9 Wapens en munitie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wapens en munitie, houdende een volledig verbod van stiletto's, valmessen en vlindermessen, alsmede uitbreiding en flexibilisering van het verbod van opvouwbare messen en verduidelijking van de Wet wapens en munitie (volledig verbod stiletto's, valmessen en vlindermessen) (32206).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Volgens cijfers van het CBS wordt het grootste deel van moorden en doodslagen gepleegd met een steekwapen. Zo werden in 2009 154 moorden en doodslagen gepleegd waarvan 53 met een steekwapen. Uit het rapport "Wapens weren", gedateerd mei 2008, blijkt dat het grootste deel van de wapens die worden ingezet of gebruikt bij incidenten op het voortgezet onderwijs en de horeca uit steekwapens bestaat. Het is daarom een stap in de goede richting dat de regering komt met een wetsvoorstel dat een totaalverbod regelt voor stiletto's, valmessen en vlindermessen. Gezien de redenen voor het totaalverbod is het echter niet helemaal duidelijk dat andere opvouwbare messen niet verboden worden, niet in de laatste plaats vanwege het feit dat het terugdringen van het wapenbezit voor opeenvolgende kabinetten een punt van aandacht is geweest. De regering stelt dat een dergelijk verbod niet wenselijk is omdat dit veel of te veel uitzonderingen in de Wet wapens en munitie en de bijbehorende regelingen vergt. De PVV vindt een totaalverbod van alle opvouwbare messen ook te ver gaan omdat bijvoorbeeld zakmessen gebruikt worden bij het kamperen en bij andere recreatieve doeleinden. Desondanks dient de samenleving toch wel zo veel mogelijk beschermd te worden tegen steekincidenten. In dat kader vraag ik aan de staatssecretaris naar de stand van zaken van het wetsvoorstel inzake de verruiming van de mogelijkheid tot het preventief fouilleren. Daarnaast verzoek ik de staatssecretaris om in ieder geval preventief fouilleren op wapenbezit door opsporingsambtenaren op stations en in het openbaar vervoer hierin mee te nemen.

In het eerder aangehaalde rapport "Wapens weren" zijn de resultaten opgenomen van controles op wapenbezit in instellingen van het voortgezet onderwijs en binnen horecagelegenheden. Van de responderende voortgezetonderwijsinstellingen geeft 18% aan dat zich problemen met wapenbezit rondom de school hebben voorgedaan. Van de responderende horecagelegenheden geeft 23% aan dat problemen op dit gebied zich hebben voorgedaan. Verreweg de meeste gebruikte wapens waren stiletto's of vlindermessen. Ondanks het feit dat de cijfers al ernstig genoeg zijn, gaf maar liefst 33% van deze voortgezetonderwijsinstellingen en 62% van deze horecagelegenheden aan geen maatregelen te hebben getroffen en dit ook niet van plan te zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij bereid is om aan scholen in het voortgezet onderwijs en horecagelegenheden de verplichting op te leggen elk geconstateerd wapenbezit aan de politie te melden. In het kader van handhaving hiervan wordt gedacht aan een convenant tussen de scholen, de horeca-instellingen en de politie.

Tot slot een geheel ander onderwerp. De Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging is een vereniging die al jaren probeert het bezit van zogenoemde airsoftwapens te legaliseren. De voormalige minister van Justitie heeft daar niet aan mee willen werken met als argument dat de airsoftwapens op echte wapens lijken op grond waarvan het ongewenste wapens zijn ofwel wapens vallend in de categorie I van de Wet Wapens en munitie. Gevolg is dat de airsoftbeoefening in Nederland niet mogelijk is, terwijl in alle andere EU-landen het bezit van dergelijke wapens is gelegaliseerd of gereguleerd. Het argument van de vorige minister is niet houdbaar op basis van de argumentatie dat airsoftwapens op echte wapens lijken. Leden van schietverenigingen en sportschutterijen hebben echte wapens en dit bezit is legaal mits een wapenvergunning is verleend waarvoor, terecht, strenge voorwaarden gelden. Namens de fractie van de PVV verzoek ik de staatssecretaris dan ook om met een wetswijziging te komen waardoor het voorhanden hebben, het dragen en het vervoeren van airsoftwapens wordt toegestaan. In het kader van het waarborgen van de veiligheid van de maatschappij verzoek ik de staatssecretaris wel om daarbij dezelfde voorwaarden te hanteren als die die gelden voor het verlenen van een vergunning voor de sportschutterij en de schietverenigingen.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie is voorstander van deze wet. Het messenbezit is met name angstaanjagend onder bepaalde groepen jongeren. Gezagsdragers en gewone Nederlanders worden met regelmaat bedreigd en messen worden gebruikt voor overvallen. Scholen rapporteren dat er incidenten met steekwapens plaatsvinden; mevrouw Helder zei het ook al. Het past in het regeringsbeleid om Nederland veiliger te maken, dat een grote stap voorwaarts wordt gezet. Mijn fractie rekent er dan ook op dat het messenbezit zal afnemen als gevolg van het aannemen van dit wetsvoorstel en dat als gevolg daarvan bij al dan niet preventieve fouilleeracties niet meer zo veel messen zullen worden aangetroffen als nu het geval is. De vrije verkrijgbaarheid van alle soorten messen in de gemiddelde dump of ijzerwarenzaak heeft zeker bijgedragen aan de situatie waarmee wij nu zijn geconfronteerd.

De VVD-fractie is ook een groot voorstander van de voorstellen die de bureaucratie en daarmee de lasten verminderen voor de rechtmatige bezitters van vuur- en andere wapens en natuurlijk ook de lasten voor de overheid. Hoewel het de overheid past om onder zeer strikte voorwaarden vuur- en andere wapens aan inwoners in bezit te geven, is het huidige beleid in Nederland naar het oordeel van mijn fractie een succes. Er vinden weinig misdrijven plaats met officieel geregistreerde wapens en de controles hierop zijn effectief en regelmatig. Het is zeer positief dat de afdelingen Bijzondere Wetten van de politie nu worden ontlast van een grote administratieve rompslomp waardoor zij hun energie kunnen steken in het opsporen en vervolgen van bezitters van illegale wapens. Dat is immers hun primaire taak en daarin moeten zij naar mijn mening hun energie steken.

Ik heb nog wel een aantal vragen over de werking van het in de wet opgenomen verbod op deze nieuwe stiletto's en messen, de nieuwe regelgeving voor legale wapens en onderwerpen die samenhangen met de wetten die worden gewijzigd. Allereerst het verbod op de stiletto's. De VVD-fractie begrijpt dat mensen in de samenleving zich zorgen maken dat deze wetgeving ook effect zal hebben voor de verzamelaars van wapens die wellicht naar de letter van de wet onder het verbod vallen, maar in sommige gevallen honderden jaren oud kunnen zijn of alleen voor verzameldoeleinden in hun bezit zijn. Kan de staatssecretaris deze personen geruststellen bijvoorbeeld doordat het voorhanden hebben van dit soort messen voor verzameldoeleinden valt onder het begrip "regulier maatschappelijk aanvaard gebruiksdoel" of dat in dit kader ontheffingen zullen worden verleend zoals in de memorie van toelichting wordt gesuggereerd?

Dan kom ik bij de ontbureaucratisering van de wapenwetgeving. De VVD complimenteert de regering met dit onderdeel van de wet. Hierover een aantal vragen ter verduidelijking. Begrijp ik goed dat zowel het verlof als de jachtakte voor vijf jaar zullen gelden en dat tussentijds alleen moet worden aangetoond dat het recht op het voorhanden hebben van een wapen op grond van het verlof of de jachtakte nog bestaat? Is het in dit kader in het geval van een jachtakte niet praktisch om die akte voor een langere tijd te verlenen als betrokkenen toch al voor een langere periode een jachtpachtcontract zijn aangegaan en dus ook voor een langere periode het jachtrecht hebben gepacht? Daarmee is dan in één keer aangetoond dat zij rechtmatig over een vuurwapen kunnen beschikken. Ik begrijp de wetgeving zo dat de desbetreffende jachtaktehouder nu ieder jaar opnieuw moet aantonen dat hij nog steeds een jachtakte heeft en dus nog steeds het recht heeft om te jagen, terwijl de pachtcontracten meestal voor langere termijnen worden aangegaan. Nu moet ieder jaar hetzelfde document worden toegestuurd. Dit lijkt mij niet handig. Is dat de bedoeling of kan het in één keer voor een langere periode worden afgehandeld? Daarbij blijft overigens wel gelden dat de afdeling Bijzondere Wetten op de aanwezigheid van die jachtwapens wordt gecontroleerd volgens de wet- en regelgeving. Als hiermee goed en zorgvuldig wordt omgegaan, zal dat volgens de VVD weer een heleboel extra lasten schelen. Dat geldt niet voor personen met verlof om een vuurwapen in huis te hebben, want die zullen elk jaar moeten aantonen dat zij voldoen aan hun schietvaardigheid, zoals de regelgeving nu ook al voorschrijft.

In de hele memorie van toelichting staat niets geschreven over de Europese vuurwapenpas. Dat is ook een document dat jaarlijks moet worden verlengd, dat elke keer weer meegaat in dat proces van verlenging. De vraag is of het de bedoeling is – en de VVD gaat daarvan uit – dat die Europese vuurwapenpas ook voor de duur van diezelfde vijf jaar wordt afgegeven.

De VVD pleit er in dit kader ook voor dat de informatieverstrekking, voor zover dus nog noodzakelijk, van vuurwapenbezitters op de eenvoudigst mogelijke manier kan plaatsvinden, bijvoorbeeld door een e-mail te versturen, eventueel met documenten daarbij, of via het invullen van informatie op een website. Zoiets is al bij veel overheidsorganen gebruikelijk en zou hier ook succes kunnen hebben.

De VVD grijpt deze gelegenheid graag aan voor een aantal opmerkingen in algemene zin over de Wet wapens en munitie. Op een aantal terreinen is volgens de VVD nog ruimte voor en behoefte aan verbetering. Ik noem er een paar. Allereerst wil ik aansluiten bij de opmerkingen van mevrouw Helder van de PVV-fractie, die aandacht vroeg voor de mensen die airsoftwapens in bezit zouden willen hebben. Ook wij vinden dat zulke wapens onder strikte voorwaarden in Nederland moeten worden toegestaan, zoals in de rest van Europa, met name omdat deze wapens minder gevaarlijk zijn dan bijvoorbeeld paintballwapens, die wel zijn toegestaan. Ze zijn echter wel exacte replica's van echte vuurwapens en daarom moet er op een heel zorgvuldige manier mee worden omgegaan. Wij sluiten ons dus aan bij de opmerkingen van de PVV op dat punt.

Ik kom bij de schutterijen of – zoals ik vanmorgen nog heb geleerd – schuttersgilden. Met name zijn deze aanwezig in het zuiden van het land, onder de rivieren, maar met enige lokale trots wijs ik ook op Schietvereniging St. Hubertus te Voorhout, in mijn eigen gemeente Teylingen. Ze vragen al jaren om een deugdelijke verankering van hun aparte status in de circulaire, en willen ontzettend graag een permanente oplossing voor de vergunning, de ontheffing of welke andere manier ook waarop zij hun activiteiten kunnen vormgeven en hun wapenbezit gereguleerd kunnen krijgen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij bereid is om onderzoek te doen naar de positie van deze schuttersgilden, zowel boven als onder de rivieren? Is hij het niet eens met de VVD dat in de circulaire een aantal verenigingen een aparte status hebben verkregen vanwege de manier waarop zij hebben aangetoond dat zij jarenlang zeer verantwoord zijn omgegaan met het hun toegestane vuurwapenbezit, en dat ook de schutterijen en de schuttersgilden onder diezelfde noemer zouden kunnen worden meegenomen, zoals zo mooi staat in de begeleidende brief? Voor de VVD zou dat in ieder geval een goede oplossing zijn. We laten dit echter graag aan de staatssecretaris, want we nemen aan dat hij daarvoor nog enig onderzoek zal moeten doen. Ik weet inmiddels dat diverse federaties, bonden, gilden en gezelschappen meer dan bereid zijn om de staatssecretaris in deze queeste of zoektocht naar de juiste oplossing bij te staan.

