6 Interlandelijke adoptie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met het invoeren van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot interlandelijke adoptie (32446).

De voorzitter:

Voor dit debat had zich tot en met afgelopen vrijdag één spreker aangemeld, de heer Van der Staaij. Maar in het kader van de populariteit van de SGP, zullen we maar zeggen, is er een baaierd aan andere sprekers komen opdagen. Dat mag, maar het betekent wel dat we enigszins in een tijdsklem zitten. Ik hoop ook dit debat in één termijn te kunnen doen en het aantal interrupties te kunnen beperken.

Ik heet staatssecretaris Teeven nogmaals welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Op 21 november 2007, dat was bij de behandeling van het Belastingplan, deed oud-collega Van der Vlies het voorstel om de aftrek van adoptiekosten via de regeling voor buitengewone uitgaven in stand te laten zolang er geen adequaat en aansluitend alternatief zou zijn voor die regeling. Die fiscale aftrek van adoptiekosten en andere kosten is in 2009 al afgeschaft, maar op de alternatieve regeling hebben we nog heel lang moeten wachten. Wij zijn dan ook blij dat we vandaag kunnen spreken over het wetsvoorstel dat is voortgevloeid uit de destijds ingediende en door de Kamer aanvaarde motie. Ik snap dat er de nodige verkiezingen en een kabinetsformatie tussen hebben gezeten, maar toch even terugkijkend, ook omdat we misschien kunnen leren voor andere wetsvoorstellen: waarom moet zo'n betrekkelijk eenvoudige regeling zo lang duren? Met die vraag komen heel veel betrokken adoptieouders naar ons toe.

Deze vraag speelt natuurlijk ook bij andere onderwerpen rond adoptie een rol, waarbij ik denk aan de petitie die we gisteren kregen van (aspirant-)adoptieouders die hopen dat het snel mogelijk zal zijn om adopties vanuit Haïti te laten plaatsvinden. Zij hebben er net als de SGP-fractie alle begrip voor dat dat alleen maar kan als het zorgvuldig gebeurt. Er zou gewacht worden op een werkbezoek dat eerst moet plaatsvinden. Is de tijd al rijp voor zo'n werkbezoek, zodat zo spoedig als verantwoord mogelijk is de adopties hervat kunnen worden?

Zoals ik al zei, is de SGP-fractie blij dat er nu een wetsvoorstel ligt waarover we kunnen spreken. Adoptie biedt een thuis voor kinderen die niet bij hun eigen ouders kunnen opgroeien, en het is voor adoptieouders een grote vreugde om voor deze kinderen te mogen zorgen. Het is wel enorm prijzig: de kosten van het adopteren van een kind zijn erg hoog: van € 9000 tot pakweg € 30.000. Wij vinden het een goede zaak dat ouders tegemoet worden gekomen in de hoge kosten van adoptie, eerlijk gezegd vooral als het gaat om mensen die anders om financiële redenen wellicht zelfs van adoptie zouden hebben moeten afzien. Ik ben zelf ook adoptieouder, maar ik sta hier niet voor mijzelf, maar juist voor mensen met lagere inkomens voor wie het om financiële redenen echt onmogelijk zou zijn om kinderen te adopteren en voor wie ook geen andere regeling of voorziening te vinden is. Daarom zijn wij blij dat er een alternatief is gekomen, in plaats van die vroegere fiscale aftrek, zodat er niet ineens sprake is van een onevenredige kostenstijging voor adoptieouders.

Het forfaitaire bedrag van € 3700 heeft het voordeel van de eenvoud. Gezien het uitgangspunt dat ik zojuist noemde – adoptie niet vanwege financiële redenen onmogelijk maken voor minder draagkrachtigen – zouden wij ook sympathie hebben gehad voor een benadering die inkomensafhankelijkheid zou kennen. Je zou dat bedrag bijvoorbeeld tot een bepaalde inkomensgrens kunnen aftoppen. Ik snap echter ook dat dit qua uitvoering heel duur zou kunnen zijn. Elke regeling kost geld en geeft uitvoeringslasten. Wij snappen ook dat in deze tijden van bezuiniging de vraag naar voren komt of het wel zo logisch is om met een nieuwe subsidieregeling te komen. Wij staan er ook voor open om naar alternatieven te kijken. Je kunt je namelijk ook afvragen of er niet op een andere manier een tegemoetkoming in de kosten kan zijn. Je kunt dan bijvoorbeeld kijken naar de € 900 die nu betaald moeten worden voor een voorlichtingscursus of naar de kosten die door vergunninghouders in rekening worden gebracht. Als je dus uitvoeringslasten zou kunnen verminderen door op een andere wijze de kosten voor adoptieouders terug te brengen, dan staan wij daarvoor open. Ik zie echter, ook in het licht van de commissie-Kalsbeek, die zich hier in het verleden over heeft gebogen, niet een-twee-drie een andere oplossing dan de regeling die vandaag voorligt. Daarom zal de SGP-fractie deze regeling steunen.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Adoptie van kinderen uit het buitenland is zeer waardevol, omdat het kinderen de kans biedt op een betere toekomst en adoptieouders in staat stelt, hun wens om kinderen te krijgen te vervullen. Het is ook heel ingrijpend, omdat kinderen hun land moeten verlaten en adoptieouders doorgaans een lange weg vol procedures moeten afleggen. Die procedures kosten niet alleen veel tijd en inspanning, maar ook behoorlijk wat geld. De voorliggende wetswijziging beoogt een regeling in te voeren op grond waarvan adoptieouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot specifiek interlandelijke adoptie.

Voor de VVD-fractie staat bij adoptie het belang van het kind voorop. De overheid heeft hierbij een belangrijke taak. De VVD-fractie is bovendien van mening dat individuen en paren van uiteenlopende samenstelling zo veel mogelijk in de gelegenheid moeten worden gesteld om, indien gewenst, middels interlandelijke adoptie hun kinderwens te vervullen. De overheid moet hen daarbij zo min mogelijk beperkingen opleggen. De overheid heeft naar het oordeel van de VVD-fractie echter geen verantwoordelijkheid voor het compenseren van de kosten die met adoptie van een kind uit het buitenland zijn gemoeid. De VVD staat voor een kleine, effectieve overheid die niet de ambitie moet hebben om voor ieder probleem een op maat gesneden oplossing te bieden. Dat is in het geval van adoptie niet anders. Het staat eenieder vrij om zo veel als mogelijk eigen keuzen te maken in het leven, maar deze keuzevrijheid gaat ook gepaard met eigen verantwoordelijkheid, ook in financieel opzicht.

De VVD-fractie heeft in 2007 tegen de motie-Van de Vlies c.s. gestemd die ten grondslag ligt aan de voorliggende wetswijziging. Tegelijk stelt mijn fractie vast dat er, mede op basis van de brieven over dit onderwerp van de minister van Justitie uit 2008, bij belanghebbenden verwachtingen zijn gewekt. De VVD is een verantwoordelijke politieke partij die staat voor een betrouwbare overheid en daarom wil ik aan genoemde verwachtingen beslist niet voorbijgaan. Om die reden is de VVD-fractie bereid, positief te staan tegenover de wijziging van de wet, mits de regeling in tijd beperkt zal zijn. Indien daartoe bij de meerderheid van deze Kamer de wens bestaat, kan de staatssecretaris dan toezeggen de Kamer een nota van wijziging te zullen sturen waarin wordt bepaald dat de regeling zal werken tot uiterlijk eind 2012? Graag krijg ik hierop antwoord van de staatssecretaris.

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. Dit voorstel is niet zomaar een wetsvoorstel. Het is een emotioneel onderwerp: ouders die dolgraag een kind willen opnemen in hun hart en leven en bereid zijn om daar veel tijd, energie en ook geld in te steken. Deze kinderwens kan ik mij als moeder van veel kinderen goed voorstellen, hoewel ik bij tijd en wijle het liefst een aantal ter adoptie zou willen afstaan.

Nu alle gekheid op een stokje. Door allerlei omstandigheden is dit wetsvoorstel lange tijd blijven liggen, waarbij intussen bij ouders de verwachting is gewekt dat zij in aanmerking zouden komen voor een financiële tegemoetkoming. De PVV-fractie vindt het van goed bestuur getuigen om aan deze verwachting te voldoen, ook al heeft zij indertijd tegen de motie-Van der Vlies gestemd. De PVV-fractie vindt echter ook dat de omstandigheden kunnen veranderen en dat een brede heroverweging over interlandelijke adoptie moet plaatsvinden. Daarbij moet niet worden vergeten dat de PVV-fractie voorstander is van een terugtredende overheid. Het voert te ver om deze discussie nu te voeren, maar zij moet wat ons betreft wel binnen afzienbare tijd gevoerd gaan worden.

De PVV-fractie verzoekt de staatssecretaris om te komen met een nota van wijziging waarin het tijdelijke karakter van dit wetsvoorstel leidend moet zijn. Wij stellen voor om de nieuwe regeling tot eind 2012 te laten gelden. Wij krijgen graag een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Een kind uit een ander land een veilige plek bieden in je gezin, dat doe je niet zomaar. Mensen die een kind uit het buitenland willen adopteren, doen dit met nobele motieven. Kinderen die niet door hun eigen ouders opgevoed kunnen worden en voor wie in het land van herkomst geen alternatief is, kunnen soms in Nederland in gezinsverband opgroeien. Van de Nederlandse adoptieouders wordt heel veel gevraagd. Een onderdeel daarvan is dat dit aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Hoewel de kosten per land fors verschillen, gaat het altijd om duizenden euro's.

De SP-fractie is het eens met het wetsvoorstel om een financiële tegemoetkoming te bieden. Deze tegemoetkoming dekt niet de totale kosten. We vragen dus nog steeds veel van deze mensen, maar een tegemoetkoming van € 3700 is in mijn ogen goed te verdedigen. Tot het jaar 2008 gold dat de adoptiekosten fiscaal aftrekbaar waren. Het aftrekken van de adoptiekosten van het belastbaar inkomen is extra voordelig voor mensen met hogere inkomens. Mensen met een lage inkomens hebben hier heel veel minder aan. De motie van de SGP-fractie destijds waarin de regering ertoe werd opgeroepen om met een alternatief te komen voor deze fiscale regeling werd mede ondertekend door de SP-fractie. Het zal de staatssecretaris niet verbazen dat wij het voorliggende uitgewerkte alternatief, een vast bedrag als tegemoetkoming, een verbetering vinden ten opzichte van de oude, fiscale regeling omdat dit niet specifiek de mensen met hogere inkomens bevoordeelt, zoals in de oude regeling wel het geval was.

De SP-fractie heeft in de schriftelijke voorbereiding gevraagd waarom niet is gekozen voor een inkomensafhankelijke regeling. Het argument om een vast bedrag als tegemoetkoming te kiezen, is het argument van de administratieve lasten. Natuurlijk speelt dit een rol, maar erg overtuigend vind ik dit niet. Zou dit ook niet te realiseren zijn met lagere administratieve lasten? Is er geen manier te bedenken om gegevens rechtstreeks van bijvoorbeeld de Belastingdienst te verkrijgen? Waarom zouden de uitvoeringslasten zo hoog moeten zijn als je de bewijslast voor het feit dat iemand een laag inkomen heeft, bij die persoon zelf laat? Graag een reactie hierop van de staatssecretaris.

In aanvulling hierop wijs ik erop dat de Raad van State de kritische opmerking heeft gemaakt dat het niet de bedoeling is dat op grond van draagkracht selectie tussen adoptieouders plaatsvindt. De Raad van State zegt eigenlijk dat de regering er erg makkelijk voor heeft gekozen om het beschikbare geld te verdelen over het aantal adoptieouders. Eigenlijk vind ik dat een financiële tegemoetkoming in de adoptiekosten geboden moet worden aan geschikte adoptieouders die alleen om financiële redenen moeten afzien van het adopteren van een kind. Toch staat mijn fractie positief tegenover dit voorstel, omdat dit sowieso een verbetering is ten opzichte van de oude fiscale regeling.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Het kan een behoorlijk kostbare route zijn om via interlandelijke adoptie een kind in het gezin op te nemen. Voorheen konden de kosten van de adoptie via een fiscale regeling worden afgetrokken van het belastbaar inkomen, maar deze mogelijkheid is geschrapt. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in een regeling op grond waarvan adoptieouders een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten kunnen ontvangen.

De CDA-fractie hecht eraan te benadrukken dat zij het passend vindt dat de overheid een bijdrage levert aan de kosten van interlandelijke adoptie. Dat past simpelweg bij onze visie op het gezinsbeleid en de rol van de overheid in dezen, ook in financiële zin. Daar ligt niet ons bezwaar. De vraag is of de uitwerking, ook gelet op het huidige tijdsgewricht, waarin iedere uitgave kritisch tegen het licht moet worden gehouden, wel de gelukkigste is. Iedereen krijgt dezelfde € 3700, hoeveel kosten er ook worden gemaakt en hoe vermogend de aanstaande ouders ook zijn. Dit is merkwaardig. Verwachtingen zijn echter gewekt. Sterker nog, mensen hebben er naar de mening van de CDA-fractie op mogen vertrouwen dat de regeling zou worden ingevoerd. Dat moeten wij dan ook doen. Dat is namelijk de betrouwbare overheid. In lijn met wat mijn VVD-collega heeft voorgesteld, vragen wij echter de staatssecretaris te komen met een nota van wijziging om in voorliggend wetsvoorstel een einddatum op te nemen. Op die manier hebben wij een tijdelijke regeling voor de mensen die daar al zo lang op wachten en kunnen wij met gezwinde spoed een betere regeling maken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb hetzelfde punt als de fracties van VVD en PVV. Zij vinden dat er sprake moet zijn van een tijdelijke regeling. Als ik het goed begrijp, wil de CDA-fractie dat er wel een echt alternatief komt, omdat zij het passend vindt dat er een tegemoetkoming is, in ieder geval voor de mensen met lagere inkomens, zodat die niet verhinderd worden om te adopteren.

De heer Çörüz (CDA):

Dat heeft mijn collega goed gehoord.

Ik rond af. Binnenkort hebben wij een uitvoerig AO over adoptie en interlandelijke adoptie, omdat er veel zaken spelen, zoals vergunninghouders, landenproblematiek, verdragseisen, mensenhandel en teruglopend aanbod. Op dat moment kan in breder verband worden gekeken naar de interlandelijke adoptie, waarin het kostenaspect moet worden meegenomen. Wij kunnen dan nieuwe keuzes maken. Zonder al te zeer op de zaken vooruit te willen lopen, kunnen wij dan bijvoorbeeld kijken naar de kosten van de verplichte cursussen, meer dan € 900, en de leges. Nu lijkt het erop dat wij aan de ene kant financiële drempels opwerpen die wij aan de andere kant weer compenseren. Dat is het rondpompen van geld en daar moeten wij echt mee stoppen.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Vandaag spreken wij over de invoering van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten voor interlandelijke adoptie. Sinds 2009 is het immers niet meer mogelijk om de adoptiekosten af te trekken binnen de inkomstenbelasting. De PvdA-fractie is van mening dat iedereen die daartoe de wens heeft en daartoe geschikt is, in de gelegenheid moet worden gesteld een kind te adopteren. Wij staan dan ook positief tegen het wetsvoorstel.

De voorgestelde vergoeding van € 3700 dekt de kosten van een interlandelijke adoptie niet. Die kosten kunnen variëren van € 9000 tot meer dan € 30.000, afhankelijk van het land waaruit geadopteerd wordt. De kosten kunnen mogelijk gedrukt worden door de adoptie zelf te laten regelen, door de zogenoemde zelfdoener, in plaats van door een vergunninghouder. Het is onbekend wat de kosten van een adoptie in dat geval precies zullen zijn. Heeft de staatssecretaris daarvan een beeld? Verder is de PvdA benieuwd naar het verschil tussen de kosten van een volledige bemiddeling door vergunninghouders en de kosten van een deelbemiddeling waarbij de adoptiefouders de bemiddeling zelf regelen. Met andere woorden, is het goedkoper om de bemiddeling zelf te doen in plaats van een vergunninghouder in te schakelen?

De staatssecretaris heeft 4 mln. min € 300.000 gereserveerd voor duizend adopties. Dat zou neerkomen op ongeveer € 3700 per adoptie. Geld dat niet besteed wordt, gaat terug naar de schatkist. Als je het aantal adopties van de afgelopen jaren bekijkt, kun je ervan uitgaan dat er geld overblijft. Volgens de cijfers van de staatssecretaris zijn in de afgelopen jaren rond de 700 tot 800 adopties per jaar tot stand gekomen: 768 in 2008, 682 in 2009 en 705 in 2010. Zou het restant bijvoorbeeld ook beschikbaar worden gesteld voor adoptiefouders? Ik wil hierop graag een reactie van de staatssecretaris hebben.

Ook zou mijn fractie graag zien dat de voorgestelde vergoeding van € 3700 opgetrokken wordt naar het bedrag dat de commissie-Kalsbeek heeft voorgesteld. De commissie pleit voor een compensatie tussen de € 4760 en € 5400, vergelijkbaar met de compensatieregeling in Noorwegen en Denemarken. Graag een reactie daarop.

De regering verwijst meerdere keren naar het rapport van de commissie-Kalsbeek. Dat doet de regering ook in het kader van de kosten voor de verplichte voorlichtingscursus, die € 900 bedragen. De PvdA heeft in de schriftelijke ronde gevraagd naar de mening van de staatssecretaris over de opmerking van de commissie-Kalsbeek die van oordeel is dat: "de betaling van het bedrag van € 900 in het licht van de bestaande wachtlijst een geschikte drempel vormt, die zou verdwijnen als potentiële adoptiefouders al in deze fase van de adoptieprocedure zouden worden gecompenseerd". Kan de staatssecretaris hierover zijn mening geven? Hij weet niet of aspirant-adoptiefouders vanwege geringe financiële middelen ervan weerhouden worden om een adoptietraject aan te gaan. Daarnaar is geen onderzoek gedaan. Acht de staatssecretaris dit ook niet waarschijnlijk?

De PvdA denkt dat indirect de hoge startkosten voor adoptie werken als een drempel. Dit zal een drempel zijn voor hen die hun beslissing nog niet goed hebben overwogen en voor hen die een laag inkomen hebben. In het eerste geval is het prima. In het tweede geval vind ik het toch jammer. Ik doe graag een beroep op de staatssecretaris om hiervoor een oplossing te vinden. Wij weten niet waarom iemand besluit om niet te adopteren. Zijn de kosten te hoog of zijn er mogelijk andere redenen? Wil de staatssecretaris met ons meedenken, juist voor mensen met een laag inkomen? De heer Van der Staaij heeft al gezegd dat het gemakkelijk is om een vast bedrag af te spreken. Toch moeten wij zoeken naar een oplossing zodat ook mensen met een laag inkomen de mogelijkheid hebben om een kind te adopteren.

Voorzitter, ik zie mijn knipperlicht branden. Dat is volgens mij niet gebruikelijk bij de behandeling van een wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dat kan ik niet ontkennen, maar u hebt zelf om vier minuten spreektijd gevraagd. Die zijn toch echt om.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dan probeer ik naar een afronding te gaan, maar als u mij toestaat, wil ik graag nog een paar punten maken. Ik zal dat kort proberen te doen.

Iedere Nederlander moet de mogelijkheid hebben om te adopteren. Niet iedereen heeft die ruimte. Daarom zou ik graag zien dat er een onderzoek komt naar de ruimte die een gezin met een laag inkomen heeft om een kind te adopteren. Waar ligt die grens? Je zou vervolgens kunnen bepalen of de vergoeding die wordt gegeven, eerlijk is. Is de staatssecretaris bereid om het Nibud te vragen, te onderzoeken bij welke verhouding tussen inkomen en adoptiekosten deze kosten de draagkracht van aspirant-adoptiefouders te boven gaat? Daarnaast kan het Nibud onderzoeken of de vaste forfaitaire vergoeding van € 3700 voldoende is om minder draagkrachtige aspirant-adoptiefouders in staat te stellen om de kosten van een adoptie te kunnen dragen. Ik ben nagegaan of het Nibud daartoe bereid is en dat is het geval.

Ik rond af met de petitie over adoptie uit Haïti die gisteren is aangeboden. Ik begrijp dat de adoptie uit dit land vanwege de zorgvuldigheid is opgeschort. Kennelijk is dat niet duidelijk gecommuniceerd aan de ouders die deze handtekeningenactie hebben gehouden. Ik zou graag vandaag van de staatssecretaris horen of hij bereid is om die adoptie weer mogelijk te maken, natuurlijk op grond van goede redenen. En als dat niet zo is, vraag ik hem om dat goed te beargumenteren.

De vergadering wordt van 19.37 uur tot 19.45 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ook dit wetsvoorstel mag zich verheugen in een brede belangstelling van de zijde van de Kamer. Dat is goed, want het is een belangrijk onderwerp waarover bovendien in het verleden verwachtingen zijn gewekt. Ik wil een paar algemene opmerkingen maken over dit wetsvoorstel.

Ik denk dat wij helder moeten hebben, althans naar het oordeel van het kabinet, dat het toezien op de procedures en de zorgvuldigheid rondom adoptie een overheidstaak is. Daar kan geen twijfel over bestaan. Het faciliteren van adopties voor gezinnen met een lager inkomen – dat is een beetje een antwoord op een aantal vragen van mevrouw Arib – is echter naar het oordeel van het kabinet geen overheidstaak. Ik kan mij wel voorstellen dat dit adoptie moeilijker maakt voor deze gezinnen. In de praktijk constateren wij inderdaad dat er minder adoptiefouders zijn met een lager inkomen. Je moet echter wel scherp hebben wat hierbij de taak van de overheid is en wat niet.

Ik kijk nog even terug. Er zijn twee moties die eigenlijk aan de basis hebben gelegen van dit wetsvoorstel. De eerste was een motie van de heer Van der Vlies van de SGP-fractie van 3 oktober 2007. De tweede was een motie van de fracties van de SGP, de SP en GroenLinks van november 2007. De toenmalige minister heeft indertijd de Kamer toegezegd te komen met een vervanging van de afgeschafte fiscale regeling. Dit is een uitvoering van de toezegging die toen is gedaan. Met de nieuwe regeling die nu voorligt, blijven wij als Staat dus een gedeelte van de kosten van adoptie voor onze rekening nemen.

Ik zal de hoofdlijnen nog even in het kort schetsen. Die zijn overigens ook in de schriftelijke ronde aan de orde geweest. De regeling sluit in tijd aan op de fiscale regeling die per 1 januari 2009 is afgeschaft en bepaalt dat aan adoptieouders die de adoptieprocedure helemaal volgens de in de wet gestelde regels hebben afgerond een tegemoetkoming in de kosten van € 3700 wordt uitbetaald. Desondanks maak ik de Kamer erop attent dat er een mogelijkheid bestaat – dat is in de schriftelijke stukkenwisseling aan de orde geweest – dat mensen die nog gebruik hebben gemaakt van de oude fiscale regeling die gold tot 1 januari 2009 nu ook een beroep kunnen doen op de nieuwe regeling. Dat is niet helemaal uit te sluiten. Het is onmogelijk om dat anders te regelen. Dat zou kunnen betekenen dat in sommige situaties adoptieouders een fiscaal voordeel over 2008 hebben en in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. Het zal niet veel voorkomen, maar ik meld het wel. Het is onontkoombaar. Als je wilt voorkomen dat dit gebeurt, leidt dat tot een zeer bovenmatige inspanning van de zijde van de overheid en van de Belastingdienst.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik heb een vraag nog niet gesteld doordat mijn spreektijd heel kort was. Daar was ik overigens zelf verantwoordelijk voor. Ik had meer minuten moeten aanvragen. Mijn vraag is of ervoor kan worden gezorgd dat er niemand tussen wal en schip valt. Volgens mij zijn de ouders bij wie dat dreigt te gebeuren, georganiseerd. Die groep is duidelijk omschreven.

Staatssecretaris Teeven:

De essentie van mijn opmerking is eigenlijk een andere. Een aantal mensen heeft van de fiscale regeling die bestond gebruik kunnen maken en kan ook recht hebben op een tegemoetkoming op grond van de nieuwe regeling, die vanaf 1 januari 2009 gaat gelden. Er is dus niet zozeer sprake van tussen wal en schip vallen. Er zijn uitzonderingsgevallen waarin sprake zou kunnen zijn van samenloop.

Mevrouw Arib (PvdA):

Er is wel een groep die tussen wal en schip zal vallen, die kennelijk nergens gebruik van kan maken doordat dit wetsvoorstel steeds is uitgesteld. Die groep is er ook.

Staatssecretaris Teeven:

Dat heb ik gezien, want de fractie van de PvdA heeft dit ook betoogd in de stukkenwisseling. Voor adopties tot en met 31 december 2008 speelt dat echter niet en vanaf 1 januari 2009 geldt zo direct deze regeling.

Dit brengt mij meteen op de termijn; daarover hebben enkele woordvoerders opmerkingen gemaakt. Oorspronkelijk had ik het voornemen om te komen met een einddatum van 31 december 2013. Ik hoorde echter dat in de Kamer de wens bestaat om te eindigen op 31 december 2012. Een meerderheid – ik heb goed geluisterd – is er voorstander van dat de termijn loopt tot 1 januari 2013. Dit schept tegelijkertijd de verplichting om voor 2013 te bezien of er mogelijkheden zijn voor een alternatief. Daarop kom ik nog uitgebreid te spreken.

De heer Van der Staaij (SGP):

De staatssecretaris koppelt dit aan een alternatief. Zoals ik aan het begin van mijn bijdrage heb gememoreerd, was er nu een heel gat tussen de toezegging dat er een alternatieve regeling zou komen en de daadwerkelijke realisering daarvan. Ik snap de wens van een aantal fracties om een einddatum te hebben. Lopen wij dan echter niet het risico van een herhaling van zetten? Straks is de regeling weer afgelopen zonder dat er zicht is op een alternatief.

Staatssecretaris Teeven:

Daarop zou ik bijna willen zeggen: heb een beetje vertrouwen in deze staatssecretaris. De heer Van der Staaij heeft gevraagd waarom het zo lang heeft geduurd. Dat zal ik zo dadelijk uitleggen. De urgentie is echter duidelijk. Ik heb bij de meerderheid in de Kamer duidelijk de wens om een alternatief gehoord. Dat betekent dat wij ook bezien of een alternatief mogelijk is. De Kamer kan ervan op aan dat het alternatief dat er dan moet komen, ook aansluit op de datum van 1 januari 2013.

De heer Van der Staaij (SGP):

Er kunnen weer onvoorziene omstandigheden zijn. Nu waren het de verkiezingen, die een jaar vroeger plaatsvonden. Ik wil niet de verwachting uitspreken dat dit nu weer het geval zal zijn, maar je weet maar nooit.

Staatssecretaris Teeven:

Ik zou bijna zeggen: laat de heer Van der Staaij oppassen met die woorden!

De heer Van der Staaij (SGP):

Is er dan geen mogelijkheid om bijvoorbeeld een formulering te kiezen die de tijdelijkheid tot uitdrukking brengt, bijvoorbeeld dat de wet op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip vervalt? Daarbij kan in de toelichtende sfeer worden aangegeven dat de datum die hier is genoemd wordt beoogd; het is echter geen automatisme dat de wet al vervalt. Dan ligt er druk op om met een alternatief te komen. Zolang dat niet het geval is, bestaat de wet gewoon, zodat in ieder geval het risico van een herhaling van deze schimmige tussensituatie wordt weggenomen.

Staatssecretaris Teeven:

Ik had een nota van wijziging liggen waarbij ik mezelf een jaar meer had gegund. Daarin had ik de datum van 1 januari 2014 ingevuld. Ik heb goed geluisterd naar wat partijen hier in eerste termijn hebben gezegd. Drie partijen heb ik de datum van 1 januari 2013 horen noemen. Ik heb daaraan in mijn nota van wijziging gevolg gegeven. Een meerderheid van de Kamer – ik heb ook goed naar de heer Çörüz geluisterd – spreekt de wens uit dat de regeling niet onbeperkt is. Ik kan dat uit budgettair oogpunt, kijkend naar de vertegenwoordigers van die partijen, ook wel begrijpen. Ik had mezelf een jaar meer gegund, maar dat ontslaat mij niet van de verplichting om sneller te zoeken naar alternatieven.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik weet niet of de heer Çörüz namens de CDA-fractie ook een datum heeft genoemd. Wij zijn hier ook met elkaar in debat. Kan het niet iedereen tevreden stellen als wij de tijdelijkheid van de regeling duidelijk tot uitdrukking laten komen door te zeggen dat de zij vervalt op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, en daarbij aangeven dat het de intentie is om zo snel mogelijk te werken aan alternatieven? Het Koninklijk Besluit wordt dan echter pas genomen op het moment dat wij een alternatief hebben dat hier een meerderheid heeft.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb echt goed geluisterd tijdens het debat. Je zou kunnen vermoeden dat de tijdelijkheid van de regeling eraan kwam; laat ik het zo maar formuleren. Ik denk dat er een meerderheid in de Kamer is voor een tijdelijke regeling. Ik heb goed geluisterd. Ik had zelf de datum van 1 januari 2014 in het hoofd, maar ik meen te hebben gehoord dat er aangestuurd wordt op een datum van 2013. Als het anders is, hoor ik graag hoe er dan tegenaan wordt gekeken. Dat redden we dan echter niet binnen één termijn. Ik ben zeer bereid de Kamer tegemoet te komen, maar ik voel niet voor een regeling waarin ik het helemaal open laat, ook al niet gezien het beschikbare budget op dit moment. Ik wil dus wel een datum invullen. Ik had een datum een jaar later in het hoofd, maar als de meerderheid van de Kamer er anders over denkt, ben ik zeer bereid om een jaar door te gaan. Ik heb echter in ieder geval twee partijen, en ik geloof zelfs drie, de datum van 1 januari 2013 horen noemen.

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb geen datum genoemd. Ik heb wel gezegd: een tijdelijke datum.

Staatssecretaris Teeven:

Als de heer Çörüz alsnog een datum wil noemen, hoor ik dat natuurlijk graag.

De heer Çörüz (CDA):

Laat ik het volgende zeggen. Ik denk dat we op een gegeven moment wel een datum moeten hebben. Er moet duidelijkheid zijn, anders blijven we maar een beetje door paraderen en dat lijkt mij niet goed. Ik denk dat 2012 een werkbare datum is. Voor het veld en voor alle mensen moet er op een gegeven moment duidelijkheid zijn. Voor mijn fractie – ik heb het kortgesloten met onze woordvoerder – lijkt eind 2012 mij heel werkbaar. Laten we echter niet weer nieuwe groepen en nieuwe verwachtingen creëren. Ik wil ook niet dat mensen tussen wal en schip vallen. Die twee dingen kunnen we volgens mij wel combineren met een heel duidelijke deadline.

Ik wil nog even terugkomen op wat de staatssecretaris antwoordde op vragen over het punt van tussen wal en schip raken. Begrijp ik het goed dat adoptieouders nu zowel voor de fiscale regeling als voor de nieuwe regeling in aanmerking kunnen komen en dus niet "tussen" wal en schip, maar "op" wal én schip raken? Krijgen zij dus bijna het dubbele? Begrijp ik dat goed? Zegt de staatssecretaris dat er mensen zijn die ook voor de nieuwe regeling in aanmerking komen?

Staatssecretaris Teeven:

Nee, het gaat niet om het dubbele. Het probleem van de fiscale regeling is altijd al geweest – de heer Çörüz weet dit natuurlijk ook – dat je de drempel bij de buitengewone lasten moest overschrijden en dat het buitengewoon ingewikkeld was om, als de adoptie zich over een aantal jaren had uitgestrekt, die drempel te overstijgen. Het wordt bijna een fiscaal debat, voorzitter. Dat was altijd het probleem. Ik kan echter niet uitsluiten dat er in een paar situaties een enkeling zal zijn die gebruik heeft gemaakt van de fiscale regeling en toch ook recht heeft op de tegemoetkoming. Dit is ook aan de orde geweest bij de wisseling van de stukken, dat valt terug te vinden in de stukken. Als de start van de kosten in 2008 is gemaakt en de sterke adoptie is in 2009 tot stand gekomen, kan er sprake zijn van dubbelop. Dit kan de heer Çörüz ook terugvinden in het verslag. Het zal een enkeling zijn, maar ik kan het niet uitsluiten.

Voorzitter. Gehoord hebbende de heer Çörüz, wil ik de nota van wijziging bij dezen indienen.

De voorzitter:

Dan maakt zij onderdeel uit van de beraadslagingen.

Staatssecretaris Teeven:

Zoals ik al zei, ik denk dat er een meerderheid in de Kamer is, die dit zo wil. Tegen de heer Van der Staaij spreek ik de bereidheid uit, de regeling niet tussen wal en schip te laten vallen maar voor de einddatum te zullen zoeken naar een alternatief, als dat mogelijk is en als er in de Kamer een meerderheid daarvoor is te vinden. Dat voorbehoud moet ik natuurlijk maken, want we hebben geen keiharde afspraken gemaakt over dit onderwerp, anders dan de bereidheid vandaag en de wens die ik ook bij de meerderheid van de Kamer proef voor iets van een alternatief. Daar gaan we dus aan werken. Ik denk dat de medewerkers dat ook fantastisch hebben meegekregen. Het gaat dus gewoon gebeuren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Goed dat er de duidelijke toezegging ligt dat er wordt nagedacht over een alternatief voor deze regeling dat aan zo veel mogelijk wensen in de Kamer tegemoetkomt. Ik geef daar de voorkeur aan, boven deze wetsbehandeling nu op te schorten en ondertussen na te gaan denken over alternatieven, want dan moeten de mensen nog langer wachten. In die zin is het een goede gedachte. Heeft de staatssecretaris echter enig idee wanneer de Kamer voor het eerst iets kan horen hierover? Het moet niet zo zijn dat we al een eind op weg zijn en dan pas het debat erover kunnen starten.

Staatssecretaris Teeven:

Het zou goed zijn als wij voor het eind van 2011 de Kamer daarover berichten. Dat lijkt, mede gezien de andere dingen die nog moeten gebeuren rond het veld van adoptie, een toezegging die haalbaar is. Ik heb dan ook de tijd om met de woordvoerders van de fracties af te stemmen hoe het gevoel in de Kamer daarover is. Dat zou kunnen betekenen – zo zeg ik tegen de vertegenwoordiger van de VVD-fractie – dat er ook fracties zijn die helemaal geen behoefte hebben aan een alternatief. Ik zal de meerderheid van de Kamer daarover peilen.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Ik heb collega Van der Staaij horen zeggen dat hij de toezegging van de staatssecretaris heeft gehoord dat er zal worden nagedacht over een nieuwe regeling. Mag ik, juist met het oog op de zorgvuldigheid ten aanzien van belanghebbenden die kennelijk verwachtingen hadden die ons vanavond hebben beziggehouden, vaststellen dat die toezegging van de staatssecretaris uitdrukkelijk niet nu al moet leiden tot nieuwe verwachtingen bij belanghebbenden waarop straks weer moet worden teruggekomen?

Staatssecretaris Teeven:

Wij moeten een duidelijk onderscheid maken. De toezeggingen die mijn voorganger, de minister in het vorige kabinet, aan belanghebbenden en de Kamer heeft gedaan, waren gewoon toezeggingen. Van mijn kant is er, gehoord hebbende de Kamer, de bereidheid uitgesproken om te zoeken naar alternatieven, maar wel kijkend hoe het gevoel in de Kamer is. De Kamer krijgt geen keiharde toezegging dat er een alternatief komt, want iedereen die hier vandaag zit, weet dat wij ook moeten kijken naar de budgettaire consequenties. Ik kan die toezegging niet doen. Ik zal daarover eerst met de minister van Financiën moeten spreken.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik ben nogal verrast door deze nota van wijziging. Ik had liever gezien dat ik van tevoren een amendement had gekregen, zodat ik mij had kunnen voorbereiden. Het lijkt mij daarom verstandig om, wanneer de staatssecretaris over eventuele alternatieven heeft nagedacht, in ieder geval in de Kamer te spreken over de vraag hoe de gevoelens zijn, zodat wij kunnen meedenken in dat proces.

Staatssecretaris Teeven:

Ik zeg mevrouw Kooiman toe dat wij dat zeker zullen doen. Wij moeten dit punt wellicht meenemen in een overleg dat ik met de Kamer heb over adoptie en andere zaken daaromheen. Als dat overleg in het najaar plaatsvindt, kunnen wij dit onderwerp ook meenemen. Het denken staat immers niet stil. Het is zeker zo dat alle fracties in het parlement daarover moeten kunnen meepraten. Daartoe ben ik zeker bereid.

Ik kom bij de bespreking van de opmerkingen uit de fracties. De heer Van der Staaij heeft gevraagd waarom het zo lang heeft geduurd. Je zou kunnen zeggen dat het wetgevingsproces niet zo snel gaat. Er moest een uitvoerder worden gevonden. Bedacht moest worden hoe de regeling kon worden ontworpen, zodat wij niet een hele bureaucratische papierwinkel zouden krijgen, iets wat ook veel gedoe kan geven voor adoptieouders.

Ik roep in herinnering dat wij ook hebben moeten kijken hoe het in de ons omringende landen wordt of werd geregeld. In België, Duitsland, Frankrijk en Engeland is er nergens sprake van zo'n regeling met een tegemoetkoming. Mevrouw Arib zei al dat er slechts twee landen zijn die zo'n regeling kennen en dat zijn Noorwegen en Denemarken. Uit het hoofd zeg ik dat Noorwegen een regeling kent die tot € 4760 gaat. In Denemarken gaat de regeling tot € 5400. Ik ken inderdaad de aanbevelingen van de commissie-Kalsbeek, die, kijkend naar de regeling in de Scandinavische landen, tot die bedragen kwam. Wij zijn vanuit het oogpunt van budgetten op het bedrag van € 3700 gekomen. In alle andere landen van Europa en ook in de ons direct omringende landen is er geen sprake van zo'n faciliteit. Het is dus wel iets bijzonders.

De heer Van der Staaij en mevrouw Arib hebben het onderwerp Haïti aangekaart. Het is bekend dat ik de adopties vanuit Haïti heb opgeschort, omdat ik door de omstandigheden daar, de regeringswisseling, maar zeker ook de aardbeving, op enig moment niet de zorgvuldigheid kon garanderen. In een brief van enige maanden geleden heb ik de Kamer bericht dat een ambtelijke delegatie daarheen zou gaan om zich ter plaatse te vergewissen van een aantal zaken. Ik wijs ook op de publicaties, vandaag nog, van Terre des Hommes, waarin staat dat het nog niet verantwoord is. Het goede nieuws is dat mij daar tegengestelde signalen over bereiken. Er zijn namelijk ook landen, zoals Canada en de Verenigde Staten, die nu wel bepaalde stappen zetten met die nieuwe regering. Ik kan mevrouw Arib zeggen dat de ambtelijke delegatie van het ministerie van Veiligheid en Justitie in juni naar Haïti reist om ter plaatse poolshoogte te nemen. Daarna zal ik een beslissing nemen en de Kamer informeren over de voortgang met betrekking tot de adopties uit Haïti.

Mevrouw Arib (PvdA):

Deze lijn steunt mijn fractie van harte. Waar het ons vooral om gaat, is dat duidelijk gecommuniceerd wordt met de ouders, die snel actie willen. Ik ben het helemaal met de staatssecretaris eens dat dit zorgvuldig moet gebeuren.

Staatssecretaris Teeven:

Over de wijze van communiceren vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie met de ouders zijn ook tegengestelde berichten. Ik kan u zeggen dat er gecommuniceerd is met de vergunninghouders en met de belangenvereniging. Alleen, sommige mensen zijn niet blij met het antwoord dat gecommuniceerd is, namelijk dat ik nog behoefte had aan op de plaats rust en dat de ambtelijke delegatie nog niet gegaan is. Als de brieven aan het ministerie steeds dezelfde strekking hebben, communiceer ik op een gegeven moment weer als er wat nieuws is. Nu is er wat nieuws. Ik heb het hier vandaag in het openbaar gezegd. We zullen vanuit het ministerie nog eens bekijken of we dat nog een keer moeten communiceren naar de ouders die willen adopteren vanuit Haïti.

Voorzitter. Mevrouw Kooiman – ik had dat wel een beetje verwacht bij de behandeling van vandaag – heeft gevraagd of de regeling niet inkomensafhankelijk moet zijn. Ik heb nog even teruggelezen wat zij daarover zei. Zij vond de reden waarom we daar niet voor kiezen, wat mager beargumenteerd. Ik zal proberen om het wat uitgebreider te beargumenteren. Ik heb het Agentschap Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd om een schatting te maken van de uitvoeringskosten bij een inkomensafhankelijke regeling. Het Agentschap heeft gezegd daar geen ervaring mee te hebben. Het zegt ook dat de kosten van een inkomensafhankelijke regeling veel hoger zullen uitvallen, omdat het dan meer zaken moet controleren om tot een juiste beslissing te komen en meer correspondentie moet voeren om over een volledig dossier te beschikken.

De voornaamste kostentoename is toe te schrijven aan de afhandeling van bezwaar en beroep, want daar gaat het natuurlijk om. Je krijgt dan allerlei vormen van individuele afwijzingen, kijkend naar de inkomenstoets. De verwachting is dat het aantal bezwaar- en beroepszaken fors zal toenemen als gekozen wordt voor een inkomensafhankelijke tegemoetkoming. De reden is dat die systematiek zal leiden tot extra geschillen over het inkomen en de daarop gebaseerde hoogte van de tegemoetkoming. Dat zal dus ook leiden tot meer controles van de Belastingdienst, waarbij een gemiddeld belastbaar inkomen moet worden berekend over meerdere jaren. Dat leidt allemaal tot bureaucratie. Ik zeg maar eerlijk dat elk dispuut over de hoogte van de vaststelling van inkomen leidt tot bezwaar en de daarmee gepaard gaande kosten voor de afhandeling van een dergelijk bezwaar. Om die reden hebben we het niet zo gedaan.

Voorzitter. Ik dank de heer Taverne voor zijn bereidheid om mee te denken over de verwachtingen die zijn gewekt. Ik denk dat het goed is dat we daar serieus naar luisteren en dat we er begrip voor hebben dat het onredelijk zou zijn. Ik heb goed notie genomen van zijn opmerking dat het geen overheidstaak is om zaken te faciliteren. Ik heb al gezegd wat het kabinet daarvan vindt.

Mevrouw Dille heeft dezelfde opmerking gemaakt over de tijdelijkheid van de regeling. Ook de PVV-fractie heeft destijds tegen de motie-Van der Vlies gestemd. De heer De Roon heeft toen het woord gevoerd. Het voorstel is inderdaad lang blijven liggen. Dat is een van de redenen waarom we het nu sneller willen regelen. Ik kan mevrouw Dille dus toezeggen dat die zoektocht naar alternatieven, waarvan ik hoop dat alle fracties daar serieus over meedenken, niet te lang moet duren.

De heer Çörüz vraagt waarom we eerst een hoge tegemoetkoming vragen van € 900 en we daarna € 3700 gaan betalen. Ik merk daarbij op dat de financiële drempels niet alleen de tegemoetkoming betreffen, maar vaak ook de reiskosten van ouders naar het land waar de kinderen vandaan komen. Zij reizen daar soms meerdere malen heen. Het betreft dus niet alleen de € 900, maar ook andere zaken. Ik merk nog maar eens op dat de commissie-Kalsbeek in haar advies heeft overwogen dat betalen voor de voorlichtingscursus een geschikte drempel is om nog eens goed na te denken over de grote stap. Dat was een van de redenen om die kosten te handhaven. Ik heb geen aanleiding om te denken dat de praktijk intussen is veranderd. Sommige mensen – ik ken die ook wel – zien vaak na die voorlichtingscursus toch nog af van doorzetting van de procedure. Het is een stimulans om er nog eens goed over na te denken, maar de kosten daarvan zijn niet de enige kosten waarop het hangt. Ook andere kosten maken dat het in totaal om een hoog bedrag gaat.

Ik kan niet zeggen dat adopteren via deelbemiddeling goedkoper is dan via de volledige adoptieprocedure, want dat hangt ook af van het land van waaruit dat gebeurt en de advocaat die bij de procedure voor deelbemiddeling is betrokken. Die zaken moeten worden meegenomen. Ik heb in het verleden in een andere verantwoordelijkheid met de heer Van der Staaij een werkbezoek in verband met adoptie gebracht. Er zijn landen waar de kosten heel hoog zijn, zoals de Verenigde Staten, maar ook landen, zoals Taiwan en andere landen, waar de kosten veel lager zijn. Dat verschilt per land. Ik kan dat dus niet in een keer aangeven.

Voorts heeft mevrouw Arib gevraagd of ik bereid ben, onderzoek door het Nibud te laten verrichten. Dat stuit af op mijn opmerking dat het faciliteren van adoptie geen overheidstaak is. Dat is ook het standpunt van het kabinet. Ik denk dat wij daarover echt van mening verschillen. Ik heb dat in mijn inleiding al gezegd. Ik heb begrip voor de vragen van mevrouw Arib, maar het gaat ook om de wijze waarop je naar dit onderwerp kijkt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik wil geen ideologisch debat voeren over de vraag of de overheid verantwoordelijk is of niet, maar het feit dat er wetsvoorstellen zijn, dat wij daarover spreken en dat er een regeling komt, geeft wel degelijk aan dat de overheid ook een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Het is niet zo dat wij maar blij moeten zijn met wat de staatssecretaris voorstelt en dat we het verder niet zullen hebben over de groepen die ook recht hebben op adoptie.

Staatssecretaris Teeven:

Dat is wel de discussie. Mevrouw Arib zegt dat zij geen principieel debat zal voeren, maar dat doen we toch. De vraag die eraan ten grondslag ligt, is of er een recht is om dat te kunnen doen met een bepaald inkomen. Die discussie moeten we niet voeren. Het kabinet heeft zeker een verantwoordelijkheid voor de zorgvuldigheid van en het toezicht op de procedure. Het kabinet heeft ook een verantwoordelijkheid voor gewekte verwachtingen in het verleden. We zijn ook best bereid om alternatieven te onderzoeken. Je moet de solidariteit – om het zo maar te zeggen – niet zomaar overboord gooien. Vandaar dat ik bereid ben om naar alternatieven te kijken, maar ik vind het geen overheidstaak en het kabinet vindt dat ook echt niet.

Mevrouw Arib (PvdA):

Maar het zou ook geen elitekwestie moeten zijn, waarbij mensen die het zich kunnen permitteren een kind kunnen adopteren, maar mensen met een te laag inkomen niet. Daar gaat de vraag over.

Staatssecretaris Teeven:

Ik ben het in die zin met mevrouw Arib eens, dat de uitwerking kan zijn dat mensen met een hoger inkomen eerder zullen adopteren dan mensen met een lager inkomen. Ik kan dat niet ontkennen. Het gaat echter om de opmerking dat er een recht zou zijn. Dat hebben we gewisseld. Het kabinet, de regering zal er praktisch mee omgaan. Die bereidheid is er dus zeker.

Mevrouw Arib vraagt uit welke posten de kosten bestaan van de interlandelijke adoptieprocedure. Dat zijn de voorlichtingscursus, de bemiddelingskosten die de vergunninghouder in rekening brengt, de kosten van afschriften, een uittreksel van officiële documenten, vertaling en legalisatie, de kosten van de adoptieprocedure in het buitenland, de reis- en verblijfkosten van adoptiefouders, de reis- en verblijfkosten van het kind en soms ook medische kosten. Dat komt allemaal bij elkaar en dat maakt het soms heel duur.

De commissie-Kalsbeek heeft een hoger bedrag voorgesteld, zegt mevrouw Arib. Volgens mij is dat niet zo. Volgens mij heeft de commissie-Kalsbeek zich niet uitgesproken over de hoogte, maar beveelt zij aan, adoptiefouders op enigerlei wijze te compenseren. Ik zeg nogmaals dat het bedrag van € 3700 voortkomt uit het beschikbare budget dat gemoeid was en dus blijft met de fiscale regeling. Daar komt dat bedrag uit voort. Er is ook een reservering op de begroting van Veiligheid en Justitie, en de constatering dat als wij niets doen, het bedrag teruggaat in de algemene middelen, is juist.

Mevrouw Kooiman (SP):

Omdat ik me niet heb kunnen voorbereiden omdat de nota van wijziging hier ter tafel kwam, en we toch nog gaan spreken over de alternatieven, wil ik de staatssecretaris vragen om goed in overweging te nemen dat we straks ook meer te maken hebben met highcareadopties, met kinderen die speciale behoeften hebben. Daar zijn meer kosten aan verbonden. Ik vraag de staatssecretaris om dat ook in ogenschouw te nemen als we gaan kijken naar de alternatieven.

Staatssecretaris Teeven:

We zullen het wel in ogenschouw nemen als we kijken naar de alternatieven. Dat zeg ik toe. In de discussie bij het kijken naar alternatieven zullen we echter ook meenemen de vraag of het een overheidstaak is. We zullen daar ook nadrukkelijk een debat over voeren met alle fracties in het parlement. Ik denk dat dat goed is.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat vind ik prima, maar ik wil hier in ieder geval de opmerking hebben gemaakt dat wat onze fractie betreft altijd het kind leidend is. Het moet geen elitaire kwestie zijn of ouders wel of niet geschikt zijn. Een ouder moet sowieso nooit een belemmering hebben om de opvoeding aan te kunnen, ook van een highcareadoptiekind. Dat wil ik toch nog even gezegd hebben.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb gehoord wat mevrouw Kooiman daarover heeft gezegd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en zijn deelname aan beide debatten van vanavond. Aanstaande dinsdag stemmen wij over het wetsvoorstel.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven