4 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 19 januari 2011 over de Landbouw- en Visserijraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik zal vandaag twee moties indienen. Allereerst is er iets geks aan de hand met de regelgeving omtrent het klonen van dieren. In Europa heeft men besloten dat we dit niet moeten willen, in elk geval niet nu. Klonen is te controversieel en de problemen met dierenwelzijn zijn te ernstig. Daarom wil men maatregelen om ervoor te zorgen dat producten van gekloonde dieren niet op de Europese markt komen. We kunnen echter ook een enorme afzet van producten van nakomelingen van gekloonde dieren verwachten. De voorgestelde maatregelen zien er niet op toe dat ook deze producten worden geweerd. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het klonen van dieren een controversieel onderwerp is omdat het zorgt voor ernstige welzijnsproblemen bij dieren en omdat consumenten deze producten niet aanvaardbaar achten;

constaterende dat de Europese Commissie om deze ethische redenen en dierenwelzijnsredenen maatregelen heeft aangekondigd om het gebruik van gekloonde landbouwhuisdieren en de handel in producten daarvan tijdelijk op te schorten;

constaterende dat ook het Europees Parlement heeft uitgesproken, een verbod te willen op het klonen van dieren voor de voedselproductie, evenals een embargo op het importeren van gekloonde dieren, hun jongen en producten die van gekloonde dieren zijn afgeleid;

constaterende dat de nu aangekondigde maatregelen niet toezien op het weren van nakomelingen van gekloonde dieren en producten die afkomstig zijn van deze nakomelingen van de Europese markt;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor onder andere maatregelen die garanderen dat ook nakomelingen van klonen en de producten van deze dieren niet op de Europese markt komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 430 (21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zoals ik zei, heb ik nog een motie. De Kamer heeft de staatssecretaris gevraagd om een wettelijk vangstverbod voor paling in vervuilde gebieden voor te bereiden. De staatssecretaris heeft dat vangstverbod inmiddels aangekondigd. Daar zijn wij blij mee. Wij zijn echter niet tevreden met de manier waarop hij de motie uitvoert. Hij wil dit regelen via de Wet dieren. Dit wetsvoorstel is echter nog niet van kracht omdat het nog moet worden behandeld in de Eerste Kamer. Daarmee maakt de staatssecretaris zich erg afhankelijk van het verloop van die behandeling. Wij willen dat dit geregeld is voor het nieuwe palingseizoen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de regering in oktober heeft gevraagd, een wettelijk verbod voor te bereiden voor de vangst van paling in vervuilde gebieden;

overwegende dat de staatssecretaris deze week heeft aangekondigd, het wettelijk visverbod via de Wet dieren te willen regelen terwijl nog niet duidelijk is of en, zo ja, wanneer deze wet zal worden aangenomen door de Eerste Kamer;

verzoekt de regering, een wetswijziging voor te bereiden van de Visserijwet, waardoor bijvoorbeeld onder artikel 16.1 een Algemene Maatregel van Bestuur kan worden opgesteld waarin een verbod op visserij in bepaalde gebieden wordt vastgesteld ter voorkoming van schade aan de volksgezondheid;

verzoekt de regering voorts, het visverbod voor paling in met dioxine vervuilde gebieden geregeld te hebben voor het begin van het eerstvolgende palingseizoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 431 (21501-32).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik zal drie moties indienen. Ze gaan over drie verschillende zaken. Allereerst de kwestie van dioxinebesmetting in het veevoer in Duitsland. We mogen hopen dat we daar in Nederland nooit mee te maken krijgen. We hebben hierover gisteren een debat gevoerd. Ik pleit er bij de staatssecretaris voor om de controles op diervoeders toe te voegen aan de pilots met naming and shaming. Zoals gisteren is gezegd, kunnen we hiermee wellicht de slechteriken afschrikken. We hebben bijvoorbeeld al naming and shaming met betrekking tot diertransporten en vetten in cafetaria’s. Op die manier willen we ook een pilot met naming and shaming bij veevoer. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat uitkomsten van keuringen en inspecties openbaar dienen te zijn;

overwegende dat van openbaarheid een preventieve werking uitgaat;

overwegende de grote gevolgen van verwikkelingen zoals dioxinebesmetting;

verzoekt de regering, ook veevoer toe te voegen aan de pilots "naming and shaming",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 432 (21501-32).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Mijn volgende motie gaat ook over dioxinebesmetting maar dan in paling. Ik heb er gisteren op gewezen dat er een afbreukrisico aan zit om het vangstverbod in de besmette gebieden aan de Wet dieren te hangen, terwijl die nog niet is aangenomen. Gezien het grote belang van de gezondheid – de gezondheid staat eigenlijk voorop – vind ik het veel logischer – ik heb mij op dat punt ook verder georiënteerd – om de Wet publieke gezondheid daarvoor te gebruiken. Zoals ook het geval is bij dioxinebesmetting in ander voedsel, kun je het namelijk meteen uit de markt halen. Dus waarom dit ook niet laten gelden ten aanzien van dit vangstverbod?

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering werkt aan een wettelijke regeling die het mogelijk maakt, een vangstverbod voor paling in de vervuilde gebieden in te stellen;

constaterende dat dit verbod is gebaseerd op de Wet dieren, die nog bij de Eerste Kamer in behandeling is;

van mening dat volksgezondheid hierbij van het grootste belang is;

verzoekt de regering, de Wet publieke gezondheid als wettelijke basis te nemen voor het vangstverbod voor paling in vervuilde gebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 433 (21501-32).

De heer Koopmans (CDA):

Mevrouw Jacobi heeft blijkbaar studie daarnaar gedaan.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ervaringen spelen zeker ook een rol.

De heer Koopmans (CDA):

Ik bedoel het ook heel positief. Ik ben benieuwd op grond van welke artikelen in die wet de staatssecretaris maatregelen zou kunnen uitvaardigen. Als dat zou kunnen, zou hij mogelijkerwijs ook gebruik kunnen maken van bevoegdheden in die wet om dat onmiddellijk te doen, wat wij eigenlijk allemaal met elkaar willen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Er zijn meerdere artikelen. Een van de hoofdartikelen komt erop neer dat bij zaken die van belang zijn voor de volksgezondheid men in het kader van de borging van de publieke gezondheid aan de hand van een advies van de GGD en zo nodig ook van het RIVM tot maatregelen kan overgaan. Dat lijkt mij voldoende voor de staatssecretaris om dit artikel van toepassing te verklaren.

Voorzitter. De staatssecretaris heeft heel veel met pony’s maar ikzelf heb heel veel met schapen. Daarom dien ik een motie in over toeslagrechten van schaaphouders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat toeslagrechten lager dan € 500 niet worden uitbetaald;

overwegende dat dit vooral kleine schapenhouders treft;

overwegende dat bij het niet benutten van toeslagrechten deze rechten na twee jaar vervallen;

overwegende dat veel schapenboeren zich hierdoor in de steek gelaten voelen door de overheid;

overwegende het belang van schapen in ons landschap;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat ook deze kleine schapenhouders in aanmerking komen voor toeslagrechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 434 (21501-32).

De heer Koopmans (CDA):

Nu mevrouw Jacobi zo royaal haar liefde betoont aan de toeslagrechten, ben ik benieuwd of de liefde van de PvdA voor die toeslagrechten er ook in den brede is en ook blijft. Of is die er alleen voor kleine schapenhouders met toeslagrechten lager dan € 500?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Mijn liefde voor toeslagrechten blijkt niet uit deze motie. Dat is uw interpretatie. Ik sta er wel voor dat de toeslagrechten in de toekomst ook gekoppeld worden aan inspanningen voor groene en blauwe diensten. Het mag niet zo zijn dat alleen de groten uit die ruif eten. Ook de kleineren die van groot maatschappelijk belang zijn, moeten dat kunnen doen. Dat is mijn antwoord en dat blijft mijn antwoord.

De heer Koopmans (CDA):

Dan zou ik toch nog een keer ...

De voorzitter:

Dat is echt de laatste interruptie, want wij lopen uit.

De heer Koopmans (CDA):

Ja, we lopen vooral uit omdat het vorige VAO uitliep. En dat ligt niet aan mij.

Ik zou mevrouw Jacobi het volgende willen vragen. Vindt zij nu dat toeslagrechten moeten blijven of is zij nu een showtje aan het opvoeren, waarna zij over twee jaar zegt: heren en dames, boeren en boerinnen, ik wil ze niet meer?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik ga graag heel uitvoerig met de heer Koopmans in debat over de toekomst van de toeslagrechten en over het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar het gaat nu heel specifiek om de oude situatie. Ik vind het echter wel heel belangrijk dat voor deze groep van kleine schapenhouders, en misschien ook kleine varkenshouders, die net niet aan die € 500 toekomen, in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid de toeslagrechten niet meer als inkomenssteun worden gezien, maar dat er een relatie wordt gelegd met de maatschappelijk verantwoorde taken en soms ook juist onthoudingen. Ik vind dit namelijk een groep die misschien een kleine bijdrage levert, maar die in totaliteit voor ons land wel van belang is. Aangezien die rechten vervallen en zij daar geen gebruik meer van kunnen maken en omdat zij om administratieve redenen eerder buiten de boot zijn gevallen, moeten wij hier nog een keer heel goed naar kijken. Ik heb niet voor niets de staatssecretaris verzocht om te bewerkstelligen dat kleine schapenhouders in aanmerking komen voor toeslagrechten.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Het CDA is om principiële redenen tegen het klonen van dieren. Wij vinden het onethisch. Op het gebied van dierenwelzijn zijn tot nu toe bij alle producten van het klonen van dieren grote vraagtekens te zetten. Wij hebben echter wel moeite met het voorstel dat mevrouw Ouwehand heeft gedaan. Dat zou namelijk betekenen dat producenten van reguliere producten moeten aantonen dat de producten niet afkomstig zijn van gekloonde dieren. Dat betekent dat die producten met meer administratieve lasten en meer kosten worden belast. Daardoor ontstaat een concurrentienadeel. Ik begrijp de goede bedoelingen van de motie, maar onbedoeld zal zij tot gevolg hebben dat er sprake is van een concurrentienadeel voor reguliere producten. Dat vinden wij geen goed idee.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik kan mij de bezwaren van de mogelijke consequenties wel voorstellen, maar je kunt je ook indenken dat een gevolg van een Europees signaal dat die producten hier niet welkom zijn, is dat landen die wel investeren in deze ontwikkelingen, zoals de VS en Canada, dat aan hun eigen boeren moeten uitleggen. Dus aan de reguliere boeren die getroffen worden door die controversiële inzet op dat klonen van dieren. Die kant kan het balletje dus ook op rollen. Ziet de CDA-fractie dat ook in?

De heer Koopmans (CDA):

Elke slimme oplossing die ertoe leidt dat er minder of niet gekloond wordt, zullen wij graag steunen, behalve als een onbedoeld effect van een goede inzet is dat het daardoor misschien juist meer gaat gebeuren. Dat is een ingewikkelde afweging. Ik denk daarom dat het goed is dat de staatssecretaris aan de hand van deze motie antwoord geeft op de vraag of hij andere mogelijkheden ziet dan de mogelijkheid die ik schets. Als wij dat antwoord hebben gehoord, zullen wij een afweging maken omtrent deze motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Europese boeren worden hierdoor natuurlijk wel beschermd. Kent de CDA-fractie daar ook waarde aan toe?

