5 Van rechtswege verleende vergunning

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten ter invoering van de van rechtswege verleende vergunning (Verzamelwet van rechtswege verleende vergunning) (32454).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer Teeven, van harte welkom. Het woord is aan mevrouw Gesthuizen.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De lex silencio positivo: wij noemen het in de fractie altijd het wetsvoorstel met de mooie naam maar de verschrikkelijke gevolgen. Over het bestuursrecht bestaat al jaren relatief veel ontevredenheid en daarover zijn veel boeken geschreven, debatten gevoerd en symposia georganiseerd. Ook zijn er nieuwe wetten gemaakt. Een deel van de onvrede wordt veroorzaakt doordat de overheid niet altijd snel en zorgvuldig beslissingen neemt.

Enkele jaren geleden hebben wij een wet ingevoerd die burgers het recht geeft op een vergoeding, een dwangsom, als de overheid te laat beslist. Die wet was bedoeld als prikkel om op tijd een beslissing te nemen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit voor de overheid inmiddels een lastige kwestie is. Als je niet op tijd beslissingen neemt, gaat het in de papieren lopen en kost het veel geld.

Nu wordt het hele principe omgedraaid. De lex silencio positivo betekent niets anders dan: geen bericht is goed bericht. Als men niets hoort van de gemeente of een andere overheidsinstantie waar een vergunning is aangevraagd, is de vergunning stilzwijgend verleend. De SP-fractie vindt dat fundamenteel verkeerd. Ik heb dat al een aantal keren gezegd en herhaal het nu weer.

Als de overheid niet in staat is om tijdige, goed gefundeerde beslissingen te nemen, moet ervoor worden gezorgd dat de overheid wel goed genoeg is om kwalitatief goede en snelle beslissingen te nemen. Dat is ook een van de adviezen van de commissie-Elverding, die constateert dat de vertragingen niet zozeer door de procedures komen, maar door een gebrek aan capaciteit bij gemeenten, zowel op het gebied van kwantiteit als van kwaliteit. Dat is een heel belangrijk gegeven. Ik zeg het daarom nog maar eens. Er is een kwantitatief en een kwalitatief probleem. Hoe lossen wij dat op? Door het probleem weg te definiëren. Wij zorgen er gewoon voor dat wij die mensen überhaupt niet meer nodig hebben.

Bij een vergunningenstelsel zijn er in mijn ogen twee opties. Ofwel het is terecht dat er een vergunningenstelsel is en dan moet je een vergunningaanvraag zorgvuldig beoordelen om de vergunning te kunnen verlenen of afwijzen. Ofwel het is onzin dat je ergens een vergunning voor moet hebben en dan moet je die hele vergunningsplicht afschaffen en de activiteit onderbrengen in het activiteitenbesluit. Jarenlang is er bezuinigd op capaciteit en expertise bij gemeenten en ambtenaren. Dat is de voornaamste oorzaak van het te traag beslissen op vergunningaanvragen. Met deze wet wordt dit probleem niet aangepakt, maar wordt de overheid beloond voor slecht gedrag. Te laat beslissen is dan namelijk geen probleem meer. De SP-fractie vindt een lakse overheid die te laat beslist, wel degelijk een probleem. Zij vindt de lex silencio positivo een slechte schijnoplossing.

Bij het beslissen over een vergunningaanvraag moet meer meewegen dan alleen maar de belangen van de aanvrager van de vergunning, zoals de belangen van derden of van het milieu. Vergunningen zouden niet zo maar moeten worden verleend wanneer de overheid verzaakt bij het nemen van beslissingen binnen de daarvoor gestelde termijn. De overheid moet natuurlijk gewoon op tijd en zorgvuldig beslissen.

De Raad van State is ook kritisch over de van rechtswege verleende vergunning, maar de regering neemt niet eens meer de moeite om goed inhoudelijk verweer te voeren. Dat komt niet in de laatste plaats door de druk die vanuit de Kamer constant is opgevoerd door partijen als PvdA, CDA en VVD. De regering waant zich relatief veilig op dit terrein en kan zonder meer de kritiek van de Raad van State wegwuiven.

In antwoord op vragen van de SP-fractie zegt het kabinet het uitgangspunt te delen dat overbodige vergunningenstelsels kunnen worden afgeschaft of omgezet in algemene regels met eventueel een meldingsplicht. Het kabinet heeft zelfs een voorkeur voor deze opties boven het handhaven van een vergunningenstelsel met daarbij een lex silencio positivo. Waarom dan toch deze lex silencio positivo?

Het systeem van de van rechtswege verleende vergunning kan in het geheel niet op steun van onze fractie rekenen. Dit wetsvoorstel, dat voor een aantal vergunningen dit systeem van toepassing verklaart, kan dat evenmin. Op enkele vergunningen ga ik specifiek in.

Het is verboden om zonder vergunning een destilleertoestel te bezitten of te maken. Hiervoor bestaat een vergunningenstelsel om fraude tegen te gaan om te voorkomen dat mensen illegaal alcoholhoudende producten maken. Hoe kan de regering dan hiervoor het systeem van de stilzwijgende toestemming invoeren? Het antwoord van de regering komt op het volgende neer. Stilzwijgende vergunningverlening is niet het uitgangspunt. Wij gaan alle aanvragen toetsen. Pas als niet tijdig wordt besloten, is stilzwijgende vergunningverlening aan de orde. Dat is echter toch juist het hele punt! Dan vervolgt de regering: "Het doel is dat er geen aanvragen betreffende een vergunning voor de rechtvaardiging van en het voorhanden hebben van een destilleertoestel ten onrechte stilzwijgend worden verleend." Dan breekt mijn klomp, want ik begrijp werkelijk niet meer waarom dit systeem moet worden ingevoerd. Het levert helemaal niets op, alleen risico's dat er niet op tijd wordt beoordeeld en dat daarmee de vergunning een feit is.

Ik heb nog een voorbeeld. Verenigingen en stichtingen die verplicht zijn, een jaarrekening op te stellen, kunnen hiervoor ontheffing krijgen. Ook hiervoor gaat gelden: geen bericht, is goed bericht; als u niets van ons hoort, hebt u de ontheffing binnen. Ook hier benadrukt de regering dat het uitgangspunt blijft dat op tijd over de aanvraag tot vrijstelling wordt beslist, zodat de lex silencio positivo niet van toepassing zal zijn. Ook in dit geval de vraag: wat levert dit dan op?

Daarnaast worden voortaan stilzwijgend vergunningen verleend voor het organiseren van een incidenteel kansspel voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten in de horeca en voor ontheffing van de plicht voor particuliere beveiligers om hun uniform te dragen. Als de minister al deze vergunningen onzinnig vindt, stel ik voor om het voorstel aan de Kamer te doen, ze maar gewoon af te schaffen. Dan hebben we het er nog eens een keertje over.

Mijn laatste voorbeeld. Als sprake is van een noodsituatie, bijvoorbeeld door dreigende oorlog, geldt er een vergunningplicht voor artsen, tandartsen en apothekers die hun praktijk willen beëindigen of het land willen verlaten, om te voorkomen dat we zonder deze belangrijke mensen komen te zitten. Het is eigenlijk niet te geloven, maar ook hiervoor gaat gelden: geen bericht op uw vergunningaanvraag, dan heeft u uw vergunning binnen. Verwacht effect: nul komma nul, want alle vergunningen zullen per omgaande worden afgewezen. Feitelijk zul je dus zelden of nooit aan de werking van de LSP toekomen, aldus de regering.

Kortom, de SP vindt dit een heel slechte wet, niet alleen omdat er belangrijke vergunningen tussen zitten, nu en in de toekomst, maar omdat zij het principieel verkeerd vindt om vergunningaanvragen die op grond van de wet eigenlijk expliciet beoordeeld zouden moeten worden, stilzwijgend te verlenen als de bestuursorganen om wat voor reden dan ook te laat een beslissing nemen. We gaan als politiek een verkeerde kant op door de overheid op deze manier uit te hollen. Ik zal mijn fractie dan ook adviseren om tegen deze wet te stemmen.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Van mijn fractie hoort u een ander geluid, maar dat is vaker het geval. De Verzamelwet van rechtswege verleende vergunning. Ik ga eerst naar het aanbieden van het jaarverslag van de Ombudsman, de heer Brenninkmeijer, die vorige week het volgende zei: de overheid legt vaak eenzijdig de nadruk op geld en rechten, op het economische en het juridische. Zij hecht te weinig waarde aan een goede relatie met de burger. Ondertussen ziet die burger de overheid niet zitten. Regelmatig wordt de overheid als een grote puinhoop omschreven. Overheid en burger erkennen op die manier over en weer elkaars waarde niet.