Het is de VVD niet ontgaan – maar natuurlijk hebben mensen uit de samenleving daarop ook gewezen – dat in de ons omringende landen anders wordt gehandeld en anders wordt aangekeken tegen de wetgeving op het gebied van vuur- en steekwapens. De nu in Nederland verboden messen zijn in sommige gevallen vrijelijk verkrijgbaar in de ons omringende landen. Exacte replica's van vuurwapens, waaronder pistolen, revolvers, machinepistolen en mitrailleurs, kunnen tegen aantrekkelijke prijzen in België, Duitsland of Frankrijk worden aangekocht. Door de schitterende wetgeving in Nederland gebeuren er weinig ongelukken. Voor de VVD is het daarom van groot belang dat ook in Europees verband eens onder de aandacht wordt gebracht dat deze problematiek van enorme verschillen in wetgeving op dit gebied, niet langer kan voortduren. Iedereen weet dat op Schiphol en bij grensovergangen wordt gewezen op die leuke speelgoedpistooltjes, die perfect lijken op echte pistolen en waarmee zonder enige twijfel overvallen worden gepleegd. We moeten er echt voor zorgen dat die ook in het buitenland worden verboden, omdat ze onze veiligheid ook in gevaar brengen. De vraag is dan ook: is de staatssecretaris voornemens om aandacht te vragen voor deze problematiek? Zo ja, dan kan hij op de steun van de VVD rekenen. Tot slot een laatste vraag. Is in dit kader al bekend wat de uitkomsten zijn van het onderzoek van het Landelijk Platform Vuurwapens naar de verschillen in Europese wapenregelgeving, zodat wij precies weten wat die verschillen zijn? De VVD is daar zeer benieuwd naar.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De SP steunt het voorgestelde totaalverbod op stiletto's, vlindermessen en valmessen. De messen mogen wat de SP betreft worden verboden omdat ze geen andere functie hebben dan het verwonden van andere mensen. Anders dan bijvoorbeeld voor zakmessen, koksmessen, of het materiaal van een tapijtsnijder die gebruikt worden voor nuttige doeleinden, geldt dat minder voor stiletto's en absoluut niet voor vlinder- en valmessen. Nu moet een agent nog met een meetlatje op pad om na te gaan of een mes niet langer dan negen centimeter is. Ik ben blij dat de handhaving in de toekomst gemakkelijker zal gaan worden. De staatssecretaris pronkt al met een sheet die ik nog niet ken, maar die hopelijk in kleur wordt rondgedeeld, zodat ook wij er kennis van kunnen nemen.

Wij zijn het van harte eens met het voorgestelde verbod, maar daarmee zijn wij er natuurlijk nog niet. In de eerste plaats omdat het in allerlei landen, waaronder ook de Nederland omringende landen België en Duitsland, het heel eenvoudig blijft om bepaalde wapens te verkrijgen. Overleg met deze buurlanden is en blijft zeer noodzakelijk. De regering heeft laten weten dat verdere harmonisering wel wenselijk is, maar onhaalbaar lijkt. Dat blijft dus een probleem. Met de open grenzen is het eigenlijk een stuk gemakkelijker dan het vroeger was om wapens in te voeren. In Duitsland zijn bijvoorbeeld gas- en alarmpistolen niet verboden. Ik vermoed dat het ons door middel van overleg niet zal lukken om een verbod daarop voor elkaar te krijgen. Is het misschien een idee om er in een overleg met Duitsland op aan te dringen dat men overgaat tot een vergunningensysteem? Als een verbod een brug te ver is, zou een vergunningensysteem een goede tussenstap zijn. Ziet de staatssecretaris kans om op dit gebied iets te bereiken met Duitsland en België?

Hoe gaan wij er verder voor zorgen dat wapens niet meer via het internet besteld en geleverd kunnen worden? In hoeverre wordt er door de politie al gerechercheerd op het internet? Hoe kunnen wij voorkomen dat postbesteldiensten en het bancaire verkeer hier niet meer aan meewerken? Ik begrijp dat hier geen eenvoudige oplossingen voor zijn, maar toch wil ik graag een reactie op dit punt.

Hoe staat het verder met de pilot van het Landelijk Platform Vuurwapens?

Met nog een tweede punt wil ik duidelijk maken dat wij er met dit wetsvoorstel niet zijn. De wapens die straks worden verboden, zijn op dit moment in omloop. Dat geldt ook voor wapens die nu al verboden zijn. Die zijn in onze maatschappij aanwezig. Er komt een informatiecampagne en er wordt een inlevermogelijkheid georganiseerd. Kan de staatssecretaris hier een toelichting op geven? Wat voor campagne wordt het? Na hoeveel tijd zijn mensen die straks een verboden type wapen bezitten uiteindelijk strafbaar? Hoe lang duurt de inlevermogelijkheid?

De SP heeft er in het verleden voor gepleit – ik doe dat nu weer – om een permanente inlevermogelijkheid te hebben. Mensen die tot inkeer komen en inzien dat het hebben van wapens iets slechts is, zouden die wapens moeten kunnen inleveren. Ik benadruk dat er onderzoek zal worden verricht aan het ingeleverde wapen: is er ooit mee geschoten, zijn er sporen op te vinden, blijkt uit een database dat het wapen betrokken is geweest bij een strafbaar feit? Zocht de politie er al langere tijd naar? Met deze kanttekeningen vind ik nog steeds een goede zaak als mensen permanent hun wapen zouden kunnen inleveren. Ik snap niet waarom wij zoiets zouden moeten afdoen als erosie van de gestelde norm, want wapenbezit blijft verboden. Mijn norm is dat wapens zo veel en zo vaak als het kan uit de maatschappij moeten worden gehaald. Graag een reactie hierop.

In het regeerakkoord – mevrouw Helder verwees daar al naar – is opgenomen dat de mogelijkheden voor preventief fouilleren zouden worden verruimd. Dat voorstel is er nog niet. Daar ben ik blij om. Van mij mag het namelijk achterwege blijven. Preventief fouilleren is nu al toegestaan als de gemeente tijdelijk een veiligheidsrisicogebied aanwijst. Uitbreiding van de mogelijkheden lost volgens de SP helemaal niets op. Uit onderzoek van de SP in Amsterdam blijkt dat één agent maar liefst 500 uur preventief moet fouilleren om één vuurwapen te vinden. Een agent is daarvoor een kwartaal kwijt. Die tijd kan volgens mij echt veel nuttiger worden besteed, bijvoorbeeld door de agent zijn tijd te laten besteden aan het opnemen van aangiftes, speurwerk en het aanpakken van tuig dat rotzooi trapt in de buurten. Dan ben je volgens mij niet alleen voor de direct betrokkenen maar voor het algemeen belang van de maatschappij veel beter bezig. Dat levert uiteindelijk veel meer op.

Mevrouw Berndsen (D66):

Voorzitter. Ik heb niet zo erg veel woorden nodig voor deze wetswijziging. De toegang van onze jongeren tot kleine steekwapens als vlindermessen en stiletto's, wapens die zij mee kunnen nemen naar school en uitgaansgelegenheden, baart ons immers allemaal grote zorgen. Mijn fractie vindt het in ieder geval onacceptabel.

Een school dient een veilige leeromgeving te zijn voor onze kinderen en in de horeca horen wij voor ons plezier te komen en niet voor een bloedbad. Dat deze messen aantrekkingskracht hebben op jongeren, alleen al omdat het stoer is om zo'n mes bij je te dragen, vraagt meer dan onze aandacht. Het vraagt om optreden. Het gemak waarmee deze relatief kleine steekwapens onzichtbaar gedragen kunnen worden, de snelheid waarmee ze gebruikt kunnen worden en de schade die ze kunnen aanrichten, zijn een reëel risico voor de veiligheid op scholen, in de horeca en in de omgeving van de horeca.

Deze wapens vergroten het risico bij ruzies en in situaties waarin de beheersbaarheid van emoties niet langer voor de hand ligt. Als wij met elkaar constateren dat de huidige middelen niet afdoende zijn om het bezit en het gebruik van deze kleine steekwapens terug te dringen, dan vind ook de D66-fractie dat wij verdergaand moeten ingrijpen.

Uit mijn politiepraktijk weet ik dat het lang niet altijd duidelijk is welk type mes wel en welk type niet in je bezit mag zijn. Duidelijkheid voor burgers en politie is dan ook zeer gewenst. De D66-fractie is daarom voorstander van een volledig verbod op stiletto's, valmessen en vlindermessen. Wel roept het voorstel een aantal vragen op over de handhaving en de controleerbaarheid van het verbod.

Stiletto's, valmessen en vlindermessen worden met name aangeboden bij dumpshops. Met dit wetsvoorstel komt er een verbod op de handel. Kan de staatssecretaris toelichten hoe wordt voorzien in de voorlichting over het verbod en de controle op het verkoopverbod, zowel in winkels als op internet?

Een verbod betekent controles op straat en in winkels. Wie gaan de controles uitvoeren? Wordt het een taak van de politie? Betekent dat vervolgens weer een taakverzwaring voor de politie? En welke rol wordt bij het bestuurlijk toezicht toebedeeld aan gemeenten? D66 is niet voor verdere uitbreiding van preventief fouilleren op basis van de wijziging van deze wet. Op welke wijze worden scholen en de horeca betrokken bij de handhaving van het volledige verbod? Welke middelen worden hun ter beschikking gesteld om controles uit te voeren en het verbod te handhaven?

Voorzitter. Wij spreken vandaag over een verbod in Nederland. Mijn collega's stelden echter terecht de vraag hoe het zit met een verbod in de ons omringende landen Duitsland en België. Het WODC stelde in zijn onderzoek vast dat in Duitsland wapens wel verkrijgbaar zijn. Is het dan niet dweilen met de kraan open als de messen die wij hier hebben verboden, daar vrij verkrijgbaar zijn? Vergroot dat ook niet de aantrekkingskracht van deze wapens? Kan de staatssecretaris toelichten wat er in Europees verband wordt gedaan om het bezit van deze steekwapens te beperken?

Kan de staatssecretaris verder ook toelichten wat hij in het verlengde van dit wetsvoorstel zelf in Europa onderneemt om de verkrijgbaarheid en het bezit van deze steekwapens aan banden te leggen? In dit verband kunnen wij ook denken aan het zware vuurwerk: er wordt steeds meer van dit vuurwerk uit met name België in Nederland ingevoerd, omdat het bij ons steeds strenger wordt aangepakt en gecontroleerd. Ik denk niet dat wij die weg op moeten bij het verbod van deze messen.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. De memorie van toelichting op deze wet opent met de zin: Wapenbezit vormt een probleem in Nederland. En dat klopt. Wij hebben het dan niet alleen over afrekeningen in het milieu, maar ook over gewapende overvallen, steekincidenten en bedreigingen. Het is wat de Partij van de Arbeid betreft een groot probleem. Ik ken uit de praktijk de algemene regel bij politie en justitie: vuurwapens gaan als allereerste de straat af. Dat is de prioriteit. Ik neem aan dat dit nu nog het geval is. Dit wetsvoorstel ziet op kleinere wapens, maar niet op een minder groot probleem. In de memorie van toelichting wordt gesproken van een wapenbezit van 18% in het speciaal onderwijs. Dat is ongelooflijk hoog. Wij zijn dan ook blij met dit wetsvoorstel, waarop wij mede hebben aangedrongen. Wij zien het als een hulp bij het terugdringen van wapenbezit. De aanscherping en verduidelijking van de regels en een volledig verbod op productie, handel en bezit van alle stiletto's, vlinder- en valmessen zijn prima maatregelen. Dit is inclusief voorlichting, zo mochten wij lezen in de memorie van toelichting. Ook mijn vraag is hoe die wordt aangepakt. Ik zeg bij dezen steun toe aan het voorstel van de SP-fractie inzake de permanente inlevermogelijkheid.

Ook goed is de praktische aanpak die politie en justitie hanteren waar het messen betreft korter dan 28 centimeter en met één snijkant. Wij hebben het dan gewoon over zakmessen en alles wat daarvoor moet doorgaan. De politie is voldoende deskundig om dat instrument in te zetten. Ik moest er wel om lachen, want het voorbeeld dat in de memorie van toelichting wordt aangehaald, namelijk dat het niet de bedoeling is dat je in de horeca met zo'n zakmes op zak loopt omdat dit niet onder het criterium "regulier aanvaard gebruikdoel" valt, is nu juist een voorbeeld dat lang niet altijd opgaat. Ik weet namelijk dat Johannes van Dam, recensent van restaurants in Amsterdam, altijd zijn eigen vleesmes meeneemt. Daar gaat de vuistregel alweer! Kortom: de praktische benadering, met de vraag of het logisch is dat je ergens een mes voor op zak hebt, vind ik een prima benadering.

Tot zover de lof; nu de zorg. De grootste zorg is hoe je daadwerkelijk voorkomt dat jongeren wapens dragen. De memorie van toelichting start met het opnoemen van vele maatregelen, ook preventieve, maar die hebben kennelijk niet het gewenste effect gehad. Onder een deel van de jongeren in Nederland is het dragen van wapens cool. Bovendien hebben wapens op vooral jongetjes – zo heb ik gemerkt – aantrekkingskracht. Mijn eigen zoontje van acht wil van zijn zakgeld het liefste een zogenaamde nerve gun kopen. Zijn vriendjes hebben daar ook allemaal last van. Wellicht biedt het dragen van wapens als zij wat ouder zijn ook een schijnzekerheid in de onzekere tienerjaren. Misschien is het dragen van een mes op je zestiende ook wel de opmaat naar het dragen van een vuurwapen op je twintigste. Kortom: dit is wel iets wat zorg van de overheid behoeft.

Er zijn verschillende mogelijkheden om dit probleem op te lossen. De meeste zijn misschien wel nodig, maar op termijn niet wenselijk. Het is niet wenselijk dat wij voor alle scholen en feestlocaties poortjes zetten en er fouilleren. Het is niet wenselijk om alleen strenger te straffen. Ik heb gelezen dat de strafmaat al is verhoogd. Bovendien moeten wij het kind niet met het badwater weggooien. Als een jongere een keer met een zakmes op zak wordt gepakt waar hij dat niet had moeten hebben, moeten wij niet zijn hele schoolcarrière frustreren door meteen het hele justitiële apparaat op hem af te sturen. Daarmee help je vooral zijn criminele carrière. Slim straffen lijkt hier toch het meest aan de orde, namelijk zo straffen dat de statusverhoging die van veel straffen uitgaat – ik ben gepakt met een wapen en dat wordt als heel stoer gezien – wegvalt door te straffen op een manier die statusverlagend werkt. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit een mogelijke werkbare oplossing is? Ziet hij hiertoe mogelijkheden in de vorm van taakstraffen die op die manier kunnen worden ingezet? Meer in het algemeen: hoe denkt de staatssecretaris het wapenbezit onder jongeren terug te dringen, behalve met dit wetsvoorstel?

Een tweede zorg betreft de deskundigheid bij de politie. In een artikel van 4 november 2010 in NRC Handelsblad werd gesteld dat de specifieke kennis over zaken zoals messen en uitgeboorde gaspistolen is wegbezuinigd. Op 18 november heb ik samen met collega Marcouch Kamervragen hierover gesteld naar aanleiding van geweld in Amsterdam Zuid-Oost. De minister heeft hierop geantwoord dat de landelijke kennis in de steigers wordt gezet. Mijn vraag is hoe het hiermee staat. Hoe zorgt de regering ervoor dat de intensieve aanpak in Amsterdam Zuid-Oost een landelijke aanpak wordt?

Een aantal kleine puntjes tot slot. Zorg drie betreft de jaarlijkse controle op de vergunninghouders. De plicht gaat eraf. Het wordt eens in de vijf jaar. Hoe houdt de staatssecretaris de druk erop dat er nog wel jaarlijks wordt gecontroleerd? Het gaat op dit moment goed met degenen die vergund een wapen mogen hebben voor hun sport, maar dat moeten we vooral zo houden. Ik ben bang dat er meer incidenten in die hoek zullen vallen als we de druk eraf halen.

De airsoftwapens moeten we goed regelen. Ik wacht het specifieke, concrete voorstel af, maar dit soort wapens is echt niet te onderscheiden van zwaar geschut. Ik heb foto's gezien van mensen met mitrailleurs en zwaarden. Die willen wij niet op straat, dus dit moet echt wel heel degelijk geregeld zijn, willen wij daarmee kunnen instemmen.

Een volgende zorg betreft de vrije verkrijging via webshops op het internet. Misschien kun je het nog regelen voor .nl-webshops die onder de Nederlandse wet vallen, maar internet is per definitie internationaal, grensoverschrijdend. Je kunt vanuit het grootste deel van de wereld enorme wapenvoorraden bestellen, waaronder de messen waar we het nu over hebben. Hoe dit probleem op te lossen, zelfs maar een begin van een oplossing hiervoor te vinden? Dat vraag ik de staatssecretaris.

Ik heb vijf zorgen met u gedeeld. Dat lucht op. Nu nog goede en geruststellende antwoorden en dan ben ik helemaal tevreden.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Wie heeft niet gehoord van de talloze grote en kleine steekincidenten in een willekeurig uitgaansgebied, of bijvoorbeeld in de Bijlmer? Wij weten allemaal dat het dragen van steekwapens veel ellende veroorzaakt. Het lijkt zo normaal te zijn. Het is niet normaal.

Het CDA juicht het daarom van harte toe dat ook in het wetsvoorstel genoemde stiletto's, valmessen en vlindermessen verboden gaan worden. Deze messen dienen geen ander doel dan om als wapens gebruikt worden. Het is dus een goede zaak dat deze messen verboden gaan worden. Hopelijk behoort dit soort incidenten in de toekomst tot het verleden.

Dit debat biedt de CDA-fractie de gelegenheid om een aantal opmerkingen te maken en vragen te stellen aan de staatssecretaris. Ons bereiken geluiden dat er ook wat de regelgeving rondom wapens en munitie betreft problemen zijn bij het beheren van de wildstand. Vroeger mochten jagers gebruikmaken van een geluiddemper om op dieren te kunnen schieten. Hierdoor konden zij doeltreffend te werk gaan, zonder onnodig grote schade aan te richten. Ik noem als voorbeeld het zwakste dier dat in een groep moet worden afgeschoten, wat met een heftig knalgeluid gepaard zou gaan als de geluiddemper niet meer zou mogen worden gebruikt, met alle gevolgen van dien voor de rest van de dieren uit de groep. Wij vragen de staatssecretaris om hieraan opnieuw aandacht te besteden, want juristen verschillen op dit punt van mening en de internationale regels, met name de Benelux-overeenkomst, zouden wat ons betreft helemaal niet zo strikt hoeven te worden uitgelegd. Wij willen dat jagers weer, net als voorheen, met een geluiddemper mogen schieten. Natuurlijk realiseren wij ons dat het jagen als een vorm van wildbeheer op zichzelf een gevoelig onderwerp is, maar als wij hiertoe dan toch overgaan, dan wel het liefst met een wapen dat de rust en het welzijn van de overige dieren niet onnodig belast. Ik zou dit punt graag een reactie van de staatssecretaris hebben.

Mijn tweede punt betreft de airsoftsport. Ik kan mij wat dit onderdeel betreft kortheidshalve aansluiten bij collega Helder van de PVV. Ook wij denken dat het goed is om deze wapens in plaats van in categorie 1 te laten vallen in categorie 3, opdat je juist ook scherper kunt controleren en betere eisen kunt stellen aan de vergunning, het verplicht lidmaatschap van de sportclub en bijvoorbeeld een kluisje thuis. We zouden graag ook ten aanzien van dit onderwerp een reactie van de staatssecretaris willen, met name omdat blijkt dat Nederland op dit onderdeel het meest strikte beleid hanteert van Europa.

Ik kom nu toe aan de Europese dimensie. Zelfs op het partijcongres van het CDA is recentelijk een resolutie ingediend om met name in Europees verband illegale wapens aan te pakken. De staatssecretaris weet dat wij het bij de bespreking van een van de laatste JBZ-raden hebben gehad over met name de zware wapens. Wat ons betreft zou de staatssecretaris zich er ook hard voor moeten maken dat met name de illegale handel in de lichtere wapens in Europa wordt aangepakt. Ik verwijs maar even naar de geplunderde wapendepots in Albanië en naar allerlei wapens uit het voormalig Joegoslavië. Wij spreken vandaag over Nederlandse wetgeving om dit in Nederland aan te pakken, maar ook Europa is geen eiland. Ook een Europese aanpak is dus op dit punt broodnodig. Deze zaak heeft ook een Europese dimensie.

Mijn volgende punt vraagt om een wellicht wat technisch verhaal, maar de CDA-fractie wil dit toch graag onder de aandacht van de minister brengen. Volgens de Wet wapens en munitie is het verboden om luchtdrukwapens voorhanden te hebben als deze een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, waardoor ze geschikt zijn voor bedreiging. Ik heb mij laten vertellen dat deze wapens, als er sprake is van zo'n gelijkenis, vallen in categorie 1.7 van artikel 2 van deze wet. Dat betekent dat zij totaal verboden zijn. Zonder deze sprekende gelijkenis zouden zij vallen in categorie 4, waardoor burgers ze vrij voorhanden mogen hebben. Tot 2003 werd een lijst van verboden luchtdrukwapens bijgehouden. Dit was de zogenaamde lijst B, een bijlage bij de Regeling wapens en munitie. Een burger kon aan de hand van deze lijst nagaan of een luchtdrukwapen al dan niet was toegestaan. Dat bood hem rechtszekerheid op dit punt. Na 2003 is het beleid op dit vlak veranderd. Er wordt geen lijst meer bijgehouden. De rechter moet maar uitmaken of een luchtdrukwapen wel of niet op een vuurwapen lijkt. De goedwillende burger die een luchtdrukwapen in bezit heeft, kan nu door een politiefunctionaris daarvoor worden aangehouden en loopt het risico dat hij daarvoor wordt veroordeeld. Een dergelijke veroordeling leidt tot een strafblad voor een misdrijf. Dit gebeurt in zo'n geval terwijl de verdachte niet kon weten dat hij een strafbaar feit beging.

Recent heeft deze kwestie tot drie rechtszaken geleid waarbij burgers zijn veroordeeld voor het voorhanden hebben of importeren van luchtgeweren die nauwelijks op vuurwapens leken. De rechter hanteerde daarbij het criterium dat er een loop, een kolf, een trekker en richtmiddelen aan zaten, en dat het dus op een vuurwapen leek. De term "sprekende gelijkenis" werd hierbij genegeerd. De persoonlijke opinie van de rechter heeft de doorslag gegeven. Nu iedere rechter hierover anders kan denken, is de rechtszekerheid in het geding. Ik vraag dan ook aan de staatssecretaris om de zojuist genoemde lijst B opnieuw te gaan bijhouden, dan wel om criteria vast te laten stellen op dit punt door een objectieve commissie. De burger moet weten waar hij aan toe is. Hiermee is de rechtszekerheid gediend.

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij wat de heer Van der Steur van de VVD heeft gezegd over de schutterijgilden en schutterijverenigingen. Ik vraag aandacht voor deze clubs, want mijn fractie wil voorkomen dat het gebruik van wapens die nodig zijn voor de activiteiten van de schutterijen en andere, daarop lijkende organisaties, onder de categorie vuurwapens valt.

Kennelijk is er in Nederland een bestaande praktijk dat alle politieregio's een vuurwapencentrale moeten hebben, terwijl dat niet zo is. Als dat zo is – wat ik aanneem – dan lijkt mij dat niet nastrevenswaardig. Klopt dat bericht en zo ja, wat wil de staatssecretaris daaraan doen?

Tot slot de munitie, ook niet onbelangrijk. Het illegaal verhandelen van munitie blijkt in Nederland een buitengewoon aantrekkelijke criminele activiteit te zijn. Personen met een vergunning kunnen voor ongeveer een kwartje per kogel legaal munitie kopen bij de wapenhandel. Op de illegale markt brengen de kogels € 2,50 tot € 3 per stuk op. Kwaadwillende verlof- en aktehouders hebben vrij spel bij het wegsluizen van munitie van het legale naar het illegale milieu. Bij wet is geregeld dat een vergunninghouder maximaal 10 stuks munitie in zijn woning mag bewaren. Controle van dergelijke privéwapenkluizen door de politie is niet vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. Kluishouders kunnen de politiecontroleurs aan de deur weigeren en deze op een ander tijdstip laten terugkomen. Zo is er alle gelegenheid om een illegale voorraad te verbergen. Wapenhandelaren moeten maandelijks een verkoopregistratie bij de politie inleveren, maar die lijsten schijnen nauwelijks gecontroleerd te worden. Het bezit en gebruik van legaal gekochte munitie lijkt het lekkende leertje van de kraan te zijn, aldus dr. Masha de Vries van het Instituut voor Maatschappelijke Veiligheidsvraagstukken, onderdeel van de Universiteit van Twente, die dit voor de politie heeft onderzocht. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op deze vrij ernstige bevindingen. De vraag is met name hoe de controle op de munitie sluitend wordt gemaakt.

De vergadering wordt van 16.33 uur tot 16.45 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ook kan ik de zes aanwezige fracties al bijna danken voor hun steun aan het wetsvoorstel; wij mogen wel stellen dat die steun in de Kamer in brede zin aanwezig is.

Ik begin met een aantal algemene opmerkingen; daarna zal ik uiteraard de vragen van de leden beantwoorden en een paar afsluitende opmerkingen maken.

Ik begin met een opmerking over de wetsystematiek. De leden hebben heel veel vragen gesteld over onderwerpen die dit wetsvoorstel niet behelst. Ik heb bijna alle leden opmerkingen horen maken over vuurwapens, over vuurwapengebruik, over de controle op munitie, kortom: over allerlei zaken. Ons departement heeft van de zijde van de commissie voor Justitie van de Eerste Kamer het dringend verzoek gekregen om – de voorzitter zal dit wel herkenbaar voorkomen – geen zaken, ook geen amendementen, in wetsvoorstellen te vervatten die niet bij dat wetsvoorstel horen. Dit is namelijk lastig voor de Eerste Kamer. Als zij bijvoorbeeld een onderwerp over steekwapens behandelt, met daarbij een amendement van de Tweede Kamer over vuurwapens, zegt zij: dat amendement valt niet binnen de doelstelling van dat wetsvoorstel.

Met betrekking tot een ander wetsvoorstel heb ik daar onlangs ook een discussie over gehad. Ik zal er niet verder op ingaan, maar ons bereikt wel het verzoek om binnen de grenzen van de doelstelling van het wetsvoorstel te blijven. Ik zal ook uitgebreid ingaan op wat de leden daarover hebben gezegd; de zorg die zij hebben over wapenbezit in zijn algemeenheid, of het nu vuurwapens of steekwapens zijn, deelt dit kabinet namelijk ook; het vorige kabinet heeft die zorg overigens ook gedeeld.

Dit wetsvoorstel is natuurlijk al enige tijd in behandeling. Het verslag dateert ook al van enige tijd geleden en het heeft inderdaad lang geduurd, zo zeg ik tegen de heer Çörüz, voordat er een nota naar aanleiding van het verslag van de zijde van het vorige kabinet lag. Daar heeft driekwart jaar tussen gezeten. Maar goed, wij behandelen deze zaak vandaag wel.

Incidenten met wapens vinden vaak plaats op scholen en soms ook in de horeca. Gelukkig worden dan meestal geen vuurwapens maar slag-, steek- of stootwapens gebruikt. Helaas, zou ik willen zeggen. Dat is tegelijkertijd een heel groot probleem. Dit soort wapens oefent inderdaad – ik meen dat de heer Recourt dat net ook zei – een grote aantrekkingskracht uit op jongeren, die willen rondlopen met een stiletto, een vlindermes of een valmes. Een aantal van de leden zal ongetwijfeld weten wat een valmes is. Ik heb er een meegenomen en zal de werking laten zien. Ik zie de Voorzitter nu overigens een beetje eng kijken. Het lemmet komt er recht uit en het gaat er ook weer recht in. Bij een stiletto gaat dat op een andere wijze; daarbij klapt het lemmet eruit. Ik laat ook twee vlindermessen zien. Ik zal ze niet openklappen, maar ik laat wel de maat zien. Om die reden heb ik aan de woordvoerders ook een schema uitgedeeld. Het ene mes is 9 cm lang en het andere is korter, namelijk 7 cm. Dat kortere mes is op dit moment dus wel toegestaan en het andere mes is volgens de huidige bepalingen niet toegestaan.

Men kan zich dus voorstellen wat er gebeurt – mevrouw Berndsen sprak daar ook over; ik zal straks ingaan op die vraag – bij een actie van preventief fouilleren in het uitgaanscircuit. Dan staat de politie met een meetlat erbij en kijkt of het mes langer is dan 9 cm. Als het korter is, is het weliswaar toegestaan, maar is het natuurlijk nog net zo gevaarlijk. Ik heb beide messen meegenomen om dat even te laten zien. Daarom heb ik ook de kaart meegenomen die men voor zich heeft. Daar staat overigens zelfs een geheim wapen op. Dat is de kaart waarmee de politie bij een actie van preventief fouilleren werkt. Niet elk korps, niet elke agent, heeft de volledige knowhow over de manier waarop men moet omgaan met verboden vuurwapens of verboden steekwapens. Het is kortom een heel gedoe om dit soort verboden wapens eruit te halen.

Om steekincidenten te voorkomen is het belangrijk dat de verkrijgbaarheid van dit soort steek- en stootwapens behoorlijk wordt verminderd of zelfs geminimaliseerd. Daarom hebben we dat volledige verbod voorgesteld. We hebben ook van de gelegenheid gebruik gemaakt enkele technische aanpassingen in de Wet wapens en munitie voor te stellen. De leden zijn daar niet op ingegaan, maar hebben dat vast gezien in de memorie van toelichting.

Ik wil enkele opmerkingen maken over de achtergronden van het wetsvoorstel. Nederland heeft een restrictief wapenbeleid. Dat is ook voor voorgaande kabinetten steeds een belangrijk punt van aandacht geweest. Op uiteenlopende manieren hebben we wapenbezit proberen terug te dringen: poortjes bij scholen, lespakketten voor scholieren, voorlichting, controles van het Europees wegverkeer, inleveracties en de verspreiding van checklists voor scholen en horeca om de preventieve samenwerking op lokaal niveau te stimuleren. In antwoord op de vraag van mevrouw Berndsen kan ik zeggen dat we onverminderd doorgaan met die voorlichting en met de door vorige kabinetten in gang gezette maatregelen. Daarmee zijn we er niet, maar het is wel belangrijk de voorlichting up-to-date te houden.

Indien we per 1 januari 2012 een nieuwe politie hebben, kan dat een aanzet zijn om te bekijken of we verdere stappen kunnen zetten om te komen tot een slagvaardige en eenduidige beheersing van legaal wapenbezit en bestrijding van illegaal wapenbezit. Over de ontheffingen gaan op dit moment 25 korpschefs. Het beheersen van legaal wapenbezit en het tegengaan van illegaal wapenbezit is bij uitstek een onderwerp om bij een eventueel te vormen nationale politie – uiteraard moet dat wetsvoorstel nog naar het parlement komen – te centraliseren. Ik kan dit meteen verbinden met een vraag van de heer Çörüz. Wij moeten ons niet meer druk maken over het feit dat er niet in elk regiokorps een vuurwapencentrale is. We proberen daar wel een voorziening voor te treffen, maar straks is het de bedoeling dat in elk van de tien regio's – als dat het uiteindelijk wordt – een vuurwapencentrale komt.

In het actieplan voor de aanpak van illegale wapens uit 2005 is de Kamer toegezegd dat de verkrijgbaarheid van slag- en steekwapens en andere wapens die voor bedreiging geschikt zijn, zou worden onderzocht en waar nodig beperkt. De heer Van der Steur sprak daar ook over. Uit het onderzoek blijkt dat er maar zeer beperkt illegale wapens worden verkocht via de fysieke winkels en de internetwinkels. Wel verkopen deze winkels veelvuldig legale stiletto's, val- en vlindermessen. Daarom hebben we ervoor gekozen dit wetsvoorstel snel te behandelen. Het internet zal door de politie actief worden berechercheerd. Zoals de heer Recourt opmerkte, worden via internet veel wapens verhandeld. Dat betekent dat je op internet heel alert moet zijn op tussenhandelaren. Daarnaast moeten we in de gaten houden of er naast de fysieke winkels een handelsstroom via internet loopt. Dat zal nadrukkelijk onderwerp van waakzaamheid moeten zijn.

De heer Recourt (PvdA):

Kan de staatssecretaris uitleggen of hij daar instrumenten voor heeft? Het is verboden om wapens die nu en in de toekomst in Nederland verboden zijn, via internet aan te bieden. Het internet valt echter veelal onder buitenlandse wetgeving waardoor het niet verboden is.

Staatssecretaris Teeven:

Ik ben nog niet helemaal op de context ingegaan. Er was bij de leden wat verwarring over de vraag of stiletto's, vlinder- en valmessen in de ons omringende landen verboden zijn. Uit de stukken blijkt dat in België en Duitsland een aantal van deze wapens ook op dit moment verboden is. Het grensverkeer in fysieke zin kunnen we dus tackelen. Dit laat echter onverlet dat de douane wel degelijk een taak houdt bij de controle van pakketpost die Nederland binnenkomt. Dit gebeurde vroeger ook al; de heer Recourt kent dit ongetwijfeld. De douane bekijkt of zich in de pakketten wapens bevinden, of dat nu vuurwapens, munitie of straks ook dit soort verboden steekwapens zijn. Het is dus de bedoeling van de regering om nadrukkelijk het materiaal dat via pakketpost wordt geleverd nadat het op internet is besteld, te controleren op basis van de douanebevoegdheden uit de Algemene douanewet. Die controlebevoegdheid is er. De douane kan op basis van die bevoegdheid onderzoek doen naar dit soort wapens in het kader van de controle. Als die aangetroffen worden, kan dit vervolgens leiden tot opsporing en vervolging van degene die de wapens koopt. Dat gebeurt nu al met vuurwapens, maar straks gaat dit ook gebeuren met slag- of stootwapens.

Het verschil tussen de verboden en de legale stiletto's en valmessen zit hem nu in de maat van het lemmet, het aantal snijkanten van het lemmet en de aanwezigheid van een stootplaat. Deze opmerkingen zijn ingewikkeld. Dit klinkt niet alleen ingewikkeld, maar is ook heel ingewikkeld. Daarom willen wij het eenvoudiger maken. Nu kan slechts door het lemmet op de millimeter nauwkeurig te meten, worden vastgesteld of een mes wel of niet verboden is. Als er bij een horecagelegenheid of in een uitgaansgebied of bij een school wordt gecontroleerd, is het dus een buitengewoon intensieve zaak voor de politie om dit op die manier te moeten doen. Wij denken dat de handhavingspraktijk veel meer gediend is met dit totaalverbod.

Tegelijkertijd ga ik in op wat een aantal leden heeft opgemerkt in het kader van het wetsvoorstel preventief fouilleren en de aankondiging in het regeerakkoord dat een dergelijk wetsvoorstel preventief fouilleren zou worden opgesteld. De partij van mevrouw Helder – ik moet niet mevrouw Helder zelf zeggen – heeft de regering deze week nog gemaand tot spoed met betrekking tot het wetsvoorstel preventief fouilleren. Het is inderdaad zo dat het besluit over preventief fouilleren en over de gebieden waar preventief kan worden gefouilleerd, op dit moment bij de gemeenteraad ligt. Categoraal preventief fouilleren in uitgaansgebieden zonder dat de gemeenteraad zich daarover een oordeel heeft gevormd, is op dit moment niet mogelijk. Dat is echter wel de bedoeling. In die zin is deze toelichting ook een verduidelijking van onze zijde van het regeerakkoord. Bij het onderwerp preventief fouilleren willen wij daadwerkelijk bezien of je niet in bredere zin preventief zou moeten fouilleren, ook in uitgaansgebieden, zonder dat de gemeenteraad daarover een oordeel heeft gegeven. Dit zou bijvoorbeeld kunnen bij de controle op vuur- en steekwapens – naar aanleiding van dit wetsvoorstel dus ook op steekwapens – omdat er bijvoorbeeld informatie is dat in het uitgaansgebied van – ik noem nu maar een voorbeeld – een stad als Eindhoven, op Stratumseind, steek- en vuurwapens ter beschikking zouden staan en die ook veelvuldig zouden worden gedragen. Als dit soort informatie er is, zou je op grotere schaal preventief kunnen fouilleren. Het is de bedoeling van de regering om dit te onderzoeken. Wij waren dit al van plan, maar worden daartoe ook aangespoord door de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Berndsen (D66):

Hoor ik de staatssecretaris nu zeggen dat de regering in feite een verantwoordelijkheid van de gemeenteraad gaat overrulen?

Staatssecretaris Teeven:

Nee, mevrouw Berndsen hoort mij iets anders zeggen. De bevoegdheid die nu bij de gemeenteraad ligt, blijft daar ook liggen. Ik kan mij namelijk heel goed voorstellen dat de gemeenteraad voor bepaalde gebieden dat preventief fouilleren nog steeds nodig vindt, terwijl er geen concrete aanwijzingen zijn. Mevrouw Berndsen hoort mij echter wel zeggen dat wij op basis van informatie wel in een nieuw wetsvoorstel preventief fouilleren willen bezien of dit reden kan zijn – bijvoorbeeld in het kader van de Wet wapens en munitie – om op grote schaal preventief te fouilleren. Det Wet wapens en munitie kent op dit moment overigens al een ruime mogelijkheid om te controleren op wapens, op illegaal wapenbezit.

Mevrouw Berndsen (D66):

Natuurlijk, dat klopt. De verantwoordelijkheid daarvoor blijft nog steeds bij de gemeenteraad liggen. De burgemeester krijgt informatie van de politie. Hij kan op basis daarvan de gemeenteraad vragen om akkoord te gaan met preventief fouilleren. Ik ben er een ernstig tegenstander van dat dit bij de gemeenteraad wordt weggehaald.

Staatssecretaris Teeven:

Nogmaals, het is niet de bedoeling om die bevoegdheid bij de gemeenteraad weg te halen. Het is wel de bedoeling om het Openbaar Ministerie en de politie de mogelijkheid te geven om op ruimere schaal op wapens te controleren, naast de reeds bestaande bevoegdheid. Daarop gaat de regering zich oriënteren. Dat is conform de strekking van het regeerakkoord.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik concludeer dat de regering dus voortaan gaat bepalen waar de politie wordt ingezet. Dat kan wel botsen met de bevoegdheden van de gemeente. Ik wilde echter een ander punt maken. Heeft de staatssecretaris al nader gekeken naar de resultaten van preventief fouilleren? Hoe beoordeelt hij die resultaten?

Staatssecretaris Teeven:

Het ligt aan de vraag wat bij preventief fouilleren gezocht en aangetroffen wordt en wat op dit moment verboden is. Als mevrouw Gesthuizen bedoelt dat er bij preventief fouilleren slechts zeer sporadisch vuurwapens worden aangetroffen, als het uit de maatschappij wegnemen van vuurwapens het gewenste resultaat is, heeft ze gelijk. Als ik echter in het overleg met de politie hoor en in de praktijk zie welke problemen er zijn met stoot- en steekwapens, de wapens waarover we vandaag spreken in relatie tot preventief fouilleren, moeten we blij zijn wanneer we op wat ruimere schaal kunnen controleren in het uitgaansgebied, bij scholen en in de horeca. Dit wetsvoorstel is daar een heel goede aanvulling op. Ik denk dus dat het resultaat van preventief fouilleren veel beter wordt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Worden er nu bij preventief fouilleren dan vooral steekwapens aangetroffen zoals de stiletto die de staatssecretaris in de hand had bij het verdedigen van zijn wetsvoorstel, wat overigens een mooi beeld opleverde? Worden er vooral steekwapens aangetroffen die nu al verboden zijn of gaat het om wapens die nog niet verboden zijn?

Staatssecretaris Teeven:

Er worden bij preventief fouilleren valmessen, vlindermessen en stiletto's aangetroffen. Het vlindermes dat ik u nu laat zien, dat groter is dan 9 cm en dus nu al verboden is, is bijvoorbeeld bij preventief fouilleren aangetroffen. Er worden echter ook kleinere vlindermessen aangetroffen. Daarbij staat de politie inderdaad met een centimeter op straat om te meten of iemand zo'n mes mag meenemen in het uitgaanscircuit of niet. Voor dergelijke voorbeelden is dit wetsvoorstel een nodige aanvulling op de reeds bestaande wetgeving. Terugkomend op de vraag van mevrouw Gesthuizen: er worden dus messen uit beide categorieën aangetroffen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik concludeer met de staatssecretaris dat dit wetsvoorstel de nodige aanvulling biedt. Ik zou het wel op prijs stellen als de staatssecretaris de Kamer op korte termijn, ruim voor de behandeling van het wetsvoorstel ten aanzien van preventief fouilleren waarmee het kabinet nog zal komen, cijfers kan verschaffen waaruit blijkt hoe vaak er een hit is bij preventief fouilleren.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb al een en ander over dat wetsvoorstel gezegd. Het gaat nog in consultatie, daarover ontvangt de Kamer een brief en daarna zullen we er ongetwijfeld een AO over voeren. Zo zou het moeten gaan; we dienen niet plotsklaps met zo'n wetsvoorstel te komen. We gaan hier dus eerst fatsoenlijk over spreken. Dan kunnen we ook overleggen over het resultaat en de meerwaarde van het voorstel.

Voorzitter. Zoals ik al heb gezegd, is de handhavingspraktijk gebaat bij een totaalverbod. Dat is echter niet de allerbelangrijkste reden om een totaalverbod in te stellen. Het gaat erom dat de messen, zowel de illegale als de legale, door hun dreigende voorkomen, heimelijk draaggemak en snelle uitvouwbaarheid gemakkelijk te gebruiken zijn voor illegale doelen en een grote aantrekkingskracht op jongeren hebben. De heer Recourt sprak daar ook over in zijn bijdrage in eerste termijn. Ik verwijs ook naar de betreurenswaardige incidenten die in 2007 hebben plaatsgevonden. Op twee scholen, een in Amsterdam en een in Rotterdam, hebben behoorlijk zware steekincidenten plaatsgevonden. Een algeheel verbod op stiletto's, vlindermessen en valmessen heeft als consequentie dat men deze messen gewoon niet meer mag hebben zodra de wetswijziging in werking is getreden. Het voorhanden hebben op zich is dan een strafbaar feit geworden.

We kunnen daarmee niet alle incidenten uitbannen, zeg ik gelijk tegen de Kamer. Dit is echter wel een welkome aanvulling om in de risicogebieden daadkrachtiger op te kunnen treden. De messen zullen worden ingeleverd bij de politie. Ik kom direct nog terug op de opmerkingen van mevrouw Gesthuizen over het continu mogelijk laten zijn van inleveren. In de informatiecampagne zal natuurlijk worden gewezen op de inlevermogelijkheid. De campagne zal voornamelijk worden gericht op jongeren – dat is een voortzetting van het beleid van het vorige kabinet – met de boodschap dat wapens schijnveiligheid bieden en geen oplossing zijn voor wat dan ook; het is soms wat stoerdoenerij. De politie zal ervoor zorgen dat alle messen worden vernietigd, wat in het verleden bij inleveracties wel eens fout is gegaan. Uiteraard hebben wij ook gedacht aan de verzamelaars. Zij kunnen een ontheffing aanvragen op grond van het bepaalde in artikel 4 van de wet.

Ik sluit het algemene deel af. Het wetsvoorstel beoogt de veiligheid te bevorderen door duidelijkheid te geven aan burgers, aan de handel en aan de politie. De te verbieden messen dienen geen enkel maatschappelijk nut. Laten wij dat vaststellen en tegelijkertijd vaststellen dat ze een grote aantrekkingskracht hebben op jongeren. Daarom is dit verbod een belangrijke en goede maatregel die kan bijdragen aan het verbeteren van de veiligheid op straat. De voormalige vaste commissie voor Justitie heeft dat in 2008 ook al eens aangegeven.

Door een aantal leden is gevraagd hoe wij moeten omgaan met de schutterijen. Kan ik ervoor zorgen dat de leden van schuttersgilden en schutterijen niet langer worden verplicht om lid te zijn van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie? Dat is op dit moment de procedure op grond waarvan ontheffing kan worden verkregen. Ook is gevraagd of wij ervoor kunnen zorgen dat de wapenregelgeving voor de schutterijen zodanig wordt ingericht dat die specifieke traditionele activiteiten kunnen doorgaan. Ik zeg daarop ja. Maar het is niet helemaal waar, mocht bij uw leden dat idee bestaan, dat er bij schutterijen en schuttersgilden alleen maar met stokoude wapens wordt geschoten en dat dit alleen maar gebeurt door mensen die lid zijn van het schuttersgilde. In de praktijk is gebleken dat er bij sommige schuttersgilden bijvoorbeeld met .22-vuurwapens wordt geschoten. Wij moeten dan ook goed oppassen welke vrijstellingen wij geven. Ik ben er geen voorstander van om deze wapens onder te brengen in categorie III. Ik pleit er ook in dit concrete geval voor, juist met die vuurwapens, om ze te blijven zien als categorie I-wapens waarvoor een ontheffing kan worden verkregen onder zeer stringente voorwaarden. Maar ik zal opnieuw kijken naar de Circulaire wapens en munitie 2005 om te bezien of zij een eigen regeling moeten krijgen dan wel of zij blijvend moeten ressorteren onder de KNSA.

Er zijn door drie fracties opmerkingen gemaakt, door mevrouw Helder als eerste, over de airsoftsportverenigingen, een groep van ongeveer 1850 beoefenaren. De heer Recourt heeft groot gelijk dat de wapens die daar worden gebruikt categorie I-wapens zijn, op echt gelijkende wapens die zeer geschikt zijn voor dreiging of afdreiging. Dat is absoluut juist. Als wij een regeling willen scheppen voor de beoefenaren van de airsoftsport, zal er een stringente ontheffingsclausule moeten zijn, zal het aantal wapens dat wordt gebruikt voor de airsoftsport genoteerd moeten worden en zullen die wapens in wapenkluizen thuis of op de vereniging moeten worden opgeborgen. Voor dit alles zal moeten worden voldaan aan stringente voorwaarden, omdat wij ontheffingen verlenen op basis van de "echte" categorie I-wapens. Ik denk dat je daarin geen onderscheid moet maken, maar dat heb ik de heer Recourt ook niet horen zeggen. Ik zie mogelijkheden om daartoe te komen. Het kabinet is bereid om voor het eind van dit jaar een regeling te scheppen voor de beoefenaren van de airsoftsport. Tegelijkertijd wil het kabinet goed kijken naar de gasdruk- en luchtdrukwapens, want ook daarvoor moet de wet nog worden aangepast. En dat valt dan weer onder het hoofdstuk dat wij vandaag spreken over steek- en stootwapens. Het zou heel goed zijn om die gasdruk- en luchtdrukwapens tegelijk met die ontheffingsmogelijkheid voor de beoefenaren van de airsoftsport in een ander wetsvoorstel te regelen. Ik ben zeer bereid om dat voor het eind van het jaar te doen.

Mevrouw Helder vroeg naar het wetsvoorstel inzake mogelijkheden van preventief fouilleren. Kan ik preventief fouilleren in de volle breedte in ieder geval door opsporingsambtenaren op stations toestaan? Het wetsvoorstel gaat dit voorjaar in consultatie. Dit onderwerp wordt in de volle breedte bekeken, dus ook het aspect van het controleren op stations en andere plaatsen van openbaar vervoer.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik ben blij met het antwoord van de staatssecretaris, maar niet met zijn opmerking dat niet mevrouw Helder hem tot spoed had gemaand, maar de PVV. Daar maak ik wel onderdeel van uit, dus ik was het daarmee eens.

Staatssecretaris Teeven:

Ik dacht dat ik gesproken had van een ander lid van de PVV-fractie. Ik meen dat dat lid deze week zowel de minister als mij tot wat meer activiteit had gemaand. Als ik het verkeerd gezegd heb, dan is het goed om dat recht te zetten. Een aansporing vanuit de Kamer om harder te werken, is altijd goed. Zo hebben collega Opstelten en ik dat ook opgevat. Dank dat mevrouw Helder ons nadrukkelijk volgt.

Is de staatssecretaris bereid om aan scholen en horeca de verplichting op te leggen om aangetroffen wapens te melden? In de horeca wordt op dit moment gewerkt met wapenkluizen, waar de wapens bij het betreden van de horeca in worden gedeponeerd. Ik meen met mevrouw Helder dat scholen en horecagelegenheden de politie eigenlijk meteen moeten verwittigen van de aangetroffen wapens, maar ik vind het lastig om dat dwingend op te leggen, want hoe ga je dat controleren? Wij hebben die wapenkluizen omdat het niet altijd goed gebeurt. Voor de werkwijze met de wapenkluizen wordt met checklists die door het ministerie worden verstrekt, geprobeerd om de procedure bij scholen en in de horeca te perfectioneren. Een apart convenant afsluiten, zoals mevrouw Helder vraagt, is op dit moment niet nodig, maar ik ben met haar van mening dat wij wel moeten proberen dat te intensiveren en daar meer kleur aan te geven.

De heer Van der Steur heeft gesproken over de verzamelaars. De voorwaarden waaraan verzamelaars moeten voldoen, staan in de Circulaire wapens en munitie. Wij zullen bezien of verzamelaars van zeer oude steekwapens er ook onder gaan vallen. Wij gaan bekijken hoe die er onder gebracht kunnen worden bij de aanpassing van de circulaire die dateert uit 2005.

De heer Van der Steur (VVD):

Er zijn best veel verzamelaars van dat soort wapens. Het moet niet zo zijn dat wij de daling van de administratieve lasten die wij creëren ten aanzien van vuurwapens, compenseren met administratieve lasten die wij ons nu op onze hals halen met allerlei ontheffingen. Kies voor een middel om dit op een soepele manier, zonder allerlei rompslomp ter hand te kunnen nemen.

Staatssecretaris Teeven:

Zonder de bal keihard naar de heer Van der Steur terug te willen spelen, wijs ik hem erop dat ik beide regeringspartijen en de PVV heb horen spreken over aparte ontheffingsmogelijkheden voor de airsoftsport, de schuttersgilden en de jachtwapens. Ik hoop wel dat de vertegenwoordigers van deze drie partijen beseffen dat dit enige administratievelastendruk met zich meebrengt. Ik zou bijna zeggen dat het mes aan twee kanten snijdt, maar in dit geval op de verkeerde manier. Er worden meer mogelijkheden geschapen, maar tegelijkertijd neemt de administratievelastendruk enigszins toe. De politie heeft het ministerie daarvoor ook gewaarschuwd. Mijn medewerkers op het departement hebben mij gevraagd om op te passen met die aparte ontheffingsmogelijkheden. Enige toename van administratievelastendruk is onontkoombaar, maar wij zullen het, conform de doelstelling van het kabinet, zo beperkt mogelijk houden.

De heer Van der Steur vroeg of zowel het verlof als de jachtakte vijf jaar geldig wordt. Ja, het verlof en de jachtakte worden allebei vijf jaar geldig. Voor het verlof regelen wij dat in dit wetsvoorstel. Voor de jachtakte is een wijziging van het jachtbesluit nodig. Ik heb vandaag contact gehad met de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hij bereid die wijzigingen voor en beide wijzigingen zullen tegelijkertijd in werking treden. Het koppelen van de geldigheidstermijn van het verlof en de jachtakte aan de termijn van de jachtpachtovereenkomst ligt dus niet erg voor de hand, want het is aan elkaar gekoppeld. Het hoeft dan ook niet aan die overeenkomst gekoppeld te worden. Overigens wordt de Europese vuurwapenpas straks ook vijf jaar geldig. Die termijn kan niet langer worden dan vijf jaar, want dat is een termijn uit het Europees dwingend recht. Daar kan ik niets aan veranderen.

De Europese vuurwapenpas moet dus inderdaad ook voor vijf jaar worden afgegeven. Richtlijn 2008/51 maakt dat ook mogelijk. In het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn zal dit worden opgenomen. Het antwoord dat de heer Van der Steur graag wil horen, zal dus worden verwerkt in de implementatie van die richtlijn.

De heer Van der Steur heeft er ook voor gepleit dat de informatieverstrekking aan vuurwapenbezitters op een zo eenvoudig mogelijke manier plaatsvindt. De voorkeur kan dan uitgaan naar informatieverstrekking per e-mail of via een website. Ik ben het helemaal met hem eens dat die informatie makkelijk toegankelijk moet zijn. De politie is op het gebied van bijzondere wetten, waaronder ook de WWM valt, bezig ervoor te zorgen dat die informatie ook digitaal kan worden verstrekt. Daardoor heeft de politie meer tijd en meer deskundigen die verstand hebben van vuurwapens en steekwapens, om zich te wijden aan de kerntaken, zoals opsporen en handhaven. Het omschakelen naar die digitale informatieverstrekking en -verwerking heeft nog enige tijd nodig, maar wij werken daar hard aan.

Meerdere leden hebben gevraagd of ik voornemens ben in Europees verband aandacht te vragen voor deze problematiek en de verschillen in wapenregelgeving in Europa. Als het gaat om de wapens die nu naast mij liggen, hebben wij het straks met de ons omringende landen, Duitsland, België en Luxemburg, op dezelfde wijze geregeld. Deze wapens zijn straks ook verboden in de ons omringende landen. Je kunt ze dus ook in Aken of Antwerpen niet kopen. Ik heb vandaag bij de Poolse minister van justitie, die op bezoek was op ons departement en die het volgende voorzitterschap vervult, aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Ik zie de heer Recourt lachen, maar ik heb gevraagd om dit onderwerp op de agenda te zetten. Soms doe je twee dingen in één keer. Wij hebben dit dus in één keer meegenomen. Wij hebben binnen de Europese Unie te maken met totaal verschillende culturen als het gaat om wapens. De wapenregelgeving is wel geharmoniseerd op het punt van vuurwapens, maar nog niet op het punt van steekwapens. Het European Firearms Experts Network loopt natuurlijk nog wel en is een erkend orgaan geworden binnen Europa, onder de raadwerkgroep Rechtshandhaving. Dat betekent dat er in Europees verband grootschalige controles in de lidstaten worden georganiseerd op wapenbezit binnen het wegverkeer, maar ook op wapenbeurzen waar dingen gebeuren die niet toegestaan worden. Wij intensiveren dat dus wel, maar het valt wel een beetje buiten het bereik van dit wetsvoorstel. Maar wij zijn daar dus ook druk mee bezig.

De heer Van der Steur heeft nog gevraagd wat de uitkomsten zijn van het onderzoek van het Landelijk Platform Vuurwapens naar de verschillen in Europese wetgeving. In een groot aantal lidstaten zijn de messen waar wij vandaag over spreken, verboden. Als je echter kijkt naar het voorhanden mogen hebben van vuurwapens, dan zijn er nog wel verschillen tussen de lidstaten. Het zal moeilijk zijn om dat de komende jaren volledig te harmoniseren. Wij zetten daar echter wel op in.

Mevrouw Gesthuizen vroeg of Nederland zich kan inzetten voor een restrictief geharmoniseerd wapenbeleid. Ik begrijp die vraag heel goed, want daar zit iets in dat het toch een beetje dweilen met de kraan open is als je daar in Europees verband niets aan doet. Nederland heeft, ook binnen het systeem van wisselende voorzitterschappen, steeds opnieuw aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Wij hebben nu ook gevraagd om dit onderwerp in de tweede helft van 2011 expliciet op de agenda te zetten.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik begrijp die verschillen in de wetgeving, maar in de memorie van toelichting werd toegezegd dat het platform een onderzoek zou doen. Misschien heb ik het gemist, maar is dat rapport er al of komt het nog?

Staatssecretaris Teeven:

Op dit moment, in 2011, voert dat platform het volledige project Opsporing vuurwapens op internet uit. Die maatregel is dus opgenomen in het actieprogramma Ketenaanpak overvalcriminaliteit. Dat actieprogramma hebt u al gekregen. Daar zit dit onderwerp in. Over de voortgang van dit project – het is immers nog niet afgesloten – in het kader van onder meer de Ketenaanpak overvalcriminaliteit wordt u dus geïnformeerd. Dat was ook de vraag van mevrouw Gesthuizen. Ik had dit onderwerp eigenlijk willen toeschrijven aan mevrouw Gesthuizen, maar u hebt allebei aandacht gevraagd voor de pilot van het Landelijk Platform Vuurwapens. Dat volledige project is dus nog niet klaar, maar dat zal worden meegenomen in de rapportage over de Ketenaanpak overvalcriminaliteit.

Mevrouw Gesthuizen zei: dit zijn allemaal mooie woorden van het kabinet – zo heb ik haar woorden niet helemaal geïnterpreteerd, maar zo vat ik het nu samen – maar hoe ziet die voorlichtings- en inlevercampagne over die messen er dan uit en na hoeveel jaar wordt het strafbaar om een mes in te leveren? Bij de voorlichtingscampagne zullen wij inzetten op het bereiken van een zo groot mogelijke doelgroep. Dan moet echt worden gedacht aan de volle breedte: internet, radio, algemene publieksbrochures, voorlichting in uitgaanscentra, het uitdelen van folders en al dat soort zaken. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wetswijziging zal ook een inleveractie worden georganiseerd. Mensen die een stiletto of een vlinder- of valmes voorhanden hebben, zullen dan in de gelegenheid worden gesteld om die messen in te leveren. In de informatiecampagne zullen wij nadrukkelijk wijzen op die inlevermogelijkheid. Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel is het strafbaar om die spullen nog voorhanden te hebben. Daarom wordt die inleveractie voor de inwerkingtreding georganiseerd. Er ontstaat wel een probleem. Op het moment waarop de wet in werking treedt, ontstaat de strafbaarheid. Dat wil niet zeggen dat je je wapen niet bij de politie kunt inleveren – dat is op zich mooi – maar na de inwerkingtreding van deze wet heft dat de strafbaarheid van het voorhanden hebben niet op.

Een andere vraag is of het Openbaar Ministerie in het kader van het opsporings- en vervolgingsbeleid terughoudend omgaat met de vervolging van mensen die zelfstandig een stiletto inleveren. Ik ben zeer bereid om dit te bespreken met het College van procureurs-generaal, maar dat heft op zich de strafbaarheid na de inwerkingtreding van de wet niet op. Ik zou bijna zeggen: je kunt altijd naar het politiebureau gaan om een vuurwapen of een steekwapen in te leveren. Ik kijk naar de heer Recourt, die nu naar voren loopt. Ik herinner mij nog tijden dat wij samen aan zo'n inleveractie hebben gewerkt. Ik hoop dat hij zich dat nog herinnert.

De heer Recourt (PvdA):

Vandaar de volgende vraag. Een inleveractie heeft zin als je weet dat je straffeloos naar het politiebureau kunt gaan en daar kunt zeggen: hier is mijn mes; ik heb er spijt van. Dat is niet zo als je weet dat het Openbaar Ministerie terughoudend zal zijn met vervolging, want dan bestaat nog steeds het risico dat je vervolgd wordt. Wilt u daarom niet een stapje verder gaan, zodat in het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie komt te staan dat voor het bezit van steekwapens niet zal worden vervolgd als zij vrijwillig op het politiebureau worden ingeleverd?

Staatssecretaris Teeven:

Bij vuurwapens willen wij dit niet; daarover hebben enkele woordvoerders ook gesproken. Dan zou het immers zo kunnen zijn dat je met een vuurwapen iemand hebt bedreigd of een schot hebt gelost en dat het vrijwillig inleveren dan leidt tot straffeloosheid. Ik zou dat eigenlijk ook bij dit soort steekwapens niet willen hebben. Ook daarbij kan zich namelijk de situatie voordoen dat het steekwapen is gebruikt en dat je daarmee naar de politie gaat, maar dat later blijkt dat het wapen om 23.30 uur is ingeleverd bij het politiebureau vlakbij het uitgaansgebied en dat een uur eerder iemand zeven keer is geperforeerd met dat ingeleverde steekwapen; dit is een praktijkvoorbeeld uit Eindhoven. Ik zou het dan erg moeizaam vinden als het feit dat je het feitelijke steken niet kunt bewijzen maar wel kunt bewijzen dat die persoon dat steekwapen in bezit heeft gehad, niet zou kunnen leiden tot vervolging. In het individuele geval zijn er dus altijd omstandigheden waarin het Openbaar Ministerie na de inwerkingtreding van de wet toch moet kunnen vervolgen, ook als de betrokkene het steekwapen heeft ingeleverd. Ik zou op dat moment dus geen algehele straffeloosheid willen creëren.

De heer Recourt (PvdA):

Dan vinden wij elkaar in de regel: niet vervolgen bij inlevering, mits niet gebruikt.

Staatssecretaris Teeven:

Het probleem is een beetje dat je dit moet uitrechercheren. Dat kost tijd. Dat is afhankelijk van het individuele geval.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Hoe is er bij eerdere inleveracties omgegaan, en hoe wordt er nu omgegaan, met de identiteit van mensen die een wapen komen inleveren? Wordt die geregistreerd?

Staatssecretaris Teeven:

In het algemeen is het bij vorige inleveracties, zeker bij vuurwapens, zo geweest dat de identiteit van mensen wordt vastgesteld.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik kan mij niet voorstellen dat een persoon die iemand neerschiet, vervolgens revolver of pistool inlevert met de gedachte ervan af te zijn. Als iemand het toch doet, is dat hartstikke mooi. Dan heb je direct de identiteit van de mogelijke dader te pakken. Die kromme redenering kan ik helemaal niet volgen. Het punt dat ik wil maken, is het volgende. Het is van belang dat mensen altijd de prikkel voelen dat zij hun wapen kunnen inleveren. De staatssecretaris zegt dat het OM wat meer terughoudend kan zijn bij vervolging. Hij wil niet zover gaan dat iemand die een wapen inlevert dat per definitie zomaar kan doen. De staatssecretaris zegt: inleveren kan altijd. Waarom is hij niet bereid om het streepje niet bij het OM, maar bij de politie te trekken, mits mensen geregistreerd worden en onderzocht wordt of een wapen is gebruikt?

Staatssecretaris Teeven:

Ik roep in herinnering dat bij de inleveracties voor vuurwapens, met valse identiteitsbewijzen vuurwapens zijn ingeleverd waarvan bleek dat die bij schietincidenten zijn gebruikt. Er zijn dus altijd voorbeelden van individuele gevallen waarom er geen categorale regeling moet worden gemaakt. Ik ben best bereid om te spreken met het College van procureurs-generaal over hoe wij met het vervolgingsbeleid zeer terughoudend kunnen omgaan omtrent inwerkingtreding van de wet. Ik zeg dat mevrouw Gesthuizen ook toe. Ik kan echter niet uitsluiten dat iemand wordt vervolgd. Dat hangt af van de feiten en omstandigheden in een individueel geval. Die kunnen wij hier niet bedenken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat vind ik een mooie toezegging. Ik sta hier ook zeker niet om mensen van vervolging uit te sluiten als zij een wapen inleveren. Sterker nog, ik pleit ervoor dat onderzocht moet worden of een wapen is gebruikt, zodat iemand juist wel vervolgd kan worden.

Staatssecretaris Teeven:

Zo heb ik het ook begrepen. Volgens mij staan wij dichter bij elkaar dan het lijkt.

Hoe lang duurt de inlevermogelijkheid, vraagt mevrouw Gesthuizen. Mensen die tot inkeer komen, moeten immers hun wapen kunnen inleveren. De inlevermogelijkheid duurt een week. De campagne start drie maanden voor inwerkingtreding van het verbod.

Mevrouw Gesthuizen vraagt of het een idee is om in overleg met Duitsland en België over te gaan tot introductie van een vergunningsysteem voor gas- en alarmwapens in Duitsland en België. Het probleem dat mevrouw Gesthuizen aansnijdt, is al onderkend op Europees niveau en ondergebracht in de wapenrichtlijn. In Richtlijn 2008/51 worden voorwerpen die lijken op vuurwapens en die kunnen worden omgebouwd tot vuurwapens onder de Europese regulering gebracht. Dat leidt overigens in Nederland niet tot wijzigingen, aangezien gas- en alarmwapens al vergunningplichtig zijn. In andere landen, zoals België en Duitsland, moeten nog wijzigingen plaatsvinden met betrekking tot gas- en alarmwapens. Op 21 maart aanstaande is er overleg met alle EU-landen en de Europese Commissie over de implementatie van deze richtlijn. Dan zal ik specifiek aandacht vragen voor het door mevrouw Gesthuizen genoemde punt van implementatie van de verplichting, om te bouwen wapens ook te zien als vuurwapens.

Mevrouw Gesthuizen maakt belangrijke opmerkingen over het achterwege blijven van preventief fouilleren. Ik moet vaststellen dat de regering en mevrouw Gesthuizen op dit punt van mening verschillen. Deze discussie moeten wij afwachten, totdat het voorstel er ligt.

Mevrouw Berndsen vraagt of de politie extra capaciteit krijgt. Hoe moet het verbod worden gehandhaafd? Nee, de politie krijgt hiervoor geen extra capaciteit, maar wij gaan die capaciteit wel effectiever inzetten. Daarvoor is de regering bij de stelselherziening voor de politie actief. Mijn collega Opstelten is natuurlijk niet alles voor niets aan het doen. Een van de redenen is dat sommige dingen beter één keer georganiseerd kunnen worden dan 25 keer. Het handhaven van het vuurwapen- en steekwapenbeleid is daarvan een voorbeeld.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik ben blij dat de staatssecretaris mij associeert met "capaciteit". Ik vraag echter niet altijd om capaciteit. Ik heb gevraagd wat het betekent voor de administratieve belasting van de politie. Zoals de staatssecretaris net al heeft aangegeven, leiden de vrijstellingen die moeten worden gevraagd, in ieder geval tot wat meer administratieve belasting. Ook de handhaving zal natuurlijk meer capaciteit vergen. In die zin heb ik ernaar gevraagd.

Staatssecretaris Teeven:

Dan heb ik de vraag toch goed begrepen, maar niet goed verwoord; excuus daarvoor. De administratieve lasten nemen enerzijds enigszins toe, maar anderzijds ook weer niet doordat bepaalde dingen op centraal niveau kunnen worden geregeld en niet 25 keer. Dat is veel effectiever. De controle op wapens zit in de reguliere handhavingsprioriteitenlijst. Om die reden heb ik de wapens ook laten zien, en als voorbeeld vlindermessen van 7 cm en 9 cm getoond. Voortaan hoeft de politie niet meer met de centimeter bij de ingang van een horecagebied te staan. Daarvan zijn wij af. Men gaat er met een grote plastic zak heen, fouilleert iemand en zegt: dat is een vlindermes, dit behoort tot de verboden wapens en gaat in de zak mee naar het politiebureau. Vervolgens wordt het vernietigd. Mevrouw Berndsen heeft gelijk dat er extra inspanningen nodig kunnen zijn, maar die inspanningen kunnen wel effectiever worden gericht; daar zijn wij het volgens mij over eens.

Mevrouw Berndsen heeft ook een aantal vragen gesteld over controle van de handel. De politie heeft in een vroeg stadium contact gezocht met de branche, in het bijzonder met een van de grootste importeurs van de messen, om deze te informeren over het ophanden zijnde verbod. Overigens is de legale handel bij vuurwapens – naar verwachting zal dat bij steekwapens niet anders zijn – zeer bereidwillig bij het meewerken aan het tegengaan van illegaal wapenbezit en illegale handel. Eigenlijk is dat bijna een vorm van zelfregulering. Binnen de branche zelf is reeds begin 2010 een brief verspreid om de detailhandelaren te wijzen op de aanscherping van de regelgeving en de consequenties daarvan. Ik ben de Kamer dan ook zeer erkentelijk dat we dit wetsvoorstel op zo'n korte termijn hebben kunnen agenderen. Als je de handel en particulieren voorlicht over een aankomende wet terwijl die steeds maar niet komt, loopt het namelijk weg. Het is om die reden een goede zaak dat wij vandaag het wetsvoorstel behandelen.

Mevrouw Berndsen heeft ook nog vragen gesteld over de landelijke wapeninleveractie. Die vragen heb ik volgens mij allemaal al behandeld, ook de terugrapportage over de structurele maatregelen die onder andere in de ketenaanpak overvalcriminaliteit zitten. Ook over het geharmoniseerd wapenbezit heb ik al gesproken.

Zowel mevrouw Berndsen als de heer Recourt heeft gesproken over hoe je wapenbezit onder jongeren verder kunt terugdringen, los van dit wetsvoorstel en preventief fouilleren. Over dat laatste verschillen we waarschijnlijk enigszins van mening, maar daarover zullen we nog uitgebreid discussiëren. Het terugdringen van wapenbezit begint bij preventie onder jongeren. Daarbij gaat het om bewustwording van de risico's. Ik ben daarom ook helemaal niet zo negatief over de voormalige buurtagent of wijkagent die in de hoogste groepen van het lager onderwijs en de laagste klassen van het middelbaar onderwijs voorlichting geeft over wapens. Dat hoeft niet structureel elke maand te gebeuren, maar het jaarlijks bezoeken van zo'n school is heel goed. Jongeren denken zich veiliger te voelen door een wapen te dragen, omdat ze zich daarmee kunnen verdedigen. Ze denken dat de gevolgen wel meevallen, totdat – dit blijkt ook uit onderzoek – ze er zelf mee te maken krijgen en slachtoffer worden van (steek)wapens. Dan dringt het besef heel snel door. Wapens creëren een schijnveiligheid. Dit vergroot de kans op escalatie, ook bij conflicten op scholen. Om dit te bestrijden zullen wij gebruikmaken van lespakketten, campagnes en voorlichtingsfilms. Bij de campagne over de inleveractie zullen we ons ook vooral op jongeren richten.

De heer Recourt stelde terecht aan de orde dat de politie bij tips over bijvoorbeeld illegaal vuurwapenbezit meer zou moeten optreden door de bevoegdheid op grond van de Wet wapens en munitie sneller te gebruiken. Als er informatie met betrekking tot vuurwapenbezit binnenkomt via een Criminele Inlichtingen Eenheid – dat geldt niet alleen voor Amsterdam Zuidoost, maar is ook het geval in een aantal andere grotere korpsen – treedt de politie over het algemeen zeer snel op. Dat zal met deze wapens enigszins anders gaan. Daar komen tot nu toe nauwelijks tips over binnen, behalve over het bezit van dit soort steekwapens, valmessen en stiletto's, op scholen. Als er informatie binnenkomt van een school dat er een stiletto of een valmes wordt verhandeld dan zou dat in bepaalde gevallen aanleiding kunnen zijn – ik vind dat niet de meest ideale oplossing – om snel op te treden.

Het Landelijk Platform Vuurwapens heeft kortgeleden een onderzoek gedaan naar de bekendheid en de opvolging van de CIE gebruikersrichtlijn vuurwapens. De respons in dit onderzoek was te gering om representatieve resultaten te kunnen opleveren, maar het gaf wel aan dat niet overal bekend was dat informatie over een illegaal vuurwapen binnen 24 uur moet worden opgevolgd. Dat heeft aanleiding gegeven om de korpsen er opnieuw op te attenderen dat dit moet gebeuren als dergelijke informatie binnenkomt. De minister van Veiligheid en Justitie zal dat opnieuw aankaarten bij de portefeuillehouder vuurwapens van de Raad van Korpschefs.

De heer Recourt vroeg hoe het kabinet er druk op houdt dat er wordt gecontroleerd bij vergunninghouders. Controles zullen jaarlijks blijven plaatsvinden, ook als het verlof vijf jaar wordt. Dat verandert niet. Hiertoe voorziet het wetsvoorstel in de verplichting voor de politie tot jaarlijkse controle, in het nieuwe artikel 28, lid 5. Het werk zal, zoals nu ook al het geval is, worden uitgevoerd door de politie.

Ik kom nu op de vragen van de heer Çörüz. Ik heb al met hem gesproken over de vuurwapencentrales. Hij vroeg of ik bekend was – dat was niet het geval, maar nu wel – met het onderzoek "Van 'the instrument of delivery' naar 'the actual agent of harm." Dat betrof munitie in het Nederlandse criminele milieu. Hij wilde weten hoe wij ervoor gaan zorgen dat er een beter zicht komt op munitie en er geen munitie kan weglekken naar het criminele milieu. Het onderzoek is in zoverre interessant dat er goed in wordt aangegeven waar de mogelijkheden zitten voor het weglekken van munitie naar het criminele milieu, maar er is helaas geen opsporingsinformatie bij betrokken waaruit blijkt in hoeverre er sprake is van daadwerkelijke problemen. Ik kreeg even de indruk dat de CDA-fractie vond dat er daadwerkelijk problemen zijn, maar – zo is ons bij navraag gebleken – die blijken niet uit dat onderzoek.

Ik wil er dan ook voor waken om zonder concrete aanwijzingen hele groepen, zoals sportschutters, te criminaliseren. Met de introductie van de circulaire uit 2005 is de regulering en zelfregulering met betrekking tot sportschieten alleen maar stringenter geworden. Behoudens een enkel incident krijg ik geen informatie over grootschalige misstanden. Uit de eerder genoemde Europese richtlijn volgt de verplichting tot het markeren van munitie. Deze richtlijn ligt ter implementatie voor. Na de implementatie ervan kunnen wij met volle kracht vooruit. De implementatie van deze richtlijn ligt op dit moment voor advies bij de Raad van State. Zodra dit advies binnen is, zal ik het uiteraard aan de heer Çörüz doen toekomen.

De heer Çörüz (CDA):

Het is mooi dat die implementatie nu bij de Raad van State ligt. Het is toch zo dat controleurs nu op grond van het Wetboek van Strafrecht helemaal niet de bevoegdheid hebben om privékluizen en de daar aanwezige munitie te controleren? Dat de aantrekkelijkheid van illegale handel in munitie wel degelijk bestaat, is een van de stellingen in het rapport.

Staatssecretaris Teeven:

Zoals ik eerder in antwoord op vragen zei, biedt de Wet wapens en munitie op dit moment al een heel ruime controlebevoegdheid. Als er maar enige informatie bij politie en justitie binnenkomt dat er sprake zou zijn van illegale handel in munitie, bestaat er ook met betrekking tot munitie al de mogelijkheid tot controleren. Dat is niet nieuw; die mogelijkheid is er al. Het probleem is vaak hoe wij moeten omgaan met de verwerking van de CIE-informatie. Daarover ging ook de vraag van de heer Recourt. Er komt regelmatig informatie binnen dat er in munitie wordt gehandeld. Als dit soort CIE-informatie binnenkomt, zou dat vragen om een actie van de zijde van de politie. Daarom is het zo jammer, zeg ik tegen de heer Çörüz, dat de korpsen zo slecht hebben gerespondeerd op de vraag hoe zij met binnenkomende CIE-informatie omgaan en of zij daarop acteren.

Ten slotte heeft de heer Çörüz een vraag gesteld over lijst B. Hij vroeg of ik door een onafhankelijke commissie een lijst kan laten opstellen van luchtdrukwapens die niet op vuurwapens lijken, wat het opnieuw activeren van lijst B inhoudt. De lijsten A en B van de Regeling wapens en munitie bestaan nog wel, maar dat zijn nu referentielijsten. Er zijn nu algemene criteria, aangezien het bijhouden van de lijst een onbegonnen zaak leek. De producent verandert soms één knopje, waardoor het wapen al niet meer onder de lijst valt; dat was het praktische probleem. Nu de algemene criteria in de praktijk toch lastig blijken te werken, ben ik inderdaad in overleg met de uitvoering, de wapenhandel, de sportschutters en de overige luchtdrukwapenbezitters om te bezien hoe wij meer rechtszekerheid kunnen bieden. Ik zal zelf ook bezien in hoeverre een betere regeling op zijn plaats is. Juist omdat het vaak om luchtdrukwapens gaat, kan dit meteen worden gecombineerd met het onderwerp dat mevrouw Helder, de heer Çörüz en de heer Van der Steur met betrekking tot de airsoftsport al in herinnering hebben gebracht. Wij zullen dit in ieder geval doen in goed overleg met de wapenhandel.

Ik denk dat ik hiermee alle vragen van de leden heb beantwoord.

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb nog een vraag gesteld over geluiddempers in verband met het beheren van de wildstand.

Staatssecretaris Teeven:

Ik hoopte al dat de heer Çörüz daarop nog zou terugkomen. Geluiddempers zorgen ervoor dat het geluid van het afgaan van een schot wordt beperkt. Dat is aantrekkelijk voor criminelen maar niet erg aantrekkelijk voor de opsporing. Daardoor hoor je immers niet meer dat een vuurwapen wordt gebruikt. Nu mogen ze in een zeer beperkt aantal gevallen worden gebruikt, namelijk alleen door bijzondere eenheden van de krijgsmacht en de politie. Ik begrijp echter dat er in het kader van de schadebestrijding bij jagers ook de behoefte is om geluiddempers te gebruiken. Naar mijn idee zit de heer Çörüz er een beetje naast als hij zegt dat die Benelux-overeenkomst anders kan worden geïnterpreteerd. Wij denken dat de ruimte daarvoor er niet is, ook niet met de bijbehorende Benelux-beschikking. Ook over dit onderwerp heb ik echter gesproken met mijn collega van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Wij zijn voornemens om te bekijken of het in het kader van flora- en faunabeheer mogelijk is om onder zeer stringente voorwaarden geluiddempers te hanteren. Ik zeg wel tegen de heer Çörüz dat dit niet iets is om even snel te regelen. Ik wijs hem erop dat zelfs binnen het overheidsapparaat zeer weinig politiediensten, namelijk alleen gespecialiseerde diensten, gebruik mogen maken van geweren met geluidsdempers. Dit is dus een onderwerp dat je zeer nauwkeurig moet regelen, want als er iets mis gaat, is de kans dat je niet meer op kunt sporen en helemaal niet aan vervolging toekomt, zeer groot.

De heer Recourt (PvdA):

Moeten we het dan maar gewoon niet regelen als het risico zo groot is en het belang zo beperkt?

Staatssecretaris Teeven:

Ik zeg niet dat het belang beperkt is. Ik heb de vertegenwoordiger van de CDA-fractie goed gehoord. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie vindt het ook een groot belang. Er is dus wel een belang, maar er kleeft een enorm risico aan. Daarom zeg ik dat we dat zullen bekijken. We gaan ook met België en Luxemburg bekijken of er ruimte is. Het zal echter moeilijk worden om het te regelen. Niet onmogelijk, maar wel moeilijk.

De heer Çörüz (CDA):

Volgens mij is er wel discussie tussen juristen over de Benelux-overeenkomst, maar dat terzijde. Ik hecht eraan om dit geregeld te hebben. Tegenover het argument dat criminelen eventueel zo'n geluidsdemper zouden gebruiken, stel ik dat die elkaar toch wel afschieten, of dat nu geluidloos is of met geluid. Ik vind dat geen sterk argument. Als je in het kader van wildstandbeheer geen paniek wilt veroorzaken en dat zou op deze wijze kunnen, zou het mij lief ding waard zijn om het te regelen.

Staatssecretaris Teeven:

Ik zeg de heer Çörüz toe dat ik ernaar zal kijken, maar dat ik met de heer Recourt van mening ben dat de gevaarzetting buitengewoon groot is. We moeten dus heel veel meer veiligheidskleppen inbouwen dan bij bijvoorbeeld airsoft en de gilden. Van de drie onderwerpen, is dit echter wel het moeilijkste om te regelen.

Mevrouw Berndsen (D66):

Ik hoop dat de staatssecretaris het opsporingsbelang belangrijker vindt dan het belang dat wordt gehecht aan de wildstandbeheer.

Staatssecretaris Teeven:

Ik zeg toe dat we goed gaan bestuderen wat de mogelijkheden zijn en dat we over die afweging de Kamer zullen berichten.

De voorzitter:

Is er onder de leden behoefte aan een tweede termijn? Alleen de heer Çörüz geeft aan behoefte te hebben aan een tweede termijn.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezeggingen om airsoft, de schutterijen en de circulaire te bekijken. Mijn fractie is het eens met u ...

De voorzitter:

... ik sta niet op de lijst.

De heer Çörüz (CDA):

Excuses, excuses, excuses. De staatssecretaris moet ik aanspreken. Voorzitter, dank dat u mij corrigeert.

Mijn fractie is het met de staatssecretaris eens dat preventief fouilleren gewoon hoort en een aanvullende maatregel is om de illegaliteit van wapens en steekwapens te beheersen. We moeten daar niet zo'n koudwatervrees voor hebben.

Mij rest een aantal concrete puntjes. Over de vuurwapencentrale zei de staatssecretaris dat die centraal geregeld wordt in de nieuwe politiestructuur. Maar wat gebeurt in de tussentijd?

Ik vraag mij af of diefstallen uit depots – ik heb als voorbeeld Albanië genoemd – ergens Europees worden geregistreerd.

Ik wil de staatssecretaris met een motie aanmoedigen en prikkelen om het gebruik van geluidsdempers toch te regelen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zowel het Nationale Park de Hoge Veluwe als natuurliefhebbers aandringen op het toestaan van geluiddempers bij het beheer van bijvoorbeeld wilde zwijnen, reeën en herten omdat deze dieren dan door het schot niet worden verstoord;

constaterende dat het gebruik van geluiddempers, maar ook andere middelen voor het wildbeheer zowel op basis van nationale als Benelux-wetgeving niet lijkt te kunnen worden toegestaan;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het wenselijk is dat geluiddempers en andere middelen voor het wildbeheer worden toegestaan en aan de Kamer te rapporteren over de daartoe te nemen maatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz en Van der Steur. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32206).

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Het door de heer Çörüz gevraagde onderzoek heb ik eigenlijk al toegezegd. Ik laat het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer. Ik vind de motie eigenlijk overbodig. De heer Çörüz hoeft mij echt niet aan te sporen. Ik zal ervoor zorgen dat dit onderzoek wordt gedaan en de uitkomst daarvan zien wij tegemoet. Ik verzet mij niet tegen het onderzoek, want dat heb ik al toegezegd.

De voorzitter:

Is deze hartelijke toezegging van de staatssecretaris voor de heer Çörüz wellicht reden om zijn motie in te trekken?

De heer Çörüz (CDA):

Na deze uitgebreide toezegging kan ik mijn motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Çörüz/Van der Steur (32206, nr. 8) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik wil inventariseren in welke politieregio's er geen vuurwapencentrale is, althans waar dit niet goed wordt bijgehouden. Ik zal tijdelijk voorzien in bijstand voor de desbetreffende korpsen. Dit kan gebeuren door te kijken welke korpsen al samenwerken en tijdelijk hierin te voorzien op de plaatsen waar er een omissie is. Ik ga ervan uit dat er binnen de nationale politie tien regio's komen en dan zal iedere regio zo'n centrale krijgen.

Dan de vuurwapens die uit depots in Albanië worden gestolen. Wij zijn daarbij ook afhankelijk van Albanese autoriteiten. Ik kan niet garanderen dat dit altijd in Europees verband wordt gemeld. Soms weten wij het niet. In sommige landen is diefstal uit militaire depots een dark number. Ik heb al aangegeven dat ik het Pools voorzitterschap zal aanspreken op de problemen rond wapenhandel. Daarbij gaat het ook om het gelijkschakelen van de aanpak van vuur- en steekwapens. Dat laatste onderwerp is door mevrouw Gesthuizen naar voren gebracht. Het is van belang om het bezit en het gebruik van steek- en vuurwapens terug te dringen. Die inspanning blijft de regering plegen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Morgen bij de eindstemming zal over het wetsvoorstel worden gestemd.

Sluiting 17.50 uur.

Naar boven