De heer Koopmans (CDA):

In welk kader bedoelt u dat?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

In Europa klonen wij niet. Deze maatregelen gaan om het weren van de producten uit landen waar wel wordt gekloond. Europese boeren zullen dus niet aan hoeven te tonen dat zij niet klonen, want het mag hier gewoon niet. Ik zou het heel wrang vinden als zij juist concurrentie gaan ondervinden van producten van gekloonde dieren uit de VS, omdat wij dat niet tegenhouden.

De heer Koopmans (CDA):

Dat betekent dus dat wij aan de buitenkant van de grens diezelfde oefening moeten doen en dat dat men van producten van buiten de EU moet aantonen dat zij niet van gekloonde dieren afkomstig zijn. Dat is een geweldig nadeel voor die producten van buiten de EU die niet gekloond zijn. Dat is een moeilijke afweging.

Voorzitter. Ik heb nog één vraag aan de staatssecretaris en die betreft de dioxinepaling. Wij zouden graag van de staatssecretaris willen horen waarom hij niet met onmiddellijke ingang een vangst- en handelsverbod van deze paling uitvaardigt. Dit gebeurt wel vaker. De minister schrijft dan een brief, waarin hij zegt dat hij het niet meer wil, dat dat vanaf dat moment geldt en dat de wettelijke regeling later komt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Wij hebben gisteren, bij de discussie over de Landbouwraad, uitgebreid stilgestaan bij de mededingingsregels en de marges in de keten. De staatssecretaris heeft toegezegd, ook aan de varkenssector, in Nederland een high level group in te stellen. Die gaat kijken naar de mededinging en de marges in de keten. Op Europees niveau is er al een tijd een high level group zuivel aan de gang. Uit de reactie van de staatssecretaris blijkt dat Nederland daarop niet echt enthousiast anticipeert. Ik roep de staatssecretaris dan ook op om ook aan Europa een vergelijkbaar signaal af te geven. Hij moet de high level group volgen en daar de mededingingsregels wat ruimer willen zien. Die moeten in Nederland worden uitgebouwd. Er ligt al een motie hierover, van het CDA en de VVD, aangenomen in december 2010. Ik hoef dus niet opnieuw een motie in te dienen. Ik hoop van ganser harte dat de staatssecretaris deze motie meeneemt en zich de komende week in Brussel positief inzet bij de discussie over de high level group zuivel.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Mevrouw Snijder spreekt over de high level group zuivel. Kan zij aan de Nederlanders uitleggen wat zij daarmee bedoelt? Straks snapt niemand meer waarover wij het in de Tweede Kamer hebben.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij spraken ook al over de high level group varkenshouderij, in navolging van de high level group zuivel. De high level group zuivel is opgericht op Europees niveau vanwege de vele fluctuaties in de zuivelprijzen in de afgelopen jaren. Er is een specifieke onderzoeksgroep opgestart in Europa om hiernaar te kijken. Daaruit is een aantal bevindingen gekomen. Daarover wordt komende week gediscussieerd.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft een motie ingediend over het klonen. De Nederlandse regering staat zeer negatief tegenover het klonen van dieren in Nederland, in Europa en buiten Europa. Daarover hebben wij geen verschil van mening. Wel hebben wij met mevrouw Ouwehand een verschil van mening over de beste weg om het gekloon zo veel mogelijk tegen te gaan en, waar het kan, uit te bannen. De weg die mevrouw Ouwehand in de motie aangeeft, is geen begaanbare weg. Ik kan daarvoor verschillende formele redenen noemen. Het heeft onder andere te maken met bestaande verordeningen en met dat er geen voedselveiligheidsargumenten spelen. Het is ook in het kader van de wereldhandelsverdragen niet passend.

Wat wil ik wel doen? Ik deel de intentie die aan de motie van mevrouw Ouwehand ten grondslag ligt. Ik zal binnenkort op Europees niveau agenderen welke nieuwe mogelijkheden, beter en effectiever, er zouden kunnen zijn om het doel, waarover wij het niet oneens zijn, naderbij te brengen. Dat zal ik niet doen langs de in de motie voorgeschreven route. De route-Ouwehand lijkt niet goed te werken.

Dan het visverbod. Laat ik maar heel duidelijk zijn. De Kamer krijgt uiterlijk volgende week vrijdag een brief waarin de verschillende mogelijke wettelijke grondslagen staan vermeld voor het instellen van een visverbod. De informatie die ik nu heb, ook van onze juridische adviseurs, is dat de door mij voorgestelde route, via de Wet dieren, de snelste, de effectiefste en de houdbaarste is. Ik wil er toch nog eens goed naar kijken. Het doel is om zo snel mogelijk een deugdelijk visverbod in te stellen, dat ook juridisch houdbaar is. Die brief is er, zo zeg ik toe, uiterlijk volgende week vrijdag. Ik zal daarin ook schrijven wat het nader onderzoek van onze kant heeft opgeleverd. Als het wonder van de heer Koopmans zou geschieden – laten we spreken van het "wonder van Koopmans" – en ineens blijkt dat we dit rechtstreeks kunnen instellen, melden we dat ook uiterlijk vrijdag. Als dit wonder zich eerder aan ons openbaart – en dat weet je nooit met wonderen – dan gebeurt dat zelfs eerder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als het wonder van Koopmans geschiedt, zou dat een grote grap zijn; minister Verburg heeft de Kamer steeds voorgehouden dat er geen wettelijke grondslag was en dat er iets moest worden gecreëerd. Maar wij wachten dit af. Ik zal mijn motie over de dioxinepaling aanhouden tot die brief er is.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 431) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Over het klonen nog het volgende. De motie vraagt met nadruk niet om een specifieke maatregel, maar wel om een inzet om ook de nakomelingen van de markt te weren. Ik denk dat de staatssecretaris het wel met mij eens is dat het anders zou gaan om een wassen neus: je kloont dieren, de EU moet die niet, maar de nakomelingen daarvan kunnen onze markten wel gaan overspoelen. Voor onze boeren lijkt mij dat oneerlijke concurrentie, biologische boeren worden in gevaar gebracht. Ik laat de staatssecretaris juist ruimte om de geest van de motie, die hij onderschrijft, uit te voeren.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben blij met die ruimte en die zal ik volop benutten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De staatssecretaris had nog geen oordeel gegeven over mijn motie met deze duiding. Kan hij misschien zeggen of zij ondersteuning van zijn beleid is, of dat hij het oordeel erover aan de Kamer laat? Ik geef maar wat suggesties.

Staatssecretaris Bleker:

Ik vind dat je altijd even naar de tekst van de motie moet kijken. Maar om haar op die manier te duiden, vind ik eigenlijk een beetje klonen met een motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik leg het nogmaals uit, maar het staat er ook letterlijk: "voor maatregelen die garanderen dat ook nakomelingen" en "niet op de Europese markt komen". De staatssecretaris mag dan zelf uitzoeken ...

Staatssecretaris Bleker:

Zet u daar "onder andere" bij; het is maar een van de manieren en er kunnen ook andere manieren zijn. U kunt ervan op aan dat ik nogmaals in Europa aan de orde zal stellen welke manieren er kunnen zijn om het klonen van dieren buiten Europa zo veel mogelijk tegen te gaan. Daarbij kan ook het weren van producten van gekloonde dieren aan de orde komen. Ik hoor mevrouw Jacobi zeggen dat u maar uw zegeningen moet tellen en dat spreekt mij zeer aan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zal "onder andere" aan de motie toevoegen en haar dan in stemming laten brengen, dan zijn wij allemaal blij.

Staatssecretaris Bleker:

Mooi.

Over het vangstverbod hebben wij gesproken. De motie van mevrouw Jacobi over "naming and shaming" lijkt mij ondersteuning van het beleid, dus dat gaan we doen. De motie van mevrouw Jacobi over de dioxinepaling komt in de brief aan de orde die de Kamer uiterlijk vrijdag ontvangt. Over de motie van mevrouw Jacobi over kleine schapenhouders het volgende. Ik ben gek met schapen, ik ben ook gek met kleine schapenhouders, maar ik moet ook consistent zijn. In 2009 is het een en ander besproken en bepaald, en er zijn afspraken gemaakt, ook met de Kamer. Ik ontraad deze motie, mede op basis van wat destijds tussen Kamer en regering is uitgewisseld, namelijk dat de uitvoering van de motie zeer verregaande lasten meebrengt.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik ga die motie over dioxinepaling aanhouden, vanwege de brief die zal komen.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 433) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De reactie van de staatssecretaris op mijn motie over de schapenhouders had ik wel verwacht.

Staatssecretaris Bleker:

Jammer.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Er is wel een complicatie. We gaan naar een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid op dit punt, de mensen in deze categorie verliezen in de komende twee jaar al hun rechten. Zouden we het niet zodanig kunnen regelen dat deze groep een plek krijgt in het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid, waarbij het ook om groene en blauwe dienst gaat?

Staatssecretaris Bleker:

Als ik hierop "ja" zou zeggen, zou ik wel eens over de rand kunnen gaan. Ik wil hier serieus naar kijken, maar ik geef geen harde toezegging op dit punt. Er is natuurlijk meer overgangsproblematiek: wat doe je met rechten van nu in het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid, met rechten die net zijn verloren enzovoort? Pas op, ik doe dus geen toezegging, maar ik wil hier wel naar kijken.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Als de staatssecretaris de bereidheid heeft om in ieder geval voor deze situaties nadere aandacht te hebben, tel ik ook op dit punt mijn zegeningen.

De voorzitter:

Dus u houdt de motie aan?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 434) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb nog een vraag over het oordeel van de staatssecretaris over de motie van mevrouw Jacobi over naming and shaming. Ik verzoek de staatssecretaris om bij de uitvoering van die pilot wel heel goed rekening te houden met allerlei communicatieve aspecten die te maken kunnen hebben met naming and shaming op het gebied van veevoeder. Dat speelt trouwens bij andere producten ook, omdat mogelijkerwijs op geen enkele wijze bij het bekendmaken van een bepaalde inspectie de volksgezondheid in het geding kan zijn, maar er wel sprake kan zijn van een bepaalde ongewenste stof, misschien zelfs via natuurlijke oorzaken. Daardoor kan een hype ontstaan, die weer leidt tot lagere prijzen. Ik vraag de staatssecretaris om hiermee bij de uitvoering uitdrukkelijk rekening te houden.

Staatssecretaris Bleker:

Dat gaan wij absoluut in den brede doen waar het gaat om het publiceren van inspectierapportages. Samen met minister Schippers heb ik een brief geschreven waarin juist op dit punt staat dat het recht toe, recht aan opsommen van inspectieresultaten voor bedrijven ook een heel raar beeld kan schetsen. Ik ken de passage in de brief bijna uit mijn hoofd. Daaraan zullen wij dus recht doen. Dit sluit aan bij de wens van de heer Koopmans.

Er is nog een vraag gesteld door mevrouw Snijder. Soms is er bij de regering en bij een ministerie ook gewoon sprake van enigszins voortschrijdend inzicht. Wij gaan toch eens wat scherper ons vizier richten op de consequenties van de mededingingsregels voor het functioneren van de agro- en foodwereld, temeer ook omdat het nu ook weer actueel is voor bijvoorbeeld de varkenshouderij. U kunt ervan op aan dat wij daar met een wat meer open mind naar kijken dan in de brief die wij aan u hebben geschreven was verwoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zal straks, om 14.00 uur, worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven