8 Luchtkwaliteitsnormen

Aan de orde is het dertigledendebat over overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Burgers vertrouwen op de overheid voor hun gezondheid. Fijnstof in de lucht zie je niet, maar het maakt mensen wel ziek, mensen gaan er eerder aan dood. Het is op dit moment examentijd voor scholieren en zij horen een dezer dagen of zij gezakt of geslaagd zijn. Twee jaar geleden is Nederland gezakt voor het examen luchtkwaliteit. Nederlanders ademen al die tijd slechtere lucht in dan andere Europeanen. Graag hoor ik van de staatssecretaris waarom hij dat verantwoord vindt.

De regering heeft een herexamen gekregen en op 11 juni 2011 moest het voor elkaar zijn. Wij gingen dat doen op basis van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Dat blijkt een gammel kaartenhuis te zijn van slecht gemonitorde voornemens en van hele en halve maatregelen waarvan de effecten vaak te positief zijn ingeschat. Is de staatssecretaris bereid de gegevens die gebruikt worden om het model te voeden, te toetsen op reële aantallen auto's, de gemeten files en echte verkeerssnelheden? De lucht in Nederland is schoner geworden, maar lang niet snel genoeg. Vooral langs drukke wegen happen mensen ongezonde lucht. Kan de staatssecretaris onderbouwen waarom hij meent dat Nederland in juni overal aan de luchtkwaliteitsnormen voldoet? Zo nee, op hoeveel plekken worden de normen overschreden?

Onze staatssecretaris zorgt er niet voor dat onze bevolking snel zo min mogelijk gezondheidsrisico's loopt. Nee, zelfs bij het herexamen is het twijfelachtig of de staat het wel haalt. Om vervolgens de wind de schuld te geven, is een slecht excuus. Daarvoor heeft de regeling de 35 coulancedagen per jaar. Scholieren die zakken hebben vaak net gemikt op een 5,6 en hadden daarbij een beetje pech. De staatssecretaris hoopt, net als onze scholier, met handig rekenen de normen nog net te halen. Wat doen we als er na 11 juni nog 25 overschrijdingsdagen bijkomen? Wat doen we als blijkt dat op locaties de absolute jaarnorm van 40 microgram fijnstof per kubieke meter wordt overschreden? Wat doen we in 2012 als dat jaar op het jaar 2011 lijkt? Kan de staatssecretaris aangeven welke maatregelen hij achter de hand heeft om verdere overschrijdingen te voorkomen? Maatregelen die sowieso fijn zijn voor de gezondheid van Nederlanders en die helpen om de kosten in de zorg terug te dringen.

Zakken voor dit examen betekent hoge boetes van Europa en drastische maatregelen, zoals weer een bouwstop op nieuwbouwwijken. Wat verwacht de staatssecretaris van de Europese Commissie bij het overschrijden van de jarenlang uitgestelde normen? Wat is de maximumsanctie die Nederland kan krijgen? GroenLinks verwacht van deze staatssecretaris dat hij in het belang van kinderen met astma en ouderen met zwakke longen met minstens een dikke 8 wil slagen voor zijn herexamen, maar dan moet hij wel beter zijn best gaan doen!

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Vandaag hebben we het over fijnstof. Een aantal partijen wil het beleid ten aanzien van de luchtkwaliteitsnormen verscherpen. Er is de vurige hoop dat het gedrocht Europa wordt ingeschakeld om onze Joop op de vingers te tikken. Hoe meer milieuzones, hoe beter; heel Nederland economisch op slot. Wij willen dat niet.

Laat ik beginnen met wat feiten. De lucht is nog nooit zo schoon geweest en auto's zijn sinds 1970 met een factor 100 schoner geworden. Het MNP stelt dat de concentratie fijnstof sinds 1994 met 25% is afgenomen. Epidemiologische studies laten nooit meer dan een uiterst zwakke statistische correlatie zien tussen blootstelling aan fijnstof en volksgezondheid. Experimenten met vrijwilligers die worden blootgesteld aan fijnstofconcentraties die normale blootstelling verre overstijgen, laten nauwelijks verontrustende resultaten zien. Hoogleraar Hugo Priemus stelt dat Nederland zichzelf op slot zet door de koppeling van ruimtelijke ordening met fijnstofnormen. Ruim drie kwart van het fijnstof wordt veroorzaakt door weersomstandigheden. Als er al overschrijdingen van de norm plaatsvinden, dan hebben die voornamelijk te maken met weersschommelingen en niet met verkeer. Bij een flinke zeewind maken zoutkristalletjes al snel 20% van het fijnstof in Amsterdam uit, terwijl Amsterdam niet bij de kust ligt en er vrij veel verkeersbewegingen zijn in onze hoofdstad. Voor wie het nog niet wist: fijnstof bestaat voornamelijk uit pollen, zeezout en zand. Matthias Klingner, wie kent hem niet, van het Fraunhofen verkeersinstituut in Dresden, stelt dat de verkeersinvloed op fijnstof zo beperkt is dat het voor de luchtkwaliteit geen enkel meetbaar effect heeft. Hoe staat de staatssecretaris tegenover al deze feiten?

Ondanks alle feiten gaan wij onverdroten voort met auto- en ondernemersonvriendelijk beleid. Voorbeeld hiervan zijn de milieuzones. Zo kennen wij in mijn mooie stad Den Haag het verkeerscirculatieplan. Ondernemers in deze stad lijden 30 tot 50% omzetverlies door zo'n milieuzone. Sommigen hebben de deuren al moeten sluiten. Over zo'n klimaatverandering hoor je GroenLinks dan weer niet. Mensen die ook last ondervinden van milieuzones zijn werknemers binnen de circus- en kermisbranche. Deze ondernemers verplaatsen zich van oudsher veel, maar doordat zij weinig kilometers maken, hebben zij relatief oude voertuigen die een milieuzone niet in mogen. Kortom, milieuzone-ellende alom.

EVO, TLN en KNV stellen dat milieuzones gelijkstaan aan een hek om steden. Laat ondernemend Nederland alsjeblieft weer ademen, staatssecretaris. Maak Nederland milieuzonevrij.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ken de exacte afbakening van de milieuzone in Den Haag niet, maar het valt mij op dat er in deze stad een drietal straten zijn waar de concentraties jaar op jaar toenemen. Ik heb het dan over de Constant Rebecquestraat, de Bleriotlaan en de Amsterdamse Veerkade. Daar zijn forse stijgingen, al drie jaar op rij. Wat is de reactie van de heer De Mos daarop en wat gaat hij daaraan doen als bestuurder van deze stad?

De heer De Mos (PVV):

Tot mijn grote eer ben ik ook bestuurslid van deze stad. Dat klopt. Wat doet de PVV hieraan? In ieder geval niet een hek om de stad plaatsen, wat met een milieuzone wel wordt gedaan. De PVV komt op voor de ondernemers die nu kopje onder gaan door deze ridicule milieuzones. Den Haag ligt aan de kust. Daar waait het wel eens en dan komen er vrij veel zeezout, pollen en zand deze kant op. Dat is de hoofdoorzaak van fijnstof.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik neem aan dat dit zeezout gelijkmatig op de stad terechtkomt, maar er zijn drie locaties waar de concentraties de afgelopen drie jaar zijn gestegen. Het is leuk om op de milieuzones te schelden, maar wat doet de PVV voor de gezondheid van de burgers in Den Haag?

De heer De Mos (PVV):

Wij vinden het gezondheidsprobleem zwaar overtrokken. Wij hadden een gezondheidsprobleem toen in Nederland nog massaal op kolen werd gestookt. Wie kent nu nog een kolenkachel? Toen was er een gezondheidsprobleem. Inmiddels gaat het heel goed met de gezondheid. Het hele gezondheidsvraagstuk is zwaar overtrokken. Bovendien, als je al in milieuzones gelooft, dan leiden die tot een waterbedeffect. In straat A wordt het wellicht wat beter, maar iedereen rijdt dan door straat B en dan zitten ze daar met de ellende. In de Van der Duinstraat in Den Haag is dat het geval. Daar klaagt men dat er een soort racecircuit is ontstaan door een heel rare milieuzone. Nee, milieuzones de nek omdraaien, dan is iedereen weer blij.

De voorzitter:

Dit is uw laatste interruptie. Ik wil proberen vast te houden aan het schema voor vanavond.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Is de PVV het met mij eens dat verplaatsen geen oplossing is, maar dat er structurele maatregelen nodig zijn om het fijnstof überhaupt naar beneden te brengen?

De heer De Mos (PVV):

De toxicologen – de mensen die geleerd hebben over gif en dergelijke – stellen dat er nauwelijks effecten zijn bij proefdieren en menselijke vrijwilligers, terwijl die aan hoge concentraties fijnstof zijn blootgesteld. Wij vinden dit een non-probleem.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben uitermate verbaasd. Ik begrijp best dat de heer De Mos met zijn retoriek niks aanneemt van natuur- en milieuorganisaties. Dat horen wij met enige regelmaat van hem. Ik wijs hem op kindjes met astma. Hun klachten verslechteren door fijnstof in de lucht. Voor gezonde vrijwilligers geldt dit wellicht niet, maar het verslechtert wel bestaande klachten, zoals longemfyseem. Dit zijn mensen die wellicht op de PVV stemmen en die langs snelwegen wonen. Ik ben echt verbaasd dat de heer De Mos al deze medische kennis in een keer onder het tapijt schoffelt omdat hij wat tegen milieuzones heeft. Kan hij mij uitleggen waarom hij de body of evidence van artsen in een keer onder het tapijt schoffelt?

De heer De Mos (PVV):

Ik herhaal mijn betoog. Ik baseer mij op onderzoeken waaruit blijkt dat de gezondheidsanalyse die u met een heel zielig verhaal schetst, wat minder statig en stevig is. Ik baseer mij op toxicologen en die vertrouw ik doorgaans zeer. Wij vinden dit een overschat probleem. Er is een groot probleem voor de gezondheid en dat is voor het gezonde ondernemen. Heel veel ondernemers in onze stad gaan naar de verdoemenis door zo'n milieuzone en daar maken wij ons druk over.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik concludeer dat de heer De Mos niets doet voor kinderen en ouderen die longklachten hebben en dat hij het belangrijker vindt dat ondernemers met vervuilende auto's door de binnenstad kunnen rijden. Ik ben daar nog steeds uitermate verbaasd over. De heer De Mos baseert dat op een enkele toxicoloog. Alle longartsen ter wereld zeggen hetzelfde, namelijk dat bestaande klachten verergeren door fijnstof.

De voorzitter:

Dat was een opmerking.

De heer De Mos (PVV):

Ik laat die voor rekening voor mevrouw Van Tongeren. De PVV is een zeer kindvriendelijke partij en in Den Haag kun je heerlijk uitwaaien langs de prachtige kust.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Hoewel de PVV er geen belang aan hecht, overlijden er in Nederland jaarlijks 2300 tot 3500 mensen acuut door de gevolgen van fijnstof en zouden er 12.000 tot 24.000 mensen vroegtijdig overlijden als gevolg van fijnstof. De PVV trekt zich dit niet aan. Het kabinet stelt ook opgeruimd dat de concentraties een dalende trend vertonen. Prachtig, maar dat is een landelijk gemiddelde. Echter, op ruim de helft van de plekken waar gemeten wordt, stijgt dit jaar de vervuiling toch nog. De plannen van dit kabinet voor meer asfalt stellen dan bepaald niet gerust.

De geschiedenis van dit dossier is lang. In 2008 beloofden we al om ons hard te maken om de Europese normen te halen. In 2009 vroegen we uitstel omdat het niet op tijd lukte, aan de fijnstofnormen te voldoen. We kregen versoepelde normen, maar de nieuwe grenswaarden hebben we nu al overschreden. Zijn de mensen op de weg belangrijker dan mensen naast de weg? Hoeveel mensen wonen er in de buurt van de wegen die de minister van twee naar drie rijbanen gaat verbreden? Hoeveel scholen, ziekenhuizen en fietspaden liggen daar? Wat zijn in Nederland de jaarlijkse kosten in de zorg van aan fijnstof gerelateerde aandoeningen?

Ik zou echt willen waken voor een houding van: ach, die overschrijding komt nu omdat het dit jaar alleen een keertje droog is. De beleidskeuzes van dit kabinet lijken namelijk eerder deel van het probleem te zijn dan van de oplossing. Ik denk hierbij aan de hogere snelheden, aan het einde aan fiscale voordelen voor zuinige auto's en aan het uitblijven van de kilometerheffing, die overigens nog steeds in het basispad staat.

Minder stikstof uitstoten is een van de meest effectieve middelen om te voldoen aan de normen van fijnstof. Maar waar blijven de maatregelen? Een strikter beleid, een stimulering van verduurzaming in de veehouderij is onmisbaar om ammoniakuitstoot te verminderen. 90% daarvan komt namelijk van de boerderij. Maar de coalitie heeft net alle bedrijfsuitbreidingen van de laatste zes jaar gelegaliseerd via een achterdeur van de Crisis- en herstelwet. Hoe gaat deze staatssecretaris dat oplossen? Nederland kan zich geen beleid veroorloven dat misschien of waarschijnlijk positieve of toch negatieve effecten heeft op de luchtkwaliteit. Het kan toch niet zo zijn dat het kabinet zegt: omdat we pas volgend jaar hoeven te rapporteren over de overschrijdingen van dit jaar en het risico op die boete binnen deze kabinetsperiode dus wel meevalt, doen we er niet zo moeilijk over? Dat is wel een beetje de toon van de staatssecretaris. Dat is wat mij betreft een beetje te luchtig voor dit zwaarwegende onderwerp.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Vandaag voeren wij een debat dat wij volgend jaar niet zullen hoeven voeren. Dat de SP, medeaanvrager van dit debat, niet aanwezig is, zegt alles over nut en noodzaak van wat we hier vandaag doen. Vanaf 11 juni moet Nederland voldoen aan de normen voor luchtkwaliteit, dus niet vóór 11 juni, maar daarna. Volgend jaar zullen wij een rapportage krijgen over hoe wij het gedaan hebben. We zullen dan echter geen debat voeren, want het gaat goed. Er zijn een paar stippen in Noord-Brabant waar misschien vragen over bestaan, maar waar je niet bezorgd over hoeft te zijn. Dit voorjaar was extreem droog, waardoor er een vertekening is van het beeld. De onderliggende trend van de luchtkwaliteit en van de uitstoot van fijnstof gaat robuust naar beneden.

Het enige risico dat we in Nederland hebben is niet de EU, want die zal wel tevreden zijn, maar de Nederlandse rechter. Als die zou kunnen denken dat het NSL onvoldoende werkt, zou Nederland weer op slot kunnen. Misschien is dat wel het doel van GroenLinks met het aanvragen van dit debat: stennis schoppen in de hoop dat de rechter zal helpen, het doel van GroenLinks om minder auto's en minder economische groei voor elkaar te krijgen, een stapje verder te brengen. De VVD is daar niet van. Wegen zijn er om op te rijden en auto's om dat mee te doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben benieuwd of de VVD-woordvoerder kan herhalen wat de doorrekening van de verschillende programma's op automobiliteit was. Ik zal hem daarbij helpen: -40 voor het programma van GroenLinks, -10 voor het programma van de VVD. Wie zet hier Nederland dan op slot?

De heer Leegte (VVD):

Dat zou de rechter kunnen zijn. Daar zijn wij niet van.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat is interessant. De VVD was toch de partij van "wij maken Nederland veiliger" en "regels zijn regels"? Ik hoor nu dat u niet van de rechter bent. Daarover ben ik uitermate verbaasd.

De heer Leegte (VVD):

Nee, de rechter kan Nederland op slot zetten; de VVD niet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

U zei: ik ben niet van de rechter. De rechter is in Nederland een groot democratisch goed. Ik hoop dat u deze opvatting met mij deelt. Als men zich niet aan de regels houdt, spreekt de rechter recht. Ik ga ervan uit dat de VVD zich daar ook bij neerlegt.

De heer Leegte (VVD):

Die opvatting deel ik niet met u. Nederland is een democratie. Wij maken de wetten en de rechter toetst deze. Dat is het mooie van Nederland: wij hebben een scheiding tussen de executieve macht en de rechterlijke macht. Wij moeten niet in de positie van de rechter treden. Uw vraag was: wie doet Nederland op slot? Ik zei: de rechter zou dat kunnen doen, als hij vindt dat het NSL onvoldoende werkt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Daar ben ik het mee eens; dat zou dan terecht zijn.

De heer Leegte (VVD):

Auto's zijn er dus om over die wegen te rijden. Dat is goed. Om hinder van die auto's tegen te gaan, zijn wij voor bronmaatregelen: de euronorm om de uitstoot van fijnstof en NOx te verminderen en de euronorm voor banden om het geluidsniveau naar beneden te brengen. De robuuste trend naar beneden van het aandeel fijnstof in de lucht laat zien dat wij goed bezig zijn en dit alles dankzij het NSL. Dit brengt mij op de vraag aan de staatssecretaris, hoe hij aankijkt tegen het post-NSL-tijdperk in 2015. Kan hij al wat contouren schetsen? Kan hij aangeven wanneer hij met de eerste kaders hiervan naar de Kamer komt?

De heer Samsom (PvdA):

Voordat wij over het post-tijdperk gaan spreken, wil ik de heer Leegte iets vragen, aangezien hij in zijn eigen inbreng terecht constateerde dat er een risico bestaat dat de rechter dit land op slot zet als hij vindt dat het NSL niet voldoende werkt. Wat doet de VVD-fractie met dat risico?

De heer Leegte (VVD):

Niet zoveel, omdat wij vertrouwen hebben in de norm. Het gaat erom wat er na 11 juni gebeurt. Die periode is nu dus ingegaan. Dat weten wij volgend jaar. De verwachting is dat wij dan aan alle normen voldoen en dat er dus geen reden zal zijn om Nederland op slot te doen.

De heer Samsom (PvdA):

Waarom beschouwt u dan een eventuele uitspraak van een rechter als een risico? U hebt toch zo veel vertrouwen in die norm? De rechter toetst aan dezelfde norm.

De heer Leegte (VVD):

Nee, ik heb gezegd dat er met het aanvragen van dit debat stennis wordt gemaakt over de waarden van de luchtkwaliteit. Dat kan er wellicht toe leiden dat de rechter gaat denken: wat is hier aan de hand? Dan zal hij misschien een andere interpretatie geven; dat zal misschien een onderliggend doel zijn. Ik ben er niet zo bang voor. Het is een beetje complotdenken; daar zijn wij liberalen niet zo van.

Ik zoek naar een reden om dit debat te houden. Ik denk dat het niet nodig is. De periode voor 11 juni is immers niet zo relevant; het gaat om de periode na 11 juni. De periode voor 11 juni kan een indicatie zijn voor hoe het zal zijn na 11 juni. Dat stelt ons gerust, want wij verwachten dat wij aan de normen zullen voldoen.

De heer Samsom (PvdA):

Dit is toch wel serieus. De heer Leegte suggereert toch niet dat rumoer in de Kamer de rechter zou kunnen beïnvloeden? Dat wil hij toch op geen enkele manier suggereren? Laten wij de scheiding der machten ook in dit huis volledig respecteren. Wij moeten niet insinueren, of impliceren, dat de scheiding der machten, hetzij door deze macht, hetzij door de andere macht, doorbroken kan worden. Dat wil de heer Leegte toch niet suggereren?

De heer Leegte (VVD):

Nee, geenszins. Ik ben op zoek naar een motivatie om dit debat te houden. Het feit dat de medeaanvrager, de SP-fractie, er niet is, is voor mij een extra reden om aan te nemen dat dit debat volgend jaar zou moeten worden gevoerd, maar dan niet nodig zal zijn, omdat wij aan de normen zullen voldoen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik wil aansluiten bij dit laatste punt. De heer Leegte zei: Brussel zal geen probleem zijn. Sinds 11 juni – die datum is inmiddels voorbij – moeten wij aan de gewone normen voldoen. Op de plekken waar 50 microgram de norm is, is deze norm nu al meer dan 35 keer overschreden. Ik vraag mij af waar het optimisme van de heer Leegte vandaan komt, dat wij met alle maatregelen die het kabinet nog gepland heeft, wel aan die strengere normen zullen voldoen. Waar haalt hij dat optimisme vandaan? Als wij daaraan niet voldoen, hebben wij wel een probleem met Brussel, want wij hebben geen verlenging van de derogatie.

De heer Leegte (VVD):

Ik verwacht niet dat wij een probleem krijgen in Brussel, een stad met een zesbaansweg voor het Europees Parlement.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het is niet het Europees Parlement.

De heer Leegte (VVD):

Zo'n stad kan moeilijk ingewikkeld doen over overschrijding van normen. Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar de plaatsen waar de norm wordt overschreden. Je hebt bijvoorbeeld de Veerkade in Den Haag. Ik denk – daarover zal ik straks iets meer vertellen – dat dit te maken heeft met verkeerde keuzes van bestuurders. Als bestuurders kiezen voor technieken zoals het rijden op aardgas terwijl ze weten dat die aardgasbussen pas laat komen, en ze dus heel oude euro 2-bussen laten doorrijden in de stad, is het logisch dat ze inderdaad heel veel geld uitgeven, maar niet de luchtkwaliteit naar beneden halen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik vroeg de heer Leegte wat hij vindt van de maatregelen die dit kabinet voornemens is. Is hij ook van mening dat dit de spanning met de Europese doelstellingen slechts zal doen toenemen? Die vraag heeft hij niet beantwoord.

De heer Leegte (VVD):

Mijn antwoord is nee. Ik heb vol vertrouwen in de staatssecretaris en het kabinet.

Voorzitter. Nu ik hier toch sta, wil ik graag een groot compliment maken aan Eric Wiebes, de wethouder in Amsterdam. Na jaren van goede bedoelingen en gefröbel in de marge heeft links in Amsterdam vele miljoenen uitgegeven aan het verbeteren van de luchtkwaliteit in de stad. Hoe verder de doelstelling uit beeld raakte, hoe ambitieuzer de plannen, totdat wethouder Wiebes het roer overnam. Hij vroeg om een overzicht van de kosteneffectiviteit van de maatregelen. Dat bleek er niet te zijn! Als de bedoeling goed is, hoef je kennelijk niet naar de kosteneffectiviteit van maatregelen te kijken. Eric Wiebes is echter van de echte oplossingen en wilde het wel weten. Hij heeft dan ook alle maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit laten herberekenen op hun rendement. Wat bleek? Miljoenen uitgeven voor het faciliteren van het elektrificeren van het wagenpark van particulieren is heel duur en doet niets aan het verschonen van de lucht, maar het aanpakken van de zakelijke veelrijders, zoals taxi's, om die zo snel mogelijk aan de nieuwste euronormen te laten voldoen, levert voor weinig geld veel rendement op. Uiteindelijk bespaart de wethouder 50 mln. terwijl de luchtkwaliteit aanzienlijk verbetert. Ik kan me voorstellen dat Eric Wiebes volgend jaar wordt uitgeroepen tot de groenste politicus van Nederland.

De heer Samsom (PvdA):

Dat kan ik me ook voorstellen van onze coalitiepartner in Amsterdam, de VVD'er Eric Wiebes. Weet u wat een van de andere maatregelen is die de heer Wiebes voorstelt en met verve verdedigt tegenover de VVD-fractie in deze Kamer? Het openbaar vervoer. Als u zo hoog van hem opgeeft en hem die prijs gunt, kan de VVD-fractie in de Kamer de heer Wiebes wel aan die prijs helpen, namelijk door ervoor te zorgen dat de aanbesteding en de bezuiniging op het openbaar vervoer in Amsterdam niet doorgaat. Gewoon een vrijblijvende tip voor de VVD-fractie.

De heer Leegte (VVD):

Dank voor de tip, maar ik wilde de staatssecretaris vooral vragen of hij het goede voorbeeld van Eric Wiebes kan volgen en ook bij zijn beleid altijd in de gaten wil houden wat het rendement van de ingezette euro is op het te bereiken doel.

Ik bedank GroenLinks – en via de Handelingen ook de SP – voor het aanvragen van dit te vroeg gevoerde debat. Wij zullen dit volgend jaar niet hoeven te voeren omdat wij zullen voldoen aan de maatregelen. In elk geval heeft men mij zo de gelegenheid geboden om een concreet voorbeeld te laten zien van liberaal milieubeleid in Amsterdam, waarbij we met de focus op echte oplossingen de luchtkwaliteit drastisch kunnen verbeteren en tegelijkertijd veel geld kunnen besparen. Maar misschien kunnen we ook eens met enige zelfreflectie naar onszelf kijken en ons afvragen of het nodig is om direct een spoeddebat aan te vragen terwijl we ook eerst een brief aan de staatssecretaris kunnen vragen om daarin te kunnen lezen dat dit debat een jaar te vroeg is.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. De berichtgeving die aanleiding geeft tot dit debat, klopt waarschijnlijk qua waarden, maar telt niet volledig mee als overschrijding binnen de op dat moment geldende richtlijnen. Om die reden was het CDA tegen dit debat. Het echte examen, na de derogatie, moet nog komen en we gaan ervan uit dat de staatssecretaris, die veel kan, maar helaas niet de oostenwind besturen, ons toch laat zien hoe hij de dalende trend gaat bestendigen en bespoedigen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vind het jammer dat de CDA-fractie niet met GroenLinks vooruit wil kijken. Wil je de normen halen, dan moet je maatregelen achter de hand hebben. Ik heb de staatssecretaris daarom ook gevraagd: wat is de kans dat we het niet gaan halen en hebt u al maatregelen bedacht? Je kunt achteraf je excuses aanbieden aan al die mensen die extra gezondheidsklachten hebben of je kunt van tevoren zorgen dat je het haalt en niet op een vijfenhalfje mikt. Wat is volgens de CDA-fractie de algemene gedachte achter regeren? Is dat achteraf afwachten en geschrokken constateren dat de normen weer niet gehaald zijn, of vooruit kijken en ervoor zorgen dat de normen wel degelijk worden gehaald?

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Mijn volgende zin is: laten wij kijken naar de toekomst.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter ...

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Misschien mag ik mijn zin afmaken?

De voorzitter:

Ik wil het aantal interrupties echt beperken. Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Laten wij dus kijken naar de toekomst, maar laten wij dat niet doen aan de hand van krantenberichten of televisie-uitzendingen, maar aan het werk gaan! Wij werken op dit moment met de staatssecretaris aan een traject dat gaat over vervuiling luchtkwaliteit bij gevoelige bestemmingen. Het CDA heeft hierover een brief gevraagd en gekregen. Het CDA vond de brief niet overtuigend en heeft met instemming van verschillende partijen gevraagd om een schriftelijke ronde. Het CDA doet daarin concrete voorstellen voor bijvoorbeeld vergroening van schoolpleinen om daar de luchtkwaliteit te verbeteren. Het CDA sprak hierover met collega Van Gent van GroenLinks. Op haar voorstel om hierin samen op te trekken, heeft het CDA "ja" gezegd. Daarna is het stil gebleven.

Er moet natuurlijk een heleboel gebeuren. De staatssecretaris kan daar straks iets over zeggen, maar ik stel voor om niet met spoeddebatten te reageren op incidenten maar snel weer aan het werk te gaan met het verbeteren van de luchtkwaliteit.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Is het mevrouw Van der Werf bekend dat in de normen ook de weersomstandigheden zijn meegenomen?

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Zoals ik al zei, de staatssecretaris heeft de oostenwind niet in de zak. De trend is overduidelijk dalende, daarom noem ik dit toch een incident. Het is een uitzondering op een trend. Er moet echter nog veel gebeuren en wel zo snel mogelijk.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Vijf dagen geleden, op 11 juni, liep de deadline van Brussel af voor het voldoen aan luchtvervuilingsnormen. De metingen laten er geen twijfel over bestaan dat die normen worden overschreden. Het RIVM voorspelde dat vorig jaar al.

Sommigen hebben in dit debat al schande gesproken van die overtreding van Brusselse regels en gewezen op de inbreukprocedure die kan volgen. Brussel kan mij eigenlijk geen bal schelen. Dat zoekt het kabinet maar uit. Weer een dossier waarvoor tientallen ambtenaren vele keren naar Brussel moeten afreizen om te vergaderen over inbreukprocedures en derogatie. Dat kan nog wel bij al die andere onderwerpen waarop dit kabinet de confrontatie met Brussel aangaat. Het doet maar!

Wat hier telt, zijn niet de beloften aan Brussel maar de beloften die wij aan onze inwoners doen; aan honderdduizenden mensen die jarenlang, soms hun hele leven, in ongezonde omstandigheden leven. Aan hen hebben wij toegezegd dat de lucht schoner zou worden, tot onder het niveau dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie gevaarlijk is voor de gezondheid. Dat gingen wij doen met een ingenieuze aanpak: het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, het NSL. Dat plan zou zorgen voor schonere lucht. Bovendien was het een plan waarmee de economische en sociale ontwikkeling van Nederland – bijvoorbeeld binnensteden verbouwen, spoorwegen aanleggen en wegen verbreden en aanleggen – kan doorgaan. Het was niet eenvoudig om die balans te vinden, maar dat is wel gebeurd door de enige voorganger van deze staatssecretaris: staatssecretaris Van Geel. De anderen waren allemaal minister. Dat was een hele prestatie en mijn fractie stemde dan ook vóór.

Voorzitter. Met plannen wordt de lucht echter niet schoner. Er zijn voldoende maatregelen nodig en daar slaagt dit kabinet niet in. Ik ga hier geen vliegen afvangen. Het is maar de vraag, of dit het vorige kabinet wel gelukt was. Dit is niet een probleem van links, niet een probleem van rechts, maar een probleem van ons allemaal.

Het breken van de belofte aan onze inwoners dat wij zullen zorgen voor een schone leefomgeving maakt mij inderdaad boos. Ik heb inmiddels enige ervaring en realiseer mij dat andere partijen heel andere prioriteiten stellen. Tegen hen zeg ik: wij breken niet alleen de belofte voor schone lucht, maar – de heer Leegte zei het al – wij dreigen ook Nederland economisch weer op slot te zetten. Ik ga ervan uit dat mijn collega's Leegte, De Mos en Van der Werf nu wat meer rechtop gaan zitten, want wegenaanleg en bouwprojecten dreigen weer te sneuvelen. Het NSP voldoet immers niet aan de gestelde doelen en daarmee vervalt de rechtvaardiging voor projecten in dat programma. Leest u die wet er maar op na of professor Backes die daarvoor al waarschuwde.

Ik geef grif toe dat sommige van die wegen mij niet zo na aan het hart liggen. Dat klopt. Iedere fractie stelt haar eigen prioriteiten. Dat gaat zo in de politiek, maar de uitdaging aan ons allemaal is om vanuit onze eigen prioriteiten elkaar te vinden in een gezamenlijke oplossing. Als wij met elkaar die balans tussen schone lucht en economische ontwikkeling weer kunnen hervinden, doen we onze belofte aan honderdduizenden mensen gestand en kan Nederland zijn klim uit de economische crisis voortzetten. Dat lukte ons al eens eerder, in 2006, met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Het bouwwerk staat er dus. Er is een aanvullinkje nodig, vooral met betrekking tot veehouderijen en maatregelen rondom wegen. Laten we in dit debat gezamenlijk aan de staatssecretaris om die aanvulling vragen, omwille van een gezamenlijke toekomst.

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik zie dat de staatssecretaris gelijk kan antwoorden.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik zal het proberen. Ik dank de Kamer voor de mogelijkheid in te gaan op de recente berichtgeving over de luchtkwaliteit. Ik begrijp de zorgen van velen van u naar aanleiding van de berichtgeving. Ik deel die zorg ook, als ik de berichten lees en volg wat er wordt gezegd en wat de conclusies zouden kunnen zijn. Tegelijkertijd wil ik eraan toevoegen dat we wel bij de feiten moeten blijven. Een aantal afgevaardigden heeft daarop ook gewezen. Ik wijs onder andere op wat de heer Leegte heeft gezegd over de derogatie die Nederland heeft gekregen met betrekking tot de luchtkwaliteit en met name met betrekking tot de fijnstofnorm. De derogatie gold tot medio juni, dus deze maand. Het RIVM publiceert de reguliere metingen, die het dagelijks doet, ook dagelijks. Dat wil overigens niet zeggen dat wij daarmee niet aan de norm voldoen. Bij het aantal dagen waarin er sprake is van overschrijding volgens de RIVM-metingen, wordt er geen rekening gehouden met de derogatie. Dat kunnen we het RIVM overigens niet kwalijk nemen. We moeten die logica echter wel in acht nemen. Datgene wat nu is geconstateerd en waarover een debat is aangevraagd, heeft geen betrekking op de feitelijke situatie. Ik kan niet meegaan in de suggestie dat er een norm is overschreden. We kunnen heel lang discussiëren over de vraag of het wel of niet juist wordt geïnterpreteerd.

Het systeem is dat Nederland achteraf rapporteert. In oktober 2012 wordt gerapporteerd over 2011 en in 2011 hebben we derogatie. Het gemiddelde zal dus, naar mijn stellige overtuiging, binnen de normen blijven die door Europa worden toegestaan. Ik voeg eraan toe dat we op dit moment in vrijwel alle Noordwest-Europese landen een opmerkelijke stijging zien van de fijnstofconcentratie. Dit laat zich tot nu toe moeilijk verklaren. Ik heb in mijn brief al geschreven dat er, voor zover wij dat kunnen beoordelen, een causaal verband is met de windrichting. Ik ga niet over het weer, wel over het KNMI. Ik kan het weer ook niet sturen. Er lijkt dus een causaal verband te zijn met de huidige enorm droge periode met relatief veel oostenwind. Ik denk dat die relativering gemaakt moet worden.

De trend die is ingezet sinds 1993, bij het laatste kabinet-Lubbers en het eerste kabinet-Kok, is continu dalende geweest. Die is nog steeds dalende. Wij zijn ervan overtuigd dat die dalende trend ook zal doorzetten. Wij zijn hiervan overtuigd, omdat de door de heer Leegte genoemde bronmaatregelen nadrukkelijk effect sorteren. Die effecten zijn het gevolg van een groot aantal maatregelen, waarvoor het Rijk overigens de afgelopen jaren vele honderden miljoenen beschikbaar heeft gesteld. Op dit moment is er ook nog geld voor beschikbaar. Die pot met middelen om te investeren in luchtkwaliteitsmaatregelen is nog niet leeg. Wat dat betreft, is het proces dus ook nog gaande. Ik vind ook dat we daar in de periode die we nog hebben, volop gebruik van moeten willen maken. Dat proberen we ook te stimuleren.

Daarbij zeg ik nadrukkelijk dat elke overheid natuurlijk haar eigen verantwoordelijkheid heeft. De rijksoverheid mag worden aangesproken op zaken die bijvoorbeeld de rijksregelingen raken. Dan kun je denken aan het stimuleren van de roetfilters en aan het stimuleren van Euro 6, zoals terecht door de Kamer is aangehaald. Je kunt ook denken aan de sloopregeling voor personenauto's die recent, mede naar aanleiding van de crisis, is ingesteld. Ook die heeft een daadwerkelijke bijdrage geleverd aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Ik heb dat ook eerder in de richting van de Kamer gemeld.

Daarnaast zijn er natuurlijk de gemeentelijke overheden en andere overheden die ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. Daarbij kan worden gedacht aan eisen die worden gesteld aan de aanbestedingen in bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Er kan ook worden gedacht aan de milieuzones. De heer De Mos had kritische kanttekeningen op dat punt. Het convenant dat over milieuzones is gesloten, heeft overigens wel de instemming van de brancheorganisaties EVO en TLN. De heer De Mos heeft de vrachtwagens van circuseigenaren specifiek genoemd. Hij weet dat wij daar een ontheffing voor hebben verleend. Ik heb dat ook al eerder met hem mogen wisselen. Maar goed, dat was niet de kern van zijn betoog. Ik ga daar verder dus ook niet op in.

Ik vind wel dat die algemene context geschetst moet worden. Ik zeg er ook bij dat de cijfers van het RIVM niet gecorrigeerd zijn voor zeezout. Het heeft ook geen zin om de marge die daardoor zou kunnen worden ingebouwd, hier te verfijnen. Dat leidt alleen maar af. Ik vind dat de discussie moet gaan over de vraag of we genoeg doen en of we uiteindelijk de norm halen die door Europa is opgelegd. Ik ben ervan overtuigd dat wij die op meerdere terreinen halen. De suggestie van mevrouw Van Tongeren dat de norm wordt overschreden, deel ik niet. Het is een momentopname die gebaseerd is op de feiten zoals die zijn geregistreerd door het RIVM. Die weerspiegelen echter niet de ruimte die de bv Nederland op dit moment nog heeft. Ik vind dat je niet direct kunt spreken van een overschrijding in die zin.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik probeerde vooral om een logisch verband te schetsen. Wij hebben nu in de eerste vijf maanden van 2011 meer overschrijdingen dan we voortaan in een heel jaar mogen hebben. Mensen worden niet plotseling beter, omdat zij de vervuiling krijgen van de oostenwind in plaats van van een vrachtauto. Daarvoor geldt in de regeling al een coulanceregeling. De oostenwind is dus geen excuus. De minister gaat het misschien, met de manier waarop hij rekent, dit jaar halen, maar volgend jaar zeker niet. Regeren is vooruitzien. Dan is nu de tijd om maatregelen te nemen die ons samen weer in de goede richting krijgen, zoals de heer Samsom het zo netjes zei. Ik begrijp niet waarom de staatssecretaris zegt: ik haal dit moeiteloos, er is niets aan de hand, de cijfers van het RIVM kloppen niet.

Staatssecretaris Atsma:

Ik zeg niet dat het moeiteloos wordt gehaald, ik zeg dat ik ervan uitga dat we het kunnen halen, ook met inzet van de nog beschikbare middelen. Dan voeg ik er ook meteen aan toe dat de snelwegen op dit moment niet het grote probleem zijn. Die discussie hebben we bij mijn weten ook al eerder gevoerd. Het meest substantiële probleem als het gaat om fijnstof moet je zoeken in de dierlijke veehouderij, met name in de pluimveesector. Daar zitten de grootste knelpunten. Die zijn geïdentificeerd. We weten dus om welke locaties het gaat. We weten dat het zich vooral concentreert in de provincies Noord-Brabant, Zuid-Limburg en Gelderland. Juist daarom hecht ik er ook zeer aan dat we voor de tientallen locaties die nu als echte piek- en probleemlocaties worden aangeduid, mede vanwege de hoge achtergrondconcentraties, proberen maatwerk te leveren. Maatwerk per bedrijf en als dat niet lukt gebiedsgericht.

Daar spreken de betreffende gemeentebesturen ons ook op aan. Ik vind ook dat wij moeten proberen om dat waar te maken. Dat betekent dat er een uitdaging ligt voor ons, voor de betreffende gemeenten en verantwoordelijke bestuurders die milieuvergunningen et cetera afgeven en natuurlijk ook voor de sector. Daar zit op dit moment met betrekking tot het fijnstof het grootste probleem. Ik wil dit benadrukken. Het is niet de snelweg waar zich op dit moment de grote problemen voordoen. Sterker nog, er is gesuggereerd dat de mogelijkheid om 130 km per uur te rijden alleen maar de problemen vergroot. We hebben een- en andermaal aangegeven dat 130 km per uur, als je in de problemen zou komen vanwege de geluidsdruk of vanwege de luchtkwaliteitsdruk, als zodanig ook niet in beeld zou zijn.

De voorzitter:

Een korte interruptie, mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik kreeg een gedeeltelijk antwoord. Er zijn dus wel degelijk zorgen en pieklocaties. Ik vroeg u naar de specifieke maatregelen en op welke locaties u verwacht dat er mogelijk dit jaar een overschrijding is. Zou u mij daar antwoord op willen geven?

Staatssecretaris Atsma:

Ik probeer te duiden waar de grootste problemen zitten. Die zitten bij enkele tientallen pluimveehouderijen. Als u mij namen en rugnummers vraagt, kan ik u die niet geven, maar ik heb wel gezegd dat die bedrijven met name in Gelderland, Brabant en Limburg zitten. Dat zijn grote provincies, maar u kunt ongeveer wel duiden waar die concentraties zijn. Ik vind dat je daar met de betrokken overheden maatwerk moet proberen te leveren, maar dat vergt ook een enorme inspanning van de ondernemers zelf. Dat is op dit moment het grootste probleem dat wij kunnen identificeren. Daarnaast moet je niet je ogen sluiten als ergens anders de grenzen worden geraakt. Dan moet je kijken waar je nog aanvullend maatwerk moet leveren. Ik deel de opvatting van de heer Leegte dat in algemene zin natuurlijk bronbeleid met afstand de beste aanpak is om dit probleem te tackelen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Welke aanvullende maatregelen gaat u dit jaar nog nemen?

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Bij aanvullende maatregelen in de pluimveehouderij kun je denken aan specifieke op het individuele bedrijf gerichte regelingen, waarbij je via het instrument van de subsidies ondernemers probeert te helpen om te investeren in stallen die de uitstoot van fijnstof minimaliseren of substantieel verminderen. Je kunt daarbij ook denken aan specifieke installaties ... Ik ben even de naam kwijt. Filters, zal ik maar zeggen. Er moet per bedrijf beoordeeld worden wat kan, wat haalbaar is en wat betaalbaar is voor de ondernemer en of die ondernemer dat überhaupt wil. Als dat niet het geval is, dan heb je een structureel probleem en moet je kijken of er andere oplossingen zijn. Dat is mij echter op dit moment een stap te ver. Toen ik zei filters, bedoelde ik uiteraard luchtfilters, zoals u ongetwijfeld weet.

De heer Samsom (PvdA):

Het zijn inderdaad de veehouderijen, met name de pluimveehouderijen, waar het probleem is. 140 stuks in totaal, waarvan 20 in de gemeente Someren. In de gemeente Someren wordt de norm 178 dagen overschreden. Dat zijn allemaal cijfers die u bekend zijn, want ze staan gewoon in het RIVM-rapport. Ik heb het niet over de metingen langs een paar wegen, maar over de nationale monitoringsrapportage die officieel naar het ministerie wordt toegestuurd. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: als u zo veel vertrouwen hebt dat het dit jaar wel goed komt en dat zich die 178 dagen opeens niet meer voordoen, kunt u ons daarin dan meenemen? Met andere woorden: kan de staatssecretaris ons een brief sturen met daarin de maatregelen die zullen leiden tot het niet overschrijden in bijvoorbeeld Someren, maar ook in allerlei andere gemeenten, van de luchtkwaliteitsnorm? Daarmee, en alleen daarmee, kan mijn fractie ervan overtuigd worden dat het risico op bijvoorbeeld het stilvallen van bouwprojecten zich niet zal voordoen.

Staatssecretaris Atsma:

Het aantal bedrijven dat de heer Samsom noemt, ken ik ook. Je moet daar echter aan toevoegen dat de overheid samen met andere betrokkenen al verschillende stappen heeft gezet – dat gebeurde overigens in overleg met de Kamer – om te komen tot een plan van aanpak voor al die overschrijdingsgevallen. Ik heb al aangegeven dat de betrokken ondernemers in een aantal gevallen onmiddellijk zeggen: ja, daarmee gaan we aan de slag. Dat betekent dat het aantal van ruim 140 op dit moment teruggebracht is tot enkele tientallen. Ik hoop dat die knelpunten snel kunnen worden opgelost.

Ten tweede, en dat slaat ook op wat mevrouw Van Tongeren zei, iets over de speculatie dat Europa onmiddellijk aan de bel zou trekken en met boetes zou dreigen. Het gaat er natuurlijk om dat je Europa en de Europese Commissie duidelijk kunt maken dat je daar waar sprake is van overschrijdingen ook daadwerkelijk stappen zet om te komen tot onderschrijding. Mocht er tegen die tijd nog sprake zijn van overschrijding, dan gaat het erom aan te tonen dat je, met andere woorden, voldoet aan de norm. Dat is de ambitie. Ik kan mezelf op dat punt niet vaak genoeg herhalen. Mevrouw Van Tongeren suggereerde in haar termijn dat wij volstrekt het spoor bijster zijn, zou ik bijna willen zeggen. Ik wijs erop dat op dit moment elf EU-lidstaten derogatie hebben gekregen, waaronder Nederland. Er is tot nu toe één land, ik meen Zweden, veroordeeld, maar dat wil niet zeggen dat er al boetes zijn opgelegd. Het heeft totaal geen zin om daarop vooruit te lopen. Je moet vooral, zoals mevrouw Van der Werf al zei, vooruit willen kijken, naar hoe je de knelpunten kunt oplossen. Daar moet je aan werken.

De heer Samsom (PvdA):

Precies. Wij moeten dus niet meer naar derogatie, want dat station zijn wij op 11 juni 2011 gepasseerd. Nu gaat het om de toekomst. De staatssecretaris noemde net een aantal getallen. Er zijn nog maar tientallen bedrijven over. Daarmee bevestigt hij overigens dat wij dit jaar nog steeds een probleem met overschrijdingen hebben, dus de norm nog steeds gewoon niet gaan halen, in tegenstelling tot wat hij in zijn aanloop beweerde. Ik sluit niet uit dat ik niet alles zie wat de Kamer krijgt toegestuurd, zeker niet als het over andere ministeries gaat. Ik vraag de staatssecretaris of hij kan toezeggen dat hij de Kamer op papier de getallen die hij net citeerde, inclusief de maatregelen die daarbij horen en de gevolgen die deze hebben voor schonere lucht, naar de Kamer kan sturen. Ik ga ervan uit dat hij die toezegging kan doen.

Staatssecretaris Atsma:

In het kader van de debatten over duurzame landbouw hebben wij inderdaad al enkele malen gesproken over dit thema. Toen hebben wij besproken hoe wij er door middel van slimme investeringen – ik noemde al luchtfilters – voor kunnen zorgen dat hetgeen wij willen voorkomen daadwerkelijk wordt voorkomen. Soms keert de wal het schip. Het luchtfilter is wel adequaat voor de varkenshouderij, maar niet voor alle typen pluimveehouderijen. Daarom wordt met veel inventiviteit gewerkt aan apparatuur die in die leemte kan voorzien. De heer Samsom vraagt mij daarover te rapporteren. Wij rapporteren ieder jaar over de luchtkwaliteit, in november. Wij zijn dat overigens ook verplicht aan Europa. Ik kan de heer Samsom uiteraard toezeggen dat wij in november bij de rapportage over 2010 ingaan op de specifieke vragen die hij zojuist stelde. Het lijkt me niet meer dan terecht om daarop in te gaan. Ik vind dat ook geen enkel probleem. Ik vind ook dat wij aan onszelf verplicht zijn om aan oplossing van het probleem te werken en zichtbaar te maken dat de oplossing voor dit specifieke punt dichterbij komt.

De voorzitter:

Laatste opmerking, mijnheer Samsom.

De heer Samsom (PvdA):

Dit is een punt van orde. De informatieplicht waar de staatssecretaris het over heeft, vloeit voort uit Brussel. Ik heb het over de informatieplicht die voortvloeit uit artikel 68 van de Grondwet, de informatieplicht aan de Kamer. Ik wacht niet tot november, want wij zouden in 2011 al een probleem kunnen hebben en november is bijna eind 2011. De staatssecretaris citeerde net cijfers. Hij lijkt die te hebben. Ik informeer nog één keer bij de griffier of die al bij de Kamer liggen. Als dat niet het geval is, verzoek ik de staatssecretaris om conform artikel 68 van de Grondwet de Kamer gewoon te informeren, zoals dat hoort. Wij nemen hier met zijn allen een groot risico, namelijk op het stilvallen van bouwprojecten en de aanleg van weg. Mijn fractie wil geen medeverantwoordelijkheid dragen voor welk risico dan ook als de Kamer niet adequaat is geïnformeerd.

Staatssecretaris Atsma:

Ik bestrijd dat de Kamer het niet weet of niet zou kunnen weten. Wij hebben de afgelopen maanden verschillende keren over de fijnstofproblematiek in de landbouw gesproken. Dat de heer Samsom daar niet bij is geweest, spijt mij.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter, ik maak hier bezwaar tegen. Ik heb het niet over een debat waarin een lijn is besproken, maar over concrete informatie. De staatssecretaris had het over enige tientallen bedrijven, met maatregelen en de gevolgen daarvan. Dat is dus een gedetailleerde brief. Als die brief nog niet bij de Kamer ligt – ik sluit niet uit dat dit al het geval is, maar ik geloof niet dat de staatssecretaris dat heeft bevestigd – wens ik die te krijgen.

Staatssecretaris Atsma:

Ik herhaal wat ik eerder heb gezegd. Ik heb in een eerder debat dit zelfde aantal bedrijven genoemd. Een aantal leden was daarbij en heeft daar kennis van genomen. Die leden hebben ermee ingestemd om in het kader van het plan van aanpak ten aanzien van de piekbedrijven wat betreft fijnstofoverschrijding te helpen met het zoeken van een oplossing op basis van het reguliere subsidie-instrument dat wij hebben. Ik kan het niet mooier en niet scherper zeggen. Ik zeg nogmaals dat het volgens mijn informatie om enkele tientallen bedrijven gaat van de 140 bedrijven die zijn genoemd. Enkele tientallen bedrijven hebben dus nog een probleem. Wij vinden dat wij alles op alles moeten zetten om die bedrijven te helpen. Daar hebben wij middelen en mogelijkheden voor. Er moeten echter natuurlijk meer dingen gebeuren. Dat betekent dat ook de ondernemers en de betreffende overheden moeten meewerken. De heer Samsom zegt dat hij nu die informatie wil hebben. Zodra die er is, kan de Kamer die uiteraard krijgen. Het lijkt mij niet meer dan verstandig en wijs om een en ander op basis van die rapportage aan de Kamer te melden met daarbij een brief met commentaar van het kabinet. Ik stel voor dat in oktober 2011 te doen, nadat de Kamer de start van een nieuw parlementair seizoen heeft kunnen meemaken. Niet meer en niet minder.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil geen misverstand over het punt van orde en over de informatieplicht aan de Kamer. Ik verzoek om een korte schorsing.

De voorzitter:

Ik schors heel kort om na te gaan of de informatie er is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat er geen brief is aan de Kamer. De informatie schijnt er dus niet te zijn. Ik geef eerst mevrouw Van Veldhoven het woord.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. De staatssecretaris zegt dat er weinig actie wordt ondernomen vanuit Brussel. Het is misschien interessant om te weten dat de Europese Commissie op 6 april 2011 heeft besloten om België voor het Europese Hof van Justitie te dagen in verband met fijnstof. De Commissie is dus wel actief.

Ik ben met de heer Samsom van mening dat wij ons vooral zorgen moeten maken over de effecten in Nederland als wij tegen die norm aanlopen. De staatssecretaris sprak zijn vertrouwen uit in de subsidies die er nog bij hem en bij zijn collega Bleker zijn om de dalende trend vast te houden en de normen te halen. Ik wil graag een overzicht van de staatssecretaris krijgen, zeker bij de begroting voor volgend jaar, van de hoeveelheid geld die er voor de verschillende instrumenten wordt ingezet. Ook zou ik graag horen wat de verwachtingen voor de luchtkwaliteit zijn. Wij hebben zojuist met staatssecretaris Bleker een WGO gehad over het jaarverslag van dit jaar. De subsidie voor luchtwassers wordt bijvoorbeeld volgend jaar op nul gezet. Kan de staatssecretaris ons een overzicht geven bij de begroting van zowel het ministerie van ELI als het ministerie van I en M? Zo krijgen wij een totaalbeeld van de maatregelen die gaan bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit, de hoeveelheid geld en de consequenties die daarvan worden verwacht.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb al gezegd dat het geen enkel probleem is om inzicht te geven in de beschikbare middelen voor de verbetering van de luchtkwaliteit. Ik meen dat er voor dit jaar nog zo'n 100 mln. is, een fors bedrag. De afgelopen jaren hebben wij in totaal circa 0,5 mld. geïnvesteerd in de verbetering van de luchtkwaliteit. Het is geen probleem om daarover specifieker te rapporteren. Sterker nog: ik mag ervan uitgaan dat deze cijfers bij de Kamer bekend zijn. Als dat niet het geval is, zal ik ervoor zorgen dat die bij de begroting expliciet worden genoemd. De cijfers zitten overigens bij meerdere ministeries, maar de Kamer zal die vooral via ons ministerie kunnen krijgen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De vraag was inderdaad om de cijfers te geven die bij de verschillende departementen in samenhang voor dit pakket beschikbaar zijn. Ook wil ik graag weten welk effect het kabinet daarmee denkt te bereiken. Dat er een bepaalde hoeveelheid geld is, zegt niets over het effect dat wij ermee willen bereiken.

Staatssecretaris Atsma:

Het effect dat wij willen bereiken, is dat wij vanaf het moment dat de derogatie niet meer aan de orde is, in alle opzichten voldoen aan alle Europese normen. Er kan geen twijfel bestaan over het doel van het inzetten van de middelen waarmee wij de afgelopen jaren hebben gewerkt en die wij ook nu nog beschikbaar hebben.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Het doel is duidelijk. Het gaat om het effect dat van de individuele maatregelen te verwachten is, ook omdat er andere beleidsmaatregelen worden ingezet die een negatief effect hebben. Ik wil dat bij elkaar kunnen optellen of van elkaar kunnen aftrekken.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Dit is natuurlijk een mooi toneelstuk van de Partij van de Arbeid over een brief die er al dan niet is, maar ik heb aan het begin aangegeven dat dit debat van mijn fractie niet had gehoeven, omdat het een jaar te vroeg wordt gevoerd en dus niet nodig is. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de Kamer medeplichtig wordt aan het eventueel niet halen van die normen zodra zij bij iedere tussenstap gaat kijken of het gebeurt? Als de staatssecretaris volmondig nee antwoordt op de vraag of Nederland op slot komt, is dat voor mij als Kamer voldoende. Dan heb ik geen behoefte aan een show over een eventuele brief. Mijn taak is te controleren en mijn vraag is of we die normen gaan halen. Als de staatssecretaris ja zegt, is de kou wat mij betreft uit de lucht.

Staatssecretaris Atsma:

Ik herhaal wat ik in eerste instantie heb gezegd. De ambitie is volstrekt helder. Die doelen willen we halen. Daarover zijn we volstrekt duidelijk geweest en dat blijven we.

Ik krijg nu overigens voor de heer Samsom het bericht dat de exacte getallen in het monitoringsrapport over 2010 staan. Mocht hij dat niet hebben, dan zal ik ervoor zorgen dat hij dat alsnog krijgt.

De heer Samsom (PvdA):

Dit hebben wij eerder gehad. Ik citeerde net uit dat monitoringsrapport. Ik heb het hier voor me in 2.0-versie! Ik heb het over de maatregelen die de staatssecretaris sindsdien heeft genomen om het aantal van 140 te doen dalen tot enkele tientallen. Dat aantal van 140 staat exact in dit rapport. De staatssecretaris noemt nu enkele tientallen. Over die maatregelen heb ik het. De staatssecretaris zei dat hij die in een debat met de Kamer heeft gewisseld. Ik ben dat nagegaan, maar het blijkt alleen in zeer algemene termen te zijn gebeurd. Daarom vraag ik het de staatssecretaris nu heel specifiek, omdat wij als Kamer moeten kunnen beoordelen hoe groot het risico is dat wij hier met zijn allen nemen. De Kamer is namelijk medewetgever en daarvoor dus medeverantwoordelijk.

Staatssecretaris Atsma:

Met alle waardering voor de bijdrage van de heer Samsom moet ik opmerken dat hij en ik het over hetzelfde rapport hebben en dat wij tijdens het AO over duurzame landbouw, als ik mij niet vergis, juist uitvoerig over dit specifieke punt hebben gesproken, niet meer en niet minder. Ik heb toen ook gezegd dat wij het gingen aanpakken op basis van de cijfers die ik zojuist heb genoemd en die de heer Samsom ook heeft genoemd. Ik heb gezegd dat wij met de sector, de bedrijven en de overheden zouden gaan praten omdat niemand wil dat waar dan ook iets op slot gaat. Daarover zijn de heer Samsom en ik het dus volstrekt met elkaar eens. Vervolgens heb ik gezegd welke middelen en instrumenten ik ervoor had. Sommige bedrijven willen stoppen, terwijl andere voor vernieuwing zeggen te gaan. Sommige willen wel investeren, terwijl andere zeggen dat ook te willen, maar het niet te kunnen. Je kijkt dus waar je maatwerk kunt leveren. In een aantal regio's is het zelfs specifiek regionaal maatwerk. Dat is gewisseld. Meer is er niet gezegd. Daar zijn dus ook geen brieven of rapportages over. Ik herhaal met plezier wat ik toen heb gezegd, want ik vind dat het belangrijk is om te signaleren dat van die ruim 140 bedrijven het gros dusdanige maatregelen heeft getroffen dat er van die overschrijding geen sprake meer is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. De reden waarom wij dit debat nu voeren in plaats van volgend jaar is dat er nu nog van alles en nog wat aan te doen is. De staatssecretaris zei dat het met die wegen wel meeviel, maar ik heb hier enkele voorbeelden van wegen waarvoor dat niet geldt. De Noord-Brabantlaan in Eindhoven zit nu al op 35 dagen, de Willem de Zwijgerlaan in Leiden zit nu al op 36 dagen, de Amsterdamse Vaart in Haarlem zit op 28 dagen en de A10-west zit daar ook op. Ik wil dus van deze staatssecretaris horen welke maatregelen nu worden genomen om ervoor te zorgen dat we het aan het einde van het jaar halen.

De voorzitter:

Deze vraag hebt u eerder gesteld. Ik ga geen interrupties meer toelaten. Ik stel voor dat de staatssecretaris de gestelde vragen in eerste termijn beantwoordt. Iedereen heeft de mogelijkheid, gebruik te maken van de tweede termijn.

Staatssecretaris Atsma:

Ik herhaal wat ik al heb gezegd, namelijk dat er ook een eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid op tal van terreinen is. Dat herhaal ik niet alleen; ik vind dat het zo moet blijven. Als het gaat om de rijksverantwoordelijkheid is het volstrekt helder. Ik vind het ook niet terecht dat in eerste termijn op zijn minst is gesuggereerd dat het systeem niet deugt, terwijl dat EU-gevalideerd is en iedereen zijn handtekening eronder heeft gezet. Ik bestrijd dat en vind dat niet terecht. Wij houden ons in die zin precies aan wat wij hebben afgesproken. Ik kan daar niet veel meer over zeggen, want hiermee is wat mij betreft de kous af. Natuurlijk kun je altijd discussiëren over de vraag of een systeem beter of anders moet en of het intensiever kan, maar over de zorgvuldigheid van het systeem en de wetenschappelijke houdbaarheid van het systeem is gelukkig geen discussie.

De heer De Mos zei in zijn bijdrage dat een aantal feiten wat hem betreft gewoon klopt. Net als de heer De Mos vind ik dat het beeld dat een aantal afgevaardigden hier heeft neergezet, niet conform de realiteit is. Dat vind ik jammer. Tegen de heer De Mos zeg ik tegelijkertijd nogmaals dat ik het kind niet met het badwater weggooi. Ik ga de maatregelen op lokaal niveau niet tegenhouden. Gemeenten moeten deze maatregelen zelf treffen, omdat zij het bevoegd gezag zijn. Als de gekozen bestuurders van de gemeente Den Haag stappen zetten, zeg ik hun niet dat zij dit achterwege moeten laten. In algemene zin deel ik echter de opvatting van de heer De Mos dat je realistisch moet zijn en van daaruit moet handelen.

Mevrouw Van Veldhoven noemde een aantal wegen in Den Haag waarop er volgens haar sprake was van overschrijding van de uitstoot van fijnstof. Naar mijn overtuiging gaat het hierbij om de overschrijding van NO2-normen. Mevrouw Van Veldhoven weet dat 2015 het ijkjaar is voor NO2. Wij hebben dus nog enige tijd te gaan. In een eerder overleg heb ik al gezegd dat ik ten aanzien van zowel fijnstof als NO2 optimistisch ben. Je moet ze echter niet door elkaar halen. Ik heb het idee dat dit wel eens gebeurt als het over de situatie in Den Haag gaat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De staatssecretaris vraagt mij om een toelichting. Ik verwijs naar het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.

De voorzitter:

Ik sta u geen interruptie toe, mevrouw Van Veldhoven. U krijgt de mogelijkheid om in tweede termijn uw toelichting te geven.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb al gezegd dat er op snelwegen geen 130 km/u wordt gereden als dit niet verantwoord is uit het oogpunt van geluids- en luchtkwaliteit. Maatregelen om de doorstroming te bevorderen zijn overigens erg goed, omdat een stilstaande auto relatief meer uitstoot van fijnstof genereert dan een rijdende auto. Mevrouw Van Veldhoven heeft verder opmerkingen gemaakt over de zuiniger auto's. Het is maar net hoe je het bekijkt. Laten we met zijn allen vooral blij zijn dat er in de afgelopen jaren zoveel is geïnvesteerd in innovatieve ontwikkelingen, waardoor auto's inderdaad zuiniger zijn geworden. Dit heeft op zich niets te maken met de vraag of je fiscale maatregelen moet blijven treffen. Je kunt ook je zegeningen tellen en blij zijn dat het wagenpark met grote schreden zuiniger wordt. Dit heeft te maken met de bronmaatregelen waarover onder anderen de heer De Leegte heeft gesproken.

Er wordt met scepsis gesproken over de verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland, maar of het nu gaat om zwavel, stikstof, ammoniak of fijnstof, ten aanzien van al deze stoffen is in de afgelopen jaren de luchtkwaliteit heel substantieel verbeterd. De hoeveelheden van deze stoffen zijn met de helft of soms zelfs met twee derde teruggebracht. Dat is voorwaar geen kleinigheid. Wij mogen daar best trots op zijn. Omdat de dalende tendens zich in algemene zin nog steeds voordoet, ben ik optimistisch, wetende dat er nog een aantal maatregelen aankomt. Deze maatregelen zullen via het bronbeleid een extra bijdrage leveren om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Mevrouw Van der Werf van de CDA-fractie heeft gezegd dat ook voor haar de bronmaatregelen buitengewoon belangrijk zijn. Ze zei verder zeer terecht dat we vooral naar de toekomst moeten kijken. Daar is ook alle beleid op gericht.

Als je belastingcenten inzet, moet je voortdurend kijken naar het rendement van elke euro, merkte de heer Leegte op in zijn bijdrage. Ik ben het hiermee eens. Ik heb al gezegd wat ik vind van de dalende trend. Mevrouw Van der Werf heeft een- en andermaal gezegd dat we naar de toekomst moeten kijken. Op basis van haar vragen, onze antwoorden daarop, de gesprekken die wij hebben gehad met het Astma Fonds en de GGD en op basis van de Amsterdamse ervaringen, heb ik gezegd dat het misschien toch verstandig is om in kaart te brengen hoe de situatie van de luchtkwaliteit bij de verschillende scholen is. Dat moeten we niet doen om daarmee te zeggen dat het allemaal slecht is of allemaal nog slechter zou kunnen worden, maar vooral om te laten zien wat wel goed is. Daarom overwegen wij op dit moment serieus om die stap te zetten, zodat er volstrekte duidelijkheid ontstaat over de luchtkwaliteit bij onderwijsinstellingen. Dan kan vervolgens het bevoegd gezag, dus de besturen van die onderwijsinstellingen, daaraan de conclusies verbinden die het eraan moet verbinden. Wij zijn positief en optimistisch over de stand van zaken, maar wij vinden ook dat op dit punt niet onnodig onrust of zorg zou moeten bestaan.

Ten slotte. De heer Leegte vraagt wat er gebeurt na 2015 wanneer het NSL afloopt. Hij wil weten hoe wij de vervolgstappen gaan zetten. Ik vind dat je dat niet nu eenzijdig, vanuit de rijksoverheid, moet willen invullen. Ik vind dat je dat wel tijdig, dus twee jaar van tevoren, met alle betrokken partners waarmee je de afspraken hebt gemaakt in het kader van het samenwerkingsconvenant, moet bespreken en hen moet betrekken bij de vraag hoe je na 2015 verdergaat. Laten we hopen dat we dan allemaal vaststellen dat we binnen de Europese norm blijven, zodat ongeacht de vraag of Europa ingrijpt in welke lidstaat dan ook, dat hoe dan ook niet nodig zal zijn in Nederland.

De voorzitter:

Ik zie dat er behoefte bestaat aan een tweede termijn. De spreektijd is maximaal één minuut per woordvoerder.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee concrete vragen aan de minister en twee moties.

Kan de Kamer toch wat inzicht krijgen in de maatregelen die dit jaar nog genomen worden, zowel bij de knooppunten op de wegen als bij een aantal bedrijven?

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat na het relatief grote aantal overschrijdingsdagen van de luchtkwaliteitsnormen in het voorjaar van 2011 de kans groot is dat de absolute jaarnorm van 40 microgram fijnstof per kubieke meter, dan wel de norm voor het aantal van 35 overschrijdingsdagen boven de 50 microgram per kubieke meter aan het eind van het jaar overschreden wordt;

overwegende dat nieuwe overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen niet alleen een gezondheidsrisico vormen voor omwonenden van drukke wegen, maar ook ten gevolge kunnen hebben dat de Europese Commissie een inbreukprocedure start;

verzoekt de regering, uiterlijk op Prinsjesdag 2011 met een pakket maatregelen te komen waarmee voorkomen kan worden dat de luchtkwaliteitsnormen voor fijnstof in 2012 opnieuw overschreden zouden worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116 (30175).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitkomsten van de berekeningen voor luchtkwaliteit op basis van verkeersmodellen in hoge mate afhangen van de (verkeers)gegevens die overheden als input gebruiken;

overwegende dat fouten met de invoer van de aantallen of typen vervoermiddelen, verkeerssnelheden of congestie kunnen leiden tot een verkeerde voorstelling van zaken voor de luchtkwaliteit;

verzoekt de regering, voorstellen te doen om (eventueel steekproefsgewijs) te komen tot onafhankelijke controle van de invoer van (verkeers)gegevens bij de toepassing van verkeersmodellen die ten doel hebben de luchtkwaliteit te berekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 117 (30175).

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondernemers door milieuzones kampen met gigantische omzetverliezen;

constaterende dat milieuzones de totale hoeveelheid fijnstof in binnensteden met een te verwaarlozen percentage doen dalen;

verzoekt de regering om alle milieuzones op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 118 (30175).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb twee korte opmerkingen vooraf. Ik begrijp dat de PVV graag wil dat het kabinet ingrijpt in gemeentelijke autonomie. Tegen de staatssecretaris zeg ik dat de cijfers waarover ik sprak, bij het RIVM vandaan kwamen, uit het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Ik geef hem deze cijfers graag, als hij dat wil.

Dan mijn inhoudelijke punten. De afgelopen jaren was er een dalende trend. Deze was het gevolg van ander beleid, van het vorige kabinet. De norm gaat omlaag en de snelheid op bredere snelwegen gaat omhoog. Het belangrijkste echter is dat we ervoor moeten zorgen dat de stikstofnorm niet de rem wordt op de Nederlandse economische ontwikkeling. Dit jaar hadden we nog een half soepele regeling, maar volgend jaar niet meer. Ik ben erg blij met de toezegging van de staatssecretaris om ons dit najaar een overzicht te geven van wat wij mogen verwachten aan plussen en minnen met betrekking tot de luchtkwaliteit en van de maatregelen die wij hebben om de luchtkwaliteit te verbeteren. Hij zal dat kabinetbreed bekijken en met name bezien wat de collega's van ELI doen.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een handgeschreven motie en dat is mij in acht jaar Kamerlidmaatschap nog nooit overkomen. Dat komt omdat ik hier nu niet meer sta met een politieke wens om nog iets gezamenlijk te regelen. Dat moet maar even wachten. Ik sta hier als Kamerlid met een verzoek om gedetailleerde informatie op basis waarvan mijn fractie – en naar ik hoop ook andere fracties – een oordeel kan vormen over het risico dat wij als Nederlandse Staat lopen op het gebied van normoverschrijding van de luchtkwaliteit. Die risico's zijn er, die zijn door de heer Leegte geconstateerd, die zijn door de staatssecretaris geconstateerd en die zijn door anderen geconstateerd. Wij zijn daarvoor verantwoordelijk. Ik wil inzicht in die risico's en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het RIVM in zijn monitoringsrapportage heeft vastgesteld dat de luchtkwaliteitsnorm in 2011 wordt overschreden;

overwegende dat er daardoor een risico bestaat dat plannen voor weguitbreiding of stedelijke ontwikkeling sneuvelen in beroepsprocedures;

verzoekt de regering, de Kamer zo spoedig mogelijk volledig te informeren over alle maatregelen die zij heeft genomen om de normoverschrijding te voorkomen en het verwachte effect daarvan op de luchtkwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119 (30175).

De heer Samsom (PvdA):

Ik schreef die laatste zin en ik meende het nog nooit zo oprecht. Ik wil overgaan tot de orde van de dag, maar daarvoor is informatie nodig. Ik doe een klemmend beroep op mijn collega's om mij daarin te steunen. Dat zal ik omgekeerd ook doen.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik kan de motie niet goed lezen, maar zal het toch proberen. De heer Samsom vraagt om gedetailleerde informatie, maar die heb ik op dit moment niet. Ik heb al aangegeven dat wij die bij de rapportage in oktober met een gedetailleerde brief de Kamer willen doen toekomen. Als dat tegemoetkomt aan de wens van de heer Samsom, dan is het voor mij aan het oordeel van de Kamer. Ik zeg graag toe dat wij dat bij die rapportage zullen meenemen en de Kamer mag ons daar ook aan houden.

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Samsom.

De heer Samsom (PvdA):

Ik begrijp dat die informatie er nu niet is. Waarop baseert de staatssecretaris dan zijn mening, opvatting en zelfs verzekering dat de norm dit jaar niet zal worden overschreden? Die informatie heeft hij wel en die kan hij met de Kamer delen.

Staatssecretaris Atsma:

Dan moet ik het nog een keer uitleggen. Een aantal geachte afgevaardigden heeft dit ook al gedaan. De norm voor 2011 is gebaseerd op de derogatie en de cijfers van het RIVM gaan daar niet van uit. De terugkoppeling over 2011 is in oktober 2012. Dan zal naar mijn stellige overtuiging blijken dat normoverschrijding op basis van de gederogeerde ruimte die de Europese Commissie heeft geboden, niet aan de orde is. Ik kan het niet helderder zeggen. Als dat onvoldoende is voor de heer Samsom kan ik niet anders dan zijn motie ontraden. Ik dacht hem tegemoet te komen door toe te zeggen dat wij bij de rapportage 2011, die oktober/begin november 2011 verschijnt, ingaan op de gedetailleerde vragen. Als dat onacceptabel is voor de heer Samsom vind ik dat jammer. Mijn stellige overtuiging dat wij het halen, is erop gebaseerd dat er nu sprake is van derogatie. Dat is het ijkpunt voor de rapportage over 2011 van volgend jaar. Ik kan het niet helderder zeggen.

Mevrouw Van Tongeren verzoekt de regering in haar eerste motie om uiterlijk op Prinsjesdag 2011 met een pakket maatregelen te komen waarmee voorkomen kan worden dat de luchtkwaliteitsnormen voor fijnstof in 2012 opnieuw overschreden zouden worden. Dat lijkt mij niet nodig. De motie is overbodig. Ik heb al eerder aangegeven wat wij doen, welke middelen wij hebben en dat ik ervan uitga dat wij de norm halen. Als je accepteert dat wij over de schreef gaan, dan kan ik mij voorstellen dat een dergelijke motie wordt ingediend. Dat is echter niet aan de orde. Wij halen de Europese doelen. Ik heb geen enkele behoefte om daarin mee te gaan. Ik zeg nogmaals tegen mevrouw Van Tongeren dat wij natuurlijk bereid zijn om ervoor te zorgen dat bij de rapportage de analyse van het afgelopen jaar en de vooruitblik naar het volgende jaar worden gegeven. Op basis van de overwegingen moet ik de motie ontraden.

In haar tweede motie verzoekt mevrouw Van Tongeren de regering om voorstellen te doen om eventueel steekproefsgewijs te komen tot een onafhankelijke controle. Dat lijkt mij ook een overbodige motie. Alles wat wij doen is gebaseerd op continue monitoring door alle betrokkenen bij de luchtkwaliteit.

De heer De Mos vraagt in zijn motie om onmiddellijke stopzetting van alle milieuzones. Uit mijn eerdere bijdrage kan hij afleiden dat ik daar helemaal niets voor voel, omdat dit de gemeentelijke autonomie raakt. Bovendien zou je daarmee een stap terug doen op de plaatsen waar de milieuzones wel werken. De heer De Mos spreekt van een nadelig effect op de economie. De vervoersorganisatie EVO en anderen hebben via de convenanten de milieuzones van harte onderschreven. Ik moet ook deze motie ontraden.

Voorzitter. Hiermee heb ik alle vier de moties ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris. Aanstaande dinsdag wordt gestemd over de moties.

Naar boven