7 Vragenuur

Vragen van het lid Bouwmeester aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het gebruik van mobiele telefoons met onder andere internetverbinding in gevangenissen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Via berichtgeving in BN De Stem hebben wij vernomen dat gevangenen in de gevangenissen in Breda en Roermond in het bezit zijn van mobiele telefoons met internet. Dat vinden wij zeer ongewenst, omdat gedetineerden zo hun criminele praktijken kunnen voortzetten, maar ook omdat ze zo hun slachtoffers kunnen benaderen. Het is verboden, het is gevaarlijk en het is bedreigend voor slachtoffers. Ik heb eerder vragen gesteld toen bleek dat kinderen in de jeugdgevangenis drank en drugs maar ook mobiele telefoons hadden waarmee ze filmpjes maakten die ze ter plekke op YouTube zetten. Toen zei de staatssecretaris: dat is een incident, dat gebeurt af en toe. Maar nu we zo veel signalen hebben binnengekregen, kunnen we niet meer spreken van een incident.

Ik wil dan ook van de staatssecretaris weten hoe deze telefoons worden binnengesmokkeld. Door wie? Of denkt hij dat ze allemaal over de schutting van de gevangenis worden gegooid? En als een telefoon zo gemakkelijk binnen te smokkelen is, geldt dat dan ook voor wapens en drugs?

Nu is gebleken uit celinspecties dat deze telefoons aanwezig zijn. Dat is wel een beetje laat, want natuurlijk moet worden voorkomen dat gedetineerden telefoons met internet in hun bezit hebben en al helemaal dat ze die gebruiken vanuit hun cel. Het gaat om controle bij binnenkomst; daarbij moet het zwaartepunt liggen. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen? Eerder heeft de staatssecretaris gezegd dat niet voor 100% kan worden voorkomen dat dergelijke goederen de gevangenis binnenkomen. Als hij dat nog steeds vindt, wat is dan zijn ambitie om het toch tegen te gaan?

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Bouwmeester voor haar vragen. Het is buitengewoon ergerlijk dat er mobiele telefoons in gevangenissen zijn die worden gebruikt door gedetineerden. Het is overigens een verschijnsel dat altijd al is voorgekomen, al maakt dat het niet minder erg. Soms gaat het om een tiental, soms onder de tien per jaar. Mevrouw Bouwmeester moet ongeveer aan dat getal denken.

Wij proberen dat tegen te gaan via controle bij het bezoekuur. Bij een aantal inrichtingen hebben wij de zogenaamde "slang" gemaakt, waardoor bezoekers minder makkelijk contact kunnen maken met gedetineerden en het moeilijk wordt gemaakt om goederen over te dragen. Er worden regelmatig zogenaamde "spitacties" gehouden in gevangenissen. Dat is mevrouw Bouwmeester waarschijnlijk ook bekend. Daarbij wordt de hele boel op zijn kop gezet, zeker na een melding dat er wordt gebeld binnenin de gevangenis. En er zijn onverwachte celcontroles.

Mevrouw Bouwmeester vroeg nog: worden die telefoons over de muur gegooid, hoe gaat dat nou in werkelijkheid? Soms worden ze naar binnen gesmokkeld. En op 8 en 9 mei werden in Roermond inderdaad twee telefoons over de muur gegooid. Zelfs dat komt dus nog voor. Dat is buitengewoon vervelend en ergerlijk, want daarmee wordt ook de veiligheid binnen de gevangenis bedreigd. Het is ook zeer vervelend voor slachtoffers. Wij doen er dan ook alles aan om dat tegen te gaan. Het is wel iets van alle tijden, maar er wordt regelmatig op gecontroleerd en wij doen er alles aan om het te stoppen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik ben erg blij dat de staatssecretaris erkent dat het een structureel probleem is. Er wordt een aantal maatregelen genomen, zoals de slang, de spitacties en de celcontrole, maar tegelijkertijd zegt dezelfde staatssecretaris: dat werkt allemaal niet; het komt daar binnen. Wij krijgen wekelijks meldingen van gevangenen die beschikken over een telefoon met internet.

Mijn eerste vraag is of er ook sprake is van drugs, kinderporno of wapens en dat soort gevaarlijke dingen. De tweede is: wat gaat de staatssecretaris nu extra doen, aangezien de genoemde maatregelen niet werken? Welke maatregelen worden genomen om bij de ingang smokkel te voorkomen? Wat voor straf krijgen gedetineerden? Is degene die een en ander naar binnen smokkelt en overdraagt aan een gedetineerde, strafbaar? Staat daar een sanctie op? En zou het niet een heel goed idee zijn om degene die zaken naar binnen smokkelt, mede verantwoordelijk te maken voor dit strafbare feit?

Staatssecretaris Teeven:

Tegen degenen die een telefoon naar binnen smokkelen, worden maatregelen genomen in de sfeer van bezoek. Ze mogen minder op bezoek komen. Een aantal weken of maanden wordt onmogelijk gemaakt om op bezoek te komen, afhankelijk van wat naar binnen is gebracht. Tegen een gedetineerde die een mobiele telefoon gebruikt of bij wie er een op cel wordt aangetroffen, worden maatregelen genomen. Die wordt soms overgeplaatst en soms in afzondering geplaatst. Het hangt van de feitelijke omstandigheden af welke maatregel de betreffende directie neemt.

Mevrouw Bouwmeester wekt een beetje de suggestie dat het zeer gebruikelijk is dat wapens en drugs op dezelfde makkelijke wijze naar binnen komen. Dat is absoluut niet zo. Het gaat om een zeer beperkt aantal incidenten. Ik ben het echter met haar eens dat elke telefoon er een te veel is. Wij doen er dus alles aan om die eruit te krijgen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik constateer dat de staatssecretaris aangeeft dat smokkel in de gevangenis een groot probleem is, maar dat hij geen extra maatregelen wil nemen. Dat betekent dat hij het niet ernstig genoeg vindt.

Er zijn twee vragen overgebleven. Ten eerste, heeft het zin om degene die dingen naar binnen smokkelt, een straf te geven die zwaarder is dan alleen het gegeven dat hij/zij daar niet meer binnen mag komen? Ten tweede, wil de staatssecretaris voor de Kamer in een brief op een rijtje zetten wat de aard en omvang is van het naar binnen smokkelen van zaken, en welke mogelijkheden hij heeft om het naar binnen smokkelen via de ingang, via de portier, alsmede het over de schutting gooien van dingen aan te pakken? Hij heeft niet gezegd dat hij meer gaat doen en extra maatregelen gaat nemen. Het lijkt er dus op dat hij het niet zo heel erg vindt.

Staatssecretaris Teeven:

Er zijn extra controlepoortjes geïnstalleerd. In gevangenissen waar die nog niet waren, komen ze nu ook. Door die poortjes kunnen wij beter controle uitoefenen op degenen die op bezoek komen, en op het personeel, dat ook door die poortjes heen zal moeten. Goederen die metaal bevatten, worden dan gedetecteerd. Er worden dus wel extra inspanningen verricht. Als het gaat om verboden goederen, zoals verdovende middelen of wapens, is er sprake van een strafbaar feit. Als zoiets wordt achterhaald en de betrokkene wordt opgespoord, wordt die daar ook voor vervolgd.

De voorzitter:

U mag nog één opmerking maken, mevrouw Bouwmeester.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik ga het de staatssecretaris nu voor de derde keer vragen. Zou het helpen als de smokkelaar zelf ook strafbaar wordt gesteld? Is de staatssecretaris bereid de aard, omvang en oorzaak van dit probleem in meerdere gevangenissen in een brief aan de Kamer uiteen te zetten? De bestaande maatregelen werken namelijk niet. Als de staatssecretaris geen extra maatregelen neemt, dan doet hij niets en vindt hij het blijkbaar niet erg genoeg.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb aangegeven dat ik wel extra maatregelen neem. Ik heb extra maatregelen getroffen zoals poortjes en versteviging van de controle op het bezoek. Ook houden we spitacties en onaangekondigde celcontroles in gevangenissen. Er gebeurt van alles en we nemen dit zeer serieus. Er wordt dus wel aan gewerkt. Als mensen verboden goederen naar binnen smokkelen en het is mogelijk om mensen daarvoor te dagvaarden, dan vindt er opsporing en vervolging plaats. We onderschatten dit dus zeker niet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wat de CDA-fractie betreft kan er nog wel een heel heftige maatregel getroffen worden en dat is beter ingrijpen in bezoek. Nu kan een directeur van een instelling bezoekers voor een korte periode de toegang ontzeggen, maar iedere keer moet hij weer wachten tot een nieuw vergrijp. Smokkel van telefoons is al vervelend, maar op dezelfde manier worden er ook drugs ingevoerd in gevangenissen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij opnieuw naar de bezoekregeling gaat kijken om ervoor te zorgen dat een directeur van een instelling meer ruimte krijgt om bezoekers voor een langere tijd de toegang tot een inrichting te ontzeggen?

Staatssecretaris Teeven:

Ik kan in antwoord op de vraag van mevrouw Van Toorenburg bevestigen dat er nu al naar die bezoekregeling wordt gekeken en dat wordt onderzocht hoe we die kunnen verscherpen. Dit kan niet alleen op de manier die mevrouw Van Toorenburg noemt, maar bijvoorbeeld ook door controle met een hond.

De heer Van der Steur (VVD):

De VVD-fractie neemt met vreugde en instemming kennis van de maatregelen die de staatssecretaris al heeft aangekondigd. Zij heeft echter één vraag. Je kunt ook gaan voor het Amerikaanse systeem, waarbij je het bezoek volledig scheidt van de gedetineerde. Dit heeft een aantal heel grote nadelen. Zou de staatssecretaris hier evenwel op enig moment toe kunnen besluiten?

Staatssecretaris Teeven:

Daar ben ik nu nog niet aan toe, want zoals ik de heer Van der Steur heb uitgelegd, hebben we in een aantal gevangenissen die slang gebouwd. Dit een manier van bezoekcontrole waarmee het onmogelijk wordt gemaakt dat er goederen worden overgedragen aan gedetineerden. We kunnen de controles op drugs en andere goederen die door honden geroken kunnen worden, verscherpen. Daar zullen we eerst naar kijken. Pas in het allerlaatste stadium doe je wat de heer Van der Steur noemt.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. We zijn gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. We zijn gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur.

Dan zijn we toe aan het volgende punt op de agenda: een ingekomen brief die het afscheid van de heer Rouvoet inluidt. Ik begin met het voorlezen van deze brief.

"Geachte voorzitter, beste Gerdi, waarde collega's en medewerkers,

Op 17 mei 1994 werd ik voor de eerste keer beëdigd als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vandaag, dinsdag 17 mei 2011, neem ik afscheid van het hoogste ambt in onze parlementaire democratie.

Tot op de dag van vandaag heb ik het een eer en een voorrecht gevonden om dit ambt te mogen bekleden. Het feit dat wij met zijn honderdvijftigen samen het hele Nederlandse volk vertegenwoordigen en met dat mandaat – zij het ieder vanuit de eigen politieke en levensovertuiging – de regering controleren, medewetgever zijn en met elkaar debatteren, geeft aan deze functie haar unieke karakter.

Daarnaast is de Kamer met al haar bewoners een uniek bedrijf, waar ik mij vanaf de eerste dag thuis heb gevoeld. In mijn dagboekje dat ik in die jaren bijhield, las ik hoe op de dag van de beëdiging het vertrekkend Kamerlid van wie ik de kamer overnam, lovend sprak over al het Kamerpersoneel en mij aanspoorde om een goed contact met hen te onderhouden. Graag richt ik mij rechtstreeks tot jullie, medewerkers van de Kamer. Altijd stonden jullie ook voor míj klaar, attent, hulpvaardig en professioneel; nooit was jullie iets te veel. Ik ben jullie daar ongelooflijk erkentelijk voor en bewaar zeer goede herinneringen aan het contact met ieder van jullie. Van de Griffie tot Bureau Wetgeving, van de restaurantmedewerkers tot het CIP, van de bodes tot de Dienst Automatisering. En uiteraard de fractiemedewerkers, en dan doel ik niet alleen op die van de ChristenUnie. Zonder jullie allen zouden wij als leden ons werk niet kunnen doen en zou ik niet zoveel plezier aan het werken in de Kamer hebben beleefd. Daarom: heel veel dank en het ga jullie goed!"

(applaus)

De voorzitter:

Ik spreek nog steeds namens de heer Rouvoet.

"Nu zal ook duidelijk zijn dat toen ik hoorde dat Trees van Niel morgen afscheid neemt, voor mij het plezier eraf was …

De Tweede Kamer is voor mij steeds bij uitstek het huis van de democratie geweest: de ontmoetingsplaats van politieke overtuigingen en opvattingen over "het goede leven". Soms harmoniëren die, vaak lopen ze uiteen en soms ook botsen ze stevig. En zo hoort het ook. Eenvoudigweg omdat de mensen die wij vertegenwoordigen over allerlei zaken verschillend denken. Juist dan, als we met elkaar van mening verschillen over recht en onrecht, goed en kwaad, gewenste en ongewenste keuzes, dan bewijst zich de kwaliteit van onze parlementaire democratie.

Ik maak graag onderscheid tussen de formele en de materiële democratie. Aan de formele democratie – onze procedures, de spelregels van het debat – ben ik gehecht. Maar van de materiële democratie – het debat zelf, op basis van onze diepste overtuigingen – heb ik genoten. Procedurevergaderingen, de regeling van werkzaamheden, het begrotingsonderzoek: ze zijn allemaal nuttig en nodig. Maar de Tweede Kamer is geen tweede rekenkamer. En de essentie van ons parlementaire stelsel ligt niet in de procedures; zelfs niet in de regel dat de meerderheid uiteindelijk beslist. Het hart van de democratie klopt in het besef dat dat meerderheidsbesluit genomen wordt op basis van debat en argumenten, en dat in de weg ernaartoe en bij de uitvoering ervan zoveel mogelijk rekening behoort te worden gehouden met minderheden. Veelkleurigheid, afspiegeling van wat er leeft onder alle bevolkingsgroepen, ruimte laten voor overtuigingen die je niet deelt, misschien zelfs verafschuwt: dat is democratie!

Als vertegenwoordiger van een politieke beweging met een uitgesproken, christelijk profiel bewaar ik de beste herinneringen aan die momenten waarop we op het scherpst van de snede, maar met wederzijds respect, met elkaar debatteerden over zaken die er echt toe doen. Iedereen – Kamerleden en bewindslieden – met wie ik die momenten van ontmoeting en soms confrontatie heb mogen delen, als Kamerlid en in de afgelopen jaren ook als minister en dus als gast in deze Kamer, wil ik daar zeer hartelijk voor danken.

U allen wens ik toe dat het u onder Gods zegen goed mag gaan.

Met een hartelijke groet,

André Rouvoet"

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Geachte heer Rouvoet, beste André. Op de eerste dag van het meireces maakte u bekend dat u vandaag, 17 mei 2011, een punt zou zetten achter uw politieke loopbaan, op de kop af zeventien jaar na uw eerste aantreden als lid van deze Kamer. De eerste zeven jaar was u lid van de fractie van de RPF, de Reformatorische Politieke Federatie. In 2001, na het samengaan van de RPF en het GPV in de ChristenUnie – ik zie dat u allemaal gasten hebt die daarvan getuige zijn; dat is heel mooi – werd u lid en daarna leider van die fractie. Toen uw partij in februari 2007 toetrad tot het kabinet-Balkenende IV werd u minister voor Jeugd en Gezin en vicepremier. In de demissionaire periode na het vertrek van de PvdA-bewindslieden, nam u het ministerie van Onderwijs erbij. Na de verkiezingen in mei vorig jaar moest u dat vanaf 17 juni ook nog combineren met het lidmaatschap van de Tweede Kamer.

Aan die combinatie van functies kwam een einde met het aantreden van het huidige kabinet. U kon zich volledig concentreren op het Kamerlidmaatschap, maar u kreeg ook de tijd om eens na te gaan denken over uw eigen toekomst. De terugkeer naar de Kamer moet op sommige terreinen een enorme verandering voor u zijn geweest, bijvoorbeeld wanneer u na afloop van een debat gehaast het Kamergebouw verlaat en uw vroegere chauffeur u toeroept: "Hollen André, anders mis je je trein!". Maar een politieke tegenstander heeft ooit gezegd dat hij zonder probleem zijn auto aan u zou uitlenen, dus als de treinen een keer niet rijden ...

Tot nu toe staat – behalve een kort dienstverband bij het ziekenfonds Het Gooi en omstreken voorafgaand aan uw studie – de politiek centraal in uw werkzame leven. Desondanks vind ik de formulering "hij was een politiek dier" niet zo bij u passen. Voor u was politiek ook allerminst "een spel". Voor u was de politiek een manier om uw diepgewortelde maatschappelijke en godsdienstige overtuigingen voor het voetlicht te brengen. Die overtuiging heeft vaak het etiket "christelijk sociaal" opgeplakt gekregen, maar u bent niet zo van etiketten plakken en spannende oneliners. U was wel – zoals De Groene Amsterdammer het kortgeleden uitdrukte – een man van het debat. U had er zichtbaar plezier in om in deze zaal en elders de degens te kruisen met vertegenwoordigers van andere partijen, maar dan wel tijdens een debat op basis van het uitwisselen van argumenten en niet van het herhalen van standpunten.

In 2006 liet nrc.next een debatdeskundige het optreden van een aantal politici analyseren. Over u had hij het volgende te melden. "De kracht van Rouvoet schuilt niet zozeer in zijn rustige en beschaafde debatstijl, maar meer in zijn consistentie. Zijn constante houding maakt hem authentiek en dus geloofwaardig. Daardoor wordt hij bijna nooit in de rede gevallen." Tot zover het citaat. Dat beeld van de authentieke politicus wordt natuurlijk bepaald door de grondslag van waaruit u politiek bedrijft. Daarin staan bepaalde begrippen centraal.

In een interview in het blad Wapenveld in april 2009 zei u daarover: "Een uitspraak die ik nog niet boven mijn bureau heb hangen, maar wel altijd in mijn hart heb gedragen, luidt: christelijke politiek gaat in essentie niet om macht, maar om die macht dienstbaar te maken aan de gerechtigheid." In Vrij Nederland liet u optekenen: "Ik zit niet in de politiek omdat ik zo graag carrière maak, maar omdat ik denk dat ik hier iets te doen heb." U hebt hier ook het nodige gedaan, of misschien is het beter om te zeggen dat u in de politiek heel veel hebt gedaan, zoveel dat het opsommen daarvan ons vergaderschema ernstig in de war zou sturen. Voor één wapenfeit maak ik een uitzondering, namelijk uw lidmaatschap van de opeenvolgende parlementaire onderzoekscommissies naar de opsporingsmethoden van politie en justitie. Een kolfje naar de hand van een jurist met grote belangstelling voor rechtsfilosofie en staatsfilosofie. Spraakmakende onderzoeken, waarin u als jong en relatief onervaren Kamerlid indruk maakte door uw kennis van zaken en uw welsprekendheid.

Voor dat laatste kreeg u in 2003 de Thorbeckeprijs. Een jaar later viel u weer in de prijzen, dit keer als politicus van het jaar. Of u nu vorig jaar wel of niet in de prijzen viel als nestor van de Tweede Kamer laat ik vandaag maar in het midden. Het is nu ook niet meer relevant.

Veel van uw collega's hebben na de aankondiging van uw afscheid lovende woorden over u gesproken. Die ga ik hier niet herhalen. Steeds terugkerende begrippen waren in elk geval "constructief", "gedreven", "integer" en "bescheiden". U werd beschreven als een man die overwinningen niet nadrukkelijk claimt, ook al heeft hij ze duidelijk behaald. Logisch, want zoals ik al eerder zei: voor u was de politiek geen wedstrijd; geen spel.

Wij zullen uw bijdrage aan het debat missen en het kan niet anders of u gaat ons ook missen. Maar ik ben er zeker van dat u binnen niet al te lange tijd nieuwe mogelijkheden zult vinden om op een zinvolle wijze invulling te geven aan uw overtuigingen. Vandaag wil ik u bedanken voor uw wijze en inspirerende bijdragen aan de beschouwingen in deze Kamer!

Beste André, ik wens jou en je gezin het allerbeste voor de toekomst! Dankjewel!

(applaus)

De voorzitter:

Dan gaan wij nu over tot een van je favoriete onderdelen: de regeling van werkzaamheden.

Eerst heb ik nog een aantal mededelingen.

Ik deel aan de Kamer mee dat het lid Karabulut zich heeft afgemeld.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven