorbeeld is voor alle Provinciale Staten in Nederland. Met machtsvertoon decentraliseren is voor deze staatssecretaris zelfs niet genoeg. Als klap op de vuurpijl komt de staatssecretaris met een nieuwe natuurwet. In plaats van te streven naar effectieve, efficiënte en eenvoudige regelgeving, waar wij op zich niets tegen hebben, grijpt dit kabinet deze wet aan om de bescherming van veel natuurwaarden genadeloos te schrappen. Heeft de staatssecretaris bij het ontwerp van zijn wetsvoorstel vooral gekeken naar de eenvoud in plaats van naar de effectiviteit? De staatssecretaris gaat de natuur te lijf met de kettingzaag. Het enige wat hem nog kan weerhouden, zijn internationale regels. Hoe rijmt hij dit met de internationale doelen voor biodiversiteit? Gelooft hij er zelf nog wel in dat die doelen op deze manier gehaald worden? Hoe ziet hij dat voor zich?

De staatssecretaris denkt dat boeren de natuur zelf kunnen beheren. Hij duwt natuurbeschermingsorganisaties ver van zich af. Wat vindt de staatssecretaris van het idee dat op tafel ligt, om ontvangers van Europese landbouwsubsidies te verplichten om 7% van hun grond in te richten en te beheren als natuur? GroenLinks vindt dat een uitstekend plan.

Dit beleid is slecht voor Nederland. Het is slecht voor boeren, slecht voor de natuur en slecht voor mens en dier. Natuur wegbezuinigen met de gedachte dat natuur een luxeproduct is, getuigt niet alleen van arrogantie, maar ook van kortzichtigheid. De staatssecretaris ziet niet dat er in het land weinig draagvlak is voor zijn plannen. Dat dit kabinet barmhartigheid al had weggedaan, was mij met het asielbeleid wel duidelijk, maar het CDA zet als het zo doorgaat ook het rentmeesterschap bij het grofvuil. Dit kabinet heeft geen oog voor de toekomst, mijn fractie wel. Ik roep de staatssecretaris voor een laatste keer op om de toekomstbestendigheid van zijn plannen te controleren. Wij zullen met een amendement komen om het budget voor het natuurbeleid met 150 mln. structureel te verhogen. Wij bereiden samen met de Partij van de Arbeid en D66 een wetsvoorstel voor dat "Mooi Nederland" gaat heten. Dat is niet het Nederland van asfalt en beton, maar het Hollandse landschap, dat met dit kabinet verdwijnt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Stel je voor dat je een enorm landhuis en een enorm landgoed tot je beschikking krijgt van een familielid, om tijdelijk te beheren. Je krijgt alles in beheer en mag er naar eigen goeddunken gebruik van maken. Je mag ervoor zorgen, erin wonen of wat dan ook. Wat doe je dan? Zo goed als je kunt ervoor zorgen, lijkt me. Misschien kun je niet alles en waarschijnlijk doe je niet alles goed, maar zo goed als je kunt, draag je er zorg voor. Onze situatie in deze wereld is te vergelijken met dit voorbeeld. Wij mensen hebben van God het beheer gekregen over zijn schepping.

Dit voorbeeld heb ik niet van mezelf. Ik hoorde het laatst van een predikant, naar aanleiding van de actie "Hoop voor de schepping". Onder die noemer zijn christelijke organisaties op 5 november, de Natuurwerkdag, aan het werk gegaan in de natuur. Ik mocht het startschot geven op een zorgboerderij, een prachtige plek, waar zorg voor mensen, dieren en natuur samenvallen.

Hoop voor schepping. Dat is voor mij ook het vertrekpunt voor deze begroting. Tegen dat licht wil ik de inzet van de staatssecretaris beoordelen. Getuigt zijn inzet van "zorg voor de aarde", de nieuwe CDA-formulering voor rentmeesterschap?

Dit najaar zou het najaar van Bleker moeten worden. Veel beloftes zouden tot wasdom komen. Maar wat is de realiteit? De Programmatische Aanpak Stikstof? Nog niet gezien. Bestuursakkoord natuur? Nog niet beklonken. Natuur- en milieueducatie? De visie is uitgesteld. In plaats van duidelijkheid is er voortdurende onduidelijkheid voor boeren, natuurorganisaties en lokale overheden. Natuur? Nu even niet, zegt de staatssecretaris eigenlijk. In de crisistijd moeten we prioriteiten stellen. Dan komt natuur weleens achteraan, zei hij vanochtend op de radio. Hoezo zorg voor de aarde? Juist in crisistijd is het van belang om zorgvuldig om te gaan met wat kwetsbaar is. Onevenredig bezuinigen op natuur past daar niet bij. Zelfs waar provincies zelf verantwoordelijkheid nemen voor al eerder gemaakte afspraken en de financiering daarvoor van buitenaf aantrekken, trekt de staatssecretaris zich terug. Zelfs de rechter moet eraan te pas komen. Donderdag weten we meer.

Ik kom vandaag zelf maar met voorstellen in het kader van rentmeesterschap, om te beginnen de zorgboerderij. De toekomst hiervan is onzeker nu het persoonsgebonden budget wordt aangepast. Het voortbestaan van zorgboerderijen is voor zowel cliënten als boeren van groot belang evenals voor de leefbaarheid van het platteland. Is de staatssecretaris bereid, zorgboerderijen waar mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door certificering die leidt tot het contracteren van zorg?

Dan de tuinbouwsector. Afgelopen weken ben ik regelmatig in Noord-Holland op werkbezoek geweest, onder andere bij Enza Zaden Nederland en Agriboard Noord-Holland Noord. Recentelijk is een motie aangenomen om Agriboard Noord-Holland Noord de status van greenport te geven. Ik vraag om een snelle opvolging van deze motie. Het is voor deze regio namelijk van groot belang dat deze greenport zich kan ontwikkelen. Ook versterking van het onderwijs is essentieel. Concreet betekent dit agrarisch onderwijs op het vmbo en het mbo, voldoende vakleraren en samenwerking tussen bedrijfsleven en hogescholen. Ik krijg hier graag een reactie op, evenals op het overleg dat loopt.

In het verlengde hiervan vraag ik aandacht voor het Actieplan Roos. De rozenteelt kampt met een aantal problemen. Door de sector is een actieplan ontwikkeld voor duurzame productie met toekomst. Ondersteuning is gewenst om deze slag mogelijk te maken. Allereerst is dit voor de toepassing in de kassen zelf van onderzoek en nieuwe technieken. Op dit punt heb ik een amendement ingediend. Daarnaast is er ook een goed middelenpakket nodig en inzet op Europese harmonisatie. Ik krijg graag een reactie op het actieplan.

Ik ga van de tuinbouw naar de financiële positie van land- en tuinbouwers in het algemeen. Daarbij zie ik één grote gemene deler, namelijk de scheve prijsverdeling in de keten en de boer die altijd aan het kortste eind trekt. De staatssecretaris erkent dat de situatie zorglijk is voor bijvoorbeeld de varkenshouders. Maar ook hier weer heeft hij een dubbele houding: hij heeft zorgen maar onderneemt geen actie. In 2020 zou al het vlees duurzaam moeten zijn, maar ik verwacht niet dat de staatssecretaris hiervoor zelf zijn stoel uitkomt. Zelfs waar betrokkenheid was, zoals in het convenant tussensegmenten of het Platform Verduurzaming Voedsel, trekt hij zich terug. Ik vind dit echt teleurstellend. Afgelopen week is er een breed overleg geweest met de NMa, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Ik ben erg benieuwd wat daar is uitgekomen. Kan de staatssecretaris in overleg met de NMa meer duidelijkheid geven aan de marktpartijen en maatschappelijke organisaties over de wettelijke ruimte en de NMa stimuleren om richtsnoeren voor de markt te ontwikkelen?

Dit sluit goed aan bij de inzet van de ChristenUnie voor eerlijke supermarkten. De noodzaak om met supermarkten een convenant te sluiten, zodat alle supermarkten voldoen aan minimale eisen blijft onverminderd groot. De bestaande maatregelen garanderen geen minimaal duurzaamheidsniveau, terwijl dat wel de vraag was in de motie-Voordewind. Hoe gaat de staatssecretaris echt zorgen voor uitvoering van deze motie?

Rentmeesterschap is meer dan goed beheer; het is ook vooruitkijken. Dat doe ik met de commissie-Van Doorn. Die stelt dat in 2020 50% van de veevoereiwitten uit Europa moeten komen. Dat is niet alleen duurzaam maar ook economisch heel verstandig nu Brazilië de soja-export veel meer op China gaat richten en de prijzen in Europa wel eens heel hard kunnen gaan stijgen. Eigen productie is dan al snel goed voor de portemonnee van de veehouder en verkleint de afhankelijkheid van import van buiten de Europese Unie. Daarom nu de ontwikkeling en veredeling van eiwitgewassen ter hand nemen voor teelt in Europa. Ik heb op dit punt een amendement ingediend.

Terug naar de natuur. Voor een aantal soorten is dringend actie vereist, met vrij eenvoudige maar gerichte maatregelen op korte termijn. Dat hoeft niet veel te kosten. Ook op dit punt heb ik een amendement ingediend. Ik ben blij met de oplossing die gevonden is voor de riettelers. Ik wilde staatssecretaris wel vragen hoe hij ervoor gaat zorgen dat private partijen meer betrokken worden bij de natuur. Hoe staat het bijvoorbeeld met de TEEB-studie die eind dit jaar zou verschijnen? Ik wil alvast één concreet voorstel doen. De productie van hout kan zonder inbreuk te doen op duurzaamheidsprincipes flink omhoog. Momenteel loont dat echter niet omdat het meteen een korting op subsidie betekent. Is de staatssecretaris bereid om dat te veranderen?

Voorzitter. Hoop voor de schepping. Aan de vruchten kent men de boom. Ik kijk uit naar de reactie van de staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Na de meest recente supermarktovername hebben inkooporganisaties nu 85% van de markt in handen. Kenners verwachten een nieuwe prijzenslag. Dat is goed nieuws voor de consument en slecht nieuws voor de agrarische ondernemer. Het is voor de SGP een laatste zetje in de rug om een belangrijk punt te maken van het mededingingsbeleid en de agrarische sector.

De kern van het probleem is de ongelijke machtspositie van de primaire producent ten opzichte van andere schakels in de keten. De druk van de maatschappij op de agrarische sector om te verduurzamen is groot, terwijl boeren een hogere kostprijs niet of nauwelijks kunnen doorberekenen. Essentieel is dan een goed mededingingsbeleid, dat het wel mogelijk maakt om noodzakelijke kosten terug te verdienen. De SGP vindt dat het kabinet meer kansen kan en moet benutten. De staatssecretaris verwijst in zijn recente brief over verduurzaming en mededinging op een rapport van SEO Economisch Onderzoek, waarin staat dat mededingingsregels niet dwarsliggen. Wat ons betreft is dat te kort door de bocht.

In de eerste plaats blijft een bestaand beleidsinstrument onderbelicht; professor Van der Meulen wijst daarop in het LEI-rapport over mededinging en transparantie. Het kabinet kan beleidsregels opstellen voor het functioneren van de NMa. Onze mededingingswet betrekt daarbij ook niet-economische belangen als milieu en dierenwelzijn. Daar is helaas nog niets mee gedaan. Het zou een deel van het grijze gebied in het mededingingsbeleid weg kunnen nemen. Wil de staatssecretaris met minister Verhagen werk maken van effectieve beleidsregels voor de NMa?

In de tweede plaats geeft het eveneens meegestuurde LEI-rapport aan dat veel ondernemers bij mist niet uitvaren, gegeven de risico's en kosten als ze teruggefloten worden. Des te belangrijker zijn duidelijkere beleidsregels.

In de derde plaats heeft SEO eerder geschreven dat ook een beperking van de mededinging welvaartsverhogend kan werken als die marktfalen corrigeert of doorgeslagen concurrentie tegengaat. Hardcore afspraken, zoals ze genoemd worden, worden nu zonder effectonderzoek afgewezen. Men kijkt naar de consumentenprijs of de burgerbelangen van de consument. SEO bekritiseert dat en wil graag een integrale afweging van voor- en nadelen. Een citaat: "Op dit moment worden gedragingen en afspraken te snel als mededingingsbeperking aangemerkt. Het lijkt ons verstandig om te erkennen dat de tweetrapsraket van artikel 81, lid 1 en lid 3, EG-verdrag in de praktijk niet werkt". Wel geven onderzoekers van de Universiteit Utrecht aan dat artikel 101 van het EU-verdrag nu ook al ruimte biedt voor mededingingsbeperkende maatregelen die publieke belangen dienen. Tot nu toe wordt daar zeer terughoudend mee omgesprongen, maar het beleid van de Europese Commissie is niet uitgekristalliseerd. Met politieke wil kan hier een slag gemaakt worden. Dat onderstreept het belang van heldere beleidsregels en het benutten van de ruimte die de NMa heeft.

Ik proef ruimte voor hervormingen. Wil de staatssecretaris die ruimte benutten? Concreet proef ik ruimte voor het mogelijk maken dat primaire producenten collectief afspraken maken met ketenpartijen over het doorberekenen van de meerprijs van bovenwettelijke dierenwelzijns- en milieumaatregelen. Wil de staatssecretaris zich daarvoor inzetten? Ik doe een zestal daaraan gerelateerde voorstellen.

Eén. De Europese Commissie moet het voor alle agrarische sectoren mogelijk maken om producentenorganisaties op te richten, of coöperaties als producentenorganisaties te erkennen, tenzij zwaarwegende redenen daartegen pleiten. Nederland moet de geboden mogelijkheden vervolgens maximaal benutten.

Twee. De aardappelsector valt als een van de weinige sectoren merkwaardig genoeg buiten de GMO-verordening. Dat moet anders.

Drie. In crisissituaties, als sprake is van een onverwachte, sterke vraaguitval door toedoen van externe factoren, moet het mededingingsbeleid meer ruimte bieden voor het snel en adequaat maken van tijdelijke markt- en prijsafspraken. Ik verwijs naar de EHEC-crisis.

Vier. Private partijen moeten voluit de ruimte krijgen om als informatiemakelaar actuele prijs- en marktinformatie te verzamelen en te verspreiden. Datzelfde geldt voor prijsnoteringen. Sectororganisaties moeten ruimte krijgen om in dezen als regisseur op te treden.

Vijf. Het begrip "relevante markt" levert onduidelijkheid op. Hier moet een ruime interpretatie worden gehanteerd. Nu wordt te vaak simpelweg Nederland gekozen.

Zes. De positie van producentenorganisaties moet versterkt worden door hen ook voor niet-grensoverschrijdende handel en markten vrij te stellen van artikel 6.1 van de Mededingingswet.

Alle voorstellen kunnen hun weerslag krijgen in beleidsregels, in de Mededingingswet, in het Europese mededingingsrecht of in de GMO-verordening. Is de staatssecretaris bereid om dit in de komende tijd op te pakken?

De heer Koopmans (CDA):

Alle zes voorstellen zijn relevant en interessant. Ik vraag daarover het volgende aan de heer Dijkgraaf. Stel dat de regering onverhoopt niet bereid is om deze voorstellen over te nemen, wil de heer Dijkgraaf zijn voorstellen dan in een initiatiefwetsvoorstel opnemen? Hij zou daarvoor onze steun hebben.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat lijkt mij een interessante gedachte; een uitdaging die wij graag aangaan. Daarbij onderstreep ik graag de laatste zin van de heer Koopmans.

De heer Koopmans (CDA):

Het woord "onverhoopt" lijkt de heer Dijkgraaf ook te onderstrepen. Wij gaan er namelijk van uit dat zijn zes goede voorstellen door de regering worden overgenomen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik aarzelde een beetje in mijn antwoord. Als het een "last resort"-oplossing is, moeten wij dat vooral doen. Ik ga er echter helemaal van uit dat de staatssecretaris zegt: dit zijn prachtige mogelijkheden; wij hebben een veel groter ambtelijk apparaat en wij doen het gewoon.

Mevrouw de voorzitter. De staatssecretaris bezuinigt wel op praktijkonderzoek en innovatieregelingen, maar niet op kennisbasisonderzoek en wettelijke onderzoekstaken. Juist nu hebben boeren en vissers echter praktijkonderzoek en innovatieregelingen nodig om de maatschappelijk gewenste verduurzamingsslag te maken. Ik zeg: liever een extra proefstal of rondeelstal dan een extra rapport. Ik overweeg hierover een amendement in te dienen. Wil de staatssecretaris concreet aangeven waarom een verschuiving van budget van kennisbasisonderzoek en wettelijke onderzoekstaken naar praktijkonderzoek en innovatieregelingen niet mogelijk zou zijn?

De SGP-fractie vraagt aandacht voor de beroepsvisserij. Die werd getroffen door het vangstverbod in gebieden met vervuilde waterbodems. De overheid heeft deze vervuilde rivierbodems jarenlang aan de beroepsvisserij verhuurd, maar zij heeft de vervuiling niet aangepakt. De staatssecretaris heeft de Kamer en de vissers toegezegd dat hij met een degelijke regeling komt, zonder een gouden randje. Wij zeggen dan: een man een man, een woord een woord.

De driesporenregeling voldoet niet en daarom heeft de Kamer per motie gevraagd om in ieder geval de totale financiële schade in kaart te brengen. Het bleef echter lang stil, totdat de staatssecretaris een paar weken geleden vissers ertoe opriep om zelf gegevens aan te leveren. Deze inschatting ligt inmiddels bij het ministerie. Wie schetst echter onze verbazing? In de recente Kamerbrief staat dat het ministerie gewoon zelf een inschatting heeft gemaakt en dat de inschatting van de vissers wordt genegeerd. Deze inschatting wijkt ook nog eens behoorlijk af, maar dat wordt niet uitgelegd. Ik vraag de staatssecretaris om een reactie hierop.

Ik vraag ook om een reactie op de brief van de Combinatie van Beroepsvissers die vandaag aan de Kamer en het ministerie is gestuurd. Erkent de staatssecretaris dat de driesporenregeling de vissers met een grote financiële strop laat zitten? Dat spoort toch niet met de toezeggingen? Ik vraag de staatssecretaris daarom om voor het algemeen overleg van volgende week met de beroepsvissers tot een vergelijk over de financiële schade te komen. Ik roep de staatssecretaris en de Kamer ertoe op om samen te zoeken naar ruimte voor een betere tegemoetkoming voor de getroffen beroepsvissers.

Nu wij het toch over vissers hebben, merk ik het volgende op. In juli is er een motie aangenomen waarin werd gevraagd een commissie voor de binnenvisserij in te stellen. Sindsdien is het ministerie hierover echter akelig stil gebleven, terwijl de tijd dringt. Wij vonden dat er snel actie moest worden ondernomen, omdat de vissers in een moeilijk parket zitten. Daarom vraag ik de staatssecretaris met klem om donderdag aan te geven hoe het met de commissie staat en wanneer wij de instelling daarvan kunnen verwachten.

Het kabinet bezuinigt stevig op het natuurbeleid. De SGP-fractie steunt de herijking van de ehs en de decentralisatie. Conform de motie-Dijkgraaf/Koopmans moet echter wel de match tussen opgaven, doelen en budgetten worden duidelijk gemaakt. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris er op korte termijn met de provincies uitkomt. Het zou mooi zijn als wij die uitkomst in het debat van donderdag kunnen meenemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Kinderen willen meer in en over de natuur leren, zo bleek laatst weer eens op de kinderklimaattop. Daar zou de staatssecretaris wat van kunnen leren. Hij laat namelijk steeds weten dat hij de Nederlandse natuur heel moeilijk vindt. Hij zegt dingen als: je moet er bijna voor gestudeerd hebben om in de Nederlandse natuur rond te kunnen lopen. Zou hij het echt moeilijk vinden, of doet hij maar alsof omdat het in een goede Romeinse traditie zo lekker werkt om een lelijk beeld op te roepen, een etiket te verzinnen waar iedereen een hekel aan heeft, "moeilijk, elitair", en dat dan te plakken op datgene waar je zelf een hekel aan hebt? Het meest waardevolle dat we hebben, de basis van al het leven, een onmisbare bron van ontspanning voor alle mensen in ons volle land, namelijk onze natuur, wordt besmeurd door de staatssecretaris die er verantwoordelijk voor is.

Zou hij haar echt moeilijk vinden? Ik denk eigenlijk van niet. Maar ik wil natuurlijk niets aan het toeval overlaten. Daarom heb ik wat plaatjes meegebracht. Ik heb ze al eerder laten zien. Ik weet nog dat de staatssecretaris daar heel erg boos over was. Het Planbureau voor de Leefomgeving had indertijd namelijk net de kabinetsplannen doorgerekend en gezegd dat allerlei kwetsbare soorten erop achteruit zouden gaan, zoals – ik laat nu de plaatjes zien – de scholekster, de grutto, een aantal vleermuizensoorten, muizensoorten, plantensoorten en vlindersoorten. De staatssecretaris was woest dat ik durfde te suggereren dat deze soorten weleens zouden kunnen uitsterven als gevolg van zijn beleid. Hij zei toen: 90% van de natuurdoelen die we hadden, hebben we straks gerealiseerd. Hij zei ook: ik ben ondernemer geweest, en als ik als ondernemer 90% van de doelen had gehaald, was ik dik tevreden.

Dat klinkt heel redelijk. Veel mensen zullen denken: ach ja, waarom bezuinigen we in tijden van bezuinigingen ook niet op de natuur? De staatssecretaris vertelt er niet bij dat alle ecologen over de verbindingszones, de 10% die hij niet doet, zeggen dat zij nou juist de fundamenten zijn, noodzakelijk om soorten in stand te houden. Je kunt 90% van je huis bouwen, maar als je geen fundament legt, heb je er helemaal niets aan. De staatssecretaris schrapt de verbindingszones. Ecosystemen zijn kwetsbaar, soorten hangen met elkaar samen. Ik zie dat de staatssecretaris van schrik een glas laat vallen. Misschien geeft dat hoop voor de impact van dit verhaal. Als er één soort uitsterft, heeft dat gevolgen voor de rest. Als hij dat moeilijk vindt, kunnen we het vergelijken met een kwartetspel. Raak je daar één kaartje uit kwijt, dan kun je het hele spel niet meer spelen. Een staatssecretaris die dat niet begrijpt, kunnen we toch niet de verantwoordelijkheid geven voor de Nederlandse belofte om het verlies aan dier- en plantensoorten te stoppen? Kan de staatssecretaris de Partij voor de Dieren ervan overtuigen dat hij wel weet hoe onze natuur in elkaar zit en dat hij zich voor zijn beleid niet baseert op de privémening van de boer bij hem om de hoek, die denkt dat het heel goed gaat met de grutto? Wij hebben er een hard hoofd in, maar we dagen hem uit.

De staatssecretaris wil alleen maar natuur doen die moet. Er is geen eigen ambitie, geen inzet voor het algemeen belang van de natuur voor ons land. Dat is op zichzelf al treurig genoeg. Maar als je je dan wilt beperken tot alleen de natuurafspraken die je internationaal hebt gemaakt, is het wel van groot belang dat je die afspraken ook kent. Ook in dit kader hebben we weinig hoop als we het afgelopen jaar bekijken. In de conceptnatuurwet werd de walvisjacht bijvoorbeeld weer mogelijk. Vorige week zei de staatssecretaris op televisie: tot 1998 was alles makkelijk, maar toen kwamen er Europese regels en werd de natuurbescherming ingewikkeld. Dat doet het ergste vermoeden. Kent de staatssecretaris dan niet het Verdrag van Bern en de Vogel- en Habitatrichtlijn met de Nederlandse handtekeningen eronder? Allemaal zijn ze uit de jaren zestig, jaren zeventig, jaren tachtig van de vorige eeuw. Dat betekent concreet dat voor gebieden als de Westerschelde, De Peel en de Eems al sinds 1992 een verslechteringsverbod geldt. Dat betekent dat Nederland de plicht heeft om ervoor te zorgen dat de natuurkwaliteit daar niet achteruitgaat. Kan de staatssecretaris in zijn termijn de Partij voor de Dieren er indringend van overtuigen dat hij wel degelijk weet waar hij het over heeft als het gaat over de natuur en de verplichtingen die Nederland internationaal is aangegaan? Het gaat om biodiversiteit en niet om de eigen verzonnen werkelijkheid van deze staatssecretaris. Een koe in de wei is ook natuur. Dat is een leuke uitspraak, maar gaan de internationale fora waartoe wij ons hebben verplicht, akkoord met die uitleg van natuur? Of zullen zij zeggen: beste Henk Bleker, het gaat natuurlijk wel om het in stand houden van plant- en diersoorten.

Het natuurakkoord tussen rijksoverheid en provincies is chantage. Staatssecretaris Bleker zegt tegen de provincies: luister eens, ik blijf vervuilen, ik blijf gewoon mijn gewoon mijn gang gaan, maar jij gaat mijn natuurdoelen halen, je mag niet weigeren, je krijgt onvoldoende geld om de natuurdoelen te realiseren en je mag geen nee zeggen. Ik heb daar vragen over, want de staatssecretaris doet alsof de natuurdoelen daarmee niet in gevaar komen. Als hij gewoon doorgaat met vervuilen en de provincies al of niet hun best doen, maakt dat niet uit, want in beide gevallen worden de natuurdoelen niet gehaald. De staatssecretaris kan niet tegen een provincie zeggen: en nu ga je luisteren, volgend jaar zijn de doelen gerealiseerd. Wat kan de staatssecretaris aan concrete machtsmiddelen overleggen om ervoor te zorgen dat provincies, als ze al instemmen, wat ik ze ernstig afraad, dat daadwerkelijk doen? Ik heb de staatssecretaris gevraagd of hij Limburg bijvoorbeeld het land uit kan zetten. Dat lijkt mij niet. Welke middelen heeft hij dan wel? Of is het weer een van de mistgordijnen die hij optrekt om te verhullen dat wij in ons land niets aan de natuur gaan doen?

Ik kom op de beheerplannen. De staatssecretaris heeft gedaan alsof het natuurbeleid beter wordt omdat wij nu gaan focussen op Natura 2000. Wat een lachertje! Die gebieden hadden eind vorig jaar allang aangewezen moeten zijn, en dat is niet eens gebeurd. Er is helemaal geen focus op Natura 2000. Er is ook geen Programmatische Aanpak Stikstof. Er zijn geen beheerplannen die uitvoerbaar lijken. Over die beheerplannen hebben wij nog wel een appeltje met de staatssecretaris te schillen. Wie gaat die kosten dragen? Wie gaat ervoor zorgen dat de ammoniakdepositie uit de veehouderij, maar ook van de snelwegen naar beneden gaat? Het kabinet heeft zijn handtekening gezet: wij gaan overal 130 km/u rijden en er komt meer ammoniak op de natuurgebieden. En dan? Als boeren worden gedwongen tot investeren om die ammoniakdepositie naar beneden te krijgen, wat gaat er dan gebeuren? Gaat de schatkist open of gaat LTO tegen boeren zeggen: en nu moet je de beurs nog eens extra trekken? Er wordt een verdere juridisering voorspeld in het kader van de natuurplannen van dit kabinet. Wie gaat dat aan de boeren vertellen?

De heer Koopmans (CDA):

Er staat in de begroting 39 mln. voor de PAS. Waar moet dat geld volgens de PvdD aan besteed worden? Deelt mevrouw Ouwehand onze opvatting dat die middelen geïnvesteerd moeten worden op het boerenerf?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, wij zouden die gelden graag gebruiken om de veestapel in te krimpen. Dat is de enige zinvolle investering om de ammoniakdepositie binnen houdbare proporties te krijgen.

De heer Koopmans (CDA):

Zou mevrouw Ouwehand dat eens willen laten uitrekenen? Waarmee is de ammoniakvermindering het grootst: met ons voorstel om het te investeren in luchtwassers of met haar eigen voorstel om het te besteden aan het verminderen van de veehouderij?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Partij voor de Dieren is graag voor totaaloplossingen waar iedereen wat aan heeft. Iedereen en dus niet alleen maar het CDA met zijn eigen electorale belangen. We willen dus dat er een veehouderij, een landbouw komt die houdbaar is in de toekomst. Dat betekent dat je niet voor 39 mln. een pleistertje gaat plakken op maar een van de uitwassen, namelijk een te grote ammoniakdepositie op kwetsbare natuur – de heer Koopmans weet heel goed hoe sterk de natuur daarvan te lijden heeft – als je daarmee al die andere problemen groter maakt of ongemoeid laat. De dieren kunnen nooit meer naar buiten. De invoer van soja stopt niet. De klimaatproblemen veranderen niet. Dus dat zijn heel dure euro's die daar naartoe gaan.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb gevraagd of mevrouw Ouwehand of het kabinet het kan uitrekenen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee. De heer Koopmans probeert het steeds, maar ik hoop dat steeds meer boeren – ik zie dat gelukkig wel gebeuren – in de gaten krijgen dat het een beleid is dat op de korte termijn, een week misschien, een oplossing biedt maar op de lange termijn helemaal niet. Aan dat beleid gaan we geen eurocent uitgeven. Het is niet effectief. Het is alleen maar bedoeld om nu de grootste problemen heel eventjes het hoofd te bieden en zelfs dat lukt niet. Dus als we euro's gaan uitgeven dan moet het voor iets zijn wat houdbaar is voor de toekomst. Dat is breder dan alleen maar nu even het ammoniakprobleem van de boeren oplossen. Dat gaat, zo voorspel ik en vele juristen met mij de heer Koopmans, ook helemaal niet lukken.

Voorzitter. Ik rond af. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris mans genoeg is om in zijn termijn eerlijk te zijn over de feiten over de natuur. En anders heeft hij een groot probleem met de Partij voor de Dieren.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We zien elkaar over dit onderwerp weer op donderdag.

Sluiting 21.58 uur.

Naar boven