Dit pleidooi van de Ombudsman – hij gaat daar heel lang in door, want hij zegt bijvoorbeeld ook: overheid, bel die burger op, maak contact, los het kwalitatief goed op – komt natuurlijk duidelijk naar voren als je de wet die we vandaag bespreken doordenkt, want het is wel een juridische oplossing. Desalniettemin is mijn fractie van oordeel dat dit een goede oplossing is. Het is alleen niet de gehele werkelijkheid. Het is het een en het ander: je moet een goede relatie met de burger aangaan, probleemoplossend werken, maar als de overheid haar werk niet goed doet, is het in de gevallen die daarvoor geschikt zijn een zeer goede prikkel om de vergunning van rechtswege te verlenen. De overheid dient immers de burger. Onderdeel van die service is het tijdig beslissen op aanvragen van een burger. Deze wet draagt daaraan bij. Immers, de vergunning wordt gewoon verleend als de beslistermijn is overschreden. Dit ligt in lijn met ons eerdere, succesvolle initiatief van de dwangsom bij niet tijdig beslissen; een vergelijkbare prikkel aan de zijde van de overheid om het werk snel en goed te doen. Het mooie van deze regel is dat dit beperkt wordt tot de gevallen waarin de belangen van derden niet in het geding komen, waarin het internationale recht niet in het geding komt en de beslissing gewoon te complex is om te kunnen zeggen: we verlenen haar. Het gaat om relatief simpele beslissingen. Mevrouw Gesthuizen gaf ook al het voorbeeld van de snackbarexploitant die ieder jaar zijn vergunning voor gokkasten moet verlengen. Het gaat daarbij om één, maximaal twee gokkasten. Als de overheid niet tijdig genoeg beslist, dan mag hij die gokkasten een jaar langer laten staan. Is dat een groot probleem voor de overheid, dan moet zij in het volgende jaar op de nieuwe aanvraag tijdig een afwijzende beslissing nemen. Dat lijkt mij een uitstekende prikkel.

Afrondend: dit is een prima wetsvoorstel. Mijn fractie zal het steunen, maar de volgende stap is de kwaliteitsstap. Dat is de kwaliteit waarover de Ombudsman het had, de kwaliteit van het werkelijk contact maken met de burger. Daar gaan we het in het vervolg ook over hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter, ik stond eigenlijk alleen ingeschreven voor het debat. Ik dacht dus dat ik helemaal geen kans zou krijgen om te interrumperen, maar kijk aan: toch wel. Ik begrijp de redenering van de heer Recourt niet. Hij zegt: het wordt een goede prikkel om wel tijdig te beslissen, want de vergunning wordt anders gewoon verlengd. Waarom is dat een goede prikkel?

De heer Recourt (PvdA):

De overheid heeft uiteraard bij een vergunningaanvraag twee opties: toestaan of afwijzen. Als de overheid de aanvraag wil afwijzen, wordt zij op deze manier geprikkeld om dat binnen de aanvraagtermijn te doen. Als het de overheid toch niet uitmaakt – dat betekent de andere kant op: toewijzen – dan wordt die toewijzing hiermee gerealiseerd van rechtswege.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Als er dus sowieso sprake zou zijn van toewijzing en de overheid dan op haar handen zit, is er niets aan de hand. Dan zou ik me ook kunnen voorstellen dat je nog eens kritisch naar zo'n vergunning zou moeten kijken, omdat het dan wellicht een overbodige vergunning is. Maar ik heb het over de andere kant, de prikkel waarop de heer Recourt doelt: als er een vergunning wordt verleend, is dat een prikkel om wél op tijd te beslissen. Waarom dan?

De heer Recourt (PvdA):

Omdat de overheid er op dat moment een belang bij heeft. Dat is niet een heel groot belang, anders moet je het niet doen; dat heb ik gezegd. Bij de gokkasten bijvoorbeeld heeft de overheid er belang bij om te zeggen: wij vinden het geen goed idee dat in deze snackbar nog een jaar lang gokkasten staan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Precies. En dan komen we tot de conclusie dat het dus een oerstom idee is – sorry voor het onparlementaire taalgebruik, voorzitter – om te zeggen dat de overheid maar op de blaren moet zitten. Want dan zit namelijk niet de overheid op de blaren; dan zit de burger op de blaren. Daarom is die lex silencio positivo zo'n slecht idee.

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan de redenering van mevrouw Gesthuizen niet volgen. Dit is juist in het belang van de burger die de aanvraag doet. Zodra het belang van een derde, een andere burger, aan de orde is, is deze wet niet meer van toepassing. Het is nu juist de burger die profiteert van het op de handen zitten van de overheid. En waarom dan die vergunning überhaupt niet afschaffen, zoals mevrouw Gesthuizen zei? Dat is het mooie wat is gebeurd bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Er is een aantal voorbeelden gevonden waarin de wetgever inderdaad heeft geconcludeerd dat een bepaalde vergunningplicht helemaal niet nodig is. Die is toen ook afgeschaft.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Dit kabinet wil een kleine overheid en minder bureaucratie, niet alleen om de overheidsuitgaven te verminderen, maar ook om burgers, bedrijven en ondernemers minder tot last te zijn. Dit betekent dat de overheid ook kritisch naar zichzelf moet kijken en moet nagaan of het eigen handelen aan deze doelstelling voldoet. Het voorliggende wetsvoorstel voor een verzamelwet van rechtswege verleende vergunning levert hieraan een bijdrage. Het wetsvoorstel regelt immers dat wanneer de overheid bij het verlenen van een vergunning traag handelt of zich niet aan de eigen regels houdt, automatisch een vergunning wordt afgegeven en burgers of bedrijven niet langer de dupe zijn van tekortschietend overheidshandelen. De VVD-fractie staat daarom positief tegenover dit wetsvoorstel.

We bevinden ons hier op het terrein van het bestuursrecht. Het bestuursrecht heeft tot doel de burger te beschermen tegen ongeoorloofd handelen door de overheid. Bij de relatie tussen burger of bedrijf en overheid kunnen echter ook de belangen van anderen betrokken zijn. Daaraan mag beslist niet voorbij worden gegaan. Het risico bestaat immers dat als gevolg van het niet naleven van de eigen procedures van rechtswege een vergunning wordt verleend, zonder dat de belangen van derden hierbij voldoende zijn afgewogen. Mede op grond van de antwoorden van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag is de VVD-fractie ervan overtuigd geraakt dat de belangen van eventuele derden voldoende zijn gewaarborgd. Niet alleen omdat in de gevallen die door het voorliggende wetsvoorstel worden geregeld, bezwaar- en beroepsprocedures voor derden blijven openstaan, maar ook omdat op de eerdere vraag van de VVD-fractie of het aantal vergunningen dat in aanmerking komt voor verlening van rechtswege kan worden uitgebreid, het antwoord luidt dat juist met het oog op de belangen van derden uitbreiding niet mogelijk is. Daarin ligt volgens mij het bewijs dat dit afdoende is geregeld. Om te bevorderen dat de overheid zich bij het verlenen van vergunningen aan haar eigen regels houdt, bestaat al de Wet dwangsom, zoals eerder genoemd. Het voordeel van de van rechtswege verleende vergunning ten opzichte van de Wet dwangsom is dat in het geval van het niet of niet tijdig besluiten over vergunningaanvragen het voorliggende wetsvoorstel ervoor zorgt dat er een vergunning wordt verleend. In het geval van een dwangsom kan de overheid er daarentegen voor kiezen om het financiële nadeel te lijden, geen besluit te nemen en daarmee de burger of ondernemer uiteindelijk in onzekerheid te laten. Hiermee is de burger slechter af.

Naar het oordeel van de VVD-fractie vormt de invoering van de zogenaamde lex silencio positivo daarmee een welkome aanvulling op het instrumentarium om de overheid bij de les te houden en te disciplineren in haar eigen optreden. De leden van de VVD-fractie zijn daarom voornemens voor dit wetsvoorstel te stemmen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Eigenlijk heb ik ongeveer dezelfde vraag als zonet. Laat ik het voorbeeld van de gokkast erbij pakken dat de heer Recourt aandroeg. Waarom bestaan vergunningen volgens de VVD-fractie? Bestaan ze omdat de overheid het zo fijn vindt om macht te hebben over ondernemers of burgers, of bestaan ze om anderen te beschermen?

De heer Taverne (VVD):

Vergunningen verlenen verlof aan burgers of ondernemers om bepaald handelen te verrichten of na te laten. Het uitgangspunt bij vergunningen en vergunningverlening door de overheid is om dit enerzijds te reguleren en anderzijds om ervoor te zorgen dat andere betrokkenen geen onnodig nadeel ondervinden in de relatie met de burger of de ondernemer die een vergunning behoeft. Dat is het uitgangspunt. In dit geval wordt er naar de belangen van de vergunningaanvrager gekeken – deze moet namelijk niet in onzekerheid blijven door langzaam of onzorgvuldig handelen van de overheid – maar tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat de mogelijke derde niet wordt benadeeld. Dat ben ik met mevrouw Gesthuizen eens. In dit geval gebeurt dit ook niet, omdat er bezwaar- en beroepsprocedures voor die derde open blijven staan. Daarmee is dit probleem en de zorg van mevrouw Gesthuizen beantwoord.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Als we bij het voorbeeld van de gokkast blijven, dan is de benadeelde burger degene die bij de snackbar komt. Hier zou immers eigenlijk geen gokkast horen te staan, omdat we met zijn allen kunnen constateren dat daar misbruik van wordt gemaakt, dat er te jong wordt gegokt of dat er te vaak mensen komen met een verslaving et cetera. Dit zou een goede reden zijn om daar geen vergunning voor te verlenen, maar de vergunning is er dan dus toch wel dankzij het mooie voorstel inzake de lex silencio positivo. De burger is dus uiteindelijk de benadeelde.

De heer Taverne (VVD):

Ik denk dat mevrouw Gesthuizen hiermee de spijker op de kop slaat, want als we het wetsvoorstel bekijken, zien we dat het over het algemeen om betrekkelijk exotische vergunningen gaat waarbij de gemene deler is dat er niet heel veel derde partijen bij betrokken zijn. In het voorbeeld van mevrouw Gesthuizen lijkt mij de burger die door kan blijven gokken niet zozeer het slachtoffer. Het is eerder een voorbeeld van een vergunning die in de praktijk uitmondt in extra bureaucratie en onnodig handelen omdat de vergunning ongetwijfeld verlengd zou zijn als de overheid bijtijds had opgetreden.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik wil even een kort betoog houden over de van rechtswege verleende vergunning. Daarnaast wil ik dat koppelen aan mijn eigen werkervaring. Ik heb namelijk een tijdje met vergunningen gewerkt. Dat geeft misschien ook antwoord op de vragen van mevrouw Gesthuizen.

De PVV staat positief tegenover de van rechtswege verleende vergunning, de lex silencio positivo. Het is alleszins redelijk om burgers of organisaties binnen acht weken een vergunning te verlenen. Dat heeft te maken met dienstverlening en met een betrouwbare overheid. Het is dus goed dat er binnen acht weken beschikt wordt. Als die termijn wordt overschreden, wordt van rechtswege een vergunning verleend. De aanvrager krijgt dan dus automatisch een vergunning. Dat is op zich positief, want bij de organisatie of het bestuursorgaan dat de vergunning moet verlenen, zal men zijn best doen om het binnen acht weken voor elkaar te krijgen. Dit is een extra prikkel, een extra drukmiddel voor een overheidsorganisatie om de zaken op tijd voor elkaar te krijgen.

Ik zal dat staven met mijn eigen praktijk. Ik ben ooit districtscommandant geweest bij de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. District Haven was verantwoordelijk voor industriële veiligheid en verleende in het kader daarvan ook vergunningen. Als manager van dat district moest ik eens in de drie maanden bij het gemeentebestuur komen en overleggen binnen hoeveel tijd ik mijn vergunningen had verleend. Als dat onvoldoende was en ik te veel uit de tijd liep, dan werd ik daarop gecorrigeerd. Ik sprak mijn mensen er ook op aan. Die prikkel werkt in de praktijk dus wel degelijk: een professional wil de termijn van acht weken niet overschrijden. Hij zal echt zijn best doen om het op tijd te halen, maar hij moet er wel op aangestuurd worden. De manager moet er ook op aangestuurd worden. Volgens mij gaat deze prikkel in de praktijk dus wel werken. In principe ziet de PVV-fractie het gelden van de lex silencio positivo als een goed instrument om binnen acht weken te beschikken. Het doel moet eigenlijk zijn dat er zo weinig mogelijk vergunningen van rechtswege worden verleend.

Ik heb nog wel wat kritische kanttekeningen. Uit een recent artikel in Binnenlands Bestuur blijkt dat er honderden bouw- en milieuvergunningen zijn verstrekt zonder controle. De Federatie Welstand heeft onder 41 gemeenten, een provincie en een ministerie onderzoek uitgevoerd van januari tot eind april. In die tijd zijn 111 vergunningen verstrekt zonder dat ze zijn gecontroleerd. Het betrof ongeveer 10% van de gemeenten. Die vergunningen zijn zomaar verstrekt. Er zat geen controle op, terwijl dat juist het doel van een vergunning is. De controle waarborgt veiligheid. Als ik samen met de milieudienst een vergunning afgaf voor een industrieel complex, hadden de burgers in de omgeving de zekerheid dat de overheid er goed naar gekeken had. Er is dus wel degelijk een belang voor burgers bij vergunningverlening. Al met al, de Federatie Welstand heeft dus een eigen onderzoek uitgevoerd en Binnenlands Bestuur meldt dat honderden bouw- en milieuvergunningen zonder controle zijn verstrekt. Daar kijk ik toch wel kritisch naar.

Verder kijk ik nog even kritisch naar het bestuursorgaan. Dat is verplicht om te publiceren in welke gevallen een vergunning van rechtswege verleend is. Dat moet worden gepubliceerd, zodat een derde daartegen bezwaar of beroep kan aantekenen. Ik heb een vraag over de publicatieplicht aan de staatssecretaris. Is er zicht op het aantal van rechtswege verleende vergunningen? Hoe staat dat in verhouding tot de regulier verstrekte vergunningen? Is er zicht op het aantal publicaties hiervan? Worden alle van rechtswege verleende vergunningen wel gepubliceerd? Volgens het onderzoek van de Federatie Welstand niet, maar kan ik dat onderzoek generaliseren?

Dit is een goed plan en de PVV staat erachter, maar zijn de overheidsinstanties, de bestuursorganen, in staat om dit goed te doen? Zijn ze goed genoeg gefaciliteerd? Kloppen hun systemen? Moeten ze niet te veel handelingen verrichten? Ik krijg klachten uit de praktijk over de Wabo. Het idee van een integrale vergunning voor bouw, sloop en milieu is prima, maar de handelingen zijn te veel. Het ICT-systeem is niet op orde. Daardoor lopen de zaken uit de hand zoals uit het eerder genoemde onderzoek blijkt. De backoffice van de Wabo is nog niet goed georganiseerd. Daardoor kan ik de parallel niet trekken met de overige wetten die nu onder de lex silencio positivo vallen. De Wabo loopt dus nog moeizaam. Gaat dat straks ook gelden voor de andere wetten die hieronder geschaard zullen worden? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze parallel?

De voorzitter:

Dit was aanvankelijk een hamerstuk, totdat mevrouw Gesthuizen het activeerde. Ik streef ernaar om het in één termijn af te ronden. Ik ga ervan uit dat de heer Bontes de laatste spreker van de zijde van de Kamer was en dat mevrouw Smilde haar termijn doorbrengt in "silencio positivo".

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Het was inderdaad wat meer inbreng dan ik had ingeschat dit weekend, toen ik de stukken en ook de schriftelijke wisseling van stukken heb bestudeerd. Het is goed om te zien dat ook dit onderwerp zoveel Kamerleden beroert, meestal in positieve zin, soms in negatievere zin. Dat maakt echter niet uit, het is goed dat we over dit onderwerp spreken.

Op grond van de Dienstenwet geldt de lex silencio positivo natuurlijk voor alle vergunningen die onder het bereik van de wet vallen, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgezonderd. Er is dus nadrukkelijk een schifting gemaakt van de gevallen waarin we het niet moeten doen; een aantal van de woordvoerders sprak daar ook over. Voor de vergunningstelsel buiten het bereik van de Dienstenwet moet de LSP van toepassing worden verklaard. Dit wetsvoorstel heeft betrekking op de vergunningen buiten de Dienstenwet. Dat is helder.

Mede op verzoek van de Kamer hebben de betrokken ministers bekeken op welke terreinen buiten het bereik van de Dienstenwet de LSP nog meer ingevoerd kan worden. In het onderhavige wetsvoorstel is een aantal vergunningen opgenomen waarbij de invoering van de LSP mogelijk is. Hier blijft het niet bij, want ook in departementale wetgeving zal waar mogelijk de LSP worden ingevoerd.

Ik acht de LSP van belang, aangezien dit instrument naar mijn oordeel dejuridiserend kan werken; de heer Recourt sprak daar ook over. Burgers en bedrijven hebben er belang bij dat de overheid haar werk snel en goed doet. Niemand heeft er baat bij als de vergunningverlening te lang duurt. Op terreinen waar wij nu de LSP invoeren, krijgt de aanvrager de vergunning indien de overheid niet tijdig reageert en hoeven daarvoor geen juridische of andere acties meer te worden ondernomen. Uitgangspunt van deze wet is dat je probeert de burger te beschermen. De heer Recourt en de heer Taverne zeiden dat in eerste termijn. Maar je moet een afweging maken, dus het is of de een of de ander. Ik verwacht overigens niet dat de LSP veel toegepast zal worden, zoals de heer Bontes heeft gezegd. Mijn beeld is dat op terreinen waar de LSP is of wordt ingevoerd de vergunningverlenende instantie wordt geprikkeld om het proces van vergunningverlening zodanig in te richten dat de LSP niet toegepast behoeft te worden. Tegen de heer Bontes moet ik wel zeggen dat ik er op dit moment geen inzicht in heb hoe vaak vergunningen van rechtswege worden verleend. Het zal wel gemonitord worden op de departementen, maar ik heb er op dit moment geen inzicht in.

Bij de selectie van de vergunningen waarvoor de LSP nu wordt ingevoerd, is zorgvuldig gekeken naar de mogelijke effecten voor derden-belanghebbenden. Wanneer er echt nadelige consequenties kunnen zijn voor derden, is afgezien van de invoering van de LSP. Dat geldt ook voor vergunningen waarbij gezondheidsrisico's of andere risico's aan de orde zijn. Verder wijs ik op artikel 4:20f Abw. Als er ernstige gevolgen zijn voor het algemeen belang, kan het bestuursorgaan aan de beschikking van rechtswege alsnog voorschriften verbinden of de beschikking intrekken. Er zit wel degelijk een bescherming in, ook achteraf.

In de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel is aangegeven dat vooral gekeken moet worden of vergunningen wel of niet moeten blijven bestaan. Kortom, liever overbodige vergunningen afschaffen dan de LSP invoeren. De minister heeft het al gezegd bij de schriftelijke behandeling. Het kabinet is op dit punt van oordeel dat steeds kritisch moet worden gekeken of de vergunning nog wel nodig is. Inderdaad, het heeft de voorkeur van het kabinet om vergunningen die niet nodig zijn te schrappen. Dat zijn mevrouw Gesthuizen en het kabinet nog wel met elkaar eens. De vergunningen die in dit wetsvoorstel aan de orde zijn, zijn naar het oordeel van het kabinet wel nodig. Voor deze vergunningen past het wat ons betreft dan ook om het wetsvoorstel in te voeren.

De heer Recourt heeft gesproken over de Nationale ombudsman. In een artikel in het Nederlands Juristenblad van 5 april jongstleden is het kabinet inderdaad opgeroepen, werk te maken van projecten en maatregelen die dejuridiserend kunnen werken. Ik ben het met hem eens dat, als wij dit niet in het juridische vlak hoeven te trekken, wij dat ook niet moeten doen.

De Ombudsman wijst net als de heer Recourt op actieve geschiloplossing en mediation. Ik zou dit wetsvoorstel ook in dat kader kunnen plaatsen, want het draagt bij tot een adequate besluitvorming zonder dat er voor het verkrijgen van een vergunning juridische procedures behoeven te worden gevolgd. Dat is ook een voordeel.

Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd welke voordelen het wetsvoorstel oplevert. Zij gaf het voorbeeld van de ontheffing van de jaarrekeningplicht. Ik ben het met haar eens dat niet direct is te voorzien wat dit zal opleveren, maar tegen het verlenen van een LSP in dit concrete geval bestaat geen bezwaar.

Mevrouw Gesthuizen heeft gesproken over de incidentele kansspelvergunning. Nog daargelaten dat het kabinet en de SP-fractie op een aantal onderdelen van mening lijken te verschillen over het kansspelbeleid – laat ik dat nu al constateren – benadeel je wel een burger, als je zo'n vergunning niet verleent. Je benadeelt in dit geval die concrete ondernemer die mogelijk al jarenlang op een heel goede en verantwoorde wijze met die vergunning is omgegaan. Er wordt dus altijd een burger benadeeld. De vergunning kan dan niet afgeschaft worden. Het algemene beleid is dat wij door het woud van vergunningen heen gaan. Wij bekijken of het niet zinvol is om bepaalde vergunningen af te schaffen, maar wij willen wel grip houden op de branche. In het geval van die kansspelvergunning zullen wij het dus niet doen. Wij kijken natuurlijk ook naar de belangen van derden. Dat betekent niet dat wij de ondernemer in het concrete geval benadelen.

Een aantal vergunningen is zeldzaam. Ik denk bijvoorbeeld aan die in het kader van de Noodwet geneeskundigen. Tegen de LSP bestaat in dat verband geen concreet bezwaar.

Ik besef dat ik voor mijn antwoord niet meer tijd moet gebruiken dan de helft van de tijd die de Kamerleden gezamenlijk hebben gebruikt. Ik heb de voorzitter de vorige keer goed begrepen. Een ezel stoot zich niet twee keer aan dezelfde steen.

De heer Bontes heeft een specifieke vraag gesteld over 111 vergunningen in het kader van de Wabo. Het lijkt mij een technisch punt. Bij de Wabo is een extra voorziening getroffen. De LSP treedt niet meteen in werking. Er is in die wet voorzien in derdenbescherming. Het bestuurlijke punt dat ik wil maken, is dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat zij tijdig beslissen en de zaak op orde hebben. Dat betekent dat gemeenten voldoende kwaliteit en kwantiteit op dit soort cruciale punten ter beschikking moeten hebben. Op welstandseisen zou bekeken moeten worden of de vergunning vervangen kan worden door algemene regels. Dat zou ook een manier zijn om de problemen op te lossen. Dan zit je niet elk jaar aan het ritueel van die vergunning vast.

Ik dank de leden voor hun opmerkingen en voor de steun.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen wil nog iets weten over die gokkasten, denk ik.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nee, voorzitter, daar gaat het niet specifiek over. Ik ben zeer geïnteresseerd in de rechtszekerheid. De staatssecretaris zei dat het altijd nog teruggedraaid kan worden als blijkt dat de LSP ertoe heeft geleid dat een zeer onwenselijke situatie is ontstaan. Als iemand een vergunning heeft gekregen terwijl dat toch echt niet de bedoeling kan zijn, zou het teruggedraaid kunnen worden. Ik vraag mij af hoe het in zo'n geval zit met de rechtszekerheid van degene die de vergunning heeft gekregen. Het ene moment heeft hij een vergunning die hij op het andere moment kwijtraakt.

Staatssecretaris Teeven:

De Kamer heeft aangedrongen op een goede regeling van de derdenbescherming. Dat hebben wij gedaan in artikel 4.20, lid f, Awb. Een van de uitzonderingsgronden is: ernstige gevolgen voor het algemeen belang. Die derdenbescherming is dus geregeld. Degene die de vergunning krijgt, weet dat hij te maken krijgt met derdenbescherming.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het is in ieder geval mooi dat de staatssecretaris aangeeft dat het ernstige gevolgen kan hebben. Die gevolgen zouden ook nog wel eens kosten met zich mee kunnen brengen. Voor wie zijn die kosten als iemand via de LSP een vergunning heeft gekregen?

Staatssecretaris Teeven:

Mijn eerste reactie is dat de overheid die kosten draagt. Als de overheid besluit op deze wijze over te gaan tot vergunningverlening – de overheid heeft dan dus niet beslist binnen de termijn – en als achteraf sprake blijkt te zijn van derdenbescherming, dan lijkt het mij logisch dat de overheid die kosten draagt. Overigens wijs ik mevrouw Gesthuizen op artikel 6.1, lid 4, van de Wabo waarin staat dat de van rechtswege verleende vergunning wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van bezwaarschriften als bedoeld in artikel 6.7 van de Awb is verstreken. Sommige rechtsgevolgen treden dus niet in werking voordat de termijn van derdenbescherming is verstreken. Dat is ook een manier om die kosten tot een minimum te beperken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het is helder. De staatssecretaris geeft aan dat de overheid opdraait voor mogelijke kosten ten gevolge van onterecht verleende vergunningen. Uiteindelijk draaien wij er natuurlijk met zijn allen voor op.

Staatssecretaris Teeven:

Ja, maar bij de Wabo niet nadat de opschortingstermijn is verstreken die na het indienen van een bezwaarschrift gaat lopen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over dit wetsvoorstel zal volgende week plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven