2 Volkshuisvesting BES

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Regels inzake de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES) (32473).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Lucassen (PVV):

Voorzitter. De PVV neemt het woord over de Antillen. U zult waarschijnlijk denken: dan komen wij uit op drie onderwerpen, namelijk corruptie, falend bestuur en die vreselijke schuldsanering die ons miljarden heeft gekost. Ook vandaag zitten deze onderwerpen in ons betoog.

Ik wil echter beginnen met het milieu, een onderwerp waarbij men misschien niet direct aan de PVV denkt; dat is niet helemaal terecht. Natuurlijk is het waar dat wij niet direct tranen in onze ogen krijgen bij beelden van zwemmende ijsbeertjes of van afbrekende ijsklontjes – onze partij drijft niet mee op de golfstroom van de klimaathysterie – maar de PVV staat wel voor een goed milieubeheer. Het belang daarvan wordt helaas vaak extra duidelijk na een incident waardoor schade aan het milieu ontstaat.

In september 2010 woedde er een hevige brand bij de olieopslag van het bedrijf BOPEC op Bonaire. Daarbij ging meer dan 200.000 liter olie in vlammen op en een gedeelte van de olie kwam in het milieu terecht. Met de blusmiddelen van BOPEC en van de brandweer van Bonaire was men niet in staat om het vuur onder controle te krijgen. De Nederlandse marine moest er zelfs aan te pas komen om assistentie te verlenen bij het blussen van de brand. Eerder kwam bij BOPEC ook al olie in het milieu terecht, dit keer door overstroming van de opslagtanks door regenval. Het bedrijf bleek niet te beschikken over milieuvergunningen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe lang zijn bedrijven zoals BOPEC op de eilanden actief geweest zonder in het bezit te zijn van noodzakelijke vergunningen? Een belangrijkere vraag is: zijn de nieuwe eisen die worden gesteld aan de milieuvergunningen toereikend om de veiligheid van deze bedrijven te vergroten en dit soort incidenten te voorkomen, of hebben wij hier weer te maken met een uitgeklede en gesimplificeerde wetgeving vanwege ligging, klimaat, reliëf et cetera?

De PVV maakt zich ook zorgen over de handhaving. Er zijn te weinig middelen en te weinig handhavers. Wat nog erger is: de handhaving wordt overgelaten aan de lokale toezichthouders. Dat brengt mij bij mijn volgende punt: corruptie. Wat wordt er namelijk gezegd over handhaving op de Antillen? Ik citeer: de problemen van handhaving in een kleine gemeenschap spelen nadrukkelijk; de politieke en sociale consequenties voor ambtenaren en bestuurders zijn veel groter dan in het Europese deel van ons land; juist door het gesloten en kleinschalige karakter van de samenleving op de eilanden kan het moeilijk, zo niet onmogelijk zijn om op te treden tegen inrichtingen waarin de lokale overheid soms medeparticipant is. Oftewel: het is een corrupte bende waar belangenverstrengeling en vriendjespolitiek eerder regel dan uitzondering zijn. De PVV is blij dat de regering de problemen met de corruptie op de eilanden nu ook als zodanig benoemt. Wij vragen hier immers al jaren aandacht voor.

Benoemen alleen is natuurlijk niet genoeg: je moet de problemen ook aanpakken. Welke oplossing wordt er dan voorgesteld? Er moet een integriteitscode komen voor handhavers. Van zo'n voorstel krijg ik wel tranen in mijn ogen. Hoe moet zo'n integriteitscode eruit zien? Moet ik dan denken aan een soort tien geboden voor de lokale toezichthouder: gij zult geen geld aannemen van een rijke multinational, of gij zult streng optreden tegen het bedrijf dat het hele eiland van stroom en drinkwater voorziet? De PVV heeft weinig vertrouwen in handhaving door lokale toezichthouders. Toezichthouders moeten niet alleen optreden onder begeleiding van inspecteurs van het Rijk, maar ook onder verantwoordelijkheid van het Rijk. Is de staatssecretaris bereid om dit toe te zeggen?

Mijn volgende punt betreft het wonen op de BES-eilanden. De eilanden hebben net als Nederland een migratieprobleem, maar zoals wij weten is het op de eilanden allemaal net even iets anders dan bij ons, soms zelfs compleet het tegenovergestelde. De eilanden hebben geen last van een toestroom van kansarme immigranten uit bijvoorbeeld Marokko of Turkije. Nee, de eilanden schijnen last te hebben van een toestroom van kansrijke en welgestelde immigranten uit Nederland. Dus krijgen de lokale autoriteiten via de huisvestingsverordening de mogelijkheid om "verdringing van de eigen bevolking door immigranten te voorkomen". Laten wij dan eerst vaststellen dat iemand die zich vanuit Nederland op de BES-eilanden wil vestigen, schijnbaar als immigrant wordt beschouwd. Omgekeerd moeten wij dan misschien de bewoners van de BES-eilanden die naar Nederland willen komen, ook als immigrant beschouwen. Waarvan akte. Verder is het natuurlijk opmerkelijk dat in Nederland op grond van de huisvestingsverordening veel immigranten worden voorgetrokken op de woningmarkt, terwijl op Bonaire, Statia en Saba Nederlanders op grond van de huisvestingsverordening kunnen worden geweerd.

De PVV wil weten wanneer sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten op de woningmarkt die tot dit soort maatregelen moeten leiden. Welke eisen zullen worden gesteld aan nieuwe vestigers en wie gaat daarop controleren? Is de minister met ons van mening dat met een dergelijke regeling ook de deur voor corruptie weer wagenwijd wordt opengezet? Hoe gaat de minister dat voorkomen? In Nederland is de VROM-Inspectie belast met de toetsing van de rechtmatigheid van de huisvestingsverordeningen. Zal de inspectie die taak ook op de BES-eilanden vervullen? Graag een toezegging van de minister.

Verder is de PVV van mening dat Nederlanders het recht van vrije vestiging op de BES-eilanden moeten hebben. Ik overweeg hierover een motie in te dienen. Het kan natuurlijk nooit zo zijn dat Nederlands belastinggeld wel welkom is op de eilanden, maar de Nederlandse belastingbetaler niet.

De heer Van Bochove (CDA):

Mag ik uit deze stellingname van de PVV de conclusie trekken dat de PVV in ieder geval op één punt van gedachten veranderd is, namelijk op het punt van de vrije vestiging van Antillianen en Arubanen – ik moet het natuurlijk anders formuleren: mensen van Curaçao, Sint-Maarten, Aruba en de BES-eilanden – in Nederland?

De heer Lucassen (PVV):

Als wij het hebben het over de BES-eilanden, hebben wij het over de Nederlandse gemeenten. Daar moet gewoon vrije vestiging mogelijk zijn.

De heer Van Bochove (CDA):

Zo makkelijk komt u er niet mee weg. Mijn vraag had een diepere lading. Wilt u ook op het andere element ervan ingaan?

De heer Lucassen (PVV):

Over de andere landen binnen het Koninkrijk hebben wij inderdaad een heel andere mening. Dat klopt.

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Lucassen doet alsof dit een heel rare regel is, maar heeft hij het afgelopen jaar wel eens in dit land rondgetrokken? Is hij wel eens naar dorpen geweest?

De heer Lucassen (PVV):

Ik ben wel eens in dorpen geweest. Sterker nog: ik woon zelfs in een dorp.

De heer Van Dam (PvdA):

Is het de heer Lucassen bekend dat in een dorp ook vaak eisen worden gesteld als je daar een huis wilt huren of kopen, om ervoor te zorgen dat geen verdringing van de lokale dorpsbevolking optreedt en dat de kinderen die in het dorp worden geboren, daar ook makkelijk aan een huis kunnen komen? Je kunt in Nederland niet zomaar een huis huren in een dorp. Ik weet niet of dat de heer Lucassen ooit is opgevallen.

De heer Lucassen (PVV):

In Nederland wordt juist in het kader van de stadsvernieuwing geschreeuwd en gesmeekt om invloeden van buitenaf. De verhoudingen liggen dus net even iets anders dan de heer Van Dam zegt.

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Lucassen heeft het nu over stadsvernieuwing. Ik had het over dorpen. Die hebben een heel andere schaal, zoals de drie eilanden ook een heel andere schaal hebben. In Nederlandse dorpen bestaat gewoon de mogelijkheid om eisen te stellen. Als je vanuit de stad graag naar een dorp wilt, zul je eerst moeten aantonen dat je iets met dat dorp hebt, dat je daar een baan of familie hebt enzovoorts. Dat vinden wij heel normaal. Ik heb de heer Lucassen daar nog nooit over gehoord. Kennelijk vindt hij dat daar andere regels moeten gelden dan de regels die wij in Nederland toelaten voor dorpen hier.

De heer Lucassen (PVV):

Ik constateer dat deze huisvestingsverordeningen de ruimte bieden om Nederlanders categoraal te weigeren op de eilanden. Aangezien Nederland miljarden in die eilanden heeft gepompt, is dat niet de bedoeling.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is het punt niet. De vraag is of je dit soort kleine gemeenschappen de mogelijkheid wil bieden om te zeggen: van mensen uit de eigen gemeenschap willen wij wel de zekerheid hebben dat ze hier gewoon een huis kunnen vinden en ze dus niet hun heil elders moeten zoeken. Dat is wat we in Nederlandse dorpen goed vinden. Ik vind het niet zo gek dat we dan tegen de eilanden zeggen dat ze precies hetzelfde mogen doen. U vindt het kennelijk gek. Dan wilt u misschien met twee maten meten, maar dat lijkt mij niet de manier waarop we in dit land met elkaar omgaan.

De heer Lucassen (PVV):

Het heeft helemaal niets te maken met het met twee maten meten. Deze huisvestingsverordeningen gaan gewoon gebruikt worden om Nederlanders te weren van de eilanden. Wij willen dat er heel streng toezicht op wordt gehouden zodat dit niet gebeurt.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik probeer het met een andere vraag. Als de heer Lucassen een voorstander is van vrije vestiging is mijn vraag aan hem hoe hij dat eigenlijk wil kanaliseren. Ik hoor hem spreken over een migratiestroom richting de BES-eilanden. Dan wil ik graag weten hoe hij dat allemaal wil kanaliseren. Hoe gaat hij dat doen als de huisvestingsverordening wat hem betreft te ruim is?

De heer Lucassen (PVV):

De bevoegdheid wordt neergelegd bij het lokale bestuur. Dat gaat beslissen wie er wel en niet welkom zijn op die eilanden. Zoals we weten, is het lokale bestuur nogal gevoelig voor financiële prikkels. Dus daar ligt gewoon een corruptiegevaar. Buiten dat moet, zoals in Nederland ook gebeurt, die huisvestingsverordening getoetst worden op rechtmatigheid; is er reden om beperkingen op te leggen aan nieuwe vestigers op die eilanden? Dat is waar wij naar streven met mijn voorstel.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De bevoegdheid rond de huisvestingsverordening ligt ook in Nederland bij de gemeenteraad. Ik vind het dan ook een beetje raar wat de heer Lucassen nu zegt. Een ding moet hij niet vergeten: de BES-eilanden zijn inmiddels onderdeel geworden van het Nederlands grondgebied. Het is dus niet meer "wij-zij", maar het is nu "wij" geworden. Dus we zullen zo veel mogelijk moeten streven naar synchrone wetgeving. Waar dat mogelijk is, moeten er aanpassingen gepleegd worden. Het zijn gewoon eilanden net als de Waddeneilanden. Hoe wil de heer Lucassen er zorg voor dragen dat alles ten aanzien van de eilanden, zoals economische ontwikkeling en milieu, met elkaar in balans blijft?

De heer Lucassen (PVV):

Ik haal uit de vraag van mevrouw Ortega weer het kernprobleem. Aan de ene kant wordt er door haar gesteld dat de eilanden bij ons horen. Dat is een feit, overigens niet een feit waar de PVV heel erg blij mee is, want wij hadden de eilanden liever buiten het hele Koninkrijk gezien, maar dat is bekend. Aan de andere kant zegt mevrouw Ortega dat daar waar nodig, uitzonderingen gemaakt moeten kunnen worden. Enerzijds moet alles dus synchroon lopen maar anderzijds is het allemaal weer zo speciaal dat er uitzonderingen gemaakt moeten worden. Wij willen gewoon goed toezicht op dit soort regelingen. Buiten dat: als wij het hebben over de prijsontwikkeling van huizen en de ontwikkeling van de economie, zou men juist open moeten staan voor mensen die zich daar willen vestigen vanuit Nederland.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Tot mijn grote spijt moet ik concluderen dat de heer Lucassen iets zegt om te zeggen en zich er helemaal niet bewust van is wat de gevolgen zijn van de standpunten die hij hier inneemt. Als hij hierop geen duidelijk antwoord heeft, moet ik constateren dat dit alleen maar weer populistisch gekraai is.

De heer Lucassen (PVV):

Nou, dat was heel pijnlijk. Ik voel hem nog steeds, mevrouw Ortega. Eigenlijk zegt u niet zoveel anders dan wat ik zeg, namelijk dat het toezicht op de BES-eilanden hetzelfde moet zijn als dat in Nederland. Dat is ook wat ik vraag, namelijk streng toezicht op de huisvestingsverordeningen, zodat die niet misbruikt kunnen worden.

Voorzitter. Miljarden aan schuldsanering. Het is droevig en eigenlijk beschamend om er elke keer weer achter te komen dat er op de eilanden nauwelijks een goed werkende riolering is, dat er geen permanente waterzuivering is, dat de afvalverwerking eigenlijk is blijven steken op het niveau van de middeleeuwen, namelijk gewoon in een gat gooien en afdekken. En dat na al die miljarden. Waar zijn die miljarden toch gebleven?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik snap best dat het allemaal een beetje stennis schoppen en provoceren is, maar als u elke keer spreekt over miljarden, moet u ook even zeggen hoeveel schuldsanering er heeft plaatsgevonden voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

De heer Lucassen (PVV):

Als we nu eens helemaal op een bonnetje konden krijgen waar elke cent van die schuldsanering naartoe was gegaan, dat zou toch prachtig mooi zijn, mijnheer Van Dam?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik ben niet degene die hier allemaal onzinnige bedragen het parlement in slingert, dat doet u. Onderbouw het dan eens.

De heer Lucassen (PVV):

Nogmaals, ik zou meer onderbouwing willen hebben waar dat geld nu eigenlijk gebleven is. Er is totaal geen overzicht waar die schuldsanering die is verstrekt aan de Nederlandse Antillen voor bestemd is en waar het geld voor die leningen is gebleven. Wat dat betreft ben ik net zo nieuwsgierig als de heer Van Dam wat de verhoudingen nu precies zijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit was een heel lange zin om te zeggen dat u een beetje uit uw nek kletste, want u weet het eigenlijk niet.

De heer Lucassen (PVV):

Ik wil hier eigenlijk niet eens op reageren.

Voorzitter. Klopt het dat de waterzuiveringsinstallaties op Bonaire ook nog door Nederland bekostigd worden? Zullen de andere basisvoorzieningen, die eigenlijk allang geregeld hadden moeten zijn, ook door Nederland gefinancierd worden? Hoeveel moet dat gaan kosten? De PVV-fractie ziet de bonnetjes graag tegemoet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil een gewetensvraag aan de PVV stellen. Is zij nu voor opbouw of voor afbraak van de BES-eilanden? Ik heb nog geen enkel positief voorstel gehoord. Het is zoals het is. De heer Lucassen heeft uitgebreid uiteengezet wat zijn plannen waren met de eilanden, maar die zijn gelukkig niet doorgegaan. Wat wil hij nu eigenlijk met de BES-eilanden?

De heer Lucassen (PVV):

Natuurlijk had de PVV alle Antillen zo snel mogelijk uit het Koninkrijk willen hebben, maar dat is niet gelukt. Zij zijn nu voor een gedeelte deel van Nederland. Als zodanig moeten zij ook voldoen aan de eisen die wij hier in Nederland hebben. Als zij deel zijn van Nederland, moeten we ook afstappen van het tweeslachtige beleid dat zij aan de ene kant zo veel mogelijk moeten meedraaien binnen Nederlandse wetgeving, maar dat wij aan de andere kant zo veel mogelijk uitzonderingen maken, want de eilanden zijn zo uniek. Ja, ze zijn hartstikke uniek, daar ben ik het mee eens, maar op deze manier komen we daarmee niet verder.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik begin mij het volgende af te vragen. De heer Lucassen zegt aan de ene kant dat zij bij ons horen, en dat onderschrijf ik, maar aan de andere kant worden er toch een soort eerste- en tweederangsburgers gecreëerd; de burgers in Nederland en de burgers op de BES. Mijn indringende vraag is of de PVV dat van plan is. Is zij nu voor opbouw of voor afbraak van de eilanden? Het lijkt mij niet zo heel ingewikkeld om daar antwoord op te geven in plaats van de inbreng nog een keer op te lezen.

De heer Lucassen (PVV):

Opbouw of afbraak. Afbraak daar hoeven wij die eilanden niet bij te helpen, want dat kunnen zij schijnbaar zelf als geen ander, dus moet er sprake zijn van opbouw. De opmerking over een tweedeling of tweederangsburgers is totale onzin.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik zie graag de concrete plannen tegemoet van de PVV, behalve wat populistisch gebrabbel dat deze eilanden zichzelf wel naar de knoppen helpen. Ik zou zeggen dat je dat niet zomaar de zaal ingooit, maar nader moet onderbouwen. Ik ben benieuwd wat de plannen van de PVV zijn om te komen tot opbouw van de BES-eilanden. Heeft de heer Lucassen dat ook voorbereid?

De heer Lucassen (PVV):

Alles staat of valt met de kwaliteit van het bestuur op die eilanden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het gaat er nu om wat u gaat doen.

De heer Lucassen (PVV):

We hadden het over de kwaliteit van bestuur op die eilanden. Daar staat of valt alles mee. De PVV heeft al jaren aandacht gevraagd voor wat daar allemaal aan mankeert, hoeveel corruptie daar is en wat voor falend beleid daar wordt gevoerd, waardoor Nederland zoveel miljard aan schulden heeft moeten overnemen voor alle eilanden. We weten niet eens wat daarmee is gebeurd, terwijl as we speak door datzelfde bestuur alweer nieuwe schulden worden gemaakt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik stel vast dat het blijkbaar moeilijk is om van de grijsgedraaide grammofoonplaat af te stappen en antwoord te geven op een vrij eenvoudige vraag van mijn kant. Ik krijg nu een soort standaardantwoord. Het is treurig dat de PVV niet in staat is een perspectief te schetsen en in plaats daarvan steeds dezelfde standaardteksten herhaalt. Dat is jammer. Ik houd het hierbij, want de heer Lucassen en zijn partij hebben het niet in zich om een beetje te improviseren. Zij gebruiken alleen maar voorgedrukte en voorgeprogrammeerde teksten. Dat is heel jammer.

De heer Lucassen (PVV):

Dit is vreselijk pijnlijk en het duurt lang voordat ik van deze steek ben bijgekomen. Wij hebben het over de kwaliteit van het bestuur, daarmee staat of valt alles. Als mevrouw Van Gent dat een grijsgedraaide grammofoonplaat noemt, raad ik haar aan de kranten bij te houden om te lezen wat daar bijna elke week weer in staat over dat falende bestuur en de corruptie op de eilanden.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Lucassen zegt dat het bestuur weer allemaal schulden maakt. Dat bevreemdt mij, omdat er een College financieel toezicht is ingesteld. Als hij dat zegt, geeft hij een brevet van onvermogen aan de regering, maar ook aan de Tweede Kamer, want de bedoeling is dat wij de vinger hierop leggen. Daarom zijn wij tot bepaalde wetgeving gekomen.

De heer Lucassen (PVV):

Ik ben het met mevrouw Ortega eens. Het College financieel toezicht doet zijn uiterste best. Het is een zware opgave om door de administratieve chaos daar heen te prikken en een goed beeld te krijgen. Zij neemt daarmee wel een beetje een voorschot op het debat dat wij binnenkort zullen voeren over de waarborgfunctie. Dan zal dit onderwerp uitgebreid aan de orde komen. Ik ben het met haar eens dat de Kamer toezicht moet houden op wat daar gebeurt. Ik neem aan dat ik mevrouw Ortega aan mijn zijde zal vinden in het komende debat.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Lucassen probeert mij nu allerlei woorden in de mond te leggen. Ik heb een andere visie op de waarborgfunctie en de manier waarop wij daarmee omgaan. Hij heeft mijn vraag nog niet beantwoord. Hij zegt heel stellig dat men daar bezig is om schulden te maken. Dan vraag ik aan hem om feitelijke informatie over die schulden. Hoeveel schuld is daar inmiddels opgebouwd?

De heer Lucassen (PVV):

Ik kan alleen maar constateren dat de begroting op de diverse eilanden de nodige problemen oplevert. In mijn optiek leidt dit weer tot nieuwe schulden en in ieder geval tot een nieuwe hulpvraag in onze richting. Daarvoor moeten wij waken.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik moet jammer genoeg weer concluderen dat er alleen maar sprake is van iets zeggen om te zeggen.

De voorzitter:

Dat was een conclusie, de heer Lucassen hoeft daarop niet te reageren.

De heer Lucassen (PVV):

Dit is echt totale onzin. Ik zeg helder waaraan het schort, waarvoor wij moeten waken en wat wij zullen behandelen. Ik kan niet anders zeggen dan dat de grijsgedraaide grammofoonplaat eerder aan de andere kant van de interruptiemicrofoon wordt gebruikt dan aan mijn kant.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. De eilanden van het Caraïbisch gebied van het Koninkrijk zijn kwetsbaar op het terrein van natuur en milieu. Er is een grote rijkdom aan natuur en biodiversiteit. Die rijkdom wordt zichtbaar in de voor ieder eiland specifieke flora en fauna. Nog onlangs waren daarvan prachtige beelden te zien in een televisieprogramma. Ik heb de afgelopen jaren met sommige collega's in die gebieden mogen rondkijken, wij zijn er rondgeleid door organisaties en hebben kunnen zien hoe belangrijk die rijkdom is. Bescherming hiervan en van de onderwatermilieus en koralen is van grote betekenis. Dit vraagt om beleid waarin voor een deel in het voorliggende wetsvoorstel is voorzien.

De CDA-fractie heeft in het verslag enkele vragen aan de regering voorgelegd; ze zijn tot tevredenheid beantwoord. De Raad van State wijst er in zijn advies bij het wetsvoorstel op dat het van wezenlijk belang is om bij de formulering van BES-wetgeving rekening te houden met enkele bijzondere aandachtspunten. De raad noemt het van Nederland sterk afwijkende insulaire karakter van de BES-eilanden, de kleine oppervlakte ervan, de geringe bevolkingsomvang, het moeilijke reliëf en de economische afhankelijkheid van de eilanden van slechts enkele producten. Uit de reactie van de staatssecretaris blijkt dat dit ook is gebeurd. De staatssecretaris laat ons weten dat het wetsontwerp slechts de minimaal noodzakelijke wet- en regelgeving bevat om op termijn de eilandgebieden op een aanvaardbaar niveau te brengen voor de bouw- en huisvestingsvoorschriften, voorschriften voor afvalstoffen, afvalwater, milieuprogramma's, milieueffectrapportages en bodembescherming. Daarnaast wijst hij er in zijn antwoord op dat de gekozen aanpak het mogelijk maakt om, indien noodzakelijk, direct via AMvB en/of ministeriële regeling dan wel via een eilandsverordening, in te spelen op mogelijk noodzakelijke veranderingen en op de actualiteit.

De CDA-fractie steunt deze benadering. Die vraagt overigens wel een voortdurende alertheid van zowel het eilandbestuur als van de verantwoordelijke bewindslieden in Nederland. Ik vraag beide bewindslieden hoe alle partijen hieraan invulling geven. We moeten namelijk vaststellen dat de minister verantwoordelijk is voor een deel van de regelgeving en de staatssecretaris voor een ander deel. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de Kamer bijvoorbeeld tweejaarlijks zal worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op dit terrein? En hoe gaat de minister dat voor zijn deel doen, kiest ook hij ervoor om de Kamer met een zekere regelmaat te informeren? En is een specifieke invulling per eiland mogelijk?

Net als Nederland kennen ook de BES-eilanden betrokken inwoners, die zijn begaan met het behoud van waardevolle natuur. Vaak hebben deze inwoners zich georganiseerd. De betreffende organisaties beschikken over een schat aan kennis, gericht op de specifieke omstandigheden van flora en fauna. Gebruikmaken van die kennis is noodzakelijk, zeker als zaken afwijken van het Nederlandse. Contacten in het verleden hebben ons geleerd dat deze organisaties lang niet altijd serieus worden genomen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de betreffende organisaties de plaats krijgen die passend is voor hun kennis van en betrokkenheid met het eiland, voor het behoud van flora en fauna? En zijn beide bewindslieden bereid om deze benadering ook aan de eilandbesturen voor te leggen, zodat ook zij vanuit een meer positieve houding met deze groepen omgaan?

De CDA-fractie stelt vast dat de Kamer de nodige kanttekeningen heeft gemaakt bij dit wetsontwerp. Dat heeft geleid tot een nota van wijziging. De CDA-fractie stemt in met dit wetsontwerp en de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen. Ik zie uit naar de antwoorden van de regering en wacht het oordeel over de ingediende amendementen af.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Als samenleving hebben wij een verantwoordelijkheid voor ons nageslacht. Wat voor wereld willen wij nalaten, hoe kunnen wij ervoor zorg dragen dat de voor een groot deel ongerepte natuur en schone lucht van de mooie BES-eilanden intact blijven?

De ChristenUniefractie steunt het streven van de regering om met eenvoudige wetgeving maximaal rentmeesterschap te bewerkstelligen. De wettelijke bescherming van milieu en natuur op de BES-eilanden is dringend noodzakelijk, zeker in het licht van de economische ontwikkelingen. Door het stellen van wettelijke regels blijven de eilanden aantrekkelijk voor toeristen, werken de BES-eilanden aan een duurzame ontwikkeling en zijn hun kinderen verzekerd van een goede toekomst. Welke visie hebben de bewindspersonen op de balans en het behoud van natuur en milieu, en de economische ontwikkeling? Welke acties, naast de in te voeren wetgeving, zullen worden ondernomen om bedrijven die zich op de BES-eilanden willen vestigen, bewust te maken van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid? Hoe wordt maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van planning gestimuleerd? Graag een reactie.

Huidige en toekomstige inwoners zullen zich ervan bewust zijn dat zij behoedzaam met natuur en milieu moeten omgaan. Zoals de heer Van Bochove zei, is er op Bonaire een grote groep rond Rincón die opkomt voor de natuur, maar er zullen ook nieuwe mensen komen. Er moet worden gestreefd naar een natuurlijke bewustwording die duurzaam is. Is de regering van plan om naast informatie en communicatie over de nieuwe regels, aandacht te besteden aan een bredere bewustwording van de omgang met natuur en milieu?

Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken vormt het kader van een reeks nieuwe regelgevingen die van toepassing zullen worden op de BES-eilanden. De ChristenUnie is voor groene regelgeving maar zij is ook realistisch. Er moet sprake zijn van een goede balans tussen enerzijds regelgeving opgelegd vanuit het Europese deel van Nederland en anderzijds het intact houden en respecteren van de lokale autonomie van de BES-eilanden. Onderscheidende wetgeving waar nodig, maar tevens gelijkwaardigheid waar mogelijk; gelijkwaardigheid op basis van duidelijke criteria. Dit vraagt dus om een uiterst gedegen aanpak. Ik heb daarom gepleit voor een gefaseerde aanpak en het komen tot keuzen aan de hand van duidelijke criteria. Is de staatssecretaris voornemens, zijn beslissingen over invulling van de AMvB's en ministeriële regelingen te baseren op zorgvuldig opgestelde criteria in samenwerking met de bestuurscolleges van de BES-eilanden? Zijn hierover reeds schriftelijke bestuurlijke afspraken gemaakt?

Mijn fractie dankt de bewindslieden voor de beantwoording van de vragen in de nota naar aanleiding van het verslag en is blij dat de regering een aantal kanttekeningen van mijn fractie heeft omgezet in een nota van wijziging, onder andere de wens van de ChristenUniefractie om de begrippen "beschermde soorten" en "habitat" aan de begripsbepaling van artikel 1.2 toe te voegen. Ook is in artikel 9.2 van dit wetsvoorstel alsnog een bepaling opgenomen die het mogelijk maakt om aan een vergunning in verband met stoffenpreparaten en genetisch gemodificeerde organismen, in lijn met de Wet milieubeheer, beperkende voorwaarden op te leggen. Tot slot ben ik blij dat de regering gehoor heeft gegeven aan de oproep van de ChristenUniefractie door alsnog in een voorhangprocedure ten aanzien van het inrichtingenbesluit en het besluit bouwen BES te voorzien. De fractie van de ChristenUnie is echter ervan overtuigd dat een voorhangprocedure eveneens voor het besluit risico's zware ongevallen BES en voor het besluit betreffende ontgrondingen BES wenselijk is. Ik heb hiertoe twee amendementen ingediend en krijg daarop graag een reactie.

Ik ga nu in op een aantal specifieke thema's van dit wetsvoorstel. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat niet alle Europese regelgeving van toepassing kan zijn op de BES-eilanden en dat het onmogelijk is om op korte termijn het hele acquis over te nemen. Is dit volgens de staatssecretaris qua milieuwetgeving het maximaal haalbare voor de BES-eilanden of kunnen wij op langere termijn meer verwachten? Kan de staatssecretaris meer vertellen over wat hij op milieugebied wil regelen op langere termijn? Is het trouwens definitief dat de BES-eilanden de LGO-status zullen behouden of is de regering voornemens om toch te streven naar de UPG-status?

De staatssecretaris stelt in de nota naar aanleiding van het verslag dat de vrijwillige implementatie van de milieurichtlijnen niet met zich brengt dat Europese fondsen beschikbaar komen. Dat begrijp ik, maar dat betekent wel dat de BES-eilanden verstoken blijven van een aantal voordelen. Wat gaat de minister eraan doen om de BES-eilanden hierin tegemoet te komen? De ChristenUnie vindt dat de BES-bestuurders hierin duidelijkheid mogen verwachten van de minister. De staatssecretaris stelt dat met betrekking tot de EG-verordeningen inzake de registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen eerst beleidsanalyses dienen te worden ontwikkeld met betrekking tot het chemischestoffenbeleid op basis van de actuele situatie ter plekke. Voor welke datum denkt de staatssecretaris deze beleidsanalyses te kunnen hebben?

Er zijn nog geen adequate voorzieningen met betrekking tot afvalwater. Het is niet mogelijk om de gehele afvalwaterproblematiek op korte termijn op te lossen. Daarom, zo schrijft de staatssecretaris, is het noodzakelijk dat stelselmatig en planmatig wordt gewerkt aan het oplossen ervan. Ik vraag hem wie hiervoor verantwoordelijk wordt en wie hierop toezicht zal houden. Op 22 oktober 2010 is aan een aantal adviesbureaus in Nederland en de Cariben offerten gevraagd om een verkennend bodemonderzoek uit te voeren. De staatssecretaris liet weten dat dit onderzoek voor 1 januari 2011 uitgevoerd zou worden. Dit lijkt mij wel erg kort dag, of is er een fout geslopen in de nota naar aanleiding van het verslag? Indien dat niet het geval is, is dat rapport er al en wat zijn de resultaten ervan?

De fractie van de ChristenUnie begrijpt dat wij terughoudend moeten zijn met regelgeving over verpakkingen en sluitingen van stoffen en mengsels. Op basis van artikel 9.1, eerste lid, heeft een producent of een importeur van stoffen, preparaten of genetisch gemodificeerde organismen een zorgplicht. Hij kan worden aangesproken indien sprake zou zijn van ondeugdelijke verpakkingen en sluitingen. Echter, niet iedereen kan tot die conclusie komen bij het lezen van dit artikel. Op welke criteria gaat staatssecretaris handhaven? Wanneer is sprake van ondeugdelijke verpakkingen en sluitingen? Daarover moet meer duidelijkheid komen. Graag ontvang ik daarop een reactie. Ik heb een amendement ingediend om analoog aan artikel 9.2.1.3 van de Wet milieubeheer een informatieplicht toe te voegen.

Het bestuurscollege van Bonaire heeft onlangs in het Eilandbesluit natuurbeheer Bonaire activiteiten aangewezen die MER-plichtig zijn. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het in de bedoeling ligt deze activiteiten over te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur en daarmee ook te laten gelden voor de andere eilanden. Worden de bestuurscolleges van Saba en Sint-Eustatius ook hierbij betrokken? Wanneer wil de staatssecretaris dit doen en waarvan hangt dit eventueel nog af?

Ik heb een amendement ingediend op artikel 7, dat regelt dat de minister bij een ontheffing van de MER-plicht aan een aantal eisen moet voldoen. In Nederland gelden deze eisen bij het doen van een verzoek tot ontheffing. Dit verzoek is niet overgenomen in deze BES-wet, maar het is wel zorgvuldig om zorgvuldigheidscriteria die ook in Nederland gelden, op te nemen in deze wet.

De fractie van de ChristenUnie is tevreden met de mogelijkheid dat de eilandsraad een huisvestingsverordening opstelt om ervoor te zorgen dat de huidige bewoners voldoende aan bod komen. Vooral Bonaire heeft de potentie om verder te groeien in bewonersaantal. Dan is op den duur wel een integrale visie nodig op de woningmarkt. Gaat de staatssecretaris of de minister hierover of is een integrale visie op de totale woningmarkt ook aan het eilandbestuur?

Het is nu afwachten hoe een en ander zal uitwerken in de praktijk. Is de staatssecretaris bereid om over twee jaar de stand van zaken te melden over de uitvoering en handhaving van deze wet- en regelgeving? De fractie van de ChristenUnie zal er bij de regering op blijven aandringen dat er een juiste balans komt tussen profit plannen en people. Wij zijn geroepen om goede rentmeesters te zijn van deze mooie eilanden. Wij hebben de mogelijkheid om preventief zaken te regelen. Dat kan met wet- en regelgeving, maar bovenal ook door burgers bewust te maken van hun eigen gedrag en de invloed hiervan op natuur en milieu.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik richt met name een woord van welkom aan minister Donner in vak-K. De vorige keer was hij verhinderd. Ik kan gewoon niet zonder minister Donner, zeker niet als het over dit onderwerp gaat. Ik heet hem warm welkom en hoop dat wij vandaag met minister Donner en natuurlijk met staatssecretaris Atsma goede zaken kunnen doen.

Voor ik met de BES-eilanden begin, moeten mij twee zaken van het hart. Dat betreft goed nieuws en slecht nieuws. Het goede nieuws is dat premier Schotte eind januari een brief heeft geschreven aan minister Donner. Ik kan het niet laten om daarover even te beginnen. Deze betreft een aanpak van de Islaraffinaderij. Ik heb die brief met grote belangstelling gelezen. Het lijkt erop dat er een beetje licht – ik weet niet of het een waakvlammetje is – schijnt aan het einde van de tunnel wat betreft de toekomst van de Isla. Milieunormen staan vrij serieus in deze brief. Ook staat erin dat wij na de zomer zullen worden geïnformeerd over de toekomst van de huidige of de nieuwe raffinaderij, of dat er helemaal geen raffinaderij meer komt. U zult begrijpen dat voor ons geldt: eerst zien en dan geloven, maar wij zullen het vervolgproces nauwkeurig in de gaten houden. Niet omdat dit een soort hobby van mij is, maar omdat de gezondheid van de bewoners van Curaçao en de duurzaamheid van Curaçao erbij gebaat zijn dat er eindelijk iets gebeurt aan de vieze raffinaderij die er nu staat.

Er is ook slecht nieuws. De Commissie Financieel Toezicht heeft de begroting van Sint-Maarten afgekeurd. Voor de zoveelste keer. De GroenLinksfractie maakt zich daarover grote zorgen. Het is natuurlijk heel goed dat de commissie Financieel Toezicht er is. Wij zijn daarvan ook altijd hartstochtelijk voorstander geweest in het kader van de schuldsanering. De vraag is wel, in het kader van de waarborgfunctie, wat er nu gaat gebeuren. Ik kaart het hier nu aan. Het valt buiten de agenda, maar minister Donner heeft in mijn ogen ook een bijzondere verantwoordelijkheid voor Sint-Maarten. Voor de bevolking heeft het afkeuren van de begroting grote consequenties.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Wij behandelen vandaag de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES. Mevrouw Van Gent brengt nu al voor de tweede keer een punt in dat niets te maken heeft met de behandeling van het wetsvoorstel Wet VROM-BES. Ik wil graag dat u als voorzitter daarop anticipeert.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat daarover een apart debat wordt gehouden. Uiteindelijk gaat een Kamerlid zelf over de vragen die hij of zij wil stellen, maar als er door de Kamer afspraken zijn gemaakt, vind ik dat die moeten worden nageleefd.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik verzoek u om heropening van mijn eerste termijn, zodat ik de gelegenheid krijg om mijn inbreng te leveren op de punten waarover mevrouw Van Gent het debat met de minister wil voeren. Ik weet niet of het Reglement van Orde daarin voorziet, maar ik zou graag de gelegenheid krijgen om deze punten ook aan de orde te stellen.

De heer Bosman (VVD):

Straks hebben wij een regeling van werkzaamheden. Daarin zal om het debat worden gevraagd en zal worden gemaand tot spoed om het debat te houden. Ik zou het jammer vinden om hier nu onvoorbereid zomaar uit de heup te gaan schieten. Ik wil dat goed voorbereid en gestructureerd doen. Ik hoop dus op steun daarvoor bij de regeling van werkzaamheden.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, u hebt de opmerkingen van collega's gehoord. Er zijn afspraken gemaakt en ik zou het onderwerp eigenlijk niet aan de orde willen stellen. U kunt uw punten dan opnieuw inbrengen in het debat dat is gepland. Voelt u daar iets voor?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Uw strenge opmerking komt precies op het juiste moment, want ik was voor nu eigenlijk klaar met deze onderwerpen. Natuurlijk zal ik een verzoek om een debat hierover steunen. Dat weten mijn collega's, dus zij vragen naar de bekende weg. Als wij het over de BES-eilanden hebben, vind ik het altijd wel belangrijk om het onderwerp in de totale context van de Antillen te benaderen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. U hebt op mijn vraag nog geen antwoord gegeven.

De voorzitter:

Als wij nu de afspraak maken om dit onderwerp tijdens een ander debat aan de orde stellen, wil ik ook u vriendelijk verzoeken om dat niet nu te doen. Maar als u erop aandringt, wil ik het wel toelaten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Van mij mag het.

De voorzitter:

Ik ga daarover.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat weet ik.

De voorzitter:

Ik ga ervan uit dat dit in een apart debat wordt behandeld. Ik zie dat de heer Van Bochove hiermee instemt.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb de voorzitter niet zo goed begrepen. Komt er nu een apart debat, of krijgt de heer Van Bochove de mogelijkheid om het nu aan de orde te stellen? Ik begrijp dat het eerste het geval is. Dan heb ik nog een andere vraag: is het de bedoeling dat wat mevrouw Van Gent allemaal heeft gezegd en gevraagd uit de Handelingen wordt gehaald?

De voorzitter:

Nee, dat kan niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben niet de voorzitter, maar ik loop hier ook niet sinds gisteren rond. Wat mevrouw Ortega vraagt, kan niet. Wij hebben ook geen lijkenregister meer. Minister Donner kan het ook niet schrappen. Hij heeft wel een rode pen bij zich, maar het gaat echt niet gebeuren.

De voorzitter:

Het is inderdaad zo dat het niet uit de Handelingen kan worden geschrapt, maar het is wel belangrijk om te zeggen dat de minister er niet op in hoeft te gaan en geen antwoord hoeft te geven op de vragen van mevrouw Van Gent. Het komt aan de orde wanneer straks het debat plaatsvindt. Daartoe hebben wij nu besloten. Ik verzoek mevrouw Van Gent, zich aan het onderwerp te houden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Je kunt wel dingen uit de Handelingen willen schrappen, maar dat kan niet. Daarmee is het ook nog niet uit je hart. Dat geldt ook voor mijn collega's, dus daar ben ik op zichzelf genomen heel blij om.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn sinds 10 oktober 2010 integraal onderdeel van Nederland. Zoals mevrouw Ortega zojuist al heel mooi zei in een interruptie: het is niet wij-zij, maar: wij. De fractie van GroenLinks onderschrijft dat volledig. In een gezamenlijke inspanning hebben het kabinet en het parlement ervoor gezorgd dat het wettelijk kader in sneltreinvaart wordt aangepast aan deze nieuwe staatkundige verhoudingen. Dat is op zich een compliment waard.

In deze ronde gaat het om de aanpassing van de wetgeving over volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer. Dat zijn onderwerpen die op de bovengemiddelde belangstelling van de GroenLinksfractie kunnen rekenen, zeker als het gaat om de BES-eilanden. Welk ander Europees land kan zich immers beroemen op zowel tropisch oerwoud en koraalriffen als op een winters polderlandschap? Dat betekent tegelijkertijd dromen van een Elfstedentocht, maar ook wakker liggen van tropische orkanen en alle treurige gevolgen van dien.

Vanzelfsprekend beoogt het kabinet met dit wetsvoorstel de huidige situatie op de BES-eilanden te verbeteren en te versterken. Enkele jaren geleden concludeerde de Raad van State dat het grootste belang van de herziening van de staatkundige verhoudingen erin gelegen is dat de Antilliaanse burgers van Nederland de voordelen van nieuwe verhoudingen in hun dagelijks leven daadwerkelijk ondervinden. Dat geldt in bovengemiddelde mate voor volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu. De verwachtingen zijn hooggespannen – ik zou het VROM-BES-plus willen noemen – en de GroenLinksfractie ondersteunt dat van harte.

Dat er veel moet worden aangepakt, hebben we in het recente verleden kunnen ondervinden. Eerder stelde GroenLinks vragen over provisorische rioolinstallaties op Bonaire, naar ik begrijp ook tot grote vreugde van de PVV, waardoor kostbaar koraalrif in de waagschaal werd gesteld. Het valt weliswaar buiten het bereik van de BES, maar niet nagelaten mag worden om toch even de Islaraffinaderij op Curaçao te memoreren.

Ook heeft GroenLinks enkele jaren geleden de bespoediging van de monumentenbescherming op de Antillen bepleit. Historisch erfgoed mag niet verloren gaan, niet in Nederland en ook niet op de Antillen. De specifieke omstandigheden van de BES-eilanden vragen om maatwerk. Dat neemt echter niet weg dat onze Antilliaanse medeburgers zich verzekerd moeten weten van dezelfde milieunormen en huisvestingseisen als voor de continentale Nederlanders. Een afwijkend beschermings- en handhavingsniveau is voor de GroenLinksfractie onbespreekbaar.

Het is kort gezegd de bedoeling dat de in Nederland vigerende regels in een VROM-brede wet toegepast worden op de BES-eilanden, maar dat er gewaakt wordt voor bureaucratie en regelzucht. Dat lijkt zo op het oog een verstandige benadering. Veel wordt ook in afzonderlijke landsverordeningen geregeld. Dat aanpassing broodnodig is, blijkt wel uit de constatering dat veel regelingen soms meer dan 70 jaar oud zijn. In de tussentijd is er enorm veel veranderd.

Het is toe te juichen dat er eindelijk voorzien zal worden in milieuwetgeving. Rechtstreekse ongezuiverde afvalwaterlozingen in beschermingswaardige natuurgebieden en ongecontroleerde afvalverbrandingen moeten natuurlijk worden voorkomen. Olieterminals dienen als het aan GroenLinks ligt gehouden te worden aan adequate milieuregels. Dat is goed voor mens en milieu. De vanzelfsprekende vraag is natuurlijk in hoeverre het beschermingsniveau op de BES-eilanden afwijkt van wat we hier in Nederland gewend zijn. In het continentale deel van Nederland zijn we natuurlijk ook gebonden aan EU-milieuwetgeving. Is het in algemene zin de bedoeling dat ook de BES-eilanden op termijn zullen voldoen aan de hoogstmogelijke beschermingsstandaarden voor mens en milieu? Dat hopen wij natuurlijk van harte.

De opmerking van de heer Van Bochove over het betrekken van natuur- en milieuorganisaties ter plekke bij de vormgeving en controle van het beleid kan ik van harte ondersteunen.

Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: de BES-eilanden zijn parels in de kroon van het Koninkrijk der Nederlanden en bieden enorme toeristische mogelijkheden. Dat moet gekoesterd en beschermd worden, niet in de minste plaats omdat het voor de eilanden een substantiële bron van inkomsten genereert. Het roept echter ook dilemma's op. Wat offeren we op in ruil voor toeristische accommodaties? Het is goed dat de Nederlandse bewindspersoon zich expliciet verantwoordelijk stelt voor de ontwikkeling van een samenhangend beleid, bijvoorbeeld ter bescherming van de natuur, cultuurhistorie, archeologie, het milieu en externe veiligheid. Wij gaan ervan uit dat nu de tijd voorbij is dat er nogal achteloos cultuurgoederen worden platgewalst om een megahotel uit de grond te stampen.

Voorzitter. Ik kom bij de volkshuisvesting. Ik juich het van harte toe dat de regels aangepast worden aan de huidige situatie. Waar ik echter bang voor ben, is dat we nu volstaan met het creëren van een papieren werkelijkheid. Wie op de BES-eilanden is geweest – de minister van Volkshuisvesting en Koninkrijksrelaties heeft daar recent nog een bezoek aan gebracht – merkt aan den lijve onder welke vaak slechte omstandigheden mensen moeten leven. Er moet simpelweg nog erg veel gebeuren, willen de leefomstandigheden van velen op een normaal niveau getild worden. Ik vraag de minister daarom welke mogelijkheden hij ziet om juist op het terrein van volkshuisvesting stevige impulsen voor verbetering te geven. Naar mijn mening gaat het niet zozeer om enorme projecten als wel en vooral om het stimuleren van een soort publiek-private samenwerkingsverbanden tussen eilanden, gemeenten, woningcorporaties en wat dies meer zij op de eilanden en in Nederland. In Nederland kennen we de wijkaanpak. Mevrouw Ortega had het daar dacht ik ook al over. Die is voor de BES-eilanden in mijn ogen ook nodig. Is de minister bereid om te voorzien in een zogenaamde leefbaarheidsmonitor voor de BES-eilanden, waarna doortastende maatregelen kunnen worden gepland, uiteraard in goede samenwerking met de mensen op die eilanden? Uiteindelijk willen we toch ook dat er naast hotels goede huizen voor de bewoners worden gebouwd? Ik zie minister Donner toch ook een beetje voor me als een soort eigentijdse Schaefer van de BES-eilanden. De nette versie van wat die man zei, is: in geouwehoer kun je niet wonen. Ik zou dat graag vertalen voor de BES-eilanden.

Als ik alles samenvat, juich ik het vandaag voorliggende wetsvoorstel uiteindelijk wel toe, zeker in het geval van de milieubescherming. Tot nu toe ontbrak het aan een wetgevend kader. Hier is het echter niet anders dan met alle andere wetten: het komt aan op de handhaving. De kaders klinken prima, maar de wet moet worden gehandhaafd. Mijn vraag aan het kabinet is wat het precieze handhavingsniveau is. Wie gaat zich inzetten voor milieubescherming? Hoeveel fte's zullen worden aangewend? Wat zijn hun precieze bevoegdheden? In hoeverre worden de BES-eilanden vanuit Nederland ondersteund?

Voor GroenLinks is hiermee de kous niet af. Dat benadruk ik. Ook voor de BES-eilanden moet gestreefd worden naar een maximaal beschermingsniveau. Zij mogen niet letterlijk het afvoerputje van Nederland worden en ook niet het vieste jongetje van de Nederlandse klas, anders kunnen we net zo goed CO2-opslag op de BES realiseren. Dat willen we natuurlijk niet; ik noem het maar even als voorbeeld. We willen wel daadkrachtig beleid waarmee mens en milieu op de BES-eilanden geholpen zijn. Als de koraalriffen immers verziekt worden, is het ook snel gedaan met het toerisme als inkomstenbron van die eilanden. Rentmeesterschap moet meer zijn dan mooie plaatjes uit het verleden.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Vandaag ronden we de besluitvorming af over de laatste grote wet voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, een wet die dit keer over bouwen, afval en milieu gaat. Dergelijke wetten beschermen burgers tegen een fabriek naast hun huis, een smerig bedrijf in de natuur, vervuiling van het drinkwater en noem maar op. Als je een dergelijke bescherming niet goed regelt, geldt het recht van de sterkste. Dat is bijna altijd de fabriek, het chemisch bedrijf, de projectontwikkelaar.

De Antillen waren op zijn zachtst gezegd niet het schoolvoorbeeld voor de wereld van hoe je burgers tegen dergelijke zaken beschermt. Daarom heeft het kabinet moeten afwijken van het principe dat voor de andere BES-wetten gold, namelijk dat de wet van de Antillen zo veel mogelijk werd overgenomen. Zoals de bewindspersonen in onze schriftelijke bijdrage hebben kunnen lezen, kan dat onze steun hebben, zeker na de goede beantwoording van de regering. Tegelijkertijd is het ook niet handig om de Nederlandse wetten over te nemen. We zijn hier namelijk nogal van de regeltjes. Als je die allemaal op Saba zou toepassen, zou waarschijnlijk zelfs de berg nog moeten worden afgebroken. Daarom stond het kabinet voor de uitdaging om evenwicht aan te brengen tussen de regels hier en de praktijk op de eilanden. In dit debat moeten wij de eindconclusie trekken of dat de regering gelukt is. Mijn fractie vindt dat dit in het algemeen het geval is. Het kabinet heeft in de nota naar aanleiding van het verslag goed onderbouwd waarom het bepaalde regels niet op de eilanden heeft toegepast omdat dat echt voor de situatie ter plekke niet reëel zou zijn en waarom andere regels wel ook op de eilanden van toepassing zouden moeten zijn.

Als je echt met een stofkam door deze wetten heen gaat, zie je daarin ook nog wel voorschriften staan waarvan je je afvraagt of die echt nodig zijn. Kijk, dat ook de bewoners van Bonaire, Saba en Statia recht hebben op bescherming tegen een fabriek in hun tuin is een, maar om ze daar nu te dwingen tot het schrijven van welstandsnota's en tot het naar goed Nederlands gebruik optuigen van een welstandscommissie is een tweede. Je kunt je afvragen of dat echt nodig is.

Wie kan dat eigenlijk beter beoordelen dan de vertegenwoordigers van de eilanden zelf? Lokale bestuurders en ambtenaren zouden daarom nauw betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de wet, zo schreef het kabinet. Ik zou graag van de bewindslieden willen weten hoe het dan toch mogelijk is dat het voormalig bestuurscollege van Bonaire nog op zoveel punten kritiek heeft. Ik zou ook graag van het kabinet horen hoe het huidige bestuurscollege van Bonaire eigenlijk tegen over dit wetsvoorstel staat. Heeft men die kritiek laten varen of houdt men die recht overeind? Hoe gaat het kabinet daarmee om?

Hoewel deze regelgeving een aanscherping inhoudt ten opzichte van de vorige situatie is het niet altijd meteen duidelijk in hoeverre er nu concreet bijvoorbeeld een impuls wordt gegeven aan natuurbescherming, of aan het oplossen van bestaande knelpunten. Dat heeft er ook mee te maken dat het wetsvoorstel op veel punten nog uitgaat van Algemene Maatregelen van Bestuur, ministeriële regelingen en eilandsverordeningen. Daar moet natuurlijk in gezamenlijkheid met de bestuurders van de eilanden aan gewerkt worden. Ook in die zin is het ten eerste van belang dat er een stabiel bestuur is – ik zou de regering ook willen vragen of zij daar met name in het geval van Bonaire eigenlijk voldoende vertrouwen in heeft – en ten tweede dat de eilanden wel de basisbeginselen van deze wet onderschrijven, want anders wordt het moeilijk spreken over de invulling via lagere regelgeving.

Collega's verwezen er al naar dat het onzeker blijft of de wet wel effectief gehandhaafd kan worden en of het toezicht in orde is. Een eerste vraag daarbij is de volgende. Mijn fractie vindt dat nog steeds onvoldoende onderbouwd is waarom de regering ervoor gekozen heeft om de bestuurlijke boete als instrument te schrappen. De regering geeft daarbij als argument dat die in de oude situatie nauwelijks werd opgelegd, maar dat betekent niet dat dat in de nieuwe situatie niet toch zo nu en dan zou moeten gebeuren. Sterker nog, misschien is het argument omgekeerd wel minstens zo sterk, namelijk dat het misschien goed zou zijn als er wat strenger gehandhaafd wordt en als daarbij bijvoorbeeld ook het instrument van de bestuurlijke boete zou kunnen worden gebruikt. Dus ik zou van de regering toch nog een keer een toelichting willen horen waarom de bestuurlijke boete niet uit de nu nog geldende Nederlands-Antilliaanse regelgeving is overgenomen, zoals eigenlijk een beetje de standaardafspraak is.

De regering schrijft ook dat lokale en kleinschalige omstandigheden belemmerend kunnen werken voor een professionelere handhavingscultuur. Oftewel, het is een beetje "ons kent ons" op de eilanden. Dat staat soms een goede handhaving in de weg. Ik denk dat wij het ons allemaal wel kunnen voorstellen hoe dat in de praktijk werkt. Het zou de BES-eilanden momenteel nog ontbreken aan toereikende en geschoolde handhavingscapaciteit en handhavingsmiddelen. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt daarom gesproken over ervaren rijksinspecteurs die lokaal personeel gaan opleiden als oplossing voor dit probleem, maar overtuigend is het voor mijn fractie allemaal nog niet. De vraag blijft in hoeverre deze aanpak erin zal slagen om de benodigde afstand te creëren tussen aan de ene kant de overheid en aan de andere kant de burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Dat is in kleine gemeenschappen sowieso al moeilijk zat. De cultuur die er heeft bestaan in het verleden, is daarbij ook niet altijd behulpzaam. Ik zou dus graag van de regering horen hoe zij daartegen aankijkt.

Dan de financiële kant van dit wetsvoorstel. Dat is ook een punt van zorg. De regering schrijft dat voor toezicht op de taken die voortvloeien uit dit wetsvoorstel een groei van de handhavingsorganisatie op de eilanden nodig is. Door het combineren van de verschillende opleidingsbudgetten van het Rijk en de openbare lichamen zou kosteneffectief gewerkt kunnen worden en zouden medewerkers worden omgeschoold. Maar voor nieuwe medewerkers is geen ruimte vanwege het terecht strenge financieel toezicht.

Er ontstaat toch een opmerkelijke situatie. Ik zou daarop graag een reactie van de regering krijgen. Nederland maakt vanuit hier strengere regels, bijvoorbeeld op het gebied van VROM, en zegt dat zij gehandhaafd moeten worden, maar de beschikbaar gestelde financiële middelen zijn eigenlijk onvoldoende om die handhaving ook op een goede manier in te richten. Hoe gaat het kabinet dit nu oplossen? Ik heb begrepen dat de BES-eilanden ook tijdens het overleg met minister Donner deze maand hebben aangegeven dat de vrije uitkering van het BES-fonds wat dit betreft ontoereikend is. Ik zou graag horen hoe de regering daartegen aankijkt, want het kan niet zo zijn dat wij vanuit hier een groot pakket aan regels die kant op sturen en vervolgens zeggen: als u geld tekortkomt om dat goed te handhaven, heeft u vervolgens een financieel probleem en niet wij. Ik zou daarop graag een reactie horen van de bewindslieden.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Wij bespreken nu de laatste van een serie wetten die de overgang naar openbaar lichaam borgen van de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Terwijl wij in het verleden dit overleg alleen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voerden, wordt het debat nu gevoerd met zowel de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Hiermee kom ik direct tot de kern van mijn betoog. Terwijl vroeger de eilanden een specifieke en eigen plek hadden binnen het Nederlandse politieke bestel, vallen de BES-eilanden nu onder de individuele departementen. De afstand tot de eilanden is groot, de cultuur is erg anders en er is duidelijk een verschil in regelgeving.

Mijn fractie maakt zich, wat het wetsvoorstel betreft, vooral zorgen over de uitvoerbaarheid van het toezicht en de controletaken van de eilandbesturen. Als inwoner van Middelburg lees ik de Provinciale Zeeuwse Courant. Veel van mijn vrienden wonen in Zeeland. Ik word aangesproken als ik door Middelburg loop. Dan hoor ik de verhandelingen over de verschillende wilde bouwplannen van de overheid, van ondernemers of van een welwillende burger. Dat geeft de mogelijkheid om de verschillende bestuurlijke niveaus vroegtijdig aan te spreken. Zo kunnen zij hun controlerende taak vroegtijdig uitvoeren. Dit zijn de korte lijnen in Nederland. Vanuit Nederland hebben wij echter een beperkt idee van wat er speelt op de eilanden wat betreft de onderwerpen waarop dit wetsvoorstel betrekking heeft. Wij lopen daardoor het risico dat de informatie pas beschikbaar is als de problemen al zijn ontstaan.

Ik noem ter illustratie een voorbeeld uit de regio. In de afgelopen jaren is op Sint-Maarten driftig gebouwd. Er zijn veel hotels bijgebouwd. Zij liggen prachtig langs de kust. Daardoor komen veel toeristen naar het eiland. Helaas miste de vooruitziende blik over de verkeersstromen die daarmee gepaard gaan. Sint-Maarten zit nu met een verkeersinfarct bij de hotels. De oplossing wordt nu gezocht in een dure brug over de baai. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de benodigde kennis over volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu aanwezig is op de BES-eilanden? Zijn de drie Nederlandse ambtenaren voldoende, of zijn er nog andere structurele samenwerkingsverbanden met Nederland? Moeten die er wellicht komen? Ik heb begrepen dat er een twinning project is met Breda. Is dat vrijwillig? Is dat vrijblijvend? Heeft de rijkscommissaris doorzettingsmacht en kan hij ingrijpen?

Dit wetsvoorstel schept ruimte om milieu in de toekomst te verbeteren. De VVD-fractie is zich bewust van de schaal en de ligging van de eilanden, waardoor invoering van de Nederlandse milieuwetgeving niet direct haalbaar is. Wij begrijpen dat er wordt gesproken over een fasering van de invoering van wetgeving. De natuur van de eilanden is echter van essentieel belang voor de economie van deze eilanden. Duiken, vissen, het strand en het koraal zijn zaken waar veel toeristen op af komen. Als het milieu niet de aandacht en bescherming krijgt die het verdient, gaat dat ten koste van de eilanden zelf. Als afvalwater ongezuiverd wordt geloosd, als afval niet goed wordt verwerkt en als de urgentie voor zorg voor de natuur niet wordt onderkend, zal de aantrekkingskracht van de eilanden snel afnemen. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de natuur de bescherming krijgt die zij verdient? Welke termijn is voor de gefaseerde invoering gesteld?

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Deze zomer hebben wij in de Kamer stapels wetten behandeld om Bonaire, Saba en Statia onderdeel te maken van Nederland. Nu behandelen wij stapels wetten om die nieuwe verhoudingen ook echt mogelijk te maken. Onderwerpen zijn zorg, onderwijs, en vandaag volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer. Ik zie die stapels. Het is ongelooflijk hoeveel wetten en regels wij moeten maken voor zulke kleine eilanden. Vandaag zal ook mijn fractie daaraan nog enkele verzoeken toevoegen.

Wij krijgen de verantwoordelijkheid over prachtige eilanden met prachtige mensen. Toch is dit wel een heel opmerkelijk proces. Kleine eilanden in het Caraïbisch gebied, met een erg andere cultuur en een erg ander bestuur, worden onderdeel gemaakt van een land dat heel ver weg ligt in Europa. De wetgeving is indrukwekkend; dat kunnen wij wel. Maar beseffen wij ook voldoende welk soort eilanden wij hebben opgenomen? Als ik kijk naar al deze wetten, en tegelijk naar de bestuurlijke praktijk op Bonaire, Saba en Statia, dan zie ik een wereld van verschil. Dat verschil moet de minister ook zien. Ik denk dat veel inwoners van de eilanden heel vreemd zouden opkijken als zij al deze stapels wetten zouden zien. Wat staat ons te gebeuren?

Ik ben in ieder geval blij dat op Bonaire eindelijk een referendum is gehouden over de toekomst van het eiland. De overgrote meerderheid van de mensen die zijn komen opdagen, zagen niks in de nieuwe staatkundige verhoudingen. Maar een overgroot deel van de bevolking heeft helemaal niet de moeite genomen om te komen stemmen. Daarom was het referendum ongeldig en gaan wij hier vandaag verder met het smeden van wetten. De vraag is echter waarom de mensen niet kwamen en waarom ze niet wilden stemmen over de toekomst van hun eigen eiland. Was dat omdat het referendum mosterd na de maaltijd was? De Kamer had namelijk al stapels wetten goedgekeurd, zonder dat de mensen daarover waren gehoord. Misschien was het omdat de politici op Bonaire vechtend met elkaar over straat gingen en sommigen zelfs adviseerden om vooral niet te gaan stemmen; iets wat hoogst opmerkelijk is als je een referendum uitschrijft. Het is ook mogelijk dat de lage opkomst een heel andere oorzaak had, bijvoorbeeld omdat de mensen niet precies wisten waarvoor ze moesten stemmen. Misschien beseften zij niet voldoende wat er allemaal staat te gebeuren, namelijk dat wij hier stapel na stapel wetten maken die hun levens ingrijpend zullen veranderen. Deelt de minister mijn vrees dat heel veel mensen op de eilanden niet precies beseffen wat er staat te gebeuren? Ik vind het overigens fijn dat de minister er is.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Ik hoor de heer Van Raak nogal speculeren. Zou het ook kunnen dat de mensen dat wat er is gebeurd gewoon prima vonden en daarom niet hebben gestemd?

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Het is mogelijk dat de mensen menen dat er in Den Haag heel goede wetten zijn gemaakt en dat men daarom heeft besloten niet te stemmen. Dat is zeker een optie. Ik zie echter aan de glimlach van de heer Bosman dat hij dat zelf ook niet helemaal gelooft. In elk geval vind ik het fijn dat de heer Bosman er is, evenals de minister. Twee weken geleden hebben we het debat gevoerd zonder de minister, maar dat lukte niet. Nu is de minister wel aanwezig en ik zie dat graag. Ook hebben de meeste fracties in de Kamer vandaag niet hun woordvoerders volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu afgevaardigd, maar de woordvoerders koninkrijksrelaties. Dat is eveneens een helder signaal aan de minister.

Bonaire, Saba en Sint-Eustatius zijn onderdeel geworden van Nederland, dus de zorg, het onderwijs en de ruimtelijke ordening op de eilanden zijn onderdeel van de zorg, het onderwijs en de ruimtelijke ordening in Nederland. De eilanden zijn echter wel een heel bijzonder onderdeel van Nederland. Het bestuur en de cultuur zijn zo specifiek dat die ook specifieke kennis en specifiek inzicht van de Kamer en de regering vragen. Om die reden zou ik graag zien dat de minister van Koninkrijksrelaties bij elk debat in deze Kamer aanwezig is. Wij zullen hem daarvoor uitnodigen en dan zal hij ook komen.

Wetten voor de Antillen kenmerkten zich de afgelopen jaren vooral door een groot aantal open einden. Vandaag liggen er wetten voor en er komt nog een hele stroom aan nadere regels; dit is dus nog lang niet alles. Soms is dat begrijpelijk, omdat het een specifieke uitwerking van een wet betreft. Soms beneemt dit mij het zicht op de precieze werking van de wet. Als voorbeeld wil ik het Besluit risico's zware ongevallen noemen. Dit besluit heeft vooral betrekking op de olieterminals van BOPEC op Bonaire en NuStar op Statia. Eerstgenoemde heeft geen vergunning, de tweede heeft een verouderde vergunning. Kan de minister al wat meer inzicht geven in de milieueisen die wij aan deze oliemultinationals zullen stellen?

In september, de heer Lucassen sprak daar ook al over, woedde er bij BOPEC op Bonaire een grote brand waarbij veel gevaarlijke stoffen vrijkwamen die uitwaaiden over woonwijken. Het lukte niet om de brand onder controle te krijgen, onder meer omdat het bluswater heel snel op was. BOPEC ligt naast een uniek en bijzonder kwetsbaar koraalreservaat dat heel goed moet worden beschermd. Is de gezondheid van de bewoners in de aangrenzende woonwijken bedreigd? Is het koraalrif in het aangrenzende maritieme park bedreigd? Ik kan me niet voorstellen dat dat niet het geval is geweest. Graag een antwoord van de minister op deze vragen en op de vraag welke eisen er nu worden gesteld aan deze olieterminals om dit soort zaken in de toekomst te voorkomen.

Klopt het overigens dat NuStar, dat ongeveer een derde van het eiland Statia beslaat, verder wil uitbreiden? Welke voorwaarden worden aan die uitbreiding gesteld? Ligt NuStar straks op Statia, of is Statia straks onderdeel van NuStar?

Ook ik heb het vandaag dus weer over eisen, nieuwe vragen en nieuwe regels. Ik maak mij echter ook zorgen over de handhaving daarvan. Het bestuur van zulke kleine eilanden is per definitie zwak. Door het kleine aantal mensen liggen beleid, uitvoering en handhaving vaak in dezelfde handen. Dat is niet altijd onwil, er zijn gewoon niet meer mensen. De eilandsraden krijgen bevoegdheden die te vergelijken zijn met die van een gemeente. De minister is verantwoordelijk voor de nationale en de provinciale taken. Er worden op Bonaire drie rijksambtenaren gestationeerd, ondersteund door een rijksinspecteur en een beleidsadviseur. Er is verder nauwe samenwerking met de Milieudienst Rijnmond en de gemeente Breda. In het kader van de voorbereiding op al die wetten zijn heel veel ambtenaren naar Bonaire, Saba en Statia afgereisd. Ze hebben daar ongetwijfeld heel belangrijk werk gedaan, maar met het oog op mijn controlerende functie vraag ik de minister toch of hij kan aangeven hoeveel ambtenaren dat ongeveer zijn geweest. Kan hij ook beredeneren om welke kosten het gaat? Met een afgerond getal, beredeneerd, zou ik heel tevreden zijn.

Het is de verwachting dat, nu Bonaire, Saba en Statia onderdeel zijn geworden van Nederland, meer Nederlanders zich op de eilanden zullen vestigen. Voor een bepaald gebied en voor bepaalde categorieën van gebouwen kunnen zulke lage eisen worden gesteld dat in de praktijk welstandsvrij kan worden gebouwd. Waarom is dat zo? Ziet de minister met mij het gevaar dat de eilanden worden verpest door smakeloze villaatjes van rijke Nederlanders? Misschien moet de minister een keer samen met de staatssecretaris over de grens in België gaan kijken. Daar kan hij aanschouwen tot wat voor smakeloosheid onze welgestelde medelanders in staat zijn. Ga eens kijken in Brasschaat. Ik hoop dat Bonaire dat bespaard kan blijven.

Dan vraag ik nog aandacht voor de bestrijding van asbest. In oktober 2008 nam de regering mijn voorstel over om een onderzoek te doen naar de omvang van de asbestvergiftiging op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius en plannen te maken om de asbestvervuiling van gebouwen, wegen en natuur aan te pakken. De toenmalige staatssecretaris van Koninkrijksrelaties had daar een bijzondere band mee; zij was burgemeester geweest van Hof van Twente, waar de boeven van Eternit zitten. Volgens mij heeft zij dit zeer voortvarend aangepakt, samen met de minister van VROM. Er is volgens mij een inventarisatie gemaakt. Hoe staat het met de aanpak van asbest op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius? Het vorige kabinet heeft gezegd: wij gaan hiervoor verantwoordelijkheid nemen, wij gaan dit inventariseren en bezien hoe wij het kunnen aanpakken. Graag wil ik van de minister weten hoe het hiermee staat.

Hiermee komen wij op het laatste punt: de waarborgfunctie. Wanneer zijn wij verantwoordelijk en wanneer niet? Ik zie zeer uit naar het komende debat dat wij hierover gaan voeren naar aanleiding van de problematische benoeming van de ministers op Curaçao en Sint-Maarten. Vandaag konden wij lezen dat het tekort in een paar maanden tijd alweer is opgelopen tot 10%. Ik zie uit naar dat debat, dat ik samen met de heer Bosman van de VVD heb aangevraagd. De SP en de VVD hebben destijds ook tegen dit statuut gestemd. Wat mijn fractie betreft zal er een nieuw statuut moeten komen. Ik wil oproepen om dat debat vooral dan te voeren. Het heeft weinig zin, te proberen dat debat vandaag te voeren. Mevrouw Van Gent loopt hier al wat langer mee, zij weet dat als wij nu een debat gaan voeren dat de Kamer over een week of over twee weken gaat voeren, de regering niet kan antwoorden en dat het allemaal zinloos is. Ik hoop dan ook dat mevrouw Van Gent kan wachten tot het moment waarop wij dat debat gaan voeren.

De voorzitter:

Dit vraagt om een reactie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil best toegeven dat geduld niet mijn allersterkste eigenschap is, zo openhartig wil ik wel zijn. Het leek mij echter goed om het alvast in de week te leggen bij de bewindspersonen, opdat ze weten dat de Kamer hier bovenop wil zitten. Er is immers echt wel iets aan het handje. Ik denk dat de heer Van Raak dat met mij eens is.

De heer Van Raak (SP):

Ja, maar de heer Van Raak en de heer Bosman hadden het twee weken geleden al in de week gelegd. Als mevrouw Van Gent er nog een "weekje" overheen wil doen is dat fijn, maar het is niet per se nodig.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is echt geen wedstrijdje ver plassen wat mij betreft, het gaat natuurlijk om de inhoud.

De heer Van Raak (SP):

Juist, en dat wil ik maar benadrukken.

De voorzitter:

Ik zie dat wij het daarover allemaal eens zijn.

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik sta geen interrupties meer toe. Ik streef ernaar dat we het wetsvoorstel vandaag afhandelen. Dat moet in principe wel lukken.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Het is, zoals verschillende afgevaardigden ook al hebben aangegeven, alweer enige tijd geleden dat wij hebben gesproken over de inrichting van het staatsbestel en over de specifieke positie van de eilanden waarover vandaag wordt gesproken. Voor de staatkundige verankering en vernieuwing van datgene wat we beogen, ligt nu het wetsvoorstel Wet VROM BES voor. Met dit voorstel wordt voorzien in een aantal belangrijke elementen. Met name wordt gekeken naar datgene wat op de grond van de Wet milieubeheer aan de orde is en zou moeten zijn in de toekomst. Ook wordt gekeken naar datgene wat te maken heeft met woningbouw en alles wat daarmee samenhangt. De Kamer heeft daar al terecht aan gerefereerd in eerste termijn.

Onder meer mevrouw Ortega-Martijn en de heren Van Bochove en Van Dam hebben gezegd dat we met dit wetsvoorstel beogen vooral maatwerk te leveren dat ook rekening houdt met de kleinschaligheid en het insulaire karakter van de BES-eilanden. Zij hebben gewezen op de noodzaak om draagvlak te creëren in de meest ruime zin. Dat draagvlak wordt door de regering van harte onderschreven. Juist daarom is maatwerk absoluut noodzakelijk. Tegelijkertijd weten we ook dat op een aantal terreinen op de BES-eilanden sprake is van leemtes. Die worden overigens in goede samenspraak met de verantwoordelijke bestuurders op de eilanden, waar mogelijk ook op basis van de Nederlandse wet- en regelgeving, ingevuld. Zoals ik al zei, dit betekent vooral dat je moet streven naar maatwerk dat aansluit bij het specifieke karakter van de eilanden. Een aantal leden heeft daar in meer dan een opzicht naar verwezen.

Onder meer de heer Lucassen en mevrouw Ortega-Martijn hebben in het kader van de specifieke onderwerpen die via het wetsvoorstel Wet VROM BES aan de orde kunnen worden gesteld, gewezen op de problematiek van de afvalwaterzuivering. Minister Donner is recentelijk op een van de eilanden geweest en is van plan om op korte termijn de noodafvalwaterzuivering zoals we die hebben voorzien en die door de vorige staatssecretaris van BZK is toegezegd, te openen. Dit betekent overigens niet dat daarmee een definitieve voorziening is gerealiseerd. Sterker nog, het is het voornemen van dit kabinet om samen met Bonaire te zorgen voor een structurele oplossing. Voor de korte termijn hebben we een noodvoorziening gerealiseerd. Die zal binnen enkele weken kunnen worden geopend en in gebruik worden genomen. Ik hoop dat mede daardoor een impuls kan worden gegeven aan het verbeteren van milieu in de meest ruime zin. Op termijn zal een totaal nieuwe installatie moeten worden gebouwd. Die vergt een investering van tientallen miljoenen. Overigens is in een groot deel van de investeringskosten al voorzien. De Kamer weet ongetwijfeld dat Europa daar een forse toezegging op heeft gedaan. Dit betekent dus ook dat je de voortgang van het project wel moet bewaken. We hebben gezegd dat we voor de korte termijn met deze noodvoorziening komen. De zuiveringsinstallatie staat klaar. Minister Donner zal daar op korte termijn zijn goedkeuring aan geven door de openingshandeling te verrichten. Voor de langere termijn streven wij naar de structurele oplossing, die aanzienlijk meer investering zal vergen en die ook van Bonaire zelf de nodige inspanningen verwacht. Voordat je daartoe overgaat, moet je immers helderheid hebben over de financieringsstructuur die eronder komt te liggen. Hoe ga je om met de rioolheffingen et cetera? De Kamer mag van ons verwachten dat wij daar in goed overleg met het eilandbestuur uit komen, maar dat is niet van vandaag op morgen geregeld. Vandaar dat wij eraan hechten om voor de korte termijn het probleem op te lossen en aan te pakken, voor zover mogelijk, via de noodvoorziening.

De heer Lucassen, mevrouw Ortega-Martijn, de heer Van Bochove en anderen hebben gevraagd welke milieuwetgeving op de lange termijn nog noodzakelijk is. Zij vroegen: wat gebeurt er nu en wat moet nog aan de orde komen? Ik heb al gezegd dat wij nu spreken over het implementeren van een deel van de Nederlandse wetgeving, voor zover deze daadwerkelijk kan worden geïmplementeerd op de eilanden. De heer Van Dam gaf in zijn termijn al aan dat je niet alles een-op-een kunt vertalen van Nederland naar de BES-eilanden. Er zal nog wel het een en ander moeten gebeuren. Nadat deze wetgeving in algemene zin is vastgesteld door de Tweede en Eerste Kamer, zal nog een reeks van besluiten moeten volgen. Als je effectiviteit beoogt, moet je de betreffende wetgeving, via de verschillende besluiten die nog moeten worden genomen, daadwerkelijk kunnen realiseren.

Mevrouw Van Gent sloot haar eerste termijn af met de bewoordingen: je rentmeesterschap haal je niet slechts uit mooie plaatjes van het verleden. Precies om die reden heeft het kabinet, samen met de verantwoordelijke bestuurders op de eilanden, gekeken naar de invulling van het begrip "rentmeesterschap". Dit zeg ik ook tegen mevrouw Ortega-Martijn. Als je de zorg hebt voor de specifieke natuurwaarden op de eilanden, moet je ervoor zorgen dat de milieurandvoorwaarden op de eilanden goed worden ingevuld. Dan moet je slagen maken.

De heer Lucassen vroeg wat er aan de hand is geweest bij BOPEC en wat nu de stand van zaken is. De heer Van Raak stelde deze vraag voor de andere grote Brzo-installaties. Het is goed om te benadrukken dat wij deze wetgeving voorstellen, niet omdat wij zomaar wetgeving willen neerleggen, maar omdat wij hebben vastgesteld dat er tot nu toe juist op VROM-gebied buitengewoon weinig is vastgesteld in wet- en regelgeving, zoals de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor de milieuvergunning, de vraag waarop je moet toetsen en de kwesties van toezicht en handhaving. Ik wil niet zeggen dat deze elementen van nul af aan moeten worden opgebouwd, maar op veel terreinen moeten zij nog wel handen en voeten krijgen. Daarom hechten wij er zeer aan dat dit deel van de wetgeving met voorrang wordt behandeld door de Tweede Kamer en de Senaat, opdat er daadwerkelijk slagen kunnen worden gemaakt, vooral met het doel om het begrip rentmeesterschap voor nu en de toekomst invulling te geven.

De heer Van Raak stelde in zijn termijn de vraag of er bij BOPEC en de andere Brzo-installatie sprake is geweest van risico's voor de volksgezondheid. Voor zover wij hebben kunnen vaststellen, is er door de brand geen sprake geweest van risico's voor de volksgezondheid. Wij hebben dat aan de hand van onze eigen RIVM-metingen laten vaststellen. Ik ga ervan uit dat deze goed zijn en daar mag de Kamer ook van uitgaan. Ik noem de RIVM; dan weet de Kamer ook meteen dat Nederland op een aantal specifieke terreinen, zoals monitoring en handhaving van wetten en regels, volop menskracht, dus fte's, probeert in te zetten om datgene te bereiken wat wij met ons allen willen. Er was dus geen sprake van risico's voor de volksgezondheid.

Een andere vraag was of er sprake is geweest van schade aan de bijzondere, specifieke natuur- en milieuwaarden op en rond de eilanden. Voor zover wij dat nu kunnen beoordelen, is dat niet aan de orde geweest. Daarmee zeggen wij, met het oog op de toekomst, echter niet dat op het terrein van de vergunningverlening in algemene zin alles op orde is. Nee! Wij hebben aangegeven dat wij van mening zijn dat de milieuvergunningen voor beide installaties, zowel die op Sint-Eustatius als die op Bonaire, adequaat moeten zijn. Ik zeg tegen de heer Lucassen, mevrouw Ortega-Martijn en de heer Van Raak dat wij verwachten dat in de zomer van 2011 de vergunningverlening op orde zal zijn. Op dit moment zitten wij in de finale fase van de uitwerking van hetgeen noodzakelijk is. Wat ons betreft is voor de milieuwetgeving de Nederlandse maat de norm waaraan wij willen toetsen, omdat je op dit punt geen risico's moet willen lopen. Dat is ook goed te verdedigen. Ik heb niet de indruk dat daaraan op de eilanden wordt getwijfeld. Wij moeten echter ook realistisch zijn en vaststellen dat wij niet van vandaag op morgen van de vloer op de zolder kunnen springen. Daarom wordt daarmee stapsgewijs aan de slag gegaan. Specifiek over deze twee Brzo-installaties kan ik verzekeren dat het alle hens aan dek is om een en ander op orde te brengen. In die zin ben ik blij dat het wetgevend kader er ligt en dat men zich daarnaar richt.

De heer Lucassen heeft gevraagd wie verantwoordelijk is voor de afvalwaterproblematiek en wie daarop toezicht houdt. De verantwoordelijkheid ligt uiteraard in de eerste plaats bij de openbare lichamen. Dat kan ook niet anders, omdat dit in Nederland zo is. Het valt onder dezelfde wet- en regelgeving. Het is volstrekt logisch dat op de BES-eilanden dezelfde procedure mag worden verwacht. Ik heb echter al gezegd dat wij nog in discussie zijn met de eilanden, met name met Bonaire, over de invulling van een en ander. Het mag echter volstrekt helder zijn waar de verantwoordelijkheid ligt.

Bij het afvalwaterbeheerplan dat wordt opgesteld, praten wij op de eilanden niet alleen over afvalwater sec, maar ook over regenwater en drinkwater. Dit alles is verdisconteerd in het plan. In die zin is er nadrukkelijk een parallel te trekken met de ambities in Nederland. Zoals men weet, zijn wij voornemens om met de Nederlandse keten nadere afspraken te maken. Wij zullen de Kamer daarover op korte termijn informeren.

Over BOPEC heb ik al gezegd dat de milieuvergunning hopelijk dit jaar op orde is. De vestiging dateert uit 1974. In het toezicht in algemene zin heeft de VROM-Inspectie een eigenstandige rol. Die heeft daar een aantal fte's. Mevrouw Van Gent vroeg om hoeveel fte's het precies gaat. Voor I en M gaat het om vijf fte's. Voor het totaalaantal toezichthouders in algemene zin, dus op alle beleidsterreinen, gaat het om 70 fte's. Dan praat ik dus over de breedte van het beleidsterrein van de verschillende ministeries.

De heer Van Bochove heeft terecht gewezen, zoals ook andere afgevaardigden hebben gedaan, op de bijzondere natuurwaarden op de eilanden en gezegd dat wij echt werk moeten maken van de instandhouding ervan. Hij heeft gevraagd hoe wij de natuurorganisaties bij het beleid betrekken en of ik van plan ben om dat te doen. Het antwoord op die vraag luidt volmondig ja. Wij zijn steevast van plan om in de toekomst de natuurorganisaties bij de consultatie over de wetgeving te betrekken. Wij hebben dat ook nu gedaan. Wij weten ook dat daar een breed draagvlak voor is.

De heer Van Bochove heeft in algemene zin verwezen naar hetgeen in de BES-wetgeving op gebied van VROM is geprogrammeerd. Hij heeft gezegd dat wij alert moeten blijven op de wijze waarop een en ander wordt ingevuld. Ik deel die opmerking van harte. Ik heb al gezegd dat wij ook volop bezig zijn met het daadwerkelijk inzetten van fte's om de toezichthoudende functie te kunnen waarmaken. Ook qua opleiding hebben wij ondersteuning toegezegd. De heer Lucassen wees op de samenwerking met de zusterstad Breda. Zoals al werd gesuggereerd, is deze vorm van samenwerking, deze twinning, er een op basis van vrijwilligheid, maar vrijwilligheid wil niet zeggen dat het vrijblijvendheid is. Als je dus afspraken maakt met anderen – of dat nu is met de rijksoverheid of met andere gemeenten – dan betekent het ook dat je mag verwachten dat wanneer het gaat om het uitwisselen van kennis en het ondersteunen van elkaar, daaraan daadwerkelijk handen en voeten wordt gegeven. Wij juichen het overigens zeer toe dat dit op vrijwillige basis gebeurt, want dat is vaak de beste basis om een breed draagvlak te krijgen.

Daarnaast kan ik wijzen op de verschillende vormen van bestuurlijk overleg. Ik neem aan dat de minister daarop in zijn termijn nog wat specifieker in zal gaan.

De heer Van Bochove en mevrouw Ortega-Martijn hebben gesproken over de tussentijdse rapportages. Mevrouw Ortega-Martijn heeft er zelfs een amendement over ingediend. In de wet is al opgenomen dat er over zes jaar een evaluatie plaatsvindt. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat zeker in deze beginfase het niet onverstandig behoeft te zijn om een tweejaarlijkse rapportage te bepleiten. Ik zou er absoluut niet op tegen zijn. Dus als ik de reactie van de heer Van Bochove en het amendement van mevrouw Ortega-Martijn in die zin zou moeten beoordelen, is mijn formele standpunt dat ik het oordeel aan de Kamer overlaat. Eerlijk gezegd, kan ik mij er wel van alles bij voorstellen dat zij vinden dat de rapportage tweejaarlijks plaats zou moeten vinden tot het moment waarop naar het andere tempo kan worden overgeschakeld. Dus ik heb er zelf absoluut geen probleem mee. Sterker nog, in het licht van de discussie die wij hier zojuist hebben gehad tussen leden van deze Kamer, kan het goed zijn om de tussentijdse rapportages naar een hogere frequentie te brengen dan zes jaar.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft in een reeks van vragen aandacht gevraagd voor de specifieke positie van de eilanden. Tegelijkertijd heeft zij aangegeven dat de wetgeving dusdanig zou moeten worden ingevuld dat je hetgeen je in Nederland voorstaat, ook een-op-een naar de BES-eilanden zou moeten vertalen. Daar zit overigens spanning tussen. In de nota naar aanleiding van het verslag hebben wij geprobeerd helder te maken dat maatwerk op het ene terrein gemakkelijker is te leveren dan op het andere terrein. Ik denk wel dat wij in het algemene zin met elkaar eens zijn dat maatwerk het vertrekpunt is, maar dat je tegelijkertijd, zeker waar het gaat om de milieuwetgeving en de zorg voor de natuurlijke omgeving in algemene zin, buitengewoon alert moet zijn op ontwikkelingen die zich kunnen voordoen. Wij moeten dus continu streven naar die balans. Ik heb de overtuiging dat wij samen met de eilandbesturen daarin wel zullen slagen. Op het moment dat er andere signalen over komen, zullen die de Kamer ongetwijfeld per ommegaande bereiken.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft gevraagd welke acties het kabinet naast de wetgeving voorstelt om bedrijven die zich op de BES-eilanden willen vestigen, bewust te maken van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die ze hebben. Dat is nu typisch iets wat je een-op-een gelijk zou kunnen trekken met de bewustwording die een ondernemer moet hebben die zich in Nederland wil vestigen. Die verantwoordelijkheid mag je vragen. De heer Van Raak heeft gesproken over hotels die zich zouden willen vestigen. Laat duidelijk zijn dat dit kabinet samen met de eilanden, de Kamer van Koophandel en de rijksdienst er alles aan zal doen om goed tussen de oren te krijgen dat hetgeen wat maatschappelijk verantwoord is, het vertrekpunt moet zijn bij vestiging. Overigens valt het met het aantal nieuwe vestigingen van ondernemingen op de eilanden alleszins mee. Je zou ook kunnen zeggen dat het alleszins tegenvalt, het is maar vanuit welke invalshoek je het benadert. Het loopt niet storm, maar als er belangstelling is en de randvoorwaarden worden ingevuld, waar de wetgeving voor een deel voor is bedoeld, dan moet dat kunnen, maar dat vergt soms maatwerk en bewustwording.

De voorlichting op het gebied van natuur en milieu is een activiteit die wat ons betreft bij de openbare lichamen zelf thuishoort. Er kan wel worden gedacht aan algemene voorlichtingscampagnes zoals we in Nederland kennen, bijvoorbeeld "Nederland schoon" of over het bewust omgaan met energie. In een aantal gevallen geldt dat campagnes die hier worden geëffectueerd, ook kunnen worden ingezet op de BES-eilanden, maar in meer specifieke situaties is het aan het bestuur.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft ook gevraagd welke afspraken specifiek zijn gemaakt met de bestuurscolleges over de samenwerking bij het opstellen van AMvB's en ministeriële regelingen. Ik kan daar kort over zijn. Wij hebben aan de eilandbesturen toegezegd dat de AMvB's en ministeriële regelingen op basis van deze wet met de eilanden zullen worden afgestemd. Ik denk dat mevrouw Ortega dat ook van ons wil horen. Dat is een vanzelfsprekend uitgangspunt voor ons, want ik heb eerder al gezegd dat het draagvlak het vertrekpunt was, is en moet blijven. Dat draagvlak versterk je alleen door op veel terreinen samen op te trekken.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft ook gevraagd of we het houden bij de LGO-status van landen en gebieden overzee of wellicht op korte termijn al streven naar de UPG-status. Dat laatste is op dit moment niet aan de orde. Wij hebben bij de Slotverklaring in 2006 gekozen voor de LGO-status. Ik denk dat het onverstandig zou zijn om nu al te streven naar een andere status. Dat heeft ook te maken met de wijze waarop je maatwerk kunt leveren op de BES-eilanden. Wanneer je te snel de doorstart maakt naar de UPG-status, is het maar zeer de vraag of je kunt waarmaken wat je met elkaar hebt afgesproken. Dat is niet de ambitie op korte termijn, maar wat in de toekomst verscholen ligt, zal uiteraard moeten blijken na de eerste grote evaluatie na zes jaar. Ik denk dat de discussie dan opnieuw gevoerd kan worden, maar het mag helder zijn dat er nu nog niet naar wordt gestreefd.

In antwoord op vragen van de heer Lucassen en anderen heb ik gesteld dat de eilanden zelf verantwoordelijk zijn voor het opstellen van een milieuprogramma. Wij hebben op tal van terreinen toegezegd dat wij de eilanden daarbij willen ondersteunen. In dat milieuprogramma staat hoe men kan voldoen aan de wettelijke taken op grond van deze BES-wetgeving, welke maatregelen prioriteit hebben en wat de gevolgen zijn van die inhaalslag. Het ministerie van I en M is van mening dat alles uit de kast moet worden gehaald om de eilanden daarbij te ondersteunen. Ik heb de fte's al genoemd. Zoals ik al zei, kan dat ook met specifieke opleidingstrajecten.

Mevrouw Ortega-Martijn heeft ook gevraagd voor welke datum de beleidsanalyses op het gebied van de EG-verordening of de REACH-richtlijn over registratie, evaluatie en autorisatie zijn ontwikkeld. Een concrete datum kan ik niet geven. Wij zijn erover in gesprek. Ik kan toezeggen dat een en ander deel uitmaakt van de voorbereiding van de vijfjaarlijkse milieubeleidsplannen, waarover ik eerder al heb gezegd dat zij de verantwoordelijkheid zijn van de eilandbesturen. Daarin zal dat een plek moeten krijgen. Een en ander is afhankelijk van het tempo waarmee de milieuprogramma's handen en voeten kunnen krijgen. Ik kan niet zeggen dat dit binnen een halfjaar of binnen twee jaar het geval zal zijn. Dat is op dit moment iets te veel gevraagd, maar het is helder dat het moet gebeuren.

Dan is gevraagd naar het rapport bodemonderzoek en de resultaten ervan. Ik kan daarover kort zijn. De opdracht voor het onderzoek naar de bodemkwaliteit op de BES-eilanden is eind 2010, dus enkele maanden geleden, verstrekt. Hoe graag ik dat ook zou willen, ik kan op dit moment nog niets zeggen over de uitkomst. Dit vergt de nodige tijd, maar het is bekend hoe wij werken: zodra de uitkomsten bekend zijn, zal ik ervoor zorgen dat de Kamer ze krijgt. Dit kan echter nog wel even duren, want dit is niet iets wat van vandaag of morgen op papier staat. Er wordt dus aan gewerkt en ik heb de vraag vooral zo verstaan.

Het antwoord op de vraag of de bestuurscolleges van Saba en Sint-Eustatius ook betrokken zijn bij het aanwijzen van MER-plichtige activiteiten is een volmondig ja, ook in het verlengde van hetgeen ik over Bonaire heb gezegd. Daarover kan ik kort en duidelijk zijn.

Ik zal nu ingaan op de vragen die mevrouw Van Gent heeft gesteld, voor zover ik die niet al impliciet heb beantwoord. Zij heeft vooral een aantal specifieke vragen aan de minister gesteld over de woningbouw- en bouwambities. Ik heb al gereageerd op haar slotopmerking over het rentmeesterschap, hoe je daarmee moet omgaan en hoe je daarnaar moet kijken. In haar inleidende zinnen sprak zij over de meerwaarde van de BES-eilanden en de vraag hoe wij daarnaar moeten kijken op basis van onze verantwoordelijkheid. Ik kan mij daarbij volledig aansluiten.

Ik heb al in algemene zin gereageerd op de opmerkingen van de heer Van Dam. Ik ben duidelijk geweest in antwoord op de vraag hoe het toezicht is georganiseerd. Ik heb het aantal fte's genoemd dat hierbij is betrokken, in specifieke zin bij het ministerie van I en M en in algemene zin.

Hij heeft nog eens benadrukt dat maatwerk is vereist voor de BES-eilanden en hij heeft een aantal specifieke voorbeelden gegeven. Ik ben het daarmee eens en ik heb daaraan weinig toe te voegen. Hij heeft ervoor gewaarschuwd dat dit wel op orde moet zijn. Ik hoop dat de wet zoals die nu aan de Kamer is voorgelegd, inclusief de nota naar aanleiding van het verslag en de nuanceringen die daarmee zijn aangebracht, op de instemming van de fractie van de Partij van de Arbeid kan rekenen.

De heer Bosman maakt zich zorgen over de benodigde kennis op de eilanden. Ik heb in reactie op de opmerkingen van verschillende afgevaardigden al gezegd hoe de inspectie daarbij is betrokken, hoe de opleidingsprogramma's vorm krijgen en wie daarbij is betrokken. De eilanden zijn overigens ook lid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en via die lijn kunnen zij veel input krijgen naar aanleiding van specifieke vragen. De zusterprogramma's met onder andere de gemeente Breda werpen hun vruchten af; die samenwerking is wel op vrijwillige basis.

De heer Bosman heeft nog specifiek gevraagd naar de natuur- en milieubescherming. De Wet VROM BES is een kaderwet en biedt de mogelijkheid om AMvB's op te stellen onder meer voor activiteiten die de inrichting en de milieueffectrapportages raken. De eilanden zijn hierbij direct betrokken. Dit biedt een handvat om ervoor te zorgen dat wat je wilt koesteren, ook bewaard blijft. Kortom, de zorgplicht is hierin een-op-een opgenomen. Samen met het ministerie van EL&I zullen wij ervoor zorgen dat in het kader van de Nederlandse wet- en regelgeving voldoende waarborgen worden gegeven voor de natuurlijke omstandigheden die uniek zijn voor het Koninkrijk.

Op een aantal specifieke vragen over BOPEC en NuStar van de heer Van Raak ben ik al ingegaan; ik heb al aangegeven wat de handhavingscapaciteit is en hoe we daarmee omgaan. Ook heb ik gezegd wat de meer algemene risico's zijn geweest naar aanleiding van de BOPEC-brand en dat wij geen heel verontrustende zaken hebben gevonden. Je moet hier wel de vinger aan de pols houden; vandaar dat we bezig zijn met het opstellen van milieuvergunningen.

Een laatste vraag ging over de asbestproblematiek: er is een inventarisatie geweest, wat gebeurt daar nu mee? De inventarisatie is gereed. Het is de bedoeling dat dit jaar de aanpak start van de zaken die met asbest zijn verontreinigd. Uiteraard moet dat gepaard gaan met een op maat gesneden voorlichtingscampagne.

Ik heb in eerste termijn een reactie gegeven op de belangrijkste inbreng van de fracties. Ik heb niet heel specifiek gereageerd op de amendementen van mevrouw Ortega-Martijn. Zij heeft een viertal amendementen ingediend. In algemene zin wil ik het volgende zeggen over het amendement op stuk nr. 9 over de voorhangprocedure met betrekking tot het besluit ontgrondingen BES, het amendement op stuk nr. 10, waarin de voorhangprocedure met betrekking tot de risico's zware ongevallen BES wordt aangekaart, het amendement op stuk nr. 11, waarin de informatieplicht over stoffen wordt aangekaart en ten slotte het amendement op stuk nr. 12 waarin wordt gesproken over de MER-procedure en de bevoegdheid van onze minister om onverwijld uit te voeren zonder daarbij direct de MER te betrekken. Misschien is het wat kort door de bocht en als zij daar moeite mee heeft, dan hoor ik dat graag in tweede termijn, maar wat mevrouw Ortega-Martijn in de vier amendementen aan de Kamer voorlegt, komt in grote lijnen overeen met de algemene systematiek die wordt gehanteerd bij de wetgeving die tot nu toe is vastgesteld. Als aan mij een specifiek oordeel wordt gevraagd, dan wil ik dat aan de Kamer laten, maar uit mijn eerdere bewoordingen, ook over de rapportage, mag worden geconcludeerd dat het kabinet er geen overwegende bezwaren tegen heeft. Wij laten het definitieve oordeel dus aan de Kamer, wij hebben er op zich geen problemen mee.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik beluisterde in de bijdragen van bijna alle sprekers een zekere weemoed met betrekking tot de behandeling van de BES-wetgeving. Ik was er aangenaam door getroffen dat die weemoed ook mijn aanwezigheid bij de behandeling van dit soort wetgeving betrof. Het is inderdaad de laatste keer dat u mij hier als medeondertekenaar van BES-wetgeving aantreft. Uiteraard ben ik daarnaast als minister verantwoordelijk voor volkshuisvesting en wonen. Daarom was ik de vorige keer ook zeker gekomen, ware ik tijdig gewaarschuwd over het feit dat er op dat terrein vragen waren. Eerder hebben wij besproken dat de minister van Binnenlandse Zaken óp de eilanden, voor de eilanden coördinerend is jegens de Nederlandse overheid, maar dat in de Kamer de afzonderlijke ministers voor de onderwerpen worden aangesproken.

Nadat ik hier bleek te moeten komen, was ik blij dat er toch nog enkele vragen waren op het terrein van wonen en volkshuisvesting. Ik zal proberen om die zo goed mogelijk te beantwoorden. Er is een algemene zorg bij meerdere sprekers over de handhaving van de regelgeving en in het bijzonder de handhaving van wetgeving in kleinere gemeenschappen. Dat is inderdaad een gegeven. Wij lopen daar in Nederland overigens ook tegenaan. Zo stonden er in de kranten onlangs berichten over de gemeente Maasdriel en het onderzoek dat in deze gemeente wordt uitgevoerd. Dat zijn zo de verschillende kanten van een kleine gemeenschap.

Ik vind het opmerkelijk dat met name de heer Van Dam er in dit verband voor pleitte dat er op de eilanden zo snel mogelijk een kloof komt tussen de overheid en de burgerij, teneinde het beter te waarborgen. Ik hoorde hem althans pleiten voor een grotere afstand tussen bestuur en bevolking. Dat is inderdaad de juiste verhouding tussen overheid en burgerij, want niettegenstaande al dat gepraat over die kloof: die moeten wij inderdaad wat dieper maken. Het blijft echter een punt van aandacht.

De heer Lucassen vroeg in het bijzonder naar de VROM-Inspectie. Die houdt in tweede lijn inderdaad toezicht op de huisvestingsverordening. Ook daar zit dus een mogelijkheid om iets meer afstand te scheppen bij het toezicht op de huisvestingsverordening en de andere regelgeving.

Ik bestrijd het beeld dat een kleine gemeenschap wel haast onvermijdelijk leidt tot wat de heer Lucassen corruptie noemt. Ik proef namelijk ook in mijn gesprekken op de eilanden dat men het nu juist als een voordeel van de gekozen structuur ziet dat die de betrouwbaarheid van het bestuur waarborgt. Ik zie dan ook geen aanleiding te denken dat het anders zou liggen dan bij het bestuur in Nederlandse gemeenten. Wij moeten ons daarbij verder realiseren dat een groot deel van de Nederlandse gemeenten ongeveer 15.000 inwoners telt, zolang ze niet worden geherindeeld.

De heer Lucassen ging in op de mogelijkheid in de wet van een woonruimteverordening en de mogelijkheid van woonruimteverdeling. Ik wijs hem erop dat het een bevoegdheid betreft die alle Nederlandse gemeenten hebben. Een op de drie Nederlandse gemeenten heeft een huisvestingsverordening. Het lijkt mij verder van belang voor de transparantie dat de woonruimteverdeling op een verordening is gebaseerd. Ik acht het winst als dat gebeurt.

De heer Lucassen wees er terecht op dat de bevoegdheid voor woonruimteverdeling in het bijzonder is gegeven om verdringing te voorkomen. Dat doen wij overigens niet alleen bij kleine dorpen, want ook de stad Amsterdam wijst in de huisvestingsverordening in het bijzonder op de economische gebondenheid. Zonder economische gebondenheid kan men zich daardoor niet vestigen binnen de stad. Ik wijs verder op de Waddeneilanden, waar men woningen beneden een bepaalde grens bij voorrang verdeelt over de eigen kinderen, de kinderen van het eiland. In dit geval gaat het ook over de mogelijkheid om verdringing van bepaalde groepen te voorkomen. Het impliceert dat het gaat om de categorie lagere inkomens en daardoor is er geen verschil met de mogelijkheden die wij in Nederland kennen.

Iets anders is de mate waarin boven een bepaalde inkomensgrens mag worden gebouwd, want dat is onderwerp van de ruimtelijke ordening. De heer Van Raak en anderen pleiten ervoor om hieraan zekere grenzen te stellen om te voorkomen dat er binnen de kortste keren te veel mensen in een villa op die eilanden gaan wonen. Over de smaak zal ik mij hier niet uitspreken. Het grote voordeel van de woningen daar is in ieder geval dat ze vaak laag zijn en niet meer dan een etage hebben en daardoor vaak door het groen aan het zicht worden onttrokken. Op dit punt scheppen wij dus geen wezenlijke andere situatie dan die wij in Nederland hebben met betrekking tot de huisvestingsverordening.

Gevraagd is waarvoor de schuldsanering precies is bedoeld. De term zegt het al: om de schuld te saneren. Het geld is dus niet gebruikt om nieuwe investeringen te plegen maar om schulden uit het verleden weg te nemen. Welk deel van die schulden specifiek valt toe te rekenen aan Bonaire onttrekt zich aan mijn blik. Ik weet wel dat een van de redenen waarom Bonaire koos voor de structuur die wij nu hebben was omdat men verwachtte dat dit zou leiden tot meer aandacht en een evenrediger toedeling van het gebruik van de middelen. Ik zal niet zeggen dat er geen schulden aan Bonaire toe te wijzen zijn, maar of dat in evenredigheid was, kan ik niet zeggen.

De tijdelijke waterzuiveringsinstallatie is inderdaad gefinancierd met middelen van Binnenlandse Zaken. Voor de nieuwe waterzuivering zullen middelen beschikbaar komen uit de Europese ontwikkelingsfondsen. Op die wijze zullen het rioleringsnet en de waterzuivering van het riool hopelijk verbeteren. Tijdens mijn reis van afgelopen januari heb ik de voortgang bezien van de tijdelijke waterzuivering. De verwachting is dat zij begin april zal functioneren. Dat is een aanzienlijke verbetering.

De heer Van Bochove heeft twee algemene vragen gesteld op mijn terrein. Zijn eerste vraag betrof het tweejaarlijks informeren over de situatie met betrekking tot de huisvesting. Ik wijs erop dat ik in het kader van een eerdere discussie de Kamer al heb toegezegd om jaarlijks in de begrotingsstukken op dit aspect in te gaan. Ik denk dat dit juister is dan om het tweejaarlijks te doen. Binnen zes jaar zal een evaluatie plaatsvinden. Wij moeten oppassen om de eilanden te belasten met het voortdurend genereren van informatie.

Hetzelfde geldt voor de vraag van mevrouw Van Gent over de leefbaarheidsmonitor. Er wordt een enorme stroom informatie gevraagd die moet worden gegenereerd voor de leefbaarheidsmonitor, informatie die op de eilanden doorgaans niet aanwezig is. Ik weet ook niet of dat proportioneel is. Als ik een eiland als Saba neem, hoef ik maar op Mount Scenery te staan om ongeveer een beeld te hebben van de leefbaarheid op het eiland. Dat geldt ook voor Statia. Op Bonaire moet je waarschijnlijk naar Rincón en Kralendijk, maar ook dan heb je een redelijk beeld van de verschillende situaties. Houd mij ten goede: uiteraard is het onderdeel van de verantwoordelijkheid dat wij de relevante informatie krijgen, ook op terreinen zoals wonen en huisvesting. Ik wil dat echter niet onmiddellijk persen in het keurslijf van de leefbaarheidsmonitor omdat wij dan te veel informatie krijgen.

Het tweede punt waarop de heer Van Bochove inging, betrof de vraag in hoeverre organisaties worden ingeschakeld bij de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Dat is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het eilandbestuur.

Mevrouw Ortega noemde een aantal punten in verband met de balans in regelgeving, waarop de staatssecretaris al is ingegaan. Zij vroeg mij in het bijzonder naar een woonvisie voor Bonaire. Ook die is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur. Ik heb hier de woonvisie van 21 januari jongstleden van het college van bestuur van Bonaire. Een dergelijke woonvisie bestaat dus en zal onderwerp van bespreking zijn in de eilandsraad.

Mevrouw Van Gent begon met een aantal opmerkingen waarop ik nu niet zal ingaan. Ik begrijp echter dat ik in blijde afwachting mag zijn van een debat hierover met de Kamer. Ik deel haar punt dat sinds 10 oktober de drie eilanden waarover wij spreken onderdeel zijn van Nederland en dat een van de punten het verwachtingenmanagement is. Wij moeten ons ook zelf hoeden voor het beeld dat dit automatisch eenzelfde situatie als in Nederland impliceert. Dat is misleidend en niet terecht, ook gegeven de verschillen die er zijn.

Specifiek op het terrein van volkshuisvesting heeft mevrouw Van Gent gelijk dat de wet slechts een papieren werkelijkheid schept en dat het erom gaat wat kan worden gerealiseerd. Ik wees al op de woonvisie die door het eilandbestuur zelf is ontwikkeld. Verder zijn er op Bonaire twee woningbouwcorporaties actief. Een onderdeel van de woonvisie is een wijkaanpak langs lijnen zoals wij die hier kennen. Ik denk dus inderdaad dat die wordt ingezet. Ik meen ook zelf dat wij op de eilanden vanwege de schaal niet gedifferentieerd kunnen spreken over de huisvesting, de sociale zekerheid en andere aspecten, zoals de kinderopvang. Mevrouw Van Gent wees er ook zelf op dat sprake moet zijn van een iets meer geïntegreerde aanpak van de verschillende aspecten en dat in onderlinge samenhang naar die ontwikkeling moet worden gekeken. Ik heb er eerder op gewezen dat de betrokken departementen bekijken op welke wijze een aantal lijnen die voortvloeien uit de Nederlandse wetgeving kunnen worden samengepakt om op de eilanden geen verbrokkelde situatie te krijgen, die daar vanwege de kleine schaal merkbaarder zou zijn.

De heer Van Dam ging ten eerste in op het belang van de handhaving. Ten tweede vroeg hij waarom de bestuurlijke boete niet is opgenomen. In Nederland is de bestuurlijke boete onderdeel van de Algemene wet bestuursrecht. Die is niet van toepassing op de eilanden. Daarnaast wordt in wetten voorzien in de specifieke handhavingsbehoefte. Voor dit terrein is ervoor gekozen om de bestuurlijke boete niet te introduceren. Deze is een instrument dat op die eilanden vrij onbekend is. Ook uit het oogpunt van toezicht op de handhaving is het wenselijk om boetes meer in de hand van het Openbaar Ministerie te houden, zeker gegeven het feit dat in deze wetgeving een aantal handhavingsinstrumenten die wij kennen, dwangsom en bestuursdwang, wel worden gegeven.

Dan kom ik op het punt van de vrije uitkering. Ik heb kennis genomen van de signalen dat men meent dat deze onvoldoende zou zijn. Die discussie is gevoerd vóór 10 oktober. Dit zal verder onderdeel zijn van de gewone behandeling van de voorjaarsnota, waarbij zal worden bezien welke eventuele knelpunten en tekortkomingen er zijn. Die discussie is onderdeel van de normale begrotingsvoorbereiding in Nederland.

Meer in het algemeen was nog de vraag, althans zo heb ik het begrepen, hoe veel reizen er door ambtenaren gemaakt zijn naar de BES-eilanden in het kader van de transitie. Daarover is al een WOB-verzoek gedaan, dus laat ik toezeggen dat wij, als wij dit helemaal hebben uitgezocht, de Kamer daarover zullen informeren, hoewel men dit ook wel in de krant zal kunnen lezen.

De heer Bosman vroeg meer in het bijzonder naar de positie van de rijksvertegenwoordiger en de doorzettingsmacht. Op heel specifieke terreinen oefent de rijksvertegenwoordiger een zeker toezicht uit op de besturen van de eilanden. Voor het overige gaat het om beslissingsbevoegdheden zoals Nederlandse ministers die hebben. Dat is de verdeling die hierbij wordt aangebracht. Een en ander berust niet speciaal bij de rijksvertegenwoordiger. Daarnaast houdt de Rijksdienst Caribisch Nederland, met de ambtenaren ter plaatse, zich bezig met assistentie en toezicht.

De heer Van Raak is ingegaan op de lage opkomst bij het referendum op Bonaire. Ik moet hem erop wijzen dat wij in Nederland als staat ook op deze wijze zijn begonnen. Nadat in de Bataafse Republiek tweemaal een referendum ongeldig was verklaard wegens een te lage opkomst, heeft men uiteindelijk de zeer verstandige en naar mijn gevoel alleszins behartigenswaardige beslissing genomen om te bepalen dat wie niet stemde, instemde. Ik denk dat dit voor referenda de verstandigste oplossing is. Wat dat betreft kun je vaststellen dat de instemming hoog was. Ik moet in eerlijkheid toegeven dat ik niet weet hoe ik een en ander moet waarderen. In elk geval ben ik er zeker van dat geen Nederlander zal stemmen over de golf van wetgeving die wij hebben aangenomen, maar dat men zal stemmen op basis van de veranderingen die ten goede die men ziet en waardeert. Ik denk dat wij realistisch moeten inschatten dat de keuze voorshands en in eerste instantie er een is geweest tegen een bestuursstructuur op het eiland ter plaatse en dat men het Nederlandse bestuur in de structuur zoals die nu is het voordeel van de twijfel geeft. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat het een succes wordt, met alle erkenning van de onderscheiden die er zijn tussen hier en daar.

De heer Van Raak ging ten slotte ook in op de situatie op Sint-Maarten, maar ik denk dat ik dat ik dat nu kan laten liggen. Op de kwaliteit van de villa's in Brasschaat ben ik al ingegaan.

De voorzitter:

De heer Van Raak heeft zich verontschuldigd wegens een ander debat elders. Ik constateer dat er behoefte bestaat aan een korte tweede termijn bij de heer Lucassen, mevrouw Van Gent en mevrouw Ortega-Martijn.

Minister Donner:

Kunt u ook peilen of ik nog nodig ben voor die tweede termijn? Ik heb namelijk een algemeen overleg elders in dit gebouw.

De voorzitter:

Dat is ook de reden waarom een aantal collega's weg moet, maar de plenaire vergadering van de Tweede Kamer gaat altijd voor. Ik stel vast dat er nog vragen zijn voor de minister.

Minister Donner:

Dan blijf ik.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lucassen.

De heer Lucassen (PVV):

Voorzitter. Ik zal het zo kort en bondig mogelijk houden.

Ik wil de staatssecretaris en de minister bedanken voor hun beantwoording. We zijn blij dat de Nederlandse standaard gaat gelden voor de nieuwe milieuregels en we houden de handhaving daarop natuurlijk scherp in de gaten.

Ik wil nog even terugkomen op de huisvestingsverordening. Ik ben mij er uiteraard van bewust dat wij hier in Nederland in diverse gemeenten ook een huisvestingsverordening hebben. We hebben hier ook het recht van vrije vestiging. Dat recht weegt zwaar, maar kan om zwaarwegende redenen worden beperkt door de huisvestingsverordening, als daar noodzaak toe is. In de stukken heb ik gelezen dat men zich op de eilanden zorgen maakt over een grote toestroom van vestigers van elders, met name uit Nederland, en dat men echt van plan is om de huisvestingsverordening in te zetten om die te beperken. Ik wil toch een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba sinds 10 oktober 2010 als openbaar lichaam deel uitmaken van Nederland;

overwegende dat Nederlanders zich ook op deze eilanden vrij moeten kunnen vestigen;

constaterende dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba middels huisvestingsverordeningen de vestiging van Nederlanders op de eilanden willen beperken;

verzoekt de regering, het recht van vrije vestiging van Nederlanders op de BES-eilanden te waarborgen en de vaststelling en handhaving van huisvestingsverordeningen op de eilanden periodiek te toetsen op rechtmatigheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lucassen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32473).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik wil de bewindslieden bedanken voor de heldere beantwoording van de vragen. Daarnaast is mijn fractie zeer verheugd dat de staatssecretaris positief heeft gereageerd op de amendementen. Ik vind het een beetje vervelend dat ik nu een motie moet indienen, omdat ik niet de mogelijkheid heb gehad om te interrumperen. Ik zeg daar echter nu al bij dat ik bereid ben, die motie weer in te trekken, als ik van de staatssecretaris alsnog de gevraagde toezegging krijg. Mijn motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het niet mogelijk is om op korte termijn alle Europese milieuwet- en regelgeving over te nemen op de BES-eilanden ("zachte landing") en dat dit gezien de kleinschaligheid van de BES-eilanden en de ligging in Zuid-Amerika ook niet wenselijk is;

overwegende dat voor een goede voorbereiding voor wat er nog komen gaat, duidelijkheid gegeven dient te worden over wat de BES-eilanden mogen verwachten van milieuwet- en regelgeving in de toekomst;

overwegende dat onduidelijk is in hoeverre milieuregelgeving niet is overgenomen op grond van de overweging van de kleinschaligheid van de BES-eilanden en hun capaciteit of dat deze keuzes vanuit principiële overwegingen zijn genomen;

verzoekt de regering, in overleg met de eilandbesturen met een overzicht te komen van:

  • - milieuwet- en regelgeving die in voorbereiding is voor de BES-eilanden;

  • - Nederlandse en Europese milieuwet- en regelgeving die op korte termijn niet wordt ingevoerd voor de BES-eilanden, maar op langere termijn wel wordt overwogen;

  • - Nederlandse en Europese milieuwet- en regelgeving, die naar verwachting ook op langere termijn voor de BES-eilanden niet van toepassing wordt verklaard;

verzoekt de regering, keuzes in dezen te motiveren en met een tijdlijn te komen en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32473).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is nog een vraag over milieurichtlijnen blijven liggen. Die richtlijnen brengen met zich dat de BES-eilanden geen beroep kunnen doen op Europese fondsen. Dat betekent dat zij verstoken blijven van een aantal voordelen. Wat kan de staatssecretaris eraan doen om de eilanden in dezen tegemoet te komen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen natuurlijk hartelijk voor hun beantwoording. Het gaat de GroenLinksfractie erom dat naast wetgeving ook het huis op orde is, dus dat het in de praktijk goed uitwerkt. Verder is het voor de GroenLinksfractie van groot belang dat de bewoners van de Antillen, maar zeker natuurlijk ook van de BES-eilanden waarover we het vandaag hebben, niet achter aansluiten als het gaat om milieuwetgeving en adequate volkshuisvesting binnen het Koninkrijk. Het zijn gewoon openbare lichamen van Nederland en wij zijn hun natuurlijk ook schatplichtig. Dat betekent niet dat wij alles uit handen willen nemen, maar wel dat we met elkaar de handen uit de mouwen moeten steken om een en ander op orde te brengen.

De staatssecretaris sprak warme woorden over wat ik over rentmeesterschap zei en over de manier waarop ik een aantal dingen neer had gezet in verband met milieuwetgeving. Hij was het met mij eens, al vond ik het allemaal nog wel vaag en algemeen. Daarom vraag ik hem nog wel om uit te gaan van de hoogst mogelijke beschermingsstandaarden voor mens en milieu. Wil de staatssecretaris daar nog eens op ingaan en aangeven wat daarvoor precies het plan van aanpak is?

Minister Donner zegt keer op keer: ik ben hier voor de laatste keer, want het gaat over volkshuisvesting. Het is dan wel weer prachtig dat hij de afvalwaterzuivering mag openen, als ik de staatssecretaris zo hoor. Wellicht is hij daar vanwege zijn ervaring met volkshuisvesting deskundig in. Mijn serieuze punt is wel dat wij natuurlijk overzicht moeten houden, niet uit een soort paternalistische betutteling of uit kolonialisme, maar wel uit interesse in de vooruitgang op de eilanden. Wij hebben bewust gekozen voor de staatkundige vernieuwing, maar daarmee is het voor de GroenLinksfractie niet: wij trekken onze handen er nu van af; laat het ze maar lekker uitzoeken.

Ik had eigenlijk een drietal moties voorbereid, maar ik dien ze nu niet in. Ik vraag minister Donner wel of de Kamer de woonvisie voor Bonaire ook kan krijgen. Dat lijkt op zich goed nieuws, maar ik weet natuurlijk niet wat erin staat. Dat weet de minister beter dan ik, lijkt mij. Wordt er voor Sint-Eustatius en Saba ook een dergelijke woonvisie gemaakt en zit daar ook een integrale aanpak vanuit Nederland bij? Met advies, ondersteuning en samenwerking kun je vaak heel ver komen. Is de minister van volkshuisvesting ook bereid, daarin te bemiddelen? Bij de begrotingsstukken komt er een rapportage over de voortgang van beleid voor natuur en milieu. De GroenLinksfractie zal kijken of zij die rapportage voldoende vindt, zo niet, dan zal zij alsnog proberen om het anders te regelen, want zij vindt niet dat wij met een kluitje in het riet moeten worden gestuurd. Ik dien daarom de moties die ik heb voorbereid op dit moment niet in, maar ik laat ze wel boven de markt hangen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik dank de afgevaardigden voor hun reactie op de eerste termijn van het kabinet en ik ben blij met datgene wat is gezegd, althans, voor zover het instemming betreft. Mevrouw Ortega-Martijn heeft in een aantal bewoordingen nog eens aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de gevolgen van het feit dat een deel van de wetgeving toch ook op een andere manier wordt ingevuld dan Europa van ons zou eisen, waardoor wellicht ook Europese middelen worden misgelopen. Ik ben dat deels met mevrouw Ortega-Martijn eens. Ik zeg "deels". Zoals de minister ook al in zijn termijn heeft aangegeven toen het ging om het realiseren van een afvalwaterzuiveringsinstallatie, ligt er wel degelijk een bedrag van naar ik meen 20 mln. uit het Europees Ontwikkelingsfonds gereed voor Bonaire om handen en voeten te geven aan de ambitie die wij met ons allen hebben. Dus het is niet zo dat er geen enkele bijdrage vanuit Europa beschikbaar zou komen, maar het betekent wel dat je in een aantal gevallen alles uit de kast moet halen om de middelen binnen handbereik te krijgen. Daarbij kunnen de eilanden uiteraard ook op de volle steun en medewerking van de regering rekenen.

Tegelijkertijd klopt het dat als je je niet een-op-een conformeert aan wat wij in Europa hebben afgesproken – mevrouw Ortega-Martijn heeft zelf in haar eerste termijn aangegeven waarom dat soms verstandig kan zijn, vanwege het feit dat de eilanden een heel specifiek karakter hebben – je ook moet kijken waar de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering begint en eindigt. In algemene zin heb ik al verwezen naar het milieuprogramma dat moet worden opgesteld. Aan de hand van dat milieuprogramma kan het natuurlijk heel goed voorkomen dat er incidenteel projectbijdragen worden verleend. Om maar eens even te verwijzen naar diezelfde afvalwaterzuiveringsinstallatie, merk ik op dat behalve een toezegging uit Europa ook het ministerie van I en M in een recent verleden een bijdrage van enkele miljoenen heeft toegezegd, dus dat kan heel goed. Dit geldt overigens ook voor tal van andere projecten.

Daarnaast hebben wij natuurlijk altijd het standaardinstrument van het verstrekken van renteloze leningen, mocht daar behoefte aan zijn, en de inzet van deskundige medewerkers, voor zover het gaat om raad en daad. Dus in die zin zeg ik niet dat dit per definitie is afgeblokt. Integendeel, er zijn wel degelijk mogelijkheden, maar je kunt niet van twee walletjes eten. Je kunt niet zeggen dat de Europese wet- en regelgeving niet voor 100% past op de eilanden – waarover we het eens zijn – maar dan wel de revenuen eisen die daarmee soms annex zijn. Daarvoor mag ook terecht, waar mogelijk en binnen de verantwoordelijkheid die wij hebben, een beroep op het kabinet worden gedaan. Uiteraard is dat ook alleen mogelijk indien u daaraan ook zelf op enig moment een fiat geeft.

Ik kom bij de motie die door mevrouw Ortega-Martijn is ingediend. Zij gaf al aan dat zij die eigenlijk niet had willen indienen. Op het moment dat daarop in eerste termijn had kunnen worden gereageerd, was die misschien niet nodig geweest. Mevrouw Ortega-Martijn vraagt een overzicht te geven van alle wet- en regelgeving die op het gebied van milieu nog onderweg is, zowel vanuit Nederland als vanuit Europa. Zij vraagt ook wat er moet worden gedaan om een en ander te implementeren. Ik kan nu een deel van de wetten die nog onderweg zijn, gaan opsommen – ik heb ook in eerste termijn gewezen op de richtlijnen die eraan zitten te komen – maar het lijkt mij beter en verstandiger, ook om volledig te kunnen zijn, om datgene wat mevrouw Ortega-Martijn in haar motie vraagt toe te zeggen, namelijk om binnen een jaar daarover aan de Kamer te rapporteren. Daarmee kan de motie wellicht ook worden ingetrokken. Ik ben het volstrekt met mevrouw Ortega-Martijn eens dat het helder moet zijn waar je naartoe werkt en wat de stip op de horizon is.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Dan trek ik bij dezen mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Ortega-Martijn (32473, nr. 14) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Atsma:

Mevrouw Van Gent vroeg om scherper te formuleren waar ze aan toe is met het kabinet wat betreft de verantwoordelijkheid voor de BES-eilanden. Ik heb al gezegd dat we niet van de vloer op de zolder kunnen springen. Ik meen dat de Kamer daarover niet met de regering van mening verschilt. De stip op de horizon, als ik het zo mag duiden, is wat ons betreft dus de volledige implementatie van de milieuwetgeving die wij in Nederland kennen. De weg ernaartoe zal echter langer en wellicht weerbarstiger zijn dan sommigen op dit moment bevroeden. We hebben het zojuist een stap-voor-stapaanpak genoemd. We beginnen met wat het meest nodig is, en wat haalbaar en betaalbaar is. De stip op de horizon is uiteraard dat wij de Nederlandse wet- en regelgeving willen implementeren, zeker op het gebied van VROM. Ik hoop daarmee de zorg van mevrouw Van Gent te hebben weggenomen. Voor het overige wijs ik op wat ik in de eerste termijn heb gezegd. Haar zorg wordt volgens mij terecht breed in de Kamer gedeeld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Waar ligt die stip ongeveer? Ik vraag dit ook naar aanleiding van de motie van mevrouw Ortega-Martijn die zojuist is ingetrokken. Een stip op de horizon; ik vind het allemaal prachtig, maar waar kan ik die stip vinden? Gaat de staatssecretaris daarop ook in in zijn reactie? Wellicht kan hij dat al eerder doen.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb al gezegd waar de stip ligt, namelijk op de horizon. Mevrouw Van Gent doelt echter waarschijnlijk op de plaats in de tijd. Ik heb dit eigenlijk al gezegd in mijn reactie op de motie van mevrouw Ortega-Martijn. Wanneer moet deze implementatie volgens ons een feit zijn? Laat ik zeggen dat wij dit inkijkje meegeven in de brief die ik heb toegezegd naar aanleiding van de motie van mevrouw Ortega-Martijn die inmiddels weer is ingetrokken. Ik kan nu wel zeggen dat wij denken aan een termijn van drie, vier, vijf of zes jaar, maar het lijkt mij verstandiger om te proberen een en ander inzichtelijk te maken in overleg met de eilandbesturen. Dat sluit ook aan bij wat mevrouw Van Gent zelf naar voren heeft gebracht. Ik zeg dit graag toe.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ontvang die informatie graag voor de begroting. Volgens mij hoeft het namelijk geen jaar te duren voordat die kan worden geleverd. Op die manier kunnen we bekijken of er nog wat extra voortgang nodig is.

Staatssecretaris Atsma:

Tegen mevrouw Ortega-Martijn heb ik gezegd dat wij ervoor zullen zorgen dat deze informatie binnen een jaar naar de Kamer komt. Laat ik toezeggen dat wij de informatie zo snel als mogelijk zullen leveren. Ik heb de inventarisatie van wat er zou moeten gebeuren op de korte en de middellange termijn wel paraat. Ik wil dit echter zorgvuldig doen. Laten wij afspreken dat de regering probeert dit helder te maken voor de behandeling van de begroting. De omschrijving "voor de behandeling van de begroting" staat voor een ander tijdstip dan "voor de zomer". Ik probeer te handelen in de geest van waar mevrouw Ortega-Martijn om heeft gevraagd. Laten wij daarnaar streven. Het lijkt mij niet al te moeilijk om in elk geval die stip in de tijd zo te benoemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ga er dus van uit dat de Kamer voor de behandeling van de begroting deze informatie heeft. Afspraak is afspraak. Ik zie daarnaar uit.

Staatssecretaris Atsma:

Kijk eens aan.

Minister Donner:

Voorzitter. Wat het laatste betreft, herinner ik de Kamer eraan dat ook is afgesproken om het de eerstkomende vijf jaar kalm aan te doen met het steeds introduceren van nieuwe regelgeving.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, ja.

Minister Donner:

Maar, mevrouw Van Gent, de horizon ligt ver voor het punt waar twee parallelle lijnen elkaar kruisen.

Voorzitter. De heer Lucassen heeft gesproken over de huisvestingsverordening en heeft daarover een motie ingediend. Daarin wordt gesproken over het recht van vrije vestiging van Nederlanders op de eilanden. Als de heer Lucassen daarmee doelt op het recht dat iedere Nederlander ook in een andere gemeente in Nederland heeft om zich er te vestigen, onder de beperkingen die eventueel uit de huisvestingsverordening voortvloeien, dan valt wat in de motie wordt gevraagd inderdaad onder de taak van de rijksoverheid. Die moet dat recht waarborgen. Hetzelfde geldt voor de toetsing van de rechtmatigheid van de vastgestelde huisvestingsverordening. De motie is dus overbodig, omdat de regering erin wordt herinnerd aan de taak die de regering heeft. Ik moet het verder aan het oordeel van de Kamer overlaten of een overbodige motie wordt aanvaard.

Mevrouw Ortega heeft geen vragen meer aan mij gesteld.

Mevrouw Van Gent wees er terecht op dat het niet alleen om de regelgeving gaat, maar ook om de praktijk. Ze verwees ernaar dat de minister van Binnenlandse Zaken de tijdelijke afvalverwerking zou mogen openen. Aangezien hij daarvoor ook betaald heeft, lijkt me dat terecht, als opvolger van de minister van WWI. Dan resteert nog het punt van zorg aangaande het totaaloverzicht. We hebben daarover eerder al gesproken. Het juiste moment om daarover te spreken, is de rapportage die de Rijksvertegenwoordiger ons jaarlijks zal doen toekomen. We verschillen niet wezenlijk van mening wat de zorg daarover betreft. Wel verschillen we van mening over de mate waarin de minister van Binnenlandse Zaken in deze Kamer aanspreekbaar is op terreinen die vallen onder de verantwoordelijkheid van andere ministers. Dit hebben we een- en andermaal besproken en daar wil ik niet op terugkomen.

De woonvisie van Bonaire zal ik uiteraard aan de Kamer doen toekomen. Daarbij wijs ik erop dat de inhoud daarvan besproken moet worden in de eilandsraad. Wat de andere eilanden betreft is het aan de besturen daar om te bepalen in hoeverre daaraan behoefte bestaat. Het is voorstelbaar dat er op Saba minder behoefte aan een woonvisie bestaat; op Statia is sprake van weer een andere situatie. Ik zou daar dus primair willen uitgaan van de verantwoordelijkheden zoals we die daar hebben neergelegd. Mocht er wel behoefte zijn aan een woonvisie, dan zal men daarmee zeker komen, maar het komt niet aan de orde omdat deze Kamer er behoefte aan heeft.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Gent heeft nog een vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

We kregen bij staatssecretaris Atsma ten minste nog een stip aan de horizon, maar van minister Donner krijgen we meer een punt als het gaat om de volkshuisvesting. Dat stemt mij zeer ongerust. Ik wil minister Donner, als minister van Wonen zoals dat tegenwoordig heet, vragen of hij voor zichzelf niet een betuttelende, maar wel een stimulerende en coördinerende rol ziet weggelegd als het gaat om de volkshuisvesting op de eilanden. Ik zou dat ook graag terugzien in rapportages en in de begroting. Graag een reactie daarop van de minister.

Minister Donner:

Uiteraard heb ik ten aanzien van de huisvesting op de eilanden een rol, ofschoon ik het zelf niet als een inspirerende rol zou willen kwalificeren. Ik zou zelfs verder willen gaan: gelet op de situatie op de eilanden is dit onderdeel van de algemene aandacht voor het bestaan op de eilanden. Daarover zijn we het eens. Het is verder onderdeel van de begroting, zoals ik al aan de heer Van Bochove heb aangegeven, en het komt in de memorie van toelichting bij de begroting aan de orde.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de motie en de amendementen zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 13.00 uur tot 14.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven