7 Samenvoeging gemeenten

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer (32677).

De voorzitter:

Een speciaal woord van welkom aan de mensen uit de Kop van Noord-Holland en aan de minister. Er hebben zich vijf sprekers aangemeld, van wie twee erg laat, namelijk de heren Brinkman en Heijnen. Ik hoop dat ze voortaan op dit punt wat meer discipline zullen betrachten.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De Tweede Kamer heeft een hoorzitting gehouden over deze herindeling. Dit was een bijzondere gebeurtenis, omdat je hier precies het verschil zag tussen burgers en bestuurders. Iemand van de ouderenvereniging in Niedorp zei: er is geen inhoudelijke gedachtewisseling geweest en geen respect voor elkaars oordelen. Iemand van een actiegroep zei: alles en iedereen is geschoffeerd. Iemand van VNO-NCW van de kop van Noord-Holland zei: bedrijven sturen altijd aan op herindeling. En de burgemeester van Niedorp zei dat de weerstand onverwacht kwam.

Volgens mij hebben wij nog steeds te maken met een gemeenschap in Niedorp en met een burgemeester in een relatief kleine gemeente. Hij moet toch weten dat er zo verschrikkelijk veel weerstand is? Als deze burgemeester dat niet weet, dan geeft dat precies aan hoe groot de kloof hier is tussen burgers en bestuur. De eerste vraag die ik de minister vandaag stel is: van wie is de lokale democratie, van de bestuurders of van de burgers?

Een grotere gemeente geeft bestuurders meer prestige en een hoger inkomen. Bestuurders komen ons uitleggen waarom hun gemeente moet worden opgeheven. Ik hoor dan heel vaak dat dit moet vanwege gebrek aan bestuurskracht. Dan denk ik: dan had je maar beter je best moeten doen. Gebrek aan bestuurskracht ligt niet aan de bevolking, maar aan de bestuurders zelf.

Tegenover die bestuurders staan burgers die vaak helemaal niet willen dat hun gemeente wordt opgeheven, maar naar hen wordt meestal niet geluisterd en hun wordt niets gevraagd. Hetzelfde geldt voor de ondernemers. Bij elke herindeling hoor ik de Kamer van Koophandel, VNO-NCW, mkb en LTO roepen dat gemeenten moeten worden opgeheven, maar als ik het vraag aan de bakker, de slager, de boer of de supermarkthouder, dan wil hij helemaal niet dat de gemeente wordt opgeheven. Ook hun wordt echter meestal niets gevraagd. Van wie is de lokale democratie, van de bestuurders of van de burgers?

Kiezers kiezen raadsleden. Zij bepalen of er een weg komt, of er huizen worden gebouwd, of er extra steun komt voor ouderen en gehandicapten. Maar moeten raadsleden ook de gemeentelijke democratie kunnen opheffen? Of vindt de minister met mij dat inwoners van de gemeente het laatste woord moeten hebben middels een referendum, een andere volksraadpleging of door een herindeling onderwerp te maken van een verkiezing?

De minister kent de paradox van herindelingen: we willen het bestuur zo dicht mogelijk bij de burger houden, maar daardoor komen er steeds meer taken bij gemeenten te liggen waardoor die vervolgens roepen om schaalvergroting. Dat proces wordt nog versterkt door dit kabinetsbeleid. De regering laat gemeenten steeds meer taken uitvoeren, maar weigert daar het benodigde geld bij te geven. Sterker nog, de decentralisatieplannen van dit kabinet gaan gepaard met forse bezuinigingen. Zo kan ik het ook: bezuinigen door anderen voor veel minder geld het werk te laten doen.

Veel gemeenten hopen door schaalvergroting die taken goedkoper te kunnen uitvoeren. De ervaring met herindelingen leert echter dat dit niet het geval is. Herindelingen kosten juist heel veel tijd, energie en geld. Dat wordt bevestigd door onderzoek, bijvoorbeeld van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden. Dat concludeert dat besparingen voor gemeenten na herindeling hoogst onzeker zijn, maar dat er wel heel veel kosten zijn. Durft de minister die boodschap ook mee te geven aan Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer?

Of de inwoners van Anna Paulowna, Wieringen en Wieringermeer deze herindeling willen, weten we niet, want deze mensen is niets gevraagd. De inwoners van Niedorp is ook niets gevraagd, maar zij hebben zich wel luid en duidelijk laten horen. Interne samenhang is een van de criteria voor een herindeling. De inwoners van Niedorp zijn overwegend gericht op Schagen: voor winkels, werk, onderwijs, zorg en openbaar vervoer. Ook in historisch en cultureel opzicht past Niedorp minder bij Anna Paulowna, Wieringen en Wieringermeer en meer bij Schagen en omringende gemeenten. De minister weet toch dat Niedorp samen met Schagen en Harenkarspel een eeuwenlange verwevenheid heeft gehad in de Schager- en Niedorperkogge, een van de vier West-Friese ambachten? Die bestuurlijke traditie, daar moet de minister toch ook gevoelig voor zijn?

Een ander criterium is bestuurskracht. Het is bij herindelingen de gewoonte dat een onafhankelijke bestuurskrachtmeting wordt gehouden. Dat is in geen van deze gemeenten gebeurd. De gemeenten zijn echter wel bestuurskrachtig genoeg om deze herindeling te organiseren, nog ver voordat deze Kamer of de Eerste Kamer de herindeling heeft goedgekeurd. In een brief van de gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer van 21 december 2010, met bovenaan trots het nieuwe logo en de nieuwe naam van de nieuwe gemeente, lezen wij: "Ook de opbouw van de nieuw te vormen organisatie is in een vergevorderd stadium. Volgens planning worden voor 1 juli 2011 alle medewerkers geplaatst op hun nieuwe functie en is de harmonisatie van alle producten, diensten en beleid ruim voor de datum van de gemeentelijke herindeling gereed. (…) Uitstel van de fusiedatum om procedurele redenen mag dan ook niet gebeuren en zou bijzonder negatief zijn voor het fusieproces dat de vier gemeenten doorlopen."

Ik vind dat ongelooflijk brutaal, want de Eerste Kamer zal hier voor juli nog geen oordeel over hebben gegeven, terwijl de herindeling dan wel zal zijn beklonken. Ik vind dat een belediging van de Eerste Kamer en eigenlijk ook van ons. Nog beledigender vind ik dat de gemeenten in deze brief een oproep doen, eigenlijk aan ons, om de fusie niet serieus te beoordelen. Niet alleen de bewoners, maar ook de Tweede Kamer wordt hier voor een voldongen feit gesteld. Dat kunnen wij natuurlijk nooit accepteren. Als wij hier herindelingen moeten goedkeuren, zouden wij die ook moeten kunnen afkeuren. Waarom staan we hier anders? Is de minister dat met mij eens?

Ten slotte moeten herindelingen ook in hun samenhang worden besproken. Op dit moment is een herindeling in voorbereiding van Harenkarspel, Schagen en Zijpe. Die hangt heel nauw samen met deze herindeling van Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer, vooral omdat veel inwoners van Niedorp, als er al een herindeling moet komen, veel liever samengaan met Schagen en Harenkarspel. De inwoners van Zijpe is als enigen om hun mening gevraagd. Zij hebben heel luid en duidelijk laten weten dat zij tegen de herindeling met Schagen en Harenkarspel zijn. Kortom, het is een rommeltje. Daarom vraag ik de Kamer om deze herindeling aan te houden en de gemeenten in de kop van Noord-Holland – de genoemde gemeenten, maar ook Den Helder en Texel – te vragen om met voorstellen te komen die kunnen rekenen op de steun van de bevolking.

De heer Brinkman (PVV):

De heer Van Raak en ondergetekende zijn altijd identiek kritisch over de herindelingen. Heeft de heer Van Raak in de stukken een verklaring gevonden waarom Niedorp specifiek bij de oostelijke variant zou moeten behoren, terwijl de meerderheid van de Niedorpers liever voor Schagen of de westelijke variant gaat?

De heer Van Raak (SP):

Ik denk dat Niedorp liever bij Schagen en Harenkarspel wil. Mijn verklaring heb ik eigenlijk al genoemd: dwarse bestuurders die hun eigen gangetje gaan, hun eigen willetje doordrijven, prestige verbinden aan deze herindeling en hun oor te luisteren leggen bij ondernemers die helemaal niet namens hun achterban spreken.

De heer Brinkman (PVV):

Ik verzoek de heer Van Raak om voor de tweede termijn heel goed het stuk van de provincie over de weerstandscapaciteit te lezen. Daaruit blijkt dat er geen ruimte zit bij de lokale belastingen bij twee gemeenten in de oostelijke variant, maar toevallig wel bij Niedorp. Die gemeente zou heel goed het gat moeten kunnen opvullen voor die andere twee gemeenten. Volgens mij is dat een heel plausibele verklaring.

De heer Van Raak (SP):

Ik dank de heer Brinkman voor deze suggestie. Die kende ik nog niet, maar dat lijkt mij ook heel plausibel.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Wij praten vanavond over de samenvoeging van de gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer. Ging het maar altijd zo, dat we in een soort van vloeiend proces tot een dergelijke afronding konden komen. Op zichzelf is het natuurlijk prachtig dat een herindeling van onderaf speelt, waarbij een viertal gemeenten de wens te kennen heeft gegeven om te worden samengevoegd. Natuurlijk zijn daar discussies over gevoerd, liggen er rapporten onder en zijn er lokaal en deels ook provinciaal afwegingen gemaakt. Uiteindelijk hebben echter lokale beslissingen tot dit voorstel geleid. In de loop van de procedure is het standpunt van Niedorp weliswaar iets genuanceerder geworden, maar ook daar is nog steeds sprake van een ruime meerderheid, die ons adviseert om deze herindeling op tijd af te ronden. Wij vragen heel nadrukkelijk of dat voor 1 januari 2012 kan.

De heer Van Raak (SP):

Welke meerderheid? Welke meerderheid is daarvoor in Niedorp? De meerderheid van de gemeenteraad misschien. Maar geldt dat ook voor de meerderheid van de bevolking?

De heer Van Beek (VVD):

Ja, omdat de gemeenteraad de bevolking vertegenwoordigt en omdat die gemeenteraad net is geïnstalleerd. Er zijn dus zeer recent peilingen gehouden waaruit blijkt hoe de verhoudingen liggen. Inderdaad is er een lokale partij die zich geprofileerd heeft als tegenstander van deze herindeling. Het is weliswaar een grote partij in de lokale politieke verhoudingen, maar het gaat om een duidelijke minderheid. In alle vier gemeenten is dus sprake van een groot bestuurlijk draagvlak. Dat is een vertaling van de opvattingen van die gemeenten.

De heer Van Raak (SP):

Bestuurlijk draagvlak, maar niet van de bevolking. En van wie is nu die lokale democratie? De volksvertegenwoordigers gaan over de wegen, over de huizen en over de subsidies. Maar is het niet ontzettend brutaal om over de hoofden van de mensen heen te beslissen over de opheffing van de democratie? Is het niet ontzettend brutaal om mensen niet eerst te vragen of hun democratie mag worden opgeheven?

De heer Van Beek (VVD):

Het zou goed zijn als de heer Van Raak de moeite nam om de Wet ARHI te bestuderen. In de Wet ARHI hebben we de spelregels vastgelegd voor dit soort procedures. Wij beslissen; de Kamer beslist. Dat doet zij echter niet zomaar. Dat doet zij, nadat zij de adviezen van de betreffende gemeente en de betreffende provincie heeft gehoord. Daarvoor organiseren wij hoorzittingen en hebben wij allerlei zorgvuldigheidseisen in dat systeem ingebouwd. Nergens in de Wet ARHI staat het woord volksraadpleging, referendum of wat dies meer zij vermeld. De heer Van Raak heeft nog nooit een poging gedaan om die zaken erin te krijgen. Als hij echt vindt dat dit in de wet moet worden opgenomen, moet hij de Wet ARHI wijzigen; dat heb ik ook al eens tegen de heer Brinkman gezegd. Wij moeten dit proces beoordelen op basis van een wet die daarvoor is. Dat doen wij vanavond ook. Wij leggen de voorstellen en de procedure naast de wet en controleren of zorgvuldigheidscriteria en inhoudelijke criteria op de juiste wijze zijn gehanteerd. Ik denk dat dit het geval is.

De voorzitter:

De heer Van Raak, afrondend.

De heer Van Raak (SP):

Ik wil die wet best aanpassen. Ik wil die procedure best aanpassen, want wij pakken de mensen hier al jarenlang hun democratie af. Daarvoor wil ik ook best een wetsvoorstel schrijven. Dat is evengoed een hoop werk, dus vraag ik de heer Van Beek of ik op zijn steun mag rekenen. Anders doe ik al het werk namelijk voor niets.

De heer Van Beek (VVD):

Nee, die steun zal ik niet geven. Zoals ik al in vele debatten heb uitgesproken, zijn wij geen voorstander van referenda. Wij zijn voor een vertegenwoordigende democratie en niet voor een directe democratie. Als de Kamer eenmaal de spelregels heeft vastgesteld, moeten wij zo democratisch zijn om de spelregels te hanteren die hier door een meerderheid zijn vastgesteld.

Er is gevraagd om dit wetsvoorstel te laten ingaan per 1 januari 2012. Daar lag een vraag onder of de eerste bestuursperiode zes jaar zou mogen duren tot 2018. Ik deel de opvatting van de regering dat dit wel erg lang is. Ik kan mij goed vinden in haar argumentatie om het verzoek niet in te willigen, maar ik heb wel een vraag aan de minister over dit onderwerp. Wij doen nu ontzettend ons best om ervoor te zorgen dat de datum van 2012 haalbaar is. In verband met de termijnen van de Kieswet moet de Eerste Kamer het wetsvoorstel wel op tijd hebben afgewerkt. Mocht er een kink komen in dat proces waardoor het niet meer mogelijk is de datum van 2012 te halen, dan wordt het automatisch een jaar later, 2013. In dat geval vind ik het wel redelijk dat de eerste bestuursperiode een vijfjarige periode is. Maar ik houd niet van die alsartikelen in een wet. Ziet de minister mogelijkheden om, als het onverhoopt – ik zeg dat er heel nadrukkelijk bij – misloopt, de wet via een novelle, een nota van wijziging of wat dan ook zodanig aangepast te krijgen dat, als wij 2013 moeten inbrengen, ook die vijfjarige periode wordt ingebracht? Ik vind dat redelijk in de richting van de verzoekers. Nogmaals, het is onverhoopt, maar ik vind wel dat wij dat debat moeten voeren.

Ik rond af. Ik hoop dat alle stappen die moeten leiden tot de vorming van een nieuwe gemeente in de Kop van Noord-Holland dit jaar kunnen worden afgerond en per 1 januari 2012 effectief zullen zijn. Ik hoop ook dat er in de Kop van Noord-Holland nog een aantal voorstellen komen die betrekking hebben op 2013 en dat ze op dezelfde voortvarende manier kunnen worden afgewerkt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Gisteren hebben wij uitgebreid gesproken over enkele controversieel verklaarde herindelingsvoorstellen. Vandaag gaat het echter om de gemeenten Niedorp, Wieringen, Wieringermeer en Anna Paulowna, die met elkaar hebben besloten samen te gaan. De nieuwe gemeente zal Hollands Kroon heten. Het zal een grote plattelandsgemeente met 22 kernen worden, sterk in de agribusiness en gelegen in een waterrijke omgeving met visserij en wadden. De gemeenteraden hebben bij meerderheid voor de herindeling gestemd. In Niedorp echter is wel onrust ontstaan, omdat een deel van de inwoners aangeeft dat zij liever met de gemeenten Harenkarspel en met Zijpe samengaan. De minister merkt in de beantwoording van de vragen op dat het gemeentebestuur primair verantwoordelijk is voor het investeren in het maatschappelijk draagvlak voor een herindelingsvoorstel. Wat verstaat de minister onder "het investeren in het maatschappelijk draagvlak" en hoe verhoudt zich dat tot de positie van de inwoners van Niedorp die zich niet kunnen vinden in de herindeling? Graag krijg ik een reactie van de minister.

Het definitieve besluit over de fusie is nog niet genomen. Dat ligt nog aan dit parlement en aan de nieuw verkozen leden van de Eerste Kamer. De betrokken gemeenten zijn echter wel behoorlijk op stoom, als het gaat om de voorbereidingen voor de herindeling. Er is besloten tot een tijdelijke centrale huisvesting, een ontwerper voor de huisstijl is gecontracteerd, enkele vacatures zijn opengesteld en een gemeentesecretaris is ook al aangenomen. De betrokken gemeenten zijn voortvarend aan de slag. Artikel 79 van de Wet algemene regels herindeling legt de gemeenten de plicht op om zich tijdig voor te bereiden op een herindeling. Wat vindt de minister dat gemeenten minimaal zouden behoren te doen om goed voorbereid te zijn op zo'n herindeling? Waar ligt ook de grens met het oog op het risico dat een herindeling het bijvoorbeeld niet redt in de Eerste dan wel de Tweede Kamer?

De CDA-fractie vindt het belangrijk dat de inwoners van de gemeente zich thuis voelen in hun dorp of stad, een leefbare wijk hebben, hun buren kennen en laagdrempelige toegang tot gemeentelijke voorzieningen hebben. Daarom is het goed dat de minister aangeeft dat de nieuwe gemeente een kernenbeleid gaat voeren. De maatschappelijke organisaties zullen er ook bij worden betrokken. Bovendien gaan de vier jongerenraden fuseren. Verder komen er vier servicepunten. Dat maakt mij nieuwsgierig, want niet elk servicepunt scoort altijd punten. Welke dienstverlening gaat de nieuwe gemeente daar neerleggen?

In de antwoorden op de schriftelijke vragen is de minister uitgebreid ingegaan op de samenwerking van de gemeenten in de kop van Noord-Holland. Daarbij heeft hij de nodige tekst besteed aan de positie van Den Helder en Schagen. Op één punt lijkt de minister wat wantrouwend te zijn. Hij schrijft dat het de vraag is in hoeverre Schagen bereid is om ten koste van het eigen voorzieningenniveau voldoende aandacht te hebben voor het behoud van de leefbaarheid in de kleine kernen. Is dit gebaseerd op ervaringen van de minister uit de praktijk van grotere gemeenten en plattelandsgemeenten? Waar is dit eerder gebeurd? Ik vind het een opmerkelijke opmerking.

Mijn collega van de VVD bracht al naar voren dat de gemeenten ons verzocht hebben om de herindeling zo snel mogelijk te behandelen. Zij willen het liefst inwerkingtreding per 1 januari 2012. Dat ligt straks ook in handen van de Eerste Kamer. De minister geeft aan dat de raadsleden langer kunnen blijven zitten als de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2013 wordt. Daarmee sluit ik mij aan bij de vraag die daarnet namens de VVD-fractie is gesteld. De minister schrijft echter ook dat hij na het zomerreces een standpunt zal innemen over de adviezen van de Raad voor het openbaar bestuur en de Kiesraad over een langere zittingstermijn dan vijf jaar en vier maanden. Het begint een beetje juridisch te worden, maar daar heeft de minister volgens mij geen bezwaar tegen. Wat gebeurt er als de minister op basis van die adviezen concludeert dat een zittingstermijn langer dan vijf jaar en vier maanden kan worden? Stel dat deze herindeling doorgaat. Betekent dat dan dat terugwerkende kracht zal gelden voor de raden als de inwerkingtredingsdatum 1 januari 2012 is?

De nieuwe gemeente krijgt geld op basis van de verdeelmaatstaven van het Gemeentefonds. Zoals ik al in mijn inleiding zei, gaat het hier om een grote gemeente met een boel water. Waarom is de vergoeding van de verdeelmaatstaf buitenwater gemaximeerd op 10 hectare? De gemeenten hebben gezamenlijk ongeveer 25.000 hectare buitenwater. Dat betekent dat de nieuwe gemeente Hollands Kroon in het budget voor buitenwater meer dan gehalveerd wordt, terwijl visserij en water voor de gemeente juist zo belangrijk zijn. Werkt het Gemeentefonds met deze verdeelmaatstaf wel goed?

De heer Brinkman (PVV):

De voorganger van mevrouw Bruins Slot op dit onderwerp was de heer Bilder. Hij zat behoorlijk strak in gemeentes waarvan burgers niet blij waren met herindelingsplannen. Niedorp zegt in overgrote meerderheid wel wat te zien in herindeling, maar dan met Schagen. Dat is een heel aparte situatie. Hoe gaat mevrouw Bruins Slot dat goede oude beleid van de CDA-fractie voortzetten bij deze herindeling?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is mooi dat de heer Brinkman verwijst naar mijn gewaardeerde collega Bilder. Er is een meerderheid in de raad, maar dat betekent niet dat er geen oog moet zijn voor de positie van de inwoners van Niedorp. Daarom heb ik de minister gevraagd wat hij verstaat onder die "maatschappelijke betrokkenheid".

De heer Brinkman (PVV):

Ik vind het jammer dat het CDA teruggetreden is. Het was een partij die een klein beetje directe democratie redelijk hoog in het vaandel had staan, al is het dan representatief als het er uiteindelijk op aankomt, maar het CDA blijkt nu weer een echte bestuurderspartij te zijn geworden. Dat is jammer.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik deel deze opmerking niet. Wij hebben bestuurders en wij hebben raadsleden. Raadsleden vertegenwoordigen de inwoners van de gemeenten en dat doen zij goed.

De heer Van Raak (SP):

Behalve als die volksvertegenwoordigers zich opstellen als bestuurders. Daarom mijn vraag aan een typische bestuurderspartij. Denkt mevrouw Bruins Slot dat heel veel mensen nog in de gemeenteraad willen zitten? Wij krijgen een gemeente met 22 kernen. Mensen die lokaal actief willen zijn, willen dat meestal voor hun eigen gemeenschap, hun eigen dorp. Potentiële raadsleden vragen zich misschien af of zij zich moeten gaan bezighouden met 21 kernen verderop. Is dit geen uitholling van de lokale democratie?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik ben het niet eens met de heer Van Raak. Ik denk dat er een mooie gemeente uitkomt, met uitdagingen. Als ik spreek met de raadsleden van de desbetreffende huidige gemeenten zie ik dat ze straks met plezier verder zullen gaan.

De voorzitter:

Helder. We gaan rechtop zitten voor uw afsluitende woorden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Tussen de gemeenten is iets moois gegroeid. Tijdens mijn bezoeken aan het gebied heb ik de indruk gekregen dat de verschillende partijen constructief aan deze herindeling werken. Dat is een compliment waard. Omdat deze herindeling kan rekenen op de steun van de betrokken gemeenteraden zullen wij de herindeling ook steunen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Van belang voor de PVV is dat, naast bestuurlijk draagvlak, ook sprake is van burgerlijk draagvlak. Dit kan in optima forma getoetst worden door het uitschrijven van een referendum, of een andere volksraadpleging, binnen de eigen gemeentegrenzen. Indien dit niet het geval is, en ook totaal geen tegengeluiden in de diverse gemeenten te horen zijn, en ook niet in de gemeenteraden, zou de PVV nog kunnen overwegen voor een samenvoeging te zijn, zonder een referendum. Dit is echter nog nooit het geval geweest. De PVV heeft derhalve ook nog nooit voor een gemeentelijke samenvoeging van het kabinet gestemd. Ook bij deze samenvoeging is het verzet groot, met name in de gemeente Niedorp. Burgers komen openlijk in opstand, en stemmen op een lokale partij die vervolgens veruit de grootste wordt.

In de kop van Noord-Holland moesten in totaal negen gemeenten worden heringedeeld. Den Helder en Texel hebben aangegeven zelfstandig te willen blijven, hetgeen vooralsnog werd gehonoreerd. Vervolgens kwam er nog een westvariant, met Schagen, Zijpe en Harenkarspel in beeld, en een oostvariant, met de gemeenten waarover we nu praten. In de historie is er iets aan de hand met deze gebieden. Wieringen, Anna Paulowna en Wieringermeer zijn voornamelijk nieuw ingepolderde gebieden, Niedorp is dat niet, en behoort voornamelijk tot het oude Holland, waar historisch meer banden zijn met Schagen. De bevolking, en eigenlijk ook de ambtelijke samenwerking, heeft zich wat Niedorp betreft altijd op Schagen gericht. Het verzet bij de bevolking van Niedorp is dan ook terecht zeer groot. Zoals uit de brief al blijkt, zijn van de 1625 ingestuurde zienswijzen op het herindelingsontwerp 1621 van de inwoners van Niedorp. Hiervan zijn er om uiteenlopende redenen 1078 zienswijzen als negatief gekwalificeerd. Wie heeft deze kwalificatie gegeven aan deze zienswijzen? Welke kwalificatie hebben de overige 543 zienswijzen gekregen? Waren deze geheel positief, of waren ze neutraal? Of zaten hier ook gewoon negatieve zienswijzen bij, die misschien niet expliciet genoeg waren om de kwalificatie "negatief" te krijgen? Dat kan ook. Is het toeval dat van de binnengekomen zienswijzen ongeveer tweederde deel echt negatief is?

Sommige partijen hechten bij de gemeentelijke herindelingen veel waarde aan onze representatieve democratie, doordat gekozen gemeenteraadsleden in de gemeenteraad hun stem uitbrengen. Dat betekent echter wel dat een voorgenomen herindeling wel een punt in een verkiezingscampagne moet zijn geweest, om de burger de kans te geven een partijstandpunt over dit onderwerp te kunnen bepalen. Dit is bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 in Niedorp niet gebeurd. De plannen voor de herindeling zijn pas na die verkiezingen geopenbaard, en het resultaat is duidelijk: in de verkiezingen van 2010 kwam een partij die ontstaan is vanuit het verzet tegen de herindeling als nieuwe partij meteen met stip bovenaan, met ruim 41% in de gemeenteraad. Dat is toch een ongelooflijk signaal, zeg ik ook tegen die partijen die de representatieve democratie hoog in het vaandel hebben staan? Deze herindeling wordt in ieder geval niet door de burgers van Niedorp gesteund.

Deze herindeling lijkt bij sommige gemeenten vooral te gaan om de bestuurskracht, en bij andere gemeenten om de financiën. De voordelen van een samenvoeging kunnen echter ook middels bilaterale of multilaterale samenwerking in diverse sectoren door gemeenten worden gehaald. Dat weten we ondertussen allang. Deze fase is ook reeds ingezet. Soms echter met andere gemeenten, misschien wel juist met Schagen. Dat is toch buitengewoon vreemd. Waarom wordt de gemeente gedwongen een herindeling te slikken, terwijl de bevolking dit gewoon niet wil? Sterker nog, de bevolking is niet wars van het nadenken over een herindeling, maar wil die met de buurgemeente, waar ze van oudsher en ook ambtelijk al veel meer affiniteit mee heeft. Ik heb mij echt helemaal rotgezocht in de stukken wat hier nu achter zit. Wat is erop tegen dat Niedorp in het concept van de westvariant mag stappen, zoals eigenlijk de hele gemeente graag wil? Dit is een zeer cruciale vraag. Beantwoording van deze vraag heldert volgens mij namelijk het mysterie op waarom de minister deze herindeling koste wat kost door de strot van de burgers van Niedorp wil drukken.

In de stukken van de provincie – ik heb het antwoord gevonden – staat iets opmerkelijks. In het hoofdstukje over de structurele weerstandscapaciteit – dat is de capaciteit die overblijft nadat de ruimte binnen het eigen belastinggebied is afgetrokken van de structurele onvoorziene uitgaven – blijkt dat zowel Anna Paulowna als Wieringermeer op nul staan. Dit zijn van de vier gemeenten ook nog eens de twee grootste. De gemeenten Niedorp heeft een ruime weerstandscapaciteit en is qua inwonersaantal een goede derde gemeente. Ruimte op die weerstandscapaciteit betekent dat de lokale lasten verder opgehoogd kunnen worden. Dat betekent dat bij een herverdeling de povere financiële situatie van Anna Paulowna en Wieringermeer minimaal door een derde grote gemeente met een goede weerstandscapaciteit moet worden gecompenseerd. Als de gemeente Niedorp uit de oostvariant zou stappen, zou dat betekenen dat financiële verbetering in de gemeente Hollands Kroon enkel kan worden bewerkstelligd door het lokale belastingenpakket in Wieringen exceptioneel op te hogen. Een tweede buffer in de vorm van Niedorp is dan namelijk niet voorhanden. Beste mensen uit Niedorp, als dit allemaal doorgaat – dat zeg ik ook tegen de mensen in Wieringen – dan verwacht ik hogere lokale lasten.

Ik wil op deze zienswijze een eerlijk en helder antwoord van de minister. Klopt het dat Niedorp niet uit de oostvariant kan, omdat anders enkel Wieringen nog een goede weerstandscapaciteit heeft? Hoe is deze situatie eigenlijk bij de gemeenten Schagen, Zijpe en Harenkarspel? Hoe zit het daar met de financiële situatie en de weerstandscapaciteit? Mijn vermoeden is dat het daar wel goed zit en dat Niedorp niet nodig is.

Het verleden heeft uitgewezen dat herindeling altijd gepaard gaat met opstartkosten. Kan de minister mij verzekeren dat de lokale lasten voor de gemeenten Wieringen en Niedorp na herindeling niet exceptioneel gaan stijgen?

Ik ben van mening dat de minister dit wetsvoorstel moet intrekken. De gemeente Niedorp moet namelijk de kans worden gegeven haar wensen richting de westvariant gestalte te geven, luisterend naar de bevolking. Trek dit wetsvoorstel in en leg het terug bij de partners in Hollands Kroon.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Wij praten vanavond over een vrijwillige herindeling van vier gemeenten in de kop van Noord-Holland. Die gebeurt na een intensieve voorgeschiedenis, die voldoet aan alle criteria die de wetgever in het beleidskader herindeling heeft opgesomd. Aan de spelregels is voldaan. Voor de Partij van de Arbeid is bij de beoordeling daarnaast een aantal punten van belang geweest: de positie van Den Helder als te grote stad in de regio, het anticiperen op de bevolkingsdaling in dat gebied, het kernenbeleid en de restproblematiek. De beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag geeft vertrouwen dat alle vier die aspecten een kans krijgen om tot hun recht te komen. Het overleg tussen de negen gemeenten met Den Helder dat op 29 april jongstleden heeft plaatsgevonden, over het regionaal actieprogramma biedt vertrouwen, ook dat de regio de bevolkingsdaling in de toekomst op een goede manier kan aanpakken. De nota naar aanleiding van het verslag biedt vertrouwen als het gaat om de aanpak van het kernenbeleid. Er wordt een poging gedaan om de identiteit van burgers in hun kernen optimaal tegemoet te komen door het bestuur zo dicht mogelijk bij hen te organiseren. Over de restproblematiek heb ik nog slechts één vraag: is het juist dat de gemeenteraad van Zijpe inmiddels heeft ingestemd met de herindeling in de westvariant? Zo ja, dan is ook aan het vierde en laatste toetspunt van de Partij van de Arbeid voldaan.

De Partij van de Arbeid wil en kan niet treden in de afweging van democratisch gekozen lokale volksvertegenwoordigers. Die zijn niet minder waard dan u en ik; dit zeg ik ook alvast in de richting van de heer Van Raak. Zij hebben bij de laatste verkiezingen de vraag hoe om te gaan met deze herindeling, mede tot inzet gemaakt en hebben als volksvertegenwoordigers uiteindelijk een keuze gemaakt. De spelregels laten het niet toe om daarvan af te wijken, ook al zouden we dat willen; daar moeten dan heel stevige gronden voor zijn. Dat doen we dus ook niet.

Ik sluit mijn gaarne aan bij de opmerkingen van de VVD-fractie over de termijn van de verkiezingen.

Wat de bijdrage van de CDA-fractie betreft: als het goed is, worden de gemeenteraadsverkiezingen voor november aanstaande voorbereid. Naar mijn smaak kan het dan niet zo zijn, als wij begin volgend jaar besluiten om de termijn op te rekken naar zes jaar en een aantal maanden, dat je die dan met terugwerkende kracht van toepassing verklaart. Als je gemeenteraadsverkiezingen voorbereidt voor twee jaar en drie maanden, is dat namelijk iets anders dan voor zes jaar en drie maanden. Nadat dit wetsvoorstel is aangenomen – ik wil wel graag snel antwoord op de vraag van de heer Van Beek, want dat is van belang – kunnen we het vooruitzicht van zes jaar en drie maanden redelijkerwijs niet stellen.

De voorzitter:

De heer Van Raak gaat een korte afsluitende vraag stellen.

De heer Van Raak (SP):

De heer Heijnen hoeft niet bang te zijn dat ik hem een keuze laat maken tussen burgers en bestuurders, want dat antwoord ken ik allang. Ik heb een heel andere vraag. In Renswoude was heel veel kritiek op de herindeling en deze Kamer nam die kritiek serieus. De minister heeft toegezegd: we gaan het niet meer doen. In de aanloop tot de herindeling werd voortdurend gezegd: Renswoude moet herindelen. Toen kregen we een brief van de minister, waarin stond dat Renswoude helemaal niet hoefde te herindelen, dat Renswoude kan samenwerken met Veenendaal en dat het dan allemaal wel goed komt.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Raak (SP):

Waarom kunnen we dit niet doen bij Niedorp? Waarom kunnen we hier de kritiek van de bevolking, voor zover we die hebben gehoord, niet serieus nemen en gaan kijken of differentiatie van het takenpakket een oplossing kan zijn?

De heer Heijnen (PvdA):

Een aantal jaren geleden was ik al in het gebied, in de prachtige gemeente Schagen. Daar bleek mij na overleg dat er in die regio de opvatting was dat men het niet kon door alleen samenwerking, maar dat er sprake moest zijn van een herindeling, van fusies. Daar hebben de achtereenvolgende gemeenteraden van deze vier gemeenten voor gekozen. Dan past het niet bij de door ons gehanteerde spelregels om daar anders te besluiten, tenzij daar zwaarwichtige redenen voor zijn. Die zie ik niet; de Partij van de Arbeid geeft dus steun aan dit wetsvoorstel.

De heer Van Raak (SP):

De heer Van Beek had een goede tip voor mij om de regels te veranderen. Dat wil ik best gaan doen; ik wil een heel wetsvoorstel gaan maken, maar dat is net zo goed een hoop werk. De VVD-fractie gaat mij niet steunen, maar gaat de PvdA-fractie mij wel steunen?

De heer Heijnen (PvdA):

Er ligt een initiatiefwetsvoorstel om tot een correctief referendum te kunnen komen. Dat is in eerste termijn al aan de orde geweest. Dat geldt natuurlijk voor het land. Het gaat ook om de mogelijkheid van een raadgevend referendum op initiatief van de burgers. Daar staan wij achter, maar daar is thans nog niet in voorzien. Je kunt in een voetbalwedstrijd hands of buitenspel ook niet ineens reglementair verklaren. Dat gaat eenvoudig niet.

De voorzitter:

Dat is wel een doordenkertje.

De heer Van Raak (SP):

Nee, dat geldt voor de nieuwe wedstrijd. Ik heb het over de Wet ARHI, de regels en de procedure om tot herindelingen te komen. Gaat de PvdA-fractie samen met de SP-fractie een voorstel maken dat inhoudt dat herindeling alleen kan met instemming van de bevolking?

De heer Heijnen (PvdA):

Nee. We willen meewerken aan een wet die het mogelijk maakt om een correctief referendum of een raadgevend referendum te organiseren, maar dat hoeft niet te worden ingebouwd in de Wet ARHI. Daar kunnen de gemeenteraden dan over besluiten als zij daarvan gebruik willen maken.

De vergadering wordt van 21.00 uur tot 21.15 uur geschorst.

Minister Donner:

Voorzitter. Voor ons ligt een wetsvoorstel tot herindeling van vier gemeenten in de Kop van Noord-Holland, te weten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer. De discussie in de Kamer richt zich, afgezien van een aantal meer feitelijke vragen, vooral op de vraag waarom de herindeling doorgaat ondanks het feit dat een aantal mensen het daar niet mee eens is. Ik zal zeker ingaan op de vraag van wie de lokale democratie is, maar van de heer Van Raak noch van de heer Brinkman heb ik gehoord dat zij ook maar enige aanwijzing hebben dat een meerderheid in de gemeente Niedorp niet bij deze herindeling betrokken wil zijn.

De heer Van Raak (SP):

Zullen wij dat eens aan die mensen vragen? Dat is nog niet gebeurd.

Minister Donner:

Nee, dat zullen wij niet aan de mensen vragen, want dat is geen bepaald criterium. Ik constateer alleen maar dat de heer Van Raak vaststelt dat er mensen tegen zijn en dat wij het derhalve niet moeten doen. Ik heb hem nog nooit horen zeggen dat als een gemeente ergens tegen is, dan een referendum gehouden moet worden om na te gaan of de bevolking misschien voor is. De heer Van Raak is tegen en grijpt alles aan om te betogen dat wij het niet moeten doen. Dat is echter niet de wijze waarop de wetgever op verantwoordelijke wijze met zijn verantwoordelijkheden kan omgaan.

De heer Van Raak (SP):

Nu doet de minister mij toch een beetje tekort. Overigens heeft hij ook op dit punt geen gelijk, want in Limburg was de gemeenteraad tegen een herindeling en toen heeft de bevolking de vraag gesteld of daar geen referendum over gehouden zou moeten worden. De bevolking daar zei dat zij wel wilde herindelen. Zo kan het dus ook.

Ik heb hier de vraag op tafel gelegd: van wie is de lokale democratie? Ik neem aan dat de minister daar nog op zal antwoorden.

Minister Donner:

Dat is ongetwijfeld het geval. Ik wijs de heer Van Raak alleen op het feit dat wij gisteren een AO hebben gehad, onder andere over de herindeling in het noorden van Limburg, waar gemeenten tegen waren. Toen heb ik de heer Van Raak niet aan mij de vraag horen stellen of er een referendum gehouden is, zodat wij kunnen nagaan of de gemeenteraad niet abusievelijk tegen is terwijl de bevolking voor is. In dat geval zou het standpunt van de heer Van Raak – wat de gemeenteraden ook beslissen, de bevolking moet een standpunt innemen – consistenter zijn. Dat is echter een vorm van democratie die wij in Nederland niet kennen.

Daarmee kom ik op de vraag van wie de democratie is. De democratie zoals wij die kennen, is van ons allen. Die is niet in partjes opgedeeld, waarbij geldt dat de woning, de straat, de woonwijk, de gemeente en de regio elk hun eigen democratie hebben. Nee, wij hebben gezamenlijk de Nederlandse Staat. Wij hebben ooit besloten om een indeling in gemeenten te maken. Met die indeling scheppen wij bepaalde eenheden waarin wij meerderheden en minderheden kunnen tellen. Deze democratie is op een bepaald moment geschapen door de wetgever. De Grondwet bepaalt dat gemeenten worden vastgesteld door de wetgever. Als de heer Van Raak dus vraagt van wie de lokale democratie is, dan kan ik hem antwoorden dat dit de wetgever is, die staat voor de nationale democratie.

De heer Van Raak (SP):

Ja, de democratie is van ons allemaal. Als het gaat om het nationale bestuur, gaat het om alle Nederlanders. Als het gaat om het provinciale bestuur, gaat het om alle mensen in de provincie. En als het gaat om lokaal bestuur, gaat het om alle mensen in de gemeente.

Minister Donner:

Nee, mijnheer Van Raak …

De heer Van Raak (SP):

Ik wil los van ARHI-procedures en dergelijke een fundamentele vraag op tafel leggen. Is de minister het met mij eens dat mensen weliswaar vertegenwoordigers kiezen en dat die vertegenwoordigers gaan over wegen, huizen, subsidies, maar dat het bij opheffing van de lokale democratie voor een nieuwe lokale democratie goed is, los van de ARHI-procedure, om mensen daarover hun mening te vragen?

Minister Donner:

Nee, dat ben ik niet met de heer Van Raak eens. Het feit dat de gemeente er is, heeft als oorzaak dat daarover hier een beslissing genomen is. Ik trek de redenering van de heer Van Raak door. Een meerderheid van mensen in een wijk wil van die wijk een eigen gemeente of deelgemeente maken. Waarom mag die wijk daarover niet beslissen en mag de gemeenteraad of eventueel de nationale wetgever dat wel? De essentie van democratie is dat die van ons allemaal is. Wij hebben echter geen federaal opgebouwde democratie, maar een eenheidsstaat. Daarin zijn de gemeenten een functie van de nationale wetgever, die de eenheid schept waarbinnen meerderheden geteld worden. Die bepaalt ook wat de relevante meerderheden zijn. Dat zijn in onze democratie de vertegenwoordigende organen. Wij hebben geen directe democratie. Daarvoor kunnen wij natuurlijk kiezen. Wij kunnen de Grondwet en alle procedures wijzigen. Zolang wij dat niet gedaan hebben, houden wij ons aan de huidige wettelijke regels, ook als het gaat om een gemeentelijke herindeling, waarbij de wet niet voorziet in het instrument van een referendum. Daarom zal ook een referendum, als dat gehouden wordt, niet bepalend kunnen zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister continueert.

Minister Donner:

Ik hoop hiermee in ieder geval een antwoord te hebben gegeven op de vraag van de heer Van Raak over van wie de lokale democratie is. Ik hoop hiermee ook een antwoord te hebben gegeven op de vraag waarom geen referendum gehouden is. De heer Heijnen heeft er terecht op gewezen dat het instrument dan eerst ingevoerd moet worden. Ik denk niet dat het verstandig is om te doen. Zolang wij het niet hebben, kun je het bovendien niet voor de ene beslissing wel gebruiken en voor de andere beslissing niet.

Ik haal tegelijkertijd uit de woorden van de heer Van Raak precies de reden waarom over dit soort vragen geen referendum te houden is. Ook de heer Van Raak houdt mij de vraag voor waarom het proces voor Niedorp niet is aangehouden totdat ook de naastliggende gemeenten eventueel een besluit nemen. Dat geeft al aan dat de beslissing om tot herindeling over te gaan geen eenvoudige vraag van voor of tegen is, maar een gecompliceerde vraag naar wat men ermee wil bereiken en in welke context het verantwoord is. Precies de afwegingen die wij hier volgens de heer Van Raak zouden moeten maken, maken dat dit soort vragen niet voor een eenvoudig ja of nee aan burgers voorgelegd kan worden. Doorgaans komt het alleen neer op afstand van de verantwoordelijkheidsplicht van vertegenwoordigende organen. Omdat die niet kunnen kiezen, vindt men een procedure uit om het aan anderen over te laten.

In antwoord op vragen van de heer Brinkman en de heer Van Raak het volgende. Het gaat hier om een vrijwillige herindeling, waarbij de betrokken gemeenten kortom kiezen voor deze herindeling. Vandaar ook dat de argumentatie over wat eventueel in de stukken van Provinciale Staten staat over het buffervermogen niet relevant kan zijn. Provinciale Staten geeft immers slechts een advies. Het gaat om de keuze van de betrokken gemeenten. Als ik nog verder terugga in de geschiedenis, constateer ik bovendien dat de gemeenten Niedorp en Wieringen de eerste gemeenten in deze regio waren die tot de conclusie kwamen dat er zou moeten worden heringedeeld. Die beide gemeenten hebben elkaar opgezocht. Het ging niet uit van Wieringen, maar van Niedorp. Dat maakt het argument dat het buffervermogen van Niedorp bepalend zou zijn minder waarschijnlijk. Vanaf het begin is het een bewuste keuze geweest, waarin blijkens het beleid in ieder geval ook de bestuurders van Niedorp constateren dat zij qua beleid, kernenbeleid en andere aspecten beter kunnen aansluiten bij de voorliggende herindeling dan bij de herindeling die de westelijke gemeenten voor ogen staat. Het enige waarover Provinciale Staten wel een beslissing hebben genomen, is het regionale plan dat aan beide herindelingen ten grondslag ligt. Voor het overige hebben ze slechts advies gegeven en berust de herindeling op de eigen keuze van de gemeenten.

Daarmee heb ik het grootste deel van de vragen van de heer Brinkman en de heer Van Raak beantwoord. De heer Van Raak vroeg mij nog wel of ik zou durven aan de nieuw te vormen gemeente de boodschap mee te geven dat de kosten te hoog zijn en dat het zeer onzeker is dat de besparingen gerealiseerd kunnen worden. Ik verwijs hem naar de brief welke ik op 21 maart 2011 naar de Kamer heb gestuurd met betrekking tot het onderzoek naar de kosten en baten van gemeentelijke herindeling door het COELO. Daarin wordt de conclusie getrokken dat onderzoek aantoont dat door gemeentebesturen bewust kan worden gestuurd op de kostenefficiency na gemeentelijke schaalvergroting. Derhalve gaat het om een punt dat gemeentebesturen primair zelf in de hand hebben. Dat geldt ook voor het nieuwe bestuur van deze gemeente.

De heer Van Raak (SP):

Terug naar de werkelijkheid! Deze regering gaat decentraliseren. Zij gooit allerlei taken over de schutting bij de gemeenten en zegt daarbij: jullie moeten het voor 1,8 mld. goedkoper doen. Wat gebeurt er dan? Die gemeenten kunnen dat helemaal niet. Ze kunnen niet meer gaan doen voor minder geld. Ze hopen dan dat door schaalvergroting wel te kunnen doen. De minister boekt daarbij steevast een flinke bezuiniging in. De ervaringen laten zien dat het zo niet werkt. Die gemeenten krijgen heel veel kosten door die herindeling. Heel veel ambtenaren zijn met elkaar bezig, zodat de dienstverlening niet naar een hoger peil gaat.

Minister Donner:

Ik verwees de heer Van Raak nu juist naar het onderzoek naar de ervaringen en naar de feiten. Dit onderzoek heb ik op 21 maart naar de Kamer gestuurd. Uit de feiten blijkt dat het een kwestie van sturing door de gemeentebesturen is. Dat de heer Van Raak daar nu de lopende discussie over decentralisatie van een aantal taken doorheen wenst te gooien, is vers twee. De feiten wijzen uit dat het financieel beleid van de nieuw te vormen gemeente bepalend is voor de kosten.

Verder denk ik dat de heer Van Raak het mis heeft als hij stelt dat het Rijk taken decentraliseert naar gemeenten zonder de benodigde middelen erbij te leveren. Dit reflecteert op besluitvorming in de Kamer zelf. Die besluiten over decentralisatie zullen hier nog aan de orde komen. Ik meen dat het kabinet zal aantonen dat de middelen die meegaan, adequaat zijn. Overigens kan ik slechts verwijzen naar de discussie die daarover hier in de Kamer nog zal plaatsvinden. Dit is echter iets heel anders dan deze herindeling. De feiten wijzen uit dat de kostenefficiency een kwestie is van het nieuwe gemeentebestuur.

De heer Van Raak (SP):

Het wordt allemaal nog veel erger! Met deze decentralisatie van deze minister wordt het allemaal nog veel erger. Ik weet dat en dat geldt ook voor de gemeenten, dus die gaan op 8 juni tegenstemmen.

De minister baseert zich op "feiten". Er zijn veel onderzoeken gedaan naar herindelingen, bijvoorbeeld in Zuid-Holland. Die laten allemaal zien dat de financiële verwachtingen die de minister inboekte, niet zijn gerealiseerd. Er is een heleboel gedoe ontstaan. De kosten waren hoog; er waren helemaal geen bezuinigingen.

Minister Donner:

Ik verwijs nogmaals naar het onderzoek dat ik naar de Kamer heb gestuurd. Ik heb ook nog niet gehoord dat de heer Van Raak dit aan de orde wilde stellen omdat de conclusies die ik naar aanleiding daarvan trek, onjuist zijn. Hij verwijst naar rapporten waar ik niets van weet. De rapporten die ik ken, heb ik naar de Kamer gestuurd. Die rapporten tonen aan dat wat de heer Van Raak zegt, niet juist is.

De heer Van Raak (SP):

Dé waarheid bestaat niet uit de rapporten die de minister naar de Kamer stuurt! Gelukkig niet!

Minister Donner:

Waar bestaat die dan wel uit?

De heer Van Raak (SP):

Blijkbaar kent de minister dit soort onderzoeken niet, bijvoorbeeld in Zuid-Holland naar tien jaar herindeling. Als hij die niet kent, of sterker nog, als de ambtenaren dit soort onderzoeken niet kennen, dan vraag ik de Kamer acuut om dit voorstel in ieder geval nu niet verder te behandelen. Omdat de minister dan niet weet waarover wij praten.

Minister Donner:

Ik denk dat de heer Van Raak twee dingen door elkaar haalt. Hij verwijst naar onderzoeken waaruit blijkt dat in de praktijk in een aantal concrete gevallen de kosten mogelijk hoger zijn uitgevallen. Dat is de discussie niet die hij heeft aangezwengeld. Hij heeft de vraag aan de orde gesteld op welke wijze dat kan worden beïnvloed. Ik verwijs hem naar de conclusies zoals die voorliggen, namelijk dat dit afhankelijk is van het beleid van de nieuw te vormen gemeente. Dat in de voorbeelden die de heer Van Raak voor ogen heeft dat beleid heeft geleid tot kostenverhoging, is mogelijk. Dat is echter alweer een product van de lokale democratie, die hij zo hoog schat.

De heer Van Beek had één concrete vraag, namelijk wat er gebeurt als de Eerste Kamer te laat zou besluiten over dit wetvoorstel zodat het niet op 1 januari 2012 in werking zou treden en derhalve, volgens de Wet ARHI, pas op 1 januari van het daaropvolgende jaar. Het voorliggende wetsvoorstel regelt het moment waarop eventueel nieuwe verkiezingen moeten worden gehouden, in artikel 5, lid 3: indien de datum van herindeling valt binnen twee jaar voor de datum waarop de reguliere verkiezingen van leden van de gemeenteraden ingevolge de Kieswet moeten worden gehouden, vinden deze niet plaats. Gegeven dat de nieuwe reguliere verkiezingen in maart 2014 plaats zouden moeten vinden, bestaat er volgens deze bepaling een risico als het moment van aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer te laat is om realistisch op 1 januari 2012 in te gaan. Ik zeg de Kamer gaarne toe dat, als zij daar een uitspraak over doet bij motie, ik zal bevorderen dat deze wet dan niet in het Staatsblad komt voor 1 april 2012. Daarmee zal de werking van artikel 5, lid 3, er automatisch toe leiden dat de volgende reguliere verkiezingen niet worden gehouden. Er is dus een praktische oplossing voor. Omdat ik een dan aanvaarde wet niet onmiddellijk in het Staatsblad publiceer, meen ik wel dat de Kamer hier een uitdrukkelijke uitspraak over moet doen.

Hiermee heb ik ook de vraag van mevrouw Bruins Slot beantwoord, namelijk wat het effect zal zijn als door de Kiesraad wordt geconstateerd dat de termijn eventueel een andere zou kunnen zijn. Dat verandert deze wetsbepaling niet. Deze wetsbepaling bepaalt of de volgende reguliere verkiezingen wel of niet van toepassing zijn. Een dergelijke conclusie door de verschillende adviesorganen zal slechts gevolgen hebben voor nieuwe wetsvoorstellen die hier voorliggen.

Mevrouw Bruins Slot vroeg wat ik versta onder investeren in maatschappelijk draagvlak. Dat is in verschillende discussies duidelijk geworden. Draagvlak is maatschappelijke organisaties overtuigen van de juistheid van een herindelingsvoorstel. Daar zijn vele middelen voor zoals dialoog, informeren en betrekken. Uiteraard is het wenselijk dat lokaal bestuurlijk draagvlak gepaard gaat met zo veel mogelijk maatschappelijk draagvlak. Tegelijkertijd kan ik op basis van het feit dat er uiteindelijk mensen niet overtuigd zijn, niet constateren dat het bestuur daarom onvoldoende heeft geïnvesteerd in maatschappelijk draagvlak. Dat is geen geldige conclusie. Hoe effectief het investeren hierbij is geweest, kan in het geval van Niedorp slechts worden geconcludeerd uit het aantal reacties met een zienswijze dat is binnengekomen. Daarop kom ik straks terug. Dat aantal is net iets meer dan 10% van het totale aantal inwoners. Als ik ervan uitga dat iedereen die niet heeft geschreven, wel overtuigd was, is er hier fors geïnvesteerd.

Mevrouw Bruins Slot vroeg tevens wat de gemeenten minimaal moeten doen in de voorbereidingen. Dit raakt aan de discussie over de vraag in hoeverre de gemeenteraad vooruit kan lopen op de herindeling. Daarvoor wijs ik op artikel 79, lid 1 van de wet ARHI, waarin wordt bepaald dat de gemeenten moeten gaan voorbereiden. Zij moeten toegerust zijn voor een mogelijke aanstaande fusie. Daarbij mogen ze geen beslissingen nemen die onomkeerbaar zijn. De risico's voor de beslissingen die wel zijn genomen, zijn voor de gemeente. Dit alles doet niet af aan het feit dat het laatste woord aan de wetgever is. Uiteraard zullen bij die beslissing de criteria die de wetgever zelf in de wet ARHI heeft vastgelegd, richting geven. Uiteindelijk, zo zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Van Raak daarover, beslist echter de wetgever, te weten de regering en beide Kamers, over de vraag of een gemeente wordt heringedeeld of niet.

De heer Van Raak (SP):

Dat gemeenten medewerkers al een nieuwe plaats geven en dat ze producten, diensten en beleid gaan harmoniseren nog voordat een wet is goedgekeurd, kun je nog afdoen als dom. Maar deze gemeenten zeggen: uitstel van de fusiedatum om procedurele redenen mag dan ook niet gebeuren. Dat zeggen zij terwijl de Kamer bij uitstek de procedure moet beoordelen. Deze vier gemeenten, Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer, zeggen dus tegen de Tweede Kamer: u mag praten wat u wilt, maar u mag niet tegenstemmen. Wat vindt de minister daarvan?

Minister Donner:

Voorzitter, mag ik de heer Van Raak een tegenvraag stellen? Acht hij zich daardoor gebonden in zijn besluitvorming?

De heer Van Raak (SP):

Nee, maar is dat een omgang die wij als besturen, Tweede Kamer en gemeenten, met elkaar moeten hebben? Gemeenten sturen dus brieven rond waarin zij zeggen: wij luisteren niet naar onze bevolking, maar wij luisteren al zeker niet naar de Tweede Kamer. Wat voor soort bestuurders zijn dat?

Minister Donner:

Ik geef toe dat wij een uitgebreide en diepgaande discussie zouden kunnen hebben over de wijze waarop besturen in Nederland met elkaar omgaan. Is wat de gemeenten hier doen echter wezenlijk anders dan wat de heer Van Raak aan mij vroeg, namelijk of ik de gemeenten de boodschap durfde te geven dat de kosten niet te hoog mogen zijn? Dat is nu bij uitstek een verantwoordelijkheid van die gemeenten. Als de heer Van Raak niet wenst dat besturen elkaar over en weer in enigszins dwingende taal toespreken, ben ik bang dat de grootste zondaar hier zit.

De heer Van Raak (SP):

Het is weer niet helemaal waar, want ik vroeg de minister om de gemeenten op de hoogte te brengen van een feit, namelijk dat deze herindeling niet leidt tot bezuinigingen maar tot kosten. Dat is een feit, door onderzoek ondersteund. De minister kent dat onderzoek misschien niet, maar het is er wel.

Minister Donner:

Die discussie hebben wij net gehad. Er is onderzoek waaruit blijkt dat in concrete gevallen bepaalde gemeenten er misschien voor hebben gekozen om de kosten hoger te maken maar dat de algemene conclusie uit de ervaringen tot nu toe is dat dit primair de keuze is van de betrokken gemeenten. Derhalve, als de heer Van Raak zich stoort aan de wat assertieve wijze waarop hij wordt aangeschreven vanuit de gemeenten, moeten wij een dergelijke handelwijze toch ook vanuit de Kamer tegenover de betrokken gemeenten nalaten. In ieder geval wil ik mij daar niet voor lenen.

Mevrouw Bruins Slot vraagt welke dienstverlening de gemeente gaat neerleggen bij de vier servicepunten. Dat is, in eerlijkheid, een vraag die daar door nieuwe gemeenten beantwoord zal moeten worden.

Er is ook gevraagd waarom de vergoeding voor buitenwater in het Gemeentefonds is gemaximeerd. Op de termijn die ligt tussen de vraag en het antwoord kan ik slechts enigszins, niet met grote stelligheid, antwoorden. Ik neem aan dat het berust op de constatering dat de kosten van buitenwater niet rechtevenredig onbeperkt blijven groeien met de omvang van het oppervlak van het buitenwater, maar dat daar een zeker plafond in zit. Men heeft geconstateerd dat het derhalve in het Gemeentefonds gerechtvaardigd is om boven een bepaald plafond daar geen rekening meer mee te houden. Dit plafond geldt voor alle gemeenten die met buitenwater te maken hebben. Tot dusver heb ik niet geconstateerd dat dit criterium onvoldoende is; derhalve neem ik aan dat het voor de nieuwe gemeenten ook voldoende zal moeten blijken.

De vragen van de heer Van Beek en mevrouw Bruins Slot over de kink in de kabel heb ik, naar ik meen, beantwoord. Hetzelfde geldt wat betreft de vraag of het advies van de Kiesraad wijziging kan brengen in artikel 5, lid 3. Dat is niet het geval.

De heer Van Beek (VVD):

Nu de minister het onderwerp van de kink in de kabel zelf aanhaalt, geeft mij dat de mogelijkheid om een interruptie te plaatsen. Het is helder dat we allemaal van mening zijn dat het onverhoopt is; we zijn er niet op uit. De minister zegt dat als er van de kant van de Kamer een motie wordt ingediend, hij ertoe zou kunnen overgaan dat er niet wordt gepubliceerd voor april 2012 en dat het probleem dan is opgelost. Zou die motie in dat voorkomende geval ook in de Eerste Kamer kunnen worden ingediend?

Minister Donner:

Die kan ook in de Eerste Kamer worden ingediend. Nogmaals, de enige reden waarom ik er tegen zou pleiten om het in de wet te regelen, is dat het in wezen een uitnodiging is, terwijl er nu toch de urgentie ligt en er de inzet is, ook van deze Kamer – dat is de reden waarom het nu behandeld wordt – om te zeggen dat het zo snel mogelijk geregeld moet worden.

De heer Van Beek (VVD):

Ik denk dat mijn reactie daar ook mee te maken heeft; ik wil het ook niet in de wet regelen en ik gebruik in iedere zin dan ook het woord "onverhoopt" om aan te geven dat ik er echt niet op uit ben. Ik wil ook niet naar een soort selffulfilling prophecy toe, in de trant van: zie je wel, ze hebben het al geregeld, het wordt toch wel 2013. Laat ik zeggen dat als het dus op deze manier kan en het mocht spelen, we het in de gaten houden en tegen die weleens overleg zullen hebben met de overzijde.

Minister Donner:

Dat lijkt me de juiste procedure, mocht het zich voordoen. In dat geval moeten beide Kamers wel snel handelen. Behoorlijk bestuur betekent anders namelijk dat het wetsontwerp door de Eerste Kamer gezonden wordt aan Hare Majesteit. Zij tekent het vervolgens. Volgens ditzelfde wetsvoorstel zou het vrij snel daarna in het Staatsblad moeten staan.

De heer Van Beek (VVD):

De minister zal verbaasd zijn over onze snelheid. Maar ik hoop dat ik het niet meemaak.

Minister Donner:

Dat ben ik geheel met u eens.

De heer Brinkman vraagt mij waarom Niedorp niet mag overstappen naar de westvariant. Ik heb net de heer Van Raak uiteengezet dat het geen kwestie is dat Niedorp dat niet mocht, omdat het hier gaat om een vrijwillige herindeling. Derhalve hadden Provinciale Staten in dezen geen beslissing te nemen. Daarom kan de vooronderstelling van de heer Brinkman dat het samen zou hangen met het buffervermogen niet juist zijn, want Provinciale Staten hebben niet besloten; Niedorp heeft zelf gekozen en heeft als een van de eerste gemeenten gekozen voor deze herindeling en niet voor de andere herindeling van de westelijke gemeenten.

Overigens, in antwoord op de vraag van de heer Heijnen op dit punt kan ik hem zeggen dat de gemeenteraad van Zijpe op 26 april jongstleden positief besloten heeft over de herindeling met Harenkarspel en Schagen.

De heer Brinkman (PVV):

De minister veronderstelt dat op het moment dat Niedorp besloot om wel met de oostvariant door te gaan, de gemeente op de hoogte zou zijn geweest van de financiële consequenties. Dat hoeft echter niet. Mij verbaast het dat er zo nadrukkelijk wordt vastgehouden aan Niedorp bij de oostvariant. Ik heb ook van andere kanten gehoord dat dit er feitelijk achter zit. Als dit daadwerkelijk bekokstoofd is en als dit de feiten en de gevolgen zijn voor de burgers van Niedorp, is dat buitengewoon onrechtvaardig. Ik verzoek de minister daarmee rekening te houden in zijn beoordeling.

Minister Donner:

Ik heb juist aan de Kamer uitgelegd dat het niet om een herindeling gaat die berust op een provinciaal voorstel, maar dat die berust op een vrijwillig samengaan. De herindeling berust op een keuze van de gemeente Niedorp. Als het bekokstoofd is, zou dat door de gemeente Niedorp gedaan moeten zijn. Ik heb gewezen op het verloop van de geschiedenis. De eerste twee gemeenten in deze regio die voor herindeling kozen, waren de gemeente Niedorp en de gemeente Wieringen. Dat zijn volgens uw criteria de rijkste en vermoedelijk de armste gemeente in dezelfde regio. Die hebben elkaar opgezocht om te komen tot herindeling. Uit de verschillende overwegingen blijkt overigens duidelijk dat Niedorp voor deze herindeling kiest vanwege beleidsmatige overwegingen met betrekking tot aansluiting op het beleid dat deze vier gemeenten voor ogen staat. Daarom meen ik dat de veronderstelling van de heer Brinkman, hoewel het uiteraard mogelijk is dat dit door sommigen wordt verondersteld, niet juist kan zijn.

De heer Brinkman (PVV):

Ik hoor de minister twee dingen zeggen. Op het moment waarop Niedorp en Wieringen het initiatief namen, was nog niet daadwerkelijk uitgekristalliseerd dat er een west- en een oostvariant zou komen. Er was de wil om te herindelen. Die wil is er bij Niedorp nog steeds, maar nu richting Schagen. Dat is een essentieel verschil.

Minister Donner:

Waaruit leidt u af dat die wil richting Schagen is? Het gemeentebestuur van Niedorp heeft dit voorstel samen met de andere gemeenten ingediend. Waarop berust de veronderstelling dat het gemeentebestuur van Niedorp nu een andere kant kiest? Ik zie dat niet.

De heer Brinkman (PVV):

De minister vraagt waaruit ik dat afleid. Ik kijk niet alleen naar het bestuur maar ook naar de burgers van de gemeente Niedorp. Dat is het grote verschil tussen een bestuurderspartij en een volkspartij, waartoe ik behoor. Over de financiële consequenties hoor ik de minister niet zeggen – en dat is heel essentieel – dat mijn feitelijke constatering over de weerstandscapaciteit niet klopt. Die zou heel goed kloppen. Met andere woorden: het zou heel goed kunnen zijn dat deze herindeling zeer grote gevolgen heeft voor de bevolking van Niedorp en Wieringen die goed in hun slappe was zitten, terwijl dat bij de andere twee niet het geval is.

Minister Donner:

Dat kan niet uit mijn woorden worden afgeleid. Ik heb alleen aangegeven dat uw vooronderstelling geen plausibele aanname is, gegeven het verloop van het proces. Het proces is op geen enkel moment afhankelijk geweest van organen hoger of meeromvattend dan Niedorp. Het berust op afspraken en inzet van de betrokken gemeenten, waaronder Niedorp. Als op enig moment in dit proces de gemeente Niedorp had gezegd dat zij niet meer wilde meedoen en met een ander proces wilde meedoen, was daarmee het proces gestaakt. Dan was er misschien een provinciaal voorstel gekomen, maar dan had dit voorstel hier niet gelegen. Daarom is die vooronderstelling onjuist.

Als het gaat om de bevolking van Niedorp, moet ik inderdaad constateren dat bij de laatste verkiezingen een partij die duidelijk tegen was, met zes zetels is teruggekomen in de gemeenteraad. Nadien is echter met een meerderheid van negen zetels in de gemeenteraad besloten om deze herindeling door te laten gaan. Als er een meerderheid was, was dat een meerderheid van die negen zetels.

Ook uit de zienswijzen waarnaar de heer Brinkman verwijst, kan het niet worden afgeleid. Het is een gemeente van 12.000 inwoners en er zijn iets meer dan 1600 zienswijzen. Dat is iets meer dan 10%. Daarvan waren er 1078 zonder meer als negatief te kwalificeren. De andere 543 waren niet allemaal als positief te kwalificeren, omdat er ook dubbelen tussen zaten. Er waren negatieve zienswijzen van buiten de gemeente Niedorp, die daarom niet meetelden. En er waren zienswijzen voor de fusie. Tegelijkertijd weten wij allen dat bij dit soort processen degenen die tegen zijn doorgaans van hun zienswijze laten horen en degenen die voor zijn niet, omdat die zich herkennen in de besluitvorming van de vertegenwoordigende organen, anders zouden we ze ook niet hebben.

De voorzitter:

Ik zou toe willen naar een afronding van de termijn van de minister.

Minister Donner:

Ik ben klaar.

De voorzitter:

Kijk, dat is nog eens op je wenken bediend worden. Er is nog een vraag van de heer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Ik had een garantie gevraagd voor de burgers van Niedorp en Wieringen dat de lokale lasten niet exceptioneel gaan stijgen.

Minister Donner:

U pleit voor lokale democratie. De gemeenteraad beslist over de lokale lasten. Ik kan dus geen garanties geven. Dat is precies het probleem dat ik ook de heer Van Raak voorgehouden heb. Als u niet wilt dat u assertief aangesproken wordt door lokale gemeenten, moet u niet van de minister vragen dat hij zich assertief opstelt tegenover de lokale bevolking op punten die kennelijk en onvermijdelijk tot de bevoegdheid behoren van de gemeenteraad in Niedorp, en nadien in de nieuw te vormen gemeente.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik ben de vertegenwoordiger van een volkspartij voor vrijheid en democratie en daarom stemmen wij tegen dit wetsvoorstel; dat zou de heer Van Beek moeten aanspreken.

De minister zegt: de democratie is van ons allemaal. Zo is het. En de lokale democratie van bijvoorbeeld Niedorp is van alle bewoners van Niedorp. Ja maar, zegt de minister, waarom dan niet een wijk of een kern die zich afsplitst? Ik vind dat een interessante gedachte. Ik zou daar wel eens nader met de minister over willen praten. Waarom altijd dat grootschaligheidsdenken? Waarom altijd groter, groter, groter? Met dat "groter" halen we het wezen uit de lokale democratie. De heer Heijnen heeft het altijd over differentiatie. Zouden we daar niet eens over kunnen gaan nadenken? Kleinere gemeenten met een kleiner takenpakket of grotere gemeenten met een groter takenpakket; dat is toch soevereiniteit in eigen kring?

Ik wil eigenlijk eens af van die ondernemerslobby, de provinciale druk en de gemeentelijke dwang. De minister sprak van verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid van bestuurders. Dat leidt in de praktijk altijd tot grootschaligheid. Geef mensen die verantwoordelijkheid. Laat mensen een uitspraak doen over hun democratie, over wat voor soort gemeente ze willen, over hoe groot hun gemeenschap is en over wat voor taken hun gemeente gaat doen of niet gaat doen.

Er is in Renswoude een mooi model. Waarom kan dat niet voor Niedorp en waarom kan dat niet voor Zijpe, waar de gemeenteraad blijkbaar heeft gezegd dat hij wil herindelen, maar de bevolking wel een volksraadpleging heeft gehad en in over-, over-, overgrote meerderheid tegen is?

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Er bestaat zoiets als een papieren werkelijkheid en een reële werkelijkheid. We hebben in de afgelopen periodes papieren werkelijkheden gezien met herindelingen in Limburg. We hebben ook allemaal achter de schermen gezien wat de reële werkelijkheid was, namelijk een gedeputeerde in de provincie met een bepaalde droom die een lobby heeft opgezet van hier tot Tokio en waar uiteindelijk ook gemeenten naar geluisterd hebben. Het initiatief kan wel gekomen zijn van gemeenten, maar de minister moet mij niet kwalijk nemen als ik er vaak wel een behoorlijk stevige hand van provincies in zie.

Wij hebben het hier in dit huis vaak over bestuurderspartijen. Daartegenover staan partijen die hun oren laten hangen naar de burgers. Ik kijk maar even naar de SP; onze eigen partij, de PVV, hoort daar ook zeker bij. Daarin zie je altijd het grote verschil, ook bij gemeentelijke herindelingen. Men praat alleen graag over bestuurlijk draagvlak als het uiteindelijk over het bestuur van de overheid gaat. De overheid staat, hoe je het ook wendt of keert, ten dienste van die burger. Als die burger € 200 meer wil betalen om uiteindelijk in de gemeente Niedorp te kunnen blijven wonen, dan moet dat gewoon mogelijk zijn. Dan mag er geen overheid, geen provincie zijn die dwingt, die burger in een andere gemeente te laten wonen. Sterker nog, deze gemeente Niedorp schijnt financieel haar zaakjes redelijk goed op orde te hebben. Daar maak ik mij nog drukker om, want zij gaat straks misschien de ellende, het wanbeleid van andere bestuurders in andere gemeenten opvangen. Ongetwijfeld zullen ook de lokale lasten de komende jaren omhoog gaan. Om die reden heb ik de minister om een garantie gevraagd, waarvan hij meteen zegt dat hij die niet kan geven. Overigens zegt de minister over mijn zienswijze op het waardecriterium letterlijk: ik denk dat u geen gelijk heeft. Maar ja, we zitten hier niet om iets in het midden te laten. Ik zou zeggen: zorg dat je dat zeker weet. Als de minister het niet zeker weet, dan moet hij dat wetsvoorstel intrekken. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het verzet van de bevolking van de gemeente Niedorp tegen de samenvoeging van de gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer zeer groot is en deze samenvoeging onder deze bevolking geen meerderheid heeft;

constaterende dat velen binnen de gemeente Niedorp kennelijk wel positief staan tegenover samenvoeging binnen de zogenaamde "westvariant";

verzoekt de regering, het wetsvoorstel tot samenvoeging van voornoemde gemeenten, onder stuk nr. 32677 in te trekken en de gemeente Niedorp de kans te geven, haar wensen richting deze "westvariant", nader in te vullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (32677).

Het is fijn om vast te mogen stellen dat men ook op de publieke tribune meestemt hierover! Als de minister in staat is om onmiddellijk te antwoorden, en het is een redelijk overzichtelijke motie, is aan hem het woord. Ik begrijp dat hij de motie toch eerst wil lezen. Daarin herkent men de jurist. Ik schors een kleine 30 seconden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Donner:

Voorzitter. De heer Van Raak nodigt mij uit om de mogelijkheden te bespiegelen van een andere inrichting van ons staatsbestel en wel een meer federalistische structuur. Over vier jaar kunnen wij gedenken dat wij 200 jaar geleden de bewuste keuze hebben gemaakt om van een federalistisch staatsbestel over te stappen naar een decentrale eenheidsstaat, maar in ieder geval een eenheidsstaat. Dat is de constitutie van 1814 en 1815 geweest, die overigens volgde op de keuze voor de Bataafse Republiek in 1795. Die staatsregeling moest aanvaard worden volgens de redenering van de heer Van Raak, namelijk bij referendum. Dat vond de revolutionaire overheid passend. Men heeft twee keer een referendum gehouden en geconstateerd dat de opkomst niet voldeed aan de vereiste meerderheid. Toen heeft men een referendum georganiseerd waarbij werd geconstateerd dat, nu de constituerende vergadering besloten had voor deze staatsregeling, iedereen die niet opkwam, geacht werd voor te stemmen. Toen was er een meerderheid. Van dat soort referenda houd ik!

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister niet elke grondwetswijziging van de afgelopen 250 jaar met ons gaat doornemen. Hier is een vraag van de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Ik wil even gezegd hebben dat de minister nu echt flauwekul debiteert. Echt flauwekul. Want dat heeft helemaal niets te maken met mijn vraag. Ik heb het helemaal niet over opheffing van de natiestaat.

Minister Donner:

Jawel.

De heer Van Raak (SP):

Helemaal niet. Dit is wat de minister altijd doet, namelijk de verkeerde vraag beantwoorden. De vraag die ik heb gesteld, is waarom het in Nederland zo is dat gemeenten alleen maar groter kunnen worden. Waarom kunnen gemeenten bijvoorbeeld niet kleiner worden? Dat is de enige vraag die ik heb gesteld. Waarom is dat? Dat weet ik wel – bestuurders willen groter – maar moeten wij die discussie niet eens voeren? En als wij die discussie gaan voeren, wil ik de minister vragen om die discussie serieus te voeren en niet met dit soort flauwekul aan te komen.

De voorzitter:

En als ik daar antwoord op mag geven, stel ik voor om die discussie in ieder geval niet hier en nu te voeren, maar ons vooral even te richten op Niedorp en aanpalende landouwen.

Minister Donner:

Ik kan heel kort zijn. We hebben gisteren meerdere voorbeelden besproken die aantonen dat de stelling van de heer Van Raak dat bestuur altijd leidt tot groter, onjuist is. Dat waren voorbeelden waarin vanwege bestuurlijke besluitvorming herindeling niet is doorgegaan. Ook is het alleszins mogelijk dat eenheden worden gesplitst. Ik zal niet teruggaan in de geschiedenis, maar ik wijs op de splitsing van de provincie Holland in Noord-Holland en Zuid-Holland bij wetgeving. En dat is het punt: de eenheden, de beslissingen en de verantwoordelijkheden liggen hier. Dat is de reden waarom we geen systeem hebben waarin een wijk kan zeggen: wij scheiden ons af van de gemeente, want wij menen dat wij nu verder hier het bevoegde gezag zijn voor deze wijk. In zo'n systeem valt geen ordelijk bestuur meer te waarborgen.

De voorzitter:

Helder.

Minister Donner:

Kortom, wij hebben tijden geleden gekozen voor dit systeem en ik ben gaarne bereid om te bespiegelen en op een ander moment daarover te praten, maar we zitten nu even in het systeem zoals we het hebben.

Ook de verwijzing naar het referendum in de gemeente Zijpe bewijst hoezeer een probleem kan ontstaan. De heer Van Raak sprak over een overgrote meerderheid, maar het was een overgrote meerderheid van de mensen die waren opgekomen, die per saldo een minderheid vormden van de bevolking van de gemeente. Wanneer is er een meerderheid?

Dat brengt mij op de motie op stuk nr. 6 van de heer Brinkman, die de Kamer wil laten constateren dat velen binnen de gemeente Niedorp kennelijk positief staan tegenover samenvoeging volgens de westvariant. Nogmaals, de gemeente waar we het over hebben, beslist bij monde van de gemeenteraad. Die heeft ook in de nieuwe situatie bij meerderheid geconstateerd dat men kiest voor deze variant. Daarom is het een vrijwillige samenvoeging. Ik kan de Kamer garanderen dat als er gekozen wordt voor de westvariant, er ongetwijfeld ook velen zullen zijn die voor de andere variant kiezen. Als we dus afgaan op het criterium of veel mensen ergens voor kiezen, dan beslissen we nooit meer iets. De verantwoordelijkheid om te beslissen ligt nu volgens de Grondwet hier. Ik meen dat ik volgens de wetgeving die door de Kamer is aangenomen, gehouden ben dit wetsvoorstel hier voor te leggen. Ik acht mij zelfs als deze motie aanvaard wordt, niet bevoegd om het wetsvoorstel in te trekken, want het heeft de procedures doorlopen. Als de Kamer het niet met het wetsvoorstel eens is, moet zij het verwerpen.

De voorzitter:

Mag ik hieruit afleiden dat u de motie ontraadt?

Minister Donner:

Ja, ik denk dat dat de juiste uitleg is.

De voorzitter:

Daar was ik al bang voor. Ik dank de minister voor dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor dit debat. Aanstaande dinsdag zal de Kamer stemmen over het wetsvoorstel en de motie.

Sluiting 22.06 uur.

Naar boven