5 Vrijheidsbeperkende maatregelen

Aan de orde is het spoeddebat over het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen in een instelling voor jongeren met een verstandelijke beperking.

De voorzitter:

Dit debat is aangevraagd door mevrouw Wolbert. Ik heb u beloofd dat ik ruimhartig om zal gaan met de spreektijd, maar in de hoop dat u in het aantal interrupties selectief zult zijn.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Sinds gisteravond weet Nederland dat Brendan in isolement vastzit in zijn instelling en dat hij zichzelf vastzet aan de muur, omdat hij een gevaar is voor zichzelf en voor anderen. Verschrikkelijk voor Brendan en zijn familie en voor de medewerkers van de instelling die dit moeten aanzien. Dit roept onmiddellijk de vraag op hoe het zo ver kan komen in een beschaafd land als Nederland.

De PvdA vindt dit geen menselijke zorg en weigert zich neer te leggen bij de constatering dat het nu eenmaal niet anders kan, en heeft daarom dit spoeddebat aangevraagd, gelukkig met steun van alle andere fracties.

Laat ik vooropstellen dat mijn fractie zich heel goed realiseert dat elke dag op talloze plaatsen in Nederland door veel toegewijde hulpverleners wordt gezorgd voor verstandelijk gehandicapten, mensen die soms extreem moeilijk gedrag hebben. Daar is bij mij en bij mijn fractie ongelofelijk veel waardering voor. Laat daarover geen misverstand bestaan.

En natuurlijk, laat ik dat ook nog maar eens zeggen, ik weet als Kamerlid heel goed dat de werkelijkheid vele gezichten heeft, maar daar gaat het wat mij betreft in dit debat niet over.

Dit debat gaat over de vraag hoe het mogelijk is dat deze beelden toch konden worden vastgelegd. De staatssecretaris schrijft in haar brief dat alles volgens plan gaat, dat de instelling keurig tweewekelijks overlegt, dat er genoeg deskundigheid is, dat de inspectie langs is geweest en dat er een zorgplan ligt met bijna een handtekening. Kortom, iedereen heeft gedaan wat hij kon.

En toch zijn er in ons land mensen die vastgebonden worden, die niet naar buiten kunnen. Toch hebben wij een achttienjarige jongen gezien die van zichzelf zegt dat hij zich de laatste jaren is gaan voelen als een oude man.

In plaats dat de staatssecretaris krachtig stelling neemt tegen deze omstandigheden van Brendan en 40 andere mensen in Nederland komt zij niet verder dan te zeggen dat zij het geen wenselijk antwoord vindt op de zorgvraag. De staatssecretaris gaat overleggen hoe er met deze problematiek moet worden omgegaan. Weer een overleg, en de Kamer krijgt weer eens een brief.

De PvdA vindt deze reactie volstrekt ontoereikend. Daarom heb ik aan de staatssecretaris de volgende vragen.

Hoe kan het dat de staatssecretaris niet de ambitie heeft deze onmacht ten aanzien van cliënten, hoe begrijpelijk ook, uit de wereld te helpen?

Hoe kan het dat de staatssecretaris beweert dat het CCE voortdurend wordt betrokken bij de diagnostiek en de consultatie, terwijl het CCE zelf zegt in april 2010 het laatste contact te hebben gehad?

Hoe kan het dat de inspectie twee jaar geleden voor het laatst in deze instelling is wezen kijken naar de omstandigheden van Brendan? En ja, ook de achttiende, na de publiciteit.

Hoe kan het vervolgens dat de inspectie vindt dat het zo mag? Vindt de staatssecretaris dat geen reden om de vraag te stellen of de regels wel deugen? Daarover staat niets in de brief. Wordt het niet eens tijd dat de inspectie ook een overall oordeel geeft over de menselijkheid van de zorg die zij aantreft, in plaats van alleen te constateren dat de regels kennelijk zijn nageleefd?

Tot slot wil ik graag van de staatssecretaris horen of zij het met de PvdA eens is dat het CCE de mogelijkheid moet krijgen veel preventiever op te treden dan zij nu kan. De PvdA zou graag zien dat de staatssecretaris een uitspraak doet of het CCE ook op scholen en op andere plekken waar gedragsproblemen met kinderen zijn dan alleen in de instellingszorg kan worden ingezet.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Hoe ontzettend moeilijk en schrijnend moet het voor de ouders van Brandon zijn geweest om te filmen hoe hun zoon zorg krijgt? Hoe ontzettend triest is het, als een medewerkster via een televisieprogramma haar beklag moet doen over de omstandigheden van de mensen voor wie zij zorgt. Ik spreek mijn respect uit voor de mensen die hebben meegewerkt aan de uitzending van gisteravond. Ik hoop dat de staatssecretaris dat volgt. Ik hoop ook uit de grond van mijn hart dat wij hier volgende week niet weer staan. Want sinds de situatie van Jolanda Venema bekend werd, voeren wij debatten in de Kamer over situaties als deze. De hele Kamer vindt dat wij in Nederland geen mensen moeten vastbinden. Daarover bestaat geen verschil van mening tussen de SP en welke andere partij ook. Allemaal vinden wij dit mensonwaardig. Hoe is het dan mogelijk dat er nu toch een jongen vastgebonden zit?

De huidige staatssecretaris is nog niet lang in functie. Ik hoop van ganser harte dat zij de lijn van de Kamer en de politiek volgt. Wij binden geen mensen vast. Vrijheidsbeperkende maatregelen mogen slechts zelden worden toegepast. Er moet daarbij altijd gezocht worden naar alternatieven. Ik hoop van ganser harte dat zij afstand neemt en dat zij zich er persoonlijk voor zal inzetten dat deze jongeman van achttien jaar zo snel mogelijk weer een waardig bestaan krijgt.

Dit debat gaat niet alleen over Brandon. Het gaat ook over een cultuur in de gehandicaptenzorg. Wat zegt het dat er een televisieprogramma voor nodig is geweest om ons hier dit debat te laten voeren? Wij zijn het zo eens; dit willen wij niet! Er is een inspectie. Daarvan verwachten wij dat die ook toetst of de manier waarop wij de zorg organiseren menswaardig is. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland heeft een brochure uitgebracht. Daarin wordt beschreven hoe een instelling klagende ouders juridisch buiten de deur kan houden. Ik vraag de staatssecretaris om een oordeel over zo'n brochure. Ik vraag haar oordeel over het feit dat een medewerker intern niet aan de bak kan komen. Ik wil ook dat zij dit oplost.

Vandaag ben niet alleen ik, maar is iedereen overspoeld door deskundigen en medewerkers die in de media zeggen en in de kranten schrijven dat dit niet nodig is en dat hiervoor veel alternatieven zijn. De kennis is toch aanwezig? Waarom, waarom zit deze jongen dan vast? Het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) doet veel goed werk. Men schrikt daar af en toe van de nieuwe gedragswetenschappers die werken in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Medewerkers van het CCE zeggen: dat zou kunnen komen door de opleiding, door de bijscholing of door het inwerken. Zij zien dat de kwaliteit van de gedragswetenschappers daalt. Gaat de staatssecretaris samen met dit expertisecentrum en met opleidingsinstituten een plan maken om dit te verbeteren? Ik hoor graag een toezegging.

Verder hebben wij gehoord dat 40 mensen in vergelijkbare omstandigheden leven als Brandon. Ik wil dat de staatssecretaris deze 40 mensen opspoort. Als het er meer zijn, zijn het er meer. Ik wil dat zij op korte termijn een analyse maakt van de situatie. Is die ontstaan door een tekort aan personeel, door een tekort aan middelen of door de opleiding van het personeel? Is de situatie misschien zodanig verstoord dat er geen zorg meer nodig is? Ik wil dat de staatssecretaris op grond van deze analyse bekijkt hoe wij dit gaan oplossen. Wat gaan wij hiervan leren? Wij horen nu dat deze instelling genoeg heeft gedaan. De staatssecretaris zegt dat ook. Weer een ander zegt weer iets anders. Wij moeten over dit soort zaken niet gaan steggelen. Wij moeten een analyse maken en een oplossing vinden. Wij moeten ervoor zorgen dat wij hier nooit meer staan om over dit soort zaken te spreken.

Laat dit een les zijn. In een rapport van de inspectie uit 2004 over deze doelgroep staat dat deze kwetsbare mensen met een rustige en veilige leefomgeving, en een zinvolle en gevarieerde dagbesteding, een goed leven kunnen leiden in redelijk welbevinden. Laten wij uit de situatie van Brandon de les trekken dat wij op deze kwetsbare mensen niet bezuinigen. Ik doe een beroep op de staatssecretaris om zich met hand en tand te verzetten tegen verdere bezuinigingen op deze doelgroep.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Toen mevrouw Leijten het had over het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) maakte zij de opmerking dat er soms sprake is van gebrek aan deskundigheid bij nieuwe instroom in de zorg. Dat is overigens een van de punten die dezelfde inspectie een paar jaar geleden ook vastgesteld heeft. Ik zou willen weten of mevrouw Leijten het eens is met het voorstel van de Partij van de Arbeid om het CCE de mogelijkheid te geven om veel vroeger in te zetten in de ontstaansgeschiedenis van problemen met kinderen, jongeren en volwassenen. Ook bij Brandon was het namelijk zo dat …

De voorzitter:

Punt gemaakt.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat zou heel goed zijn. Ik heb ook gevraagd aan de staatssecretaris of zij samen met het expertisecentrum een plan wil maken voor deskundigheidsbevordering. En ik heb gevraagd of zij van de 40 personen over wie nu wordt gesproken – wellicht zijn het er meer, wellicht minder – die in een vergelijkbare situatie zitten, een analyse wil maken van de vraag: hoe is dat nou gekomen? Er zou best wel eens geconstateerd kunnen worden dat voorkomen had kunnen worden dat de situatie zo schrijnend werd dat er gegrepen moest worden naar het vastbinden van mensen. Daar wil niemand naartoe.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Mevrouw Leijten heeft wel veel woorden nodig om te zeggen of zij het wel of niet met de Partij van de Arbeid erover eens is dat veel preventiever opgetreden zou moeten worden en dat daar ook het CCE voor ingezet zou moeten worden. Als dat een onderdeel van het plan is dat zij vraagt, als zij zegt "dat plan moet ook dat bevatten", dan zijn wij het met elkaar eens. Maar dat hoor ik haar niet zeggen.

Mevrouw Leijten (SP):

Er zijn alternatieven aanwezig en de kennis is er, maar die worden niet gebruikt. Dat vind ik heel kwalijk. Als die kennis toegepast kan worden in het onderwijs, dan zetten wij die daar natuurlijk in.

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. De beelden van Brandon waren afschuwelijk en mensonterend, en riepen veel vragen op. Ikzelf heb 25 jaar gewerkt in de gehandicaptenzorg, ook met deze doelgroep. Ik weet precies hoe het werkt. Ik heb ook cliënten begeleid die helaas wel eens vastgezet moesten worden, bijvoorbeeld omdat zij zulk sterk automutilerend gedrag vertoonden dat zij stukken vlees uit hun arm rukten met hun mond. Het was afschuwelijk om te zien. Ik durf gerust te zeggen dat ik ervaringsdeskundige ben op dat gebied. Altijd werden de maatregelen zeer beperkt toegepast en constant geëvalueerd.

Na het zien van de beelden van gisteravond kwamen gelijk allerlei vragen op mij af. Hoe kan het dat deze jongen, die nog communicatief is, die kan praten in tegenstelling tot veel cliënten met wie ik heb gewerkt, die opdrachtjes kan uitvoeren en die zelf de sleutel onder de deur schuift, op deze manier bejegend wordt? Is werkelijk alles gedaan om uit te zoeken waar dat gedrag vandaan komt? Ik kan mij voorstellen dat ultieme woedeaanvallen moeilijk zijn om mee te werken, maar vaak kan een soort stappenplan opgesteld worden aan de hand waarvan je die agressie kunt waarnemen. Is dat allemaal gedaan? Ik vraag het mij echt af. Ik vraag mij af of het uiteindelijk niet heeft ontbroken aan expertise op dat gebied, als ik hoor dat de zorgverleners bang zijn voor Brandon. De bestuurder die gisteren te zien was tijdens de uitzending, wekte wat dat betreft niet veel vertrouwen. Komt het omdat het personeel gewoon niet goed genoeg getraind is om om te gaan met deze doelgroep? Kortom, heeft de instelling gefaald?

Als de IGZ concludeert dat dit conform de voorwaarden van verantwoorde zorg is, schrik ik. Wat zijn die voorwaarden dan? Als dit zorg is die wij met zijn allen verantwoord vinden, is er nog een hele hoop werk te verrichten. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris hierop. Wat gaat zij concreet doen om deze praktijken aan te passen zodat niet alleen Brandon, maar alle in vergelijkbare situaties verkerende mensen goede, respectvolle zorg gaan krijgen? Laat het alsjeblieft geen incidentenpolitiek zijn. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij concreet gaat kijken naar de 40 bestaande en wellicht veel meer gevallen? En wat gaat zij daaraan doen?

Er is een nieuwe wet op komst: de wet cliëntrechten zorg. Hierin worden de rechten van cliënten in zorginstellingen geregeld, dus ook het recht om naar buiten te gaan en om een zinvolle dagbesteding te hebben. Zorg kan op deze manier afgedwongen worden. In gevallen als deze is dat wellicht een prima middel. Wanneer kunnen we van de staatssecretaris de eerste opzet hiertoe verwachten?

Tot slot. Als iemand ADHD, PDD-NOS, psychische klachten en hechtingsangst heeft en emotioneel zeer beperkt is, mag hij wat ons betreft nooit, maar dan ook nooit, worden omschreven als "uitgeobserveerd". Juist deze doelgroep verdient onze constante waakzaamheid.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is heel erg goed dat de PVV altijd zegt dat er meer geld moet naar de ouderenzorg. We weten dat zich daar vaak schrijnende situaties voordoen. Dat weten we alleen ook van de gehandicaptenzorg. Ik vraag mevrouw Dille dan ook of zij mijn oproep aan de staatssecretaris steunt om niet te bezuinigen op mensen die gehandicapt zijn en bescherming en een veilige omgeving nodig hebben, om te zorgen dat zij een waardig leven kunnen leiden?

Mevrouw Dille (PVV):

Ja, want dat is precies wat er nu gebeurt. Er gaan honderden miljoenen naar de gehandicaptenzorg. Dat weet u net zo goed als ik.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben zeer blij met dat "ja". Ik zal de PVV daar zeker aan houden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ben benieuwd wat mevrouw Dille ervan vindt dat de inspectie langs is geweest in deze situatie. Zij weet vanuit haar oude werksituatie waarschijnlijk ook hoe zo'n inspectieonderzoek gaat. De inspectie heeft geconstateerd dat de instelling zich in principe prima aan de regels heeft gehouden. Zo was er een keurig behandelplan waar een handtekening onder staat, was er tweewekelijks overleg en was er voldoende deskundigheid in huis. Toch is dit de situatie die de inspectie heeft aangetroffen. Daar heeft zij eigenlijk geen oordeel over. Zij zegt: het kan; het mag volgens plan. Wat vindt mevrouw Dille daarvan?

Mevrouw Dille (PVV):

Ongelofelijk, onbegrijpelijk en niet te verklaren. Zoiets mag nooit gebeuren. Ik snap niet dat de voorwaarden zo kunnen zijn dat hiermee akkoord kan worden gegaan. Dat kan gewoon niet.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Toch vraagt u niet aan de staatssecretaris om de regels dan eens scherp tegen het licht te houden en te kijken of de regels wel deugen.

Mevrouw Dille (PVV):

Daar ben ik het helemaal mee eens.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Waarom stelt u die vraag dan niet?

Mevrouw Dille (PVV):

Ik heb die vraag niet gesteld, omdat ik slechts drie minuten spreektijd had en een aantal andere dingen ook moest vragen. Maar ik ben het met u eens. Inderdaad, die regels moeten gewoon verscherpt worden. Het is te gek voor woorden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige sprekers hebben al aangegeven dat dit een aangrijpende situatie is. Ik heb er daarom ook behoefte aan om mijn medeleven te betuigen aan Brandon en zijn familie, maar ook aan de medewerkers die hiermee te maken hebben. Het is ook voor hen een heel moeilijke situatie.

GroenLinks zou willen dat de beelden zoals we die gisteren gezien hebben, niet voorkomen. Het verbaast velen van ons dat dit anno 2011 in Nederland kan voorkomen en dat er blijkbaar nog 40 andere gevallen zijn. De staatssecretaris geeft in haar brief aan dat sprake is van verantwoorde zorg, maar zij geeft daarnaast aan dat zij de mening van de inspectie deelt dat dit nog iets anders is dan dat de geleverde zorg een wenselijk antwoord is op de zorgvraag. Ik vat het zo op dat zij vindt dat de geleverde zorg geen wenselijk antwoord is op de zorgvraag. Zij vindt daarmee GroenLinks aan haar zijde. GroenLinks vindt dat behandeling gericht moet zijn op verbetering, op het geven van toekomstperspectief, zeker bij een jongen van 18 jaar. Er kan dan geen sprake zijn van opgeven. Ik hoor graag dat de staatssecretaris dit ook beaamt.

Dit is een specifiek geval, maar in de Kamer zijn al eerder discussies gevoerd over separeren en isoleren in de ggz. Het vorige kabinet heeft destijds ook actie ondernomen. Staatssecretaris Bussemaker was daar heel voortvarend in en beloofde de Zweedse band uit te bannen. Doet dit kabinet dat ook voor dit soort vrijheidsbeperkende maatregelen? Ik zou graag horen dat de staatssecretaris zich heel nadrukkelijk hierover uitspreekt.

Verder wil ik aandacht vragen voor de situatie van medewerkers. Uit de uitzending bleek dat zij bang zijn om dit te melden en dat zij zich ook niet capabel voelen om hiermee om te gaan. GroenLinks vindt dat er geïnvesteerd moet worden in medewerkers, zowel in kwaliteit als in kwantiteit. Het zou eigenlijk niet moeten voorkomen dat medewerkers op deze manier een zware last krijgen opgelegd.

Tot slot. Ik begrijp uit de brief dat in mei 2008 de Inspectie voor de Gezondheidszorg langs is geweest en dat dit tot gisteren niet meer is gebeurd. Wij hebben de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Ik weet dat het daarbij gaat om gedwongen opname, terwijl het hier gaat om vrijwillige behandeling. Is de staatssecretaris, net als ik, van mening dat er ook bij dit soort ingrijpende behandelingen toch een heel duidelijke monitoring zou moeten zijn en dat de inspectie zich daar veel steviger mee moet bemoeien?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De beelden van Brandon hebben diepe indruk gemaakt. Het emotioneert je als je het ziet: de beelden van zo'n jongen, vastgebonden, die niet naar buiten mag. Het geeft een uitstraling van gebrek aan perspectief en van onmacht, van een gevaar dat in toom moet worden gehouden in plaats van een mens die een zo goed mogelijke verzorging krijgt. Het zijn beelden waarbij je denkt: dit is toch niet Nederland anno 2011? Maar het is wel de werkelijkheid die hier werd getoond.

Het is goed dat de staatssecretaris in de brief die wij hebben gekregen, de feiten op een rij zet, een beeld schetst van wat hieraan vooraf is gegaan en de context aangeeft. Zij gaat in op de individuele situatie en geeft aan dat deze niet op zichzelf staat. Brandon is als het ware het symbool voor circa 40 anderen. Gaat het bij hen om een vergelijkbare problematiek, een "complexe en uitzonderlijke psychiatrische problematiek" zoals het wordt genoemd?

In de brief van de staatssecretaris valt ook op dat zij in feite schrijft: er is geen onachtzaamheid of nonchalance in het spel, maar het is bewust beleid. Er is goed over nagedacht, om het zo te zeggen. Ik zou bijna zeggen: was het maar een fout of een handhavingsprobleem, dan kon het makkelijker en sneller verholpen worden! Het zit echter veel dieper en het ligt veel moeilijker. Ik heb er geen behoefte aan om gemakkelijk een zwartepiet toe te spelen aan mensen die hiermee professioneel bezig zijn geweest, die er hun best voor hebben gedaan om de situatie zo goed mogelijk te laten zijn. Voor de SGP-fractie geldt dat zij niet wil berusten in de perspectiefloosheid, die hier zo schrijnend naar voren komt. Dit moeten wij niet "normaal" gaan vinden. Dat vind ik ook het belang van dit debat en van deze discussie.

Eerder deze week was ik op werkbezoek in een andere setting. Daar hoorde ik over schrijnende situaties waarin het goedgepraat werd dat er werd gezegd: als je voor een dubbeltje geboren bent, word je geen kwartje. Toen kwam er iemand bij staan die zei: zullen wij er voortaan van uitgaan dat iedereen een kwartje is en de mensen ook zo behandelen? Nu weet ik wel dat deze uitspraak niet zo makkelijk op zo'n situatie is toe te passen, maar het gaat mij om de manier van denken: niet te makkelijk berusten in iets vanwege uitzonderlijkheid of complexiteit, maar alles uit de kast halen om na te gaan hoe wij hierin verbetering kunnen krijgen, omdat wij dit niet willen. Dat vind ik de opdracht die wij hierin gezamenlijk hebben: een onvermoeibare inzet om wel perspectief te bieden. Dat is in feite wat de staatssecretaris in haar brief schrijft. Dat onderstreep ik en dat wil ik aanmoedigen.

De staatssecretaris schrijft dat zij een gezamenlijk plan van aanpak zal voorstellen. Wanneer kunnen wij dit verwachten? In hoeverre is geld een probleem? Dat zeg ik niet omdat alles wel op te lossen zou zijn als je er een zak geld instopt, maar omdat in het verleden is gebleken – ik denk bijvoorbeeld aan een situatie die aan het einde van de jaren tachtig heel veel aandacht trok – dat er door de beschikbaarstelling van extra budget ook nieuwe mogelijkheden waren voor het tot stand brengen van een menswaardige situatie.

In hoeverre wordt, zowel bij het inspectietraject als bij het plan van aanpak, gebruikgemaakt van een frisse blik van buitenaf? Bij alle professionals kan immers een zekere bedrijfsblindheid optreden.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. Niemand wil dit. Niemand wil een jongen van achttien drie jaar lang opsluiten en vastbinden of vastgebonden zien. Zijn moeder wil dat niet, de kijkers van het televisieprogramma willen dat niet, de Kamerleden willen dat niet en de staatssecretaris wil dat niet. En ik durf te wedden dat de medewerkers van 's Heeren Loo dat al helemaal niet willen. Daarom kan ik mij aansluiten bij de woorden van de heer Van der Staaij om, als wij dit niet willen, te bekijken hoe wij dit kunnen oplossen en in de toekomst kunnen voorkomen.

De D66-fractie vraagt zich af of alles gedaan is wat in deze schrijnende situatie gedaan had kunnen worden. De inspectie heeft meerdere keren aangegeven dat Brandon behandeld wordt volgens de bestaande wet- en regelgeving. Desondanks zit hij nu al veel te lang vast in deze benarde situatie. Mijn fractie steunt het overheidsbeleid om vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg zo veel mogelijk terug te dringen. Ons standpunt hierin is: zo weinig mogelijk en zoveel als nodig. Tja, je hoopt dat het helemaal niet nodig is. Kennelijk zijn vrijheidsbeperkingen in deze situatie onontkoombaar.

Als ik naar de beelden van de reportage kijk, doemt bij mij de vraag op: wat zou je nog meer en wat zou je anders kunnen doen? Zoals ik net aangaf, is alles gedaan wat gedaan had kunnen worden. De hulpverleners hebben zich die vraag ongetwijfeld allang gesteld en, met alle respect, zij zijn deskundigen op dat gebied. Wat mij betreft is het dan ook niet aan de Kamer om te dicteren hoe er behandeld en begeleid zou moeten worden. Ik vraag echter aan de staatssecretaris of zij kan bekijken of er een mogelijkheid is om in een veel vroeger stadium te signaleren dat zo'n situatie gaat ontstaan. Dit duurt zo lang. Je moet veel eerder weten dat dit gaat dreigen zodat daarop ingegrepen kan worden. Wat gaat de staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat geleverde zorg ook echt het antwoord is op de zorgvraag en dat dit vroegtijdig wordt gesignaleerd?

Het gaat om een relatief kleine groep mensen met een verstandelijke beperking die op een vergelijkbare manier als Brandon in behandeling zijn. Het gaat om mensen bij wie behandeling en begeleiding conform de bestaande wet- en regelgeving niet goed werkt. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris wat zij alsnog kan doen aan de situatie van Brandon en zijn lotgenoten. Ook vraag ik haar wat zij doet als blijkt dat niets werkt. Wat zou je dan nog moeten? Mijn fractie wil heel graag samen werken aan een oplossing voor de langere termijn. Dat kan helaas niet nu, niet acuut, niet van vandaag op morgen, maar wij willen graag in overleg met alle betrokken partijen zorgvuldig naar oplossingen zoeken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. De beelden staan ook op mijn netvlies. Wat dat betreft voel en leef ik niet alleen mee met Brandon en zijn familie, maar ook met iedereen die eromheen staat als zorgverlener of hoe dan ook. Ik ben ook blij in de brief van de staatssecretaris te lezen hoe zij haar gevoel van medeleven verwoordt. Het is nogal wat om die beelden nu overal terug te zien. Dat heeft een enorme impact. Duidelijk is wel dat het hierbij om een heel complexe situatie, een vrij uitzonderlijke situatie gaat. Tegelijk moeten wij ons realiseren dat er tientallen patiënten zijn zoals Brandon met een heel bijzondere zorgvraag.

In geval van extreme zorgvraag kunnen instellingen de hulp inschakelen van het Centrum voor Consultatie en Expertise. Ik heb begrepen dat hier wel extra kosten aan verbonden zijn. Ik ben bang dat dit drempelverhogend zou kunnen werken. Zou de inzet van deze expertise niet kosteloos moeten zijn voor instellingen?

De Stichting Perspectief stelt al veel langer misstanden aan de kaak. Sinds drie jaar wordt zij over die misstanden echter aanmerkelijk minder geïnformeerd, ook omdat haar medewerkers nauwelijks nog binnen institutionele, intramurale voorzieningen kunnen komen waarin juist de ernstiger verstandelijk gehandicapten, maar ook mensen met gedragsproblemen, verblijven. De minister heeft besloten om de subsidies voor dit soort kwaliteitsonderzoek door de cliënt, de familie, te stoppen. Ik denk dat het juist in dit soort situaties heel goed is als dergelijke organisaties hun licht kunnen laten schijnen op situaties die vergelijkbaar zijn met die van Brandon.

Ik heb begrepen dat er nieuwe methodieken in wording en ook beschikbaar zijn. Ik heb bijvoorbeeld gehoord van de Triple C-methodiek, die heel nadrukkelijk ook aansluit bij de belevingswereld van een patiënt, ook als die belevingswereld heel erg angstvol is. Hieraan zijn wel behoorlijke kosten verbonden, maar er zijn kansen. Als wij willen dat mensen zoals Brandon goede begeleiding krijgen, verdienen zij die zorg. De kosten zouden geen probleem en geen argument mogen zijn om geen passende zorg te verlenen. De ChristenUnie is van mening dat wij dit geld voor deze beperkte groep gewoon beschikbaar moeten stellen en dat passende maatregelen gevonden moeten worden. Ieder leven verdient immers bescherming. Altijd moet worden blijven gezocht naar mogelijke andere benaderingswijzen en verbetering van de situatie.

Ik ben erg benieuwd naar de wijze waarop de opgedane kennis ten aanzien van deze problematiek verspreid wordt. Gebeurt dit via de koepel Vereniging Gehandicapten Nederland? Hoe gaat het CCE bovendien hiermee om? Ik ben blij met de contacten die de staatssecretaris met de verschillende organisaties zal aanknopen. Het lijkt mij goed om hierbij ook het Platform VG te betrekken. Ik ben ook erg benieuwd of er op internationaal vlak kennis wordt uitgewisseld en of er ook op internationaal gebied aan methodiekontwikkeling wordt gedaan.

Ik weet niet zo goed hoe ik het volgende moet brengen. Aan de ene kant denk ik dat de media juist een middel zijn om aan het licht te brengen dat er misstanden zijn. Aan de andere kant voel ik mij ook wel wat ongemakkelijk. Ik vraag mij namelijk af of wij allemaal onze verantwoordelijkheid in dezen hebben genomen. Hebben wij allemaal echt goede zorg op het oog? Is goede zorg ermee gediend dat dit zo nadrukkelijk in de media wordt getoond? Misschien is in dit verband een gesprek tussen de staatssecretaris en de publieke omroepen wel waardevol. Ik ben er niet helemaal uit wat in dit kader goed zou zijn, maar misschien zijn er best wel vragen te stellen over de manier waarop nu beelden naar buiten gebracht worden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Welke vragen wil mevrouw Wiegman dan stellen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben vandaag heel eerlijk. De voorbereidingstijd voor dit debat was bijzonder kort, zeker ook aangezien ik zojuist nog in een algemeen overleg zat. Ik kom niet met antwoorden en adviezen alsof ik al helemaal op het juiste spoor ben. Ik leg echter de volgende vraag in ons midden. Wat is in dit verband de verantwoordelijkheid van de zorginstelling, van de media en van de politiek? Wij beogen immers allemaal goede zorg. Misschien moeten wij hierover verder nadenken. Wellicht moeten hierover over en weer gesprekken plaatsvinden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Begrijp ik het goed dat mevrouw Wiegman een ethische vraag stelt bij het uitzenden van deze beelden? Vindt mevrouw Wiegman dat de pers dit niet had mogen uitzenden? Vindt zij dat wij, nu wij die beelden gezien hebben, daar niet op hadden mogen reageren? Wat bedoelt mevrouw Wiegman met de aarzeling bij deze beelden?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wij hebben inderdaad met ethiek te maken. Ik zeg niet dat dit allemaal niet had gemogen en dat wij hier niet over mogen praten. Ik denk dat het juist goed is dat wij over deze zaken praten. Ik hoop dat mevrouw Wolbert echter mijn gevoel van ongemakkelijkheid enigszins deelt. Het is nogal wat, al die beelden die nu zichtbaar zijn. Ik opper dit puur als onderwerp van gesprek. Hoe nemen wij hierin onze verantwoordelijkheid? Dit is het enige wat ik vandaag in alle bescheidenheid naar voren wil brengen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik kan mij heel goed voorstellen dat mevrouw Wiegman ook schrikt van deze beelden. Ik kan mij ook voorstellen dat de mensen die elke dag hiermee werken, zich in alle vertwijfeling afvragen of zij wel op de goede manier bezig zijn. Zij vragen zich ook af op welke manier zij deze situatie kunnen verbeteren. In alle eerlijkheid, hoe had de morele discussie zonder deze beelden kunnen ontstaan? Daar gaat het namelijk om. Het gaat er niet om wie hier steken heeft laten vallen en wie hier zwartepieten aan het toespelen is. Het gaat wat mij betreft enkel en alleen over de morele vraag of wij het in Nederland acceptabel vinden dat kinderen zoals Brandon en volwassenen zoals Brandon vastzitten en niet buiten komen en over het feit dat er kennelijk berusting is bij die situatie. Wij hebben het gisteravond kunnen zien. De directeur van de instelling nodigt iedereen die het beter kan, van harte uit. Ik vertaal dit als volgt: wij weten het niet beter, wij kunnen het niet beter en wij hebben geaccepteerd dat dit even is zoals het is. Zoiets kun je niet schriftelijk laten zien; daar moet je beelden bij hebben.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Mijn antwoord op de morele vraag die mevrouw Wolbert nu stelt, is ook van harte "nee". Dit willen wij niet. Ik vraag mij nu heel sterk af in wat voor land wij wonen als wij de media nodig hebben om deze beelden uiteindelijk op het netvlies te krijgen. Voor mensen die in een zorgorganisatie werken, bieden de media de weg om dingen te melden, aan de orde te stellen, in beeld te brengen voor de mensen die er echt wat aan kunnen doen. Dat gaat niet altijd even goed, het loopt niet altijd soepel, er lijkt wat angst te zijn om dingen naar buiten te brengen. Dat steekt mij heel erg.

Mevrouw Dille (PVV):

Helaas is de waarheid vaak harder dan wij willen weten. Mevrouw Wiegman vraagt zich af of met meer geld betere zorg kan worden geboden. Waarschijnlijk krijgt een cliënt als Brandon zorgzwaartepakket 7. Dat is heel veel geld en het is aan de instelling zelf om daarmee invulling aan de zorg te geven. Ik heb soms het idee dat dat niet altijd gebeurt zoals wij het zouden willen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik denk dat dit een apart debat is: zijn de zorgzwaartepakketten en de daaraan gekoppelde bedragen voldoende? Daar valt een discussie op zichzelf over te voeren. De extreme zorgzwaarte waar deze mensen mee te maken hebben, zit niet zomaar in zorgzwaartepakketten. Ik heb gerefereerd aan de nieuwe methodiek, die nog meer geld vraagt. Ik ben graag bereid om dat geld beschikbaar te laten stellen, los van zorgzwaartepakketten, omdat het om een heel kleine groep patiënten gaat.

Mevrouw Dille (PVV):

Ik wilde juist toelichten dat het niet om de financiën gaat. Het gaat vaak om het ontbreken van kennis en expertise. Dat lijkt nu helaas aan de orde.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dat is goed mogelijk. Over de Triple C-methodiek heb ik mij vandaag laten informeren. De methodiek is vrij nieuw en financieel gezien nog onvoldoende in onze zorg ingebed.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben enigszins verbaasd over de oproep van mevrouw Wiegman om op een ethische manier te kijken naar uitzendingen over misstanden in de zorg. Is zij het met mij eens dat wij deze uitzendingen eigenlijk niet willen, maar dat het niet aan de omroepen is om zich in te houden, maar aan de zorginstellingen? De cultuur van het binnenhouden van misstanden moet doorbroken worden. Dan hoeven die uitzendingen niet meer gemaakt te worden. Mag ik mevrouw Wiegman zo verstaan?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben er enorm voor om die zwijgcultuur in de zorginstellingen te doorbreken. Absoluut. Het is ook niet óf het één óf het ander. Kennelijk zijn er media nodig om bepaalde beelden naar buiten te brengen. Dat roept bij mij heel veel vragen op. Je zou het niet nodig moeten hebben. De cultuur in de zorg zou zo moeten zijn dat mensen heel snel met hun vragen en twijfels ergens terechtkunnen en dat de problemen direct verholpen zouden kunnen worden. Er zou het onderlinge vertrouwen moeten zijn dat er naar oplossingen voor problemen wordt gezocht.

Mevrouw Leijten (SP):

Dit is een voorbeeld van een manier waarop een interruptie kan helpen om elkaar te begrijpen. Mevrouw Wiegman doet feitelijk dezelfde oproep als ik. Hoe moeilijk zal het voor de medewerker en de ouders zijn om dit middel te moeten gebruiken? Wij doen de oproep aan de staatssecretaris om de zwijgcultuur, de cultuur van toedekken te doorbreken. Ik hoop echt dat deze nieuwe staatssecretaris stappen zal zetten, maar ik begrijp dat wij haar daarin zullen aanmoedigen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik stel voor dat mevrouw Wiegman intrekt dat de staatssecretaris met de omroep zou moeten praten. Ik denk dat het veel belangrijker is dat de staatssecretaris met de sector praat en dat de journalistiek haar eigen werk doet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De staatssecretaris moet zeker met de sector praten, maar dat geeft zij ook aan. Ik opper echter ook om het in breder verband bespreekbaar te maken. Je ziet af en toe namelijk ook gebeuren dat de gesloten cultuur juist versterkt wordt door de media-aandacht. De angst kan dan nog groter worden. Wat mij betreft is het echt een kwestie van en-en. Ik ben hier niet om te zwartepieten, ik wil hier gewoon een bepaalde discussie entameren over onze verantwoordelijkheden.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Wat mij betreft is dat iets voor een ander debat. Ik zou het nu graag houden bij het geval van Brandon.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Het zijn heel schrijnende beelden, daar zal iedereen het over eens zijn. Dit is niet wat we moeten willen. Schrijnend voor Brandon, zijn moeder, maar ook voor de hulpverleners en de bestuurders van de instelling. Machteloosheid is het woord dat bij mij is blijven hangen. Maar ik ben het ook eens met de heer Van der Staaij dat het te makkelijk is de zwartepiet uit te delen. Het is zeer complex. Een regel vanuit Den Haag erbij is geen oplossing voor Brandon, of voor de hulpverleners. Ondanks alle inzet, Haagse regels van de IGZ, drukt het voorbeeld van Brandon ons met de neus op de feiten. Het voldoet aan de regels van verantwoorde zorg, maar zegt niets over de wenselijkheid van de zorgverlening en van de zorgvraag. Moeten we dan verantwoorde zorg met regels ophogen en aanscherpen, of moeten we de kleine groep waar het hier om gaat in beeld hebben en houden? Moeten we kijken of we hoe dan ook maatwerk kunnen blijven leveren? Aan welke regelknop we hier in Den Haag ook draaien, je houdt mensen die nergens inpassen, maar dat betekent niet dat we ons er bij moeten neerleggen. We zullen altijd op zoek moeten blijven naar het juiste maatwerk, en we moeten het beste doen wat mogelijk is.

De rol van de politiek is niet om op de stoel van de deskundigen te gaan zitten. Zij werken dag in dag uit met deze mensen. Ze werken elke dag opnieuw heel hard om deze mensen te verzorgen. We lopen tegen de handelingsverlegenheid, maar ook tegen heel veel onmacht aan. We kunnen helaas niet elke situatie oplossen, hoe graag we dat ook willen. Maar de vraag is dan wel: als het gaat om deze kleine groep en we hebben ze in beeld, welke behandelmethodieken zijn er dan wel? Er moeten toch behandelmethodieken in Nederland zijn die hierop een antwoord hebben? Wij luisteren naar de signalen uit het veld, want voor alle betrokkenen is de situatie allesbehalve wenselijk. In de brief lezen we hoeveel aandacht gaat naar Brandon, en met hoeveel inzet in de instelling wordt gewerkt aan de beste oplossing. Maar dan toch dat beeld.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik hoor net zeggen dat er behandelmethoden zouden moeten zijn die hiervoor een oplossing zouden moeten bieden. De instelling waar Brandon verblijft, zegt: wij hebben de oplossing niet. Wat is uw reactie daarop?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dat is heel erg schrijnend. Iedereen doet zijn best, inclusief het CCE, dat om de twee weken bekijkt wat de beste behandelmethode is. Ik voel zelf ook de onmacht: men wil wel, maar er moet toch ergens een behandelmethodiek zijn die wel aansluit op wat Brandon nodig heeft. Daarmee wil ik aangeven wat u al hebt gezegd: we laten het hier niet bij zitten, er is altijd hoop, ook voor deze jongen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat u het er niet bij laat zitten, siert u. Maar de instelling zegt geen alternatieven te hebben. Gisterenavond werd er een uitnodiging aan alle deskundigen in Nederland gedaan: kom ons maar helpen. Deze instelling berust in de situatie dat ze geen goed antwoord heeft op de problemen van Brandon. Wat is uw oproep dan nog waard? Wat vraagt u aan de staatssecretaris?

Mevrouw Uitslag (CDA):

U zegt dat de instelling berust in deze situatie. Dat vind ik wat denigrerend richting de mensen die zich daar dag en nacht voor inzetten. Ik heb de brief van de staatssecretaris gelezen, ik heb contact gehad met de instelling en met verschillende deskundigen. Iedereen doet vreselijk zijn best. Er is geen sprake van berusting: om de twee weken wordt het opnieuw bekeken. Als de IGZ er bovenop zit, als het inderdaad past in de regels voor verantwoorde zorg, maar de zorg sluit niet aan op de zorgvraag, hoe gaan we hier dan mee om? De staatssecretaris schrijft in haar brief dat er 40 schrijnende gevallen zijn, en in de tijd van Jolanda Venema 2500. Voor alle duidelijkheid: dat zijn er nog altijd 40 te veel. De vraag is of deze 40 gevallen in beeld zijn en wat wij daarmee kunnen doen. Hoe kunnen wij, ondanks de kennis en kunde die er kennelijk niet zijn in de instelling en de regio – er is namelijk ook een multidisciplinair CCE-team bij betrokken – deze selecte groep mensen die blijkbaar nergens in past, toch hoop geven en elke dag bekijken wat de beste methodiek is, zodat zij ook hun ware leven kunnen leven?

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De conclusie die mevrouw Uitslag nu trekt, is ook echt mijn conclusie. Ieder van ons heeft dezelfde mensen gesproken en geconstateerd dat er netjes overlegd wordt en dat tweewekelijks een inspectie plaatsvindt. U zegt dat het deze instelling kennelijk niet is gelukt om daar een goed antwoord op te geven. De vraag is dan natuurlijk wat deze instelling nog verder moet doen om het goede antwoord te vinden. Het CCE-team is er overigens niet dit jaar bij betrokken. In april 2010 is de laatste betrokkenheid van het CCE geweest.

Mevrouw Uitslag (CDA):

De staatssecretaris zegt dat het hier gaat om 40 gevallen. Die zijn in beeld, maar hoe houden wij deze groep in beeld en wat kunnen we mensen zoals Brandon bieden? Brandon is een signaal, maar het CDA trekt het liever breder. Jaren geleden werden we opgeschrikt door de beelden van Jolanda Venema. Sindsdien is er heel hard gewerkt in de gehandicaptensector om deze mensen de optimale zorg te bieden die zij nodig hebben. In 1988 ging het om 2500 mensen die door middel van een touw in hun bewegingsvrijheid werden beperkt. Wij lezen nu dat het om ongeveer 40 mensen gaat. Ondanks de goede verbetering van de zorg spreken wij de wens uit dat al deze 40 mensen voldoende aandacht en de best mogelijke zorg krijgen. Het CDA wil kijken naar wat mensen wel kunnen, hoe lastig dat ook is, en niet naar wat mensen niet kunnen. We vragen daarom of de staatssecretaris iets kan zeggen over het uitzicht op de toekomst van Brandon. Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Wolbert vind ik het belangrijk om te onderzoeken hoe nu de hele kennisuitwisseling in Nederland plaatsvindt. Is dat regionaal, landelijk of is dat internationaal? Ik krijg daarop graag een antwoord van de staatssecretaris.

Ik wil tot slot een aantal vragen stellen over de rechterlijke toetsing. De behandeling van Brandon middels een tuigje is door de rechter goedgekeurd, maar waar toetst de rechter dan op en hoe lang mag deze maatregel worden genomen? Moet zij niet ergens toe leiden of dienen? Je kunt om de twee weken wel zeggen dat je nog eens twee weken verder kijkt omdat geen vorderingen zijn gemaakt, maar dat zou het CDA echt te weinig vinden. Ik krijg graag een reactie van de staatssecretaris op deze vragen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik sta met toenemende verbazing te luisteren naar de inbreng van het CDA in dit debat. Ik hoor mevrouw Uitslag werkelijk de ene vraag na de andere stellen. De ene keer zegt zij dat de instelling doet wat zij kan. Dat is ook zo, maar tegelijkertijd zegt zij het niet voldoende te vinden. Zij zegt dat de deskundigheid niet goed genoeg verdeeld is en dat er misschien nog deskundigheid uit het buitenland moet komen. Zij vraagt hoe lang iemand mag worden vastgezet, maar heeft mevrouw Uitslag eigenlijk ook nog ergens een opvatting over of stelt zij in dit debat alleen vragen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dit is een heel bijzondere opmerking van mevrouw Wolbert, want ik heb heel duidelijk gezegd dat het CDA het belangrijk vindt dat wij juist oog moeten houden voor deze kleine groep mensen, die eigenlijk nergens in de zorg past en die recht heeft op de allerbeste zorg die er is. Dat is een heel duidelijk signaal van het CDA. Wij geven ook aan dat het blijkbaar niet met regels kan worden opgelost. Mevrouw Wolbert gaf gisteren in het stukje van EO Uitgesproken aan dat Brandon vanavond uit het tuigje moet. Dat klinkt allemaal fantastisch, maar laten we ook eens teruggaan naar het perspectief van deze jongen zelf. Laten we er eens naar teruggaan dat de mensen eromheen met de handen in het haar er dag en nacht voor proberen te zorgen dat deze toestand helemaal niet voorkomt. Naar mijn idee ben ik dus heel duidelijk geweest.

De rol van de politiek? Wij gaan niet op de stoel van de deskundigen zitten. Ik wil het breder trekken. We zien dat het aantal sinds Jolanda Venema gelukkig en godzijdank is afgenomen, maar ik berust niet in die 40. Dat is dan wel binnen het IGZ-raamwerk, maar het is blijkbaar niet de zorg die nodig is. Hoe kunnen we ervoor zorgen – niet met een sneer naar de mensen die de zorg verlenen, mevrouw Wolbert; dat heeft u mij niet horen zeggen – dat deze mensen voldoende worden toegerust om de optimale kwaliteit te kunnen leveren in de zorg die zij leveren? Ik laat me die woorden dus niet in de mond leggen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ook niet, want ik heb niet gezegd dat het diezelfde avond af moest; liever gisteren dan vandaag. Dat is in overdrachtelijke zin toch net een ander beeld. Laten wij even vaststellen dat ik bovengemiddeld goed weet welke dilemma's mensen in de zorg hebben. Ik heb zelf vaak met deze omstandigheden te maken gehad en ik weet bovengemiddeld goed hoe moeilijk het is om elke dag weer de moed te hebben, de situatie door te lichten en te bekijken wat je kunt doen. Ik vraag aan u …

De voorzitter:

Via de voorzitter, alstublieft.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter, wij zijn allemaal – dus niet alleen het CDA – van mening dat de mensen de beste zorg moeten krijgen die er maar te krijgen is. Dat is niets bijzonders. Dat geldt voor elke cliënt in Nederland. Het gaat erom dat ik van het CDA ook een moreel standpunt verwacht over de zorg voor deze mensen. Ik vind ook dat het CDA moet aangeven of de IGZ in dit geval kan volstaan met het afwerken van de streeplijstjes, waarbij wordt bekeken of er in inderdaad elke twee weken …

De voorzitter:

Ik heb u al een paar keer vriendelijk verzocht om het korter te houden, maar dat lukt niet erg.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik zal beter naar u gaan luisteren, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Wolbert.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Als ik het goed begrijp, heeft mevrouw Wolbert na dit hele betoog uiteindelijk twee vragen, ten eerste wat het morele oordeel van het CDA over dit punt is en ten tweede …

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Wat u ervan vindt dat de IGZ gewoon haar registratielijstje afwerkt en verder zegt dat het voor elkaar is en dat dit mag.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Gelet op ieders inbreng, zijn wij het volgens mij erover eens dat het te makkelijk is om te denken dat wij er vanuit Den Haag een regeltje bij moeten plakken en dat het dan allemaal in orde komt. Daar geloof ik ook niet in.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dat zeg ik ook niet.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Hoe moet het dan wel? Volgens mij verwacht mevrouw Wolbert niet van mij dat ik hier een pasklaar antwoord heb om dit op te lossen. Dat zou ook te makkelijk zijn. Het is wel belangrijk dat wij dit hier aan de orde hebben en dat ik dit breder wil trekken dan alleen Brandon. Ik wil bekijken hoeveel van dit soort schrijnende gevallen, waarbij mensen vastgeketend zijn aan een muur, er in 1988 waren en hoeveel dat er nu zijn. Ik vraag de staatssecretaris hoe wij ervoor kunnen zorgen dat het er straks nul zijn in plaats van 40. Dat is meteen het antwoord op de eerste vraag: dat is wat het CDA wil. Het CDA is niet van de maakbaarheid en gelooft er niet in dat wij hier in Den Haag een regel bedenken en dat het probleem dan ergens in het veld wordt opgelost. Was het maar zo'n feest!

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ken het CDA als een partij die ontzettend veel vertrouwen heeft in de instellingen. Het CDA vindt dat wij ons daar niet te veel mee moeten bemoeien, want daar zitten bestuurders die het met hart en ziel doen. De SP heeft daar wel eens twijfels bij, maar in dit geval vraag ik hoe mevrouw Uitslag oordeelt over het feit dat deze kwestie openbaar moest worden via de media.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik vind deze kwestie heel schrijnend. Zoals u in uw betoog aangaf, heeft de medewerkster – in dit geval de SPH'er – zich niet gehoord gevoeld en heeft zij daarom de stap naar de media moeten maken. Ik vraag de staatssecretaris daarom naar de feitelijkheid van deze totale kwestie. Welke stappen heeft de instelling gezet en is er al aan belletjes getrokken enzovoort? Daarop krijg ik graag antwoord. Er zijn stappen, maar als die stappen en de belletjes niet gehoord worden, kan ik mij voorstellen dat iemand de stap naar de media maakt.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vroeg om een oordeel daarover. Ik heb gezegd dat ik dit een klokkenluidersactie vind. Ik vind het heel knap én heel schrijnend dat ouders en medewerkers dit via de pers moeten doen. Dit moet in een instelling opgelost worden.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ja.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik stel die vraag niet voor niets. Er komt een nieuwe wet onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, die tot dezelfde partij behoort als mevrouw Uitslag, namelijk de wet Zorg en dwang. Daarin wordt aan de hand van de normen voor verantwoorde zorg, waarbij mevrouw Uitslag vraagtekens zet en waarvan zij vraagt of die normen wel goed genoeg zijn, geregeld dat de IGZ helemaal niet meer naar dit soort zaken hoeft te kijken als de instelling van mening is dat die normen worden gehanteerd en dat de rechter helemaal niet meer hoeft te oordelen over het isoleren, vastbinden en drogeren van mensen. Zou mevrouw Uitslag naar aanleiding van deze kwestie niet voorzichtiger willen zijn met het nog verder op afstand zetten van het oordeel van de IGZ en het toezicht op de behandeling van mensen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Mevrouw Leijten heeft niet goed opgelet in het IGZ-debat, waarin mijn college Smilde het woord voerde. Het CDA heeft groot vertrouwen in de IGZ. Er is een kader geschetst waarbinnen verantwoorde zorg moet plaatsvinden. Dat dit is uitgevoerd, blijkt uit de brief van de staatssecretaris. Ik heb dezelfde vraag als mevrouw Leijten: hoe kan het dat dit soort gevallen toch plaatsvindt binnen dat kader van verantwoorde zorg? Het blijkt dat er ongeveer 40 mensen in Nederland zijn die niet passen in de malletjes. Dit zijn schrijnende, complexe gevallen, waarbij geen eenvoudig antwoord is te geven. Ik vraag de staatssecretaris: laten we deze mensen in beeld krijgen en houden, en kijken hoe ze de kwalitatief beste zorg kunnen krijgen. Die hebben zij nodig, maar het zal niet eenvoudig zijn.

Mevrouw Leijten (SP):

Er is enige verwarring ontstaan. Het gaat mij niet om wat de inspectie nu zou moeten doen of de bestaande normen voor verantwoorde zorg. Ik vind wel dat dit beter kan, maar het gaat me om het wetsvoorstel van dit kabinet, van de staatssecretaris van dezelfde partij als mevrouw Uitslag, waarin wordt voorgesteld dat de inspectie helemaal niet meer kijkt naar dit soort situaties. Wil het CDA terugkeren op zijn schreden? Dit vraag ik naar aanleiding van deze schrijnende kwestie en het bericht dat 40 mensen, wellicht wel meer, in dit soort schrijnende situaties zitten. Laten wij dat wetsvoorstel samen met de staatssecretaris veranderen, zodat het niet zo is dat de inspectie straks helemaal niet meer gaat over dit soort gevallen. Dat is namelijk wel wat deze staatssecretaris voorstelt.

Mevrouw Uitslag (CDA):

De IGZ heeft een heel belangrijke rol in het toezicht en blijft die houden. Het is belangrijk om een stap naar voren te zetten, zodat wij dit soort gevallen niet meer via de media te horen krijgen. Wij moeten er iets mee doen op het moment dat het speelt in de instelling. Ook hier houd ik een warm pleidooi voor de deskundige medewerkers van de instellingen. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat zo'n probleem in de instelling wordt opgelost? Dan hoeft men er niet meer mee naar buiten te gaan. Laten wij bekijken hoe meldingen, oplossingen en elkaar inhoudelijk in de gaten houden, beter kunnen worden geregeld binnen de instellingen. Daarvoor wil ik een warm pleidooi houden.

Mevrouw Dille (PVV):

Mevrouw Uitslag sprak erover in hoeverre het personeel kon omgaan met de problemen. Ik ben ervan overtuigd dat het personeel, zoals altijd, zijn uiterste best heeft gedaan. Dat was echter niet genoeg. Mevrouw Uitslag zei: er is toch wel ergens een behandelingsmethode. Is mevrouw Uitslag ermee bekend dat er heel veel van dit soort gevallen zijn, waarmee in andere stichtingen wel op een goede manier wordt omgegaan? Is het niet de verantwoordelijkheid van instellingen om te bekijken of men een best practice kan overnemen?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Dat is mij uit het hart gegrepen. In mijn inbreng heb ik de staatssecretaris gevraagd: hoe zit het met de deskundigheid en de expertise in de instelling, in de regio, maar ook landelijk en in andere landen? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de best practices makkelijk bereikbaar zijn, ook voor de mensen op de werkvloer? Er moet een snelweg zijn voor de kennis in den lande maar ook daarbuiten. Ik vraag de staatssecretaris: hoe staat het daarmee?

Mevrouw Dille (PVV):

Is mevrouw Uitslag het dan met mij eens dat het heel erg raar is dat een bestuurder gisteren tijdens een uitzending pas zegt: wie mij kan helpen, kom maar? Dat had toch veel eerder moeten gebeuren?

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik vond dat meer een hartenkreet van deze bestuurder. Wij praten over deze bestuurder, over de mensen die met deze jongen werken, over Brandon zelf, over zijn moeder. Het is heel complex. Het gevoel dat ik eraan overhoud, is machteloosheid. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat deze gevallen in beeld komen en dat wij hun een toekomst bieden? Het devies is volgens mij om zorg op maat te leveren. Dat is mijn advies en mijn hartenkreet in de richting van de staatssecretaris.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Het verhaal van Brandon is het verhaal van de wanhoop, de wanhoop van een jongen die zegt dat hij zich oud voelt en het liefste naar buiten zou gaan, de wanhoop van Brandons moeder en van de hulpverleners, die ten einde raad moeten zijn. Onze samenleving is terecht getroffen en in beroering gebracht door Brandons verhaal.

Het is verleidelijk om nu tegen elkaar op te bieden in verontwaardiging en dadendrang. De hamvraag is echter: hoe kan het in Nederland in 2011 zo zijn dat een jongen van achttien jaar al drie jaar vastgeketend zit? Hoe kan alle hoop verloren zijn gegaan? Wij hebben een inspectie voor de langdurige zorg, wij hebben een Centrum voor Consultatie en Expertise, dat juist in heel moeilijke situaties paraat moet staan.

De papieren werkelijkheid is op orde. Procedures zijn afgehandeld, checklists zijn ingevuld en toestemming is gegeven, maar waar is Brandons toekomst? Brandon is tegen zijn zin symbool geworden van de wanhoop. Waar wij liever onze ogen voor sluiten, werd gisteren in volle omvang duidelijk. Een mens, een kind nog bijna, gevaarlijk voor zichzelf en zijn omgeving, in zijn vrijheid beperkt. Heeft Brandon op zijn achttiende al zijn eindstation gehaald? Heeft hij uitzicht op nog vijftig jaar in een dwangbuis? Of halen wij alles uit de kast, dag in dag uit?

Als iemand kanker heeft, houden wij vast aan de strohalm van de hoop. Alle nieuwe medicijnen, nieuwe inzichten, nieuwe methoden, alles wordt uit de kast gehaald. Zonder hoop is er immers geen leven, geen volwaardig leven. Wij accepteren die ziekte niet als een gegeven.

Eerder was Nederland in shock bij het zien van de foto van de geketende Jolanda Venema. Ook toen werd gezegd dat er alles was gedaan en dat er geen andere uitweg was. Doordat iedereen zich echter wilde focussen op een oplossing, kwam die er ook. Natuurlijk was het geen huisje-boompje-beestje, zoals ouders wensen voor hun kind. Natuurlijk waren de agressieve buien niet verdwenen. De wanhoop was echter verruild voor hoop. Dat is nu ook de taak voor de instelling en de inspectie. Bied dat perspectief aan de medewerkers en de ouders en Brandon. Zorg dat zij de ruimte krijgen om elke dag van het jaar een uitweg te kunnen zoeken.

Wij hebben gehoord dat de inspectie in 2008 voor het laatst is langs geweest en zijn daarvan heel erg geschrokken. Als zo'n heftige maatregel als een tuig, een dwangbuis, wordt opgelegd, mag dat nooit een eindstation zijn. Het mag een uitzonderlijke noodgreep zijn, maar geen eindstation. Waarom legt de inspectie zo'n maatregel niet op voor een jaar om daarna onophoudelijk te vragen wat er is gebeurd om verandering aan te brengen in de situatie? Welk perspectief gaan wij bieden aan de Brandons van Nederland?

Wij mogen deze mensen, hun ouders en de mensen die voor hen zorgen, niet weg blijven stoppen. Het perspectief moet gericht zijn op ontwikkelingen, alternatieven, nieuwe inzichten, onderzoek en continu op de vraag hoe de balans tussen de vrijheid van de een en de veiligheid van de ander kan worden hersteld. Kunnen wij die cultuurverandering tot stand brengen? Wij accepteren niet dat mensen bezwijken aan ziekten. De mensheid blijft zoeken naar medicijnen en nieuwe behandelmethoden. Soms is er maar een sprankje hoop, maar hoop doet leven. Laten wij Brandon en anderen zoals hij die hoop bieden. Dat is het minste wat wij kunnen doen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik heb aan mevrouw Venrooy-van Ark van de VVD-fractie dezelfde vragen als aan mevrouw Uitslag, omdat hun partijen dit kabinet vormen. Het kabinet is met een wetsvoorstel gekomen inzake zorg en dwang. Dat wetsvoorstel betreft gehandicapten- en ouderenzorg en de vraag hoe wij gaan toezien op de wijze en het moment waarop mensen worden vastgebonden, gefixeerd of geïsoleerd. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de inspectie op afstand te zetten. Is mevrouw Venrooy-van Ark het met de SP-fractie eens dat wij dat naar aanleiding van dit schrijnende geval en de melding dat er nog veertig zulke gevallen zijn in de gehandicaptenzorg niet moeten doen?

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Wij concluderen dat wij hiernaar goed moeten kijken en niet direct in een kramp van meer regels moeten schieten. Het is goed dat er een terugtredende controle is als dingen goed gaan, maar het is ook goed dat er een verstevigde controlemogelijkheid is als dingen fout gaan. Mensen moeten een plek hebben waar zij heen kunnen met een klacht of een vraag en moeten niet gedwongen worden om de publiciteit op te zoeken als zij dat niet durven. Wij moeten niet nu allerlei extra regels en bureaucratie toevoegen, maar nagaan wat als passend toezicht in welke situatie kan worden gehanteerd.

Mevrouw Leijten (SP):

Dit gaat om een wet waarmee regels voor toezicht worden afgeschaft, juist in dit soort situaties. Mevrouw Venrooy stelt terecht de vraag of de inspectie niet vaker moeten kijken als zij weet dat er sprake is van vrijheidsbeperkende maatregelen. In deze wet wordt voorgesteld dat de inspectie daarbij geen rol meer speelt. Ik zou zo graag van de VVD-fractie willen horen dat wij de wet gaan wijzigen op dit punt. De Kamer zou, als de staatssecretaris dat niet doet, moeten zeggen dat de inspectie betrokken blijft bij dit soort situaties, zelfs meer betrokken dan zij nu is.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Wij moeten constateren dat de inspectie in dit geval haar rol niet heeft vervuld. Dat is heel schrijnend. Het is goed om met elkaar te kijken naar een samenspel van regels waarin vertrouwen de boventoon voert, maar controle plaatsvindt als dat nodig is. Het punt dat ik wilde maken, is dat het gaat om een mentaliteitsverandering. Het heeft geen zin om te zeggen dat er meer regels moeten komen of meer geld. De vraag is of er sprake is van een mentaliteitsverandering. Gaan wij uit van de status quo en leggen wij ons bij de pakken neer of besluiten wij als samenleving dat wij dit niet accepteren en gaan wij zoeken naar een nieuw perspectief?

De voorzitter:

Ik zie dat de staatssecretaris meteen kan antwoorden.

Voorzitter: Bosma

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter en leden, ik spreek u allemaal persoonlijk aan. Ik denk dat dit een bijzonder debat is naar aanleiding van een drama, naar aanleiding van een televisie-uitzending gisterenavond waar wij allemaal naar hebben gekeken. Ik heb daar ook naar gekeken. Ik vond het afschuwelijk om zo'n leuke jongen die ook aardig praat tegen je – het lijkt alsof je zelf in die kamer staat – en zijn moeder te zien in deze situatie. Ik heb zelf kinderen en ik weet dat je als moeder alles wilt voor je kinderen. Het moet verschrikkelijk zijn als jouw kind geen toekomst heeft. Dat moet onverwerkbaar zijn. Alleen al ernaar kijken, doet pijn. Het heeft u allemaal opgeroepen om hierover te spreken.

Wat wij delen, is dat wij dit allemaal niet willen: niet voor Brandon, niet voor zijn moeder, voor niemand. Ik mag in mijn functie de aftrap geven voor het onderzoeken wat wij hieraan kunnen doen. Ik heb heel goed geluisterd naar alles wat de leden hebben gezegd, wat in de media is gezegd en wat in praatprogramma's is gezegd. Heel nadrukkelijk heb ik gehoord – dat trek ik mij aan – dat wij het niet moeten opgeven. Ik denk dat dit waar is, dat wij het niet moeten opgeven.

In de zorg zullen altijd heel moeilijke situaties voorkomen. Nederland is heel goed in care, in het zorgen voor mensen die ernstig gehandicapt zijn. Dat doen wij stapje voor stapje. Wij zetten stapjes vooruit. Mevrouw Venrooy merkte heel terecht op dat als iemand kanker heeft, wij tot het uiterste gaan. De verhouding wat dat betreft is inderdaad scheef. Ik pak dit signaal dankbaar op. Er zijn in de care ook heel ingewikkelde problemen, waarvan medewerkers, ouders en instellingen niet meer weten hoe het beter kan. Dan moeten wij als samenleving helpen en zeggen dat we toch met zijn allen op zoek gaan naar een betere oplossing, want dat is ook een vorm van emancipatie ten behoeve van zorg voor de meest kwetsbaren in onze samenleving. Ik beschouw dat natuurlijk als één van de allerbelangrijkste mogelijkheden van mijn functie. Ik begon met het zetten van een stap met de Beginselenwet voor de zorginstellingen. Daarin heb ik het wederkerige gesprek verankerd tussen de directe zorgverlener en de cliënt met zijn wensen. Dat is dus een eerste stap en ik hoop dat die hoop geeft. Het woord "hoop" is gebruikt.

Ik ga naar 's Heeren Loo, want ik wil het zelf zien. Ik wil de situatie zelf snappen en ik wil alle mensen die een rol spelen in dit drama gezien en gehoord hebben, opdat ik een zo eerlijk mogelijk en hopelijk goed beeld heb van wat er gebeurt. Ook zal ik laten onderzoeken hoe het in andere instellingen is, want ik wil heel graag aangeven dat ik geïnteresseerd ben om te helpen in het geval dat instellingen worstelen met problemen en denken dat ze niet beter hebben. Daarbij wil ik ze heel graag ondersteunen. Ik wil het graag horen en ik wil weten hoeveel mensen er in een dergelijke situatie zitten. Het gaat mij niet om de getallen, maar ik wil kunnen inschatten hoeveel mensen – het kunnen heel kleine groepjes zijn, maar dat doet er niet toe – in onze totale zorg achterblijven.

Onderdeel van het luisteren is dat ik van de Kamer gehoord heb dat ze vindt dat de instelling het niet alleen moet doen. Ik ga de knappe koppen, de mensen die er verstand van hebben, bij elkaar halen. Dat zijn niet alleen de mensen die gestudeerd hebben, maar ook het CCE dat hiervan verstand heeft en de personen die voor Brandon zorgen en die dit dus dag na dag hebben meegemaakt. Verder denk ik aan andere instellingen, Misschien zijn er andere instellingen die iets kunnen bedenken. Ik noem cliëntenorganisatie Kansplus en de Koepel. De laatste werd net voorgesteld. Tevens wil ik een aantal slimme mensen buiten de zorg hierbij betrekken, omdat zorgmensen misschien wel "zorgdenken" maar mensen van een heel andere sector, bijvoorbeeld de industrie, ons misschien op een heel inventieve manier kunnen helpen om nog een stapje vooruit te komen. Ik nodig iedereen uit die heel kritisch is en zijn hart verbonden heeft aan dit onderwerp, in die denktank met mij mee te doen. Zodoende wil ik tot de beste oplossing komen voor Brandon, zijn moeder en voor al die jonge en oudere mensen die onze zorg nodig hebben en die van ons afhankelijk zijn. Zij moeten erop kunnen rekenen dat we ze niet in de steek laten.

Ik ga nu de concrete vragen van de Kamerleden beantwoorden.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De staatssecretaris zegt dat zij met de moeder van Brandon wil spreken en dat zij naar de instelling gaat. Daar ben ik blij mee. Zij gaat naar de instelling omdat zij zelf een goed beeld wil krijgen van wat er aan de hand is, maar de inspectie is namens de staatssecretaris al in die instelling geweest. Zij heeft zich een goed beeld gevormd van wat er aan de hand is, eerder dan de staatssecretaris en de Kamer. De inspectie, die dit namens het kabinet doet, zegt dat er niets aan de hand is, dat de regels worden nageleefd, dat iedereen doet wat hij moet doen en dat de staatssecretaris gerust kan zijn. Zij zegt dat deze instelling zich immers aan de wet houdt. Wat zijn de zaken waarnaar de staatssecretaris zelf nog gaat kijken omdat ze de inspectie daarover nog niet gehoord heeft? De inspectie zegt dat de betreffende instelling zich aan de regels houdt. Moeten we dan onszelf niet de vraag stellen of de regels wel deugen? Moet de inspectie zelf ook niet een moreel oordeel vellen over de menselijkheid van de situatie waarin mensen als Brandon worden vastgehouden?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit zijn belangrijke vragen, omdat er misverstanden door worden gecreëerd. In mijn brief heb ik vandaag vermeld dat de inspectie de controle heeft uitgevoerd volgens de regels die de inspectie daarvoor heeft opgesteld. Ook heb ik gezegd dat dit wat mij betreft nog niet betekent dat de gewenste oplossingen gevonden zijn. Inspectie is een toetsingsinstrument. We gebruiken dit instrument om te controleren of afspraken die in het veld gemaakt zijn worden nageleefd. Dat is nog heel wat anders dan het nadenken dat iedere dag in het contact met cliënten gebeurt op de werkvloer. De vernieuwingen in de zorg en de oplossingen voor problemen in de zorg zijn veel nieuwer dan het inspectie-instrument, die dingen kan controleren die al zijn vastgelegd. Als ik op een bepaalde plek ga kijken – dat zal ik zeker niet altijd zelf kunnen doen – neem ik mijn ervaring als creatieve persoon in de zorg mee. Ik neem ook mijn bestuurlijke ervaring en mijn managementervaring mee. Ik kan zelf op bezoek gaan. Als ik zelf niet kan gaan zoek ik andere, zeer deskundige mensen in het veld op, die behalve wat de inspectie toetst ook kunnen zien waarom het niet goed gaat in een organisatie. Dat is het extraatje waar de Kamerleden allemaal om vragen. Dit is een toevoeging op het heel kaal klinkende "de inspectie is geweest en het beantwoordt aan de normen voor verantwoorde zorg". Dat gaat over het toetsingsinstrument. De inspectie meet de kwaliteit van de zorg. De inspectie kan niet de warmte van de zorg meten. De inspectie kan zeker geen moreel oordeel vellen, behalve dat de inspectie op een gegeven moment kan melden dat het onvoldoende is. Dan kunnen wij met zijn allen afspreken dat we iemand sturen die ondersteunend kan bekijken hoe we deze mensen er zo snel mogelijk bovenop helpen. Het gaat dus niet met sancties, boetes et cetera.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik kan niet anders concluderen dan dat de staatssecretaris haar eigen inspectie gaat helpen. Het is namelijk de inspectie die wordt geacht om te kijken naar de bestuurlijke organisatie. Ook wordt de inspectie geacht om te bekijken hoe een organisatie werkt en of er wel voldoende warmte is. Sterker nog, in de checklist die de inspectie rond de normen voor verantwoorde zorg hanteert, staat de vraag of een cliënt wel voldoende warmte en geborgenheid krijgt. Als de staatssecretaris in het kielzog van haar eigen inspectie dezelfde vragen gaat stellen, is de conclusie duidelijk. De staatssecretaris neemt geen genoegen met de antwoorden van haar eigen inspectie. Dat siert haar. De staatssecretaris vindt het bovendien nodig dat haar eigen inspectie geholpen wordt, omdat zij creatiever en anders kijkt.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Het is erg vervelend als je woorden verkeerd worden uitgelegd. Ik ga ze nog een keer uitspreken en nog duidelijker. De inspectie is een toetsingsinstrument. De inspectie bekijkt of de dingen zijn zoals afgesproken is. Instellingen kunnen met ingewikkelde problemen heel grote moeite hebben. Dan kun je constateren dat de zorg een vijf krijgt, of een zes. Daarmee heb je de instelling echter nog niet op weg geholpen. Met creativiteit, met instrumenten en met een keer heel hard doordenken over iets kun je op weg gaan naar een zeven of een acht. Ik stel voor om het volgende aan het systeem toe te voegen. Als de inspectie een vijf geeft aan een instelling, kan een instelling die op hetzelfde terrein een tien heeft, door mij worden ingeschakeld om te helpen. Dat heeft niets met de inspectiecontrole te maken, maar wel met de wens om zo veel mogelijk energie uit de sector positief te gebruiken.

Mevrouw Dille (PVV):

Ik heb een zeer concrete vraag. Er wordt steeds uitgegaan van ongeveer 40 vergelijkbare gevallen. Ik zou graag weten hoe de staatssecretaris aan dat cijfer komt en wat zij gaat doen om ervoor te zorgen dat het precieze aantal boven water komt. Ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen dat het maar om zo weinig gevallen gaat. Het zou me een lief ding waard zijn als dit inderdaad zo is, maar ik geloof daar niet zo in. Ik wil daarom graag weten hoe de staatssecretaris gaat achterhalen hoeveel vergelijkbare gevallen er zijn: kinderen of volwassenen die aan de muur vastgeketend zitten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik ga dat navragen bij de instellingen. Ik heb dezelfde cijfers als de Kamer gekregen. Er is steeds bij gezegd dat helemaal niet bekend is of dit de exacte cijfers zijn. De eerste stap is dus het boven water krijgen van de juiste cijfers. Daarnaast is de situatie voor iedereen anders. Daarom wil ik ook weten waarom men de zorg voor deze mensen zo moeilijk vindt. Zodra ik het aantal weet en de achtergrond heb vernomen, zal ik die informatie met de Kamer delen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik was wel onder de indruk van de eerste woorden van de staatssecretaris. Daaruit sprak zowel betrokkenheid als geschoktheid. Wij delen die gevoelens allemaal. Ik vind het prettig om dit allereerst vastgesteld te hebben. Het zou logisch zijn dat de staatssecretaris nu ook zou zeggen: dit willen we niet. Punt.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Dit willen we niet. Punt. Volgende zin: mensen zijn soms zo ziek, zo gehandicapt, dat we nog geen betere oplossing weten. Ik wil nooit meer aan de Kamer beloven dan ik kan waarmaken. Ik kan op twee terreinen iets beloven.

Door deze situatie is Brandon een symbool geworden voor een grotere groep. We weten niet hoe groot de groep is, maar we weten dat er meer mensen zijn. Voor die mensen gaan we de beste oplossingen zoeken die in Nederland en internationaal beschikbaar zijn, zodat we weten dat we ons best gedaan hebben. Dat is het eerste.

Op een ander terrein kunnen we over het thema vrijheidsbeperking spreken. Ik kom uit de lichting van de ouderenzorg die geen Zweedse banden wil. We zullen samen moeten bekijken hoe we mensen die een gevaar voor zichzelf of voor anderen opleveren, zo zorgvuldig mogelijk de grootste vrijheid kunnen geven zonder ontluisterende methoden te gebruiken en zonder het streven op te geven om deze mensen zich in vrijheid te laten bewegen.

Mevrouw Leijten (SP):

Niemand zal ontkennen dat dit lastige situaties zijn waarbij je goed moet onderzoeken of de veiligheid van de zorgverleners, de medebewoners en de persoon zelf gewaarborgd is. Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft gezegd: dit willen wij niet. Vanmiddag heeft de staatssecretaris een brief gestuurd waarin zij beschrijft dat alles volgens de normen van verantwoorde zorg is. Ik verzoek haar om nu ook te zeggen dat ze hiermee in de toekomst niet langer genoegen neemt. Kan zij bevestigen dat zij zo snel mogelijk met een plan van aanpak zal komen om het vastketenen van Brandon en 40 anderen – misschien zijn het er veel meer – niet langer te laten tolereren door de inspectie? Zegt zij dat zij dit zo snel mogelijk wil gaan oplossen? Dan kunnen we dit debat naar volle tevredenheid van iedereen afronden en snel op dit onderwerp terugkomen. Anders blijven we hangen in mooie woorden, maar komen we niet tot de overeenstemming dat de situatie daadwerkelijk gaat veranderen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb gezegd dat ik eerst zou luisteren. Ik heb goed geluisterd. Ik heb gezegd dat ik vrijheidsbeperking een van de ergste dingen vind die je een cliënt kunt aandoen. Mevrouw Leijten vraagt mij om nu te zeggen dat dit nooit meer zal gebeuren, maar dat kan ik niet. Ik zie aan de reactie van mevrouw Leijten dat zij het niet zo bedoeld heeft. Ik kan haar nu toezeggen dat uit hetgeen ik in gang zal zetten met de door mij genoemde betrokkenen, zal voortkomen dat zij straks de media niet meer nodig hebben om te horen dat iemand vast zit, terwijl wij dat niet wisten. Dan zullen de zorgvuldigheidsregels zijn toegepast en dan zullen de criteria zijn gehanteerd. Wij kunnen er dan op vertrouwen dat het niet anders kon en dat er met grote regelmaat gekeken wordt of het nog wel nodig is. Kortom, wij moeten een situatie creëren die wij kunnen accepteren, want daar gaat het vanavond om. Wij hebben iets gezien dat wij niet kunnen accepteren. Wij moeten ernaar toewerken dat wij accepteren – daar helpt de Kamer mij bij door te sparren – dat het is zoals het is.

Mevrouw Leijten (SP):

De staatssecretaris en de Kamerbrede wens zitten heel dicht bij elkaar. Ik heb de afgelopen jaren veel debatten gevoerd over de kwaliteit in de gezondheidszorg. Daarbij is altijd gezegd: u kunt ervan op aan dat de instellingen zuiver melden dat zij het allemaal goed doen en dat wij niet te maken hebben met situaties zoals die van Jolanda Venema uit 1988. Nu, in 2011 hebben wij echter Brandon. Kunnen wij het volgende afspreken? De norm is dat er niet wordt vastgebonden. Op het moment dat dit wel gebeurt, moet de inspectie op gezag van de staatssecretaris – zij zal niet achter al die veertig of meer gevallen aan kunnen gaan – er zo snel mogelijk voor zorgen dat vastbinden overbodig is. Als dat niet kan, moet er op een andere manier menswaardige zorg worden geboden. Kunnen wij dat afspreken? Kan de staatssecretaris daarbij aangeven op welke termijn dit mogelijk is? Als zij beide vragen bevredigend beantwoordt, is dat een heel mooie uitkomst van dit debat.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik vind dit een goede oplossing. Ik dacht dat wij het beter geregeld hadden, omdat het wettelijk is geregeld. Ik zal dat laten uitzoeken. Zoals mevrouw Leijten het voorstelt, is het prima.

Mevrouw Leijten (SP):

En wanneer? Ik heb twee moties voorbereid. Ik heb ook gevraagd naar deskundigheidsbevordering in samenwerking met het consultatiecentrum. Ik heb ook vragen gesteld over de inspectie en over de lijst. Daarbij ben ik ervan uitgegaan dat wij in maart van de staatssecretaris horen hoe het ermee staat. Ik snap dat de staatssecretaris gesprekken moet voeren en dingen moet onderzoeken. Er ligt heel veel, dus ik snap heel goed dat dit morgen niet af kan zijn. Het zou heel mooi zijn als de staatssecretaris kan toezeggen dat de Kamer hier in maart aanstaande op kan terugkomen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik kan dit heel goed toezeggen. In het regeerakkoord heb ik beloofd dat de inspectie sneller en gerichter in actie zal komen. Dit is een onderwerp waarop die belofte van toepassing is.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Ik had voor een deel dezelfde vragen als mevrouw Leijten. Bij die laatste toezegging komt een nieuwe vraag bij mij op. In maart komt de Kamer hierop terug, maar hoe lang zit Brandon nog in deze situatie? Ik vind het bewonderenswaardig dat de staatssecretaris heel veel wil luisteren. Tegelijkertijd is er door de IGZ en het CCE al heel veel gewisseld waar wij als buitenstaanders niets van wisten. Wat kan dit nog extra opleveren en hoe wil de staatssecretaris snel handelen? Eerst zei zij dat zij het nu wil veranderen, maar wij weten allemaal dat dit lastig is. Wij willen Brandon niet tot maart in deze situatie zien.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit zijn twee verschillende dingen. Met mevrouw Leijten heb ik zojuist een beleidsmaatregel besproken. Mevrouw Dijkstra stelt nu een vraag die zich op het individu, op deze jongeman richt. Voor zover ik goed geïnformeerd ben, was er in zijn zorgplan een reeks van activiteiten gepland. Daarin zou hij nu kortdurend, tijdelijk, verhuizen naar een andere plek om daarna weer terug te komen in zijn gerenoveerde appartement. Dit is net gebeurd op het moment waarop twee fasen in zijn zorg zich kruisten. De eerstvolgende stap is dus dat hij naar elders gaat. Ook weet ik dat er al vele pogingen zijn gedaan om aan de noodzaak van een gepaste woonomgeving voor hem tegemoet te komen. In die nieuwe situatie is daar weer optimaal naar gekeken. Daarin heb ik, voor zover wij binnen dit debat met elkaar tevreden zijn, op dit moment alle vertrouwen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Kan de staatssecretaris dan ook aangeven op welke termijn dat gaat gebeuren? Is dat deze week nog of wordt dat volgende week of …?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik moet dat morgen bespreken. Daarom wil ik daar natuurlijk ook naartoe. Ik kan mij ook voorstellen dat er, juist doordat dit allemaal gebeurt, in de situatie dingen zijn veranderd. Dit kan ik de Kamer niet toezeggen. Het is ook niet mijn bevoegdheid om het te doen, maar ik ga er morgen heen en men kan erop rekenen dat zich dit in het beste belang van Brandon verder zal ontwikkelen.

De voorzitter:

De staatssecretaris continueert haar betoog.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Er zijn inderdaad een heleboel vragen gesteld, die ik nog wil beantwoorden.

Mevrouw Dille en mevrouw Dijkstra vroegen of het goed onderzocht is. Het is een heel ingewikkelde situatie. Vooralsnog heb ik niet de indruk dat het ligt aan omissies, fouten of onzorgvuldigheden. Daarmee kom ik bij de heer Van der Staaij die had aangegeven: was het maar zo dat het lag aan onzorgvuldigheden, omissies of fouten; wij moeten de zaak wat dieper bekijken. Daar ben ik ook op ingegaan.

Mevrouw Dille en mevrouw Leijten hebben gevraagd om de criteria voor vrijheidsbeperking. Daarop ben ik al ingegaan. Die criteria bestaan op dit moment en ik wil die extra aandacht geven. Ik zie dit soort dingen ook in samenhang met de emancipatie van de zorgsector, die heel veel aangrijpingspunten biedt. Daar zal ik dus nog veel vaker met de Kamer over spreken.

Dan kom ik bij de rol van het CCE. Mevrouw Wiegman vreesde dat er een verkeerde financiële prikkel bij was. Ik ben geïnformeerd dat dit niet zo is, en anders moet dat niet zo zijn. Bij de ondersteuningsmaatregelen moet dus meegenomen worden dat wij dit kunnen faciliteren, mocht dat al zo zijn.

Mevrouw Wolbert vroeg waarom het CCE niet langs is geweest. Men is echter een aantal keren langs geweest, met name om de nieuwe woonvoorziening te bekijken.

Wat de opleidingen betreft kan ik mevrouw Leijten vertellen dat de aanbevelingen voor expertiseverbetering die het CCE zal doen, natuurlijk zullen worden meegenomen. Ik wil iedere keer benadrukken dat je medewerkers in de zorg niet een chip in hun oor kunt doen met expertise. Dat kost inzet en dat kost tijd. Daar moet je in investeren.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, één korte vervolgvraag graag.

Mevrouw Leijten (SP):

In 2004 stelde de inspectie al vast dat er problemen waren met de deskundigheid van bijvoorbeeld gedragsdeskundigen in de instellingen. Het CCE ziet het niveau dalen. Ik vroeg om, in samenwerking met het CCE, de inspectie, en wat mij betreft ook de instellingen, een plan te maken om dat te verbeteren. Is er een probleem met nascholingsprogramma's? Is er een probleem met de opleidingen? Is er een probleem met de prijs van nascholingsprogramma's? Dat soort zaken moeten gewoon uit de weg, want wij zijn het er allemaal over eens dat het goed is als het niveau stijgt. Dan kunnen wij dit soort zaken namelijk voorkomen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nu is de agenda voor dit overleg ook ingevuld. Dat plan verschijnt dan dit voorjaar. Iedereen kijkt overigens verbaasd omdat wij het zo eens zijn. Dat is wel een grappige gewaarwording in zo'n rare situatie met verdrietige voorbeelden.

De eigen bijdrage heb ik al genoemd. Op de vraag van mevrouw Wiegman dat kennis wordt verspreid en gedeeld, heb ik in zijn algemeenheid al iets gezegd. Ik bedoel dat ik, in de meest concrete vorm die er bestaat, de best practice wil inzetten voor de instellingen die het moeilijk hebben. In de emancipatie van de care zoek ik natuurlijk ook naar nieuwe wegen. Dat is vanavond ook aan de orde.

De rechterlijke machtiging is op zich goed geregeld. Er is weer een rechterlijke machtiging afgegeven. De jongen waarover we het hebben, is net achttien jaar geworden. Dat maakt het wel spannend, want daarmee zit hij op de grens van diverse juridische compartimenten. Dat proces loopt net. Vanwege de privacy wil ik daar niet te diep op ingaan. Ik heb in ieder geval gezien dat dit zorgvuldig gebeurt.

Er wordt niet bezuinigd op deze mensen. Ik weet niet of ik bedragen moet noemen, want dat lijkt me niet kies. Die extra zorgzwaarte is echter van toepassing. Ik heb op geen enkele wijze in dit verhaal de indruk dat het een kwestie van geld is. Integendeel, er is intensief naar oplossingen gezocht en er zijn maatregelen genomen die grote bedragen hebben gekost. Die zijn tenietgedaan. Daar gaan we het verder ook niet over hebben, want dat vind ik niet kies. Geld heeft in dit geheel in ieder geval geen rol als veroorzaker gespeeld.

Er werd gevraagd wanneer de brief over de beginselenwet naar de Kamer komt. Ik heb die vorige week verstuurd. Het is jammer als iemand dat heeft gemist.

Mevrouw Leijten vroeg naar de brochure van de VGN. Die brochure kan behulpzaam zijn als er sprake is van een klacht. Ouders moeten kunnen klagen. Er zijn diverse wetsvoorstellen in de maak op dit punt. Het is sowieso mijn bedoeling dat de klacht zo vroeg mogelijk wordt gehoord. Het wetsvoorstel voor de beginselenwet is daar ook een stap in. De klacht moet gehoord worden voordat zij gepaard gaat met emoties van hopeloosheid en frustratie. In de brochures zal deze reeks van wetgeving ook moeten komen te staan. Mensen moeten via een brochure niet ontmoedigd worden om te klagen. Ik zal dat nagaan. In antwoord op een vraag van mevrouw Uitslag kan ik zeggen dat er in dit geval bij mijn weten – ik zal dat morgen nagaan – geen klacht was ingediend. Er was geen sprake van verstopte kanalen of niet goed verlopen procedures. Het kwam op een andere manier.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman mag een korte vervolgvraag stellen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb nog geen vraag gesteld, dus van een vervolgvraag kan volgens mij geen sprake zijn. De inspectie is van mening dat de geleverde zorg niet zo maar een wenselijk antwoord op de zorgvraag was. Dat heeft de staatssecretaris ook in de brief geciteerd. De staatssecretaris zegt ook dat geld in deze situatie niet het probleem was. Dat wil ik voor vandaag wel aannemen. Ik heb echter ook begrepen dat nieuwe methodieken en vormen een stuk duurder zijn. Zelf noemde ik al de Triple C-methodiek. Het lijkt me niet eenvoudig om fors duurdere technieken te implementeren, omdat dat niet automatisch zo geregeld is.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat is zo. Ik heb de oplossing ook niet voor handen. Die heb ik ook nog niet toegezegd. Iedereen weet dat ik naar de budgettaire consequenties zal moeten kijken. Dat neemt niet weg dat we moeten blijven zoeken naar betere oplossingen voor het probleem dat je iemand zijn vrijheid ontneemt.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Geldt daarvoor dat we binnen de care een financieringssystematiek zouden moeten hebben die doorgaat tot er een passend zorgaanbod ligt bij de vraag, zoals we in de cure doorgaan met de behandeling van kanker?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit lijken twee vragen door elkaar te zijn. In de care moet nu al alles in het werk worden gesteld om geen negatieve maatregelen te hoeven nemen. In die zin is er al een prikkel om de meest humane en op de cliënt toegepaste zorg te leveren. Ik weet nog helemaal niet of het financiële consequenties hoeft te hebben om dit anders te doen. Zoals ik net al zei, doe ik mijn best om deze zorg zo goed mogelijk te krijgen. Als mocht blijken dat er een financiële systeemverandering moet volgen, zullen wij die tegenkomen en bestuderen.

Mevrouw Uitslag (CDA):

In tegenstelling tot mevrouw Wolbert, complimenteer ik de staatssecretaris met het feit dat zij niet in hokjes denkt, maar uitgaat van de situatie. Ik vind dus niet dat zij de IGZ controleert, maar dat zij zich juist een betrokken staatssecretaris toont. Dit was een opmerking vooraf.

Ik heb twee vragen. De staatssecretaris geeft aan dat het kanaal van melding waarschijnlijk niet verstopt zit. Zij maakt daarbij een gebaar dat dit volgens haar het geval is en zegt dat het morgen onderzocht zal worden. Ik wil met klem vragen of zij dit laatste inderdaad wil doen. Zijn de stappen voor de melding goed doorlopen? Is het duidelijk waar mensen kunnen melden? Worden de meldingen van de medewerkers ook serieus genomen? Als het wel werkt, op welke wijze zou dit dan onze aandacht kunnen krijgen? Op welke andere manier had dit onze aandacht kunnen krijgen, als dit niet via de media was gegaan? Wij kunnen nu immers spreken over deze kleine groep.

Mijn volgende vraag gaat over de rechterlijke machtiging. Ik heb daar al vragen over gesteld in mijn inbreng. De staatssecretaris zegt dat het wel goed zit, maar dat zij er niet over kan spreken in verband met de privacy. Waarom wordt die rechterlijke machtiging dan getoetst? Hoelang wordt de maatregel getroffen? Waar leidt die maatregel toe? Ik bedoel dit algemeen, dus niet specifiek voor het geval Brandon. Staat er in de rechterlijke machtiging ook iets met betrekking tot de toekomst? Moet die maatregel kwalitatief gezien ergens aan voldoen?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik begrijp de laatste vraag niet precies.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Ik heb een vraag gesteld over de rechterlijke machtiging. De rechter geeft aan dat dit, de manier waarop nu wordt gehandeld, mag. Hoelang wordt die maatregel normaliter getroffen? Zit daar een maximum aan? Volgens mij stelde collega Venrooy in dit verband een jaar voor. Hoeveel jaren zijn daaraan verbonden? Zitten daar grenzen aan of moeten wij die grenzen hier vaststellen? Leidt die maatregel ergens toe? Zit er perspectief in zo'n rechterlijke machtiging? Wanneer wordt zoiets inhoudelijk opgeheven?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik weet dat de rechterlijke machtiging nu voor een bepaalde termijn is afgegeven. Ik noem die termijn niet omdat het hierbij gaat om niet-openbare gegevens uit het dossier. In technische zin heeft een rechterlijke machtiging natuurlijk niet veel zorginhoudelijke aspecten, behalve dan dat die zover vooruitkijkt als mogelijk door iets tot een bepaalde tijd als geregeld te beschouwen. Daarna vervalt de regeling en moet er opnieuw naar gekeken worden.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Mijn andere vraag ging over het kanaal dat verstopt was voor meldingen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit is een heel belangrijk punt. Het gaat in deze vraag weer om tevredenheid; tevredenheid van de cliënten zelf, tevredenheid van de familie en bovendien tevredenheid van de medewerkers. Ik heb geluisterd toen er werd gezegd dat de media nodig waren. In schrijnende gevallen waarin zorg wordt gegeven, blijft het altijd onverwerkbaar verdrietig als het om je moeder, je zus of je zoon gaat. Er zijn namelijk altijd heel afhankelijke mensen in de zorg en dat blijft ook zo. Daar zijn altijd emoties aan verbonden. Bovendien zijn niet alle cliënten aardig voor degenen die voor hen zorgen. Cliënten kunnen soms ook heel onaardig zijn en je kwetsen. Ik heb zelf ook wel eens een klap gehad van een cliënte. Ik vind het dus heel logisch dat er emoties zijn bij medewerkers, bij zorggevers, maar ook bij de familie die de zorg heeft moeten afstaan. Bovendien zijn er emoties bij cliënten die maar moeten wachten op iemand. Juist daarom is de communicatie tussen die drie verschrikkelijk belangrijk. De plekken om de ontevredenheid te signaleren moeten daarom veel makkelijker toegankelijk zijn. Wij hebben nu een heleboel systemen buitenom. Die worden ook buitenom gekozen. Ik doe mijn best om het systeem zo dicht mogelijk bij de cliënt te leggen en ervoor zorgen dat het niet verstopt. Er moet dus een bel zijn voor de cliënt, een bel voor de familie en een bel voor de medewerker. Ik hoop dat wij dan de media niet meer nodig hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de staatssecretaris even alle vragen beantwoordt. Als er dan alsnog vragen zijn blijven liggen, kunnen wij kort om opheldering daaromtrent vragen en daarna bezien of er behoefte is aan een tweede termijn.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord. Wie een vraag niet beantwoord heeft gekregen, moet maar even opstaan.

De voorzitter:

Daar is de eerste al.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik heb gevraagd wat de staatssecretaris vindt van de gedachte om het CCE veel vroeger in de ontstaansgeschiedenis van problematiek in te zetten. Nu gebeurt het als bijna iedereen ten einde raad is. Vaak hebben de kinderen op school voorafgaand aan de opname problemen …

De voorzitter:

De vraag is duidelijk.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dit is een van de vragen die wordt meegenomen in de denktank die ik met het CCE wil beleggen. Hoe vroeg het kan, is moeilijk te zeggen. Bij Brandon was het op school signaleren niet aan de orde. Ik wil het dus niet te breed trekken. Vandaag gaat het om Brandon. Vragen en suggesties hoe het beter kan zijn belangrijk, maar het moet natuurlijk altijd in een zo vroeg mogelijk stadium.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Een vrijheidsbeperkende maatregel wordt vaak voor een jaar afgegeven. Vindt de staatssecretaris dat ook een perspectief voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Na een jaar wordt gekeken wat er is gedaan om ervoor te zorgen dat de maatregel wordt opgeheven.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Een vrijheidsbeperkende maatregel voor een jaar betreft al een heel lange periode. Ik meen dat het in dit geval niet aan de orde is geweest. Er zijn korte episoden van vrijheidsbeperking. Daarna gaat de band of wat het ook is weer af. Als wij het systeem toch bestuderen, moeten wij ook kijken naar de periode van een jaar voor het afgeven van iets wat zeer genuanceerd moet worden toegepast. Dat moet niet automatisch worden gekoppeld. Eens per jaar een controle bij een patiënt voor wie het zo ingewikkeld zorgen is, vind ik weinig. Ik denk dat je veel vaker een vinger aan de pols moet houden om te kijken of het optimaal is.

De voorzitter:

Ik wil even inventariseren of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Maar eerst wil mevrouw Wolbert nog een interruptie plaatsen.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

De inspectie zegt dat de instelling volgens de regels werkt. Moeten wij dan niet kijken of de regels wel passend zijn voor dit soort situaties?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik heb er al wat over gezegd. De regels van de inspectie zijn het resultaat van normen die in het veld ontwikkeld zijn. De normen die het veld ontwikkelt, zijn echter altijd moderner, die zitten nog niet in de regels van de inspectie. Uit de conferenties die ik wil beleggen, uit de emancipatie in de care komen nieuwe opvattingen over goede zorg voort. Zodra ik die heb, komen die in de regels van de inspectie, die er vervolgens op gaat toetsen. Ik wil die nieuwe normen die ik dus nog niet heb, graag onderzoeken en vastleggen. En dan komen ze in het instrument van de inspectie terecht.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Begrijp ik nu goed dat de inspectie met achterhaalde normen werkt?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Nee, dat zou een groot misverstand zijn. Het is helemaal niet wat ik bedoel. De wet wordt op een gegeven moment gemaakt, maar terwijl je de wet aan het maken bent, verandert de samenleving, veranderen de ideeën. Er is een traject. In de samenleving veranderen de opvattingen; dat is de ethische kant van de samenleving. Op een gegeven moment gebeuren er dingen en dan heb je het erover. Dat is wat wij hier nu aan het doen zijn. Vervolgens ga je ervoor zitten om te bekijken of er gemeenschappelijke opvattingen zijn. Dan formuleer je een norm en die norm maak je op een gegeven moment tot regel. Het is een volgtijdelijk traject. Zo is het met de normen in de zorg ook gegaan.

De voorzitter:

Wij gaan over tot de tweede termijn, waarvoor eenieder één minuut heeft.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid dankt de staatssecretaris voor haar reactie in eerste termijn en is blij met de ferme uitspraak dat vastbinden niet mag, en dat zij alles op alles zal zetten om de 40 gevallen die in Nederland kennelijk nog vastzitten, terug te brengen naar nul. Dat is een uitstekend resultaat van dit overleg. Het kan niet vaak genoeg worden gezegd: laten we er vooral met zijn allen ongelooflijk de vaart in zetten, want iedereen doet in deze situatie wat hij moet doen, maar af en toe treedt er berusting op, omdat men niet meer weet hoe het verder moet. De staatssecretaris onderkent dat, en daar ben ik blij mee. Wij wachten haar brief af.

Ik hoor de staatssecretaris eigenlijk ook zeggen dat de checklist van de IGZ ons niet ontslaat van de vraag, of er moreel gezien wel sprake is van menselijke zorg. Zij heeft aangegeven dat zij die normen nog wil bezien. Daarom volstaat de Partij van de Arbeid met één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat voor cliënten met een verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen zo vroeg mogelijk in kaart gebracht moet worden hoe optimale zorg kan worden ingevuld;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat voldoende externe expertise beschikbaar is voor instellingen en scholen, zodat scholen en instellingen het CCE tijdig inschakelen en de problematiek niet kan verergeren doordat geen optimale zorg wordt geboden;

verzoekt de regering tevens, de Kamer voor 1 maart 2011 te berichten op welke wijze dit precies zal worden vormgegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert, Voortman, Leijten en Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114 (24170).

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Toen wij de brief ontvingen waarom wij gevraagd hadden, schrok ik heel erg, ook met het begeleidende nieuws in de media: de instelling heeft goed gehandeld en de regering staat achter het beleid. Terwijl we allemaal het beeld hadden gezien van deze vastgeketende jongeman. De staatssecretaris heeft het in dit debat wel goedgemaakt. Zij heeft laten zien dat ze dit ook niet wil, en dat ze alle mogelijkheden wil aangrijpen om dit te voorkomen en op te lossen. Dat is een goede uitkomst van dit debat.

De staatssecretaris gaat naar 's Heeren Loo. Heel goed. Ik heb in mijn eerste termijn gesproken over de cultuur van toedekken. Ik doe een beroep op de staatssecretaris dat zij spreekt met de mensen die het werk doen daar, met de ouders, en dat ze zich niet laat toedekken. Ik zeg niet dat dit hier het geval is, maar het gebeurt maar al te vaak in deze sector.

Er zijn 40 mensen, en mogelijk meer, die in een vergelijkbare situatie zitten. Wij willen er graag van leren. Omdat het niet geheel duidelijk is of de staatssecretaris en ik elkaar goed begrepen hebben, dien ik de volgende motie toch in. Maar het kan zomaar zijn dat ze niet nodig is, omdat we elkaar wel goed begrijpen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van mensen die langdurig in hun vrijheid worden beperkt;

van mening dat er alternatieven zijn waarmee deze vrijheidsbeperkende maatregelen moeten worden voorkomen;

constaterende dat in de individuele situaties waarin sprake is van vrijheidsbeperkende maatregelen, niet duidelijk is wat er allemaal is ondernomen om dit te voorkomen;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoeveel mensen in de gehandicapten- en ouderenzorg langdurig in hun vrijheid beperkt zijn, om welke tijdsperioden het gaat, een analyse te maken van de oorzaken van het inzetten van deze maatregel, aan te geven welke middelen en voorwaarden nodig zijn om dit te voorkomen en de Kamer hierover in maart 2011 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115 (24170).

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar heldere uitleg. Ik wil nog even benadrukken dat het inderdaad ontzettend moeilijk is om met deze doelgroep om te gaan, maar ook dat er in Nederland ontzettend veel expertise is over de omgang met deze doelgroep. Ik heb vandaag 30 e-mails gekregen van mensen die ermee werken. Zij hebben vragen gesteld en hebben gezegd wat hun opviel. Laten we daar veel meer gebruik van maken; dit is een oproep aan alle mensen die werken met gehandicapten om onderling in overleg te gaan als je er niet uitkomt. De oplossing is vaak dicht bij huis te vinden en dus moet men gebruikmaken van elkaars expertise. Dat wordt veel te weinig gedaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil hier gezegd hebben dat ik veel respect heb voor het optreden van de staatssecretaris. Zij gaf concrete antwoorden en gaf heel duidelijk aan wat zij gaat doen. Morgen reist zij af naar 's Heeren Loo en zij zal ook onderzoeken hoe het bij andere instellingen zit. Het mag dan ook gezegd worden dat je daar waardering voor hebt en dat doe ik bij dezen.

De staatssecretaris heeft ook nog een aantal andere zaken aangegeven, namelijk dat zij wil inzetten op verhoging van de deskundigheid van het personeel. Ook vindt zij het belangrijk om te bekijken wat een wenselijk antwoord op de zorgvraag kan zijn, omdat "verantwoorde zorg" en een "wenselijk antwoord" op de zorgvraag in dit geval niet hetzelfde zijn. We moeten blijven zoeken naar betere oplossingen. Dat heeft de staatssecretaris letterlijk gezegd. Dat vat ik op als een vurige weigering om de behandeling van mensen zoals Brandon op te geven en daar ben ik het zeer mee eens.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook ik wil graag de staatssecretaris bedanken voor de heldere beantwoording. Ik vond de beantwoording invoelend en ambitieus. Dat is ook nodig bij zo'n moeilijk debat. Het is ook zo moeilijk omdat je een balans te bewaken hebt: aan de ene kant moet je de gecompliceerdheid van de situaties erkennen en waardering hebben voor de inzet die ook door professionals gepleegd wordt, maar aan de andere kant mag je de behandelingsonmacht, die eigenlijk uitstraalt uit de beelden van Brandon, niet accepteren. We moeten bekijken hoe we de lat hoger kunnen leggen en hoop kunnen bieden. Naar mijn mening heeft dit debat daaraan bijgedragen. De inzet van de staatssecretaris spreekt ons wat dat betreft ook aan.

Het zou mooi zijn als we het niet meer nodig zouden hebben dat dit soort schrijnende situaties op deze manier naar buiten komt, waardoor veel mensen zich ook gedwongen voelen om veel privacy prijs te geven, maar dat al eerder gereageerd wordt als binnen instellingen aan de bel wordt getrokken. Zo kan een extra stap vooruit worden gezet. Het zou goed zijn als ook daaraan aandacht wordt besteed bij het zoeken naar verbeteringen.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. Ik zal mij kortheidshalve aansluiten bij de waarderende woorden die al door de andere sprekers zijn geuit. Hartelijk dank aan de staatssecretaris. Zij heeft haar betrokkenheid getoond, maar die niet gebruikt om zich te verschuilen achter maatregelen die niet veel doen. Zij heeft aangegeven dat zij hierin voortvarend wil optreden, dat zij perspectief wil bieden aan mensen zoals Brandon die in deze situatie verkeren en dat zij in de toekomst wil voorkomen dat situaties ontstaan waarin toevlucht tot de media moet worden gezocht door mensen die hierbij betrokken zijn. Ik denk dat wij dit allemaal nastreven. Vooral de toezegging dat wij regelmatig op de hoogte worden gehouden, waardeer ik zeer. Daar houden wij de staatssecretaris aan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris graag bedanken voor haar antwoorden, ook op dit moment. Wij voelen namelijk allemaal wel aan dat dit een vervolg zal krijgen. Dat heeft de staatssecretaris ook wel gemeld. Zij gaat op korte termijn in gesprek met de verschillende mensen rondom Brandon. Er zal ook veel naar boven komen. Het lijkt mij ook goed om over die specifieke situatie op heel korte termijn vervolgens ook weer geïnformeerd te worden, zodat wij dat allemaal een plek kunnen geven. Het is ook goed om in maart breder terug te komen op vergelijkbare situaties. Daarom onderstreep ik tot slot de woorden: we moeten niet opgeven; we mogen mensen in situaties zoals die van Brandon niet opgeven en ook in de care moeten wij tot het uiterste gaan.

Mevrouw Uitslag (CDA):

Voorzitter. Wij hebben hier te maken met een heel schrijnend geval en een betrokken staatssecretaris. Wij willen allemaal de allerbeste zorg die mogelijk is. Wij voelen machteloosheid, maar wij zijn ook allemaal op zoek naar hoop. Daar gaf de staatssecretaris in haar beantwoording heel duidelijk blijk van. Daarvoor wil ik haar complimenteren. Zij wil de groep van 40 mensen die in deze complexe situatie verkeert, in beeld brengen en in beeld houden. Daar ben ik erg blij mee. Dit zullen wij als Kamer ook in de gaten houden. In maart komt zij met een terugkoppeling waarbij zij de expertise van verschillende mensen wil bundelen om de positieve gevallen naast negatieve gevallen te zetten om van elkaar te leren. Ik ben zeer blij met die toezegging van de staatssecretaris. Ik denk dat wij dit met elkaar moeten oppakken, want er zijn helaas geen makkelijke antwoorden voor complexe zaken. Ik bedank de staatssecretaris dus voor de beantwoording.

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Ook de VVD-fractie dankt de staatssecretaris voor de beantwoording, de betrokkenheid en het geboden perspectief. Een tuigje is geen eindstation. Daar zouden wij zeer verheugd over zijn, ook al is dat bij deze problematiek een moeilijke term.

Wij kijken uit naar de rapportage in maart. Ik heb in eerste termijn Brandon "een symbool van wanhoop" genoemd, maar ik spreek de wens en de hoop uit dat hij wellicht het symbool van de hoop mag zijn.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Bij de motie op stuk nr. 114 van mevrouw Wolbert, mevrouw Voortman, mevrouw Leijten en mevrouw Dijkstra moet ik de aantekening maken dat ik dekking moet zoeken als er financiële consequenties zijn die ik bij het lezen van de motie nog niet heb doorzien. Laat ik dat benadrukken. Wat de motie uitspreekt, zie ik als een vanzelfsprekend gevolg van het debat. Ik beschouw haar dan ook als ondersteuning van het beleid.

Mevrouw Leijten heeft een motie ingediend en zei daarbij: mochten we elkaar nog niet goed begrepen hebben. We hebben elkaar echter heel erg goed begrepen. Deze motie zie ik als ondersteuning van het beleid.

Mevrouw Leijten (SP):

Dan hoef ik haar niet in stemming te laten brengen. Ik wist het niet zeker; we hadden al uitgebreid met elkaar gediscussieerd. Ik wilde niet de indruk wekken dat ik het volledig met u oneens was, dus ik probeerde het op deze manier. Gezien uw reactie hoeft de motie niet in stemming te komen.

De voorzitter:

Dank u wel mevrouw Leijten, dat wordt gewaardeerd. Aangezien de motie-Leijten (24170, nr. 115) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris, bent u klaar?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik weet niet of het hoort, maar ik wil iedereen bedanken voor de zorgvuldigheid en de inbreng.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij danken de staatssecretaris voor haar aanwezigheid en haar bijdrage aan het debat. Ook bedank ik de direct betrokkenen, van wie een aantal vandaag aanwezig is geweest op de publieke tribune. De overgebleven motie wordt aanstaande dinsdag in stemming gebracht.

Sluiting 18.09 uur.

Naar boven